Hoofdstuk 1: De inleiding

advertisement
Hoofdstuk 1: De inleiding
1. definitie:
a: geschiedenis
rechtsgeschiedenis is metajuridica1
Rechtsgeschiedenis is een metajuridisch vak. Dit houdt in dat het zich niet bezig houdt met
de inhoud van het recht maar het richt zich naar alles wat zich rond het recht afspeelt.
(vakken zoals filosofie, rechtssociologie, geschiedenis,…). Metajuridische vakken helpen ons
bij het begrijpen van de huidige situatie.
“niemand wordt geacht de wet niet te kennen” ( nemo censetur…). Deze stelling is een
juridisch paradigma. Je hebt ze nodig om juridisch te kunnen denken.
De metajuridica houdt zich dus niet bezig met het positieve recht (het heden geldende en
afdwingbare recht) als praktische toepassing maar als wetenschappelijke invalshoek.
geschiedenis dient recht
Tempus regit actum:
“de tijd regelt de vorm van de akte”. Een akte moet aan
de vorm en regels voldoen die gelden in de tijd waarin de
akte is opgesteld.
Vb: Testament werd voor de Franse Revolutie (1789)
opgesteld door een pastoor. Zo een testament
was nog steeds geldig na 1789 ook al mocht de
pastoor toen geen testamenten meer opstellen.
Wetshistorische interpretatie:
kijken naar de voorbereidende werken van de
formele wet. ( wetsontwerp2, wetsvoorstel3,
memorie van toelichting, advies R.v.St., verslag
parlementaire commissie, amendementen)
Rechtshistorische interpretatie:
kijkt naar de juridische context waarin de wet is
gegroeid. Welke normen en waarden waren
er van toepassing in die tijd.
Historisch expertise:
vb: negationisme
Historisch argument constitutionalisme:
1
beroep doen op verworven rechten
Bij de metajuridica gaat men niet kijken naar de inhoud van het recht maar naar alles wat er zich omheen
afspeelt. De metajuridische vakken in 1ste bachelor rechten zijn geschiedenis, sociologie, psychologie, filosofie
en juridische argumentatieleer.
2
door de regering
3
door de senator of volksvertegenwoordiger
Recht dient geschiedenis
De oudste bronnen in de geschiedenis waren juridische bronnen zoals testamenten, vonnissen,
wetten, …
Ook juridische instellingen. Zo zijn we bijvoorbeeld perfect ingelicht over het schilderij
“de gerechtigheid van keizer Otto III” omdat het contract tussen de Leuvense stadsmagistraat
en Dirk Bouts bewaard bleef. We situeren ons in de 15de eeuw. Dirk Bouts was één van de
Vlaamse Primitieven en één van zijn werken werd besteld door een stadsmagistraat van
Leuven. Het schilderij bestaat uit twee panelen en vier scènes.
Continuïteit
Continuïteit is de regel, revolutie de uitzondering. Men moet zich realiseren dat het recht
continu in beweging is. Er is echter een onderscheid tussen materiële en formele continuïteit.
Materiële continuïteit:
wanneer eenzelfde probleem in twee verschillende tijdperken
op inhoudelijk dezelfde wijze worden opgelost maar aan de
hand van andere vormen of termen.
Vb: een absolutistische vorst kan democratischer zijn dan een
democratisch verkozen president.
Formele continuïteit:
geeft de wettelijke aanschijn dat er niets veranderd is, terwijl
de juridische relaties wel degelijk veranderd zijn.
Vb: de schuttersgilden bestaan vandaag de dag nog steeds maar
hebben geen macht meer terwijl ze vroeger zeer machtig
waren.
Historische achtergrond
Indeling van de geschiedenis kan op drie manieren gebeuren:
1. cultureel (recht is cultuur):
Romeinse verovering, Germaanse
volksverhuizing, burchten en heren, christelijke
middeleeuwen, renaissance, verlichting,
romantiek.
2. politiek (recht is macht):
Rome
Merovingers
Karolingers
Capetingers
Graven en Hertogen
Bourgondiërs
Spaanse tijd
Oostenrijkse tijd
Franse Revolutie
2
Napoleon
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
België
3. rechtshistorisch:
gewoonte – receptie4 – nationale wetboeken
De faculteit Gent in de geschiedenis:
De rechtswetenschap is gestart in Bologna in de 11de eeuw. Dit is tevens de start van de
universiteiten. De eerste universiteit in België kwam er pas in 1425 te Leuven.
De Gentse universiteit kwam er in 1817 tijdens de Hollandse periode onder het bewind van
Willem van Oranje Nassau. Het verkreeg zijn autonomie in 1991 tijdens de “Vlaamse”
periode. De plaats van de faculteit was in het Baudelo-Jezuïetenklooster (de huidige
universiteitsstraat). Eerst werd er les gegeven in het Latijn, vervolgens in het Frans en pas in
1930 in het Nederlands.
b. het publiekrecht
Wat is publiekrecht?
Om het onderscheid tussen publiekrecht en privaatrecht te maken moet men niet kijken naar
de aard van de partij maar naar het doel van de partij. Het onderscheid is niet duidelijk en
vaak voor discussie vatbaar.
Het belang van het onderscheid:
1. bevoegde rechtbanken
2. Heuristiek (kunst van het opzoeken)
3. Terminologie (vb: concessie is ook alleenrecht om
private handeling te doen op publiek domein)
Men kan tevens het onderscheid maken tussen subjectief recht en objectief recht. Subjectief
recht is privaatrecht en men dient ermee naar een burgerlijke rechtbank te gaan. Objectief
recht daarentegen is publiekrecht en daar voor is de R.v.St. afdeling administratie bevoegd.
4
het terug opnemen van het recht
3
Je hebt een organiek en een functioneel criterium. Het functioneel criterium houd rekening
met de functie van de uitspraak. Is de uitspraak een 3den bindende beslissen. Zo ja, dan kan
men spreken van een publiekrechtelijke beslissing. Rond dit onderscheid draait de recente
discussie in het onderwijs. Een katholieke school is een private instelling maar maakt wel
3den bindende beslissingen. Problemen omtrent katholieke scholen moeten dus aangevochten
worden bij de R.v.St. ook gaat het om een private instelling.
Een probleem omtrent de keuze van de rechtbanken noemt men een attributieconflict. Dit is
een conflict dat ontstaat als beide rechtbanken zich onbevoegd verklaren. In dit geval bepaalt
het Hof van Cassatie naar welke rechtbank je moet gaan. Het Hof van Cassatie gebruikt twee
criteria:
1. de aard van de partij
2. het doel van de handeling ( algemeen nut? Dan publiekrecht)
Een goed voorbeeld om het onderscheid aan te tonen is de onteigening. De staat heeft het
recht om mensen te onteigenen zonder toestemming van de persoon in kwestie. Natuurlijk zal
de staat dit nooit zomaar doen. Eerst zullen ze vragen om de grond te verkopen en er een
redelijke prijs voor bieden. Als de bewoner akkoord gaat met de prijs en zijn grond vrijwillig
verkoopt dan spreekt men van een privaatrechtelijke overeenkomst.
Als de persoon echter weigert de grond de verkopen en de staat maakt gebruik van zijn
machtsmonopolie om de persoon te onteigenen en hem de waarde van de grond te betalen dan
spreekt men van een publiekrechtelijke handeling.
Het ontstaan van het publiekrecht
Het ontstaan van het publiekrecht vindt men terug in het Romeins recht. De Romeinen
gebruikten de term “ius publicum”5. Dit was toen beperkter dan nu, het had namelijk slechts
betrekking op de eredienst.
De term keert terug in de Middeleeuwen.
Meer bepaalt bij Isidorus van Sevilla in zijn werk “etymologia: lex”. In dit boek geschreven
in 636, verklaart hij het woord lex.
Isidorius is kerkvader en heeft in de 7de eeuw de bestaande juridische kennis een christelijke
draai gegeven en opgeschreven. Hij zegt dat lex een synoniem is voor binding en zowel
privaat als publiek kan zijn.
Gratianus gaat hier verder op in. Hij leefde in Bologna ( veel universiteiten!) en maakte in
1140 het werk “decretum gratiani”. In dit werk vat hij alle kerkrechtelijke wetten samen. Dit
5
publiekrecht bij de Romeinen. De term is echter beperkter dan nu.
4
is de eerste keer in de geschiedenis. Het is dus een overzicht van al het geldende canonieke
recht van die tijd.
Het echte onderscheid komt er pas in de Nieuwe tijd.
In de 16de Eeuw door Wielant (ten tijde van Karel V). Hij leefde hier in Gent en vermelde de
term publiekrecht hier voor de eerste maal. Een kleine eeuw later kwam in Leuven een eerste
boek uit over het publiekrecht. Dit gebeurde door Perez en het was een leerboek over het
publiekrecht. Weer een eeuw later ontstond de eerste leerstoel (vak) over dit onderwerp.
De reden van het ontbreken van een onderscheid in de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd is te
wijten aan de patrimoniumgedachte. De publieke macht is in de handen van de vorst. De staat
werd dus als privé-bezit van de vorst aanschouwd. Als de vorst stierf kregen zijn
nakomelingen elk evenveel en werd het land dus gesplitst. Vandaag de dag is dit uiteraard
niet meer van toepassing.
De blijde inkomst 1356
De blijde inkomst is een grondwet. Het is een afspraak tussen de onderdanen van Leiden en
hertogen van Brabant Johanna en Wenceslas. Het is een verdragsmonarchie6.
De inhoud bevat twee afspraken:
1. de hertogen mogen het land niet verkopen, verpachten,
verdelen,…
2. als Johanna sterft, gaat het land naar Brabant en enkel
Brabantse erfgenamen.
De tekst is belangrijk omdat hier wordt aangetoond dat privaatrecht plaats maakt voor
publiekrecht.
De rechtshistorische oorzaak van het ontstaan van het publiekrecht
Dankzij de receptie (het terug opnemen) van het Romeinse Recht wordt het publiekrecht
teruggebracht. Belangrijk hierbij is de Corpus Iuris Civilis7 het wetboek ten tijde van keizer
Justinianus. Het gaat hier onder andere over de Instituten.
De instituten zijn vier boeken. Deze verklaren dat het recht net als al de rest bestaat uit vier
essentiële bouwstenen: de elementa8. Voor het recht zijn deze:
1. de personen
2. de zaken
→ B.W.
3. de manier waarop zaken verhandelt worden
4. de manier waarop geschillen beslecht worden
→ Ger. W.
6
Monarchie houdt in dat de koning de macht heeft. Bij het begrip verdragsmonarchie komt daar nog eens bij dat
er een afspraak is tussen de bevolking en het vorstenpaar.
7
Het wetboek ten tijde van keizer Justinianus
8
water, vuur, lucht en aarde
5
De personen die geleerd zijn en afgestudeerd zijn in deze instituten noemen we legisten en
civilisten en worden ambtenaren van de vorst die hem bijstaan in de homologatie9 (het
bestaande gewoonterecht kracht van wet geven door het optekenen ervan).
2. Doel
a. Publiekrechtelijke basisbegrippen
De juridische terminologie is strikt maar toch evoluerend. Dit wil zeggen dat de begrippen
die we in de rechten gebruiken een zeer beperkte betekenis hebben in het tijdsvak waarin men
het gebruikt. De betekenis van de begrippen kan echter veranderen in de loop van de
geschiedenis. Een voorbeeld hiervan is het begrip “monarchie” wat vroeger een zeer sterkere
betekenis had dan nu.
De betekenisgeving gebeurt door de formele bronnen (wet, RS en RL).
Het begrip “legal transplants”10 komt voor als er sprake is van een letterlijke overname uit het
ander recht. Deze overname kan direct (een vreemde heerser voert het in) of indirect (wij
bootsen andere na) zijn.
Rechter
Het begrip komt het eerst voor in de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Hier gebruikte men
de term “richter” of “iudex” (letterlijk: namens de vorst).
Synoniemen zijn schout, amman (komt van ambt-man), meier (vandaag Major in het Engels,
wat burgemeester betekent) en baljuw. De taak van de rechter was tweevoudig:
1. hij maant de rechtbank aan
2. hij neemt de bestuurlijke taken op zich
3. het is dus de voorloper van de openbaar ministerie
Wel moet men opmerken dat tijdens het Ancien Régime (tijd van de absolutistische vorsten in
Frankrijk waarvan Lodewijk XIV de belangrijkste telg is) de rechter behoorde tot de staande
magistratuur. Met het begrip rechter in de hedendaagse betekenis is de zittende magistratuur.
9
Het bestaande gewoonterecht kracht van wet geven door het optekenen ervan
Dit is een letterlijke overname uit een ander recht. Dit kan direct (de vreemde heerser voert het hier in) of
indirect (nabootsen van anderen) zijn.
10
6
Staat
De staat komt etymologisch gezien van “status rei publicae. Hij heeft een brede en
onbepaalde vorm met drie basiselementen:
1. een eigen grondgebied
2. een eigen volk
3. een eigen gezag (waaruit mijn kan afleiden dat het ook een
eigen recht heeft)
De staat is een erkende rechtspersoon in het volkenrecht.
Natie
Natie is geen juridisch begrip. De etymologische afkomst is terug te vinden in het woord
“nasci” wat letterlijk “van nature” betekent. Het grote verschil met de staat is dat de natie
eerder een groep is en niet echt een structuur. De drie basiselementen hier zijn:
1. een eigen volk (op basis van generaties)
2. een eigen geschiedenis
3. een eigen taal
Datgene wat de natie bindt is dus het gemeenschapsgevoel. Het wordt juridisch erkend in de
“nationale staat”.
Volk
Dit is een groep mensen die zich onderscheid van andere mensen. Het is gebaseerd op een
gevoel. Het is dus een puur etnologisch begrip.
b. Recht als instrument van macht
Komt later terug in de cursus
c. Inzicht leidt tot relativering en kritiek.
In de common law landen is er geen Romeins Recht. Dit komt enkel door toevallige factoren.
Op het moment van de herontdekking van de Justiniaanse codificaties, waren er in Engeland
sterke vorsten. Ze hadden hun land zelf al georganiseerd en tolereerden geen andere wetten.
Het recht wordt dus bepaald door de politieke macht maar ook door taal, cultuur, klimaat, ook
toeval!!, en dergelijke meer.
7
Het standpunt Thorbecke: Thorbecke was een progressief jurist. Hij leefde in de 19de eeuw
en was verwoed tegenstander van het bicameralisme. Hij was
hoogleraar aan de universiteit van Gent en was architect van de
Nederlandse grondwet in 1848. Vandaar dat men in Nederland
vandaag de dag nog maar één kamer heeft.
Segregatie in Amerika11:
in Amerika was er het conflict tussen de dynamische en de
statische interpretatie van de Amerikaanse Grondwet. In
Amerika heeft men een Supreme Court. Deze moeten de wetten
goedkeuren, toetsen aan andere wetten, bijsturen… Ze kunnen
dit op twee manieren doen:
1. conservatief:
kijken naar wat men bedoelde met de wet
ten tijde van het ontstaan van deze wet dus
het originele doel (statisch)
2. progressief:
kijken daar de rol die een bepaalde wet
vandaag vervult en indien nodig
aanpassen. (dynamisch).
Zo stond de segregatie lange tijd in de Amerikaanse Grondwet maar is ze nooit erkend
door het Supreme Court. Later zal dit wel gebeuren.
De geschiedenis is dus een verhaal van trial and error. Recht is één van de belangrijke
middelen van macht. Men moet er zichzelf van bewustmaken dat zelfs dingen die vandaag de
dag als zelfsprekend worden ervaren in de geschiedenis zijn verwezenlijkt door een kleine
minderheid. Een voorbeeld hiervan is stemrecht voor vrouwen. Als men zich dit realiseert,
zal men kritischer kunnen kijken naar de toestand van vandaag. En niet zomaar alles
blindelings aannemen als goed.
d. Mijlpalen en culturele bagage
Juristen mogen geen cultuurbarbaren zijn. Er zijn termen die je moet kunnen zingen alsof het
je levensspreuk is. Tevens moet je je horizon verbreden door ook eens dingen te lezen die het
recht raken. Voorbeelden zijn rechtsarcheologie12, rechtsiconografie13.
Eén van die rechtsiconografische taferelen werd er in de les besproken:
“gerechtigheid van Cambyses”
Het is een schilderij van het einde van de 15de eeuw en de kunstenaar is Gerard David. Men
kan het heden ten dage gaan bezichtigen in het Groeningenmuseum te Brugge.
Segregatie betekent letterlijk “afscheiding”. Het kwam voor in Amerika en het gaat over de antidiscriminatiewetgeving.
12
Opzoeken van historische bronnen en voorwerpen. Opgraven van materiële stukken en dergelijke.
13
Studie van historische taferelen van schilderijen en andere kunstwerken en afbeeldingen
11
8
Het schilderij bestaat uit vier “scènes” verwerkt in twee panelen:
Scène 1:
Een persoon biedt de oordelende magistraat geld aan. Dit staat
symbool voor corruptie.
Scène 2:
De rechter zelf wordt veroordeeld omwille van zijn corruptie. Hij
krijgt de doodstraf. De uitvoering ervan is deze van levend villen.
Scène 3:
Een gedetailleerde tekening van de uitvoering. De rechter wordt levend
gevild. De kennis van deze straf is afkomstig uit het Midden Oosten.
Scène 4:
De recht is dood: leve de rechter. Het “beroep” van rechter is erfelijk.
In die tijd is er nog sprake van een patrimoniumgedachte14.De ambt van
rechter is een lucratieve bezigheid dus behoort deze tot het
patrimonium. De nieuwe rechter is dus de zoon van de oude. De stoel
van de nieuwe rechter wordt bekleed met het vel van de vorige rechter
als waarschuwing voor corruptie.
e. Tendensen
Doordat men weet waar het recht vandaan komt, weet men ook gedeeltelijk waar het naartoe
gaat. Men kan men soms wagen aan een kleine toekomstvoorspelling. Dit kan men op
verschillende manieren doen. Er is de klassieke these, antithese en synthese van Hegel. Men
kan het recht ook als recurrent (op en neer gaand) bekijken en aan de hand van deze visie een
“voorspelling” doen.
f. Juridische en andere legitimaties
14
Het idee van eigendom primeert hier op alles. Eigendom kan men hier meteen associëren met erfenisrecht.
Ten tijde van de patrimoniumgedachte werd, bij de dood van de koning, het rijk verdeelt onder alle erfgenamen.
De staat werd dus als privé-bezit aanschouwd van de vorst.
9
Waarom heeft een macht macht? Dit is omdat het erkend, aanvaard wordt en omdat het zich
weet te legitimeren. Een Duitse socioloog, economist en historicus Max Weber (einde 19de en
begin 20ste eeuw) bouwde hier een theorie rond. Volgens hem zijn er vier legitimatietypes:
1. charismatische legitimatie:
omwille van het natuurlijk charisma van de
leider. Probleem hier is dat de macht staat of valt
met deze ene persoon.
2. traditioneel legitimatie:
de machtssituatie wordt aanvaard omdat hij altijd
al zo is geweest.
3. rationeel legitimatie:
van toepassing op onze hedendaagse
maatschappij. De “verstandigste”, meest
rationele personen leiden het land.
4. actieve legitimatie:
degene die het beste propaganda maakt, wordt
verkozen tot de leider.
3. aanpak
a. afbakening
We beperken ons in de cursus tot de ratione temporis15 en de ratione loci16. We bekijken dus
het recht in de geschiedenis naarmate het vandaag de dag nog invloed heeft op België en onze
buren.
Hoofdstuk 2:
1. De oudste sporen van het recht
Er wordt wel eens gezegd dat onze religie afkomstig is van Jeruzalem, onze rationaliteit van
Athene en ons recht van Rome. Op dat ogenblik zaten de “oude Belgen” nog met een houten
speer achter everzwijnen te spurten.
In de vruchtbare halve maan ontwikkelde de mens zich veel sneller dan hier. Dit is te wijten
aan de ontdekking van het schrift en andere wetenschappen. Dit is de reden waarom we
15
16
Geschreven bronnen per tijdsvak
Bronnen per locatie. In deze cursus bestuderen we enkel de ratione loci van Vlaanderen en zijn nabijheid.
10
weinig weten over de exacte geschiedenis van onze regionen. Het schrift was hier nog niet
ontdekt dus werd er niets achtergelaten.
In Mesopotamië of Tweestromenland (Tigris en Eufraat) zijn er teksten bewaard van nog eens
2000 jaar eerder. Deze teksten bevatten algemene regels voor de toenmalige bevolking en
worden dus wetteksten genoemd (“recht dient geschiedenis”). Men moet echter rekening
houden met een mogelijke hineininterpretierung door de wetenschappers die deze wetteksten
hebben ontdekt. Wel dient men op te merken dat het inderdaad gaat om algemene regels maar
dat deze niet systematisch zijn opgebouwd en niet formeel exhaustief (volledig) zijn.
Wel dient men op te merken dat het voornamelijk gaat om teksten die de verhouding tussen
de vorst en zijn onderdanen. Dus wat wij publiekrecht zouden noemen. Slecht enkele
privaatrechtelijke aspecten worden toch aangeraakt. Erfrecht, huwelijksrecht en dergelijke
zijn hier voorbeelden van omdat ze een belangrijke functie vervulden in die maatschappij.
De legitimatie van deze eerste teksten was niet rationeel. De teksten waren er niet omdat ze
logisch waren maar omdat ze zo werden voorgesteld aan de vorst.
Het recht was nog geen wetenschap in die tijd. Dus is de vraag wie het recht maakte in die
tijd? Geopenbaard recht is charismatisch, gewoonterecht traditioneel en recht van de denkers
werd rationeel gelegitimeerd.
Pas in de Romeinse tijd zal het recht als een wetenschap aanschouwd kunnen worden. Toen
in 313 na Christus het Edict van Milaan het christendom tot staatsgodsdienst van het
Romeinse rijk werd uitgeroepen, gebruikte de kerk de Romeinse kennis om een eigen
rechtssysteem te ontwikkelen dat later bekend zal worden onder de naam het canonieke recht.
Bij de val van het WRR, blijft de kerk bestaan en het is ook deze kerk die de kennis van de
Romeinen zal overdragen naar de Nieuwe Tijd.
2. Het recht komt van de goden
a. De oudste teksten in Mesopotamië
Ur-nammu
De tabletten van Ur-Nammu dateren van 2000 voor Christus. Ze bevatten:
1. strafrecht (hekserij en slavenvlucht)
2. huwelijksrecht
11
3. godsoordelen
Lipit-Istar
Dit wetboek is gevonden in de 20ste eeuw voor Christus. Het bevat:
1. de beschrijving van de sociale klassen van de vrijen en de slaven
2. erfrecht
Codex Hammoerabi
Dit is bij uitstek de belangrijkste ontdekking in de geschiedenis van het recht. De zwarte
steen is ontdekt in Susa (Iran). Bovenaan de tekst ziet men de zonnegod Samas die de wetten
dicteert aan Hammoerabi. Deze vorst is te situeren rond de 18de eeuw voor Christus. Zijn
doel was om op een militaire manier een centralistisch rijk uit te bouwen17.
Hammoerabi legitimeert zijn macht dus dankzij de goddelijkheid. De werkelijke auteurs van
het boek zijn de ambtenarij van Hammoerabi. Het zijn een kleine 300 artikelen. Het is een
compilatie van wetgeving en opgetekend gewoonterecht. Het boek bevat:
1. familierecht
2. erfrecht
3. contractenrecht
4. voorwaarden inzake rechtsbedeling
5. het statuut van religieuzen
Ondanks het feit dat god het boek legitimeert bevatten de regels geen religieuze opvattingen.
Het boek vertelt de rechten en de plichten van de burger als staatsburger en niet als gelovige.
De strafrechtelijke inhoud bevat het oerprincipe van oog om oog, tand om tand. De
vergelding moet in verhouding staan met het aangedane onrecht.
b. De meest invloedrijke tekst voor ons Westers rechtssysteem: De Bijbel
De tien geboden
Deze twee stenen tafels zijn door Jahweh gegeven aan Mozes in de Sinaïwoestijn. De tekst
zou door God zelf in de stenen tafels gebeiteld zijn. Hij bevat de fundamenten waarop het
wetboek van het oude verbond verder bouwt.
Het Wetboek van het Joodse Verbond
17
In de loop van de geschiedenis is het een vast gegeven dat grote, sterke vorsten altijd streven naar een groot
centralistisch rijk met een eenheid van munt, taal, wetten,… Dit is onder andere terug te vinden bij
Hammoerabi, de Romeinen, Karel de Grote, Adolf Hitler en nog vele andere leiders.
12
Dit wetboek is veel gedetailleerder dan de tien geboden. Het is net als de tien geboden een
goddelijke legitimatie. Het bevat :
1. de organisatie voor godsdienstige feesten
2. de strijd tegen valse goden
3. statuut van de slaven
4. recht op schadevergoeding
5. privileges van de koning van Israël
6. strafrechtelijke bepalingen
3. Het recht komt van de denkers
a. De oudste teksten uit de Homerische wereld
De Homerische wereld moet men situeren tussen de 8ste eeuw en de 4de eeuw voor Christus.
Vanaf de 4de eeuw voor Christus, spreekt men van de eeuw van de grote filosofen zoals Plato,
Aristoteles en Socrates.
Ten tijde van Homeros vinden we teksten in verband met rechtvaardigheid en het recht. Het
begrip nomos (wet) kwam echter nog niet voor. Ook hier komt het recht van de goden. Hier
door middel van orakels. Het recht is hier gelijk aan moraal dat door de rechter bepaalt wordt.
Hij spreekt dus recht van casus tot casus, en zo wordt het recht dus steeds uitgebreider. Een
soort van common law alhoewel dit toch een te sterke term is.
De belangrijkste invloed van het Homerische proces op de volgende tijdspannes is het
individueel proces.
b. De meest invloedrijke teksten voor ons rechtsdenken: de filosofen
algemeen
Men kan de grote filosofen situeren in de 5de en de 4de eeuw voor Christus. De Griekse
stadstaten bevinden zich volop in hun economische bloei. Publiekrechtelijk zijn deze staten
gebaseerd op twee belangrijke begrippen:
1. politea: geheel van instanties om het stadsleven in goede banen te leiden
2. nomoi:
de wetten die deze instellingen en overige burgers regelen18
Socrates
Socrates maakt geen onderscheid tussen goede en slechte wetten. Een wet is een wet en dient
nageleefd te worden. Alleen onder deze voorwaarde kan een stadstaat overleven.
Zelf illustreert hij zijn theorie. Hij zat in de gevangenis en kon ontsnappen dankzij zijn vriend
Kritoon maar deed dit niet. Later stierf hij in de gevangenis door het drinken van de gifbeker.
Socrates kwam uit een aristocratische en antidemocratische familie en waarschijnlijk heeft dit
een grote invloed gehad in zijn proces.
Plato
18
In de 7de eeuw voor christus vaardigt Draco, denker en politicus, zeer strenge wetten uit. Vandaar ook de term
Draconische wetgeving.
13
De wet is ontstaan door de mens met een goddelijke inspiratie. De mens is dus bemiddelaar
tussen god en de maatschappij. De wereldlijke leider duidt eenieders plaats aan in deze
samenleving vanuit een consensus en niet vanuit een autoriteitspositie.
Omdat dus de wetten van de mensen komen en niet van god, wijst Plato nadrukkelijk op het
belang van de aanhef van de wet. Deze moet kritisch bekeken worden omdat hier de
interpretatie van de wet beschreven wordt en de redenen waarom de wet noodzakelijk is.19
Plato staat vooral bekend om zijn “Koning filosoof”. In de ideale maatschappij van Plato
hebben dus de filosofen het voor het zeggen. Ze vormen de belangrijkste klasse en bepalen de
regels.20 De ideale staat van Plato is een aristocratie met de drie klassen (filosofen, werkende
en militaire klasse.
Aristoteles
In zijn werk Politeia onderzoekt hij de verschillende staatsvormen. Hij wil duidelijk maken
aan de mensen hoe de ideale staat eruit moet zien. Zijn leermeester is Plato en Aristoteles
bouwt dan ook de ideeën van Plato verder uit. De nomos is door de mens gemaakt en dus
voor kritiek vatbaar. De wet moet dan ook continu gewijzigd worden. Ook volgens hem
moet de wereld in de handen zijn van de filosofen maar op een minder absolutistische manier
dan dat Plato dit beschrijft. De wet is een noodzaak voor de stadstaat maar toch moet elke
wet gecorrigeerd worden door de billijkheid.
In het werk Politeia is de staat een verzameling van burgers. Een burger is iemand die deel
heeft aan gerechtelijke functies en politieke ambten. Vrouwen en slaven zijn dus geen
burgers. De drie belangrijkste staatsvormen zijn de monarchie, aristocratie en de democratie.
De Griekse erfenis
Deze belangrijke Griekse filosofen hebben natuurlijk een manier een van denken nagelaten.
Ook begrippen die zij voor het eerst hanteerden worden vandaag de dag nog steeds gebruikt.
In dit deeltje van de cursus gaan we deze begrippen uitleggen maar ook de evolutie van het
begrip want de betekenis verschuift naar gelang de tijd waarin het gebruikt wordt.
De monarchie: In een monarchie heeft één leider alle macht. Zoals bij iedereen bekend de
koninkrijken met het klassieke één land, één vorst. Men mag niet vergeten dat de meest
19
Wat vandaag de dag nog steeds een noodzaak is bij elke wet.
Deze theorie ligt nauw verwant met de “allorgie van de grot” door Plato. Iedere mens bevindt zich in een grot
met hun rug naar de opening. De gewone mens ziet dus enkel de schaduwen van wat er allemaal gebeurt in de
wereld terwijl de filosoof uit de grot kruipt om te kijken waar deze schaduwen vandaan komen. De filosoof kijkt
dus verder dan de gewone mens en daarom dient hij de mens de leiden.
20
14
extreme regimes zoals deze van Hitler, Mussolini en Franco in Spanje ook als monarchieën,
weliswaar in de brede betekenis van het woord, kunnen beschouwd worden.
De oligarchie: Bij een oligarchie is een land in de handen van de rijken. Dit is duidelijk terug
te vinden in de Middeleeuwen. De keizer is hier slechts primus inter pares21 voor de rijken.
Het zijn de rijken die het beleid uitstippelen. Ook een democratie die gebaseerd is op het
cijnskiesrecht (zoals hoofdzakelijk in de 19de eeuw het geval was) kan als een oligarchie
beschouwt worden.
De democratie: De democratie is het meest bediscussieerde en bekritiseerde begrip in de
politieke geschiedenis. Volgens het woordenboek is een democratie letterlijk: “staatsvorm
waarbij het volk wordt geregeerd door gekozen vertegenwoordigers uit eigen gelederen”. En op deze
manier wordt een democratie ook vandaag de dag in onze regionen geïnterpreteerd. Maar
vele leiders geven een andere definitie aan democratie en regeren toch onder deze naam.
Hiervoor moet men sterk opletten en vooraleer men een bestuurswijze een naam geeft moet
men niet kijken naar de structuur en het uiterlijk maar naar de inhoud van het regime.
What’s in a name?
Als men vandaag de dag Amerika bekijkt, kan men spreken van een democratie. Niemand zal
dit tegenspreken. Doch als men dit van naderbij bekijkt, kan men spreken van een
caesaristisch verkozen president en een indirecte democratisch verkozen Senaat en Huis van
afgevaardigden.
Ook dichter bij huis, in ons eigen belgenlandje kan men zich vragen stellen bij de democratie.
Ook al heeft de koning hier geen directe macht meer, hij is en blijft koning. Wie heeft de
koning verkozen? Niemand, hij wordt gekroond op basis van bloedverwantschap. Maar toch
is er hier sprake van een democratie dankzij een “democratisch” verkozen regering. Ook hier
kan men vragen bij stellen want het is de partij en niet het volk die de ministerposten bepaalt.
Je begrijpt dat deze vormen van democratie niet dezelfde zijn als de basisdemocratie van de
Griekse denkers. Ik wil hier enkel aantonen dat een democratie één van de meest
uiteenlopende begrippen is van de cursus dan als men het tegenkomt, dat men het telkens
weer opnieuw kritisch moet bekijken. Vele regimes na de Tweede Wereldoorlog gebruikten
de naam volksdemocratie wat dus aanschouwd kan worden als een pleonasme.22
Men moet er zich van bewust zijn dat het begrip democratie in zijn letterlijke betekenis een
utopie is. Het is onmogelijk om te regelen dat elke burger bijeenkomt om iets te stemmen.
Juist daarom dat men zoveel varianten heeft gebruikt in de loop van de geschiedenis. Elk van
deze varianten is onder dezelfde noemer te brengen (democratie) maar het is de teller
(invulling van het begrip) is verschillend. Vandaar ook dat geen enkele uitkomst gelijk zal
zijn.
De randvoorwaarden voor elke democratie zijn dezelfde:
1. minimum aan intellect
21
22
Hoofd tussen de partijen
“het groene gras”, “de oude grijsaard”
15
2.
3.
4.
5.
mogelijkheid van publiek debat
vrije media
respect voor fundamentele mensenrechten
minimum patriottisme
“La démocratie est une bonne fille, mais pour qu’elle soit fidèle il faut faire l’amour avec elle
tous les jours”23, aldus Frans politicus Edouard Herriot (1871-1957).
