Hoofdstuk 1: inleiding 1. Definitie: ‘geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht’ A. Geschiedenis 1. De historische benadering is een metajuridische benadering Rechtsgeschiedenis= metajuridisch Metajuridische vakgebieden bestuderen het recht in de meest brede zin vanuit een multidisciplinaire invalshoek: matjurist stapt uit het keurslijf van het rechtswetenschappelijke paradigma. Rechtshistoricus: bestudeert de interactie tussen recht en macht, politiek, techniek, religie, etc. Historische Rechtsschule: onder impuls van Carl Friedrich van Savigny: beschouwt het positieve recht wezenlijk als de resultante van een historische evolutie: recht drukt de eigen Volksgeist uit. Geschiedenis en recht dienen elkaar Toepassing van de norm in de tijd: tempus regit actum Heuristiek: leer van het zoeken en vinden ~Locus regit actum Wets (voorbereidende documenten) en rechtshistorische interpretatie o Wetshistorische: geschiedenis van het tot stand komen van de wet: RATIO LEGIS o Rechtshistorische: hoe is de geschiedenis van het recht geëvolueerd sinds het ontstaan van de wet? o Voorbereidende documenten van de formele wet: Wetsontwerp of wetsvoorstel =decreetontwerp of decreetvoorstel Ontwerp en voorstel worden gevolgd door memorie van toelichting en toelichting Advies van de afdeling wetgeving van de RvS Verslag van de parlementaire commissie= experten van de partij op dat vlak Amendementen Ontwerp goedgekeurd in één kamer Historisch argument constitutionalisme (‘verworven rechten’) Men heeft historici opdracht gegeven info en bronnen te verzamelen om oude gewoonten in wetten te gieten Historisch expertise Bv negationismeprocessen: historicus wordt ingezet voor het bewijs van de feiten Recht speelt ten aanzien van de geschiedenis vooral een dienende rol omdat het voor geschreven bronnen zorgt: niet enkel de formele rechtsbronnen, maar ook contracten, parochieregisters, boedelbeschrijvingen, ‘gerechtigheid van keizer Otto III < Dirk Bouts: Officier had vertrouwen keizer misbruikt door avances te maken op keizerin; echtgenote officier zegt dat het de keizerin was die avances maakte en stapt naar de keizerlijke rechtbank om onschuldseed uit te spreken: dmv irrationeel bewijs= godsbewijs 1 Met gloeiend ijzer eed afleggen en na 3 dagen wonde tonen: zuivere wonde=god toont aan dat man onschuldig is Dood wordt met dood bestraft: keizerin op de brandstapel Continuïteit Evolutie is regel, revolutie uitzondering Zelfs gewoonterecht dat gebaseerd was op traditie kent een continuïteit, weliswaar vaak latent. Materiële continuïteit: eenzelfde probleem wordt in twee verschillende tijdperken op inhoudelijk dezelfde wijze opgelost, maar aan de hand van andere vormen of termen: bv van COO naar OCMW Formele continuïteit: ‘wettelijke’ aanschijn geeft de indruk dat er niets veranderd is, terwijl de relaties in het ‘werkelijke’ land wel degelijk gewijzigd zijn: schuttersgilden Behoud= dekmantelfunctie; vernieuwing=speerpuntfunctie Historische kritiek De door het recht beoogde toestand strookt niet steeds met de effectieve rechtspraktijk: bv zware straffen in de ME werden vaak dmv verzoening of compositie afgehandeld. Bv. Doodstraf: bleef heel lang in de wet staan hoewel ze niet werd uitgevoerd Bv: Russische GW zag er zeer democratisch uit maar de feitelijke machtsuitoefening van Stalins terreur bewees het tegendeel. Jurist moet zich naar de rechtspraktijk richten, de zgn ‘law in action’: RS+RL Historische achtergrond Romeinen – Merovingers – Karolingers – Feodaliteit en territoriale vorsten – Bourgondiërs – Spaanse & Oostenrijkse tijd – Franse revolutie en Napoleon – VKN – België (unitair en federaal) Rechtsfaculteit: Receptie Bologna 11e eeuw: Irnerius vindt CIC: o Codex Justinianus o Digesten of Pandekten= rechtsleer o Institutiones= 4 leerboeken: personen, zaken, wijzen waarop zaken verhandeld worden en de manier waarop over dit alles geprocedeerd moet worden o Novellae 1425: Leuvense universiteit 1871: Gentse Rijksuniversiteit onder Willem I met oorspronkelijk Latijn als onderwijstaal en later Frans; nog later: Nederlands B. Politiek Macht= vermogen om iets te realiseren tegen weerstanden in en met gebruik van feitelijke dwang. Indien gelegitimeerd= gezag Publiekrecht= gestolde politiek: resultaat van macht o Positief: ethische spankracht: streven naar rechtvaardigheid en naar ideale samenleving o Negatief: partijpolitiek, politieke benoemingen C. Publiekrecht 1. Wat is publiekrecht? Beheerst verticale relaties Omvat o Staatsrecht: instellingen o Fundamentele rechten -> ook grondwettelijk recht 2 o Straf-, fiscaal, administratief, proces-, volken-,… Onderscheid kan gemaakt worden adhv het doel waarvoor het recht wordt ingezet. Publiekrecht: viseert het openbaar nut, het geheel, de collectiviteit, de res publica; privaatrecht: geheel van begrippen en normen die enkel en alleen maar enkelingen of groepen ten goede komen. Ook de inzet van het machtsmonopolie is een criterium om het onderscheid te maken. Aard van de betrokken partijen niet! 2. Ontstaan van het publiekrecht Ius publicum < Poplicus <Populus= volk maar oorspronkelijk leger ME: o Isidorus van Sevilla 636: maakt in zijn Etymologiae bij lex onderscheid tussen de utilitas publica en de privata commoda o Decretum Gratiani 1140: ‘wet is voor algemeen belang’ o Vroegmoderne tijd: gebrek aan opdeling is een van de wezenskenmerken van het recht dat de gezagsverhouding regelt -> PATRIMONIUMGEDACHTE Opvolging Avesnes – Dampierres Margaretha van Constantinopel was gehuwd met de geestelijk ingewijde Burchard van Avesnes; later met Willem van Dampierre. Paus Innocentius III verklaarde het eerste huwelijk nietig omdat Avesnes geen noodzakelijke dispensatie had. Keizer sprak paus tegen en met liet het beslechten door scheidsrechters: wettiging geldt enkel in het keizerrijk: Hengouwen= Avesnes, Vlaanderen=Dampierres Blijde inkomst 1356; de hertogen Johanna en Wenceslas beloven de patrimoniale rechten te begrenzen; aanleiding= erfeniskwestie: geen mannelijke erfopvolger en Johanna was in een tweede huwelijk getrouwd met een vreemde: Brabanders grepen het moment aan om enkele rechten op de eisen alvorens hen te aanvaarden o Vroegmoderne tijd: 16e Eeuw: Philips Wielant, raadgever Keizer Karel V gebruikt term ‘publiekrecht’ 17e Eeuw: Antoon Perez: docent in Leuven: eerste boek over publiekrecht Het recht is een speelbal van de macht en het duurt heel lang voor uitgewerkte juridische oplossingen tot stand komen: bv onteigeningsrecht 2. Doel A. Publiekrechtelijke basisbegrippen Gelijkheid: bestaat al sinds 1831 in de GW maar krijgt pas sinds de oprichting van Rvs en het GwH een meer verfijnde invulling Gelijkheid in 1789: nog gematigd maar onder de Jacobijnen en Robespierre radicaal Legal transplants: direct (vreemde heerser voert in) en indirect (wij bootsen andere na) Rechter in ME: o Officier namens vorst die de rechtbank maant of samenroept o Amman, meier, schout, baljuw o Voorloper OM Staat: <status rei publica o Vastliggend territorium o Bevolking die legitiem gezag aanvaardt o Eigen rechtssysteem o Erkenning door de internationale gemeenschap 3 Natie: o o o Volk: o < nasci: geboren worden Groep (niet structuur) Wij-gevoel: zekere samenhorigheid Bv splitsing van Duitsland: twee staten maar één natie Etnologisch begrip: wie behoort er al dan niet toe? B. Recht als instrument van de macht Recht is resultaat van machtsfactoren Continentaal vs Anglo-Amerikaans systeem Supreme Court maakt ‘regels’: ‘You have the right to remain silent..’: =Mirandaregel: nooit in de wet bepaald Historisch gegroeid: Engeland: was in de ME al een centraal geleide staat met sterke vorsten, die het recht ‘moderniseerden’ binnen de feodale en costumiere context Continent: vanaf Late ME spelt onder invloed van het herontdekte RR de rechtswetenschap in de juridische ontwikkeling een eersterangsrol; vorsten kregen slechts later greep op de rechts- en staatsvorming, op het ogenblik dat het recht ontwikkeld was door de universiteiten en kerkelijke rechtbanken Publiekrecht a fortiori Kiessystemen, Gw- Bijzondere Wet- Programmawetten… C. Inzicht leid tot relativering en kritiek Niet uitsluitend macht bepaalt de inhoud van het recht: ook buitenlandse voorbeelden, volksaard, klimaat, stand van techniek, toeval (geen RR in Engeland) etc. Houding jurist: conservatief vs progressief Conservatief: er zijn altijd al twee wetgevende kamers geweest en zelfs met verminderde bevoegdheden heeft een reflecterende Senaat nog altijd zijn bestaansreden Progressief: waarom veel werk dubbel+ wordt er geen geld verkwist+ zijn twee kamers wel representatief voor een volk? Brown vs Board of education: de volledige aparte behandeling kwam neer op een ongelijke behandeling en was dus ongrondwettelijk; pas na een eeuw werd de segregatie niet meer getolereerd. Verhaal van trial and error D. Mijlpalen en culturele bagage Rechtsculturele musts: CIC, Déclaration des Droits de l’Homme, schandpalen, feodaliteit, het Oordeel van Cambyses: man koopt rechter om; Koning zet rechter af en vilt hem levend; de nieuwe rechter (zoon van de vorige) zit OP het vel van zijn vader -> maant rechters aan goed recht te spreken E. Tendensen: l’histoire se répète.. mais jamais de la même façon Tendensen in het recht: professionalisering, specialisering, verschriftelijking, schaalvergroting Abolitionistische tendens betreffende de doodstraf: recurrent fenomeen Meestal hegeliaanse ontwikkeling van these en anithese: These: parlement heeft twee kamers <-> antithese: 1 kamer Synthese: nieuwe invulling <-> antithese: 1 kamer 4 Ascending vs descending theory of power: verwijst naar het feit dat de macht ofwel vanuit het volk komt zodat de burgers inspraak hebben in het bestuur, ofwel dat het bestuur door het gezag eenzijdig wordt opgelegd of afgedwongen. F. Juridische en andere legitimaties Charismatische legitimatie Gaat uit van een leidersfiguur die respect en ontzag afdwingt, gewoon door zijn of haar manier van zijn en handelen. Heel wat vorsten hebben de kerk gebruikt om charisma op te krikken: ‘bevoorrechte vertegenwoordiger van God op aarde’ Hitler, Franco, Kennedy, De Gaulle Traditionele legitimatie De bestaande machtssituatie wordt aanvaard omdat ze steeds zo is geweest. < Salische wet: Franken: Rondtrekkende, militair georganiseerde stammen: als koning stierf, werd een nieuwe Koning gekozen=zoon omdat hij gewoon de beste is Zie kinderen van toppolitici Rationele legitimatie Het wetenschappelijk paradigma is hierbij van doorslaggevend belang. Wetgeving en bestuur zijn in handen van eerlijk verkozen mensen en dus van de beste mensen. Wie zou er immers stemmen op een kandidaat waarvan hij de competentie in vraag stelt? Witte marsen en een aantal schandalen maken duidelijk dat puur rationele systeem niet zaligmakend is Actieve legitimatie =Propaganda: massabijeenkomsten, radio-uitzendingen, pamfletten bij Nazi-regime Ook bij ons: mediacampagnes om Verdrag van Lissabon te doen aanvaarden De ‘wetboeken’ van de koningen van Tweestromenland Ur-Nammu, Lipit-Istar maar vooral Hammoerabi zijn de alleroudste bewaarde rechtsteksten Doet beroep op goddelijkheid: charismatische legitimatie Geen feitelijke wetboeken: te weinig systematisch en formeel exhaustief (wat inhoudt dat de rechtstoepassers voor de oplossing van alle geschillen de toepasselijke regels exclusief in deze wetboeken moeten vinden en dus niet in andere formele rechtsbronnen) 3. Aanpak A. Afbakening van het terrein 1. Chronologisch =ratione temporis 2. Geografisch =ratione loci Vlaanderen: =huidige Vlaanderen + Zeeuws- en Frans-Vlaanderen - Hertogdom Brabant en Limburg en Prinsbisdom Luik Twee delen Kroon-Vlaanderen <Franse Rijk Rijks-Vlaanderen <Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie 5 Vlaamse graaf was tegelijk leenman van zowel Franse als Duitse keizer Hoofdstuk 2: de Oudheid 1. De oudste bouwstenen van het publiekrecht A. De bakermat aan de Middellandse Zee Religies <Jeruzalem Rationaliteit<Griekenland Recht<Rome Bij ons: geen teksten van rond onze jaartelling, enkel via verhalende Romeinse bronnen zoals Caesar en Tacitus Mesopotamië: oudste ‘wetteksten’ dateren van 2050 ACN -> Hineininterpretierung: met onze hedendaagse kennis interpreteren we oude teksten Wat wij publiekrecht noemen vormt een belangrijk deel van die teksten: verticale relatie tussen overheid en rechtssubject. Het zijn de Romeinen die het recht tot een wetenschappelijk hoger niveau verheffen (onder inspiratie van de Griekse filosofen) -> uiteindelijk zal de Christelijke Kerk hiermee een rechtssysteem uitbouwen. 