Leidraad geheugenproblematiek Kan ik u helpen?

advertisement
Leidraad geheugenproblematiek
Kan ik u helpen?
Versie 2, december 2014
Inhoudsopgave
Voorwoord………………………………………………………………………………………. Blz. 3
WMO Gemeenten ……………………………………………………………….….………..Blz. 4
Is het dementie? (brochure Alzheimer Nederland) ………………..………… Blz. 5
Vragenlijst voor iedereen die zich zorgen maakt …………………….….……Blz. 13
Observatielijst voor vroege symptomen van dementie (OLD) …………. Blz. 16
Vragenlijst overbelasting mantelzorg (EDIZ vragenlijst) ……………..…… Blz. 18
Werkplan Casemanagers MDDT en WV Casemanager dementie……….Blz. 20
Autorijden en dementie ………………………………………….………………….….. Blz. 33
Andere mogelijk optredende stoornissen bij dementie ……………………Blz. 34
Medicijnen ………………………………………………………………………….…………. Blz. 35
Zelfredzaamheidsradar ………………………………………………………………….. Blz. 36
Evaluatieformulier casemanagement …………………………………………….. Blz. 37
2
Voorwoord leidraad geheugenproblematiek
Dag casemanagers Netwerk Dementie Groningen, regio Oost,
Voor jullie ligt de Leidraad geheugenproblematiek die geschreven is in opdracht van het Netwerk
Dementie Groningen regio Oost.
Deze is tot stand gekomen in samenwerking met verschillende werkgroepen casemanagers die deel
uitmaken van het Netwerk Dementie Groningen regio Oost.
Het werkplan voor casemanagers is geïntegreerd in deze Leidraad.
Deze Leidraad is tot stand gekomen omdat casemanagers dementie aangaven eenduidig te willen
werken met gestandaardiseerde formulieren. Zodat alle benodigde informatie verkregen door
verschillende disciplines bij elkaar komen. Met speciale dank aan Annemarie Schothorst, die in haar
werk de formulieren verzameld heeft en tot een geheel heeft gebundeld.
Ook zorgt deze eenduidige manier voor meer efficientie en volledigheid in het werk als casemanager
dementie.
Naast een formulierenset voor uitvraag van gegevens bestaat deze Leidraad uit een naslagwerk,
extra informatie, en geheugentesten om een beeld van de problematiek te kunnen schetsen (zonder
meteen een diagnose te stellen!)
De Leidraad geeft duidelijk aan in welke fase de client zich bevindt en welke formulieren hiervoor
gebruikt kunnen worden.
We hopen dat je er veel plezier aan beleeft, en dat het helpt in je werk als casemanager dementie.
Hartelijke groet,
Mede namens de werkgroepleden casemanagement dementie:



Manny Gelling;
Karin Vink;
Annemarie Schothorst.
Regiocoordinatoren Netwerk Dementie Oost Groningen:


Liesbeth van Woerkom;
Mirjam van Dijk.
3
WMO- gemeenten
4
Is het dementie? (brochure Alzheimer Nederland)
In dit stuk worden alle verschillen tussen vergeetachtigheid en dementie op een rij gezet.
Verschijnselen van vergeetachtigheid en dementie
Veertig procent van de mensen tussen de 24 en 85 jaar vindt zichzelf vergeetachtig.
Dementie komt gelukkig veel minder vaak voor: boven de 65 jaar heeft tien procent
dementie. Wat is het verschil tussen vergeetachtigheid en dementie? Heeft u reden om zich
zorgen te maken? Of heeft u gewoon last van vergeetachtigheid? Bij vergeetachtigheid
werkt het geheugen misschien niet meer zoals u zou willen. U vergeet details en komt niet
op namen of woorden. Dementie gaat veel verder dan dat. Het is een hersenaandoening die
meer functies van de hersenen aantast dan alleen het geheugen. Bij dementie treden
daardoor gedragsveranderingen op en worden vaardigheden, spraak of besef van tijd
verstoord. Dementie belemmert het dagelijks leven.