4. Het recht is er steeds geweest : het gewoonterecht
a. Wat is de gewoonte (coutume, custom)? Legitimatie en bron
Als men spreekt over de legitimatie van het gewoonterecht, dan heeft men het over de
traditionele legitimatie van Weber. Het recht is er omdat het er altijd al geweest is. Het is dus
een conservatieve benadering. De regels zijn er omdat ze door de vorige generatie niet in
vraag werden gesteld. Als mijn ouders ze aanvaardden, waarom ik dan niet?
In dit geval kan men stellen dat het recht niet ontworpen wordt maar gevonden. Bij het
gewoonterecht speelt de rechtspraak een belangrijke rol. Gewoonterecht is dus immobiel.
Het recht bestaat eigenlijk niet maar het geeft de indruk aanwezig te zijn. Toch past het zich
bijna onbeweeglijk aan aan de aanwezige maatschappij. Het gewoonterecht kan men dus
beschouwen als “statisch evolutief”. Het evolueert maar geeft de indruk statisch te zijn.
Evolutie is de regel, revolutie de uitzondering.
b. Bestaansvoorwaarden: herhaling en dwang
Gewoonterecht bestaat uit twee aspecten. Het eerste is het materieel element. Hiermee
bedoelen we de uniforme en voortdurende herhaling over de jaren van eenzelfde gedrag.
Het tweede element is het psychologisch element. Dit bestaat uit de overtuiging dat zulk
gedrag juridisch noodzakelijk is. Het rechtssubject moet zich als het ware gedwongen voelen
om een bepaald gedrag aan te nemen.
Opdat er van een gewoonteregel sprake is, moet de handelende persoon over een
keuzevrijheid beschikken maar binnen deze vrijheid steeds dezelfde keuze maken en dus op
23
“de democratie is een goed meisje maar opdat zij trouw is, moet je elke dag de liefde met haar bedrijven”
16
deze manier zijn wil uiten. Tenslotte moet het natuurlijk om een sociaal waarneembaar
gedrag zijn. Iedereen moet het aannemen.
c. Kenmerken
Het gewoonterecht is ongeschreven en dus moeilijk te bewijzen, versnipperd en typisch voor
eerder kleine en weinig ontwikkelde gemeenschappen.
Gewoonterecht kan nooit geschreven zijn. Vanaf het moment dat de overheid beslist om
gewoonte op te schrijven, is het geen gewoonte meer maar wet. Door dit ongeschreven
karakter van gewoonte, kan men het moeilijk bewijzen. Bij discussie leidt dit dus tot
problemen. Als men voor de rechtbank komt met twee partijen die een totale verschillende
versie hebben van de gewoonte dan pas wordt gewoonte een echt probleem. Als de
gewoonteregel notoir24 is dan zal de rechtbank meteen instemmen met één van de partijen. Is
de gewoonteregel echter niet notoir, dan zal men hem moeten bewijzen voor de rechtbank. In
de middeleeuwen gebeurde dit door de turbe.25
Zeker tot het einde van het Ancien Régime speelt het gewoonterecht in onze regionen een
eersterangsrol. De uitbouw van de middeleeuwse heerlijkheden kan dienen als een perfect
voorbeeld. Het gewoonterecht was verschillend van heerlijkheid tot heerlijkheid. De ene
heer had meer macht dan de andere omdat de ene zich beter had kunnen waarmaken en meer
rechten kunnen afdwingen in zijn rijk. Ook het “strafrecht” was verschillend van gebied tot
gebied.
Het positieve aspect van het gewoonterecht is dat het zich aanpast aan de eigen volksaard.
Het echter negatieve aspect is het juridisch probleem tussen twee personen die gehoorzamen
aan een verschillend gewoonterecht. Hetgeen wij vandaag de dag een internationaal
privaatrechtelijk probleem noemen was in die tijd een “intercostumier” probleem. De twee
belangrijkste toepassingsbeginselen zijn de territorialiteit26 en de personaliteit27.
De rol van de gewoonte is vandaag de dag nog steeds niet uitgespeeld. Daar waar de wet niet
volledig is, wordt de gewoonte gebruikt om lacunes op te vullen28.
d. De verhouding wet-gewoonte
De geschiedenis toont aan dat de gewoonte één van de belangrijkste funderingen is van de
hedendaagse rechtsstaat. Bepaalde afspraken van het verleden werden als evident
aanschouwd en zijn vandaag de dag nog van toepassing. De problematiek van de verhouding
tussen wet en gewoonte is een hedendaags probleem omdat men vandaag de dag drie soorten
gewoonte heeft:
1. praeter legem29
24
algemeen bekend, het moet niet bewezen worden
een unanieme verklaring van tien kenners van een bepaald onderwerp
26
de regels van de plaats van het delict worden toegepast
27
de regels van de afkomst van de dader of het slachtoffer worden toegepast
28
een voorbeeld hiervan is het begrip: billijkheid. Door middel van gewoonte kan dit begrip evolueren met de
tijd.
25
17
2. secundum legem30
3. contra legem31
e. Gewoonte versus specialisering en verschriftelijking
Door de westerse specialisering en verschriftelijking speelt de gewoonte in onze regionen
maar een bescheiden rol. Dit is ondermeer te danken aan de kerk en het ontstaan van de
universiteiten in de 11de eeuw, voornamelijk in Bologna maar vervolgens langzaam maar
zeker uitgezaaid over heel Europa.
Als men naar het recht kijkt in bepaalde Afrikaanse culturen zal gewoonte nog wel een
belangrijke rol spelen. In de gedragsregels van Ubuntu wordt er veel meer aandacht besteed
aan collectivisme en minder aan individualisme. Verwachtingspatronen liggen vervat in
tradities, verhalen en andere plichten en dus niet in wetten. Hiervoor is er dan ook geen
plaats.
Specialisering kan terecht gezien worden als één van de belangrijkste tendensen van het
ontstaan van het hedendaagse westerse rechtsstelsel. Ons recht heeft dan ook verschillende
funderingen. De Joods-Christelijke traditie van de persoonlijke verantwoordelijkheid
tegenover God (individualisme), de Romeinse rechtstraditie (legalisme) en het
intellectualisme van het Griekse denken, de Scholastiek en de Verlichting (conceptualisme).
5. Het recht wordt een autonome wetenschap:Het Romeinse Recht
a. Belang en periodisering
Het belang van het Romeinse recht is enorm gegroeid bij de ontdekking van de Corpus Iuris
Civilis van Justinianus in de elfde eeuw in Bologna. Sindsdien staat de studie van het recht
gelijk aan het bestuderen van het Romeinse Recht.
Het privaatrecht van vele landen is dan ook inhoudelijk sterk beïnvloed door dit Romeinse
Recht. Publiekrechtelijk kan men duidelijk ook invloeden zien maar toch zichtbaar minder
29
Naast de wet (juridische verhoudingen die niet in de wet staan)
Volgens de wet (herhaling geeft concrete vorm aan abstracte wettelijke regels)
31
Tegen de wet (vooral in het Ancien Régime)
30
18
dan bij het privraatrecht. Het keizersrecht van Justinianus is dat van de zesde eeuw. In dit
onderdeel van de cursus wordt duidelijk gemaakt dat dit recht niet uit de lucht kwam gevallen
maar dat het de resultante is van een lange evolutie.
De periodisering die volgt is niet gebaseerd op de staatsstructuur maar op het recht zelf. Het
is dezelfde periodisering die in tweede bachelor rechten in het privaatrecht zal gebruikt
worden.
b. Een kort historisch overzicht
1. Het oud-Romeinse recht (ca. 753 v. Chr. –ca. 250 v. Chr.)
Volgens de legende is Rome in 753 v. Chr. Gesticht, in werkelijkheid in de zevende eeuw
voor onze jaartelling. Het is nog niet het grote Rome dat we kennen maar een kleine,
agrarische en zeer primitieve stadstaat. Er is zelfs nog sprake van spiegelstraffen.32
Men moet zeer goed voor ogen houden dat het Romeinse Rijk is begonnen als een militaire
staat. Deze militaire component zal dan ook steeds het Romeinse recht blijven bepalen. De
term ‘civis’ betekent dan ook letterlijk “wapenbroeder”. Wie mee gaat strijden verdient de
Romeinse burgerrechten.
De hoeksteen van deze burgerlijke samenleving is de familia33.
Tot 510 v. Chr. is Rome een koninkrijk. De koning is niet meer dan de militaire aanvoerder.
Zijn macht is niet absoluut door het feit dat de strijders bepaalde libertates34 genieten. De
verzameling van deze libertates vormen de mos maiorum35. Er is sprake van drie standen:
1. patriciërs of grondbezitters
2. plebejers of vrijen
3. cliëntes of slaven van de patriciërs
Het zijn de patriciërs die uiteindelijk de koning zullen verdrijven en de macht overnemen en
in 510 v. Chr. is de Romeinse republiek geboren. Men mag zich echter niet door het begrip
Republiek laten misleiden. Er is wel een Senaat36 maar er zijn geen verkiezingen! De senaat
bestaat uit de bovenste klasse maar later zullen er ook plebejers bijkomen. Een je het statuut
van senator verworven hebt, kan deze niet meer worden afgenomen. Je verkrijgt dit statuut op
basis van een verdienste.
Naast de senaat zijn er nog vier andere volksvergaderingen:
1. comitia centuriata: gebaseerd op militaire grondslag
2. comita tributa:
gebaseerd op stadswijken
→ 1ste & 2de
3. comita curiata:
gebaseerd op territoriale indeling
4. concilium plebis:
enkel plebejers dus enkel 2de klasse
De functieverdeling in de republiek is zeer specifiek. De verschillende functies zijn:
1. magistraten: openbare functies
2. priesters:
religieuze opdrachten
32
oog om oog, tand om tand
een verzamelnaam voor een groep mensen maar ook voor de goederen en gronden die beheerd worden door de
pater familias. Dit is de oudste van de familie. Het begrip is zeer belangrijk en men dient een verband te
kunnen leggen tussen deze familias en deze ten tijde van de Franken.
34
Fundamentele vrijheden
35
letterlijk: zeden van de ouden. In deze context moet men ze zien als machtsbeschermingen.
36
Raad van de ouderen
33
19
3.
4.
5.
6.
7.
8.
consuls:
politieke en militaire bevoegdheden
praetoren:
juridische bevoegdheden
censoren:
toezicht op goede zeden
quaestoren: openbare financiën
aedielen:
marktaangelegenheden
volkstribunen: een plebejer met de opdracht zijn klasse te beschermen
tegen de patriciërs.
Deze verschillende functies worden wel verkregen door verkiezingen die om het jaar
plaatsvinden. Het annualiteitsbeginsel37 is hier dus van toepassing. Tevens wordt er tijdens
deze verkiezingen een dictator aangesteld. Men kan hem vergelijken met de praeses van een
praesidium in het studentenleven. Hij moet alles in goede banen leiden maar heeft een
beperkte bevoegdheid. Hij wordt aangewend in geval van noodsituaties en geniet bijzondere
volmachten.
De comita curiata verleent door middel van een lex curiata de imperio de bevoegdheid aan
de consuls en praetoren. Binnen deze Romeinse magistratuur heerst er een duidelijke
hiërarchie. De hogere magistraat moet de lagere controleren.
Het is tevens ook belangrijk om stil te staan bij de rechtsbronnen van deze eerste Romeinse
periode. Omdat het toch om een groot aantal gaat, zal ik ze samenvatten in een opsomming:
1. mos maiorum:
het gewoonterecht van die tijd
2. leges regiae:
de koningswetten. Een particuliere verzameling van
rechtspraak van koningen. Deze waren belangrijk als
precedenten. Ze zijn te situeren rond 500 v. Chr.
3. twaalftafelenwet:
een optekening van het oud recht. De inhoud bevat
militaire regelingen en ook iets over toverij. Belangrijk
is dat het de gelijkheid tussen patriciërs en plebejers
garandeert.
4. leges:
nieuwe wetten die worden gemaakt door de comitia38.
5. plebiscieten:
wetten gemaakt door de volksraad. Ze gelden
oorspronkelijk enkel voor plebejers maar door de
Lex Hortensia van 287 v. zijn ze algemeen toepasselijk.
Vanaf dan zijn ze leges.
2. Het voor-Klassieke recht (ca. 250 v. Chr. –ca. 0)
Het is in deze periode dat de Romeinen een wereldrijk uitbouwen. Dit is te danken aan de
sterke militaire organisatie en de discipline in de staat zelf. De evoluties hebben natuurlijk
ook een invloed op de staatsstructuur en op de instellingen.
Naast de praetor verschijnt er een praetor perigrinus. Hij houdt zich bezig met de geschillen
tussen de Romeinse burgers en vreemdelingen en tussen de vreemdelingen onderling.
De provinciegouverneur wordt aangesteld in de veroverde gebieden en moet daar een oogje in
het zeil houden.
37
38
jaar beginsel. Als je verkozen bent is dat voor één jaar.
volksvergaderingen
20
Door de grote aanwezigheid van geschreven bronnen39 daalt de rol van de gewoonte enorm
snel. Deze wetten hebben hoofdzakelijk betrekking op het publiekrecht. Het privaatrecht is
dus nog niet echt aanwezig in dit tijdsvak.
Hetgeen zeer belangrijk is, is de ontwikkeling van het magistratenrecht. Om dit nader toe te
lichten moet men het procesrecht van die tijd begrijpen. Het proces verloopt in twee fasen:
De eerste fase is apud preatorem: de praetor verleent aan de eisende partij een actio40. Op
deze manier moet de rechter zich enkel nog met de feiten houden. En indien de feiten reeds
bewezen zijn moet hij enkel de formule toepassen.41
Welke formules een praetor in de loop van zijn magistratuur zal verlenen, maakt hij bekend in
zijn edict. Soms kan de oude ius civile42aanspraken voorzien die de praetor toch niet toekend
of omgekeerd Op deze manier ontwikkelt zich naast de oude ius civile een nieuwe ius
honorarium, genoemd naar de ere-functie die de praetuur is.
Door deze nieuwe toepassing is er sprake van een soepelere wet waar er bijvoorbeeld meer
ruimte is voor de goede trouw. Net zoals het nieuwe ius honarium is gegroeid, ontstaat er nog
een nieuwe ontwikkeling. De ius gentium is een creatie van de praetor peregrinus. Op
geschillen tussen vreemdelingen wordt het eigen recht van deze vreemdelingen toegepast.
Als dit recht niet gekend is, gaat de praetor op zoek naar de leidende beginsels die gemeen
zijn in de meeste rechtsstelsels43. Op deze manier die de praetor aan praetoriaanse
rechtsvorming. Deze term wordt vandaag de dag nog gebruikt voor lacunes in de wet die
worden opgevuld door de rechtsspraak.
Deze privaatrechtelijke betekenis van het ius gentium dient men te onderscheiden van de
publiekrechtelijke ius gentium die wordt gebruikt om de relaties tussen de verschillende
gentes44 aan te duiden. Dus het publiekrechtelijke volkenrecht.
In deze periode groeit ook de doctrine als formele rechtsbron. De jurisprudentes45 geven
adviezen aan de strijdende partijen zowel in de eerste fase van het proces als aan de
magistraten. Toch is de rol van deze jurisprudentes niet te vergelijken met de hedendaagse
advocaten want ze beperken zich slechts tot het adviseren. Het pleiten zelf gebeurd door de
redenaars.
3. Het klassieke recht (ca. 0 – ca. 250)
We bevinden ons in de periode van de burgeroorlogen in het Romeinse Rijk. In een poging
om de rust te herstellen wordt alle macht gegeven aan één enkele persoon: de princeps. Het
keizerrijk is geboren maar de meeste republikeinse instellingen blijven bestaan
Het is tevens in deze periode dat de Pax Romana ontstaat. In 212 verleent Caracalla met de
Constitutio Antoniniana het burgerrecht aan alle rijksinwoners. Het onderscheid tussen de ius
civile en ius gentium is bij deze zeer wazig geworden.
wetten, plebiscieten,…
vaste formule waarmee de eiser naar de rechter moet stappen.
41
te vergelijken met de hedendaagse manier van werken. Als persoon A een ander persoon B heeft vermoord en
het is bewezen, dan moet de rechter letterlijk art. 393 van het strafwetboek toepassen.
42
Oude wetten en gewoonte
43
te vergelijken met de hedendaagse algemene rechtsbeginselen
44
volken
45
kenners van het recht
39
40
21
De nieuwe instelling bij uitstek is het keizerschap. Verschillende functies46 komen nu allen
samen in één persoon. Het is de keizer die de leden van de senaat benoemd en zelfs zijn
opvolger47. Vanaf het jaar 200 zal echter de militaire macht een grote rol spelen bij het
verwerven van de keizerstitel. Zijn macht is dus enorm en hij kan nu zelfs een administratie
uitbouwen met als topambtenaren de praefecti.
Van wetten, plebiscieten en gewoonterecht verdwijnen definitief van het toneel en in de plaats
ervan komen de senaatsbesluiten48. De groei van het magistratenrecht daarentegen neemt
volledig af. Dit is te danken aan twee redenen:
1. de nieuwe magistraten nemen quasi het edict van hun voorganger over.
Keizer Hadrianus voerde in 135 dan ook het Edictum perpetuum in
wat ervoor zorgt dat het edict niet meer jaarlijks vernieuwt moet
worden.
2. De keizer voert ook een nieuwe gerechtelijke procedure in: de cognitio
extraordinaria49. De onderschikten van de keizer gaan bij hem,
aangezien de keizer de hoogste autoriteit is, rechtszekerheid zoeken.
Indien de keizer zelf niet oordeelt, dan oordeelt er een rechter namens
de keizer. Precies omdat het om een beslissing gaat, genomen door
iemand die onder de keizer staat, kan deze herzien worden. Het hoger
beroep is geboren.
De wetten die door de keizer gemaakt zijn noemen we constitutiones.
Deze kunnen vier vormen aannemen:
1. edict:
een algemene norm die langer geld dan één jaar.
2. decreet:
een rechterlijke beslissing naar aanleiding van een concreet
geschil.
3. rescripten:
schriftelijke adviezen aan onderdanen
4. mandaten:
bestuurlijke bevelen aan ondergeschikte ambtenaren
Ook in de keizerlijke administratie zullen de jurisprudentes een belangrijke rol spelen. Dit
komt door de hoge vraag naar deze geleerden. Er ontstaan rechtsscholen. Dit begrip moet
men begrijpen als een groep juristen die zich rond één vooraanstaande geleerde verzamelen en
van hem proberen te leren. Als men van de keizer het ius respondendi50 verkrijgt, is dit ook
een enorme eer. Hun aanpak is zeer casuïstisch omdat de lessen zijn gebaseerd op specifieke
cases. Ze worden met elkaar vergeleken en praktisch opgelost. Deze geleerden vertrekken
niet van grote principes en fundamentele rechten maar bouwen casus na casus een
rechtsmassa op. Deze manier wordt beschouwd als de klassieke Romeinse rechtswetenschap.
46
consul, censor en tribuun
dit gaf soms zelfs aanleiding tot regelrechte dynastieën of het kiezen van een bekwaam iemand die de keizer
vervolgens zal adopteren zodat de macht toch fictief binnen de familie blijft.
48
Eigenlijk keizerlijke wetgeving aangezien de senaat volledig in handen is van de keizer.
49
Letterlijk: buitengewone kennisname
50
recht om namens de keizer advies te geven
47
22
Het belangrijkste werk uit deze periode is dan ook bij uitstek het “Leerboek der Instituten”
van Gaius51.
4. Het na-klassieke recht (ca. 250 – ca. 530)
In deze periode begint de macht van het grote Romeinse Rijk in al zijn roem en glorie af te
takelen. Dit is onder meer te danken aan talrijke burgeroorlogen met een enorme
economische crisis als gevolg. Onder meer de Germaanse invallen zorgen voor instabiliteit.
Men zit hier dus in het late keizerrijk. De keizer wordt hier dominus52 genoemd. Men
spreekt dus van een dominaat wat inhoud dat de keizer met de ijzeren hand regeert en dat hij
zijn burgers als persoonlijke slaven beschouwd.
Al deze negatieve punten samen met het feit dat het rijk te groot is geworden om te regeren
zorgen voor een splitsing aan het einde van de derde eeuw53. Zowel het Oost- als het WestRomeinse Rijk krijgt een eigen administratie, eigen inkomsten, eigen leger, enz. Keizer
Constantijn roept Byzantium uit als hoofdstad van het WRR. Ieder rijk heeft ook een
augustus54 en een caesar55.
In 476 gebeurt het onvermijdelijke. De gekende val van het WRR onder leiding van keizer
Augustulus.
Zowel de instellingen als de rechtsbronnen zijn in dit tijdsvak volledig in keizerlijke handen.
Vanaf nu verwijst het begrip ‘leges’ enkel nog naar het keizersrecht. Dit wordt aangetoond
aan een wet die is opgenomen in de Digesten: ‘quod principi placuit, legis habet vigorem’56.
Wat er eigenlijk op neerkomt dat de wil van de keizer wet. Toch laat de keizer zich bijstaan
door het consistorium, de hoogste keizerlijke raad.
De jurisprudentes blijven echter een niet onbelangrijke rol spelen. Ze geven les aan de
rechtsscholen en bestuderen en becommentariëren het ius57. Het ius wordt tevens geordend
door de citeerwet. Dit houdt in dat de Keizer vijf juristen aanduidt waarvan de geschriften als
gezagshebbende citeerbron mogen gebruikt worden. De honderden keizerlijke wetten worden
samengevat in een wetboek. Eerst gebeurde dit door middel van een particulier initiatief maar
in 426 kwam er een officiël wetboek uit. De Codex Theodosianus van keizer Theodosius is
sterk beïnvloed door het Justiniaanse codificatie en vat het keizerlijk recht vanaf Constantijn
samen.
5. Het Justiniaanse recht
Rond de 5de en de 6de eeuw was er een Oost-Romeinse keizer Justinianus die veel tijd stak in
een codificatiewerk. Zijn doel was om in het Oost-Romeinse rijk terug orde op zaken te
stellen. Dus niet enkel op juridisch vlak maar ook op religieus58 en op militair vlak59.
De codificatie van Justinianus bestaat uit 4 grote optekeningen:
51
zie pagina 7
het belastingsgeld wordt als persoonlijk dominium (=eigendom) van de keizer beschouwd. De keizer is dus
letterlijk eigenaar van de overheid.
53
396 na Christus om exact te zijn
54
keizer
55
mederegent en troonopvolger
56
wat aan de vorst behaagd heeft, heeft kracht van wet
57
geschriften van de klassieke juristen
58
de bouw van de Hagia Sophia
59
herovering van een deel van Italië en Noord-Afrika
52
23
1. Codex Justinianus: deze bevatten de keizerlijke wetten. Vele oude wetten
worden afgeschaft of aangepast60. In 529 wordt de codex
afgekondigd. Maar na deze afkondiging blijft
Justinianus nieuwe wetten uitvaardigen dus vijf jaar later
komt er dan ook logischerwijs een nieuwe codex.
2. Digesten61:
Ook wel de Pandekten62 genoemd. Dit is een
verzameling van duizenden teksten gemaakt door de
jurisprudentes. Vooral gaat het hier om de teksten van
de grote vijf.
3. Instituten:
of Elementa. Een leerboek die reeds in het eerste
hoofdstuk werd behandeld63.
4. Novellae costitutiones:
Dit zijn wetten afgekondigd na het vervaardigen
van de tweede codex. Ze hebben echter geen
officiële kracht van wet en ze zijn ook niet
volledig in het latijn.
Natuurlijk mag men niet vergeten dat het niet de keizer zelf was die deze codex samengesteld
heeft. De codex is vooral het werk van commissies geleid door Tribonianus, die als
quaestoir sacri palatii een soort van minister van Justitie was. Om discussies te vermijden
heeft Justinianus na het afkondigen van de codex een commentaarverbod uitgevaardigd. Van
recht op vrije meningsuiting was er in die tijd dus nog helemaal geen sprake. Ook de
efficiëntie moet in vraag gesteld worden. Omdat de drukpers in die tijd nog niet was
uitgevonden is het dus onmogelijk dat de hele bevolking de codex kon raadplegen laat staan te
kennen.
Het belang van deze codificaties ligt hem dus niet in de toepassing maar in de gevolgen die hij
teweeg heeft gebracht bij de herontdekking ervan in de 11de eeuw in Bologna. Deze
codificaties worden later de Corpus Iuris Civilis genoemd. Ze worden als basisteksten
gebruikt voor het universitaire rechtsonderwijs en nemen tevens de grondslag van het
Europese ius commune.
6. Het byzantijnse recht
Is niet belangrijk omdat na de val van het Oost-Romeinse rijk64 bij de val van Constantinopel
het recht wel verder evolueert maar geen verdere invloed zal hebben op ons recht.
6. De kerk
a. De eerste drie eeuwen:
De kerk zal in de loop van de geschiedenis op politiek en publiekrechtelijk vlak een grote rol
spelen. Dit is ondermeer te danken aan het Edict van Milaan van 313 waardoor de kerk, zich
60
deze aanpassing noemen we interpolaties
komt van “ordenen”
62
komt van “alles omvatten”
63
zie pagina 7
64
1453
61
24
sterk kan profileren en uiteindelijk als staatsgodsdienst werd uitgeroepen van het Romeinse
Rijk. Met als gevolg dat de kerk een brug werd tussen de Oudheid en de Middeleeuwen maar
hier komen we later op terug. In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op het canonieke recht.
Wat is de kerk en waar komt het woord vandaan? Het woord is afgeleid van het Griekse
Kyriake, dat “dat wat toebehoort aan de heer” betekent. Het Franse église komt van het
Griekse Ekklesia, wat “vergadering” betekent. De kerk is dus meer dan een gemeenschap
gelovigen, het is een gestructureerd geheel. Een sterke structuur heeft nood aan orde, waaruit
men kan afleiden dat recht een belangrijke rol gaat spelen in de kerk. Men gaat er van uit dat
Petrus de eerste leider was van een gemeenschap van Christenen. Echter is het belangrijk te
weten dat de eerste Christenen Joden waren en later na de verwoesting van de Tempel door de
Romeinen worden de Christenen door de Joden geëxcommuniceerd. In Antiochië worden de
Christenen geattesteerd en geleid door een bisschop. Rond de eerste eeuw was er een
kerkelijke regel dat de eucharistieviering niet gevierd mag worden zonder een bisschop. De
scheiding tussen het volk en de clerus is dus vanaf 100 na Christus een feit.
In de eerste eeuwen ontstaan de eerste christengemeenschappen vooral in geürbaniseerde
gebieden. Rond 170 kan men in Lyon65 duidelijk zien dat de christengemeenschap is
samengesteld uit alle lagen van de bevolking. Hieruit kan men dus afleiden dat de
christengemeenschap enorm snel groeit. Ze worden meestal geduld als ze de openbare orde
niet verstoren. Doch zijn er christenvervolgingen maar eigenlijk zijn het uitzonderingen. Eén
van de bekendste vervolgingen zijn deze van keizer Nero. Nadat Nero Rome zelf in brand
had gestoken66 gaf hij de Christenen de schuld van deze brand. Na deze beschuldigingen
begonnen dan ook de eerste vervolgingen en de Christenen verschuilden zich in catacomben
en dergelijke. Het juridisch middel hiervoor was dat de Christenen de staatscultus afwijzen en
dit wordt als een misdaad tegen de staat beschouwd.
Op het einde van de derde eeuw wordt het openbaar belijden van de Christelijke godsdienst
ook vervolgt. De reden was dat keizer Diocletianus niet kon verdragen dat de Christenen hem
niet erkende als hoogste gezag, want volgens hen staat God nog boven de keizer. Na zijn
troonsafstand in 305, komt er een nieuwe periode voor de Christenen.
b. De Christianisering van de vierde eeuw.
Keizer Constantijn behaalt een militaire overwinning en schrijft deze toe aan de God van de
Christenen. In 313 kondigt hij dan ook het Edict van Milaan af dat de geloofsvrijheid
invoert. Het biedt de kerk nieuwe mogelijkheden. In 325 roept keizer Constantijn de eerste
vergadering van alle christen gemeenschappen bijeen. Niet alleen roept hij hen bijeen maar
ook de besluiten die uit deze vergadering voortvloeien worden tot rijkswetten verheven. Ook
65
66
de welvarendste stad van Gallië
64 na Christur
25
de structuur van de kerk wordt aangepast aan de rijksstructuur. De kerk wordt meer en meer
geïntegreerd in de gemeenschap en tegen 392 is de kerk dan ook klaar om als staatsgodsdienst
uitgeroepen te worden door keizer Theodosius de Grote. Het gevolg hiervan is dat de kerk
zich volledig kan profileren. Hij kan beroep doen op de staatskas en zijn macht en politieke
invloed stijgt enorm.
c. De kerk als brug tussen de Oudheid en Middeleeuwen.
Ondanks de val van het Romeinse blijft de kerk bestaan in al haar glorie67. Dit zorgt ervoor
dat de kerk, die toch sterk is beïnvloed door de Romeinse staatsstructuur en het Romeinse
recht, de Romeinse verworvenheden overlevert naar de volgende eeuwen.
Wanneer Clovis en andere tribale koningen zich een paar eeuwen later bekeren tot het
Christendom is het logisch dat de kerk indirect de Romeinse verworvenheden weer invoert.
Dit gebeurt weliswaar niet letterlijk maar de Romeinse verworvenheden hebben toch een zeer
sterke invloed op wat komen zal.
De leider van de katholieke kerk is de paus. Dit woord komt van het Griekse pappas, het
eerbiedige woord voor vader. De eerste die zich deze titel geeft is bisschop Siricius
omstreeks de 4de eeuw.
Nu de kerk definitief zijn bestaansrecht heeft verkregen kan ook de theologie zich uitwerken.
Het religieus onderwijs is geboren. Hier spelen de kerkvaders68 een primordiale rol. Hier
dient men een onderscheid te maken tussen patrologie69 en de patristiek70. Het zijn kerkelijke
hoogwaarigheidsbekleders die de juiste of orthodoxe leer verkondigd hebben. Ze zijn te
situeren in de overgang van de Oudheid naar de Middeleeuwen.
Isodorus van Sevilla wordt rond 636 meestal als één van de laatste beschouwd.
Hetgeen wat van immens groot belang is, is “De Staat Gods” of “De Civitate Dei” van
Augustinus rond de 4de, 5de eeuw. Hij was een bisschop van het Noord-Affrikaanse Hippo.
De aanzet tot dit werk is de val van het “onsterfelijke” Rome. De heidenen interpreteren dit
als een straf voor het aanhangen van het Christendom. Door dit gegeven was Augustinus zo
geschokt dat hij “De Civitate Dei” schreef. In dit werk verteld hij over de stad van God die
de ideale en perfecte samenleving omschrijft. Het is een ideaal dat eeuwen een voorbeeld is
geweest voor wereldlijke vorsten en kerkelijke leiders. In de visie van Augustinus is de
perfecte staat een verantwoordelijkheid van elke wereldlijke leider ten aanzien van God. Elke
vorst regeert bij de gratie Gods en aan het einde zal hij erover rekenschap moeten afleggen
voor de Schepper.
Hoofdstuk 3: De Middeleeuwen
1. De Merovingers
a. Van Romeinen naar Germanen: een publiekrechtelijke achteruitgang?
67
hiërarchische structuur, Latijn, canoniek recht en rechtbanken blijven allen bestaan
kerkleraar
69
studie van biografieën en literaire verdiensten van de kerkvaders
70
studie van de theologische ideeën
68
26
In 476 na Christus is algemeen bekende datum voor de val van het West-Romeinse rijk. Men
moet zich echter realiseren dat de datum symbolisch gekozen is. De facto was er een
insijpeling van barbaarse volken gedurende enkele decennia. Dit ging gepaard met weinig
bloedvergieten. Dankzij de hospitalitas-gedachte werden nieuwe volken als het ware als
gasten ontvangen. Maar het is wel een feit dat op juridisch vlak de verworvenheden
verdwijnen.
De oudste vorm van Rome is een koninkrijk. In de loop van de jaren is dit echter geëvolueerd
naar een republiek71. Vanaf de 4de eeuw worden de keizers dermate absolutistisch dat men
spreekt van een dominaat. De keizer behandelde zijn onderdanen als slaven en ook de
inspraak van de senaat is quasi nihil.
Het Imperium Romanum is een rijk met 1 leider, 1 rechtssysteem en 1 godsdienst. Keizer
Constantijn zette in 313 met zijn Edict van Milaan de eerste grote stap naar het christianiseren
van het Romeinse rijk. Het is dan ook dankzij deze kerk dat bepaalde Romeinse
verworvenheden toch blijven bestaan. Wanneer Clovis en andere tribale koningen zich laten
bekeren tot het christendom komen er dus al snel Romeinse invloeden.
Er is niet één Germaanse leider maar vele tribale leiders (koningen). Deze koning is in de
eerste plaats een militaire leider. Als het vechten voorbij is, beslist hij samen met de
nobiles72. Er bestaan reeds enkele fiscale wetten maar de grootste financiële bijstand van de
koning komt van de nobiles. Het machtscentrum is ambulant73.
Het grondbezit is privé-bezit. Wat de Romeinen dus als een provincie aanschouwden is nu
buitenland geworden. Weliswaar is de indeling anders maar men kan stellen dat er in elke
provincie een andere stam huist. Er is dus een gebrek aan een universeel gezag met vele
oorlogen als gevolg.