2. Het spontaan gegroeide recht: het gewoonterecht A. Wat is de gewoonte? Legitimatie en bron Naast de religieuze of geopenbaarde legitimatie van de rechtsorde en de theoretische benadering van de filosofen, bestaat er ook een zeer pragmatische benadering van de maatschappelijke organisatie: deze benadering is conservatief: gewoonterecht Niet enkel de belangrijkste formele bron van recht, ook de belangrijkste legitimatie van het recht Recht wordt ‘gevonden’: uit de feitelijke toepassing in een concreet geval leidt met het bestaan van een regel af. RS speelt een belangrijke rol in het vaststellen of bewijzen van een regel, terwijl de regel zelf er eigenlijk al altijd geweest is of minstens geacht moet worden al altijd bestaan te hebben Statisch evolutief B. Bestaansvoorwaarden: herhaling en dwang Naast het objectieve element van de herhaling is er het subjectieve element van de dwang: men moet zich gedwongen voelen. Natuurwet is géén gewoonterecht + het moet om een sociaal waarneembaar gedrag gaan; geen individuele herhalingen C. Kenmerken Gewoonterecht is ongeschreven. Een geschreven tekst is immers geen gewoonte meer, maar wet geworden. Moeilijk te bewijzen, tenzij de regel een notorium is: algemeen gekende regel Turbe: procesrechtelijke techniek die aanleiding geeft tot een getuigenverhoor: 10 kenners van het gewoonterecht moeten unaniem verklaren dat de regel zo luidt 6 Gewoonterecht is versnipperd: territorialiteit vs personaliteit Typisch voor minder ontwikkelde maatschappijen Hoe ging dit in de ME in zijn werk? Enkelingen of groepen slagen erin de macht naar zich toe te trekken en bepaalde prestaties af te dwingen, eerst enkel en alleen op basis van de brute macht maar na verloop van tijd op grond van een (vermeend?) recht Vb: uitbouw van de middeleeuwse heerlijkheden Positief: sluit optimaal aan bij eigen volksaard Negatief: wat bij intercostumier recht? Sporen van gewoonterecht bij ons ‘Goede zeden’, billijkheid; op internationaal niveau kan de opeenstapeling van bilaterale of multilaterale verdragen leiden tot bindend gewoonterecht, ook ten aanzien van niet-contracterende staten. D. Verhouding wet-gewoonte Verhouding wet-gewoonte is vooral een hedendaags probleem dat zich niet zo sterk stelde in het AR Gewoonte volgens de wet: consuetudo secundum legem wanneer herhaling concrete vorm geeft aan abstracte wettelijke regels Gewoonte naast de wet: praeter legem: bepaalt juridische verhoudingen of consequenties, die niet in de wet voorzien zijn, maar er evenmin tegen botsen Gewoonte tegen de wet in : contra legem Wet in onbruik: desuetudo E. Gewoonterecht versus specialisering en verschriftelijking Gewoonte speelt vandaag nog slecht een beperkte rol als formele bron: Verschriftelijking Specialisering o Individualisme: Joods-Christelijke traditie van de persoonlijke verantwoordelijkheid tegenover God o Legalisme: Romeinse rechtstraditie o Conceptualisme: intellectualisme van het Griekse denken, de Scholastiek en de Verlichting 3. Het recht wordt een autonome wetenschap: Romeins recht A. Belang en periodisering Na de ontdekking van het CIC in de 11e eeuw in Bologna staat de universitaire studie van het recht synoniem voor het lezen en becommentariëren van het Romeinse recht. Omdat dit over heel Europa gebeurt, ontstaat een gemeenschappelijk rechtsdenken: ius commune B. Een kort historisch overzicht 1. Het Oud-Romeinse recht (753 ACN – 250 ACN) Stichting: volgens legende 753 ACN; werkelijkheid: +- 7e eeuw ACN Oorspronkelijk: nederzetting; stadsstaat=militair sterk Hoeksteen van de ‘burgerlijke’ samenleving= familia met aan het hoofd de pater familias Instellingen: 7 Tot 510 ACN: Koninkrijk; Koning=militaire aanvoerder met soevereine macht die beperkt wordt door de libertates van de strijders= mos maiorum (gewoonterechtelijk gegroeide machtsbeschermingen) Patriciërs: grondbezitters Plebejers: vrij Clientes: zijn verbonden aan de patriciërs Vanaf 510 ACN: Republiek Senaat=raad van ouderen: geen verkiezingen: op basis van verdienste en men is senator voor het leven -> kunnen magistraten over hun imperium ter verantwoording roepen en hen strafrechtelijk aansprakelijk stellen 4 volksvergaderingen: o Comitia centuriata: militaire grondslag o Comitia tributa: op basis van de stadswijken en de oude tribus o Comitia curiata: territoriale indeling + verleent dmv een lex curiata de imperio de bevoegdheid aan de consuls en praetoren o Concilium plebis: volksraad enkel samengesteld uit plebejers Openbare functies: o Priesters o Consuls o Praetoren: juridische bevoegdheden o Quastoren: openbare financiën o Aedielen: marktaangelegenheden Principe van annaliteit en collegialiteit o Dictator: aangesteld door consuls in noodsituaties met bijzondere volmachten Cicero heeft de republiek verheerlijkt als de ideale staatsvorm, net als Plato & Polybius (deze laatste zegt dan het succes van Rome te wijten is aan de mengvorm van monarchale, aristocratische en democratische machten) Leidende gedachte: openbare organisatie is gericht op de realisatie van het algemeen belang Volkssoevereiniteit, gebondenheid aan het recht, bicameraal systeem met een matigende senaat en een echte volksvertegenwoordiging, verkozen magistraten, onafhankelijke rechters en tussen deze staatsorganen wederzijdse controlemechanismen + vrijheid: niemand is onderworpen aan de wil van iemand anders, enkel aan de wet Rechtsbronnen: Mos maiorum ~ gewoonterecht Leges regiae of Koningswetten: verzameling van rechtspraak van de koningen Twaalftafelenwet: gaat over regelingen tussen militairen en een beetje over toverij+garandeert gelijkberechtiging van patriciërs en plebejers Comitia maken leges en volksraad plebiscieten (na Lex Hortensia: allebij leges) Senatusconsulta: senaatsbesluiten waarin advies wordt gegeven 2. Voor-klassieke recht (250 ACN – 0) Rome wordt een wereldstad Instellingen: Naast Praetor urbanus verschijnt de Praetor peregrinus: houdt zich bezig met de geschillen tussen Romeinse burgers en vreemdelingen en tussen vreemdelingen onderling In verschillende provincies worden provinciegouverneurs aangesteld Rechtsbronnen: Gewoonte speelt minder een rol Vooral wetten en plebiscieten 8 Magistratenrecht; proces verloopt in 2 fasen: o Apud praetorem: de eiser vraagt aan de praetor om hem een akte te verlenen (rechtsingang) o Met deze formule stapt de eiser naar de eigenlijke rechter (die dus géén magistraat is), die zich enkel nog met de feitenkwestie moet inlaten en indien de feiten bewezen worden, de formule moet toepassen; formule=actio ~hedendaagse rechtsvordering Blijft bestaan tot 17 ACN, daarna vervangen door formula procedure Edict: hierin maakt de praetor in de loop van zijn magistratuur bekend welke actiones hij zal verlenen: hierdoor kunnen burgers zien hoe ze toegang krijgen tot de rechter Ontwikkeling ius honorarium (<praetor) en ius gentium (<praetor peregrinus) Doctrine als formele rechtsbron ontwikkelt zich: jurisprudentes=kenners van het recht geven adviezen aan strijdende partijen en magistraten 3. Klassieke recht (0-250 PCN) Crisis van de republiek: burgeroorlogen ->er wordt heil gezocht in een nieuw systeem: het keizerrijk is geboren, al blijven de meest republikeinse instellingen (formeel) verder bestaan Hoogtepunt rijk: Pax Romana In 212 verleent Caracalla met de Constitutio Antoniniana het burgerrecht aan (bijna) alle rijksinwoners Instellingen: Keizer: consul, censor, tribuun maar NIET praetor; hij benoemt leden van de Senaat en bouwt een administratie uit, met praefecti als topambtenaren duidt zelf zijn opvolger aan (soms via adoptatie) Rechtsbronnen: Gewoonterecht en wetten en plebiscieten verdwijnen Senaatsbesluiten: formeel bindend recht ->is eigenlijk verkapte keizerlijke wetgeving ▼ Magistratenrecht: o Nieuwe magistraten nemen quasi steed integraal het edict van hun voorganger over -> Hadrianus in 135: Edictum perpetuum o Nieuwe vorm van gerechtelijke procedure: cognitio extraordinaria: de gehele procedure staat van in het begin tot einde onder leiding van de keizer (of de met zijn gezag beklede ambtenaren). De procedure verloopt niet langer in 2 fasen. Alles speelt zich af voor de rechter. Constitutiones <keizer uitgegeven o Edicten: algemene regels bv Constitutio Antoniniana o Decreet: rechterlijke beslissing nav een concreet geschil o Rescripten: schriftelijke adviezen die de administratie namens de keizer aan particulieren en instelling geeft wanneer daarom verzocht wordt ->prej vragen o Mandaten: bestuurlijke bevelen aan ondergeschikte ambtenaren Jurisprudentes worden massaal door de keizerlijke administratie ingezet Er ontstaan rechtsscholen Keizer verleent het ius respondendi: recht om namens hem advies te verlenen Bv instutiones van Gaius 4. Na-klassieke recht (250 – 530 PCN) Burgeroorlogen+eco crises Germaanse invallen zorgen voor instabiliteit; in een poging om het machtsverval tegen te gaan: Principaat wordt dominaat Keizer wordt dominus genoemd <fiscus (geldmandje) van de keizer wordt als zijn persoonlijk dominium beschouwd Diocletianus splits op het einde van de derde eeuw het rijk in twee delen met een eigen administratie, eigen inkomsten, eigen leger etc. Keizer Constantijn maakt in Constantinopel een tweede 9 rijkshoofdstad. Ieder deel heeft een keizer en een mederegent/troonopvolger die samen de tetrarchie vormen. 476: einde WRR; 1453: einde ORR Instellingen: Slechts keizer en administratie Rechtsbronnen: Gewoonterecht, leges en plebiscieten en magistratenrecht hebben bestaansrecht verloren ‘Leges’ verwijst enkel nog naar keizersrecht ->laat zich daarbij adviseren door het consistorium: hoogste keizerlijk adviesraad Jurisprudentes blijven aan het werk, bv in de rechtsscholen. Om recht overzichtelijk te houden, wordt het ius geordend door de citeerwet waarin de keizer vijf juristen aanduidt, wiens geschriften als gezaghebbende rechtsbron mogen geciteerd worden: Papinianus, Paulus, Gaius, Ulpianus en Modestinus Honderden keizerlijke wetten worden geordend door ze samen te brengen in een wetboek: in 438: Codex Theodosianus 5. Justiniaans Recht Codex Justinianus: vervangt Codex Theodosianus: keizerlijke constitutiones worden in een logische orde samengebracht en veel oude wetten worden afgeschaft ->interpolaties: woorden worden geschrapt, toegevoegd en zinsconstructies worden veranderd o 5 jaar later wordt nieuwe codex uitgebracht omdat hij blijft legifereren Digesten/pandekten: duizenden uittreksels van geschriften van jurisprudentes Institutiones/elementa: leerboek geïnspireerd op het werk van Gaius Novellae (constitutiones): geen officiële kracht van wet o Vooral het werk van Tribonianus, die als quaestor sacri palatii een soort minister van Justitie was. De keizer kondigde een commentaarverbod af Hoofdstuk 3: de Middeleeuwen 1. De Germaanse verwoesting en heropbouw A. Van Romeinen naar Germanen: een publiekrechtelijke ‘achteruitgang’? 