4. De Nederlandse Constitutionele traditie en Opstand 1. Blockmans (Alternatices to monarchical ce,tralisation) Het eerste artikel handelt over wat Blockmans de ‘grote traditie van opstand’ noemt en verwijst naar de afwijzende houding van de Nederlandse bevolking inzake toenemende monarchale macht. Om hun privileges te behouden en de macht van de vorst te beperken verwijst men steeds naar de Blijde Inkomst van 1356 die iedere nieuwe vorst bij zijn aanstelling moest aanvaarden. Als dit niet gebeurd kwam men in opstand. Blockmans bestudeert Vlaanderen en Brabant als het ware als een alternatief voor monarchale centralisatie. Hij vertrekt vanuit de volgende tegenstelling: De Bourgondisch-Habsburgse vorsten probeerden hun macht in de Nederlanden te legitimeren terwijl de Nederlandse bevolking de macht van de vorst trachtten te beperken en een garantie wilden voor hun eigen invloed Vb. Karel de Stoute startte reeds met de inrichting van verschillende staten. Naar de bevolking toe liet hij dit overkomen als een vorm van efficiënt bestuur. In de realiteit wou hij alles zelf bepalen Vb Karek V presenteerde zich bij de afkondiging van de Pragmatieke Sanctie in 1552 als een ‘vader’, ‘beschermheer’, etc. van de Nederlanden. In praktijk wou hij de controle vergroten. Vb. idem Filips II De verhoudingen tussen de Brabantse bevolking en zijn ‘heersers’ was niet altijd duidelijk (13e-14e eeuw).De bevolking vreesde een te sterk centraal bestuur en in 1356 werden ieders rechten en plichten vastgelegd in de bekende Blijde Inkomst. De bevolking eiste het recht op zijn prins zelf te kiezen en diens macht te onderwerpen aan bepaalde condities. Bij de aanstelling van een nieuwe vorst werd de ‘Blijde Inkomst’ vernieuwd en moest de de vorst een aantal toegevingen doen. Wanneer de overeenkomst in de praktijk niet werd nageleefd door de vorst, had de bevolking het recht hem uit zijn functie te ontzetten en het bestuur zelf in handen te nemen. Dit gebeurde in Vlaanderen en Brabant dan ook steeds opnieuw, vaak bedoeld om voorgaande beslissingen van de vorst ongedaan te maken. Ze bouwden een traditie op van zelfbestuur in periodes waarin men dit nodig achtte. (In Vlaanderen 23 jaar gerevolteerd in de periode 14e tot 16e eeuw) Het verzet kwam vooral van edellieden uit grote steden (!). Zij konden in dit systeem hun macht en beslissingsrecht vergroten. Wanneer men de vorst aan de kant schoof, zocht men echter steeds een nieuwe beschermheer (in deze periode was het ondenkbaar om zonder monarch bestuurd te worden). Er kon dus nog niet van ‘republicanisme‘ worden gesproken. Dit model vormde echter wel het voorbeeld voor de Nederlandse Opstand in de 16e eeuw en lag aan de basis van het republikeinse gedachtegoed van de Lage Landen van de. Deze opstand lag in de lijn van de ‘Grote traditie’. Gekant tegen de centralisatie politiek van Filips II ‘verliet’ een deel van de bevolking de Spaanse koning of ze verklaarden de kroon als ‘verlaten’ (cf. het plakaat van verlatinghe 1578). Artikel 2: Boone en Prak (rulers, patricians end burghers) Dit artikel bestudeer opnieuw de oorsprong en organisatie van het Nederlandse republikeinse gedachtegoed. Boone en Prak tonen aan dat er naast de ‘Grote traditie’ van Blockmans, ook een ‘Kleine traditie’ bestond. 1. Grote traditie: opstand georganiseerd door edellieden vanuit de grote steden en gericht tegen de almacht van de vorst. 