De kerk echter blijft bestaan met zijn eigen hiërarchische structuur, rechtbanken en recht. De
positie van de kerk is superieur dankzij de enorme rijkdom en culturele bagage. De kerk
krijgt dan ook veel aantrek en steun van de nieuwe vorsten. De bekering van een leider houdt
tevens ook de bekering in van de hele groep74. De bekendste bekering is dan ook die van
Clovis. Hij beloofde aan zijn vrouw dat hij zich zou bekeren tot haar god (de christelijke) als
hij een bepaalde veldslag zou winnen want de veldslag had een kleine kans van slagen. Hij
won toch en hij hield zich aan zijn woord.
b. Het publiekrecht bij de Franken
1. Het recht is gewoonterecht
In het zuiden was er sprake van een duale rechtsorde. De Romeinen en de barbaren leefden
er naast elkaar. De Franken steken in de 4de eeuw de Rijn over om bondgenoten te worden
met de Romeinen. In de 5de eeuw hebben ze hun hoofdplaats in Doornik. Clovis wordt in
oudste man  senex  senaat
de ouderen
73
het verschuift
74
bij de Saksen was het dan ook bekeren of sterven
71
72
27
481 tot vorst gekroond. Het rijk is echter nog klein maar het zal snel uitgroeien onder zijn
bewind.
De naam van het Merovingische rijk is dan ook genoemd naar Merovech, de vader van
Clovis. In het Merovingische rijk75 is er sprake van een juridisch pluralisme. Verschillende
volken leven naast elkaar met elk hun eigen recht. Dit is bepaald in de Lex Ribuaria. Deze
bevat letterlijk:
“Wij bepalen dat in de Ribuarische gouw zowel de Franken, de Boergondiërs,
de Alemannen of van om het even welke natie hij, die hier verblijft, ook maar
afkomstig is, en die hier in rechte wordt gedaagd, zich zo dienen te verdedigen
als het recht van de plaats, van waar zij afkomstig zijn, voorschrijft.”76
Hier is dus ook het begin van de optekening van de Germaanse gewoonterechten.
2. Lex Salica is grotendeels strafrecht
De Lex Salica is een verzameling van opgetekende rechtspraken. Het is een soort van
strafwetboek. Er is echter nog geen onderscheid gemaakt tussen privaatrecht en publiekrecht.
Het lijkt veel op Ubuntu77. Er is geen grondwet, geen fiscaal recht en de muntslag is in
private handen.
Het is dan ook belangrijk om te weten dat het strafrecht niet als publiekrecht werd
aanschouwd. Er is dan ook geen openbare vervoling en het grootste gedeelte is Faidus78 en
Fredus79.
3. Frankische stam en staatsorganisatie.
In de eerste periode is de nomadische levenswijze kenmerkend. Van het begrip staat is dan
ook absoluut nog geen sprake. Het bindmiddel is bloedverwantschap en allen behoren tot
dezelfde familiale clan. Tussen vorst en onderdaan bestaat een persoonlijke band. Eén van
der ergste misdaden is dan ook Infidelitas80 ten aanzien van de vorst.
Er is ook sprake van een duidelijke hiërarchie:
75
het noorden
BEYERLE, F. en BUCHNER, R. (ed.), Lex Ribuaria, XXXI, 3, Hannover, 1954, 87, vertaling met lichte
wijzigingen overgenomen van GILISSEN, J., Historische inleiding tot het recht. Deel I Ontstaan en evolutie
van de belangrijkste rechtsstelsels, Antwerpen, Kluwer, 1991, 172.
77
Oog om oog, tand om tand
78
schadevergoeding in bloed
79
genoegdoening aan de koning. Het is te vergelijken een boete.
80
ontrouwheid
76
28
1.
2.
3.
4.
nobiles
ingenui
servi
mancipia
leidende klasse
vrijen
horigen maar wel met eigen grond
onvrijen maar toch met bepaalde rechten
Er is geen scheiding der machten. De rechter wordt aangeduid door de Mallus81. De mallus
is eerder een scheidsrechter tijdens een geschil. Het bestuur is in handen van 1 man. De vorst
was oorspronkelijk de militaire aanvoerder. Na oorlogstijd beslechten de vooraanstaande
families de geschillen. De leider wordt eerst gekozen maar dit evolueert naar erfelijkheid82.
Het juridische element bij uitstek is Bannun. Hierop baseert de koning zich om bepaalde
rechten van de onderdanen af te dwingen. Doch kan de vorst een wet pas veranderen met
toestemming van de onderdanen. Dit noemen ze consensus populi.
De Lex Salica en de andere leges Barbarorum83 zijn geen wetten in de formele zin. Het gaat
om gewoonterecht dat mits toestemming van de volksvergadering kan opgetekend worden.
2. De Karolingers
a. De Karolingische renaissance
Het begon allemaal bij Hofmeier Pepijn de Korte84 die in 751 macht grijpt. Dit is het
moment dat de oude dynastie van de Merovingers is uitgeblust. De paus zalft hem tot koning
en krijgt hiervoor een stuk grond in Italië.
81
een vergadering van vrije mannen
een vorm van traditionele legitimatie. Merovech stamt af van de goden dus zijn nakomelingen ook.
83
volksrechten
84
hofmeier is een onderkoning. Vandaag de dag te vergelijken met minister van binnenlandse zaken
82
29
Het rijk gaat zich pas echt uitbreiden onder het bewind van de zoon van Pepijn. Karel de
Grote wordt in 768 tot Frankische koning gekroond en in 800 tot keizer. Hij streeft naar het
herstellen van het Imperium Romanum in al haar macht en glorie. Naast orlog en dwang is
recht een zeer belangrijk instrument voor zijn staatsuitbouw. Karel de Grote is christelijk en
ziet zich ook als christelijke leider, belast met de goddelijke taak van één christendom uit te
bouwen. Geïnspireerd door de Unitas christianorum streeft de keizer naar het
samenbrengen van zijn volkeren in één geheel.
Er is ook sprake van een culturele renaissance. Het onderwijs breidt zich uit en het schrift
ontwikkelt zich snel. Miniaturen worden ingevoegd in teksten zodat ook diegenen die niet
kunnen lezen toch een deel van de tekst kunnen begrijpen85.
Voor ons is de juridische renaissance van groot belang. Het eigenlijke Karolingische recht
wordt behandelt in het volgende puntje maar het is toch al belangrijk om te weten dat
wetgeving hier een primordiale rol zal spelen. Ook is de imperium-gedachte van groot
belang. Doordat Karel de Grote een groot gebied moet leiden, kan hij niet overal tegelijk zijn
en dit probleem moet hij zien op te lossen. Hij zal dit doen door middel van
vertegenwoordigers, rechtbanken en één algemeen recht in zijn rijk maar ook hier komen we
later op terug.
Er komt een duidelijke alliantie van kerk en staat. Dit zal gebeuren op vijf gebieden:
1. de administratie gebeurd door geestelijken
2. Missi Dominici86
3. de zalving en de kroning van de vorst gebeurt door de kerk
4. de kerk heeft een uitgebreid bezit
5. de kerk heeft het recht om belasting te heffen87
En ook de Karolingische mythe speelt een grote rol. De Karolingers en Karel de Grote zijn
altijd populair gebleven. Niet enkel bij het volk88 maar ook bij andere vorsten die naar Karel
de Grote refereerden als bloedverwant om op deze manier hun macht te legitimeren.
b. Het Karolingische recht
Voor het eerst in de West-Europese geschiedenis is er sprake van een juridisch systeem. Het
is georganiseerd op drie niveaus:
Eerst is er de MALLUS als hoogste orgaan. Dit zijn de grafelijke rechtbanken. Aan het
hoofd van deze rechtbank staat dan ook logischerwijs een graaf. Er zijn tevens zeven
schepenen per rechtbank. De mallus heeft vier taken:
1. hij moet spreken volgens het volksrecht
85
in kerken vandaag de dag kan men het nog zien. Het lijdensverhaal van Jezus staat vaak afgebeeld op
verschillende taferelen.
86
Rondtrekkende graven, bijna altijd geestelijken, die de directe vertrouwelingen waren van de vorst
87
kerkelijke tienden
88
vele verhalen zoals bijvoorbeeld Karel en de Elegast
30
2. hij moet de algemene regels kennen
3. in belangrijke zaken moet de graaf aanwezig zijn
4. en de mallus heeft een vaste locatie
Vervolgens zijn der de MISSI DOMINICI. Dit zijn de directe vertrouwelingen van de
koning. Zij hebben tevens vier taken:
1. ze controleren de mallus
2. ze kunnen een rechtbank bijeen roepen
3. de belangrijkste processen zijn voor de missi dominici
4. zorgen voor de bekendmaking van de capitularia89
Tenslotte is er sprake van het KONINKLIJK RECHT. De koning en later de keizer kan ook
zelf recht spreken.
Het personele recht maakt dus als het ware plaats voor het territoriale. De volksrechten
worden steeds meer opgeschreven wat meer éénheid tot gevolg heeft. Deze worden
aangevuld door de capitularia. Het principe van personaliteit blijft maar als men het personele
recht van iemand niet kent, dan wordt men veroordeeld door het koninklijk recht. Maar de
koning heeft het druk dus veroordeelt men de delinquent door het plaatselijk recht.
c. Het leenstelsel
Het leenstelsel is ontstaan in het laat-Merovingische tijdperk. Hier bieden vrije personen zich
in dienst van een heer met het oog op bescherming. Deze persoon noemt men de vazal.
Een andere mogelijkheid is dat de persoon een stuk grond krijgt en als tegenprestatie ten
opzichte van de heer moet hij Benefica90 geven.
Later komen deze twee systemen samen en krijgt de vazal een sociale promotie. Onder Karel
de Grote vormen de vassi de toplaag van de bevolking. Ook allerhande overheidsrechten
worden uit handen gegeven.
Het probleem van de feodaliteit zit hem in het recht. Leenheer en vazal hebben een
complementaire machtspositie over een stuk grond. De machtspositie van de leenheer wordt
met de jaren steeds kleiner91. Het benificium92 wordt erfelijk, een leenman kan verschillende
leenbanden aangaan, hij kan zijn leen verkopen en een vrouw kan vazal worden. Deze
factoren zorgen er dan ook voor dat de machtspositie tegen 1300 quasi is verdwenen. Na de
Franse Revolutie zal er een definitief einde komen aan de macht van de leenheer.
Het contract komt tot stand door een plechtig geheel van rechtshandeling met persoonlijke en
zakelijke elementen. De vazal moet een eed afleggen van trouw ten opzichte van de leenheer.
Eens deze eed is afgelegd, is de vazal verplicht om zijn heer bij te staan. Dit gebeurt op basis
van auxilium93 en consilium94. Een inbreuk op deze eed noemt men een felonie. De sancties
kunnen via gerechtelijke weg95 of buitengerechtelijke96 weg.
89
de capitularia legibus addenda zijn de nationale wetten die de volkswetten aanvullen.
giften
91
we bevinden ons ongeveer aan het einde van de 19de eeuw
92
bezit. Meestal gaat het om grond
93
door middel van daad, meestal is dit op militair vlak
94
door middel van de leenheer raad te geven. Dit doet hij door te zetelen in het leenhof
95
iudicium parium
96
ius resistendi
90
31
1. De Klassieke feodaliteit ( 100-1300): feodalisatie van Graafschap en staat.
In de Karolingische periode is de leengrond erfelijk geworden. De beleningsvoorraad van de
leenheer neemt dus af. Wil hij nieuwe vazallen aan zich binden moet hij onderverlenen of in
zijn eigen goederen tasten. Met oog op bescherming schenken vrijen hun grond om ze daarna
als leen te ontvangen en dus om vazal te worden.
In 1300 zijn onze gewesten een feodaal lappendeken. Zelfs in belangrijke steden worden
verschillende gronden in leen gehouden. In die donkere tijden zocht iedereen bescherming.
Daarom gaan er veel mensen “lenen”. De heer zorgt voor bescherming de vazal staat hem
militair bij.
Parallel met de grond gebeurt er ook een feodalisatie van de staat. Het centrale staatsgezag
verzwakt door het Verdrag van Verdun in 843 en de buitenlandse invallen. Dit is echter niet
de echte oorzaak van de snelle neergang sinds 850. Dit is het erfelijk worden van de
ambtslenen van gouwgraaf in het Karolingische rijk. De gouwgraaf staat in voor de
administratie en justitie binnen een bepaald district maar als dit erfelijk wordt verliest de heer
zijn grip op deze personen97. Deze hertogen en graven nemen al snel alle macht in handen
over hun bepaald gebied. Alleen via het feodaal contract heeft de koning of keizer nog enige
macht.
Hetzelfde gebeurt op een lager vlak. Plaatselijke vazallen verwerven overheidsrechten. Deze
krijgen de naam Seigneurs. Ze ontstaan er vorstendommen in miniatuur maar het in nooit
gelukt om alle macht van de graaf af te nemen. Via het feodaal contract blijven ze
ondergeschikt aan de graaf.
2. De Klassieke feodale staat: Graafschap Vlaanderen
Rond het jaar 1000, onder het bewind van Boudewijn IX, wordt er een gerechtelijke en
administratieve herverdeling in de kasselrijen doorgevoerd. In iedere Kasselrij is er een
hoofdplaats. Deze hoofdplaats verrijst een burcht als grafelijk machtscentrum. Een
kastelijn98 staat in voor de bewaking van de burcht. Deze ambt is een leen. De burggraaf
behandelt er samen met lokale grafelijke vazallen de feodale materies.
97
98
waarom zou de zoon zich moeten houden aan een binding van zijn vader…
burchtgraaf
32
Er is sprake van een niet-feodaal justitieel systeem. Dit houdt in dat:
1. de rechtspraak valt toe aan een niet-feodale grafelijke kasselrijrechtbank
2. de rechtspraak wordt verdeeld tussen kasselrijrechtbank en grafelijke
leenmannen voor belangrijke strafzaken
3. grafelijke leenhoven monopoliseren de rechtspraak99
Tegen 1200 is er in het graafschap Vlaanderen een administratieve en gerechtelijke indeling
op feodale basis. In het 13de eeuwse Vlaanderen is de afbouw van de feodaliteit reeds
begonnen. Zowel op centraal grafelijk als op het vlak van de kasselrijen. De grafelijke
Curia100 vormt definitief een Raad. Diegenen die erin zetelen krijgen niet langer erfelijke
leen maar een wedde. Op deze manier zijn ze nog meer afhankelijk van de leenheer.
De regionale instellingen volgen hetzelfde patroon. Dit kan men zien aan de opkomst van de
baljuwambt. Een Baljuw is een ambtenaar in de ware zin. Hij wordt door de graaf benoemd,
ontvangt een wedde, is afzetbaar en wordt door de Raad gecontroleerd. Rond 1300 is de
Vlaamse feodale staat verdwenen. De privaatrechtelijke feodaliteit blijft echter voortleven en
dat mag men zeker niet vergeten. De in de leenhoven zetelende vazallen beslechten meer en
meer privaatrechtelijke geschillen.
3. Het leenrecht van 1300 tot 1795
Rond 1300 eindigt dus de feodaliteit in enge zin. De piramidaal geordende leenhoven blijven
bestaan tot aan de Franse Revolutie. Deze hebben tot 1795 het exclusieve recht om alle zaken
aangaande lenen te behandelen101.
Het leenhofrecht is in NW-Europa qua basisregels gelijk maar verschilt toch in kleine puntjes
aangezien het gewoonterechtelijk gegroeid is. Na 1300 blijft enkel nog het zakelijk recht
over.
Omwille van het patrimoniale karakter van vele overheidsrechten, lichten vele feodale regels
ons in over opvolging, bondgenootschappen, netwerken en regionale twisten. Typische
kenmerken zijn exclusieve bevoegdheid voor leenhoven, totstandkoming van een contract,
eerstgeborenenrecht, huwelijksvermogensrecht voor de lastgevende vrouw, enzoverder.
3. Verbrokkeling van recht en macht: 9de tot 11de eeuw
a. het Karolingische rijk valt uiteen
1. Het verdrag van Verdun (843)
99
Gent, Aalst en Oudenaarde
comité van vazallen
101
leenhofrecht
100
33
Dit legendarische verdrag verdeelt het grondgebied van Lodewijk de Vrome102 onder zijn
drie erfgenamen. Dit is te danken aan het feit dat de Karolingers grond als privébezit
aanschouwden en dat moet dus verdeeld worden onder de erfgenamen. Het wordt dus onder
de drie erfgenamen verdeeld:
Karel de Kale - Lotharius - Lodewijk de Duitser
W
Midden
O
Lotharius behoudt de keizerstitel. En doordat het middenrijk samenvloeit met het oostelijk
gedeelte, gaat logischerwijs ook de keizerstitel naar die oostelijk gedeelte. De schelde is de
grens. Ten westen van de schelde is er Kroonvlaanderen en ten ooste is er Rijksvlaanderen.
2. Territoriale vorstendommen
Frankrijk verbrokkelt in talrijke territoriale vorstendommen. Dit zijn gebieden met eigen
heersers en deze zijn autonoom. De koning is nog wel een leenheer en krijgt zalving van de
paus maar heeft de facto geen macht. Enkel binnen zijn territorium103 heeft hij macht.
De dynastie van de Karolingers wordt vervangen door deze van de Capetingers. Zij zijn
genoemd naar Hugo Capet die leefde in de tiende eeuw. Hij begint met een uitbouw van een
staat. Ook de Bretoenen cultiveren een eigen taal en cultuur. Dit is allemaal mogelijk
dankzij de afnemende macht van de koning.
Vlaanderen onder Boudewijn II breidt het graafschap uit door een harde militaire aanpak. De
graven van Vlaanderen slagen erin hun macht te behouden door militaire controle die
publiekrechtelijk geregeld is. De graaf stelt een burchtgraaf aan die de omgeving rond de
burcht controleert.
De oorzaak van het verlies van de macht van de vorsten in het post-Karolingische periode
heeft te maken met invallen van het buitenland. Dit zorgt echter wel voor een
gemeenschapsgevoel van de bevolking.
Vanuit het oosten:
de Hongaren
Vanuit het zuiden: de Moren
Vanuit het westen: de Noormannen
De Vlaamse graaf is een leenman van de Franse vorst. De facto gaat het om een dynastie.
Boudewijn I is gehuwd met Judith, de dochter van Karel de Kale. De vele burchten die er zijn
dienen als bescherming tegen de verschillende invallen.
3. De heerlijkheden
De lokale heren gaven bescherming aan de mensen in de buurt. Door middel van een privémilitie slagen ze erin bepaalde voorrechten naar zich toe te trekken. Ze verwerven
justitierechten, leggen belastingen op grond van het banrecht. Hiervan komt ook de naam
bannale heerlijkheden.
102
103
zoon van Karel de Grote
Parijs en Orléans
34
Het heerlijk stelsel regelt dus de verhouding tussen een lokale machthebber en het gewone
volk. Het gaat meestal over kleine territoria. Naast economische macht heeft de heer er
bestuurlijke en rechtsprekende macht. Het voordeel van deze kleinschaligheid is dat de heer
en het volk elkaar frequent zien. Het nadeel echter is dat de hogere instanties de heer kunnen
terugfluiten als hij te ver gaat. Nog een nadeel is dat er vele machthebbers naast elkaar leven
en dat er dus vele oorlogen en veroveringen plaatsvinden.
De juridische basis is immuniteit. Dit heeft een Romeinsrechtelijke oorsprong104 maar ook
de Franken hebben dit volgens hun eigen noden verder ontwikkeld. Bij de Romeinen
genieten keizerlijke domeinen, kerkelijke instellingen en voorname personen van dit recht105.
Bij de Franken komt daar introïtus bij. Dit houdt in dat vorstelijke functionarissen niets
mogen doen buiten hun domein tenzij men een goedkeuring heeft van de plaatselijke
immuniteitsheer want alleen hij oefent in zijn gebied het overheidsgezag uit. In de postKarolingische periode is dit verboden106.
Het is ook in deze context dat men de denombrementen terug kan vinden. Dit zijn
uitvoerige beschrijvingen van het leengoed, die opgemaakt worden bij verhandeling van het
leenhof. Het zijn één van de weinig geschreven documenten uit de post-Karolingische
periode.
b. Grenzen aan de verbrokkeling
1. Territorialisering van het recht
Het personaliteitsprincipe neemt af en maakt plaats voor het territorialiteitsprincipe.
Dit is te danken aan een duurzame verbondenheid met de verblijfplaats maar ook aan de
rassenvermenging. De kerk speelt hier een stimulerende rol. Er komt een strijd tegen
endagomie107 en een promotie van huwelijken over rassen heen. Ook incest wordt door de
kerk strafbaar gesteld. In plaats van een stamverbondenheid komt er een verbondenheid met
de grond en met de politieke heerser.
2. De Godsvredebeweging
De godsvredebeweging is ontstaan in de 10de eeuw in Zuid-Frankrijk door abt Oliba.
Hiermee wil de kerk “vrede onder alle mensen” brengen door het opleggen van
wapenstilstanden of godsbestanden. Het is bijvoorbeeld verboden te vechten op bepaalde
dagen van de week en er worden “godsvredes” ingevoerd voor bepaalde personen en
104
komt van immunitas
de facto is het gewoon een vrijstelling van belastingen
106
ook op gerechtelijk vlak
107
huwelijk tussen dezelfde rassen
105
35
plaatsen108. Het idee op zich is goed maar veel rekening wordt er niet mee gehouden want de
godsvredes zijn echter niet afdwingbaar. Er wordt gedreigd met een excommunicatie109 maar
verder niets. Pas later worden de godsvredes belangrijk in het volkenrecht en het
oorlogsrecht.
1084:
Landfrieden bij de Saksen
1103:
Reichlandfrieden in Duitsland onder Hendrik IV
de
11 E:
Vlaamse godsvredes
Vanaf 1164 worden deze effectief afgedwongen in Vlaanderen. Er komen onder andere
afkoelingsperiodes voor wraak en een verbod op wapens in steden. Private oorlogen volgen
er dan ook niet meer. Als er dan eens sprake is van een oorlog, dan kan deze worden
afgekocht met een zoen.
3. Het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie
In het oostelijk deel110 is centralisatie blijven bestaan. Otto I de Grote leefde in de 10de
eeuw. Hij trad in de voetsporen van Karel de Grote. Hij trekt Italië binnen en laat zich in
Rome tot keizer kronen. Hier begint het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie dat zal blijven
bestaan tot 1806.
Vanaf het einde van de 13de eeuw kiezen enkel 7 keurvorsten de nieuwe keizer. Een lijst die
definitief wordt vastgelegd door Karel VI in de Gouden Bul van 1356. De geestelijke111 en
de wereldlijke112 keurvorsten.
Vlaanderen heeft een bepaalde tijd inspraak gehad door graaf Boudewijn IX maar deze heeft
enkel een dochter113 dus als hij sterft verdwijnt de inspraak van Vlaanderen. De Britse
eilanden, Frankrijk en het Iberisch schiereiland ontsnappen helemaal aan de invloed van de
vorst die in Duitsland en Bourgondië wel zijn macht weet te behouden. Echter wel als lokale
koning en niet als universele leider.
De Ottonen bouwen de rijkskerk uit op feodale basis. Er worden ook eigenkerken en
eigenkloosters uitgebouwd. De keizer is de beschermer van de kerk en geeft het wereldlijk
bestuur en kerkelijke zielzorg in leen aan de geestelijken. Als wederdienst gaven deze hem
onderdak op reis en zorgden zijn voor troepen in geval van oorlog. In de 10de en 11de eeuw
manifesteert de Duitse keizer zich als superieur ten opzichte van de paus. Hij organiseert
concilies, duidt pausen aan en zet pausen af. De investituurstrijd zal hier een gevolg van
zijn maar daar komen we later op terug.
Hoofdstuk 4: De late middeleeuwen
1. De steden
a. Stadsrechten of stadsprivileges
108
zo was het bijvoorbeeld verboden te vechten op het marktplein
verbanning uit de kerk
110
zie Verdrag van Verdun
111
de hoofden van de 3 oudste Duitse Bisdommen
112
bepaald door het erfrecht
113
Johanna
109
36
Steden zijn afgebakend door stadsmuren en dienen als de administratieve hoofdplaats van de
gelijknamige civitas. In de late middeleeuwen is er een echte bloei van de steden omdat ze de
iure114 krijgen. Het aantal steden stijgt enorm. Deze bloei is niet enkel economisch maar ook
sociale en algemeen culturele bloei.
Elke stad vormt een publiekrechtelijke entiteit. De stad wordt bevolkt en bestuurd door
stadsburgers beheerst door het stadsrecht. In de middeleeuwen is er van een stad slechts
sprake als een bepaald gebied dit stadsrecht ontvangt. Dit wil zeggen:
1. de stad krijgt een juridische status
2. het volk leeft volgens het stedelijk recht
3. de stad krijgt eigen rechtsprekende en bestuurlijke organen
De term stadsrecht zelf kan ook vele betekenissen hebben:
1. formeel gezien een document waarin de juridische status van een nederzetting
wordt vastgelegd.
2. het geheel van bekende rechtsregels betreffende de juridische structuur van een
stad.
3. het geheel van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke regels.
Het is de landsheer115 die een bepaalde stad een privilége gunt door middel van een
stadsbrief116. In principe kan dit enkel door de keizer maar de facto doet de landsheer dit.
Door het verlenen van stadsrechten doet de vorst afstand van een stuk van zijn bevoegdheden.
Er zijn natuurlijk voorwaarden aan verbonden. De landsheer vraagt een soort van
wederdienst want hij gaat niet zomaar afstand doen van zijn bevoegdheden. Het gaat eigenlijk
over het juridisch vastleggen van machtsverhoudingen. Een stad krijgt dus erkenning.
Eenmaal een privilége verleend is, blijft de spanning tussen stad en centraal gezag bestaan.
Maar sommige steden slagen erin om onafhankelijk te worden en uit te groeien117 maar
andere slagen hier niet in118.
Even tussendoor iets vertellen over het Belfort in Gent. Het Belfort was een symbool van
macht en het eerste gebouw in de stad Gent. Bovenaan zat er altijd een wachter op. Deze
persoon had een bel en moest de stad waarschuwen in geval van gevaar. Het is ook in het
Belfort dat de koffer met de stadsrechten werd bewaard.
De stadsbrief erkent voor de stad het bestaan van een eigen recht, rechtspraak en bestuur.
Eenmaal een stad erkent is, is het stadsbestuur autonoom. De term keure houdt in dat de stad
zelf de inhoud van het recht bepaalt. Toch is de term stadsrecht beter omdat het recht nog
steeds veranderd kan worden door de vorst. Dit zal echter enkel pas voorkomen als sanctie
omdat een stad iets verkeerd heeft gedaan.
114
stadsrechten
bij ons was die de Vlaamse Graaf
116
synoniemen zijn keure of charter
117
Venetië, Firenze, Bologna
118
de steden in Frankrijk
115
37
Het stadsrecht breekt het landrecht. Het heeft dus voorrang op het landrecht en het wordt
toegepast door de eigen organen van de stad. Formeel gezien gaat het over het document zelf,
het eerste originele perkament119. Materieel gezien dient men het onderscheid te maken
tussen het publiekrechtelijk en het privaatrechtelijk aspect.
Publiekrechtelijk gezien kan men het stadsrecht als een constitutie beschouwen van de stad.
Echter privaatrechtelijk gezien regelt het stadsrecht de onderlinge verhoudingen tussen de
poorters. Het is ook op dit vlak dat er vele verschillen zijn tussen het stadsrecht en het
landrecht. Enkele van deze verschillen zijn:
1. in verband met het erfenisrecht erven alle kinderen in de stad. Op het land is erft
enkel het oudste kind.
2. in tegenstelling tot het land, is in de stad een vrouw handelingsbekwaam geworden.
3. op gebied van de voogdij, wordt er bijgestaan in de stad vanaf het moment dat één van
de ouders overlijdt. Dit wordt geregeld door de stadsbestuurders.
De bestuurders hebben veel macht in een stad en dus ook op de poorters. Het bestuur gebeurt
door schepenen en gezworenen. Het is echter nog geen democratie maar het is een
verdienstelijke poging, men komt in de buurt. Stadsbestuurders zijn nochtans gewone poorters
als alle anderen.
Zoals reeds gezegd is zorgt de keure voor een spanningsveld tussen stad en vorst. Het
overwicht helt constant over van de ene naar de andere. Op lange termijn zal de vorst de
strijd beslissen in zijn voordeel. Dit is perfect te illustreren met de geschiedenis van
Vlaanderen en Brabant. Van Artevelde verdedigt de stad Gent en formuleert de eisen
tegenover de graaf van Vlaanderen in de 14de eeuw. Uiteindelijk zal de vorst, Filips de
Goede, de strijd winnen. Er komt een amande honorable120. Gent moest een publieke bede
om vergiffenis vragen. Na de veroordeling krijgt gent een nieuwe regeling. Dit is een
toegeving aan de vorst. De Concessio Carolina geeft Gent minder sterke rechten dan
voorheen zodat de stadsmacht is gedaald.
b. Stadspoorters: de eerste burgers.
In de stad heerst er geen patrimoniumidee121 maar men heeft geld nodig om macht te hebben.
Dit is de eerste keer in de geschiedenis. Het poorterschap wordt verkregen door erfenis,
119
de stadkeure
een eerstraf, het tegenovergestelde is een amande pecumiare. Dit laatste is een geldboete
121
men had geen grond nodig
120
38
huwelijk of op voorwaarde dat men effectief in de stad woont122. Nieuwkomers betalen
poortergeld en leggen de poortereed af. Men kan het poorterschap kwijtspelen door elders
het poorterschap te verkrijgen of door bepaalde misdrijven te plegen.
Door de poorterboeken123 kunnen we vandaag een goed beeld vormen van de stedelijke elite.
Het poorterstatuut is geregeld in het stadsrecht, het gewoonterecht van de stad en in de
eigenlijke wetten van de stad.
Het grote voordeel is dat men enkel kan veroordeelt worden door de eigenlijke stedelijke
schepenbank. Ook zijn sommige beroepen exclusief aan poorters voorbehouden en ook
genieten ze fiscale vrijstellingen.
In de steden is er tevens een bureaucratisering aan de gang. De juristen krijgen vergoeding
voor hun werk. Er is namelijk een Romanisering van het recht aan de gang en een jurist is
geleerd in het Romeinse recht. Er komt dus een specialisering. Ook komt er de functie van
raadspensionaris124. Tevens is er een jaarlijkse hernieuwing van de wet. De leden van de
schepenbank worden elk jaar opnieuw benoemd. De Raad van gezworenen sturen een lijst
naar de vorst met advies van baljuw en advies van de kerk. De facto worden jaarlijks
dezelfde mensen benoemd.
c. De rol van de steden in de staten.
Bestuur en rechtbank zijn in de handen van het college van schepenen125 en de raad van
gezworenen. De schepen zijn door de vorst aangesteld. Door een hernieuwing van de wet is
de functie te vernieuwen of te vervangen. Dit maakt ze voor een deel afhankelijk van de
vorst. In bestuurszaken wordt het college voorgezeten door de burgemeester. Zij
veronderstelden geen bepaalde opleiding en wordt niet goed betaald. Het moet echter wel
vermeld worden dat het een zeer prestigieuze job was.
Door het stijgend aantal juristen in de colleges, lijkt de juridisering en bureaucratisering in
stijgende lijn te gaan. Dit blijkt ook uit het feit dat bestuurders worden bijgestaan door vaste
ambtenaren waarvan secretaris, griffier of pensionaris de belangrijkste is.
De baljuw, amman, schout of meier zijn de vertegenwoordigers van de vorst die ook altijd
aanwezig zijn in de stad. Ze brengen verslag uit aan de vorst over de toestand ter plaatse.
Hun belangrijkste taak is het samenroepen van de rechtbank en het uitvoeren van het
strafvonnis.
De steden spelen economisch, fiscaal en politiek een grote rol. In Vlaanderen en Brabant
slagen ze er zelfs in om hun krachten te bundelen en samen het landsbeleid te bepalen.
2. De soevereine vorst
122
men kan ook het poorterschap kopen. Dan krijgt men alle voordelen maar kan men ook buiten de stad wonen
registers waar alle poorters in genoteerd worden
124
vandaag de dag te vergelijken met staatssecretaris
125
7 schepenen
123
39
Elke vorst is soeverein in zijn gebied. Ook intern probeert de vorst autonoom te handelen.
Aan het recht acht hij zich niet gebonden. Door niets geremd tracht de vorst zijn Regalia126
voortdurend uit te breiden. De regalia kan men op twee manieren interpreteren.
Enerzijds zijn het de koninklijke symbolen zoals de kroon en de scepter. Anderzijds zijn het
de koninklijke rechten zoals ambtenaren en rechtspleging.
“Rex imperator in regno suo”127:
Dit houdt in dat de keizer geen autoriteit boven hem
heeft staan. Er staat niets boven hem en hij is niemand
verantwoording schuldig. Dit is een vorm van
externe soevereiniteit.
“Princeps legibus solutus”128:
Dit houdt in dat er geen wetten zijn die de vorst kunnen
binden. Dit is duidelijk een vorm van
interne soevereiniteit.