Verschijnselen van vergeetachtigheid
– U vergeet de details, bijvoorbeeld wie u op uw verjaardag allemaal hebben gefeliciteerd.
– U kunt niet op een naam komen. Als u de naam hoort, weet u het weer.
– Het opnemen van nieuwe informatie gaat iets langzamer en kost wat meer moeite.
Verschijnselen van dementie
– Bij dementie vergeet u in het geheel dat u uw verjaardag heeft gevierd.
– Het is alsof informatie uit het geheugen verdwijnt. Als u niet op een naam komt, herkent u
die naam ook niet als u hem hoort.
– Het leervermogen neemt af, nieuwe informatie komt nauwelijks binnen.
– Bij dementie vergeet u wat u eerder wel wist, bijvoorbeeld hoe de kinderen heten, of
hoe je een boterham smeert.
Mevrouw van de Pol
“Ik was altijd pietje precies, maar de laatste tijd vergat ik wel eens iets. Bijvoorbeeld om een
brief die ik in mijn jaszak had gestoken, onderweg naar het winkelcentrum op de bus te doen.
Een dag later overkwam me hetzelfde. Ook was ik vergeten dat ik voor mijn verjaardag van
mijn oudste zus een boek had gekregen. Ik schaamde me ervoor en dacht aan mijn moeder
die rond haar zeventigste waarschijnlijk ook dementie heeft gekregen. Uiteindelijk ging ik
naar de huisarts, die me allerlei vragen stelde. Hij gaf uitleg over vergeetachtigheid. Dit
stelde me gerust. Nu ga ik gewoon weer boodschappen doen, mét een envelop in mijn
jaszak.”
5
Is het dementie? Vergeetachtigheid, reden tot ongerustheid?
Een naam die met geen mogelijkheid te binnen wil schieten, boodschappen doen en in de
winkel niet meer precies weten wat u nodig had. Gewoonlijk staan mensen daar niet lang bij
stil. Maar als u zich zorgen maakt over dementie, dan is zo’n gebeurtenis vaak aanleiding
voor ongerustheid. Toch is het maar goed dat u niet alles onthoudt wat u hoort, ziet en
meemaakt. Onze hersenen werken juist omdát we af en toe iets vergeten.
Een goed werkend geheugen zorgt ervoor dat allerlei informatie over wat u dagelijks hoort,
ziet, voelt, ruikt en proeft wordt opgeslagen. Allerlei systemen in het geheugen werken
nauw met elkaar samen om te verwerken wat we op een dag meemaken. Maar ook om
herinneringen weer naar boven te halen. Dat opnemen van informatie gaat snel en vaak
onbewust. Lange zenuwbanen brengen informatie uit de buitenwereld die via de ogen, huid,
neus, mond en oren binnenkomt, naar de hersenen. Daar gaan hersencellen aan de slag om
prikkels te verwerken en vertalen.
Hoe het geheugen werkt
Alle binnengekomen informatie gaat eerst naar ons ‘zintuiglijk geheugen’. Al snel stuurt dit
zintuiglijk geheugen de informatie door naar het kortetermijngeheugen: een soort buffer
waar een beperkte hoeveelheid informatie kan worden opgeslagen. In deze
‘geheugenspanne’ kunt u een paar minuten informatie vasthouden, bijvoorbeeld om even
een telefoonnummer te onthouden en op te schrijven. Alle belangrijke informatie wordt
vervolgens geselecteerd en opgeslagen in het langetermijngeheugen, zodat u morgen en
misschien zelfs volgend jaar nog weet wat u vandaag hebt beleefd. Dit geheugen is oneindig
groot en de informatie wordt er geordend opgeslagen, zodat ze een leven lang kan worden
bewaard.