2. Kleine traditie: Opstand van burgers tegen stedelijke elite (wat was de invloed van het gewone volk) Beide waren een bron voor het republikeinse idee. Drie Actoren: 1. Stedelijke bevolking: zeer heterogene groep 2. Steden elite: stonden tussen de regering en de bevolking. Verschillende belangen (handelaars, patriciërs,…) 3. De regeringselite: moeilijk definieerbaar (dynastie, imperium,…) Vervolgens wordt er een chronologisch overzicht gegeven van de verschillende types stedelijke ‘opstanden’ en inbreng van het gewone volk In dit artikel wordt de oorsprong van de traditie verder terug gebracht in de tijd. Er wordt op gewezen dat er in de ME een soort van ‘rechtsstad’ ontstond in plaats van een ‘rechtsstaat’. Wie de gebieden wilde beheersen moest ieder ‘centrum’ individueel onder controle houden. Er hier reeds sprake van een aristotelische ideeën. Leiders werden jaarlijks beoordeeld er was geen centralisatie waardoor de stedelingen een sterke positie verkregen. De Bourgondische hertogen waren wel instaat om troepen te mobiliseren tegen opstandige steden waardoor deze niet langer alleen in opstand konden komen. Er moest worden samen gewerkt met minsten één andere stad. De hertogen hadden koninklijke en soevereine ambities en hadden aan inkomsten ui belastingen. Ze hadden dus alle baat bij stabiele onderhandelingssituaties in de steden. Dit verklaard mogelijk waarom ze de ‘kleine traditie’ niet voedde ondanks de vele revoltes uit de grote steden tegen henzelf. De kleine traditie, die de machtsposities in de binnen de steden trachtte te wijziging was vaak gelinkt aan een gelijktijdige grote traditie. De Habsburgse dynastie had autocratische ambities. Ze hanteerden een verregaand centralisatiepolitiek en beoogden zowel een politieke, fiscale, als ideologische (religie) hegemonie. Wat begon als een opstand in de lijn van de Grote traditie eindigde in de splitsing van de bevolking in de Zuidelijke Spaanse Nederlanden en de Noordelijke Republiek. Lokale politiek maakte plaats voor nationale politiek en de Grote traditie verloor veel van zijn impact. Oproeren in de Republiek behoorden tot de zogenaamde kleine traditie: zij waren gericht tegen de stedelijke overheid. Dat gold ook bij politieke oproeren die voortkwamen uit een bredere, nationale situatie. Immers, in de Republiek waren locale en nationale politiek niet van elkaar te scheiden. In principe besloten de verschillende stadsbesturen over nationale vraagstukken. Vandaar dus dat onvrede onder de bevolking zich richtte op de regenten in de eigen stad, ook wanneer het ging om een nationaal probleem. Zodoende raakte de kleine traditie verweven met elementen uit de grote traditie van oproeren gericht tegen de nationale overheid Conclusie: Prak en Boone hebben het dus over een “kleine traditie”waarin de gewone burgers tegenover de stedelijke elites (waar onder de plaatselijke vertegenwoordigers van de centrale overheid) stonden. Het zijn opstanden die bedoeld waren om de samenstelling van de heersende elite te veranderen. 3. Van Nierop: De troon van Alva. Over de interpretatie van de Nederlandse Opstand. Van Nierop probeert in zijn artikel aan te tonen wat er eigenlijk aan de hand was in de Nederlandse Opstand. Wat waren de oorzaken en wat waren de motieven? 1. De opstand in de geschiedschrijving 2. De Constitutionele kwestie 3. De religieuze kwestie 4. Oppositie tegen Filips II 5. Economische factor 6. De rol van de steden 7. Opstand van het kern gebied? 