476 wordt gezien als het beginpunt van de ME, maar de aftakeling van het RR is een proces van verschillende decennia. Gebeurt de inname van het territorium gewapenderhand of moeten we de overgang zien als een acculturatieproces? De Romeinse creatie van de hospitalitas-gedachte wijst vooral op het laatste. Franken zijn in 359 als ‘Romeinse soldaten’ erkend. Salische: Noordzee en Atlantische kust Ribuarische: aan de oevers van de Rijn en Maas Belangrijkste leider van de Salische Franken is Clovis die rond 500 een groot Frankisch rijk uitbouwt Organisatie van het RR valt met de Germaanse invallen helemaal in duigen: vooral voor de inning van belastingen schept dit een praktisch probleem ->vorst moet beroep doen op vrijwillige giften vanwege de nobiles ->eerste Germaanse koninkrijken hebben geen hoofdplaats omdat koning door land trekt Verschillende Germaanse volken dus verschillende koningen: ze opereren los van elkaar 10 Koning: in de eerste plaats militaire bevelhebber; hij bestuurt in samenspraak met de vrije mannen van de stem: de nobiles Territorium werd verdeeld in verschillende pagi of gouwen met aan het hoofd van elke gouw een gouwgraaf (comes); militair gezien staat boven een aantal graven een opperbevelhebber of hertog (dux) Grondgebied van de sedentair geworden stammen wordt beschouwd als privébezit van de heersende familie -> patrimoniumgedachte Kerk is weliswaar niet langer de staatskerk, maar bevindt zich ten aanzien van de nieuwe koningen in een bijna superieure positie. De kerk levert de intellectuele elite en is een belangrijke bezittende klasse Missionarissen spelen hierin een rol: velen behoren tot de top Bekering van de Frankische koning Clovis is een belangrijk symbolisch feit: als nieuwe Constantijn laat hij het Concilie van Orléans samenroepen (511): hij beschouwt zich niet als kerkleider maar naar Romeinse traditie als verlener van authenticiteit. B. Publiekrecht bij de Franken? Elke binnenkomende Germaanse stam brengt zijn eigen samenlevingsregels mee + lokaal gewoonterecht blijft Zuiden is en blijft zeer Romeinsrechtelijk: pays de droit écrit Noorden: Romeins recht voor de val van Rome was niet zo invloedrijk: pays de droit coutumier In de landen van geschreven recht ontstaat er een dualistische rechtsorde omdat 2 soorten volkeren naast elkaar leven: autochtonen: leges romanorum vs allochtonen: leges barbarorum Clovis neemt Breviarium Alarici aan: verzameling van Romeinse wetten: op die manier wordt naast de Germaanse traditie van de Salische wet ook de Romeinse rechtstraditie nieuwe kansen gegeven. Verschillende etnieën leven naast elkaar: juridisch pluralisme Grote discrepantie tussen het wettelijke land van de optekeningen en het werkelijke land van de gewoonte. Leges nationum germanicarum: typische voorbeelden van oeroud Germaans recht (met veel Christelijke en Romeinse invloeden) Lex Salica: lijkt op het eerste gezicht een soort strafwetboek: tarievenlijst van pecuniaire genoegdoeningen voor bepaalde misdrijven ->niet noodzakelijk publiekrechtelijk SW want dit onderscheid kent de Lex niet: de door de delinquent (en zijn familie) te betalen pecuniaire vergoeding valt uiteen in twee delen: Faidus: schadevergoeding die aan het slachtoffer of zijn familie toekomt; is eigenlijk de afkoopsom voor het private wraakrecht: vervangt de ‘genoegdoening (als symbool van de uitgevoerde wraak wordt een afgehouwen hoofd op een lans gespietst) in bloed’ Fredus: boete aan de overheid voor verstoren van de openbare orde: equivalent van onze boete Afwezigheid van een openbaar ministerie: geweld word met geweld beantwoord door de gelaedeerde partij Rechterlijke macht: wordt gevormd door niet-professionele notabelen die als rechter worden aangeduid door de mallus: vergadering van vrije mannen van een gouw of pagus. Ondergeschiktheid van individu aan zijn clan: blijkt uit de oblatio: familiale beslissing om een kind van slecht 5 à 7 jaar te laten intreden in het klooster. Legitimatie: traditioneel (erfelijk) en charismatisch (sacraal aura) Bannum: hierop kan vorst zich beroepen om bepaalde rechten van zijn onderdanen af te dwingen: op grond van zijn bannum kan de koning bevelen en verbieden Toch enkele elementen van de rechtsstaat aanwezig: Vorst kan bestaande recht slechts wijzigen mits toestemming van zijn volk: consensus populi: beslist tijdens de jaarlijkse meivelden 11 Lex Salica en leges barbarorum zijn geen ‘wetten’ in de formele zin: vooral gewoonterecht C. Karolingische renaissance Politieke overgang van Merovingers naar Karolingers Op het ogenblik dat de vroegere dynastie van de Merovingers wat uitgeblust is, grijpt hofmeier Pepijn de Korte in 751 de macht ->Karolingers=Pippiniden (Pepijn I van Landen, Pepijn II van Herstel en Pepijn III de Korte) Hofmeier: hoofd van de hofhuishouding, grootgrondbezitter, speelt belangrijke rol bij aanduiding van nieuwe koning: is een soort onderkoning Kan rekenen op steun van de Paus die hem tot koning zalft en daarvoor van Pepijn een gebied in Italië krijgt. Zoon Karel de Grote: zorgt voor een nieuw elan met het hernemen van de droom van het RR en met de gestage militaire gebiedsuitbreiding: hij onderwerpt de Saksen en met de Langobarden wordt een personele unie aangegaan Naast oorlog en dwang is het recht een belangrijk instrument van de staatsuitbouw Karel werpt zich op als Christelijk leider, belast met de goddelijke taak één groot Christenrijk uit te bouwen: daartoe is hij bekleed met een ministerium, een dienst of functie: vorst is eerste dienaar van de staat 3 belangrijke pijlers Alliantie kerk en staat o Clerici in de administratie o Bisschoppen met wereldlijke taken (missi dominici: controleren recht) o Zalving en keizerskroning o Gronden in kerkelijke handen: zéér rijk! o Kerkelijke rol in opvoeding en cultuur: kloosterscholen o Tienden: kerkbelasting waarbij 1/10 wordt afgestaan aan de kerk (1/3 kerkgebouw, 1/3 pastoor, 1/3 sociale doeleinden) Idee van imperium: keizerschap is weer in volle glorie beginnen schijnen onder Karel de Grote Karolingische mythe: o Karel ende Elegast o Graven van Vlaanderen probeerden hun prestige op te drijven door te verwijzen naar hun Karolingische afstamming o Voor hedendaagse Europese bureaucraten blijft KdG een soort van founding father o EU? D. Karolingische recht Keizer streeft naar samenbrengen van zijn volkeren in één geheel; maar traditionele etnische gewoonterecht wijkt weinig of niet Karolingische capitularia <capitulare: kleine hoofdstukjes of kapittels ->algemeen bindende normen, gebaseerd op de vorstelijke autoriteit (bannum) Capitularia ecclesiastica Capitualria mundana o Capitularia legibus addende: nationale wetten o Capitularia per se scribenda: straf-, proces- en administratiefrechtelijke bepalingen o Capitularia missorum: concrete bevelen aan de missi dominici Rechtspraak: Mallus: aanvankelijk alle vrije mannen; nu: 7 oordeelvinders (scabini), aangeduid door de gouwgraaf 3 zittingen/ jaar: tria placita generalia: waar alle vrije mannen aanwezig dienen te zijn Graaf en scabini moesten de volksrechten kennen, de geschreven wetten toepassen en bij belangrijke processen advies vragen aan de missi dominici 12 Belangrijke gevallen: koningsgerecht: door vorst zelf, bijgestaan door enkele fideles E. Leenstelsel: oorsprong en latere evolutie 1. Ontstaan, definitie en vorm =Plechtige en wederkerige overeenkomst die leidt tot persoonlijke (raad en daad, bescherming en onderhoud) en zakelijke (complementaire machtspositie op een leen) rechten Merovingertijd: vassi en benificia apart; Karolingertijd: samen Formaliteiten: Leenman legt ‘manschap’ of ‘leenhulde’=hommagium af: op de knieën gaan zitten en de samengevouwen handen in de handen van de heer te leggen; Vervolgens zweren beide partijen elkaar trouw. Aanvankelijk met kus of omhelzing, later verdween dit door vrouwen die lenen verwierven. Heer draagt leengoed over: ‘belening’ of investituur’: waarbij de heer door de overhandiging van een symbolisch voorwerp of een handeling de vazal in het bezit stelt van het leen: hierdoor verwerft de vazal de ‘saisine’ of ‘were’: krijgt het genot over het leen Persoonlijke elementen: manschap en wederzijdse trouw Zakelijk element: leengoed: leenman heeft het dominium utile, leenheer dominium eminens ->naakte eigendom Term: beneficium wordt verdrongen door het van oorsprong Germaanse woord feod (minderwaardig goe) waarvan de betekenis van dit nu in het Gallo-Romeins opgenomen woord verschuift naar ‘goed dat dient om een vazal te onderhouden’: zowel roerend als onroerend goed. Het zuiver Germaanse woord leen of Lehen stelt minder problemen en neemt bij de opkomst van het Middelnederlands gemakkelijke de plaats in van beneficium of feodum. 2. Leencontract en de eruit voortvloeiende verbintenissen Voor leenheer: Beschermen (burcht, rechts-en politieke bijstand) Onderhouden (beneficium) Voor leenman: Auxilium o Militair o Financieel: de zgn 4 feodale gevallen: krijgsgevangenschap, ridderslag van de oudste zoon van de heer, huwelijk van zijn oudste dochter, deelname aan een kruistocht o Afgesproken extra-diensten o Ambt uitoefenen: bij ambtslenen Consilium o Adviseren o Zetelen in leenhof of curia: eigenlijke en oneigenlijke RS en administratie Voor beiden: wederzijdse trouw Mogen elkaar niet bekampen, niet uidagen tot een duel, niet beledigen en geen schade toebrengen: felonie → Anders: zaak voor het leenhof: iudicium parium-principe: heer kan dominium eminens verliezen of leenman kan leen verliezen; leenhof kan zelfs de doodstraf uitspreken → Ius resistendi: leenmannen kunnen als buitengerechtelijke sanctionering buitensporige diensten en sommen weigeren 3. Latere evoluties Grotendeels gewoonterecht Toch enkele grote lijnen 13 Beneficium wordt erfelijk: eerst mochten nabestaanden erven mits successierechten, maar was niet geïndexeerd dus na verloop van tijd werd dit een bijna symbolisch bedrag+naastingsrecht: familie had voorrang bij verkoop Vervrouwelijking Pluraiteit (verschillende heren dienen) -> ligische vazaliteit: het stond neergeschreven welke leenheer je eerst moest dienen bij een duel Consilium > auxilium 4. De klassieke feodaliteit (1000-1300): feodalisering van de grond en van de staat Gronden worden gefeodaliseerd Onderbelening Allodia (vrij-eigen goederen) worden opgedragen leen: ter bescherming Feodalisatie van overheidsrechten: hoger echelon: hertogen, graven vorst verliest quasi alle controle over deze vazallen lager echelon: plaatselijke heren gevolg: feodale piramides 5. Graafschap Vlaanderen <pagus flandrensis 1000: graaf Boudewijn IV: voert indeling in kasselrijen door: periferie rond het territoriale vorstendom met aan het hoofd een burggraaf: behandelt er met lokale grafelijke vazallen feodale materies in het leenhof Niet-feodale justitie: Ofwel valt RS toe aan een niet-feodale grafelijke kasselrijschepenbank Ofwel wordt de RS verdeeld tussen de kasselrijschepenbank en het grafelijke leenhof Ofwel slagen de grafelijke leenhoven erin de RS te monopoliseren Curia comitis: bijna uitsluitend vazallen: alle gerechts- en leenzaken die de graaf persoonlijk wil behandelen, komen bij deze curia terecht 1200: Vlaamse feodale staat heeft zijn zenit bereikt Vanaf 13e eeuw: afbouw Fideles servientes gaan oude curia domineren: niet-feodale grafelijke vertrouwenspersonen, onderlegd in financiën en recht curia wordt definitief een raad of conseil ook regionale instellingen feodalisering: opkomst van het baljuwsambt: prototype van de moderne ambtenaar zowel in de kasselrijschepenbanken als in de leenhoven verdringen deze functionarissen de feodale burggraaf naar het achterplan: zijn makkelijk manipuleerbaar door de vorst én zijn afzetbaar Auxilium et consilium: consilium et auxilium Toch blijf feodaliteit verder bestaan tot 1789/1795! 