We behandelen het voorbeeld van de koning van Frankrijk. Hij voert een strijd tegen zijn
leenmannen waaronder de graaf van Vlaanderen. De graaf van Vlaanderen streeft naar
soevereiniteit in Vlaanderen zelf. Hij wil niet meer luisteren naar de koning van Frankrijk.
De graaf wordt gedaagd voor het Hof van de koning. De graaf wil niet komen want hij wil
voor het leenhof gedaagd worden. Hiermee komt hij in conflict met de Franse vorst. Op
11 juli 1302 volgt de Guldensporenslag. Vlaanderen won deze slag maar zal uiteindelijk de
oorlog met Frankrijk verliezen. Het Verdrag van Athis sur Orge volgt uit deze nederlaag.
Dit brengt ons rechtstreeks bij het legendarische jaartal 1302. Men had voor België een
nationale feestdag nodig. De staat gaf subsidies aan schrijvers die het Belgische volk een
eenheidsgevoel wilden geven. Eén van de bekendste schrijvers die op dit voorstel inging is
Conscience. Hij schreef het bekende werk “De leeuw van Vlaanderen”.
Tijdens WO I bereikt de taalstrijd een hoogtepunt. Albert I riep daar over het slagveld
“Vlamingen denk aan de Guldensporenslag”. Dit was zeer belangrijk. De Belgische koning
erkende dus de Vlamingen en hun rechten.
In het jaar 1973 zal de datum van de Guldensporenslag dan ook de nationale feestdag worden.
De feitelijke waarde van de overwinning is echter beperkt door het Verdrag van Athis sur
Orge. Het Vlaamse graafschap werd veroordeeld tot een boete en moet de muren slopen van
zijn vijf grootste steden. De macht van de koning haalt het (voorlopig) van de Vlaamse graaf.
3. Constitutionalisme
126
koninklijke wetten zoals munt slagen, spreken, recht spreken, privileges en wetten afkondigen
keizer is keizer in eigen rijk
128
vorst is los van de wetten
127
40
a. algemeen
Het is een beperking van de soevereiniteit van de steden, topadel, clerus en milities van de
leenman en leenheer. Juridisch gezien komt het feodale idee naar boven en een
onrechtstreekse uitloper van het constitionalisme is het parlementarisme. De constituties
ontstaan in de late middeleeuwen. De interne en externe soevereiniteit van de vorst leidt tot
willekeurige beslissingen. Dit lokt weerstand uit en groepen komen samen om hun eisen te
formuleren.
Bij de Romeinen zijn de constitutiones algemene wetgevingen. Vandaag is het de grondwet.
Deze bevat de fundamentele rechten van elke burger en de staatsinrichting. Historisch is de
constitutie niet van leien dakje gelopen. Eerst was er de macht, dan de ongebonden macht en
dan pas de belemmering ervan.
In de post-Karolingische periode duldde de heer geen inbreuk op zijn machtsmonopolie. De
onderdanen leven in onzekerheid. Dankzij deze slachtoffersituatie komen groepen samen en
slagen erin minimale rechten af te dwingen maar de verhouding leenheer-leenman blijft
bestaan. Achter het concept constitutie zit dus het contractidee.
b. Engeland
De Magna Carta, de Bill of Rights, The Act of Union spelen een enorme rol in het Engelse
recht. Engeland heeft geen grondwet. De constitutie is gevormd door gewoonterecht en
precedentenrecht.
1. De Magna Carta 1215
De Magna Carta is ontstaan door de fiscale uitbuiting van Engeland door Jan zonder Land,
de broer van Richard Leeuwenhart. Jan zonder Land had twee zware disputen. Enerzijds was
er de fiscale uitbuiting van zijn bevolking en anderzijds de tegenstand van
paus Innocentius III. De koning stelt zichzelf kandidaat voor de titel van aartsbisschop van
Canterberry. De kandidaat van de paus mag het land niet binnen. Jan zonder Land wordt
geëxcommuniceerd en daardoor is zijn bevolking niet meer gebonden aan hun eed van trouw.
De troon wordt zelfs vacant verklaard in 1212. Jan zonder Land moet uiteindelijk inbinden.
Hij zit zonder geld doordat de oorlog tegen Frankrijk zo duur was. Hierdoor voert hij nog
meer belasting in. Als hij dan de twee volgende slagen verliest129, komt het volk en de stad
Londen in opstand. Jan zonder Land moet de wantoestanden stopzetten en algemene
minimumrechten worden vastgelegd. Sommige van deze rechten zijn zelfs vandaag nog
relevant. Zoals het verbod op rechtsweigering, verbod van gevangenschap zonder vonnis en
het verbod van willekeurige straffen.
De enforcement clause 61 van de Magna Carta voorziet een raad van toezicht bestaande uit
25 baronnen. Deze moeten toezicht houden op de overheid en kunnen hen het recht
afdwingen. Deze raad heeft echter nooit goed gewerkt. Jan zonder Land verkrijgt van de
paus de uitspraak dat de Magna Carta onder druk is ontstaan en dat de bepalingen nietig zijn.
Zo sterft de Magna Carta in de Middeleeuwen. Na het absolutisme van de Tudors is de
Magna Carta een grote inspiratiebron voor de Petition of Right, de Habeas Corpus Act en de
Bill of Rights en heeft ze een grote invloed op de Amerikaanse en Europese grondwet.
2. De Petition of Right
1628
129
1204 in Normandië en in 1214 bij de slag van Bouvines
41
Door de dood van Elisabeth I in 1603 komt er een einde aan de Tudordynastie waarvan
Hendrik XIII de belangrijkste telg was. De Stuarts zetten het absolutisme voort in Engeland.
Karel I stoot op veel verzet. Ook het parlement verzet zich. Religieuze en politieke
tegenstanders vormen een gemeenschappelijk front. Vijf oppositieleden worden opgesloten
zonder proces. Wanneer in 1628 de vorst nieuwe belastingen wil invoeren moet hij eerst de
Petition of Right tekenen als erkenning dat ook hij onderhevig is aan de wet. De tegenstand
blijft echter bestaan en in 1649 wordt Karel I onthoofd.
3. Habeas Corpus Act
1679
De opvolger van Karel I en dus de nieuwe leider is Oliver Cromwell. De bevoegdheden van
het parlement worden teruggeschroefd maar niet voor lang. Onder Karel II komt er een
restauratie van het oude systeem maar minder absolutistisch. De rechten van het parlement
worden erkent. In de Habeas Corpus Act worden de onderdanen beschermd tegen
willekeurige opsluitingen.
4. De Bill of Rights
1689
Jacob II probeert andermaal absolutistisch te regeren. Zijn pro-Franse en pro-katholieke
beleid wordt niet in dank afgenomen door de bevolking. Na de aankomst van zijn
protestantse schoonzoon Willem II breekt de Glorious Revolution uit. Jacob II vlucht naar
Frankrijk en het parlement verklaart Mary en Willem II als vorstenpaar maar dan moeten ze
de Bill of Rights ondertekenen. Dit garandeert de fundamentele rechten van de burger en de
vorst is verboden om buiten de wet te regeren.
c. De constituties in de Zuidelijke Nederlanden
In 1356 was het uitsterven van de mannelijke lijn van Jan III. Op dit ogenblik zijn de steden
zeer machtig en maken hiervan gebruik om de aanvaarding van een vreemde hertog130 aan
voorwaarden te verbinden.
De raad van Brabant zal soeverein blijven zodat zijn arresten nooit voor herziening door de
Grote Raad van Mechelen in aanmerking komen. Wanneer de Zuidelijke Nederlanden op het
einde van de 18de eeuw tegen de Jozefijnse hervormingen protesteren, dan is de Brabantse
tekst, De Blijde Inkomst131, het belangrijkste rechtsargument. Hieruit volgt de Brabantse
Omwenteling. De Stratisten en Vonksisten verdrijven Jozef II.
4. Parlementarisme
130
131
echtgenoot van de Brabantse erfdochter Johanne
uitgelegd op pagina 6 van deze cursus
42
De term komt van het Latijnse “parliamentum” wat te vergelijken is met het Franse “parler”.
In de middeleeuwen is het een plechtige bijeenkomst waar iets besproken wordt. Er zijn
echter territoriale verschillen. In Frankrijk is het parlement het hoge vorstelijk gerecht en
elders is het een vertegenwoordigende vergadering.
a. De Franse ‘parlements’
Elk gewest heeft zijn parlement maar het belangrijkste is Le parlement de Paris. Het staat in
voor de rechtspraak, advies bij wetgeving, publicatie van deze wetgeving en andere
bestuurlijke functies. Eerst was er de Curia Regis132, daaruit is de Raad133 gegroeid en
hieruit is het Parlement ontstaan.
b. De Engelse ‘Houses of Parliament’
House of Parliament
House of Lords
↓
Hoge adel
House of Commons
↓
Ridders en burgers
c. Parlement van de Zuidelijke Nederlanden
In de Zuidelijke Nederlanden van het Ancien Régime, heeft een tweekamerstelsel nooit
bestaan. Wel is er een volksvertegenwoordiging die gevormd wordt door de verschillende
lagen van de bevolking134. Adalbero van Laon, die leefde in de 10de eeuw, sprak ook al van
een driedeling. De eerste stand bidt, de tweede stand vecht en de derde stand werkt.
Er zijn telkens provinciale staten in een landsheerlijkheid135. Als deze onder de Bourgondiërs
worden samengebracht worden onder 1 geheel, dan komt daarboven als algemeen orgaan de
Staten Generaal. De Staten Generaal vergadert voor het eerst in Brugge in 1464. De leden
zijn afgevaardigden van de verschillende provinciale staten. Het grootste gebrek is dat de
vorst beslist wanneer ze samenkomen. Tussen 1614 en 1789 worden ze niet meer
samengeroepen. Hun rol is eerder protocollair geworden.
Bij het ontwerp van de grondwet in 1814 kiest men als officiële benaming voor het
Nederlands Parlement in Den Haag opnieuw voor ‘Staten Generaal’.
De bevoegdheden van de eerste Staten Generaal waren:
1. goedkeuring en inning van beden
2. uitvoering van openbare werken
3. cerimoniële erkenning van de vorst
4. veiligheid van het land
5. mobilisatie van troepen
6. afsluiten van akkoorden in verband met buitenlandse handel
7. toezicht op eerbiedige privileges.
132
groepje topvazallen die de vorst bijstaan ten tijde van de feodaliteit
het leenhof karakter van de curia verdwijnt omdat de bevoegdheid adviserend is
134
clerus, adel en burgerij
135
Vlaanderen, Brabant en Henegouwen
133
43
De evaluatie van het parlement van de Zuidelijke Nederlanden is gemakkelijk te maken. De
volksvertegenwoordiging in het Ancien Régime was niet zo democratisch als dat wij die nu
kennen.
Een vertegenwoordigingsrégime is een bestuursvorm waarbij de bevolking, of minstens een
groot deel ervan, deelnemen aan het publiek gezag via afgevaardigden.
In het Ancien Régime hebben sommigen inspraak op basis van geboorte, functie of omdat ze
door vorstelijke aanduiding, loting of toerbeurt slechts sporadisch door verkiezingen hun stad
vertegenwoordigen. Meestal is dit adel of clerus. Het gewone volk komt niet aan de macht.
Voor de Franse Revolutie was er enkel binnen de kerk op bepaalde gebieden een democratie.
De volksvertegenwoordiging in het Ancien Régime heeft een zeer smal bevoegdheidsterrein.
Haar quasi enige taak is de goedkeuring van belastingen. Wetgeving is een vorstelijke
aangelegenheid. Fiscaliteit, volksvertegenwoordiging en constitutionalisme gaan vaak hand
in hand. Als de koning geld nodig heeft, staat hij in een zwakke positie en grijpen de
vertegenwoordigers van het volk de kans om een aantal rechten gevrijwaard te zien.
In de late middeleeuwen wordt er beroep gedaan op een citaat om inspraak te krijgen inzake
fiscale beslissingen. “wat allen raakt, moet door allen goedgekeurd worden”.
Eigenlijk is qua fiscaliteit de clerus136 de laagste stand want zij ontsnappen eraan. De clerus
heeft binnen de Raden dan ook maar een raadgevende stem. De taak van de afgevaardigde is
met de tijd ook enorm verandert. De wijze van aanstelling, duur en de aard van het mandaat
bepalen ondermeer het democratisch gehalte. De verkozen ambtenaren zijn democratischer
gelegitimeerd dan de door de vorst aangestelde ambtenaren. Iemand die voor het leven
benoemd is, kan doen en laten wat hij wil. Iemand die na een termijn herverkozen moet
worden zal beter naar het volk luisteren. Het vertegenwoordigingsmandaat van vroeger is
democratischer dan dat van vandaag. De hedendaagse heeft een vrij mandaat. Hij kan een
persoonlijk standpunt innemen137. Het imperatief karakter van het oude mandaat zorgt ervoor
dat de persoon in kwestie meer gebonden is.
136
137
1ste stand
enkel op het einde van zijn mandaat kan hij afgezet worden
44
5. Een vernieuwde kerk
a. verbrokkeling
De westerse kerk zet zich meer en meer af van het Oosten. Dit leidt uiteindelijk tot het
schisma van 1054. De Roomse kerk wordt verder uitgebouwd door de Karolingers. De
adellijke grootgrondbezitters bepalen waar een kerk komt en wie de priester zal zijn. De postKarolingische periode is dan ook het dieptepunt van de pauselijke macht.
Tussen het midden van de 11de en 13de eeuw is de kerk de katalysator van een nieuwe
aanloop. Rome predikt de kruistochten, sticht universiteiten en tikt politieke leiders op de
vingers. Deze bloei wordt aangezwengeld door de Gregoriaanse hervorming. Voor een
herrijzenis is immers altijd een wereldlijke macht nodig. Er komt een evolutie van een
landbouweconomie naar een handelseconomie waardoor de macht van de grondadel drastisch
afneemt. In de steden komen er scholen waardoor de kerk geschoolde krachten aanwint. De
basisgedachte van de Gregoriaanse hervorming138 is de kerkelijke vrijheid. De kerk wilt zich
bevrijden van het wereldlijke juk. De investituurstrijd139 wordt gewonnen door de paus.
Hendrik IV moet in januari 1077 een boetetocht doen naar Canossa.
De tweezwaardenleer140 gaat terug op paus Gelasius I en wordt staatsrechtelijk verankerd in
het Concordaat van Worms van 1122.
Gelasius schreef in 494, als bisschop van Rome, een brief aan keizer Anastasius dat er een
onderscheid moet gemaakt worden tussen geestelijke141 en wereldlijke142 zaken. In
geestelijke zaken moet zelfs de keizer zich onderwerpen aan bisschoppen en het omgekeerde
is ook waar. Bisschoppen moeten leven volgens de wetten. Prinsbisdom Luik is echter een
voorbeeld van het dragen van zowel wereldlijke als religieuze autoriteit.
b. De geboorte van het canonieke recht
Het christendom is in de eerste plaats een godsdienst. Het aantal gelovigen bleef groeien en
een aantal zaken dienden geregeld te worden. De wetgeving van de paus en concilie spelen
dan ook een belangrijke rol. De stedelijke organisatie kan hier als voorbeeld dienen. Een
magistraat noemt men een episcopaat en het volk is het ecclesia. Er worden spontaan
bevelen opgelegd en gebruiken ontstaan. Bij gevolg is er een rechtssysteem geboren.
De brief van paus Clemens naar de christenen van Korinthe van 96 is de eerste juridische
tekst. De kerkleider probeert hier een plaatselijk conflict op te lossen. Hij is dus rechter en
wetgever. De pauselijke uitspraak is een decretum, rescriptum of constitutio.
Vanaf Inocentius I143 wordt de casuïstiek144 verlaten en worden er echte wetten uitgebracht
door de pauselijke kanselarij. Naast de paus vervaardigt ook het concilie145 wetten.
In de Frankische periode verliest de paus zijn macht en concilies winnen aan belang. Ze
kunnen dan ook algemene wetten vervaardigen zonder toestemming van de paus. Deze
concilies krijgen de naam Canons  Canoniek recht.
138
genoemd naar abt Hildebrand wiens pauselijke naam Gregorius VII was in 1073
strijd om de bevoegdheden aan geestelijken te verlenen
140
paus heeft geestelijke macht en keizer heeft de wereldlijke macht
141
spiritualia
142
temporalia
143
begin 5de eeuw
144
oplossen van gewetensvragen
145
vergadering van bisschoppen
139
45
Deze worden vanaf de 6de eeuw ingebundeld in de canonieke collecties. De rechtspraktijk
zorgt ervoor dat dit een algemene regel wordt. De kerkelijke instellingen beschikken over een
pauselijke kanselarij naar het voorbeeld van de keizerlijke administratie. Als het Romeinse
rijk verdwijnt, blijft de kerk immers bestaan en blijft deze het Romeinse recht volgen.
Ratione Materiae regelt het kerkelijke recht en ook enkele takken van het recht die naar
hedendaagse normen burgerlijk zijn maar een sterk religieuze inslag hebben. De canonieke
regels hebben verschillende bronnen146.
Augustinus leefde rond het jaar 400. Hij was bisschop van het Noord-Afrikaanse Hippo.
Hij schreef het wereldberoemde ‘De Civitae Dei’. Dis is meer dan een millennium de
inspiratiebron geweest voor geestelijke en wereldlijke leiders. De stad van god is de eeuwige
perfecte samenleving.
Pas na de Gregoriaanse hervorming van de 11de eeuw zal het canonieke recht een algemene
discipline worden. Belangrijk hierin was het Decretum Gratiani in 1140. Geschreven door
Gratianus en is een systematisch overzicht van het grote aantal kerkregels.
Twee belangrijke termen die men dient te kennen in dit hoofdstuk zijn Ratione Materiae en
Ecclesia Sub Lege Romana Vivit. Ratione Materiae zijn de kerkelijke privileges.
Voorbeelden hiervan zijn het verlenen van asiel in abdijen, kerken, en dergelijke meer.
Ecclesia sub lege Romana vivit betekent letterlijk “de kerk leeft volgens het Romeinse recht”.
6. De renaissance van de 12de eeuw.
a. De wedergeboorte van de rechtswetenschap en de invloed op het publiekrecht.
De term Renaissance werd ingevoerd door de Amerikaanse historicus Hawkins in 1927 in
zijn werk ‘the renaissance of the 12th century’. Oorspronkelijke bedoelde men de
opflakkering van het intellectuele leven. Later omvatte dit begrip de hele maatschappij. De
renaissance bracht twee aspecten met zich mee.
1. de herontdekking van de Justiniaanse codificaties
2. de uitbouw van het canonieke recht
De betekenis van het herontdekte Romeinse recht ligt in de terminologie. Men sloofde zich
uit om elk woordje te begrijpen, te verduidelijken en te ontleden. Als men dit onder de knie
had, kon men gaan redeneren. De middeleeuwse juristen beschouwen het Romeinse recht als
een universeel recht.
Het begrip staat wordt in de Corpus Iuris omschreven als ‘een toestand die duurt’ dus een
permanente staat. Vandaar de Romeinse gedachte van het ambtenarenschap. De keizer is de
hoogste instantie maar ook de eerste dienaar van de staat. Een idee dat ook door de
canonisten werd toegepast. In de latere middeleeuwen kwam de leer van de twee lichamen
naar boven. Men had de fysiek en de mystiek. Het eerste is sterfelijk en het tweede blijft
voortleven in de opvolgers.
146
theologen, leraars,…
46
b. De wetenschappelijke invloed op het strafrecht.
De intentie van de misdaad is belangrijker den het gevolg. Over dit gegeven waren de
canonisten en de romanisten het eens. De zonde werd bij de canonisten vergeven bij de
biecht. Ook in de digesten147 staat dat men naar de wil moet kijken. Dit wordt bevestigd door
Philippe de Beaumanoir. Hij beschrijft de costume van Noord-Frankrijk. Volgens hem zijn
er drie soorten doodslag:
1. onopzettelijke
2. opzettelijke
3. opzettelijke met voorbedachten rade
De beschrijving van deze drie soorten bewijst de invloed van het canonieke en het Romeinse
recht. De wil is belangrijker dan het gevolg.
De canonisten en de Romanisten zijn het echter niet eens over de functie van de straf.
De romanisten:
libri terribiles. De straffen dienen zeer erg te zijn want ze hebben een
voorbeeldfunctie voor de anderen.
De canonisten:
Straffen moeten inkeer als gevolg hebben. Deze kan verkregen worden
aan de hand van bedevaartstochten. Gevangenis als straf komt pas na
de Nieuwe Tijd omdat dit teveel geld kost.
De procedure van de canonisten en de Romanisten is wel dezelfde. Men heeft de
onderzoeksmethode van de inquisitoir148. Men werkt met het systeem van de legale
bewijzen. De bekentenis wordt gezien als een vol bewijs. De tortuur is hier een rechtstreeks
gevolg van. Men gaat alle bewijze een waarde geven149. Het is dus door de invloed van de
geleerde juristen dat er een wreed rechtssysteem is kunnen ontstaan.
c. De bureaucratisering
De oudste universiteit in ons land is een katholieke universiteit. In die tijd was de
toestemming van de paus nog nodig om een universiteit op te richten. Maar de band tussen de
universiteit en de kerk houdt meer dan dat alleen in. De universiteit geniet pauselijke
privileges. De studenten en docenten vallen onder het canonieke recht en lesgevers worden
betaalt door de kerk door middel van beneficia. De kerk biedt ook beroepskansen aan
gediplomeerden.
Vanaf de 15de eeuw kunnen dus in de Zuidelijke Nederlanden logisten gevormd worden. Dit
leidt tot professionalisering. Op bestuursniveau komen er meer en meer afgestudeerde
burgers. Dit leidt tot specialisering.
De advocaat en procureur komen in onze streken voor in kerkelijke rechtbanken, vervolgens
in justitieraden en later pas in de lagere gerechten. Lagere rechtbanken worden verplicht om
bij belangrijke uitspraken eerst beroep te doen op rechtsgeleerden.
147
D.48.8.14, het deel van de corpus iuris civilis. Dit is om exact te zijn
komt van inquire wat ‘iets onderzoeken’ betekent
149
als bijvoorbeeld een getuige een waarde heeft van 50% dan heeft men twee getuigen nodig om een bewijs van
100% te bekomen
148
47
d. De invloed van de rechtswetenschap op het strafrecht
Zoals reeds vermeld was er in de 13de eeuw was er een zekere Philippe de Beaumanoir.
Volgens hem waren er drie soorten doodslagen: moord150, opzettelijke doodslag en
onopzettelijke doodslag. De straf moet dan ook in verhouding zijn. Een straf moet tevens
altijd strikt persoonlijk zijn. Dit is een correctie op het oud-Germaanse systeem van
familieveten. Deze correctie is doorgevoerd door een samenwerking van canonisten en
Romanisten.
Wanneer de status rei publicae151 verstoord werd, en het algemene belang in gevaar was, kon
de keizer zonder aanklacht van derde een proces opstarten om de schuldigen te zoeken. De
rechter begint dus een inquisitio of onderzoek. De juristen hebben een nieuwe methode van
bewijs zoeken. Irrationele bewijsmiddelen152 worden verboden en bekentenis krijgt een
belangrijke functie. Het is ook in dit kader dat de tortuur zijn opgang maakt.
e. De tortuur
De tortuur is geen straf. Het is een pijnlijk verhoor. De patiënt153 is diegene die het
ondergaat. Er zijn vele voorbeelden van tortuur en hier volgen er enkele:
1.
2.
3.
4.
paternostei:
geslagen worden met bollen.
men wordt op één of andere manier vastgebonden en op die manier ondervraagt.
Spaanse laarzen
geseling:
Hier vindt er wel een geleidelijke humanisering plaats. Maria
Theresia kondigt een wet af die de duimschroef
nationaliseert zodat men overal dezelfde duimschroef
hanteert. Ook de guillotine was een vorm van humanisering
5. estrapade
beide armen achter de rug en omhoog trekken zodat de
schouders uit de kom komen.
6. halsband met pinnen
7. vuur aan de scheden 154
8. waterproef
men moest water blijven drinken langs een trechter
9. hete rund
Men werd in een koperen ketel gezet die gevuld was met water.
Deze ketel werd vervolgens onder een vuurtje gezet
10. duchtig stoel
Men werd vastgebonden op een stoel en af en toe
ondergedompeld.
150
met voorbedachte raden
openbare orde
152
tweegevecht en godsoordeel
153
pati betekent pijn
154
nummer 6 en 7 werden beide toegepast in Vlaanderen rond het jaar 1600
151
48
f. De straf
Er was weinig of geen sprake van een gevangenisstraf omwille van de kosten.
Vermogenstraffen werden echter wel veel toegepast zoals een algemene
verbeurdverklaring155. Andere soorten straffen waren de schandstraffen, lijfstraffen en de
doodstraf door de beul.
Er was tevens een vervolging van slechte gedachten. Men was ervan overtuigd dat slechte
gedachten het gevolg waren van de aanwezigheid van de duivel in een bepaald persoon.
Ketters worden verbrand om drie redenen.
1. omdat het in de bijbel staat
2. verwijderen van lichaam en ziel
3. ketterij werd beschouwd als een besmetting
We bevinden ons ook in de tijd van de dierenprocessen. Deze hadden een hoogtepunt in het
Ancien Régime. Het waren geen processen tegen het dier zelf maar tegen de duivel die in het
dier zat. Bijvoorbeeld: een dier doodt een baby. Dus de duivel heeft het dier behekst. Dus
het proces is hetzelfde als dat van een mens. Deze kunnen dus ook samen vervolgd worden.
Een voorbeeld van zo een zaak waar dier en mens samen vervolgd worden is als een boer zijn
schaap geneukt heeft.
Ook zelfmoordenaars worden gestraft want ze gaan tegen de orde van god in. Een mislukte
zelfmoordpoging wordt bestraft met de doodstraf. Als een zelfmoord echter gelukt is, dan
gaat men het lijk straffen.
155
confiscatie van alle goederen
49
Hoofdstuk 5: De Nieuwe Tijd: Ontwikkeling van de
soevereine nationale staat
1. De absolute monarchie
a. De absolute monarchie in de soevereine staat
Vanaf de Franse Revolutie en de codificaties van Napoleon is er meer stabiliteit dan
vernieuwing. Toch op basis van het publiekrecht zijn er een aantal evoluties, waarvan de
kiemen in de late middeleeuwen liggen, in de Nieuwe Tijd tot bloei.
De 16de, 17de en de 18de eeuw zijn de eeuwen van het verlicht absolutisme. De bekendste
vorsten zijn Lodewijk XIV156, XV en XVI in Frankrijk, de Tudors in Engeland en de Spaanse
en Oostenrijkse keizers in de Zuidelijke Nederland.
1. De soevereine nationale staat
Naast de soevereine natiestaat bestaan er andere organisatievormen van een samenleving. Zo
zijn er de stam, stad, universeel pausdom, keizerschap en nog vele anderen. De staat heeft
één grondgebied en één effectief gezag. De natie daarentegen heeft slechts één volk157 en dan
is er nog het begrip soeverein. Dit doelt op het dragen van een machtsmonopolie en het
ontbreken van concurrerende interne of externe machten. Gooi deze allen in eenzelfde pot en
de soevereine natiestaat is een feit.
2. Theorie van het absolutisme
Dat vandaag de dag de nationale staat de meest voorkomende regeervorm is, is te danken aan
belangrijke ontwikkelingen tijdens de Nieuwe Tijd. De hoogste macht ligt hier op het niveau
van de nationale staat. Soevereiniteit en nationale soevereiniteit zijn daarom synoniemen.
De begrippen natie en nationaliteit komen van het Latijnse nasci158.
De klassieke nationale staat159 gaat stilaan achteruit. Het nationale volksidee heeft een crisis
meegemaakt160 en heeft een slechte naam gekregen.
De West-Europese landen geven daarom wat macht af aan de deelstaten of Europese
instellingen. De hoogste macht ligt nu voor verschillende materies op verschillende plaatsen.
De vorstelijke macht is absoluut omdat er geen hogere macht is, er geen instelling die hem
controleert en geen tijdelijke beperking is op zijn macht. De vorst moet zich laten leiden door
noties als “wijsheid” en “goede leider”, vorstenspiegels worden deze genoemd.
Vorstenspiegels houden in dat de wijsheid de vorstelijke macht bepaalt. De vorst moet over
deugden, religie, moraal en cultuur beschikken. Hij moet de bijbel, de oudheid en de
nationale geschiedenis kennen. Maar of dit echt gewerkt heeft is echter de vraag want men
kan nooit bewijzen dat de vorst deze echt gelezen heeft.
156
de zonnekoning
cultuur, taal, religie, enz.
158
geboren worden
159
1 volk, 1 grond en 1 gezag
160
fascisme
157
50
N. Machiavelli: “absolute macht leidt tot het doel heiligt de middelen”.
Thomas More: “absolute macht en morele kritiek
Jean Bodin:
“absolute superioritas”
T. Hobbes:
“absolute macht is een must”
Dit zijn enkele belangrijke politieke denkers met hun visie over een ideale staat. In de
volgende puntjes worden ze verder uitgewerkt.
Omdat de vorst zijn macht met niemand moet delen wordt de macht van de Staten Generaal
zeer beperkt.
Op gebied van wetgeving is er een streven naar eenmaking van het recht. De vorst regeert
dan ook op doorgedreven centralistische wijze. Hij is het middelpunt van de staat161. Net
zoals god staat de vorst boven het volk, door niets anders gebonden dan door god zelf. Dat de
macht in de Nieuwe Tijd absolutistischer is dan in de late middeleeuwen blijkt op
publiekrechtelijk vlak uit het feit dat een aantal machtstemperingen teruggeschroefd worden.
De vertegenwoordigde parlementen verkiezen grotendeels hun inhoud. Karel V stuitte de
Staten Generaal in hun opgang. De generale beden werden afgeschaft. Filips II roept de
Staten Generaal niet meer samen. Enkel in het begin en het einde van hun regeerperiode van
Albrecht en Isabella zijn er nog nationale samenkomsten.
3. Machiavelli (1469 – 1527)
“Doel heiligt de middelen”. Hij was politiek denker, toneelschrijver, historicus, diplomaat
en militair ontwerper in de beginperiode van het absolutisme. Zijn belangrijkste werk is
zonder twijfel Il principe162. Dit werk is zonder twijfel een voorbeeld van een
vorstenspiegel. De opgroeiende troonopvolgers krijgen een spreekwoordelijke spiegel
voorgehouden van een goede leider. Het is een leerboek vol aanbevelingen. Volgens
Machiavellis moet iemand die een staat wil uitbouwen of wetten afkondigen ervan uitgaan dat
de mens fundamenteel slecht is en alleen maar goed handelt als hij ertoe gedwongen wordt.
Wetten zijn daarvoor middelen net zoals wapens. Beide zijn geoorloofd als het maar is om
het algemeen belang of de staat te beschermen.
Hieruit groeit het Machiavellisme. Veroordeling verdient iemand die geweld gebruikt om af
te breken, niet iemand die het gebruikt om op te bouwen.
De perfecte heerser was volgens Machiavelli Cesar Borgia uit de 15de eeuw. Hij was de
onwettige zoon van Alexander VI. Borgia stond ervoor bekend elke potentiële rivaal uit de
weg te ruimen.
161
162
denk maar even aan Lodewijk XIV: “L’état, c’est moi”
de heerser
51
4. Thomas More (1478 – 1535)
Hij was een Engelse staatsman, persoonlijke vriend van Erasmus, lid van het Lagerhuis,
rechter, undersherif van Londen, secretaris van de koning en uiteindelijk Lord Chancelor163.
Zijn bekendste werk is Utopia164. Dit is een humoristische kritiek op de politiek van zijn tijd.
Het heeft socialistische en communistische trekken165. Er is geen privé-eigendom, iedereen is
fundamenteel gelijk, dragen dezelfde kleren en om de tien jaar verwisselt iedereen van
woning. Iedereen moet dagelijkse arbeid voor de gemeenschap doen, er zijn slechts enkele
uitzonderingen voor diegenen die studeren. Ook de kennis van het geld is afwezig.
Hij was goede vriend van de vorst maar uiteindelijk kwam er een breuk tussen beide. Hendrik
VIII had plannen tot nietigverklaring van zijn huwelijk met Catherina van Aragon. In 1534
roept hij zichzelf uit tot hoofd van de kerk166 en maakt van zijn kinderen bij Anna Boleyn de
troonopvolgers. More weigert de eed van trouw af te leggen. Dit heeft de doodstraf tot
gevolg. In 1935 wordt hij heilig verklaart door de paus en is patroonheilige van de politiek.
5. Jean Bodin (1529 – 1596)
Hij was de adviseur van de Franse koning. Zijn belangrijkste werk, “Les 6 livres de la
République” in 1567, vertelt ons dat er niets erger is dan anarchie en dat daarom anarchie
moet bedwongen worden door een sterke staatsmacht, een macht die boven alles staat 167en die
zich moet laten kenmerken door 8 attributen:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
wetgevende bevoegdheid
beslissingsmacht over oorlog en vrede
het recht om ambtsdragers te benoemen en te ontslaan
bevoegdheid om als beroepsrechter vonnissen te hervormen
gratie verlenen
muntrecht
ijkrecht
fiscale bevoegdheid
Deze 8 bevoegdheden zijn in de handen van het hoogst vorstelijk niveau maar ook niet
beperkt, noch gereglementeerd.