8. Conclusie 1. De opstand in de geschiedschrijving (vrijheid, religie of nering) - Groen van Prinsteren: strijd tegen het pausdom - R. Fruin: nationale onafhankelijkheid - Blok: nationale onafhankelijkheid - Geyl en Van Gelder: geen finalistische nationale onafhankelijkheid - Pirenne: Ook economische en sociale factoren - Parker: belang van de internationale context (strijd tegen de Turken of tegen de opstandelingen 2. De constitutionele kwestie Vandaag verstaan we onder constitutie een “grondwet”, hier gaat het om gewoonterecht, verleende privileges, lokaal recht en vorstelijke ordonnanties die bepaalden hoe het openbaar gezag eruit zag. Het probleem in de 16e eeuw was de verschillende visie van Filips II enerzijds en de bevolking (de adel) anderzijds - Filips II: De Lage Landen waren één politiek geheel dat onder zijn absolute macht stond. De macht van de adel was slechts een afgeleide van zijn macht. Hij zag het dan ook als zijn recht een centralisatiepolitiek te voeren - De adel: Zij zagen de Lage Landen als een federatie van verschillende gemeenschappen. Het bestuur kwam hun toe en de vorst stond enkel in voor vrede en bescherming. (cf de ‘Grote traditie’) De Habsburgse vorsten bouwden een moderne staat uit: Collaterale Raden Pragmatieke Sanctie Permanente landvoogd Hof van Cassatie Uniformering via ordonnanties vooral in kernsteden: verstedelijkt, dynamisch, industrie (belangrijkste voor de vorst) Paradoxaal genoeg leidde deze centralisering ook tot decentralisering. Om de centrale instellingen te laten functioneren moest er beroep worden gedaan op de bevolking. Geleidelijk aan professionaliseerden de raden zich en werden ze een zelfbewust orgaan dat moeiteloos onafhankelijk van de vorst kon functioneren 3. De religieuze kwestie De vraag luidde hier niet of de kerk katholiek of protestants hoorde te zijn maar wel welke houding de vorst zou aannemen tegenover de godsdienst verdeeldheid. Filips II: Radicale houding, streeft naar een monopolie van de katholieke kerk. Adel: Gematigd standpunt uit pragmatieke overwegingen Ketterijwetgeving, “Bloedraad”, fundamenteel meningsverschil (daar waar mogelijk saboteren de inwoners de ketterijwetgeving) 4. Oppositie tegen Filips II Op basis van deze twee kwesties ontstond er oppositie tegen Filips II. - De politieke doeleinden werden tijdelijk verwezenlijkt bij het verdwijnen van Filps II rechterhand in de Nederlanden, Granvelle. - Ook de onpopulaire godsdienstmaatregelen werden tijdelijk ongedaan gemaakt. (het Compromis der Edelen in 1566 bevestigde dat de vervolgingen werden gestaakt + de pacificatie van Gent werd afgekondigd) - De harde houding van Filips II (hij stuurde Alva om orde op zake te stellen) bracht echter opnieuw oppositie met zich mee - De Nederlanden splitste zich op in twee delen: De Unie van Utrecht (Noorden Protestants) en de Unie van Atrecht (de Koningsgezinde, Waalse provincies) - Met het plakaat van verlatinghe scheurde het noorden zich in 1581 definitie af van de koning. 5. Economische factoren Materieel gewin speelde wellicht geen rol. De angst voor verarming had daarentegen wel invloed op de houding van de bevolking. Door het vertrek van Filips II in 1559 en van Granvelle in 1564 dreigde er een machtsvacuüm te ontstaan. In dit opzicht is het mogelijk dat de bevolking zich aangesproken voelde tot de boodschap van de opstandelingen. Het is wel opvallend dat vooral de geïndustrialiseerde noordelijk en westelijk gelegen gebieden in opstand kwamen en de oostelijke en zuidelijke, rurale gebieden de kant van de koning kozen. 