6. Het leenrecht van 1300 tot 1789/1795 Leenhoven blijven belangrijke rechtbanken Aparte regels voor lenen: eerstgeboorterecht, mannenvoorrecht, huwelijksvermogensrecht 7. Evaluatie van de feodaliteit Negatieve bijklank: oubollig, onbillijk Positief: 1000-jarige geschiedenis Privaatrechtelijk: onderscheid dominium utile/eminens Publiekrechtelijk: ius resistendi 14 Gerechtelijk: iudicium parium 2. De verbrokkeling van recht en macht (9e-11e eeuw) A. De ondergang van het Karolingische rijk: de macht verbrokkelt 1. Het verdrag van verdun Na dood van Karels zoon Lodewijk de Vrome wordt het grondgebied verdeeld onder drie erfgenamen: Verdrag van Verdun 843 -> patrimoniumgedachte is oorzaak van deze machtsverbrokkeling: Westelijk deel: Karel de Kale <Kroonvlaanderen ->Gent Oostelijk deel: Lodewijk de Duitser Middenrijk: Lotharius; maar gaat snel op in het Duitse (keizer)rijk 2. De territoriale vorstendommen Het westelijk gedeelte van het Karolingische rijk verbrokkelt verder in talrijke territoriale vorstendommen: stukken grondgebied met eigen heersers, niet of slechts de iure onderworpen aan enige hogere macht Slecht in het Île de France heeft Franse koning nog het volledige gezag Robertingen of Capetingers hebben de Karolingische dynastie overgenomen Op sommige plaatsen: resultaat van oude nationale basis Op andere plaatsen: werk van één man of één familie: Boudewijn I was oorspronkelijk slechts de gouwgraaf van de Vlaanderengouw, Boudewijn II breidt dmv harde militaire aanpak het graafschap uit. Dat de centrale vorst er niet in slaagt de macht exclusief in handen te houden, heeft veel te maken met vreemde invallen: Hongaren vanuit het Oosten en Moren vanuit het Zuiden. 3. De heerlijkheden Binnen die regionale vorstendommen usurperen bepaalde heren een aantal rechten: ze slagen erin prerogatieven (een recht dat aan een bestuurder of autoriteit met uitsluiting van alle anderen, is opgedragen) naar zich toe te trekken. Zo usurperen ze de lage (fonciere), middele (viscontiere) en soms zelfs hoge (capitale) justitierechten en leggen belastingen op ->op grond van aloude banrecht Leenstelsel: regelt verhouding tussen hele rijke en minder rijke vrije mannen Heerlijk stelsel: regelt verhouding tussen een lokale machthebber en het gewone volk Heer heeft economische, bestuurlijke en rechtsprekende macht Voordeel: heer en onderdaan zien elkaar zeer frequent: geen kloof Nadeel: geen hogere gezagsinstanties die lokale machthebber kunnen terugfluiten als hij zijn boekje te buiten gaat ->onderworpen aan willekeur Immunitas: aanvankelijk niet meer dan vrijstelling van fiscale lasten +introïtus: Koninklijke ambtenaren worden verboden om in de immuniteitsgebieden hun opdrachten uit te voeren, tenzij met toestemming van de lokale immuniteitsheer zijn in de loop der eeuwen nog aangevuld door bijkomende privileges Denombrementen: uitvoerige beschrijving van het leengoed, opgemaakt bij de verhandeling voor het leenhof B. Enkele grenzen aan de verbrokkeling 1. Territorialisering van het recht Territorialiteitsprincipe haalt het van het personaliteitsprincipe Kerk speelt een stimulerende rol bij de effectieve rassenvermening 15 2. Godsvredes Ontstaan van de godsvredebeweging: kerk probeert daarmee de boodschap van ‘vrede onder alle mensen’ in de politieke praktijk te brengen: eerst dmv wapenstilstanden of godsbestanden: tijdelijke verboden om wapens op te nemen - > clerici, miserabiles personae, boeren en kooplieden worden hierdoor beschermd Godsbestand: reuga dei of godsvrede: pax dei -> blijft beperkt en is bijzonder moeilijk afdwingbaar Vanaf de elfde eeuw nemen ook wereldlijke vorsten de traditie van godsvredes over: in 1084 is er een Landfrieden voor Saksen. In 1103 kondigt Hendrik IV de Reichslandfrieden over het hele Duitse rijk af. In de Noord-Franse gewesten is de Vrede van Beauvais in 1023 de oudste gekende. In de loop van de 11e eeuw kennen we Vlaamse godsvredes: pax comitis (vrede van de graaf en dus geen eigenlijke godsvrede) is één van de eerste uitingen van het geweldmonopolie. Vanaf 1164 wordt in Vlaanderen die vrede ook effectief afgedwongen. 3. Het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie Verderzetten Keizersfunctie De Ottonen Duitse en Italiaanse territoriale aanspraken Duitse Koning wordt gekozen door keurvorsten Oorspronkelijk: vorsten duiden een primus inter pares aan; later: 7 keurvorsten: 4 wereldlijke: Bohemen, Saksen, Brandenburg, Paltsgraaf 3 geestelijke: Mainz, Keulen, Trier Lijst is vastgelegd in de Gouden Bulle: verwijst naar zegel onderaan de oorkonde, in dit geval van goud: 1356 Lijst is kwestie van gewoonterechtelijke creatie Band met de kerk: Rijkskerk: op feodale basis; niet zozeer alliantie tussen Kerk en staat, maar ronduit een vervlechting Eigenkerken en eigenkloosters: kerkelijke instellingen die toebehoren aan (eigenlijk in leen gehouden worden door) rijke adellijke geslachten: behouden daardoor de macht van zowel de wereldlijke als de religieuze instellingen binnen de clan Keizer stelt zelfs de paus aan: Duitse keizer manifesteert zich herhaaldelijk als de superieur van de paus: roept concilies bijeen, zet pausen af,… Investituurstrijd: zie volgend hoofdstuk Versnippering: grote en kleine vorstendommen (ook kerkelijk: staatjes geleid door één persoon die tegelijk wereldlijk en kerkelijk hoofd is), vrije rijkssteden ->600 staatjes Oorspronkelijk geen dominante staat, later Oostenrijk en Pruisen Beperkte elementen van eenheid Keizerlijke wetgeving: Carolina <Karel V: strafrecht Centrale rechtbank: Rijkskamergerecht: uniforme interpretatie ->bij hiaten: RR! Tweede centrale rechtbank: Rijkshofraad: bij de vorst zelf Vorm van parlementarisme: Rijksdag Territoriale indeling in Rijkskreiten Duitsland (en Oostenrijk) in de nieuwste tijd Vanaf 1795: Secularisatie 1798-1815: Linkerrijn wordt Frans 18003: Reichdeputationshauptschluss: 600 staatjes worden er 60 1804/1806: Einde HRR: ontstaan van het keizerrijk Oostenrijk 1795-1871: verschillende vormen van een Duitse Bond ->losse federatie, Oostenrijkse invloed daalt, Pruisische stijgt 1871: Tweede Keizerrijk: nog steeds aparte staten (Länder) + Pruisen domineert 1918/1919: Weimarrepubliek+GW 16 1933-1945: Derde Rijk: afschaffing van de Länder, vervangen door gouwen 1945-1949: 4 bezettingsmachten; heroprichting van de Länder 1949: BRD: 12 Länder + DDR: afschaffing Länder, vervangen door 14 Bezirken 1949-1990: Twee staten, één natie 1989: 9 november: val van de muur 1990: 3 oktober: hereniging: 16 Länder -> Republiek, democratie, federaal, rechtsstaat, sociale staat Federale staat: bondsstaat o Zelden centralisme o 16 deelstaten o Federaal parlement: Bundesag en Bundesrat: Bundesrat verdedigt belangen van Länder o Ländervertretungen bij de Europese Unie in Brussel o Bundesbank in Frankfurt am Main o Bundesverfassungsgericht in Karlsruhe o Bundeskriminalamt in Wiesbaden o Bundesagentur für Arbeit in Nürnberg Hoofdstuk 4: de late Middeleeuwen 1. Steden A. Stadsrechten Pas in de late ME steden omdat ze pas dan de iure stadsrechten krijgen Oudste Belgische stadsprivileges: Hoei en Geraardsbergen Ten gevolge van de sterk ontwikkelde handelsactiviteiten komen de steden tot economische bloei, sociale ontwikkeling en algemene culturele opgang en modernisering Publiekrechtelijke entiteit met eigen overheidsrechten Burgers: poorters: drager van burgerlijke en politieke rechten ; Aristoteles: poiteia: hij die deel heeft aan bestuur en gerecht Stad krijgt aparte juridische status, en leefgemeenschap begint te leven volgens een eigen stedelijk recht ->stadsrecht breekt landrecht Stadsrecht Formeel: document =stadskeure of stadscharter: waarin de stedelijke juridische status van een nederzetting wordt vastgelegd, meestal een verzegeld perkament Ook geheel van alle rechtsregels betreffende de juridische structuur van de staat (dus stedelijk publiek recht): regels vinden we terug in zowel stadscharter als in andere documenten en het gewoonterecht In bredere zin: geheel van zowel de genoemde publiekrechtelijke regels als de overige in de stedelijke oorkonden voorkomende rechtsregels en het in de stad gelden gewoonte- en wettenrecht: in dit geval behoren ook een masse regels van privaatrechtelijke aard tot het stadsrecht. Verschilt zowel formeel als materieel van plaats tot plaats Landsheer verleent stedelijke voorrechten dmv een stadsbrief, keure of charter. Vorst doet de iure afstand van een stuk van zijn eigen macht (wat de facto al lang het geval was) 17 Opstanden voor meer stadsrechten: bv GENT: Artevelde, Filips de Goede, Karel V, Calvinistische republiek . Vanaf Bourgondische hertogen haalt het centrale gezag het weer van de steden Andere landen: Italië: sterke stadsstaten; Frankrijk: snel centrale macht Keure wijst erop dat de stad zelf de inhoud van het stadsrecht bepaald heeft: gekozen recht -> bevestiging van de door hen zelf gekozen regels Enkel tijdens de Gentse Karolijnse concessie in 1540 wordt het stadsrecht opgelegd -> stadsrecht dan betere term dan keure B. Stadspoorters: eerste burgers Voor het eerst wordt band tussen patrimonium en macht doorgeknipt: poorters, zelfs zonder enig goed, hebben politieke rechten in het bestuur van zijn stad Poorterschap: erfenis, huwelijk en op voorwaarde dat men effectief in de stad woont (residentieplicht); nieuwkomers: poortergeld en poortereed + verlies poorterschap door elders poorter te worden + soms ontpoortering als bijkomstige straf Voordeel: eigen stedelijke schepenbank, zelfs voor misdrijven elders begaan: iudicium parium + sommige beroepen waren exclusief aan poorters voorbehouden C. De macht in de steden en de steden aan de macht Bestuur en RS: in handen van een college van 7 schepenen, al dan niet aangevuld met een raad van gezworenen (~huidige gemeenteraad) Bestuur: college wordt voorgezeten door een burgemeester; college: geen bepaalde opleiding en geen loon maar: prestige; Vanaf 16e eeuw: percentage juristen stijgt in de schepenbanken ->specialisering Secretaris, griffier en pensionaris zijn de belangrijkste vaste ambtenaren In elke stad resideert een vertegenwoordiger van de vorst: baljuw, amman, schout, meier: geen administratief toezicht, maar rapporteert aan de vorst over de toestand; hij is adviseur bij uitstek voor vernieuwen schepenen; heeft enkele rekenplichtige opdrachten; belangrijkste taak: maant schepenbank, vervolgt ex officio (ambtshalve) en voert de strafvonnissen uit. Aantal steden worden economische