6. Thomas Hobbes (1588 – 1679)
Met zijn werk “Leviathan”, vertelt hij ons dat absolute macht een must is voor de soevereine
vorst. De soeverein bepaalt oorlog en vrede, wetten, rechtspreking, belastingheffing,
onteigening en opeisingen.
163
wat inhield dat hij zeer nauw bij de koning stond
ideale land
165
persoonlijk vergelijk ik het altijd met het smurfendorp. Iedereen ziet er hetzelfde uit, de huizen zijn allen
dezelfde en staan allen even ver van elkaar zodat het persoonlijk bezit voor allen gelijk is en ook geld is niet
gekend.
166
De Engelse kerk
167
superioritas
164
52
7. Soevereiniteit en absolutisme in de praktijk
We bekijken vooral de situatie in Frankrijk en in de Zuidelijke Nederlanden.
De vorst in de Zuidelijke Nederlanden moet zich toch nog verantwoorden tegenover het
parlement ook al was er sprake van een absolutistische leider. De reden voor deze
verantwoording is geld. De vorst heeft geld nodig. Het geld moet van het volk komen, dus
wil de vorst zijn geld krijgen, moet hij rekening houden met het volk. Hetzelfde geldt
trouwens ook voor de Franse vorst.
De uitingen van de wetgeving waren er op vele vlakken. Er was ten eerste al een stijging van
de wetgeving motu proprio168 wat een eenmaking van het recht tot gevolg had. Er komt een
centralisatie van gerechtelijke en bestuurlijke instellingen. Tevens is er een sterk leger
aanwezig en er komt een binding van de wetenschappers169 en propaganda is ook een
duidelijk kenmerk van de absolutistische vorst.
De absolutistische vorst voelt zichzelf sterk. Hij is de leider van het land en niemand mag
hem iets opdringen of zelfs geen commentaar geven. Het parlement is dus voor hem een pion
die moet opgeruimd worden. De Staten-Generaal werd dan ook quasi niet meer
samengeroepen. Hij begint zich te moeien in de steden en benoemd de bisschoppen. De
Concessio Carolina in Gent in 1540 zorgt ervoor dat de stad zijn privileges verliest. Hij
grijpt de volledige en absolute macht over zijn gebied. De militaire rol van de adel wordt
vermindert en in Frankrijk beperkt de Franse vorst de macht van de adel volledig door hen te
vestigen in zijn Hof om hen allerhande taken te doen uitvoeren.
Toch zijn er beperkingen van soevereiniteit en absolutisme. Er blijft altijd enige vorm van
parlementarisme omdat het volk dit wil. Ook het constitutionalisme is niet helemaal
verdwenen. Dit leidt tot regionalisme. Ik verklaar me nader. De grootte van het rijk en de
afstand tot de vorst, maakte het hem niet gemakkelijk om te regeren. Het duurde een week
vooraleer de vorst op de hoogte was van een probleem. Over dit probleem moest hij nog een
week nadenken en het duurde dan nog een week vooraleer de oplossing naar het probleem
werd gebracht. Drie weken vooraleer er een probleem werd opgelost is een beetje teveel van
het goede en het volk pikte het niet meer. Er kwam een intolerantiegevoel vanuit de
bevolking omdat deze zoveel belastingen betaalde maar er niets voor terugkreeg.
Regionalisering was de enige oplossing.
168
wetgeving komende van de vorst zelf. Dus op zijn eigen initiatief zonder dat hij iemand daarvoor moet
raadplegen tegenover wetgeving motu proprio staat er wetgeving on request. Dit is wetgeving die is ontstaan
op verzoek van de bevolking
169
Académie
53
b. Het verlicht absolutisme en het natuurrecht
De vorst gaat vrijwillig redelijk worden. Hij laat zich adviseren door geleerden170 en zij
vonden dat er universele rechten moesten komen. Er komen natuurlijke vrijheden en een
algemene welvaart. De twee centrale spreuken in het verlicht absolutisme zijn “tout pour le
peuple, rien par le peuple” en “the greatest happiness for the greatest number”. Heel het
verlicht absolutisme staat in kader van de Verlichting171.
Het is een cultureel-wetenschappelijk fenomeen waar veel werd over geschreven. Zo was er
Voltaire die een boek schreef over tolerantie en vond dat de vorst niet-intolerant mocht zijn.
Dit boek was “encyclopédie”. Hij schreef over het laatste ketterijproces. Dat was dat van
Jean Callion. Hij werd ten onrechte veroordeelt. Hij was protestant en werd onrechtmatig
behandelt door katholieke rechters.
Het grote voorbeeld was Beccaria die heeft bijgedragen tot de humanisering van het
strafrecht. De Franse Révolutie zal de teksten van Voltaire gebruiken en de publieke opinie
wordt klaargestoomd voor het nieuwe recht.
De basisgedachte voor de juridische uitwerking van het Vernunftrecht172 is een school
geleerden die de algemene principes uit de boeken van het Romeinse recht halen. De rede
staat hier centraal want deze leidt tot basisrechten. Zij zorgen ervoor dat het recht rationeel
wordt opgebouwd door middel van schema’s en tabellen. De belangrijkste
vertegenwoordigers zijn Pufendorf en Thomasius in Duitsland en Jean Domat in Frankrijk.
Jean Domat leefde in de 17de eeuw en is vertegenwoordiger van het vernunftrecht. Zijn
bekendste werk is “les lois civile dans leur ordre naturel”. Het is het burgerlijk recht in zijn
natuurlijke orde.
1. personen
2. goederen
3. verkrijgen van goederen
4. proces
Dit is het Burgerlijk Wetboek van 1804. Nieuwe ideeën zijn dus niet zo nieuw als ze lijken.
Er komen fundamentele mensenrechten en dus een humanisering van het strafrecht. Er komt
een staatsfunctie in plaats van patrimonium173 en de band tussen kerk en staat verdwijnt. Er
komt een laïcisering van het huwelijk, staatsscholen en de staat maakt zijn eigen registers.
Tevens wordt er gewerkt aan een codificatie en instellingen174 worden gerationaliseerd.
Er dient toch enige aandacht besteed te worden aan Jozef II in de Zuidelijke Nederlanden.
Hij voerde administratieve en gerechtelijke hervormingen door. Hiervoor kreeg hij een
reactie van alle staten. Uiteindelijk komt er een onafhankelijkheidsverklaring voor de Staten
van Vlaanderen op 4 januari 1790. In Gent komt er op de Vrijdagmarkt een
vervallenverklaring. De basis hiervoor was de Blijde Inkomst175, stadsprivileges en
vredesverdragen.
170
meestal juristen
Siècle des Lumières, Aufklärung, Enlightment
172
natuurrecht
173
kroondomein wordt staatsdomein
174
gerecht en bestuur
175
Brabant!!
171
54
2. Bourgondische, Spaanse, Oostenrijkse en bijna onafhankelijke
Nederlanden.
a. Bourgondiërs, Karel V en 17 provinciën
1. Bourgondische hertogen
De Bourgondische hertogen regeren in Vlaanderen vanaf 1384. Deze heerschappij zal duren
tot 1482. Men kan stellen dat deze hertogen de Nieuwe Tijd inluidden in onze regionen. De
patrimoniumgedachte176 speelt een grote rol in de Nederlandse provinciën. Hierdoor is er
sprake van Landen van Herwaarts-over177 en Landen van Derwaarts-over178.
De vorstendommen komen in hun bezit door middel van huwelijk, militaire middelen,
aankoop of verpanding. Een uitzondering hierop is Brabant. Dit is het enige vorstendom
waarvan de staten uitdrukkelijk voor Filips de Goede hebben gekozen.
Er komt een modernisering van het recht doordat er wetten en procedures worden
overgenomen vanuit Frankrijk. Onder Karel de Stoute komt, in de 15de eeuw, de eerste
Staten-Generaal samen. Deze geven de Rijselse Rekenkamer bevoegdheden over
verschillende vorstendommen en aan het einde van de 15de eeuw wordt het parlement van
Mechelen opgericht. Deze centrale instellingen stoten op heel veel verzet van de bevolking
waardoor Maria van Bourgondië na de door van Karel de Stoute in 1477 het Groot Privilege
moet afkondigen179. Op deze manier rekenen de Nederlandse staten af met de Bourgondische
overheersing.
2. Keizer Karel
In 1500 komt de Habsburger Keizer Karel aan de macht in de zuidelijke Nederlanden. Zijn
rijk was meer dan de Nederlanden alleen. Hij regeert over tientallen vorstendommen en
heerlijkheden. Door familiale toevalligheden erft Karel Europese en Amerikaanse bezittingen
van Aragon en Castilië en hij wordt keizer van Duitsland. Het is Karel die de verschillende
gebieden met elkaar verbindt. We spreken daarom van een personele unie.
Net zoals vele anderen in de geschiedenis probeert ook Karel een eenmaking te creëren in zijn
rijk. In Fankrijk is er het Verdrag van Madrid en de Damesvrede. Het ene staat niet los
van het anderen. Het Verdrag van Madrid is een afspraak tussen Karel en zijn Franse rivaal
Frans I. De Franse vorst geeft, tijdens zijn gevangenschap na de slag van Pavia, zijn
leenheerschap over Vlaanderen, Artesië, Doornik, Napels en Milaan op en erkent de
Habsburgse rechten op Bourgondië. Door het Verdrag van Madrid te tekenen, werd hij weer
vrijgelaten. Hierna blijkt echter dat hij niet veel rekening houdt met het verdrag en drie jaar
later moet hij door middel van de Damesvrede het einde van zijn leenband over onze regionen
bevestigen. Bij de dood van keizer Karel komt er een probleem met de erfenis. De
mogelijkheid dat zijn “eenheidsrijk” uiteenspat over verschillende families is nog altijd reëel.
Dit zou moeten opgelost worden door de Pragmatieke sanctie van 1549. Karel regelt het zo
dat de regionale vorstendommen worden omgevormd tot provincies180 zodat het rijk niet
uiteen kan gehaald worden. De scheuring van de Nederlanden zal daar anders over beslissen
maar daarover meer in de volgende paragraaf.
176
Op basis van huwelijk, koop en woning
de Nederlandse vorstendommen
178
hertogdom Bourgondië en het Vrijgraafschap
179
tekst staat in het boek op pagina 187
180
naar het Romeinse Rijk
177
55
3. de Zeventien Provinciën
Het getal moet gerelativeerd worden. Historici zijn het er nog altijd niet over eens dus heeft
men maar een gemiddelde genomen. Men moet er vanuit gaan dat de Zeventien Provinciën
een gebied is dat is samengekomen op basis van familiale banden en financiële en militaire
middelen met weinig meer gemeen dan enkele centrale instellingen.
Zo is er géén eenheid van godsdienst181 , grondgebied, recht, taal noch de stedelijke macht
want deze is gebroken.
Karel V ziet zichzelf als beschermer van de Roomse Kerk en legt zware straffen op voor
ketterij, verbiedt en verbrandt boeken en geeft geld aan verklikkers. Het is logisch dat dit een
zeer donkere en gevaarlijke tijd was, waar niemand zich veilig kon voelen. In 1515 bepaalt
paus Leo X dat alle boeken moeten goedgekeurd worden door de kerk. Toch kan Karel V
niet voorkomen dat bepaalde gebieden hier niet mee akkoord gaan en er dus ook geen gehoor
aan geven. Er komt een verschil tussen het wettelijke en het werkelijke land. Deze
onenigheid zal leiden tot een scheuring onder Karels zoon Filips II.
Tevens staat de uitvinding van het buskruit in zijn kinderschoenen. Om het leger te
moderniseren wordt een groot deel van de staatskas opgeofferd. Om dit vol te houden komt er
een enorme belastingsdruk op de bevolking.
b. De scheuring van de Nederlanden
De rechtstreekse oorzaken waren, zoals hiervoor reeds uitgelegd, een te hoge fiscale druk,
religieuze intolerantie en een tirannieke vorst die nooit aanwezig was.
In Brabant en Vlaanderen was één derde van de bevolking protestants, in Holland en Zeeland
minder dan 5%. In 1576 komen de Staten-Generaal van de niet-opstandige gewesten tot een
akkoord met Willem van Oranje, Holland en Zeeland. Willem was ten hulp geroepen om de
muitende Spaanse soldaten in Brabant en Vlaanderen in toom te houden. Willem belooft deze
soldaten uit de Nederlanden weg te houden en wil de exclusieve erkenning van het
Calvinisme in Holland en Zeeland en de schorsing van alle plakkaten inzake ketterij. Dit
wordt op 8 november getekend te Gent in de bekende Pacificatie van Gent.
In de Unie van Utrecht van 1579 verklaren de verschillende steden en gewesten zich solidair
in de strijd tegen de Spaanse koning. Henegouwen en Atrecht kiezen de kant van de koning
en bevestigen dit in de Unie van Atrecht nog in hetzelfde jaar.
Met de Plakkaat van Verlatinge van 1581 wordt de breuk tussen het noorden en het zuiden
officieel bezegelt. De Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden verklaren Filips II
vervallen van zijn status als heer van de Nederlanden omdat hij als absolutistische vorst geen
respect heeft voor de gewestelijke rechten en vrijheden. Philippe Duplessois Mornay
schreef in 1579 het boek “de vrijheidsopeising tegen tirannen”. De basisgedachte van dit
werk is dat er een verband bestaat tussen de mensen, bijgestaan door de vorst en God. Binnen
dit verbond hebben de vorst en de gemeenschap plichten ten aanzien van elkaar. Het volk
heeft namelijk een deel van hun vrijheid afgestaan om daar voordelen uit te halen. Als de
vorst enkel nadelen met zich meebrengt, dan mag de gemeenschap deze vorst afwijzen. De
plakkaat van Verlatinge is een toepassing van het ius resistendi uit de feodaliteit. Een vazal
die onbehoorlijk behandeld wordt door zijn leenheer, mag tegen hem opkomen
181
wat voor enorme problemen zal zorgen en zo een enorme druk op de “staat” zal uitoefenen
56
Na de val van Antwerpen in 1585 verschuiven nog enkele gebieden van noord naar zuid maar
daarna zal de grens niet meer wezenlijk veranderen. De scheiding wordt pas definitief in het
Vredesverdrag van Waasmunster in 1648 als de staat van de Verenigde Provinciën wordt
erkend. Vanaf dit ogenblik vormen de noordelijke gewesten een onafhankelijke confederale
republiek waarin de Staten-Generaal een belangrijke rol zullen spelen. In de Zuidelijke
Nederlanden blijven de centralistische Spaanse en Oostenrijkse vorsten de plak zwaaien.
c. Albrecht en Isabella: quasi soevereine vorsten
De Nederlandse gewesten worden door de Spaanse vorst overgedragen aan Albrecht en
Isabella in 1598 en deze zullen blijven regeren tot 1621. Deze overdracht heeft een duidelijke
reden. De Nederlanden kostten heel veel geld voor de Spanjaarden en zijn militaire
handelingen tegen de opstanden haalden niet veel uit dus was het beter om de Nederlanden te
laten regeren door een eigen vorst.
Het vorstenpaar zorgt ervoor dat de rust weerkeert. Dit doen ze onder andere met behulp van
verdragen in Vervins en Londen maar het Twaalfjarig Bestand is toch één van de
belangrijkste. De rust keert weer en er kan aandacht geschonken worden aan economische,
politieke, culturele en godsdienstige wederopstanding. Albrecht was een goede vorst met een
enorme interesse in kunst. Hij legitimeerde zijn macht aan de hand van gratieverlening. Hij
wordt erkend door diegene die gratie vraagt en hij wordt geliefd doordat hij gratie geeft. Hij
voert een Realpolitik182 die rekening houdt met de beperkte financiële mogelijkheden en de
plaatselijke en regionale gezindheden in de provincies.
De echte soevereiniteit van het Nederlanden dient echter in vraag gesteld te worden. Filips II
heeft vier voorwaarden voorzien:
1. als het vorstenpaar kinderloos overlijdt, komen de Nederlanden terug in handen van de
Spanjaarden
2. tussen het Spaanse Rijk en de Nederlanden moet een eeuwig bondgenootschap blijven
bestaan
3. de Nederlanden mogen geen handel drijven met de Spaanse kolonies
4. de garnizoenen, die in belangrijke steden gelegen zijn, blijven onder het koninklijk
bevel.
Uit onderzoek zal blijken dat het de aartshertogen wel degelijk rekening hielden met
“bevelen” uit Madrid. Toch is er een Spaanse ambassadeur aanwezig in de Nederlanden. Dit
wil toch zeggen dat de Spaanse vorst de onafhankelijkheid erkent183. Wel komt er een eigen
wetgeving en rechtspraak.De aartshertogen zorgen met het Eeuwig Edict van 1611 voor de
grootste golf van homologaties van het gewoonterecht. Na de doodt van Albrecht wordt
Isabelle landvoogdes en keert alles terug naar het oude.
182
183
politiek volledig afhankelijk maken van het budget
als hij ze niet zou erkennen dan zou hij geen ambassadeur sturen maar een afgevaardigde
57
d. De Spaanse en Oostenrijkse periode
Het noorden zal voor het grootste deel ongewijzigd blijven. De grote veranderingen vinden
plaats in de Zuidelijke Nederlanden. Hier gaan belangrijke delen van Vlaanderen en
Henegouwen en zelfs heel Artesië gaat naar de Franse kroon.
De overgang van de Spaanse naar het Oostenrijkse bewind komt er na het kinderloos sterven
van Karel II in 1700 en na de Spaanse successieoorlog, die in de eerste plaats bedoeld was
om de Spaanse bezittingen uit de handen van de Franse Bourbons te houden.
Het blijven vooral katholieke Nederlanden omdat zowel de Spanjaarden als Oostenrijkers
overwegend katholiek zijn. De vernieuwingsdrang van de keizer en zijn gevolmachtigde
minister op het einde van de 18de eeuw is een rechtstreekse aanleiding tot de Brabantse
Omwenteling.
e. Strafrecht in de Nieuwe Tijd
Eerst en vooral waren er de godsbewijzen184 die zelfs vandaag de dag nog een grote invloed
hebben. Zo speelt de bekentenis185 en het geweten186 nog een grote rol. De godsbewijzen die
echter gelukkig wel verdwenen zijn, zijn het duel en het Iudicum Crucis187.
Tevens speelde de heksenprocessen een grote rol. Als bewijsstukken in zo een proces waren
er drie methodes om erachter te komen of iemand een heks was.
1. de prikproef: heksen moeten zich uitkleden en moeten contract afsluiten met de
duivel. De heks werd geprikt met een naald en als de heks bloedt,
dan is ze geen heks, bloedde ze niet, dan was ze een heks. Het is
echter belangrijk om te weten dat diegene die prikte meestal
perfect wist waar hij moest prikken en kon zo dus de persoon die
geprikt moest worden omkopen.
2. tranenproef: Als de heks de tortuur overleefde zonder tranen te laten dan is de
duivel aanwezig.
3. waterproef: Ze gooiden de heks in water. Bleef ze drijven dan was ze een heks,
als ze zonk dan was ze zuiver want het water wou haar opnemen.
De tortuur188 zelf is geen straf. Het is een pijnlijk verhoor. De patiënt189 is diegene die het
ondergaat. Er zijn vele voorbeelden van tortuur en hier volgen er enkele:
1.
2.
3.
4.
paternostei:
geslagen worden met bollen.
men wordt op één of andere manier vastgebonden en op die manier ondervraagt.
Spaanse laarzen
geseling:
Hier vindt er wel een geleidelijke humanisering plaats. Maria
Theresia kondigt een wet af die de duimschroef
nationaliseert zodat men overal dezelfde duimschroef
hanteert. Ook de guillotine was een vorm van humanisering
184
niet de mens maar god oordeelt
innerlijke stem
186
de eed op de bijbel
187
oordeel van het kruis. Beide partijen moeten hun armen evenwijdig houden met hun schouders, diegene die
het langs volhoud heeft gelijk.
188
Dit stukje over tortuur en straf is letterlijk gekopieerd van het voorgaande hoofdstuk maar hier herhaald om
het strafrecht van de Nieuwe Tijd zo volledig mogelijk te bespreken
189
pati betekent pijn
185
58
5. estrapade
beide armen achter de rug en omhoog trekken zodat de
schouders uit de kom komen.
6. halsband met pinnen
7. vuur aan de scheden 190
8. waterproef
men moest water blijven drinken langs een trechter
9. hete rund
Men werd in een koperen ketel gezet die gevuld was met water.
Deze ketel werd vervolgens onder een vuurtje gezet
10. duchtig stoel
Men werd vastgebonden op een stoel en af en toe
ondergedompeld.
Er was weinig of geen sprake van een gevangenisstraf omwille van de kosten.
Vermogenstraffen werden echter wel veel toegepast zoals een algemene
verbeurdverklaring191. Andere soorten straffen waren de schandstraffen, lijfstraffen en de
doodstraf door de beul192.
De schandpalen of carcanpalen waren zeer populair. De Franse Revolutionairen namen
deze straf op in hun nieuwe wetboek. Het zal pas in de 19de eeuw afgeschaft worden. Een
andere schandstraf was de schandhuik van den Bosch. Men moest deze mantel aandoen
als men overspel had gepleegd. Er stonden allerlei dieren op, dit was om de dader erop te
wijzen dat zijn gedrag beestachtig en laag bij de grond was. Andere schandstraffen waren:
1. Klappestenen van Damme193
2. schandkraag
3. schandpaal194
4. schandviool
5. schandpaard195
6. schandmasker
In de 16de eeuw was er Alva’s bloedraad. Alva was een vertrouweling van de Spaanse
koning Filips II. Het is een rechtbank in Brussel bemand door drie Spanjaarden die
honderden slachtoffers maakte. Onder andere de beeldenstormers van 1566 waren
vooraanstaande Calvinisten en iedereen die zich verzette tegen het beleid van de koning.
Er waren ook nog de schand- en lijfstraffen. De belangrijkste onder hen was het
brandmerken van een persoon. Dit was een levend strafblad196. Tevens waren er vele
spiegelstraffen. Tevens waren er martelaren zoals de Heilige Lieven van wie de tong werd
uitgerukt.
190
nummer 6 en 7 werden beide toegepast in Vlaanderen rond het jaar 1600
confiscatie van alle goederen
192
het beul zijn was een kunst die van vader op zoon werd doorgegeven. Deed de beul zijn werk niet goed, dan
werd hij zelf ter dood veroordeeld.
193
dit was een spiegelstraf door vrouwen die een man wilden zijn. De vrouw moest 2 metalen ballen rond haar
nek dragen.
194
Dit was voor valsspelers
195
straf voor prostituees die in een foute straat stonden
196
in Vlaanderen werd er bij dieven de “V” van voleur op het voorhoofd gebrand
191
59
Lijfstraffen konden soms afgekocht worden. Dus hoe strenger de straf, hoe groter dat hij
afgekocht worden. Zelfs de doodstraf kon afgekocht worden daarom dat deze dan ook soms
zo gruwelijk werden gemaakt. Hier volgen enkele voorbeelden maar de gevoelige lezer mag
dit stukje tekst overslaan in de hoop dat het geen examenvraag is…:
1. verbranding:
een straf waardoor lichaam en ziel werden vernietigd. Vrouwen
kregen meestal een gunst door eerst gewurgd te worden.
2. onthoofding:
de straf der edelen197
3. ophanging:
tevens een straf der edelen
4. onthoofding met bijl: straf voor de niet-edelen
5. verdrinken
6. vierendelen
zo was er ook tweedelen
7. knijpen:
men kneep het slachtoffer met een tang. Deze zou een trage
en pijnlijke dood sterven door inwendige bloedingen
8. radbraken:
het slachtoffer lag op een rad. Men brak al zijn botten en ook
deze zou sterven door inwendige bloedingen
9. radvlechten:
het dode lichaam wordt tussen het rad geweven en
tentoongesteld
10. doodkoken:
een spiegelstraf voor valsmunters
11. ontdarmen:
één stukje darm eruit halen en trekken maar…
12. zagen:
geen commentaar
13. palen:
dit was voor homofielen en gestoorde mensen198
De ophanging kon op verschillende manieren gebeuren. Zo waren er tijdelijke galgen,
permanente galgen, stadhuis en een boom de populairste plaatsen. De ophanging zelf ging
vaak gepaard met lijfstraffen. Bij verstek199 maakte men een schilderij van de veroordeelde
en hing men dit aan de galg om toch maar een voorbeeld te geven voor de rest van de
bevolking. Tevens is het leuk om te weten dat de doodstraf zelfs hier in België nog niet zo
lang geleden van toepassing was. De laatste onthoofding door middel van guillotine gebeurde
hier in 1918. Het was een oorlogsmisdadiger die daartoe veroordeeld werd. De doodstraf
was hier echter al afgeschaft maar de misdadiger viel onder het militair strafrecht en de dood
door onthoofding was hier nog aanwezig. Er moest speciaal een beul vanuit Frankrijk
overkomen omdat er hier geen meer aanwezig was.
men kon ook ondersteboven gehangen worden en vervolgens onthoofd… Dit was de straf voor gevallen
edelen. In de 18de eeuw werd de guillotine dan ook als een humanisering van het strafrecht gezien.
198
iemand werd op een paal gezet en er volledig overgetrokken…
199
als de veroordeelde ontsnapte
197
60
3. bureaucratisering en juridisering
a. de “boom” der instellingen
De eerste juristen waren in dienst van de vorst. Volgens Montesqueie moest er een aparte
rechtelijke macht komen. Zo was er sprake van een advocaat en een procureur.
1. de advocaat
Het begrip komt van het Oost-Romeinse rijk in de 5de eeuw. Eerst was er een juridische fase
en dan pas een feitelijke “advocatus ad orande prosu” of kortweg advocatus200. We
bedoelen dus diegene die de cliënt helpt met het overtuigen van de rechter. Ten tijde van
Justinianus was een advocaat iemand die advies geeft bij procureurs.
Nu is het iemand die advies geeft en pleit.
2. de procureur
De procureur is een procesvertegenwoordiger en stelt de materiële handelingen. Men had
nood aan een persoon die aanwezig was op de rechtbanken om een partij te
vertegenwoordigen.
Elke partij die naar de rechtbank ging had dus twee personen nodig. De advocaat die advies
gaf en de procureur die de vertegenwoordiger is en de materiële handeling stelt. Dit was zo
ten tijde van Rome, de middeleeuwen en in de Nieuwe Tijd. Napoleon voert het na de Franse
Révolutie terug in en de procureur krijgt een nieuwe naam. Hij is nu de “pleitbezorger”.
Vandaag de dag heeft de advocaat alledrie de functies. Er was de procureur-generaal die
een procesvertegenwoordigende functie heeft en dus een gespecialiseerde procureur is en de
advocaat-fiscaal wie eigenlijk een gespecialiseerde advocaat is die in het Ancien Régime de
vertegenwoordiger van de vorst was.
Niet enkel kwam er een gerechtelijke specialisatie maar ook op gebied van het bestuur kwam
er een specialisering. Op centraal niveau legitimeert de overheid zich door de openbare orde
maar ook door de bevolking te geven wat het wil. Er komt een grote hoeveelheid wetgeving
on request. Dit werkte als volgt:
1. rekwest:
verzoek aan de vorst om bijvoorbeeld een belastingvrijstelling
te verkrijgen
2. consult:
positief advies van de lokale bevoegde persoon en dit gaat naar
de Raad van Vlaanderen. Deze zijn akkoord en sturen het naar
een hoger niveau en zo verder tot het bij de vorst komt want de
vorst moest ook nog zijn toestemming geven.
3. apostelle:
de vorst aposistilleert201
4. patentbrief202:
kenbaar maken van de goedkeuring van de vorst
Het personeel van de vorst waren de ambtenaren. Ze kregen een vaste loon en moesten een
eed afleggen. Vrienden en familieleden van de vorst kregen voorrang bij zo een benoeming.
200
zij die het goed kunnen uitleggen
letterlijk: hij schrijft in de marge “d’accord”
202
open brief
201
61
3. De collaterale raden:
Dit waren adviesraden aan de zijde van de vorst. In 1531 werden de drie collaterale raden
opgericht. Keizer Karel was toevallig in Brussel toen hij ze stichtte. Hij had een
hoofdminister203 die de raad leidde. Een voorbeeld hiervan is Pieter Roose. Hij had een
Brabantse moeder en een Vlaamse vader. Dus iedereen zij dat het er ene van bij hen was. Hij
had dus een goede legitimatie. Hij was advocaat-fiscaal van de vorst. De vorst zet hem in de
Geheime Raad. Hij deed alles voor de vorst en had heel zijn carrière aan de vorst te danken.
Hij was dus de ideale ambtenaar.
1. de Raad van State
Bevoegdheid:
Samenstelling:
Werking :
alle belangrijkste zaken op staatsniveau zoals het beslissen over oorlog
en vrede.
oorspronkelijk waren het alleen edellieden204. Dit is het laatste restje
van het adellijke hof. In 1632 zullen het niet meer uitsluitend
edellieden zijn. In dit jaar willen de edellieden de macht grijpen en
de vorst gooit ze eruit en er komen enkel nog juristen in de Raad. Men
had conseilles de longues robes205 en conseilles de courte robes206.
De Raad van State werkte niet permanent. In 1946 wordt de huidige
Raad van State opgericht met de afdeling wetgeving aan de ene kant en
aan de andere kant de afdeling administratie die oordeelt over
administratieve rechtshandelingen.
2. de Geheime Raad
De Geheime Raad kan men het best vergelijken met de Raad van State van vandaag. De
naam is afkomstig van een slechte vertaling van het Franse “conseil privé”. Deze naam was
gekozen omdat de Geheime Raad het dichtst bij de vorst zat. Zij werkten wel permanent dus
kon men er altijd naartoe gaan. De mensen van de Geheime Raad hadden drie taken:
1. justice:
er was een opperste rechter. Dit kan men vergelijken met de Grote
Raad. De Geheime raad houdt zich bezig met rechtsbedeling207
208
2. Grâce :
Als een boek en dergelijke wordt gepubliceerd, moet het eerst
voorgelegd worden aan de Geheime Raad. In elk boek van die tijd
vind je twee teksten. Enerzijds de kerkelijke toestemming en
anderzijds de vorstelijke toestemming.
203
de eerste minister van die tijd
bijvoorbeeld de Gulden Vlies bestond enkel uit ridders
205
lange toga als symbool van universitair afgestudeerden
206
edellieden
207
bijvoorbeeld met gerechtelijke evocatie. Een hogere rechtbank die een zaak van een lagere rechtbank naar
zich toetrekt. Vandaag heeft het begrip “evocatie” een andere betekenis. Het wordt nu gebruikt bij de
wetgeving. De Senaat kan het evocatierecht uitoefenen. Binnen de 15 dagen na de stemming in de Kamer in
verband met een wet, kan de senaat de wet nog aanpassen
208
gratie, privileges en octrooien
204
62
Een voorbeeld van gratie is de requête civile wat letterlijk “verzoek” betekent. Volgens het
gewone recht kon men niets doen. Bijvoorbeeld iemand wordt veroordeelt en moet beroep
instellen binnen een maand maar hij moet 6 jaar gaan vechten in een oorlog en kan pas 6 jaar
later beroep aantekenen. Dit kan hij verzoeken bij de Geheime Raad.
Ook kon men hier naartoe met een “proposition d’erreur”. Als iemand veroordeelt is kan
hij aantonen dat er een juridische fout is begaan. In dit oogpunt is de Geheime Raad een
voorloper van Cassatie.
3. de Raad van Financiën
samenstelling:
bevoegdheid:
juristen en pratici209
Dit was de administratie voor de belastingen. Ze deelden licenten210
uit en trok ze in. Het was tevens een permanent orgaan.
b. de evolutie van het recht
1. Verschriftelijking: wetgeving, codificatie en homologatie
De grootste invloed was de boekdrukkunst. Deze had het bekender worden en de
eenmaking van het recht tot gevolg. Formulierboeken zijn het populairst. Het zijn
standaardformulieren van allerlei formele handelingen zoals een koopakte, dagvaarding en
dergelijke. Ze heetten “papegaay” omdat men ze gewoon moest overschrijven.
Het humanisme en de Renaissance hadden ook een belangrijke invloed. Men had meer
aandacht voor het individu. Schilderijen die in de middeleeuwen anoniem waren, werden nu
ondertekent. Men begon meer te schrijven en er komen archieven. Wijk-en landboeken211
ontstaan. Deze waren overgenomen van de parochieregisters die reeds lange tijd verplicht
waren door de kerk.
De iure212:
er kwamen meer instellingen. De collaterale raden zijn hier een voorbeeld
van. We krijgen nu geschreven bevoegdheden en we worden verplicht een
archief bij te houden. Er ontstonden kenbronnen van het recht. Alle
wetgeving van die tijd werd opgeschreven. De gewoonte sterft dus snel af.
Deze verschriftelijking leidt tot een eenmaking van het recht. Er komt een
stijgende rol van de wetgeving en een stijging van wetgeving motu proprio.
De costume neemt af en de het belang van de wet neemt toe. Het snijpunt
tussen de twee ligt ongeveer ten tijde van Albrecht en Isabella. Er komt meer
privaatrecht. De overheid heeft hier publiek belang bij want het leidt tot
minder problemen en dus minder kosten. De wetten worden ook meer en meer
genationaliseerd. Er komt dus een stijgende rol van het ius proprium213.