6. De rol van de steden De rol van de steden was wel van groot belang. Hier was de calvinisme voornamelijk gevestigd en hier was de materiele en intellectuele infrastructuur voorhanden. Blockmas gaf reeds aan de de opstanden vooral vanuit grote steden werden georganiseerd en naast de grote traditie was er de kleine traditie gericht tegen de oligarchische stadsbesturen. Beide tradities gingen hand in hand in de Nederlandse Opstand. De steden keken verder dan hun eigenbelang en droegen de verantwoordelijkheid voor de algemene zaak. 7. Opstand van het kerngebied? 1) Er is dus een zekere samenhang tussen verstedelijking en opstandigheid. Dwingend is deze samen echter zeker niet., want niet alle steden waren opstandig.Vb Rijsel Westelijk industrie gebied met 30 000 inwoners. 2) De steden was geen zaak van de steden alleen. Ook de adel in de perifere gewesten speelde een aanzienlijke rol. De adel vormde steeds eéén van de pijlers van het vorstelijk gezag maar zijn machtspositie werd uitgehold doordat de landsheer steeds meer vertrouwensposten toevertrouwde aan niet-adellijk, juridisch geschoolde ambtenaren toeschoof. 3) De stedelijke kustgebieden vormde geen volkomen eenheid. Het ontwikkelingstempo in het zuiden verschilde met dat in het Noorde. Het zuiden was eerder geneigd zich neer te leggen bij de komst van Alva. Voor het noorden leek het medicijn van Alva erger dan de kwaal. 8. Conclusie De Opstand ging inderdaad om vrijheid en om godsdienst, maar aan deze begrippen kan een verschillende inhoud worden gegeven. Vrijheid betekende zeker geen nationale vrijheid van Spaanse onderdrukking (wel soms zo voorgesteld in propaganda). Het gaat om de constitutionele kwestie zoals besproken. De godgsdienst speelde uiteraard ook en rol in de Opstand, maar vooral dan de houding van de vorst in deze kwestie. De bevolking had hierin een andere mening en verkoos tolerantie boven repressie. Tot slot is ook de sociaal-economische kaart van de Nederlanden van belang. Het verstedelijkte en commerciële westen was eerder geneigd in opstand te komen dan het rurale en aristocratische zuiden en oosten. 4. Kossmann: De Nederlandse Opstand Kossmann geeft in zijn artikel een chronologisch overzicht van de Nederlandse Opstand 1. Inleiding 2. Het Begin 3.Van 1564 tot de beeldenstorm 4. De Beeldenstorm en de komst van Alva 5. Het keerpunt: 1572-1576 6. Van Pacificatie tot Unie van Utrecht 7. De geboorte van de nieuwe staat 8. De speurtocht naar een nieuwe soeverein 1. Inleiding Discussies betreffende de Nederlandse Opstand zijn vaak gecompliceerd en onbeslecht. Dit merkt men reeds in de benaming ‘ Opstand van de Nederlanden’. Deze term is vatbaar voor kritiek. Een opstand was voor de zestiende eeuwde Nederlanders, (die trouw hadden beloofd aan de natuurlijke soeverein en aan de bestaande bestuursstructuur), ontoelaatbaar, goddeloos en rampzalig. In dit opzicht is het wellicht beter om zoals contemporaine schrijvers te spreken over De oorlogen of De burgeroorlogen. Niet de gehele Nederlanden kwamen immers in opstand. Het ging om sommige groepen, steden,… Er was zeker geen openlijk opstandige partij te onderscheiden. Er werd lange tijd gezocht naar motieven of hoofdoorzaken. Wat onthouden kan worden is het feit dat de Opstand een langdurige periode van vervreemding was tussen Lage Landen en de Spaanse vorst, protestanten en katholieken, armen en rijken, maar ook tussen delen van de Nederlanden. Het gevolg was anarchie, desintegratie en burgeroorlog. 