grootmachten en werpen zich op als de vertegenwoordigers van de derde stand: Vlaanderen: Brugge, Gent, Ieper, Brugse Vrije= 4 ‘leden’ van Vlaanderen Brabant: Antwerpen, Brussel, Leuven, ’s Hertogenbosch 3 dec 1339: graafschap Vl en hertogdom Br sluiten een verdrag: o Sterk staan tov Frankrijk o Niet enkel militaire, ook economische unie o Motivering: gemeenschappelijk belang o Voor interpretatieverschillen: arbitragecommissie o Geen vermelding feodale banden (met resp Fr en Du) o In 1340 sluiten Willem van Hengouwen, Holland en zeeland zich bij dit verdrag aan Ascending theory of power 2. De soevereine vorst en het minder soevereine Vlaanderen A. Het soevereiniteitsstreven in theorie en praktijk Externe soevereiniteit: er is geen hogere, concurrerende macht boven de territoriale vorst die hem kan weerhouden om dmv militaire acties, huwelijkspolitiek of overeenkomsten zijn gebied uit te breiden.De opperste macht van de keizer is immers tot quasi nul herleid. Rex imperator est in regno suo: werd hem door de romeinsrechtelijk gevormde juristen in de oren gefluisterd 18 Geen concurrerende machten binnen territorium: de vorst probeert binnen zijn territorium volledig autonoom te handelen. Ook de heren en steden beschouwt hij als zijn minderen. Zeker aan het recht acht hij zich niet gebonden: princeps legibus (ab)solutus est: de belangrijkste is niet gebonden aan de wetten =regalia: ‘Koninklijke dingen’= rechten, onder meer de macht om recht te spreken, om wetten en privileges af te kondigen, om munt te slaan,… Vanaf het midden van de twaalfde eeuw leggen Bolognese legisten op basis van het CIC een lijst van de regalia aan. Voortaan is de vorst quasi uitsluitend geïnteresseerd in de brute politieke – wereldlijke – macht Strijd tussen wereldlijk en kerkelijk oppergezag: Koning Filips IV de Schone van FR onderneemt een poging om paus Bonifatius te arresteren en probeert Vlaanderen volledig te onderwerpen Hij confisqueert de goederen van de Joden en de Lombarden Veroordeelt de Tempeliers omdat die economisch sterk waren Concurrerende machten uitsluiten Toch weerstaan enkele elementen aan de ongebreidelde vorstelijke machtsaspiraties: Feodale gedachte met het ius resistendi Economisch machtige steden Topadel en topclerus laten ook niet zomaar hun inspraak afnemen B. Het Vlaamse soevereiniteitsstreven en 1302 Vlaamse feestdag: 11 juli <-> 21 juli: eedaflegging Leopold I Vlaanderen had een heel andere vorm en inhoud dan het huidige Vlaanderen (- Brabant & Limburg) 11 juli 1302: Slag der Gulden Sporen: Filips IV de Schone van Frankrijk had Vlaanderen geannexeerd en een gouverneur aangesteld; de graaf van Vlaanderen (Gwijde van Dampierre) was veroordeeld door zowel het Parlement van Parijs als door de Cour des Pairs en zat opgesloten in Fr. Toch verslaan de verzamelde legerbendes van de Vlaamse steden, bijgestaan door Zeeuwse en Naamse milities het ridderleger van de Franse vorst Soevereiniteitsstrijd of onafhankelijkheidsstrijd: Vlaamse graaf had in 1297 nl zijn leencontract met de Fr koning opgezegd Waarom deze feestdag en niet bv ‘Slag van Woeringen’ 5 juni 1288: Limburg definitief deel van Brabant? Op het einde van de 18e wordt ernaar verwezen wanneer de Zuid-Nederlanders zich beroepen op hun aloude privileges tegen de vernieuwingsdrang van Jozef II 19e eeuw: historici en kunstenaars verwijzen ernaar als een soort schild tegen de nog steeds annexistische dreiging vanuit Frankrijk Hendrik Conscience met Leeuw van Vlaanderen: brengt symboliekwaarde van de Guldensporenslag tot een toppunt -> Robrecht van Bethune (zoon Gwijde van Dampierre) Ijzerfront: nationalismegevoel, patriottisme 11 juli 1302 was slechts één veldslag in de jarenlange strijd tussen Vlaanderen en Fr: met het vredesverdrag van Athis-sur-Orge van 23 juni 1305 wordt het aanslepende geschil beëindigd Vlaamse graafschap wordt veroordeeld tot betaling van grote sommen=de ‘transport van Vlaanderen’ en tot het slopen van de vestingmuren van de vijf grootste steden 3. Constitutionalisme A. Algemeen Term constitutie dekt heel wat ladingen Bij de Romeinen: constitutiones zijn een vorm van algemene wetgeving Hedendaags: in materiële zin: samen-stelling van een staat; formele zin: grondwet 19 Enerzijds de fundamentele rechten, anderzijds de staatsinrichting Groepen mensen slaan de handen in elkaar om de willekeur van de heerser als een soort gemeenschappelijke vijand te bestrijden + feodale gedachte met het ius resistendi = constitutie: contract B. Engeland Magna Carta Libertatum 1215: typevoorbeeld van een constitutie (ook nog Bill of Rights 1689 en Act of Union tussen Engeland en Schotland 1707) Aanleiding: Fiscale uitbuiting van het land door koning Jan zonder Land Tegenstand van paus Innocentius III: Koning had een eigen kandidaat voor de benoeming van de aartsbisschop van Canterbury en weigerde de toegang aan de door de paus voorgedragen kandidaat; de paus sprak een interdict uit over Engeland -> geen sacramenten meer (geen geboorteakten enz) Wordt door onderdanen geëxcommuniceerd en schenkt zijn land aan de Paus en wordt diens leenman 1214: Slag van Bouvines waar hij Normandië verliest: grootgrondbezitters en Londen komen in opstand en dwingen hem: Aantal concrete wantoestanden stop te zetten: heffing van enorme successierechten, verplichte huwelijk van weduwen met door de vorst aangeduide edellieden Algemene minimumrechten: o Verbod van willekeur: boetes in verhouding o Verbod van rechtsweigering o Verbod van arrestatie of gevangenschap tenzij na een vonnis op grond van het recht van het land of geveld door een rechtbank van gelijken: due process of law Negatief: Enkel voor ‘vrijen’ Geen materiële garanties, niettegenstaande enforcement clause: er wordt een raad van toezicht voorzien maar heeft nooit behoorlijk gefunctioneerd Paus verklaart nietig Positief: Begin van een teksttraditie: inspiratiebron voor Petition of Right, Habeas Corpus Act, Bill of Rights Aan de basis van de Amerikaanse GW C. Constituties in de Zuidelijke Nederlanden? Aantal teksten bevatten een zekere constitutionele waarde (ook stadskeuren kunnen als constitutie worden gezien) Brabant had stevigere traditie dan Vlaanderen met de Blije Intrede Concrete aanleiding: uitsterven van de mannelijke hertogelijke lijn Steden zijn zeer machtig en maken van deze positie gebruik om bij de aanvaarding van een vreemde hertog Wenceslas (tegen de traditie in) als echtgenoot van de Brabantse erfdochter Johanna voorwaarden te koppelen: de Brabantse domeinen zouden niet gescheiden worden, magistratuur blijft voorbehouden aan Brabanders en de niet-uitlevering van eigen onderdaden Mits kleine aanpassing wordt de tekst vanaf 1356 bij elke nieuwe vorstelijke troonsbestijging hernieuwd: vertegenwoordiging van het volk belooft trouw aan de vorst en deze antwoordt met de belofte de recht van land en volk te respecteren Brabant blijft binnen het conglomeraat van de Nederlanden lange tijd het meest geprivilegieerde statuut behouden: wetten bedoeld voor alle provincies kregen een eigen Brabantse zetel en worden voor Brabant opart ondertekend door de kanselier 20 Remonstrantierecht: bij schending van privileges: vorstelijke wetgeving slecht publiceren na amendering Raad van Brabant: arresten komen nooit voor herziening door de Grote Raad van Mechelen in aanmerking Inspireert zelfs de GW-auteurs van 1831 4. Parlementarisme A. Terminologische evoluties: curia, raad, parlement en vertegenwoordiging <parler, parliamentum: plechtige bijeenkomst waar iets besproken wordt Territoriale verschillen: Fr: hoge vorstelijk gerecht; Elders: vertegenwoordigende vergadering Belangrijkste: Parlement de Paris; bij ons: Grote Raad van Mechelen Functies: Willige en contentieuze RS Advies en publicatie wetgeving (oa ‘Lit de Justice’: vorst sprak van op ‘zijn bed’ dat wet moest toegepast worden) Andere bestuurlijke functies zoals advies, benoeming ambtenaren,… Curia regis: groepje topvazallen gecombineerd met ambtenaren: leenhofkarakter van de curia verdwijnt en de bevoegdheid wordt in de eerste plaats adviserend Audiëntie: Raad van Vlaanderen: instelling met algemene bevoegdheden; na Bourgondische machtsovername: gerechtelijke taken: Gravensteen Rekenkamer: Rijsel Parlementarisme: hier: volksvertegenwoordigende vergadering: verschil tussen publiekrechtelijke en privaatrechtelijke betekenis B. Engeland 1066: Willem de Veroveraar organiseert het bestuur op feodale basis nadat hij Engeland heeft ingenomen: curia regis 14e eeuw: Houses of Parliament: House of Lords: prelaten + hoge adel House of Commons: ridders en burgers Engelse bicamerale model bereikt via Amerika en Frankrijk België Ascending theory of power C. Parlementen in de Zuidelijke Nederlanden? Tweekamerstelsel heeft nooit bestaan, wel een soort volksvertegenwoordiging: Naar Frans voorbeeld: 3 standen: clerus, adel, stedelijke vertegenwoordiging: hebben zitting in de ‘provinciale’ staten Daarboven komt de Staten-Generaal Idee van driedeling is al eeuwenoud: Adalbero van Laon zet reeds in de 10e eeuw een theorie over de drie ordines uiteen; ook bij Plato al 3 bevolkingsgroepen Wanneer er belangrijke machtsbeslissingen te nemen zijn zoals de keuze van een nieuwe graaf, manifesteren de steden zich: bv Iwein van Aalst, aanvoerder van de opstand van de Gentenaars Staten krijgen pas min of meer vaste vorm vanaf de beraadslagingen over de pecuniaire gevolgen van het Verdrag van Athis van 1305 Men heeft het vanaf dan over de ‘Vier Leden’ van Vlaanderen: Brugge, Gent, Ieper en het Brugse Vrije; op eind van de 16e eeuw: 5e lid=clerus 21 Om echt over ‘staten’ te kunnen spreken ontbreekt de adel; ‘Staten van Vlaanderen’ komen effectief wel enkele keren samen, maar het zijn wezenlijk de ‘Leden’ die de parlementaire functies vervullen Bevoegdheden: goedkeuring en inning van de beden, uitvoering van openbare werken, ceremoniële erkenning van de vorst ter gelegenheid van zijn blijde intrede, afsluiten van akkoorden,… Omdat statenvertegenwoordigers telkens dienen te stemmen volgens een imperatief mandaat, is de instelling bijzonder stug CIC: wat aan allen belangt, moet door allen goedgekeurd worden: no taxation without representation Vanaf 1647: ‘bestendige deputatie’: deputatie van de 5 leden met permanent karakter Staten-generaal vergaderen voor het eerst te Brugge in 1464: tijdelijke vergadering van afgevaardigden van de verschillende ‘provinciale’ staten Zwakke punt: vorst beslist wanneer en waarover er wordt samengekomen Nooit daadkrachtige centrale instelling Bij scheuring van de Nederlanden in de 16e eeuw nemen de Staten-Generaal het recht in eigen handen D. Evaluatie: vertegenwoordiging en democratie Vertegenwoordigingsregime is een bestuursvorm waarbij De bestuurden, of minstens een min of meer groot deel ervan: Algemeen enkelvoudig stemrecht is de meest democratische waarborg voor een vertegenwoordigingsregime In AR echter: inspraak op basis van geboorte, functie, door vorstelijke aanduiding, loting of eventueel door coöptatie Grote massa plattelandsbewoners komen niet aan de bak: democratische verkiezingen door de hele stadsgemeenschap komen in het AR nooit voor Deelnemen aan het publiek gezag: Ook dit vandaag veel democratischer dan voor de Fr revolutie: Volksvertegenwoordiging heeft volheid van bevoegdheid: alles wat niet is toegewezen aan iemand anders -> parlement In AR: smal bevoegdheidsterrein: goedkeuren van belastingen Hanteren van een