209
dit zijn experts en dergelijke
vergunningen zoals bijvoorbeeld als er oorlog was met Frankrijk, mocht men geen paarden aan Frankrijk
verkopen
211
wie, waar en welke eigendommen bezit
212
de verchriftelijking
213
nationale wetgeving
210
63
Tevens komt er een verschriftelijking van de rechtspraak. Er komen scripties omwillen van
een eventueel beroep. Taelman was een mondeling vaardig iemand die moest pleiten maar
tijdens de Romano-canonieke periode wordt deze vervangen door advocaten en procureurs.
Er kwam een verplichte consultatie van rechtsgeleerden214.
De codificatie215 en homologatie216 van het gewoonterecht was ook een feit rond 1560. In de
16de eeuw was het recht minder systematisch. Volgens de vorst krijgen ze kracht van wet.
Door het te homologeren, trekt hij het recht naar zich toe want als men iets wil veranderen
moet men het nu aan de vorst vragen217. De vorst kan de wet wijzigen. Dit is begonnen in
Frankrijk in 1454 maar bij ons wordt het overgenomen door Keizer Karel in 1531.
Uiteindelijk komt er de eenmaking van het recht. Het is eerder een gevolg dan een doel. De
wet en de costume samen vormen een zelfde of gelijkaardige wetgeving. In de rechtspraak
komt er de rol van de hogere rechtbanken. De lagere rechtbanken willen niet dat hun
uitspraak wordt ingetrokken dus gaan ze “speculeren” wat de hogere rechtbanken zouden
beslissen in dit geval.
c. De evolutie van het strafrecht
1. Inhumaan strafrecht
Het inhumaan strafrecht is reeds uitvoerig beschreven op de pagina’s 49 en 58 tot en met 60
van deze cursus
2. Humanisering
De humanisering van het strafrecht vindt plaats in de 18de eeuw. Cesare Beccaria heeft een
grote invloed met zijn werk “over misdaden en straffen”. Hij was een jurist en had een
grote politieke invloed. Hij was afgestudeerd aan de unif van Pavia en behoort tot de
Academia dei Pugni218 Hij gebruikte de Verlichting als inspiratiebron en dus ook de rede.
De belangrijkste dingen die hij promootte in zijn werk waren:
1. straffen voor iedereen gelijk
2. straf in verhouding tot misdrijf
3. nulla poena sine lege
4. afschaffing van de doodstraf
5. afschaffing wettelijke bewijzen en tortuur
De eerste wettelijke erkenning van het principe ‘geen straf dan krachtens de wet’ vinden we
in het strafwetboek van het Hertogdom Toscane in 1786. Een jaar later neemt Jozef II het
op in zijn codificaties en nog eens twee jaar later wordt het opgenomen in de ‘Déclaration
des droits de l’homme et du citoyen’. Vandaag in art. 14 G.W. en art. 2 Sw. en het verbod
op retro-activiteit van de strafwet zit niet in de grondwet maar in het Europees verdrag van de
rechten van de mens.
214
bijvoorbeeld bij heksenprocessen moest men vooraleer men een uitspraak deed een advocaat raadplegen.
Het neerschrijven
216
kracht van wet geven
217
bijvoorbeeld de TURBE. Dit was een verklaring van 10 mensen die anoniem verklaren of een regel al dan
niet bestaat. Dit duurde volgens de vorst te lang dus nam hij de touwtjes zelf in handen.
218
Een groep van Milanese filosofen en economen
215
64
De hervorming van de strafwet in onze regionen wordt gepropageerd door ambtenaren en
juristen van de gewestelijke justitieraden219. De aanzet tot concrete acties is een concrete
rondvraag in 1765 van de minister graaf Cobenzl aan de justitieraden voor een verbetering
van het strafrecht.
Maria-Theresia schaft in 1776 de tortuur af en beperkt de doodstraf slecht tot de ernstige
gevallen. Jozef II wil nog verder gaan maar wordt teruggefloten.
219
bijvoorbeeld De Frieland van de Geheime Raad
65
Hoofdstuk 6: Revoluties luiden de doodsklok over
het Ancien Régime
1. De Verenigde Staten van Amerike: een nieuw staats- en
burgerconcept
a. De Amerikaanse onafhankelijkheid en fundamentele teksten
1. De Amerikaanse onafhankelijkheid
Het is belangrijk om te weten dat Amerika eigenlijk Europees is gegroeid. Het was een
verzameling van Britse kolonies. De inwoners waren Europese emigranten van alle
soorten220. Omdat het Britse kolonies waren is het evident dat ook het Britse juridische
systeem mee is verhuist naar dit continent. Dus ook in Amerika is er sprake van common
law. Het Amerikaanse voorbeeld van staatsorganisatie en erkenning van fundamentele
rechten221 en vrijheden zorgt voor een grote evolutie. Veel Europese landen laten zich in de
18de en 19de eeuw inspireren door het Amerikaanse constitutionele systeem. Na de Tweede
Wereldoorlog volgen ook veel Aziatische, Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse landen dit
voorbeeld.
Er waren 13 Britse kolonies op de Oostkust. Deze kolonies waren economisch gezien een
goede zaak voor Engeland. Men wou er een maximaal profijt uithalen en ze werden dus
economisch uitgebuit. De wetten die gelden in de kolonies worden besproken en beslist in het
Engelse parlement zonder dat er nog maar één Amerikaan aanwezig was. Het is logisch dat
de Amerikaanse bevolking dit niet pikt. De Sugar Act222 van 1764 en de Stamp Act223 van
1765 zijn de druppels die de emmer doen overlopen. Tegen deze laatste wet werd er
gediscussieerd onder het motto “no taxation without representation”224. De reactie van de
Amerikanen is een handelsboycot en een harde aanpak tegenover enkele belastingontvangers.
Deze reactie zal er dan ook voor zorgen dat de Stamp Act wordt ingetrokken maar nieuwe
wetten worden snel gevormd. In 1770 komt de Boston Massacre. De Engelsen in Amerika
waren zenuwachtig want ze bevonden zich op dun ijs. Tijdens een manifestatie krijgt het
Britse leger een soort van paniekreactie waarin ze een vijftigtal slachtoffers maken. Dus
wederom worden de nieuwe wetten ingetrokken. Later zal er nog de Tea Act225 komen maar
ook hier zal de bevolking zich tegen verzetten. Dit is een spelletje van kat en muis en de
gemoederen worden steeds maar opgehitst. In 1776 komt er het werk “independence van
Thomas Jefferson. Dit is gebaseerd op de Plakkaat van Verlating van 1581.
mensen die een nieuw leven wilden beginnen, misdadigers die naar Amerika verbannen werden,…
afschaffen van de adel
222
zorgt voor een bedreiging van de winstgevende handel met West-Indië
223
belasting op alle gedrukte documenten
224
geen belasting zonder vertegenwoordiging
225
belasting op thee
220
221
66
2. De Amerikaanse Grondwet
De Amerikaanse Grondwet is de oudste geldende grondwet die men kent. Hij heeft twee
luiken. Enerzijds is der de Constitution van 1787. Deze tekst begint met “we, the people..”.
Hier kan men zien dat het volk telt en dat het dus een democratische legitimatie van de tekst
is. De Constitution is verschillend van de Magna Carta en de Blijde Inkomst. Bij deze laatste
twee genoemden is er een contract tussen vorst en volk, bij de Constitution gaat het over een
afspraak tussen het volk, republikeinen. Het andere luik is de Bill of Rights van 1791. De
Bill of Rights bestaat uit de 10 amendments226. Er waren ook al eerdere rechtsverklaringen
onder de deelstaten. Een voorbeeld is de Bill of Rights van Viginia van 1776227. De common
law traditie is hier zeer duidelijk want in Engeland was er ook een Bill of Rights in de 17de
eeuw. Deze zijn echter niet dezelfde, de Bill of Rights in Amerika is verlicht.
3. Amerika’s staatsstructuur
De Verenigde Staten vormen een republikeinse bondsstaat. Daarmee zetten de ex-kolonies
zich af van het monarchaal régime zoals de Verenigde Provincies hebben gedaan ten aanzien
van de Spaanse vorst in de 16de eeuw. De Amerikanen volgen dus het Nederlandse
voorbeeld. De bondsstaat is een verbond van autonome staten die elk over eigen wetgevende,
uitvoerende en rechtelijke macht beschikken. Federaal zijn defensie, buitenlands beleid,
muntslag, fundamentele vrijheden en general welfare.
Op het niveau van de Staten zijn er de residuaire bevoegdheden. Letterlijk zijn die de
overgebleven bevoegdheden. Er zijn veel discussies over het begrip general welfare want wat
is dat nu eigenlijk. Algemeen belang is een ruim begrip en eigenlijk kan de federale staat
alles naar zich toetrekken als ze dat echt willen.
Even terloops vermelden dat er in België sprake is van een “hinkend” federalisme. Er is geen
rechterlijke macht op gewestelijk niveau. Ook omdat in België er nog altijd een overlapping
is van de Vlaamse en de Waalse regering. De Vlaamse inkomsten worden namelijk ook
besteedt aan Wallonië.
226
227
intussen 24
het is ook deze Bill die later een inspiratiebron zal zijn voor de ‘déclaration des droits..’
67
4. De scheiding der machten in Amerika
1. De wetgevende macht.
De wetgevende macht wordt uitgeoefend door the Congres. Deze bestaat uit the House of
Representatives en the Senate. The House of Representatives bestaat uit 435 leden die voor
2 jaar verkozen worden. Het zijn vertegenwoordigers van de staten naar aanleiding van het
aantal inwoners van de staat. The Senate heeft voor elke staat twee leden.
2. De uitvoerende macht.
De executif branch bestaat uit de president. Hij is de chief executif. Hij kan tussenkomen
bij het wetgevende werk en de president heeft een vetorecht. Hij beschikt ook over een “fasttrackbevoegdheid”228 waardoor hij heel autonoom kan handelen. De president stelt zijn
eigen ministers en secretaressen aan. Ze zijn de president en niet het parlement
verantwoording schuldig. In Amerika geldt in verband met de verkiezingen het principe van
“winner takes it all”. Er kan dus nooit een coalitie gevormd worden.
In Amerika is er een systeem van kiesmannen. Per staat worden er kiesmannen verkozen.
Diegene die wint in een staat, krijgt alle stemmen van de kiesmannen. De democratische
legitimatie van de president moet men dus in vraag stellen. Hij kan dus verkozen worden met
meerderheden van staten maar met een minderheid van de bevolking.
3. De rechterlijke macht.
De rechterlijke macht is zowel federaal als op statelijk vlak aanwezig. Rechters worden
benoemd of verkozen. Op federaal vlak kan het Supreme Court wetten ongrondwettelijk
verklaren en dus vernietigen. De constitutionele controle van wetten is ontwikkeld als een
variant van judicial review waardoor het precedentenrecht is ingevoerd229. Ook hierdoor
ontstaan concurring230 and dissenting231 opinions die van groot belang zijn voor dit
precedentenrecht.
In Amerika is er een systeem van checks and balances. De 3 machten moeten elkaar
controleren en in evenwicht houden. Dit gebeurt als volgt:
228
hij kan autonoom beslissingen nemen zonder iemand daarbij om raad te vragen
in de lijn van de Common Law
230
zelfde beslissing maar andere motivering
231
andere beslissing
229
68
4. Judicial Review232
Judicial Review kan worden uitgelegd aan de hand van de hiërarchie van de wetgevende akte.
Als deze strookt met een hogere rechtsnorm, is er sprake van een exceptie van onwettigheid.
Een KB mag dus niet toegepast worden als deze in strijd is met de wet. Dit is een vorm van
Judicial Review. Een hoger gerechtshof herkijkt een beslissing van een lagere.
De Raad van State kan uitvoeringsbesluiten omwille van onwettigheid vernietigen als er een
verzoekschrift tot annulatie wordt ingediend. Dit verschilt echter van exceptie van
onwettigheid. Dit laatste kan enkel worden gebruikt in dat specifieke proces terwijl het
vernietigen van een onwettigheid erga omnes233 geldt. Niemand kan zich nog beroepen op
het KB.
Het bekendste voorbeeld is de zaak van “Marbury versus Madison”. Er komt een partij
voor de rechtbank en zegt dat hij zich baseert op een wet om gelijk te krijgen. De tegenpartij
zegt dat de wet tegen de Grondwet ingaat. De partij zegt tegen de tegenpartij dat hij niet mag
oordelen over de Grondwet en dat uitvoeringsbesluiten mogen getoetst worden aan de
grondwet en wetten niet. J. Marshall zegt dat in de Grondwet niet staat dat wetten mogen
getoetst worden maar we hebben het principe van de scheiding der machten dus de
wetgevende macht moet gecontroleerd worden. Dus Judicial Review is ook toetsing van de
wet aan de Grondwet.
In Engeland heeft men in de 17de eeuw hetzelfde beslist. In de 18de eeuw wordt dit in
Engeland verandert maar dit was onder een koning en de Amerikanen houden hier geen
rekening mee.
In 1831 wordt onze Grondwet ingevoerd. Ook hier is er een scheiding der machten. Het is
Cassatie die de lagere rechters mag controleren.
5. De wetgevende macht en de rechterlijke macht
De rechterlijke macht controleert de wetgevende macht door middel van Judicial Review.
Op deze manier kan hij wetten wijzigen of vernietigen. Omgekeerd is echter ook een
controle.
232
233
controle op de wetgevende macht
voor iedereen.
69
6. De wetgevende en de uitvoerende macht
De uitvoerende macht kan de wetgevende controleren en op de vingers tikken dankzij het
vetorecht van de president234. Andersom controleert de wetgevende macht de president aan
de hand van the articles of impeachment. Hierdoor kan the house of representatives de
president in staat van beschuldiging stellen. De Senate kan de president dan afzetten mits een
meerderheid van 2/3. In de geschiedenis zijn er reeds 3 procedures gestart tegen een president
maar geen enkele is beëindigd.
1. Andrew Johnson: zonder akkoord van de senaat heeft hij zijn ‘secretary of war’
ontslagen. Er was één stem tekort in de Senaat.
2. Nixon:
Hij vermeed Impeachment door zelf af te treden. Dit was
omwille van de Watergate Tapes. Nixon gebruikte de CIA
om zijn tegenstanders van de verkiezen te bespioneren.
3. Bill Clinton:
Hij werd in beschuldiging gesteld door meineed in de zaak
Monica Lewinsky en machtsmisbruik wegens
vertragingsmanoeuvres in de zaak Paula Jones. Ook hier was
er geen meerderheid in de Senaat.
7. De uitvoerende en de rechterlijke macht
Het Congres heeft dankzij de Vietnamoorlog en het Watergate schandaal gebruik gemaakt om
de macht van de president wat te temperen. Hij is nog wel opperbevelhebber van het leger
maar enkel het Congres kan oorlog verklaren. De president kan dan op zijn beurt weer
rechters aanstellen.
b. Waar komt de scheiding der machten vandaan?
1. Montesquieu
Hij studeert rechten in Bordeaux, werd raadsheer en vervolgens parlementslid. In 1748
schreef hij het werk “l’esprit des lois”. Hij zocht naar de ‘geest der wetten’. Een bepalend
element voor die geest is politieke vrijheid die slechts kan bestaan als de soevereine macht
kleiner wordt. In Engeland laait sinds de middeleeuwen de strijd tussen monarch en
parlement geregeld op. In de Glorious Revolution van 1688 wordt de strijd beslecht in het
voordeel van de volksvertegenwoordiging. Hieruit vloeit de Bill of Rights van 1689. Er komt
een einde aan de macht van de Stuarts en freedom of speech en vrije
parlementsverkiezingen zijn geboren.
Reeds in de Politica van Aristoteles was er sprake van 3 functies in een staatsmacht. Aan
wie moeten de 3 functies toekomen is de hamvraag in Montesquieu’s werk. Hij koppelt ze
aan de archetypes van Aristoteles:
1. wetgeving: democratie, dus aan het volk
2. rechtspraak: aristocratie dus aan de voorname families zoals adel
3. uitvoerende: monocratie, dus aan de vorst
234
in België is dit niet het geval.
70
2. John Locke
Locke pleitte reeds in zijn “Second treatise of gouvernement” voor een voortdurende
controle door het parlement. De “Civil Gouvernement” van Locke in 1690 is een
verantwoording voor de “Glorious Révolution” van 1688.
3. Jean-Jacques Rousseau
Hij ontwikkelt het idee van een verdrag tussen de vorst en de gemeenschap. Dit werkt hij uit
in zijn “Contrat Social” in 1762. De mensen, met van nature uit onbeperkte rechten, doen
afstand van een deel van hun rechten ten bate van de staat in mate dat dit nodig is om ieders
rechten te handhaven.
Wetten moeten de wil van het volk zijn. De vorst heeft slechts de macht die hij van het volk
gekregen heeft. De staat heeft als doel de vrijheid en gelijkheid van de burgers te garanderen.
Ook Rousseau is een inspiratiebron van de Déclaration. Hij werd tijdens de Franse
Révolutie bijna verheerlijkt. Alles wat in de staat gebeurt moet in dienst staan van het
algemeen belang. Doel en inhoud van de staat moet door het volk bepaald worden, niet door
de vorst.
c. De fundamentele rechten van Amerika
De fundamentele rechten zijn opgenomen in de Bill of Rights. Het zijn de ten amendements
die er intussen 27 zijn. De oorspronkelijke tien zijn in de lijn van de Engelse traditie:
1. verbod van wrede straffen
2. garantie van een proces
3. habeas corpus235
4. godsdienstvrijheid
5. scheiding van kerk en staat236
Degene die er later zijn bijgekomen zijn er 16. Enkelen daarvan zijn:
1. verbod van slavernij
2. vrouwenstemrecht
3. segregation237
De fundamentele rechten zijn gebaseerd op de Magna Carta, de Bill of Rights en het
weerstandrecht. De theoretische oorsprong komt van de Spaanse scholastiek in de 16de eeuw
die de universele natuurlijke rechten beschrijft, de Calvinistische literatuur en de Europese
verlichtingsdenkers.
Deze komen eerst samen in de eerste Amerikaanse nederzettingen en vervolgens in de staten
en tenslotte in de Grondwet van Amerika. In vergelijking met Engeland kan men zeggen dat
Amerika een “verbetert en vernieuwd” Engeland heeft nagebouwd. De dingen die verworpen
zijn, zijn:
1. erfelijke monarchie
2. standenmaatschappij
3. staatskerk
4. parlementaire soevereiniteit
5. eenheidsstaat
235
Men mag niet zomaar iemand gevangen zetten
er is geen staatskerk en de kerk krijgt géén subsidies
237
negers krijgen gelijke rechten
236
71
De dingen die echter wel behouden zijn, zijn:
1. vrijhedentraditie
2. scheiding der machten
3. Rule of Law
4. Common Law
Hetgeen wat nieuw is in Amerika is de democratisering. Er is een president die gekozen door
het volk, de president leidt de regering, verkiezing van rechters, een geschreven grondwet en
checks and balances.
2. De Franse Revolutie en de Franse invloed in België.
a. De Franse Révolutie
14 juli 1789. Dit is het breekpunt tussen het Ancien Régime en de hedendaagse periode.
Door het absolutisme staat de staat op de rand van bankroet. Lodewijk XVI roept de
Staten-Generaal samen238. Elke regionale staat maakt van de gelegenheid gebruik om
grieven239 af te geven aan de vorst. Deze grieven worden samengebracht in de cahiers de
doléances. De 3 standen geraken het niet eens met elkaar. De 2 hoogste standen willen
stemrecht per stand. De derde stand wil echter een verkiezing per hoofd dus ieder één stem.
Uiteindelijk roept de derde stand zich op 17 juni 1789 uit tot Assemblée National omdat ze
een nieuwe staatsstructuur en nieuwe vrijheden willen vastleggen. Op korte termijn lossen ze
de crisis op door verkoop van kroondomeinen en kerkgoederen. Op lange termijn is het van
belang omdat het een punt wil zetten achter het Ancien Régime.
De meest symbolische daad is de bestorming van Bastille in 14 juli 1789. Liberté, égalité et
fraternité is de lijfspreuk van de revolutionairen. Reeds in het begin van augustus van dit jaar
wordt er een punt gezet achter de feodaliteit. Ook lijfeigenschap wordt wettelijk verboden.
Privileges van adel en kerk sneuvelen. Iedereen is gelijk voor de wet. Standen worden
afgeschaft.
In het Decreet d’Allarde240 worden de vrijheid van handel geponeerd. Le déclaration des
droits de l’homme et du citoyen van 27 augustus 1789 bevat 17 artikelen die duidelijke
sporen dragen van de Verlichting van het natuurrecht. Deze artikelen zijn onder andere:
1. gelijkheidsbeginsel
2. vrijheid van denken
3. fundamentele waarborgen voor het strafproces
4. scheiding der machten
Een mensenrechtenverklaring is aanwezig maar deze is echter niet volledig. De wet le
Chapellier verbiedt de vereniging van meesters en arbeiders zodat het liberalisme kan
zegevieren. Ook is er een scheiding der machten. De uitvoerende macht241, wetgevende
macht242 en de rechterlijke macht243.
238
nog altijd worden de drie standen hier vertegenwoordigd
algemene klachten
240
wat vandaag nog van toepassing is in België
241
vorst en ministers
242
samengesteld door middel van het cijnskiesrecht
243
tijdelijk verkozen rechters
239
72
Op 10 augustus 1792 komen de Jacobijnen, onder leiding van Robespierre, aan de macht.
Ze trekken manu militare nieuwe bestuurslijnen tegen de kerk en de monarchie244. Dit is
periode van terreur in Parijs. Het dictatoriaal comité onder leiding van Robespierre heet het
Comité du salut public.
De grondwet van 1795 voorziet niet alleen de fundamentele rechten maar ook de Verklaring
van de plichten van de mens en de burgers. Hij voorziet ook een tweekamerstelsel.
Er is een Corps Legislative die bestaat uit le conseil des cinq-cents245 en le conseil des
Anciens.
Uiteindelijk keert de rust weer in het land onder leiding van Napoleon246. Door middel van
een concordaat met paus Pius VII restaureert hij de kerk in zijn oorspronkelijke staat. In de
code civil van 1804 maakt hij van privaat eigendom en het patriarchaal gezin de hoekstenen
van de samenleving.
b. De latere Franse Revoluties en hun belang voor België
Tussen 1789 en 1815247 steken in een ijl tempo een aantal tendensen de kop op. De
aanbidding van een leider248 kent haar wedergeboorte in de 20ste eeuw met figuren als Pétain
en De Gaulle. In 1958 komt de grondwet van de huidige 5de Republiek. Doorgevoerde
wijzigingen die vandaag tot het Belgisch recht behoren zijn:
1. de administratieve indeling van het land: de departementen zijn de voorlopers van
onze provinciën.
2. de verhouding tussen kerk en staat. Er is geen staatsgodsdienst maar de staat betaalt
alles.
3. Napoleontische codificatiegolf. De Code Civil van 1804 is vandaag het Burgerlijk
Wetboek. Ook grotendeels behouden is het Wetboek van Koophandel van 1807 en
het Wetboek van Strafvordering van 1808
4. Ook de Code Merlin was zeer belangrijk. In 1975 behoren onze regionen tot
Frankrijk. Merlin kreeg de opdracht om alle wetten van tussen 1789 en 1795 samen te
vatten en aan te duiden dewelke moesten overgedragen worden naar de Nederlanden.
De samenvatting van de teksten die overgedragen moesten worden249, is de Code
Merlin.
244
Lodewijk XVI wordt geëxecuteerd
alleen worden verkozen via een getrapt kiesrecht
246
militair bevelhebber en hoofd van de uitvoerende macht.
247
Slag bij Waterloo
248
het Bonapartisme
249
en dus alle belangrijkste wetten van die periode
245
73
c. De indeling van het gerecht van het Ancien Régime tot en met Napoleon
In het Ancien Régime was er een advocaat, die juridisch advies gaf, en een procureur250 nodig
om een proces te voeren. Dit zal echter veranderen tijdens de Franse Revolutie. De
Revolutionairen vonden dat het gerecht voor iedereen toegankelijk moest zijn en schaften dus
de advocaat en procureur af. Door de Napoleontische wetgeving, zal dit alles echter terug
veranderen251. De advocaten mochten zich organiseren per rechtbank. Ze vormen nu
officieel een orde die wordt gecontroleerd door het parket. Ook het beroep van procureur
keert weer maar ze krijgen een andere naam. Vanaf nu zijn het pleitbezorgers.
Als in 1830 België onafhankelijk wordt, maakt de orde gebruik van de
onafhankelijkheidsverklaring om vrij te worden. Het parket verliest de controle over de orde
en vanaf nu kiest de orde zijn eigen leden. Dit is de Revolutie van de Advocatuur. De
arbeiders proberen hetzelfde maar zij falen.
250
251
vertegenwoordiger
ondanks het feit dat Napoleon advocaten haatte. Hij wou van alle advocaten de tong afsnijden.
74
Hoofdstuk 7: De 19de eeuw: creatie van een nieuwe
nationale staat
1. Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
a. Ontstaan
Het zuidelijke deel van de Nederlanden wordt in 1795 toegevoegd bij Frankrijk. Het noorden
echter blijft apart bestaan als de Bataafse Republiek252. In 1806 wordt de Bataafse
Republiek vervangen door het Koninkrijk Holland onder het verlicht absolutisme van
Lodewijk Napoleon, de broer van Napoleon Bonaparte. In 1810 zal ook dit gebied
toegeëigend worden door Frankrijk maar reeds 3 jaar later zal het terug onafhankelijk worden
onder leiding van Willem I van Oranje. In 1815 wordt Napoleon verslagen en de Zuidelijke
Nederlanden worden toegevoegd aan Willems rijk als grote bufferstaat tegen Frankrijk.
De grondwet dient hierdoor wel aangepast te worden en er komt een volksraadpleging.
Dankzij de Arithmétique Hollandaise253 weet Willem de tekst te behouden. De grondwet
van 1815 voorziet een unitaire staat. De koning deelt de macht met de volksvergadering254,
die twee kamers heeft. De 1ste kamer bestaat uit mensen door de koning benoemd. Het zijn
dus de edellieden. De 2de kamer bestaat uit leden, verkozen door de provinciale staten.
De Nederlandse Grondwet van 1814 – 1815, bevat fundamentele rechten die geïnspireerd zijn
door de Amerikaanse en de Franse voorbeelden. De staatsstructuur is zoals hierboven reeds
uitgelegd een unitaire staat met een bicameralisme. De leden van de 2de kamer worden
verkozen in de provinciale staten op basis van het cijnskiesrecht en de Staten-Generaal heeft
slechts toegewezen bevoegdheden. Op deze manier kan Willem I nog altijd redelijk
absolutistisch regeren.
b. Kroniek van een aangekondigde breuk.
De uiteindelijke scheiding tussen de het noorden en het zuiden had verschillende oorzaken.
Hierdoor wordt het ook duidelijk dat het onmogelijk was om samen te blijven.
1. macht:
de derde stand versus de adel en de vorst
2. structuur: unitarisme versus de provinciale belangen
3. religie:
het katholieke zuiden versus het Calvinistische noorden
4. taal:
Nederlands was door Willem I uitgeroepen tot de officiële taal van de
Nederlanden, dit was tegen de zin van de Franstalige elite van het
zuiden.
5. politiek:
de grondwet die op een oneerlijke manier was behouden door Willem I.
6. economisch: het noorden had zich vooral geconcentreerd op de handel, het zuiden
daarentegen hield zich uitsluitend bezig met industrie.
7. institutioneel:Het politieke machtscentrum lag in Den Haag. Er was een zeer
ongelijke vertegenwoordiging. Ook in het leger werd het zuiden
wederom benadeelt. Slechts 17% van de officieren kwamen uit het
zuiden.
252
een soort satellietstaat van Frankrijk
Willem speelt vals bij deze volksraadpleging. Diegene die niet stemmen, telt Willem als pro en diegene die
contra stemmen, telt hij ook als pro want ze stemmen contra om religieuze redenen.
254
Staten-Generaal
253
75
Dit politiek ongenoegen uit zich in een monsterverbond255. Zij eisten:
1. vrijheid van drukpers
2. vrijheid van onderwijs
3. vrijheid van taal
4. gelijke verdeling van de ambten tussen noord en zuid
5. ministeriële verantwoordelijkheid256
c. Casus: het amortisatiesyndicaat
Het begon allemaal bij het Verdrag van Wenen in 1815. Dit verdrag bepaalde dat Noord en
Zuid evenveel van de staatsschuld moest betalen, ondanks het feit dat de schuld van het
Noorden257 50 maal zo groot was dan deze van het Zuiden.
Dit probleem wordt opgelost door het Amortisatiesyndicaat258. Bij de bespreking van de
begroting, die er niet goed uitzag door de mislukte oogsten en de hoge sociale noden, wordt
het syndicaat goedgekeurd. Het is een kerstwet omdat hij 27 december 1822 werd
afgekondigd.
Het syndicaat zelf is een staaltje van verlicht absolutisme. In de één keer per jaar samen te
komen algemene vergadering zetelen een vijftig door de Koning benoemde leden. Het
bestuursorgaan is een permanente commissie van zeven, eveneens door de Koning benoemde
leden. Het syndicaat heeft zijn zetel in Amsterdam259 en moest slechts om de 10 jaar verslag
uitbrengen bij het parlement. Zij bepaalde de omkosten van de overheid. Men kan hier dus
duidelijk spreken van een wanbeleid.
De wet van 24 december 1829 moest het syndicaat reorganiseren. Maar het jaar erna kwam er
de Belgische onafhankelijkheid. Door de behendigheid van Leopold I moesten we minder
lasten overnemen. Dit werd bepaald in de verdragen van Londen. Uiteindelijk wordt
alles260 definitief geregeld in het Verdrag van Den Haag in 1842.
2. Het onafhankelijke België
Inleiding:
De houding van de jonge Belgische staat noemt men pragmatisch conservatisme261. Louis
De Potters, leider van de voorlopige regering, is een voorstander van een republiek maar
moet uiteindelijk de duimen leggen voor de grondwetscommissie262 die voorstanders zijn van
een monarchie. In een Nationaal Congres wordt dan ook overtuigend gekozen voor een
monarchie.
Ditzelfde pragmatisch conservatisme ligt aan de basis voor de keuze voor een bicameralisme.
Een 2de kamer moet verhinderen dat de burgers hun eigen belangen laten primeren op het
algemeen belang. De senatoren behoren tot de beter klasse263. De soevereiniteit ligt bij de
Natie.
255
samenwerking van katholieken en liberalen om een splitsing te verkrijgen aan de hand van petities.
Wordt in 1831 ingevoerd in België. Dit zal pas in 1848, door middel van de nieuwe grondwet door
Thorbecke, in Nederland worden ingevoerd.
257
Overgenomen van de Bataafse Republiek en militaire uitgaven
258
amortiseren betekent hier het delgen van een schuld
259
dicht bij de koning
260
zoals de Scheldetol
261
hij zal respect tonen voor de lessen uit het verleden
262
onder leiding van ‘de Gerlacke’
263
Wallonië is overwegend liberaal en Vlaanderen katholiek.
256
76
a. De Belgische Grondwet
Het gros van de inhoud van onze grondwet is afgeschreven van andere landen ondanks het feit
dat het jonge juristen zijn die de grondwet maken. Voor die tijd was het een heel
democratische grondwet. Er was sprake van het cijnskiesrecht264 en de fundamentele
rechten. Er komt een unie van liberalen265 en katholieken266. De persvrijheid is bij de
liberalen het belangrijkste puntje. Veel juristen die de titel van advocaat hadden maar het
beroep niet uitoefenden oefenden namelijk het beroep van journalist uit. De katholieken
wilden de godsdienst organiseren zoals zij het wilden.
Het parlement267 heeft overwicht op de andere machten vooral op de uitvoerende268. Er is
nochtans wel sprake van een scheiding der machten269, maar het parlement is een soort van
‘supermacht’. Als de Koning iets wil, tekent hij maar de minister moet het ook tekenen. Dit
is het systeem van de tegentekening. Toch moet men wel onthouden dat de koning niet
volledig onbekwaam is. Hij stelt de formateur aan en hij kan nog altijd benoemingen doen.
Leopold I en Leopold II hebben daar veel meer gebruik van gemaakt270 dan vandaag het geval
is. De koning is onschendbaar. Er bestaat wel een civiele lijst. Dit is een bankrekening voor
het geval dat de burgerlijke rechten van een persoon worden geschonden door de koning, dan
kan men op deze rekening beroep doen.
De financiële kant van zaken wordt door de begroting behandeld en is onderdanig aan het
universaliteitsbeginsel en het specialiteitsbeginsel. Het Rekenhof controleert de
instellingen en is het hulpje van het parlement. Zij geven de uitslagen van de begroting door
aan het parlement en zegt waar de fouten zitten. Op het einde van elke legislatuur wordt er
dan ook een blunderboek uitgegeven die de stomste uitgaven van de regering weergeven.
Even tussendoor moet men goed het onderscheid maken tussen een wetsvoorstel, dat door
een parlementslid gebeurt, en een wetsontwerp dat door de regering gebeurt.