2. Het begin De troonsafstand van Karel V symboliseerde een einde van een tijdperk. Filips II had een heel ander karakter: - Opgeleid in Spanje, niet in de Nederlanden - Naïever en egocentrisch - Radicale houding inzake de godsdienst kwestie De Lage Landen moesten een afgesloten bolwerk van strenge orthodoxie worden met eigen gezagdragers en een eigen universiteit. Vb. de hervormingen van de bisdom indeling In 1559 vertrekt Filips II naar Spanje. Dit was een belangrijk moment. In theorie was het bestuur goed georganiseerd, in de praktijk niet. - De regentes, Margaretha van Parma was onzeker en werd omring met invloedrijke raadgevers zoals Granvelle (!). De bevolking vreesde dat het bestuur te zeer in handen van deze figuren zou vallen. - De protestanten vreesden de deze situatie samen met de hervormingsplannen van de Bisdommen. Dit zorgde voor wantrouwen bij de geestelijke - Filips II was bovendien ver van de Nederlanden verwijderd. Besluitvorming vertraagde en hij raakte steeds meer verwikkleld in de oorlog met de Turken. - Uiteindelijk trok F II enkele maatregelen in en haalde de gehate Granvelle terug naar Spanje. Het leek er nu o dat de oppositie de macht feitelijk in handen kreeg. 3. Van 1564 tot de Beeldenstorm Het wantrouwen ten opzichte van Granvelle, die zelf aan de macht leek, nam toe en één vleugel van de oppositie nam de gelegenheid om de macht te grijpen en uit te oefenen. De leider was Willem van Oranje. Hij was politiek niet reactionair want edellieden zoals hemzelf dankten hun macht aan de soeverein. Filips II was echter niet geliefd, afwezig en de godsdienst kwestie was niet meer houdbaar. Het aanzien van de koning ging ziener ogen achteruit. Hij slaagde er niet in zijn centralisatie regering te versterken. De oppositie was echter ook niet instaat een alternatief te bieden. Dit was hoofdzakelijk het gevolg van een gebrek aan macht (zelfde zwaktes als F II geërfd, te klein leger en te weinig geld). Bovendien was de orde gebaseerd op een patronagestelsel dat F II had kapot gemaakt. periode van anarchie (de calvinisten maakten wel allerlei plannen) Tegen 1565 liep de toestand uit de hand. F II liet weten geen van de voorstellen te aanvaarden. Brede lagen van de bevolking raakte ervan overtuigd dat de houding in de religieuze kwestie door de Staten-Generaal moest worden bepaald en niet door FII. Deze was echter van mening dat hij de wetten van zijn vader niet had gewijzigd. De religieuze problematiek werd zo verbonden aan de constitutionele kwestie 4. De Beeldenstorm en de komst van Alva In 31 juli 1566 deed F II enkele concessies, maar het was echter geen godsdienstvrijheid. Op 10 augustus 1566 begon de beeldenstorm: krachtig, de centrale regering was machteloos en de katholieke geestelijke waren niet instaat om om hulp te roepen. Men was de kerk niet loyaal, had geen voeling met de regering, vreesde een economische crisis dus niemand probeerde de Beeldenstorm te stoppen. De beweging in zijn geheel was geïnspireerd op religieuze motieven. Stukken werden vernield en kerken werden ontruimd voor calvinistische diensten. De beweging had grote gevolgen: - ze ontmantelde de status quo - F II interpreteerde de gebeurtenissen als een gevolg van zijn ‘welwillendheid’ en zag radicale aanpak noodzakelijk (misschien wel niet onlogisch in een zestiende eeuwse cultuur)) - Alva werd verzocht orde op zake te stellen. Hij beloofde al de rebellen eerlijk maar meedogenloos te straffen. - Deze visie had echter enkele zwakke plekken: (1) de Nederlandse edelen waren eveneens geschokt door de orde verstoring en hadden geen harde aanpak nodig. (2) De bevolking vond Alva’s interpretatie onrechtvaardig. (3) De uitkomst leert ons simpelweg dat het de verkeerde aanpak was De komst van Alva was een slag in het gezicht van de landvoogdes Margaretha van Parma die haar ontslag aanbood. Alva regeerde eigenmachtig zonder rekening te houden met de privileges. Hij werd bijgestaan door Spaanse raadgevers en installeerde de Raad van Beroerten (Bloedraad) om ketters eigenhandig te berechten. 