financieel drukkingmiddel heeft in sommige situaties weldegelijk de vorst ertoe genoopt bepaalde (voor)rechten te verlenen: Magna Carta. Fiscaliteit, volksvertegenwoordiging en constitutionalisme gaan hand in hand: op moment dat vorst geld nodig heeft worden rechten afgedwongen: no taxation without representation + ‘quod omnes tangit ab omnibus approbari debet’ <Digesten Via afgevaardigden: Wijze van aanstelling, duur en aard van het vertegenwoordigingsmandaat bepalen voor een groot stuk hoe democratisch een vertegenwoordigingsregime is: o Verkozen afgevaardigden zijn democratischer gelegitimeerd dan door de vorst aangeduide of door de zittende leden gecoöpteerde o Duur: als vertegenwoordiger zeker is van een levenslange carrière, zal die minder geneigd zijn naar de wensen van het land te luisteren dan iemand die zich om de paar jaar opnieuw moet laten aanstellen In 13e eeuw: annualiteit; bij ons: federaal: 4 jaar; Vlaamse en EU: 5 jaar; gemeentelijke en provinciale: 6 jaar (oude systeem beter dan huidige?) o Aard: in AR: imperatief mandaat: bv vertegenwoordiger van de clerus gaat enkel datgene goedkeuren wat voordien al door de clerus beslist is; nu: vrij mandaat: enkel bij een herverkiezing kan eventueel afgerekend worden met een politieke mandataris (oude systeem beter dan huidige?) Hoewel: in GW: wou elke vorm van particularisme of ‘provincialisme’ uitsluiten door te stellen dat de volksvertegenwoordigers de hele natie vertegenwoordigen en niet het kiesdistrict waarin ze verkozen zijn 22 <mandatum: iemand opdragen iets voor u te doen 5. Een vernieuwde Kerk A. De Gregoriaanse hervorming en de Investituurstrijd Niet enkel de steden en de vorsten ontwikkelen in de tweede helft van de ME hun macht, wat leidt tot nieuwe rechten en instellingen, maar ook de Kerk herpakt zich: Gregoriaanse hervorming <paus Gregorius VII +- 1080: basisgedachte: libertas ecclesiae: kerkelijke vrijheid Wil zich bevrijden van het wereldlijk juk, duldt niet langer de dat de adellijke grootgrondbezitters de kerkelijke ambten verlenen en wenst geen enkele doctrinaire inmenging + gedaan met het nicolaïsme (huwelijk van priesters); ook handel in kerkelijke ambten (symonie) en immorele kerkfunctionarissen gaven al vroeger aanleiding tot kloosterhervormingen Investituurstrijd = betwisting wie de bevoegdheid heeft om de kerkelijke ambten van abten en bisschoppen te verlenen: wordt beslecht in het voordeel van de Paus Slaagt erin keizer Hendrik IV in 1077 op boetetocht naar Canossa te doen gaan: het jaar ervoor hij paus keizer afgezet verklaard en gesteld dat de onderdanen niet langer gebonden waren aan hun eed van trouw Kerkelijke ban wordt opgegeven -> Tweezwaardenleer: God heeft het geestelijk gezag (de spiritualia) aan de paus gegeven en het wereldlijke (temporalia) aan de keizer Theorie gaat terug op paus Gelasius I en wordt staatsrechtelijk verankerd in het Concordaat van Worms van 1122 Gelasius schrijft in de vijfde eeuw in een brief dat er een onderscheid moet gemaakt worden tussen de kerkelijke en wereldlijke zaken: het is de plicht van de keizer om zich aan de bisschoppen te onderwerpen in religieuze zaken Bevoegdheid bisschop: auctoritas (superieure beslissingsmacht) Keizer: potestas (uitvoerende macht) Tekst komt in het Decretum van Gratianus Dante Alighieri, 13e eeuw: verdedigt in zijn boek ‘De monarchie’ deze staatsvorm als de ideale, noodzakelijk voor het welzijn van de wereld. Dat Christus, redder van de wereld, precies op het toppunt van de Romeinse heerschappij geboren werd, is volgens Dante een goddelijk teken van erkenning van dat imperium B. De geboorte van de canonistiek Van religie naar recht: Bouwstenen: o ‘geopenbaarde teksten van de ‘heilige Schrift’ Zeer beperkt o Praktijkgerichte geschriften van de kerkvaders: bv Augustinus met ’De civitate Dei’ o Gebruik wordt gewoonterecht: statuut van kerkgebouwen, regels voor dagelijkse leven,… o Brief van Roomse paus Clemens aan de Christenen van Korinthe 96 PCN: 1e kerkjuridische tekst Terminologie: eerst Romeins, dan eigen: o Decretum, rescriptum, Constitutio -> decretalen o Tweede belangrijke wetgever: concilie: maakt canons Studie: private verzamelingen: Gratianus met Decretum Gratiani 1140: systematisch overzicht van de massa kerkrechtelijke regels Later canonistiek aan de universiteit Ratione materiae: Puur kerkelijke aangelegenheden: statuut clerici 23 Burgerlijke takken: asielrecht kerken en kloosters, huwelijkrecht, huwelijksbeletselen -> kerkelijke rechtbanken Patrimoniale gevolgen: testament door pastoor: maakte van de gelegenheid gebruik om enkele ‘vrome’ legaten te suggereren: donatio post obitum <Augustinus: om de rijkdom de legitimeren: beroep op het recht: God werd beschouwd als de ware eigenaar (dominium eminens) en Kerk vruchtgebruik Ecclesia sub lege romana vivit Structuur van de juridische teksten en terminologie zijn aan het Romeinse recht ontleent Wanneer RR verdwijnt en de inmiddels stevig gestructureerde Kerk voorleef, blijft deze het Romeinse recht volgen Ontwikkeling van de romano-canonieke procedure in het procesrecht 6. De renaissance van de twaalfde eeuw A. De herboren rechtswetenschap en haar invloed op het publiekrecht 1e studiecentrum: Bologna, waar Irnerius omstreeks 1080 de studie van de Justiniaanse codificaties aanvat -> verspreidt zich dan vanaf Noord-Italië over heel Europa Universiteiten: Romeinse en/of canonieke recht in het Latijn Betekenis herontdekte Romeins recht: eerste plaats in de schat aan nieuwe terminologie 2e instantie: rede-neren: analogieën ontdekken, deduceren, classificeren Enkele geografische en chronologische varianten maar ‘gemeen’, ‘geleerd’ en ‘geschreven’ recht zijn synoniemen Publiekrecht: Wetgeving: wil van de vorst Instellingen: juristen zorgen voor specialisering: consilium ipv curia D. Invloed van de rechtswetenschap op het strafrecht Ideeën van canonisten sijpelen geleidelijk door in de praktijk: analyseren het foutbegrip vanuit het concept zonde Binnen kerk: biechtboeken als opvolgers van de boeteboeken of poenitentialia (opsomming van zonden, telkens met bijpassende penitentie): ontstaan in de late 12e eeuw en bevatten een aantal raadgevingen over hoe de priester de biecht moet horen, welke vragen gesteld moeten worden om naar het ware innerlijke van de zondaar te peilen Intentionele element staat lijnrecht tegenover oude Germaanse concept van de gevolgaansprakelijkheid, dat puur materieel leed liet vergelden met ander leed of een boete en/of een schadevergoeding CIC biedt tekstargumenten: in maleficiis voluntas spectatur, non exitus < Digesten Phillipe de Beaumanoir: 3 soorten doodslagen: moord met voorbedachten rade, opzettelijke doodslag in heetst van de strijd en onopzettelijke doodslag Bijdragen van de canonisten: Straf dient in verhouding te staan met de mate van opzet Fout is strikt persoonlijk dus straf moet individueel zijn<->Germaans systeem Prediken strafrecht gebaseerd op het zielenheil: door straf moet delinquent tot inkeer komen: bedevaarten, gevangenisstraffen (wat niet gebruikelijk was, enkel in hechtenis) <-> legisten: staven theorie adhv CIC: toestand van strafrecht was bijzonder hardvochtig, repressief en ontradend: bv exemplarische straffen ->Digesten 47 en 48= libri terribiles Inquisitoire procedure verdringt accusatoire procedure (romano-canonieke proces): keizerlijke rechter kon van ambtswege een proces starten met een onderzoek (inquisitio) Burgerlijk proces: romano-canonieke procedure: rolprocedure met dagvaarding, conclusies, pleidooien,… 24 Wettelijke bewijzen: beoordeling wordt niet meer aan God overgelaten; geen vrije interpretatie van het bewijsmateriaal, maar aan elk bewijsmiddel wordt een bepaalde waarde toegekend; helemaal bovenaan in de hiërarchie: bekentenis ->tortuur (is dus ingevoerd door geleerde juristen!) <-> irrationele bewijsmiddelen of godsbewijzen: godsoordelen (gloeiend ijzer, heet water,…) Andere strafrechtssystemen Intrafamiliaal correctierecht: pater familias mag zijn vrouw, kinderen en huispersoneel lijfelijk straffen zonder overheidstussenkomst Vetes: voor executie wordt de veroordeelde aan de familie van het slachtoffer overgeleverd; ook door de zgn zoen kan men een private oorlog afkopen Felonie: beoordeeld worden door leenhoven Steden: enerzijds vorstelijke rechtspraak, beoordeeld door stadspoorters van de schepenbank, op vordering van de baljuw; anderzijds: poorterlijke solidariteit: er ontstaat een permanente instelling, paysierders of vredemakers Kerk: belangrijk: huwelijksmoraal ->typische straffen: boetebedevaart, interdict, excommunicatie, en infamia of schandstraf Hoofdstuk 5: de Vroegmoderne Tijd 1. Bourgondische, Spaanse, Oostenrijkse en bijna onafhankelijke Nederlanden A. De Bourgondiërs, Keizer Karel en de 17 provinciën (1384 – 1482) Begin: 1384: Filips De Stoute verwerft graafschappen Vlaanderen en Artesië Vooral op grond van de patrimoniumgedachte verzamelen ze de Nederlandse provincies en vormen een composite state Nederlandse vorstendommen: Landen van Herwaarts-over of Pays de par-deçà itt Franse bezittingen: Landen van Derwaarts-over of Pays de par-delà Patrimoniumgedachte: erfenis, militaire veroveringen, aankoop, verpanding Enkel Brabant erkent als enige vorstendom Filips de Goede, de Conditor Belgii als nieuwe hertog 1408: Vlaamse jurist wordt de eerste Brabantse kanselier Onder Karel de Stoute komen in 1464 in Brugge de eerste Staten-Generaal samen; de Rijselse Rekenkamer krijgt bevoegdheden over verschillende vorstendommen en het Parlement van Mechelen wordt opgericht Stuit op heel wat verzet: Maria van Bourgondië, dochter van, moet het Groot Privilege afkondigen: Parlement van Mechelen moet worden afgeschaft Vanaf 1482: Habsburgers (echtgenoot Maria was Habsburger Maximilaan van Oostenrijk; zoon: Filips de Schone) Zoon Filips de Schone: Karel V: ‘in Keizer Karels rijk ging de zon nooit onder’: Karel is oa Graaf van Vlaanderen, Holland, Henegouwen, Hertog van Brabant,… Personele unie! Band tussen Nederlandse gewesten is evenwel meer dan een personele unie: enkel en alleen StatenGeneraal van de Nederlandse staten (nooit samen met Spaanse cortes) Patrimoniale verankering van de Nederlandse territoria: 25 Binnen het HRR: 10-tal bestuurlijke kringen worden gevormd, waaronder een Westfaalse en een Bourgondische Kring. Vlaanderen en Brabant worden overgeheveld naar Bourgondische Kring op de Duitse Rijksdag in 1548: Transactie van Augsburg 1526: Vrede van Madrid: banden met Frankrijk zijn doorgeknipt: verdrag tussen Karel en Franse rivaal Frans I: eerst trekt deze laatste zich er niets van aan, later wordt het einde van de leenband bevestigd in de zgn Damesvrede 1549: Pragmatieke Sanctie: 17 Provinciën (ontstaan 1543) blijven samen na overlijden Keizer Karel Wat houdt 17 provinciën samen? Enkele centrale instellingen Grondgebied niet Recht niet Taal niet Religie niet: Catholicisme vs Protestantisme: bloedplakkaten Grote financiële last: nieuwe artilleriemachines kosten handenvol geld Gentse rebellie wordt neergedrukt met de oplegging van de Concessio Carolina 1540 B. Scheuring van de Nederlanden Fundamentele oorzaken Fiscale druk: 10e en 100e penning Religieuze intolerantie Tirannieke (niet aanwezige) vorst: Filips II –> stuurde afgevaardigde: Hertog van Alva ‘Grondwetten’ Noordelijke Nederlanden Pacificatie van Gent: 8 november 1576, 4 dagen na Spaanse furie in Antwerpen (plundering): Willem van Oranje was