Toch had dit parlementair stelsel enige zin voor realisme. De ministers zetelen in elke kamer,
kunnen gehoord worden, hebben recht van wetgevend initiatief en hun macht kan vergroot
worden aan de hand van machtigingswetten.
Er is een onafhankelijke, maar toch gewantrouwde rechterlijke macht. De bevoegdheid
van de rechtbanken kan door de regering niet in ingeperkt worden. Er is een openbaarheid.
Dit wordt door sommige mensen271 sterk in twijfel getrokken. Volgens hen is openbaarheid
een schending van privacy en gaat het in tegen de regels van een onafhankelijke rechter en
een eerlijk proces. Dit kan worden aangetoond met de zaak van Rodney King in Amerika.
264
In praktijk mocht nog niet 1% van de bevolking stemmen
persvrijheid, meningsuiting, vrijheid van niet-deelname aan eredienst en het niet onderhouden van feestdagen
266
vrijheid van kerken qua benoeming en briefwisseling, vrijheid van onderwijs, vrijheid van vereniging wat
namelijk goed was voor kloosters
267
de natie
268
als reactie tegen Willem
269
afgekeken van Amerika met hun systeem van ‘checks and balances’ maar toch niet helemaal hetzelfde want
het parlement moet hier gezien worden als een soort van ‘supermacht’
270
Leopold I leidde de regering
271
waaronder Martyn
265
77
De publieke opinie heeft een invloed op de uitspraak. Rodney King is een grote neger en
heeft al een aantal kleine dingen zoals diefstal op zijn strafblad staan. Hij is dronken en rijdt
een patrouille van de politie voorbij met een grote achtervolging tot gevolg. Uiteindelijk stopt
hij zijn auto en stapt uit. De politie beveelt hem om te gaan liggen. Hij doet dit echter niet en
grijpt naar zijn achterzak. De politie denkt dat hij een wapen gaat trekken en klopt hem neer.
Een burger die toevallig in de buurt was heeft een camera en filmt het hele gebeuren. Daarna
gaat hij naar de politie maar zij zijn niet geïnteresseerd in zijn film. Hij verkoopt dan maar
zijn film aan CNN. Deze zenden enkel de slagen en verwondingen van de politie uit en niet de
achtervolging en de aanstalte tot geweld van King. Nog voor de beelden werden uitgezonden
werd King veroordeelt. Na het zien van de beelden heropent president Bush senior de
procedure maar deze keer op federaal niveau. Rodney King wordt vrijgesproken en de
politieagenten krijgen zware straffen. 15 jaar na de feiten geeft Amerika toe dat ze zich
negatief hebben laten beïnvloeden door de publieke opinie.
De rechter heeft tevens een motiveringsplicht. Dit was vroeger niet het geval. Volgens
Wielant en Joos de Damhouder waren rechters die motiveerden zot. Als je iemand
veroordeelt, en men motiveert, dan kan de macht van de rechter ondergraven worden in het
geval de motivering fout is. Nu is er echter wel een motiveringsplicht behalve voor het Hof
van Assisen. Een uitspraak van Assisen kan ook niet in beroep getrokken worden. Vandaag
is er echter een hervorming bezig. Men wil ook een motiveringsplicht en een mogelijkheid
tot beroep voor het Hof van Assisen.
De gemeenten en de provincies worden erkend, al is het maar beperkt. Het pragmatisch
conservatisme uit zich ook op lager niveau. Drie bestuursniveaus272 zijn het gevolg. De
eerste die de eed van provinciegouverneur heeft afgelegd is André Nijs. Hij heeft dit gedaan
te Gent.
b. België tot Wereldoorlog I
Pas op het einde van de 19de eeuw ontstaat er een kleine democratisering. Er komt een
Algemeen273 Meervoudig274 mannenstemplicht. In 1899 komt er een evenredige
vertegenwoordiging. Het ontwerp van het kiessysteem/rekensysteem komt er dankzij
D’Hondt. Tevens komt er de codificatie van Haus, die letterlijk overgenomen is van de
Franse Code Pénal.
272
federaal, provinciaal en gemeentelijk. Later zal er ook nog het gewestelijk niveau bijkomen
iedereen krijgt minstens één stem
274
men kan een stem extra krijgen als men cijnzen betaalt en nog een extra stem verkrijgen als men een
universitair diploma heeft.
273
78
Hoofdstuk 8: de 20ste eeuw
1. Crisismomenten temperen het vooruitgangsoptimisme.
a. Inleiding
Het Derde Rijk275 ontstaat bij zijn grondwet in 1818. Het is dezelfde als die bij ons in die
tijd. Het is dus een parlementaire republiek met een Reichstag en Reichsrat. Tevens zijn de
klassieke grondrechten aanwezig.
Door de economische crisis van de jaren ’20 en de oorlogsschuld, bevindt Duitsland zich in
een noodtoestand. Er komt een noodregering onder leiding van Hindenburg. Hij voert art 48
van de grondwet in, waardoor men in geval van nood de grondrechten kan opschorten.
In 1932 komen de communisten en de NSDAP276 aan de macht en Hitler wordt kanselier. Hij
is dus legitiem verkozen. De grondwet is vanaf nu een dode letter. De meerderheid van het
parlement277 is tegen de grondwet. Hitler wordt president en kanselier tegelijkertijd. Alle
ambtenaren moeten hem, en niet de grondwet, trouw zweren.
b. België en de wereldoorlogen
1. De Eerste Wereldoorlog
België was een bom die elk moment kon barsten in de jaren voor de wereldoorlog. De
democratiserende aanpassing van het kiesstelsel278 en de taalkwestie zorgde voor grote
spanningen. De taalkwestie is er gekomen na de wet Coremans-DeVriendt in 1898 die
ervoor zorgde dat het Nederlands een authentieke wetstaal werd. Ook een fel gedebatteerde
problematiek was deze van de fortenkwestie. België heeft al van het begin van zijn bestaan
de neutraliteit behouden. Maar door de dreiging die we voelden vanuit Frankrijk en vanuit
Duitsland, wou de regering279 forten bouwen als grensbescherming. Deze zullen er
uiteindelijk dan ook komen280.
Even tussendoor de kwaliteit van de Belgische forten omschrijven. Fort Eben-Emael lag in
de buurt van Maastricht en werd geacht onoverwinnelijk te zijn. De nacht voor de Duitse
inval landen er zweefvliegtuigen van de Duitsers op het dak van het fort en op elk kanon van
de Belgen werd er een krachtige mijn geplaatst. Op deze manier werd ons “onoverwinnelijk”
fort op één nacht onschadelijk gemaakt. En dan te denken dat de Belgen nog altijd fier zijn op
dat fort…
Goed waar waren we? Oh ja, op 4 augustus 1914 begint de Eerste Wereldoorlog doordat de
Duitsers België binnenvallen. De koning heeft de taak van opperbevelhebber op zich
genomen. De kamers komen niet meer samen en de uitvoerende macht bestaat nu uit de
koning en de regering. De besluitwetten281 zijn geboren.
275
Eerste was het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie onder Karel de Grote en de Ottonen in 1806 en het
tweede rijk was Hokenzollem tussen 1871 en 1918
276
nationalistische socialisten
277
onder invloed van Hitler
278
zie vorig hoofdstuk pagina 79 onderaan
279
of toch minstens een deel ervan
280
Luik, Namen en Antwerpen
281
een Koninklijk Besluit met kracht van wet
79
De Duitsers hebben België in een mum van tijd verovert en bezetten ons landje nu tot aan de
IJzer. De koning had zich veilig gevestigd in De Panne282. De bezetters verdelen ons land in
drie grote delen die wel eens de hemel, hel en vagevuur worden genoemd in de literatuur.
1. General Gouvernement: Dit zijn alle Belgische provincies behalve Oost-en WestVlaanderen. De militaire leiding is er in handen van de
generaal283 en het hoger bestuur wordt volledig
overgenomen door de Duitsers. De gemeenten blijven
min of meer hetzelfde functioneren als voorheen.
2. Etappengebied:
Dit zijn de provincies Oost- en West-Vlaanderen. Hier zijn er
enkele beperkingen opgelegd door de Duitsers. Onder andere
het recht op vrije meningsuiting werd ingetrokken.
3. Operationsgebied: Dit was het militaire gebied onmiddellijk achter het front en men
kan eigenlijk zeggen dat het front erbij zit. Hier is er geen sprake
van recht en gelden enkel militaire bevelen.
Vanaf het begin van de oorlog kiezen de Vlaamsgezinde voor de collaboratie. Op deze
manier willen ze hun eisen verwezenlijken met de steun van de Duitse overheid die hier dan
ook handig op inspelen door middel van de Flamenpolitik284. Zo zorgt generaal von Bissing
ervoor dat in oktober 1916 de Gentse hogeschool voortaan het Nederlands als onderwijstaal
hanteert. Na de oorlog zal dit echter terug ongedaan gemaakt worden maar toch wil de
Belgische koning iets doen voor de Vlamingen. Zo is de Raad van Vlaanderen ontstaan285.
De eerste voorzitter was Borms286. De Raad van Vlaanderen is de voorloper van de
Vlaamse Raad van 1970 wat uiteindelijk zal uitgroeien tot het Vlaamse parlement.
2. De Vrede van Versailles
Duitsland kreeg zware financiële boeten die onder andere aan België moesten betaald worden
voor de aangerichte schade. Tevens moesten ze de Oostkantons afgeven. Eupen-Malmedy
wordt aan België toegewezen net zoals het beheersmandaat over Rwanda en Burundi die voor
de oorlog aan de Duitsers toebehoorden.
Het is belangrijk om te weten dat de Vrede van Versailles de oorzaak is van de Tweede
Wereldoorlog. De Duitsers hadden niets meer. Ze moesten onbetaalbare vergoedingen geven
en een deel van hun oogst werd afgenomen. De economie lag ook plat. Ze moesten dus boete
betalen zonder inkomen. Dit is onmogelijk en een grote ontevredenheid groeide bij het Duitse
volk. De joden die nog steeds veel geld verdienden aan de hand van onder andere hun
diamanten kweekte al snel een gevoel van jaloezie bij de Duitse bevolking. Het is dan ook op
deze ontevredenheid en jaloezie dat Adolf Hitler inspeelt om aan de macht te komen. Zijn
haat tegenover de joden zal hij koelen op een manier die iedereen van ons zal bijblijven en zal
onthouden worden als één van de donkerste periodes van de geschiedenis…
282
hier werd er tevens het ministerie van Financiën opgericht met het oog op de heropbouw na de oorlog.
gouverneur
284
een link met de Flamenpolitik is het Activisme van die tijd. Dit waren de radicaal Vlaams gezinde die op
actieve wijze hun rechten wilden verkrijgen
285
wel niet vergeten dat de Raad van Vlaanderen tijdens de oorlog is ontstaan. Maar dankzij Albert I mogen ze
hun statuut ook na de oorlog behouden.
286
Wordt tijdens de oorlog gearresteerd. Als gevolg van de Flamenpolitik verzet de Duitse bezetter zich fel.
283
80
3. het Interbellum
Meteen na de wapenstilstand van 1918 neemt de vorst de touwtjes in eigen handen door de
bekende ‘staatsgreep van Loppem’287. Albert I roept alle politieke leiders van België samen
maar hij vergeet de conservatieven. Volgens hem moest omwille van de eenheid van het land,
de rechten van de Vlamingen gerespecteerd worden. Het doel van deze samenkomst was de
modernisering van België.
Er komt een Algemeen Enkelvoudig Stemrecht wat inhield dat alle 21-jarige mannen,
vrouwen van het verzet en weduwen mochten gaan stemmen. Er zal nooit meer een volledige
meerderheid behaald worden door een partij wat een coalitievorm tot gevolg zal hebben. De
partijen moeten vanaf nu samenwerken. Tevens komt er een vernederlandsing van de
universiteit in 1930 en van de gerechtszaken in 1935. Enkel als beide partijen in het Frans
behandelt willen worden, wordt de zaak doorverwezen naar Wallonië. Ook is er een sterke
opkomst van extreem rechts via de Nieuwe Orde waarvan de VNV ,o.l.v. Staf De Clercq, en
de Rex, o.l.v. Leon Degrelle, de grootste partijen waren.
4. De Tweede Wereldoorlog
Opnieuw worden de besluitwetten van de regering als geldig geacht door het Hof van
Cassatie ondanks het feit dat de regering naar Londen is gevlucht. Ondanks dit alles passen
de Belgische rechtbanken toch het Belgisch recht toe zonder rekening te houden met deze
besluiten.
Ook komt er een grote ontwikkeling van het sociaal overleg. De overheid wil namelijk
ingrijpen in de economie. Henry Duman maakt een plan van de arbeid dat als gevolg heeft
dat de overheid, aan de hand van subsidies, kan ingrijpen in de economie.
Het sociaal overleg zal de ‘samenwerking’ van werkgever en werknemer tot gevolg hebben na
WOII. De collectieve arbeidsovereenkomst is geboren en de arbeiders hebben de NAR288 als
ruggesteun. Sommige CAO’s worden als verbindend verklaard zodat zelfs diegene die géén
contractant was de regels moest toepassen. Ze waren dus algemeen geldend.
Datgene wat we altijd zullen onthouden is het Duitse geweld. De jodendeportaties gebeurden
dichterbij dan men denkt. Zo was er het Fort van Breendonk dat diende als tussenstation
voor Auswitz. Het ging hier niet enkel over joden. Ook homo’s, biseksuelen, lesbiënnes,
criminelen, emigranten, zigeuners, getuigen van Jehova en recidivisten werden opgepakt en
naar de gaskamers gedeporteerd. Er was tevens sprake van repressiegeweld van de
bevolking door middel van het verzet. De verzetslieden werden in Breendonk opgesloten en
de helft van de gevangenen hebben het niet overleefd.
Het einde van de Tweede Wereldoorlog verliep zeer chaotisch. Het bekende
Ardennenoffensief van Hitler duurde nog een tijdje door en in de bevrijde gebieden nam de
bevolking het recht in eigen handen door de collaborateurs de straffen, vernederen289 en te
vermoorden. De straffen van de overheid waren zeer streng in het begin maar werden later
zachter en genade290 werd verleend. Amnestie291 werd er echter geen enkele keer gegeven.
287
Deze naam werd gegeven door de conservatieven omdat ze niet waren uitgenodigd op de vergadering in
Loppem
288
nationale arbeidsraad
289
zo werden vrouwen die met de Duitsers geslapen hadden kaal geschoren of op een matras in het dorp gelegd
en alle mannen van het dorp mochten eens ….
290
Vermindering van de straf door de koning
81
2. Verfijning en mondialisering van structuren en mensenrechten
a. Verbreding: internationale bekommernis
De verbreding houdt in dat de staten opteren voor zeer gelijkaardige staatsstructuren,
basisrechten en ook dat die staten effectief gaan samenwerken. Ook de mensenrechten
worden als universele rechten aanschouwd. Er komt dus een internationalisering van de
rechtsbescherming. Dit is duidelijk te zien aan het Europees Verdrag voor de Rechten van
de Mens. Ook de Verenigde Naties zijn een gevolg van deze internationale samenwerking.
Zelfs vandaag de dag wordt er nog altijd gesleuteld aan de Europese Grondwet die weliswaar
nog geen afdwingbare tekst is maar door het Europees Hof van Justitie wel als referentie
wordt bekeken.
b. Uitdieping
1. De evolutie van het kiesrecht
Ik zal hier de evolutie van het kiesrecht in een notendop uitleggen aan de hand van de slides.
Vind je het zelf niet genoeg, dan moet je in het boek kijken op pagina 288 maar ik denk dat
als je de grote lijnen kent, dat het ruimschoots voldoende zal zijn.
1.
2.
3.
4.
1848:
1893:
1919:
1948:
De cijnsvoorwaarde wordt in België verlaagd tot het grondwettelijk minimum.
Het Algemeen Meervoudig Stemrecht zet het cijnskiesrecht onder druk.
Er komt een overschakeling van meervoudig naar enkelvoudig stemrecht.
Na de Tweede Wereldoorlog komt er een vrouwenstemrecht dankzij hun
bewezen diensten tijdens deze oorlog292.
5. 1981: Er komt een verlaging van de leeftijd van de stemgerechtigden. Al wie de
leeftijd van 18 heeft bereikt, mag gaan stemmen.
6. 1998: Ook de EU-burgers krijgen stemrecht in het land waar ze wonen.
7. 2003: (beperkt) migrantenstemrecht
2. Vrijheden van de tweede en de derde generatie
De 1ste generatie:
De 2de generatie:
De 3de generatie:
vrijheid van het individu door een onthouding van de overheid293.
het recht van het individu is een plicht van de overheid.
het recht van het individu op inspraak in de overheid.
Het resultaat van de evolutie294 is de welvaartstaat waar wij vandaag de dag deel van
uitmaken. Omdat deze term teveel verwijst naar een sociaal-economische toestand, gebruiken
we de term verzorgingsstaat. De staat garandeert niet langer een juridische gelijkheid en
zekerheid maar ook sociaal-economische gelijkwaardigheid en bestaanszekerheid.
De verzorgingsstaat is meer dan een beschermingsstaat. In een beschermingsstaat worden
enkel de allerzwaksten een individuele bescherming verleend. In een verzorgingsstaat
genieten grotere groepen van een gegarandeerde morele en materiële minimumstandaard.
291
de schuld die wordt weggenomen
onder andere het verzet en door het overnemen van de taken in de fabrieken die niet meer konden uitgevoerd
worden omdat de mannen aan het front zaten.
293
Deze zijn dus de burgerlijke en politieke rechten
294
de evolutie van het recht, dus eigenlijk datgene waarover heel deze cursus gaat
292
82
3. Rechtsbescherming tegen overheidshandelen.
De burger kan zich beschermen tegen de wetgevende macht aan de hand van de Europese
eenheid die de grondwet en andere voordelen met zich meebrengt voor de burger waardoor
deze zijn fundamentele rechten gegarandeerd blijven maar ook kan hij beroep doen op het
Arbitragehof om wetten te laten wijzigen of verwijderen indien deze de fundamentele
rechten schenden.
Als bescherming tegen de uitvoerende macht heeft er zich een kleine evolutie voorgedaan:
1.
2.
3.
4.
1831:
1920:
1946:
1970:
enkel exceptie van illegaliteit
Flandria-arrest295: er komt een controle op de uitvoerende macht.
Raad van State
beginselen van behoorlijk bestuur
4. De juiste bevoegdheid op het juiste niveau
De unitaire, centralistische en centraal geleide staat maakt plaats voor het federalisme. Er
komt een decentralisatie van de instellingen en een Europeanisering en een mondialisering.
Dit is het principe van de subsidiariteit.
5. Internationalisering
Elke staat geeft een stukje van zijn soevereiniteit af aan een hoger niveau. Deze
supranationale macht beschikt over steeds meer controle- en sanctioneringsmechanismen. Er
ontstaan internationale verdragen en instellingen. Het historische precedent was het
Nürnbergtribunaal dat ervoor zorgden dat de Duitsers werden veroordeelt voor hun
misdrijven tijdens de Tweede Wereldoorlog.
295
Een zeer oude boom die eigendom is van de stad Brugge, valt om op de openbare weg en vernietigt in zijn val
de planten van de onderneming Flandria. De val was te wijten aan de nalatigheid van de stad Brugge, die de
boom had moeten omhakken. Met het arrest van 5 november 1920 doorbrak het Hof van Cassatie de tot dan toe
algemeen aanvaarde stelling dat de overheid niet aansprakelijk kon worden gesteld voor daden en besluiten
genomen in het kader van het algemeen belang.
83
Hoofdstuk 9: De Belgische partijpolitiek
1. De politieke partijen en de drie Belgische breuklijnen (de
verzuiling)
a. Definitie en “wettelijk” statuut van partijen
Het statuut van de politieke partijen is niet wettelijk geregeld in België. Dit is verklaren aan
de hand van hun oorsprong in de 19de eeuw. Op dat ogenblik is er nog geen sprake van
partijen en rekening houdend met de vrijheid van vereniging en meningsuiting zou het ook
niet passen om de politieke partijen bepaalde vormvoorwaarden op te leggen.
Het feit dat de politieke partijen niet wettelijk geregeld is heeft enkele voordelen. Nieuwe
partijen kunnen gemakkelijk gevormd worden en ze kunnen zichzelf organiseren zoals zij het
zelf willen, en door het feit dat ze wettelijk niet bestaan kunnen ze dus ook niet vervolgd
worden. De nadelen zijn dan ook wel dat corrupte en extreem rechtse partijen niet kunnen
gestopt worden.
In zijn arrest van 18 november 2003296 heeft Cassatie geoordeeld dat een partij geen politieke
instelling is met als gevolg dat het Hof van Assisen als beoordelaar van politieke misdrijven
niet bevoegd is.
Het ontbreken van een wettelijk statuut wil echter niet zeggen dat men totaal niets kan
beginnen tegen een politieke partij. Zo is er de recente regeling van deelaspecten van 1989. Er
komt een controle van de verkiezingsuitgaven en verplichting van een open boekhouding van
de politieke partijen. Ook zijn er enkele veranderingen doorgevoerd in de kieswetgeving. Er
komt bijvoorbeeld een minimale kiesdrempel.
Een belangrijk onderscheid dat men dient te maken in de partijstelsels is het onderscheid
tussen een tweepartijenstelsel en een meerpartijenstelsel. In een tweepartijenstelsel is er
meer stabiliteit om de simpele reden dat er maar één partij de volledige macht heeft en dus op
deze manier volledig zijn programma kan trachten te verwezenlijken. Meestal kan men echter
vaststellen dat er maar weinig verschillen zijn tussen beide kampen.
In een meerpartijenstelsel is er minder sprake van stabiliteit maar meer van flexibiliteit. Er
moeten coalities gevormd worden omdat er meestal geen enkele partij de absolute
meerderheid heeft. Als men een coalitie vormt met andere partijen, moet er dus ook naar deze
andere geluisterd worden en is het moeilijker om je eigen programma door te voeren. Het
gaat ook langer duren om beslissingen te nemen omdat elke beslissen moet overlegd worden
door de verschillende partijen met minder regeringsbestendigheid tot gevolg.
296
In verband met de financieringsVZW’s van het Vlaams Blok
84
b. Ontstaan en functies van partijen
1. De institutionele benadering
Het ontstaan van de politieke partijen vanuit dit oogpunt is een gevolg van de
democratisering en volksvertegenwoordiging. Vanaf het moment dat iedereen in
aanmerking kwam om zich kandidaat te stellen voor de verkiezingen is het gemakkelijker om
al diegene die dezelfde gedachtegang hadden in eenzelfde kamp te verzamelen zodat er een
overzicht kwam van alle verschillende ideologieën die deelnamen aan de verkiezingen. De
hoofdreden is dus van puur organisatorische en overzichtelijke aard. Dit systeem wordt nog
makkelijker gemaakt als een politieke partij zich kan beroepen op de steun van een andere
organisatie297.
2. De sociaal-economische benadering
Deze vertrekt vanuit een totaal ander perspectief, met name de feitelijke maatschappelijke
situatie. Dit staat vooral in het kader van de overgang van de agrarische maatschappij naar de
geïndustrialiseerde298. Ieder mens heeft dan ook een andere versie op de verschillende
problemen in de maatschappij en op deze manier ontstaan er breuklijnen. In België zijn er
vier grote klassieke tegenstellingen:
1. religieuze: katholieken versus vrijzinnigen
2. etnische:
Vlamingen versus Walen
3. economische: primaire versus secundaire versus tertiaire sector
4. sociale:
werkgevers versus werknemers
Hoe meer breuklijnen er ontstaan, hoe groter de kans op nieuwe partijen299 omdat er zoveel
verschillende visies ontstaan. Een voorbeeld hiervan is Agalev of wat men heden ten dage
“Groen!” noemt.
3. De functies
De verschillende functies van de politieke partijen kan men gemakkelijk weergeven door
middel van een opsomming:
1. organisatorisch:
van die losse samenhang van mensen met dezelfde
gedachtegang, moet men een georganiseerde partij maken,
die als één stevig blok naar de verkiezingen kunnen stappen.
2. expliciterend:
De belangen die deze samenhang verdedigt, moet voor de
potentiële kiezer duidelijk zijn. Dit wordt gedaan door alle
gezamenlijke punten in een partijprogramma te gieten en dit
aan de kiezer voor te stellen.
3. mobilisering:
men moet uiteindelijk trachten een grote massa kiezers ervan
te overtuigen om voor hun partij te stemmen.
4. rekrutering:
geen enkel mens leeft eeuwig dus moet men natuurlijk voor
opvolgers zorgen en mensen kiezen die de partij gaan
vertegenwoordigen.
297
vakbonden, kapitaalsgroepen, loge, kerk
gemakkelijk aan te tonen met het voorbeeld van de auto. Met de auto als nieuw vervoersmiddel, ontstaan er
dus ook nieuwe problemen zoals verkeersveiligheid.
299
Denk maar aan de anti-antenmast partij die een paar jaar geleden opkwam bij de verkiezingen
298
85
4. De evoluties
In België leven we in een particratie. Dit houdt in dat er verschillende partijen tegelijkertijd
aan de macht zijn. Een partij moet dus goed georganiseerd zijn en deze worden dus mettertijd
ook vatbaar voor professionalisering en specialisering. De politieke partijen in België worden
alsmaar groter en krijgen ook een grotere financiering. De media speelt hier ook een grote rol.
Juist daarom ook dat de partijen leren om met de media om te gaan en steeds maar
voorzichtiger worden en de electorale boodschap goed gaat inpakken zodat het eigenlijk
iedereen wel een beetje aanspreekt.
c. Summiere geschiedenis van de belangrijkste Belgische partijen
1. De liberalen
In 1846 komt er in België een eerste liberaal congres vond plaats te Brussel onder leiding van
Frère-Orban. Hij formuleert er een programma waarin alle liberale strekkingen elkaar weten
te vinden. Gesteund door de vrijmetselaarloges is de Belgische liberale partij een feit. Het is
tevens belangrijk om te weten dat het de eerste en geruime tijd enige politieke partij in België
is300. Dankzij ondermeer de industriële boom kan de politieke partij zijn macht vergroten en
het is dan ook gedurende 40 jaar liberalisme troef in ons land. De gevolgen laten dan ook niet
op zich wachten.
Onder leiding van Cockerill groeit België uit tot een industriële topnatie. De vrije oprichting
van vennootschappen hebben de handelsvrijheid tot gevolg en de oude stedelijke
octrooibelastingen301 worden ook afgelast. Ook hier wordt de werknemer weer buitenspel
gezet. In art. 1781 B.W. staat letterlijk dat in geval van discussie over het loon van de
werknemer, de werkgever op zijn woord wordt geloofd. Waar hij zich ook bevind, moet de
arbeider zijn werkmansboekje bijhebben om te bewijzen dat hij vakantie heeft gekregen van
zijn werkgever. Hier ontstaat dus de problematiek tussen de werkgever en werknemer wat
uiteindelijk het socialisme tot gevolg zal hebben.
Vanaf 1884 tot het uitbreken van WO I, bevinden de liberalen zich in de oppositie. Op
gemeentelijk vlak werken ze samen met de socialisten om het openbaar onderwijs uit te
bouwen. De liberale partij ondergaat een herstructurering net voor de oorlog zodat niet het
bestuur niet meer bestaat uit enkelingen maar iedereen zijn zegje kan hebben. Tijdens het
interbellum komt er een uitgesproken laisser-faire visie en het antiklirikalisme wordt
getemperd. Ze zullen tevens deel uitmaken van de meeste coalities maar na de Tweede
Wereldoorlog zullen ze even voorbijgestoken worden door de communisten. Dit is te danken
aan de koningskwestie en de schoolstrijd die ervoor zorgen dat er enkel nog coalities worden
aangegaan met de communisten en socialisten. Dit is omdat er een strijd is geweest tussen de
katholieken en de liberalen en ze na deze twee twistpunten niets meer met elkaar te maken
willen hebben.
300
301
zelfs toen liepen ze al voor op de anderen
belasting op een door de overheid verleend uitsluitend recht voor het maken en verkopen van een
artikel of voor het exploiteren van een uitvinding
86
Affiche voor de verkiezingen van 1961, waarop de koerswijziging van de Liberale Partij duidelijk naar voren kwam. De
partij stond ook voor de gelovigen open. (Liberaal Archief Gent)
Deze reclame gaat niet zozeer over het proberen “stelen” van katholieke stemmen maar
simpelweg over het feit dat de liberalen beseffen dat ze ook moeten openstaan voor
katholieken als potentiële kiezers. Ze proberen dus ook katholieke kiezers binnen te halen en
dit doen ze door het antiklerikalisme te temperen.
Het is ook onder deze nieuwe koers dat de PVV302 is geboren. In 1982 wordt Guy Verhofstadt
voorzitter van de PVV en zal later het Liberaal Manifest schrijven dat een nieuwe visie, met
de burger centraal, bevat. Dit nieuw manifest laat het toe om de partij te verruimen en op deze
manier is de VLD303 geboren. Het jaar na het ontstaan van de VLD zullen ook de Waalse
liberalen een vernieuwing doorvoeren. De oude PRL gaat samen met andere liberale partijen
en vormen zich om tot de MR304.
2. Socialisme als antwoord op het liberalisme
Het is in Gent dat de eerste twee vakbonden worden opgericht in 1857. De Broederlijke
Wevers en de Noodlijdende Spinners. Deze zijn een voorbeeld voor vele anderen die
ongeacht de wet Le Chapelier305 blijven ontstaan. Als belangrijke steun voor hen was er de
Internationale Associatie van Arbeiders met onder meer Karel Marx. Deze zullen in 1864
een congres houden in Brussel.
De Vooruit in Gent wordt in 1865 opgericht als mutualiteit, spaarkas en dagblad. Twaalf jaar
later wordt de Vlaamsche Socialistische Arbeiderspartij opgericht. Drie jaar later gaan ze
samen met andere groeperingen en vormen zo de Belgische WerkliedenPartij. Dit gebeurde
als reactie op de economische crisis en de hoge werkloosheid. Deze partij streeft voor de
belangen van de gewone burger306.
De BWP zal pas doorbreken in 1919 door het lange domineren van de Liberaal-Katholieke
coalitie. In 1935 wordt de socialist Hendrik De Man minister en hij is tevens grondlegger van
het Plan van de Arbeid.
302
Partij voor Vrijheid en Vooruitgang
Vlaamse Liberalen Democraten
304
Mouvement Réformateur
305
coalitieverbod
306
één van deze belangen is het algemeen enkelvoudig stemrecht
303
87
Na de Tweede Wereldoorlog ontstaat er een nieuwe Belgische Socialistische Partij. Deze
partij streeft onder andere naar een uitbouw van de sociale zekerheid onder Achille Van
Acker die één van de leidende figuren was. Het is hij die in de jaren 1950 een coalitie vormt
met de liberalen en uit deze regering zal de schoolstrijd groeien.
Later zullen de socialisten splitsen in twee groepen. De PS in Wallonië blijft verreweg de
grootste partij307 maar de Vlaamse SP verliest geleidelijk haar gewicht. Uiteindelijk leidt dit
tot de “Zwarte Zondag van 1991” waar de SP 20% van haar stemmen verliest doch slagen
de socialisten erin hun stempel op het beleid te blijven drukken. De SP zal nieuwe thema’s
aanvoeren, zoals vrouwenrechten, milieu en nog vele anderen, om de kiezers te overtuigen.
Na deze zwarte zondag is de strijd tegen racisme en extreem rechts een belangrijke
bekommernis van de socialistische partij, die in 2000 met het oog op verruiming en
vernieuwing haar naam wijzigde in SP.A wat staat voor SP-anders.
3. De katholieken
De katholieken zijn vanaf de onafhankelijkheid sterk en politiek actief. Aan een partij is er
aanvankelijk geen nood omdat men een sterk gestructureerde Kerk had. De bisschoppen en de
kerkelijke grootgrondbezitters zijn de tenoren van de macht. In 1884 zullen de katholieken
dan eindelijk aan de macht komen als een gevolg van een betere organisatie en een liberaal
geïnspireerde onderwijswetgeving die in het ongenoegen valt van veel burgers.
De katholieke zuil zal pas echt uitgebouwd worden in de jaren 1860 tijdens drie congressen in
Mechelen, waar de Bond van Katholieke Kringen ontstaat. Vierentwintig jaar later zullen de
twee partijen fuseren in één partij. We hebben hier te maken met een zeer conservatieve partij.
Charles Woeste is voorzitter. We bevinden ons midden in de film Daens. Er komt voor de
katholieke een druk langs twee kanten. Enerzijds de katholieke middenklasse en anderzijds de
arbeidsbeweging waarvan priester Daens de spilfiguur is. Er zal een Rerum Novarum
verschijnen van de paus in 1891 die de voorkeur geeft aan de katholieke middenklasse maar
die christelijke arbeiders ook toelaat zich lid te maken van een afzonderlijke vakbond. Eén
van de middelen om de katholieke ideeën te verspreiden is het dagblad “het volk”
Vlak na de Eerste Wereldoorlog gaan de conservatieve katholieken, boerenbond, arbeiders en
middenstanders samenwerken en vormen op deze manier de Belgische Katholieke Unie.
Pas na de Tweede Wereldoorlog wordt dan definitief de weg van de christen-democratie
ingeslagen en de CVP308 is geboren. Ze halen de regering en maken van hun verkiezing
gebruik om het vrije onderwijs te steunen wat een aanleiding is tot de Tweede Schoolstrijd.