12 000 personen werden gedagvaard en vele edelen werden het slachtoffer van de Bloedraad. Hij installeerde een permanente belasting om zijn beleid te financieren. Dit alles ging regelrecht in tegen de behoefte van het land en het is niet verrassend dat er, net als tijdens de periode onder Granvelle, opnieuw verzet kwam. Wederom geleid door Willem van Oranje. Hij betreed samen met zijn volgelingen Alva omdat deze een vreemdeling was die de vrijheden en privileges niet respecteerde. Hij brak dus niet de band met F II. Het was juist de feodale band met de Spaanse vorst die hem het recht en zelfs de plicht gaf op te treden tegen een vreemde, onwettige overheerser. Alva’s regime stortte in 1572 ineen. - algemene ontgoocheling in Alva’s beleid - Aanwezigheid van de Spaanse troepen vormde een doorn in het oog van de bevolking - Nieuwe belastingen - Alva’s onverschilligheid - Spaanse functionarissen - Geweld - Buitenlands despoot De Staten vergadering vroeg uiteindelijk een nieuwe bepaling van Willem van Oranjes feitelijke functie als beschermheer en vertegenwoordiger van het volk en het beslissingsrecht voor de religieuze kwestie. F II bleef de Soeverein. 5. Het keerpunt: 1572-1576 Vanaf 1572 tot 1576 streden Holland en Zeeland een schijnbaar eenzame oorlog. Toch wisten ze de invallen van de Spanjaarden te weerstaan. De universiteit van Leiden werd opgericht als symbool van onafhankelijkheid en diende als opleiding van protestantse predikanten en theologen, maar bovenal steunde ze de vrijheid en wettige regering van het land. Holland installeerde op een snelle en efficiënte manier een eigen bestuur op poten. Willem van Oranje trad hier op als beschermheer. Uieindelijk moest Holland het isolement doorbreken en de omvang van de Opstand trachtten te vergroten. Vaak leek het op een oorlog tussen de Staten van Holland en de rest van de Nederlanden. Ondertussen stuurde F II ALva weg en installeerde hij Requesens om de rust te doen weerkeren. De Spaanse financiën waren opnieuw uitzichtloos en Requesens kon nooit aan de verwachtingen voldoen. In 1575 dachten de Staten van holland er voor het eerst aan steun te zoeken in het buitenland en een andere soeverein te dienen. Elisabeth I van Engeland sloeg het aanbod af. In 1576 stierf de landvoogd Requesens en nam de Staten-Generaal tijdelijk en wettelijk de macht over. Op 8 november werd de Pacificatie van Gent getekend. Een echte vrede tussen protestantse en overige gewesten. De meerderheid van de gewesten sloot zich aan bij Holland en Zeeland in hun strijd tegen de Spaanse koning. Ze maakte een einde aan de burgeroorlog die vanaf 1572 woede (!). 6. Van Pacificatie tot Unie van Utrecht De Spaanse troepen werden weggestuurd. D nieuwe landvoogd was niet bij machte om hun godsdienstpolitiek te stoppen. Hij moest verregaande constitutionele voorwaarden aanvaarden vooraleer als landvoogd aanvaard te worden. Dit verhoogde zijn aanzien bij de bevolking echter geenszins. Deze bevolking en in het bijzonder de adellijke families merkten wel een verschuiving van de macht op. De neergang van de centrale macht van de vorst zorgde er ook voor dat hun eigen macht, die ze traditioneel aan de vorst dankte, ging verminderen. Het was duidelijk