ter hulp geroepen om de slecht betaalde en muitende Spaanse soldaten in Brabant en Vlaanderen in toom te houden: hij verkrijgt het definitieve weghalen van de Spaanse soldaten uit de Nederlanden, erkenning van het calvinisme en schorsing van alle plakkaten inzake ketterij Unie van Utrecht : 23 januari 1579: verschillende steden en gewesten verklaring zich solidair in hun strijd tegen de Spaanse Koning; Henegouwen en Artesië kiezen echter voor de Koning en het Katholieke geloof in de Unie van Atrecht Ieper, Brugge, het Brugse Vrije, Antwerpen en Mechelen behoren tot het anti-vorstelijke bondgenootschap, maar landvoogd Alexander Farnese herovert deze gebieden. In 1585 neemt hij Antwerpen in. Plakkaat van Verlating of Akte van Afzwering: 26 juli 1581 breuk tussen Noord en Zuid wordt door de opstandige staten geëxpliciteerd: Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden verklaren Filips II vervallen van zijn status als heer van de Nederlanden. Het Plakkaat is als een praktische toepassing te beschouwen van de calvinistische theorieën van de zgn monarchomachen: oorspronkelijk hugenoten die zich verzetten tegen het absolutisme van hun vorst Basisgedachte: er bestaat een verbond tussen enerzijds de mensengemeenschap, vertegenwoordigd en bijgestaan door een vorst, en anderzijds God. Als het gedrag van de vorst enkel nadelen meebrengt, mag de gemeenschap die vorst afwijzen, want de macht van het volk is de soevereine macht in de gemeenschap =toepassing van het ius resistendi uit de feodaliteit Na val van Antwerpen in 1585: nog enkele territoriumverschuivingen van Noord naar Zuid en omgekeerd Uitgeput door de militaire inspanningen sluiten beide kampen het Twaalfjarig Bestand: 1609 op basis van de feitelijke occupatie uti possidetis (elk van de partijen houdt in bezit wat zij op dat ogenblik de facto in bezit heeft 26 Vredesverdag van Munster 1648: de staat van de Verenigde Provinciën wordt de iure erkend en de grenzen worden vastgelegd: Noordelijke gewesten vormen de onafhankelijke confederale Republiek der Zeven Provinciën (de facto al vanaf 1581): Gelderland, Holland, Zeeland, utrecht, Friesland, Overijssel, Groningen) waarin de permanente Staten-Generaal een belangrijke rol spelen Bevoegdheden: militaire aangelegenheden, kolonies en buitenlandse handel + bestuur van de zgn generaliteitslanden Vooral Holland en Zeeland spelen in het centrale bestuur de facto een hoofdrol Er blijft een strijd bestaan tussen de staatsgezinden die meer decentralisatie eisen en de stadhouderlijke partij, de anhangers van het huis van Oranje C. Albrecht en Isabella: quasi-soevereine vorsten in de Zuidelijke Nederlanden Een van de ongenoegens: Filips II heeft na 1559 nooit meer voet op Nederlandse bodem gezet Richt Hoge Raad voor Vlaanderen op & Consejo de Flandes wordt opgeheven (maar in 1628 opnieuw opgericht) Regering van Albrecht en Isabella (1598 – 1621) is de enige periode van het AR tijdens dewelke de Z-N gewesten van een quasi autonomie genieten. Het echtpaar kreeg van Filips II de Nederlanden cadeau bij de Akte van Afstand op 6 mei 1598: in de praktijk alleen de Zuidelijke Nederlanden aangezien de Noordelijke Nederlanden de Spaanse vorst sinds 1581 niet meer erkenden Bedoeling van machtsoverdracht door Filips II is duidelijk: Koning acht dat het best is om de Nederlanden te laten regeren door een eigen vorst, die ter plaatse steeds aanwezig is en een einde zou kunnen stellen aan de strijd -> vanaf successen van Farnese keert rust ook effectief terug Positief: Tijdelijke opheffing van de Cosejo de Flandes en het sturen van een Spaanse ambassadeur naar Brussel als ging het om een diplomatieke vertegenwoordiging bij een vreemde staat (geen landvoogd meer) 1598: Vrede van Vervins met Frankrijk: hiermee erkende Filips II, Hendrik IV als koning van Frankrijk en trok hij zijn troepen terug uit Frankrijk 1604: Verdrag van Londen 1609: Twaalfjarig Bestand Adempauze: economische, politieke, culturele, godsdienstige wederopstanding (contrareformatie met belangrijke rol van de Jezuïeten!) Albrecht voert een Realpolitik die rekening houdt met de beperkte financiële mogelijkheden en de plaatselijke en regionale gezindheden in de provincies. Verleende veel graties en zorgde voor en zorgde voor de grootste golf van homologaties van het gewoonterecht: Eeuwig Edict 1611 + Wetteksten worden in de Nederlanden ontworpen door ambtenaren van eigen bodem Negatief Geen koningskroon Voorwaarden Akte van Afstand: o Bij kinderloos overlijden: Nederlanden vallen terug aan de Spaanse kroon o Tussen Spaanse rijk en Nederlanden: eeuwig bondgenootschap o Nederlanden mogen geen handel drijven met Spaanse kolonies o Garnizoenen blijven onder koninklijk bevel o De facto blijven ook hoge staatszaken en de buitenlandse zaken in Spaanse handen D. De Spaanse en Oostenrijkse periodes Sinds het aantreden van Filips II in 1555 spreekt men van de Spaanse Nederlanden Meeste gewesten blijven ongewijzigd als composite state; na kinderloos overlijden van Karel II in 1700: onder de Oostenrijkse kroon 27 Het Anjouaans regime (<Filips V van Anjou) komt tot een einde in 1706 na een inval van Engelse en Staatse legers -> Vredesverdrag van Utrecht 1713 Oostenrijkse Nederlanden: Brabant, Limburg, Luxemburg, Vlaanderen, Henegouwen , Mechelen en Doornik: iets kleiner dan de vroegere Spaanse Koning wordt in de Z-N gewesten vertegenwoordigd door een landvoogd of gouverneur-generaal: onderhouden met elkaar zowel een officiële als een geheime briefwisseling. Deze laatste is vooral het werk van de Secretaris van Staat en Oorlog; officiële correspondentie: werk van de audiëncier en de secretarissen van state Vormen samen het administratieve bureau van de collaterale raden In 18e eeuw: naast landvoogd die een representatieve functie heeft komt er een gevolmachtigde minister, een buitenlander die het eigenlijke beleid van de keizer uitvoert en dit hardhandig afdwingt 2. De uitbouw van de staatsmacht B. Het absolutisme in de praktijk Decisief verliespunt voor de verdedigers van een getemperde macht in het absolutistische Fr is het debacle van de Fronde (eerst de Fronde parlementaire gevolgd door een 2e fase: de Fronde des princes) Volgens de aanhangers van de Fronde is de koninlijke macht niet onbeperkt, maar wordt ze getemperd door de fundamentele wetten van het land Concrete aanleiding: fiscale lasten en aantasting van tradities en privileges van de adel door kardinalen Richelieu en vooral Mazarin Tegenstanders interpreteerde de reactie van de Fronde als een regelrechte opstand tegen de vorst, aan wie ze een absolute macht toedichten: de Fronde wordt hardhandig de mond gesnoerd Lodewijk XIV, XV en XVI zijn de prototypes van absolutistische heersers: Vertegenwoordigende parlementen verliezen grotendeels hun reële invloed: de vorst legde zijn financiële wensen voor tijdens de Statenvergadering dmv een ‘generale bede’ waarop staten reageerden met eisen; om dit te vermijden werden nu particuliere proposities georganiseerd: verdeling van de lasten over de verschillende aparte statenvergaderingen Vorst hoeft Staten-Generaal niet meer samen te roepen (wat gedurende de tweede helft van de 17e en in de 18e eeuw dan ook niet gebeurt) Het centrale bestuur probeert zowel aan de bevoegdheden als aan de samenstelling van de staten te sleutelen om elke mogelijkheid van verzet te hinderen: o Koning trekt macht naar zich toe om bisschoppen te benoemen op zet op die wijze de samenstelling van de eerste stand om naar zijn hand o Rol van de twee stand wordt uitgehold door behoud van oude samenstelling, niettegenstaande de verandering van het adellijke landschap, waarin de noblesse d’épee de plaats moet ruimen voor de noblesse de robe o De vertegenwoordigende kracht van de derde stand lijdt onder het verlies van een aantal steden en de steeds grotere inmenging van het centrale bestuur -> minder en minder democratisch Ook het constitutionalisme kent geen verdere ontwikkeling. In Brabant blijft de Blijde Inkomst van 1356 weliswaar de intrede van elke nieuwe vorst, maar er komen geen teksten bij. In Vlaanderen: helemaal geen constitutie, zodat de staten nav van de protesten tegen de Jozefijnse hervormingen 18e eeuw zich moeten behelpen met het Brabants voorbeeld en enkele vredesverdragen en stedelijke privileges Zelfs die blijken niet in staat te zijn weerstand te bieden aan de centrale macht, zoals blijkt uit het neerslaan van de Gentse opstand en de daaropvolgende Concessio Carolina (verlies van stadspriviles) 1540 28 Op strafrechtelijk vlak: o Ira regis mors est & indignatio principis mors est o Engeland: Koninklijke uitzonderingsrechtbanken: prerogative courts: hoeven zich niet te houden aan de traditionele procedures van de common law o Frankrijk: dmv lettres de cachet (gezegeld afschrift: geeft uitvoerbare kracht) kan de monarch iemand zonder reden gevangen zetten o Nederlanden: Raad van Beroerten van Alva Naast inperking van juridische bakens: ook verzwakking feitelijke tegenkrachten: Verdedigingsmuren van opstandige steden worden gesloopt Dwangburchten gebouwd Adel verliest heel wat prestige: op militair vlak worden ze verdrongen door inschakelen van huurlegers; op bestuursvlak doror ambtenaren-juristen Dmv feestelijkheden, fiscale privileges en pracht en praal weet de vorst vele edellieden in zijn omgeving te houden -> controlemiddel Door zich op te werpen als verdediger van het ware geloof, slaagt de vorst er in de clerus voor zijn kar te spannen en de Kerk in het bestuursapparaat in te schakelen Bv canonieke censoren beoordelen alle drukwerken vooraleer een koninklijk drukprivilege wordt verleend Kerkelijke normen worden geldig na approbatie dmv een vorstelijk placet (‘het behaagt mij’): formele akte waarmee een kerkelijke wet wordt opgenomen in het corpus van de wereldlijke wetten -> om na te gaan of vrijheden van de vorst niet geschonden worden door kerkelijke wetgeving Recursus ad principem (het beroep op de vorst): Koning probeert kerkelijke RS onder zijn controle te krijgen: verzamelnaam van aantal juridische acties waarmee clerici toegang kunnen krijgen tot de wereldlijke gerechten Engeland: koning is hoofd Anglicaanse kerk Frankrijk: in het gallicanisme (uitbouw van Fr kerk): koning benoemt bisschoppen Toch moet een te absolute definiëring van het absolutisme gerelativeerd worden: Franse vorst heeft in zijn kerngebied van zijn rijk (pays d’élection) de absolute macht, maar niet in de later veroverde gebieden als Normandie, Bretagne, Artesië, Bourgondië,… waar de tussenkomst van de statenvergadering noodzakelijk is en die dus pays d’états worden genoemd Regionalisme: nergens beter dan in de ZN stellen we vast dat tot het einde van het AR elk van de vorstendommen hun naam en aparte instellingen blijven behouden -> een wet van de absolute vorst is daarom slechts gelding wanneer de norm wordt afgekondigd door bv de Spaanse koning ‘als graaf van Vlaanderen’ Nog een toepassing van het regionalisme: weigering op grond van de Blijde Inkomst van de Brabantse gerechten om delinquenten uit te leveren Beperkte communicatiemiddelen van die tijd maken kloof tussen machtscentrum en periferie moeilijk overbrugbaar Remonstrantierecht: Franse ‘parlementen’ en ZN justitieraden kunnen de wet terugsturen naar de vorst met de vraag tot amendering indien een wet de rechten van de streek en haar inwoners schendt Koning kan dmv een lit de justice weliswaar zijn wil