Hierna zullen de CVP en de PSC309 geen absolute meerderheid meer behalen maar zullen wel
deel blijven uitmaken van de regering.
In 1965 wordt beslist dat de Vlaamse en Waalse kant alleen verder moeten gaan en de
kwestie Leuven Vlaams in 1968 heeft niet enkel de val van de regering Eyskens op zijn
geweten maar ook de definitieve splitsing tussen de CVP en de PSC. Belangrijke namen in de
laatste decennia zijn Wilfried Martens en Jean-Luc Dehaene en Luc Van den Brande.
307
doordat er in Wallonië veel meer arbeiders waren
Christelijke Volks Partij
309
Parti Social Chrétien
308
88
4. De taalpartijen
In het jonge België was taalvrijheid juridisch gegarandeerd maar feitelijk was heel België
verfranst. Zo is er de zaak Coucke en Goethals. Deze twee Vlaamse arbeiders waren op de
hoogte van een moord. Ze waren niet de daders maar omdat het proces volledig in het Frans
werd gevoerd, konden ze zich niet verdedigen en werden ze beide veroordeeld voor moord.
De Vlamingen komen in opstand maar meestal werd het naar voren gelegd in reeds bestaande
partijen. In 1860 echter groeit er toch een partij in Antwerpen. De Meetingpartij blijft echter
maar luchtdeeltje waarvan het bestaan zelfs niet officieel is bevestigd.
De reden van het wegblijven van een Vlaamse partij is dat in het politieke leven de strijd
tussen katholieken en anti-klerikalen alle aandacht opeist en bijna aan haar hoogtepunt is.
Pas na de Tweede Wereldoorlog ontstaat de eerste Vlaamse partij, met name de Volksunie.
De Volksunie doet het niet slecht en de partij levert belangrijke bijdragen aan de
defederalisering van het land. Later zal de Volksunie uiteenvallen in een centrum-rechtse
kant, N-VA310, en een centrum-linkse kant, SPIRIT.
De meest rechtse Vlaamse figuren gaan zich steeds verder distantiëren door het Egmondpact
van 1977. Dit zorgde ervoor dat er vele toegevingen werden gedaan aan de Franstaligen en dit
was de druppel die de emmer deed overlopen. Het Vlaams Blok is geboren uit de Vlaams
Nationale Partij van Karel Dillen en de Vlaamse Volkspartij van Claes. Het Vlaams Blok is
namelijk de kartelnaam van de volgende verkiezingen waarin Dillen wordt verkozen en Claes
niet. Het voornaamste programmapunt is de Vlaamse onafhankelijkheid.
Het gevolg is bekend. In 2000 wordt er een procedure gestart tegen de drie financierende
VZW’s van het Blok wegens inbreuken tegen de antidiscriminatiewet. Nadat de rechter van
1ste aanleg zich onbevoegd heeft verklaard311 en Cassatie deze stelling heeft verworpen,
spreekt het Gentse Hof van Beroep uiteindelijk een veroordeling uit. Het Vlaams Blok is
vanaf nu officieel een racistische partij. De partij past zijn programmapunten aan en het
Vlaams Belang is geboren.
310
311
Nieuwe Vlaamse Alliantie
omdat het om een politiek proces zou gaan
89
5. De communisten
De Kommunistische Partij van België (KPB) was een communistische politieke partij in
België. Voor 1920 bestonden er in België heel wat kleine, communistische groeperingen die
naast elkaar opereerden. Maar in 1920 verenigden een heel aantal zich in de 'Parti
Communiste de Belgique' en dit onder leiding van War Van Overstraeten. In 1921 fuseerde
deze partij met een groep BWP-dissidenten die reageerden tegen het reformisme van de BWP
leiding. Joseph Jacquemotte stuurde deze groep radicalen richting een fusie met de 'parti
communiste'. Hieruit ontstond de KPB-PCB (Kommunistische Partij België - Parti
Communiste de Belgique).
In 1928 zullen de spanningen tussen de twee gefuseerde groepen lopen op (door de
bemoeinissen van Stalin) en eindigen in een afscheuring, de anti-parlementaire groep rond
Van Overstraeten moet de duimen leggen voor de meer pragmatisch gerichtte groep rond
Jacquemotte. Van Overstraeten wordt uit de partij gezet en zijn sympathisanten worden van
alle belangrijke functies geweerd. De KPB zou nu volledige loyaliteit aan de Sovjet-Unie
tonen. Dit betekende dat de KPB vooral de sociaal democraten als grootste vijand moest zien.
Deze Split zal uiteindelijk resulteren in de oprichting van een trotskistische communistische
strekking in België.
2. Kerk en staat en het ideologisch debat
Omdat de kerk een grote rol heeft gespeeld bij de realisatie van de Belgische staat als reactie
tegen Willem I, is het moeilijk om een scheiding tussen kerk en staat te verwezenlijken. Het
zijn vandaag nog altijd de artikelen 19 tot 21 G.W. die ervoor zorgen dat de staat zich niet kan
moeien met de kerk en zijn dus duidelijk vruchten van het Monsterverbond. De overheid
sponsort echter wel de kerk. Dit is een bevoegdheid die gefederaliseerd is in 2001. De erkende
erediensten, waarvan sprake is in de Grondwet, zijn voor België de Rooms-katholieken,
protestanten, anglicaanse, joden, orthodoxen, islamieten en enkele vrijzinnige
lekenconsulenten.
a. Het onderwijs
1. de eerste schoolstrijd (1879 – 1884)
Deze betreft het lager onderwijs. De liberale regering schaft de subsidies van de vrije
gemeentescholen312 af en verplicht de gemeenten een neutrale school313 op te richten. De
godsdienstlessen worden hier vervangen door moraal. Bij de volgende verkiezing krijgen de
liberalen zware klappen en de katholieken komen weer aan de macht en maken dan ook
onmiddellijk deze liberale schoolwet ongedaan.
2. de tweede schoolstrijd (1954 – 1958)
Weer gaat het om een inkrimping van de subsidiëring van het vrije, nu middelbare, onderwijs
ten bate van het oprichten van rijksscholen. Deze strijd wordt afgesloten met het Schoolpact
van 1958. Dit was een overeenkomst tussen de drie grootste partijen die achteraf bekrachtigd
werd door de wetgever.
312
313
colleges
atheneum
90
De verkiezingen van 1958 stonden volledig in het teken van de Schoolstrijd. De katholieken
veroverden de meerderheid in de Senaat, maar socialisten en liberalen waren in de
meerderheid in de kamer. Een ‘pact’ was de enige oplossing en typerend voor deze legislatuur
is dan ook de pactenpolitiek.
Tevens was er ook sprake van een cultuurpact in 1973. Dit is een pact tussen alle grote
partijen dat daarna bevestigd werd door een nationale wet die voor een bescherming moest
zorgen van ideologische en filosofische minderheden. Er ontstaat een Vaste Nationale
Cultuurpactcommissie die, ondanks het feit dat dit een gemeenschapsbevoegdheid is
geworden, nog steeds bestaat en jaarlijks een verslag opmaakt.
3. De koningskwestie met volksraadpleging
Als jonge prins was Leopold III geliefd bij alle lagen van de Belgische bevolking. Bovendien
huwde hij een prinses die zo goed als verafgood werd: Astrid. Na het dodelijk
verkeersongeval van de 'fee uit het Noorden' sloot het volk zijn treurende koning voorgoed in
het hart. In mei 1940 bereikte zijn populariteit een hoogtepunt doordat de regering op de
vlucht was naar Londen en het feit dat hij bij zijn landgenoten bleef. Dat veranderde toen hij
een jaar later met een burgermeisje hertrouwde, Lilian Baels. Maar nadat de Duitsers hem en
zijn gezin in juni 1944 naar Duitsland hadden verbannen, herwon Leopold III de volksgunst.
Met een beetje goede wil had hij, bij zijn bevrijding in 1945, gemakkelijk weer de troon
kunnen bestijgen. Maar dat was zonder de politici gerekend. Die herinnerden zich zijn
uitgesproken voorkeur voor de zogeheten autoritaire democratie. Die beviel hen niet. Wat
hem dan weer niet zinde: dat ze hem in mei 1940 van lafheid en verraad314 hadden
beschuldigd. Met Coburgse koppigheid bleef hij daar excuses voor eisen. De zogeheten
koningskwestie was geboren.
Uit de eerste verkiezingen na de oorlog kwam de CVP als winnaar. Met het kerstprogramma
van 1945 willen ze België terug op het goede spoor krijgen. De terugkeer van de vorst behoort
daar toe. Over de vorst wordt dan ook een referendum gehouden en daaruit blijkt dat de
Vlamingen de vorst terug willen maar de Walen daarentegen niet. De Vlamingen halen het en
Leopold III keert terug en hierdoor barst de bom in België. De Walen willen zich afscheuren
en bij een manifestatie in Grâce-Berleur vallen er doden. Leopold III houdt de eer aan zich
door middel van een troonafstand. Koning Boudewijn zal hem opvolgen.
314
Leopold III heeft namelijk een onderhoud gehad met Adolf Hitler
91
Hoofdstuk 10: En nu…
1. De evolutie van de rechtstaal
De rechtstaal is een taal op zich met haar eigen specifieke kenmerken die cultureel bepaald
zijn. Rechtstaal wil specifiek, effectief en duidelijk zijn. Onze rechtstaal is tevens onze
wetstaal wat er eigenlijk voor zorgt dat slechts een bepaalde groep315 in onze maatschappij
deze taal spreekt. Toch wordt ieder geacht de wet te kennen en te begrijpen. Dus een vonnis
kan toch uitgevoerd worden ook al begrijpt de persoon naar wie het vonnis gericht is er niets
van.
Onze rechtstaal werd voor een deel afgeleid van de letterlijke vertaling van de Code Civil van
1804 van Napoleon. Het werd letterlijk vertaald en overgenomen in België enkel de termen
keizer werden vervangen door koning.
Nu kan men de vraag stellen of er wel een Belgische rechtscultuur is want we hebben veel
overgenomen van de Franse rechtscultuur van de 19de eeuw. De Belgische rechtscultuur kan
men in de brede316 en in de enge zin gaan bekijken. De enge zin gaat over het omgaan met
concepten, waarden, interpretaties en juridische begrippen. Het taalgebruik staat hier centraal
en om het belang aan te tonen is het publiekrechtelijk geregeld.
Nadat de Vlamingen aan het eind van de 19de eeuw steeds meer inspraak kregen, is men
begonnen aan het vertalen van de Franstalige wetboeken. Aan het eind van deze 19de eeuw
kwamen de strafprocedure, administratie, onderwijs en wetgeving aan de beurt. Pas aan het
begin van de 20ste eeuw werden ook de gerechtszaken tweetalig. De vraag of Vlaanderen nu
een eigen rechtstaal heeft is nog steeds een punt van discussie omdat de meeste teksten
letterlijk zijn vertaald van de Franse.
Er is natuurlijk ook nog de remmende invloed van de Napoleontische codes. Door deze
codificaties knipte de evolutielijn van het lokale recht317 door en legde na lange termijn de
stand van zaken vast. Het is dan ook zeer moeilijk om de rechtstaal te veranderen als ze reeds
neergeschreven is en vaststaat. De belangrijkste is zonder twijfel de Code Civil van 1804. Dit
wetboek speelt een belangrijke rol voor het groeiende recht. Het zal dienen als basisboek voor
verdere vertalingen in het recht. Zoals de Corpus Iuris Civilis een belangrijke rol speelde in
de middeleeuwen, zo was in de vorige eeuw de Code Civil even belangrijk want hij stond
centraal voor vertaalcommissies.
315
de juristen
rechtsiconografie en rechtsarcheologie
317
costumier eigen ontwikkelde rechtstaal
316
92
2. Officieuze, officiële en authentieke vertalingen
a. Vooraf: het Ancien Régime
Tijdens het Ancien Régime verdwijnt het gewoonterechtelijk taalpalet geleidelijk onder de
sterke Romeinsrechtelijke invloeden vanaf de codificaties.
b. De Franse periode
Tijdens de Franse periode is er een boom van wetgevingen onder de leiding van Napoleon.
Deze worden door de Franse overheid ook vertaald naar het Vlaams. Deze vertaling noemen
we het Bulletin Flamand. Echter is het wel belangrijk om te weten dat de Franse overheid de
taal van de Zuidelijke Nederlanden gelijk stelt aan deze van de Noordelijke. Onze rechtstaal is
op dat moment dan ook identiek. In 1807 komt ook de Code Napoléon aan de beurt.
Tussen 1806 en 1810 vinden er vele officieuze publicaties plaats318. Van Der Linden doet dit
in 1810 in Amsterdam. Zijn werk zal in 1823 en 1825 herdrukt worden in Brussel. Hij was
geen taalkundige maar een rechtsgeleerde en zijn vele publicaties zullen dan ook een
belangrijke rol spelen bij de constructie van het Nederlands Burgerlijk Wetboek in 1838.
c. Koninkrijk der Verenigde Nederlanden
Onder het beleid van Willem I zullen er geen nieuwe wetboeken komen maar hij voerde
echter wel een actieve taalpolitiek319. De voorbereidende wetteksten werden ineens in twee
talen uitgegeven. De volkstaal in de rechtbanken werd verplicht in het jaar 1819. Willem’s
taalbeleid heeft echter geen sporen nagelaten. Dit is te danken aan het feit dat Napoleon de
rechters die toch in het Frans recht waren blijven spreken voortrok en de rechters die in het
Nederlands werkte werden ‘gezuiverd’.
In 1820 kwam er een eerste juridisch woordenboek door de Brugse rechter Spruyt. De titel
was: ‘ Dictionnaire portatif français-hollandais des termes de droit les plus usités en matière
civile, criminelle et commerciale320’. Al bij al zijn dit toch magere resultaten vanuit het
oogpunt van een autonome rechtstaalontwikkeling.
d. België
In België is het tussen de onafhankelijkheid en ongeveer 1870 als het ware een totale Vlaamse
taaleclips. De overheid vindt Vlaamse wetgeving en rechtspraak niet nodig en laat het
initiatief tot wetsvertaling aan het particulier initiatief over. Ze beschouwen de vertalingen dus
van minder belang321. Het is Ledeganck die ervoor zorgt dat zijn vele vertalingen overvloedig
gelezen werden en dat er in de rechtspraktijk wel degelijk Vlaams werd gepraat. Zo dienden
de avoués322 de Vlaamse eed af te leggen. Er werd dus wel degelijk Vlaams gesproken op de
rechtbanken. Het is een ontwakend bewustzijn dat zal blijven opkomen tot 1898. In dit jaar is
er een nieuwe authentieke Vlaamse wetgeving met afdwingbare kracht. Het is een stap in
de goede richting alhoewel toch het grootste deel van de wetten Franstalig bleef.
318
Lorio, Cornelissen, Lecat en Van Der Linden
zie hoofdstuk 7
320
hij koos deze titel omdat hij er geen kortere kon vinden… miljaar seg
321
een uitzondering hierop is een vertaling van Ledeganck
322
procesvertegenwoordigers
319
93
In 1923 werd er door de koning een commissie opgericht om bepalingen van voorname
wetten, wetboeken en de Grondwet te vertalen in het Vlaams. Deze vertalingen worden door
middel van een Koninklijk Besluit bekend gemaakt en officieel gepubliceerd in het Staatsblad
waardoor ze een bindende kracht kregen. Dit is de doorbraak voor de vervlaamsing van de
wetgeving die rond 1970 bijna voltallig zal zijn.
e. De overheidszorg voor codevertalingen
De eerste officiële vertaling dateert van de Duitse bezettingstijd tijdens de Eerste
Wereldoorlog. Generaal Von Bissing gaf in 1917 aan de Gentse universiteit de opdracht om
de Belgische wetten van voor de Gelijkheidswet te vertalen. Na de oorlog is dit werk echter
stopgezet.
Vijf jaar later ontstond er een Commissie voor de vertaling in het Vlaams van bepalingen der
grondwet en de belangrijkste wetten en besluiten. Deze vertalingen werden aan de hand van
een Koninklijk Besluit officieel en dus afdwingbaar gemaakt. Tegen het jaar 1939 zal het
Burgerlijk Wetboek volledig klaar zijn.
Op initiatief van commissievoorzitter Emile van Dievoet is er in 1938 een NederlandsBelgische overleggroep opgestart. Er werden ongeveer 1300 artikelen van het B.W.
besproken. Belangrijk is het feit dat er een contacten zijn gelegd tussen Nederland en
Vlaanderen om het recht te verbeteren maar deze “werken” werden stilgelegd door
oorlogsomstandigheden.
In 1954 begint de voorbereiding van het authentieke B.W. en 7 jaar later zal deze afgerond
zijn. Waar de Franse tekstversie onnauwkeurig was, is er geen verbetering aangebracht en
onduidelijkheden en dubbelzinnigheden worden ook letterlijk in de Nederlandse versie
overgenomen.
d. Andere overheidszorg voor wetstaal
De overheid heeft zich altijd al bekommerd om een goede wetstaal. De Raad van State speelt
hierin een primaire rol. Eerst was er de Raad van Wetgeving in 1911 maar deze zal in 1954
definitief vervangen worden door de Raad van State. De vaststelling en éénmaking van de
Nederlandse rechtsterminologie in België is een uitdrukkelijke opdracht van de Raad.
Vanaf 1990 komt alles in een stroomversnelling. Wetgeving wordt geproduceerd alsof het
niets is. Er is sprake van een Vlaams parlement en een regering, die allen op de één of andere
manier een materiële wet kunnen maken. Dit schept onduidelijkheid maar er dient wel gezegd
te worden dat de samenwerking tussen de drie instellingen323 ervoor gezorgd heeft dat er
vandaag de dag sprake is van duidelijk Nederlands in onze wetgeving.
323
Vlaams parlement, regering, Taalunie
94
e. De Vele andere rechtstaalimpulsen
Natuurlijk is datgene wat hiervoor geschreven is niet volledig. Niet enkel die personen en
organen die we gezien hebben mogen de verdienste van de rechtsevolutie op hun naam
schrijven. De belangrijkste die we vergeten zijn worden in dit stukje opgesomd en kort
beschreven. De belangrijkste rechtstaalimpulsen zijn:
1. Vlaamse conferenties:
eerst in Gent in 1873 en later in andere Vlaamse
arrondissementen.
2. Vlaamse rechtsgenootschappen: bevonden zich aan de juridische faculteit van
Leuven in 1885, en later verspreid over andere
universiteiten.
3. BVR324:
De voorloper van de Vlaamse juristenbeweging.
Van der Linden op het eerste congres: “De
Vlaamsche rechtstaal bestaat, klaar, vloeien,
krachtig”.
325
4. Rechtskundig Tijdschrift :
Eerste Nederlandse tijdschrift over recht in 1897.
Wordt in 1931 opgevolgd door het Rechtskundig
Weekblad.
5. APR326:
Verschijnt in 1952 voor het eerst.
6. Tweetalige wetboeken:
De eerste versie is deze van Larcier. Dit is in
1950. Vijftien jaar later komt deze van Story. Het
is in 1952 dat de tweetalige Omnilegie en de
Franse Pasinomie verschijnt.
7. Tijdschrift voor privaatrecht: Dit is absoluut de kroon op het werk en de
bevestiging dat de Vlaamse rechtstaal zich
ontwikkeld in overleg met de Nederlandse
vakgenoten.
f. Besluit
Een rechtscultuur staat nooit stil. Er is altijd wel enige vorm van vooruitgang maar het
effectief veranderen van de rechtscultuur in de meest ruime zin van het woord, is een vorm
van eeuwen. Toen het Belgische Burgerlijk Wetboek moest gemaakt worden gebeurde dit
door een commissie waarvan E. Van Dievoet voorzitter was. Hij koos voor een zo groot
mogelijke eenheid met Nederland. De hedendaagse rechtstaal is daardoor wezenlijk
Nederlandse rechtstaal.
Het is echter belangrijk om te beseffen dat een historische evolutie nooit af is. Nu moet men
gaan nadenken hoe het verder moet gaan met ons recht. Het Europese en internationale recht
komt ons rechtsstelsel binnengeslopen langs allerlei kanten. Dit zorgt ervoor dat er een
Europese rechtstaal moet komen in de toekomst, en omdat de meeste advocaten in Engeland
of Amerika willen gaan studeren, wordt dit vermoedelijk het Engels maar zover zijn we nog
zeker niet.
324
Bond der Vlaamse Rechtsgeleerden
voluit Rechtskundig Tijdschrift voor Vlaamsch België
326
Algemene Praktische Rechtsverzameling
325
95
3. Evolutie van de formele rechtsbronnen in de 20ste eeuw
a. probleemstelling
Het probleem dat zich voordoet is dat de verhouding tussen de rechtsbronnen eigenlijk de
verhouding is tussen de verschillende organen van de overheid. De verhouding is dus van
publiekrechtelijke aard. Iedereen heeft als wel eens gehoord van de uitspraak “de rechter is la
bouche de la loi”327. Deze omschrijving vertelt ons hoe de verhouding is tussen de
rechterlijke en de wetgevende macht.
Volgens de Stelling van Caenegem ziet men een duidelijke evolutie in het recht. Eerst was er
de common law met een oligarchie van koninklijke rechtbanken waar judges zetelen.
Vervolgens was er het Absolutisme waar de inzet van het Romeinse recht centraal stond en
de legislators een belangrijke rol speelden. En tot slot was er de Franse Revolutie met een
volksvertegenwoordiging die de wetten maakt als gevolg. De Engelse term voor de
inzittenden zijn professors.
b. De formele bronnen rond 1900
1. Is er wel een bronnenleer?
Een voorbeeld van bronnenleer is de hiërarchie van de rechtsleer. Men spreekt hier van een
juridisch paradigma want “iedereen wordt geacht de wet te kennen”. Een paradigma wordt in
het woordenboek op twee wijzen omschrijft. De ene omschrijving geeft weer dat het een
voorbeeld of een model is maar de tweede omschrijving is “een constellatie van
overtuigingen, waarden en handelwijzen die door de leden van een bepaalde samenleving
worden gedeeld”.
2. De Exegetische school
Dit was het onderwerp van het doctoraat van professor Bouckaert. Volgens deze school moest
er geen rechtsbronnenleer zijn want de wet bevat alles al. Ze spreken dus van een
“exclusiviteit van de wet”. We moeten het eens zijn over de hiërarchie omdat er zoveel
bronnen zijn. Vroeger rond 1900 was dit niet het geval dus de wet stond boven alles.
3. Ook in de praktijk
Rond het jaar 1900 was er geen erkenning van de desuetudo328 contra legem. Cassatie is
momenteel ook voor het toepassen van de buitenwettige norm. Dankzij de marginale toetsing
kan de rechter oordelen naargelang de billijkheid waardoor zijn bevoegdheden eigenlijk
verder den louter de wet komen.
327
328
want in 1988 heeft Cassatie beslist dat de rechter enkel mag oordelen volgens het geschreven recht
gewoonte
96
4. Primaat van de “wet”
De formele wet primeert en er is maar één wetgever329. De macht zit in het parlement en er is
geen grondwettelijkheidtoetsing330. Pas later zal er in land sprake zijn van defederalisering331.
c. De formele bronnen rond 2000
1. Evolutie van de bronnen
Algemeen is er de internationalisering, de defederalisering332 en de specialisering. Soms
worden wetten anders geïnterpreteerd door Vlaamse dan door Waalse rechters. Dit is voorzien
in de wet. Dan moeten
Wetgeving
De wetgeving is het belangrijkste want hier wordt de wet uitgedrukt. Maar kan je dit nog
zeggen voor het internationaal recht? De legitimatie van de volksweg valt hier dus weg. Als
men spreekt over het Europees parlement dan moet de Nederlandse vertegenwoordiger
toestemming krijgen van het parlement als hij een beslissing moet nemen. In België is dit niet
het geval. De Belgische vertegenwoordiger heeft een soort van fast-track bevoegdheid. Hier
komt de volkswil dus niet tot uiting en kan je je de vraag stellen of dit wel democratisch is.
In het verleden hebben we in België te maken gehad met het Smeerkaasarrest. Het Hof van
Cassatie heeft in 1971 beslist dat als een internationale norm strijdig is met een nationale
norm, dat de internationale altijd voorrang krijgt.
De materiële wetten kunnen gewijzigd of vernietigd worden door de Raad van State sinds
1946. Deze kan wetten vernietigen op basis van onwettigheid. Het is een controle op de
uitvoerende macht. Net voor WO I was er de Raad van Wetgeving die de voorloper is van de
Raad van State.
Rechtspraak
Vroeger moesten de rechters gewoon de wet toepassen. Nu is er sprake van de
evenwichtsleer333. De rechtspraak is officieel erkend als bron. Het gaat dan vooral over de
interpretatie van de wet en de creatie “rechtsmisbruik”. Kwantitatief is de rechtspraak niet
meer te volgen door de explosie van gerechtelijke en buitengerechtelijke instellingen.
Kwalitatief is er sprake van professionalisering. De vrederechter in de 19de eeuw moest geen
diploma hebben en zijn beslissing niet motiveren. Zijn voornaamste taak was het verzoenen
en moest daarmee bijna geen rekening houden met de wet. Dit is vandaag de dag allemaal
verandert.
In 1970 is er de overgang van de werkrechtersraad naar arbeidsrechtbank. Bij de
oprichting van de raad zaten er 2 vertegenwoordigers van de werkgevers en slechts 1 van de
werkgevers. De werkrechtersraad werd bijgestaan door de referendaris334. Net hetzelfde
gebeurt bij de Rechtbank van Koophandel. Oorspronkelijk zetelden er hier handelaars die
329
In België zit die macht in het parlement
vandaag de dag kunnen slechts bepaalde artikelen getoetst worden van de grondwet. In 1900 geen enkel!
331
Bevoegdheden afvloeien naar deelstaten
332
niet in de rechtspraak maar wel van wetten en dergelijke. Bijvoorbeeld zijn de 2-talige tijdschriften aan het
splitsen
333
zie privaatrecht
334
dit was altijd een jurist. We kunnen hem beschouwen als de voorzitter van de raad
330
97
verkozen werden. Later worden zij vervangen door referendarissen gevolgd door een
voorzitter en vandaag zijn het allemaal juristen en zijn de handelaars slechts bijzitters335. De
hoge raad zorgt ervoor dat rechters benoemd worden voor hun kwaliteit en niet om hun
vrienden. Ook dit is een vorm van professionalisering omdat het een selectie betreft die
gebaseerd is op kwaliteiten en niet op de rest.
De Raad van State, het Arbitragehof zorgen ervoor dat er een controle is op de wetgevende
macht. Dankzij het Flandria-arrest kan nu ook de overheid aansprakelijk gesteld worden en
ook de zaak Francovich was een doorbraak. Deze laatste is een uitspraak van het Europees
Hof van Justitie. “Als de wetgever een wet maakt die ingaat tegen internationale
verplichtingen en als dat schade heeft aangericht aan een persoon, dan kan deze
schadevergoedingen verkrijgen”. De overheden kunnen dus niet zomaar doen en laten wat ze
zelf willen.
Rechtsleer
Ook de rechtsleer is erkend als bron maar de rechtspraak heeft altijd het laatste woord. Zo is
er het begrip marginale toetsing. Dit is een correctie op de oude legaliteit. Vroeger mocht je
doen wat je zelf wilde als het maar binnen de wet is. Marginale toetsing beperkt deze
bevoegdheid. De rechter kan dus beslissen in welke mate je je eigen rechten mag uitoefenen.
De voorrang van de rechtspraak op de rechtsleer kan aangetoond worden aan de hand van
rechtsverwerking. Dit houdt in dat iemand niet meer voor zijn rechten kan opkomen omdat hij
door zijn gedragingen de indruk heeft gewekt dat hij niet meer zou opkomen voor zijn rechten.
Aangezien deze laatste zin nogal abstract in de oren klinkt, plakken we er een voorbeeldje
aan. Men kan dit het beste aantonen aan de hand van een huurgeschil. Je bent huurder en er is
een waterlek. Je meldt dit aan de huiseigenaar. Hij doet niets en je betaalt je huur dus niet
voor één maand. Na deze maand is hij de lek nog altijd niet komen herstellen. Na twee
maanden zonder huur te betalen komt de huiseigenaar en hij klaagt over de huur. Je zegt het
hem nog eens van die waterlek. De huurder herstelt de waterlek maar de komende vijf
maanden vergeet je nog te betalen. Na deze vijf maanden vraagt de verhuurder deze vijf
maand huur. Hierdoor wekt hij de indruk dat hij het geld van de eerste twee maanden niet wil.
Later zal hij hier dan ook geen beroep meer op kunnen doen.
Ook van de rechtsleer is er een kwantitatieve explosie. En kwalitatief is er ook sprake van
internationalisering, professionalisering en specialisering. Er is een duidelijke overgang van
codificatiedenken naar constitutiedenken. Codificatiedenken houdt in dat men er vanuit gaat
dat men een codificatie heeft en dat hier ook alles in terug te vinden is. Als er iets niet instaat,
dan kan men het vinden in die codex door de wetten te interpreteren. Men redeneert vanuit de
systematiek van het wetboek. Bij het Constitutiedenken gaat men uit van de rechten van de
mens. Het vertrekpunt van de juridische redenering is dus totaal verschillend.
men noemen ze de “bloempotten” omdat ze toch niet op de hoogte zijn van het juridisch jargon en dus totaal
niet kunnen volgen
335
98
2. Een nieuwe formele rechtsbron
Na de Tweede Wereldoorlog is er een nieuwe formele rechtsbron. Deze zijn de
algemene rechtsbeginselen.
Deze zijn ongeschreven, hebben een wettelijke toepassing, zijn ontwikkeld door de rechtsleer
en erkend door de rechtspraak. Er moet echter wel opgemerkt worden dat de Nederlandstalige
kamers er meer voor openstaan dan de Franstalige. Deze algemene rechtsbeginselen zijn naar
het Nederlandse en Duitse voorbeeld in 1970.
3. Onderlinge verhoudingen
Het primaat van de formele wet is doorbroken. De wet zal dus niet langer primeren. De
rechtspraak kan wetten vernietigen en de wetgever aansprakelijk stellen. Art. 159 G.W. is
uitgebreid tot de algemene rechtsbeginselen en ook de rechtspraak en de rechtsleer kunnen
wetten creëren. Het monopolie van de wet is dus voorbij.
99
4. De machtsverhoudingen
a. het primaat van de formele wet is doorbroken
Dit is een miskenning van de volksvertegenwoordiging omdat het nu de politieke partijen zijn
die de wetten bepalen. Deze zijn trouwens niet grondwettelijk geregeld. Ook in het
arbeidsrecht zijn de vertegenwoordigers van de C.A.O. geen verkozen figuren. Ook
daarbuiten in verband met het overleg, de lobby en techniciteit. Zo bestaat ook “testaankoop”
uit niet verkozen leden.
Ook het aantal en de snelheid van de wetgeving is niet te houden. Het parlement en de Raad
van State kunnen niet meer volgen. De rechtsleer staat tegenover dit alles zeer kritisch want
als de wetgeving niet in orde is reageren ze meteen.
b. positief
De Rule of Law. De rechtstaat is eindelijk bereikt. Dit is iets wat we al proberen te bereiken
sinds de Magna Carta van 1215. Eindelijk is de overheid ook gebonden door het recht en is er
een echte scheiding der machten met een onafhankelijke rechter.
c. negatief
Het rechtswetenschappelijk paradigma en zijn beperkingen. Er komt een primaat van de
rechtspraak. Iedereen moet jurist zijn, zelfs de griffiers. Dus als men deze lijn doortrekt kan
men stellen dat de juristen de feitelijke machthebbers zijn336. De grondwet, wetten, decreten,
rechtspraak, rechtsleer, arbitragehof, procentueel aandeel en leiding van politieke partijen. Het
is allemaal in de handen van juristen.
In België zijn er 40.000 juristen verdeeld over vele groepen dus er is wel een verdeelde
macht. Er zijn echter ook gemeenschappelijke belangen waarvan de juristen misbruik maken.
Zo is er het verschil tussen een arbeider337 en bediende338. Ze werken beide voor anderen
maar de arbeider werkt met de handen en de bediende met het hoofd. Dit verschil is ingevoerd
in de 19de eeuw. Dit is een moeilijk onderscheid. Men wil dit gaan afbouwen naar de toekomst
toe, maar de bedienden worden nu veel meer beschermd. De juristen dekken dus zichzelf in
want vele juristen zijn bedienden. Zo is er ook geen BTW voor advocaten. Als een advocaat
advies geeft moet de cliënt geen BTW betalen op het te betalen bedrag. Ook het alleenrecht
voor juristen om bepaalde beroepen uit te oefenen339 toont aan dat de juristen misbruik maken
van hun macht.
Momenteel is er een pleidooi voor een jurisdictioneel monisme. Alle rechtspraak moet nog
maar door 1 soort rechtbank behandeld worden. Dat zou ervoor zorgen dat de overheid gelijk
wordt gesteld aan de burger. Als dit lukt, is er nog maar één machthebber in België en dat zijn
de juristen.
336
macht is bepalen wat mag met een inzet van een geweldmonopolie
werkt met de handen
338
werkt met het hoofd
339
in rechtbanken, afschermen van het notariaat, deurwaarder
337
100
101
Download