dat de groep rond Willem van Oranje die nieuwe leidinggevende klasse werd. Zij zochtte zelfs een eigen landvoogd namelijk Matthias (de landvoogd die de Spaanse vorst installeerde werd niet aanvaard), ze maakten deze wel zeer afhankelijk van de Staten-Generaal. Deze machtsverschuiving verontrustte de Zuidelijke Waalse provincies. In 1578 stelt Filips II Alexander Farnese aan als landvoogd. Deze startte de vredesonderhandelingen met de Waalse provinciën en overhaalde deze opnieuw de kant van de koning te kiezen in de Unie van Atrecht (1579). De Noordelijke Opstandelijke gewesten verzamelden in de Unie van Utrecht. Deze Unies formaliseerden het proces van scheiding dat al eerder was begonnen. (p. 89 wordt kort samengevat wat de unie van Utrecht inhoud, p.90 wordt de Unie van Atrecht besproken. Deze hebben we in de les apart besproken) 7. De geboorte van een nieuwe staat De Unie van Utrecht had zich nu zeer duidelijk van de Spaanse vorst los gemaakt en gingen opzoek naar een nieuwe ‘soeverein’. Hierbij werd een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de organisatie van de regering en keuze van een nieuwe soeverein. Uiteindelijk werd de prins van Anjou voorgesteld als nieuwe ‘prins en her van de Nederlanden’. Er werden nieuwe privileges aan de Blijde Inkomst toegevoegd waaraan Anjou trouw moest beloven (hij zou zich hier echter niet aan houden). De Staten generaal was achter niet bij machte de macht van de vorst voldoende te beperken. En het probleem van de soeverein bleef onopgelost. De onderhandelingen die Willem van Oranje voerde met Anjou bewezen het Spaanse hof dat hij hoogverraad pleegde en werd hij vogelvrij verklaard. Willem van Oranje wijst echter op zijn functie van dienaar van de Staten generaal (zijn daden waren juridisch niet fout) en ten tweede wijst hij op het feit dat F II hem zelf had ontdaan van zijn bezittingen en ‘feodale’ relatie zodat hij in feite zelf een onafhankelijke soeverein werd en dus geen hoogverraad pleegde. Hoe zag de situatie er dan uit? Anjou zou wellicht de regering op zich nemen De Staten-Generaal werd de belangrijkste politieke instelling Willem van Oranje behield zijn bevoorrechtte positie in Holland en Zeeland en werd het tegengewicht voor Anjou als beschermheer. Alexander Farnese startte zijn (succesvolle) veroveringstocht vanuit het zuiden. Filips II werd officieel tot vijand van het land verklaard De discussie over de beste regeringsvorm werd op grote schaal gevoerd en ondertussen dreigde Farnese al de gebieden opnieuw te gaan innemen. De staten-generaal was opzoek naar zijn eigen positie en in 1584 sterft Anjou waardoor er opnieuw gezocht moet worden naar een nieuwe soeverein. Een aantal kandidaten benaderd; Hendrik III, Elizabeth. Beide weigerden. De koning in wou niet te zeer betrokken worden met de Nederlandse situatie en verantwoordelijk worden gesteld. Ze wou enkel als beschermende soeverein optreden. De verhouding tussen soevereiniteit en constitutie, de bescherming van de constitutie kwam neer op soevereiniteit. Men wou de beschermende vorst laten bijstaan door een Luitenantgeneraal. Deze zou een figuur zou verregaande bevoegdheden krijgen mar was tegelijk een functionaris van de Staten-Generaal en onderdaan van de beschermende soeverein. Deze dubbelzinnige houding leidde tot de oprichting van de partij van Leicester. (Bij mij stopt het artikel op p 109) (Het was een lang en niet altijd duidelijk artikel vond ik. Der staat teveel informatie in eigenlijk ) Ik hoop dat de grote lijnen duidelijk zijn.