doordrukken, maar kan het zich niet veroorloven nooit rekening te houden met de opmerkingen van de parlementen/justitieraden Zelfs Bodin erkende dat de vorst weldegelijk gebonden is aan enkele basisregels Zwakke financiële basis van de staatsmacht en de religieuze intolerantie vormen grote feitelijke obstakels voor een resolute uitbouw van de absolutistische macht ->Versailles Religieuze intolerantie zorgt voor grote emigratiestromen 29 C. Het verlicht absolutisme en het Natuurrecht Tegen het einde van de 18e eeuw: absolute regeerwijze matigt, geïnspireerd door de Verlichting Verlichte monarch is op een vrijwillige wijze beperkt in zijn macht: hij erkent spontaan een aantal constitutionele afspraken en fundamentele vrijheden Eeuw van de Verlichting: wetenschap komt tot bloei, encyclopedieën (Diderot en d’Alembert), loges van vrijmetselaars, Voltaire (ondanks censuur) met zijn Traité sur la tolérance als reactie op het laatste ketterproces van Frankrijk (affaire Calas waar een protestant onmenselijk ter dood is gebracht) Op rechtswetenschappelijk gebied: school van het natuurrecht of Vernunftrecht: geleerden bouwen een universeel rechtssysteem uit, gebaseerd op een aantal onvervreemdbare basisrechten, die van nature aan elke mens gegeven zijn Juridische benadering gaat duidelijk in tegen een willekeurig wettenrecht van een absolute heerser Ook het vertrouwde pad van het RR wordt verlaten: ze werden te veel als onwrikbaar en universeel beschouwd, terwijl ze wezenlijk slechts een tijd- en plaatsgebonden codificatie zijn Ook de geopenbaarde waarheid van het geloof kan geen basis vormen voor een puur op de rede gebaseerd systeem o Samuel van Pufendorf o Christian Thomasius o Christian Wolff o Jean Domat: ‘les lois civiles dans leur ordre naturel’ o Hugo de Groot: grondlegger van het internationaal publiekrecht -> inleiding tot de Hollandse rechtsgeleerdheid Leiden vanuit enkele objectieve waarnemingen het bestaan af van de basisprincipes van het menselijke gedrag en logisch deducerend leiden ze daaruit een stelsel van algemene regels af ->tabellen en schema’s Publiekrechtelijke basisideeën: fundamentele mensenrechten, op grond waarvan gepleit wordt voor de humanisering van het strafrecht; andere grondgedachte: publieke taak van de staat om voor zoveel mogelijk mensen zoveel mogelijk materiële welvaart en geestelijk welzijn te brengen Aloude patrimoniumgedachte wordt in vraag gesteld Met Franse Revolutie: kroondomein wordt de iure en de facto staatsdomein Vorst laat zich leiden door nuttigheidsbeginsel: the greatest happiness for the greatest number Tout pour le peuple, rien par le people Puur contemplatieve kerkelijke orden worden afgeschaft (Jozef II); alleen caritatieve religieuze instellingen mogen blijven bestaan Band tussen staat en Kerk wordt op het einde van het AR gedeeltelijk doorgesneden: laïcisering huwelijk, registers, staatscholen naast kerkelijke onderwijsinstellingen, algehele religieuze tolerantie School van Vernunftrecht leidt tot grootscheepse codificatie-initiatieven: de op bestuurlijk en gerechtelijk vlak nieuw ingevoerde structuren van jozef II stuiten op zoveel tegenkanting, dat zij een rechtstreekse aanleiding zijn tot de Brabantse omwenteling en dus tot het einde van het AR Maria-Theresia en Jozef II gelden als verlichte vorsten in de Zuidelijke Nederlanden Pruisen: Frederik II de Grote Rusland: Catharina de Grote D. Bureaucratisering: de boom van de instellingen Strafprocesrecht: aan het begin van de Vroegmoderne Tijd wordt de taak van de procureur =procesvertegenwoordiger die optreedt namens de vorst zo omvangrijk, dat hij exclusief de overheidsrechten waarneemt en daarom dus ‘procureur-generaal’ of met andere woorden procesvertegenwoordiger van de gemene of publieke zaak wordt genoemd 30 Gespecialiseerd advies: bij advocaat; als die voor de overheid werkt: advocaat fiscaal (zie uw eigen notities, had geen zin meer om hele uitleg erbij te typen ) Collaterale raden: adviesorganen opgericht door Karel V in 1531: ‘aan de zijde van de vorst’; bestuurscentrum: Brussel Raad van State: o Nog meest adel, oa de ridders van het Gulden Vlies kunnen qq aan alle beraadslagingen deelnemen; na ‘samenzwering der edelen’ verdwijnen de meeste edellieden om plaats te maken voor togati o Bevoegdheid: adviseert vorst/landvoogd over staatsaangelegenheden als oorlog en vrede o Werking is niet permanent Geheime Raad o Juristen o Soort ministerie avant la lettre o Justice: opperste rechter o Grâce: grtie, privileges, octrooien o Législation: wetten, codificatie, homologatie o Werking is permanent Raad van Financiën o Kenners van de handelswereld, voorgezeten door de thesaurier-generaal o Bevoegdheid: fiscaliteit, financiën, licenten, beheer staatsdomein o Permanent Hoofd-voorzitter van de Geheime Raad leidt het Brusselse ambtenarenkorps: 1e Minister avant la lettre Pieter Roose <Vlaanderen: rechten in Leuven, advocaat en later raadsheer-fiscaal in RvBrabant; werd door Filips IV naar Spanje geroepen, werd lid van de Cosejo de Flandes en schreef een traktaat waarin hij argumenteerde waarom de vertegenwoordigende staten dienden ondergeschikt te zijn aan de vorst Centraal niveau: Grote Raad van Mechelen (opm: Brabant) Administratieve besluiten volgen een gestandaardiseerd beslissingspatroon: rekwest: verzoek dat uitgaat van een justitiabele consult: advies van een of meer instellingen apostille: beslissing van de landvoogd of de vorst dmv een kort kantschrift patentbrief: de gezegelde en uitvoerbare akte houdende de definitieve beslissing zekere vorm van patronage en nepotisme is niet uitgesloten, maar bekleden van deze hoge ambten is geen pure centenkwestie (meer) 3. De evolutie van het recht A. Wetgeving, codificatie en homologatie 1. De facto Invloeden: Humanisme en Renaissance Handtekening ipv zegeling = democratisering geschriften (voor analfabeten: kruisje) Papier ipv perkament: véél meer exemplaren mogelijk Boekdrukkunst: er wordt een model (bv voor een koopcontract) gemaakt en verspreid: papegay Uitingen Registratie en archivering RS: ideaal voor precedenten 31 Wijk – en landboeken: van elk stuk land beschrijft men wie welke rechten heeft: voorloper van registers van het hypotheekkantoor Parochieregisters: eerst kopieën, dan het authentiek exemplaar voor de stad, later de stad zelf 2. De iure: verschriftelijking Van de formele rechtsbronnen= beperkte lijst van de aantal normen waarin nieuwe rechtsregels ontstaan Van de kenbronnen: ervaring wordt neergeschreven en verspreid via boekdrukkunst bv Wielant; Plakkaten voor Vlaanderen & Brabant: officieuze teksten, geen officiële Van de bewijsmiddelen: geschriften >getuigen: geldt voor rechtshandeling, geen rechtsfeiten Van de instellingen: instructies, eerste archiefwetgeving, ontwikkeling notariaat, benoeminsgpatenten ambtenaren 3. Verschriftelijking van de formele rechtsbronnen Stijgende rol van de wetgeving: meer motu proprio, meer privaatrecht (Eeuwig Edict bevat minder dan zijn faam doet vermoeden), meer nationaal : stijgende rol ius proprium Verschriftelijking van de RS: Romano-canonieke procedure Procedure in scriptis omwille van eventueel beroep Verplichte consultatie rechtsgeleerden in sommige zaken Communicatie van getuigenverhoren Drukken van RS-verzamelingen Ontwikkeling RL : invloed drukkunst Codificatie en homologatie van de costumen Algemene rechtsbeginselen worden pas als formele bron van recht erkend na WO II 4. Codificatie en homologatie van het gewoonterecht Oorzaken: pijnpunten gewoonte: moeilijk te bewijzen (bv turbe), versnipperd, niet wetenschappelijk, geen machtsgreep: koning wil macht van bovenaf: zorgt voor rechtszekerheid en eenmaking: wat leidt tot kloof tussen volk & recht B. Verschriftelijking en ‘nationale’ eenmaking van het recht Wet: zelfde of gelijkaardige wetgeving RS: rol hogere rechtbanken + RS-verzamelingen RL: inwerken ius civile op ius proprium Zypaeus: notitia iuris Belgici: oudste handboek van het recht van de ZN Hugo De Groot: inleidinghe tot de Hollandse rechtsgeleerdheid Regionaal vlak: Filips Wielant en Joos de Damhouder C. Het gruwelijke strafrecht en pleidooien voor humanisering Link tussen ontwikkeling absolutisme en exemplarische karakter: afwijkende ideeën moeten worden uitgeroeid; ook Uitdeining van het geleerde recht (libri terribiles) Sociale breuk in de lokale gemeenschappen Venaliteit van lagere ambten Willekeur van bezitters van de hoge-justitiemacht verklaren ook de evolutie van het gruwelijke strafrecht Honger en diefstal komen meer voor in een tijd van oorlogsvoering en een mensenleven is niet veel waard Meest markante voorbeeld van de band absolutisme-straffengruwel: Raad van Beroerten of Bloedraad 32 In 16e eeuw bereikt vervolging van niet-katholieken in de Nederlanden een hoogtepunt: ketterplakkaten, inquisitie Wel slaagt Alva erin enkele algemene ordonnanties uit te vaardigen ivm materieel strafrecht (Criminele ordonnantie) en strafvordering (Ordonnantie op de stijl) Pacificatie van Gent: opschorting van de ordonnanties Maar betonneren als het ware de inquisitoire procedure: Begint met de informatie preparatoire waarop de aanhouding en de ondervraging van de verdachte in de gevangenis volgt. Op basis hiervan formuleert de gerechtsofficier zijn conclusie criminele ; vaak + tortuur Beccaria < Milaan: Dei delitti e delle pene: over misdrijven en straffen: 1764 Nulla poene sine lege Afschaffing van de doodstraf Straf in verhouding tot ernst van misdrijf Afschaffing wettelijke bewijzen en tortuur Straffen voor iedereen gelijk Goswin de Fierlant, voorzitter Geheime Raad: beïnvloed door Beccaria’s ideeën Maria-Theresia schaft de tortuur af en beperkt de doodstraf tot de gruwelijkste delicten 33 Bijlage 1 Staatkundige geschiedenis van de Nederlanden Friesland 1384 1482 Bourgondische 1024 Nederlanden Rijksabdij Thorn 1528 Sticht Utrecht Graafschap Horn Groningen & Ommelanden 1482 1581 /1795 Habsburgse Nederlanden 1339 980 1795 Prinsbisdom Luik 1543 Rijksabdij Gelre Stavelot1556 1713 Malmedy Spaanse Nederlanden Hertogdom 1581 1713 1795 1795 Oostenrijkse Republiek Nederlanden der Zeven (1790 Verenigde Verenigde Nederlanden Nederlandse Bouillon Staten) 1795 1801 Bataafse Republiek 1801 1806 Bataafs 1795 1804 Eerste Franse Republiek Gemenebest 1806 1810 Koninkrijk Holland 1810 1813 Eerste Franse 1804 1815 Eerste Franse Keizerrijk Keizerrijk 34 1813 1815 Vorstendom der Nederlanden 1815 1830 1815 - 1867 Verenigd Koninkrijk der G-H Nederlanden Luxemburg 1830 (Duitse Bond) 1830 Koninkrijk Koninkrijk der België Nederlanden 1867 Groot- Hertogdom Luxemburg Bijlage 2 GRAAF PERIODE 1404 - 1482 Jan zonder Vrees 1404 - 1419 Filips de Goede 1419 - 1467 Karel de Stoute 1467 - 1477 Maria van Bourgondië + Maximiliaan I van Oostenrijk Opmerkingen: HUIS VALOIS-BOURGONDIË 1477 - 1482 1482 - 1740 HUIS HABSBURG Filips I de Schone 1482 - 1506 1482-1492: regent Maximiliaan I van Oostenrijk Karel V Keizer Karel 1506 - 1555 1506-1515: regent Maximiliaan I van Oostenrijk Filips II van Spanje 1555 - 1598 Isabella + Albrecht 1598 - 1621 Filips IV van Spanje 1621 - 1665 Karel II van Spanje 1665 - 1700 Filips van Anjou 1700 - 1711 Karel VI 1711 - 1740 Frans I tijdens de Spaanse Successieoorlog: 1701 - 1714 1740 - 1795 HUIS HABSBURG-LOTHARINGEN 1740 - 1765 Frans regeerde namens zijn echtgenote Maria Theresia 35 de eigenlijke erfgename van Karel V Jozef II 1765 - 1790 Leopold II 1790 - 1792 Frans II 1792 - 1795 36