Herinneringen ophalen
In het langetermijngeheugen zoeken we informatie op als we ons dingen willen herinneren,
bijvoorbeeld een naam, of wat u vorig jaar voor uw verjaardag hebt gekregen. De informatie
is ingebed in een complex systeem van herinneringen, zodat u deze niet zomaar verliest. Hoe
meer aanknopingspunten er zijn, hoe eenvoudiger u iets terugvindt. Daardoor is het
gemakkelijker om informatie te herkennen, dan om zelf een herinnering op te roepen. Het
gezicht van een politicus kunt u zich bijvoorbeeld niet helemaal herinneren, maar als u hem
ziet, herkent u hem wel.
Het oudere geheugen
Naarmate we ouder worden werkt alles minder snel, ook het geheugen. Oudere mensen
onthouden daardoor minder goed. Ook hebben ze meer moeite om hun aandacht vast te
houden. Daardoor wordt het moeilijker om tegelijkertijd met verschillende dingen bezig te
zijn: u raakt sneller afgeleid. Lichamelijke of psychische klachten kunnen er ook voor zorgen
dat uw geheugen tijdelijk minder goed werkt.
6
Op het puntje van de tong
Als u vergeetachtig bent, kunt u bepaalde informatie in uw geheugen niet goed terugvinden.
Het gevoel dat het antwoord ‘op het puntje van uw tong’ ligt, is daarbij herkenbaar.
De informatie is ergens in uw hoofd opgeslagen, bijvoorbeeld hoe dat plaatsje in Spanje
heette waar u op vakantie bent geweest, maar u kunt het even niet vinden. Meestal schiet
zoiets na een tijdje wel weer te binnen.
Oorzaken van vergeetachtigheid
Als iemand vergeetachtig is, kan er van alles aan de hand zijn, zonder dat er sprake is van
dementie. Vaak is het lastig om één duidelijke oorzaak aan te wijzen. Mensen kunnen last
hebben van (ouderdoms)vergeetachtigheid, maar vergeetachtigheid kan ook een
lichamelijke of psychologische oorzaak hebben.
- Oudere leeftijd
Veel mensen merken dat ze vaker iets vergeten als ze ouder worden. Dat komt vooral
doordat het geheugen langzamer werkt. Met het ouder worden gaat alles meer tijd kosten
en ook het geheugen doet er langer over om informatie op te slaan of herinneringen op te
halen. Daarnaast hebben ouderen meer moeite met het vasthouden van hun aandacht. Het
lukt niet meer goed om twee dingen te gelijk te doen en concentreren gaat moeilijker.
Hierdoor slaat het geheugen de informatie minder goed op.
- Geneesmiddelen
Het gebruik van slaapmiddelen of een combinatie van verschillende geneesmiddelen kan
geheugenklachten geven. Bent u onzeker over het effect van uw medicijnen op uw
geheugen? Noteer dan goed wat u slikt en ga naar de huisarts. Noteer ook de middelen die u
zelf bij de apotheek of drogist hebt gehaald, zoals homeopathische middelen.
- Voeding
Wanneer het lichaam van sommige vitaminen te weinig binnenkrijgt, kunnen de hersenen
minder goed werken. Vooral vitamine B, dat veel voorkomt in vlees, speelt hierbij een
belangrijke rol. Ook als u te weinig drinkt, kunt u geheugenproblemen krijgen. Daarnaast
heeft ook (te veel) alcohol invloed op het geheugen. Zeker bij ouderen, omdat zij gevoeliger
zijn voor de effecten van alcohol dan jongeren.
- Ziekten
Bepaalde ziekten, zoals infectieziekten, kunnen vergeetachtigheid veroorzaken. Ook als de
schildklier te veel of te weinig werkt, kan vergeetachtigheid ontstaan. Soms treden
geheugenproblemen op na een hersenschudding of narcose. Of als vrouwen in de
menopauze komen. Meestal kunnen deze oorzaken worden verholpen of ze gaan voorbij.
7
- Te veel zorgen
Soms worden mensen zó door iets in beslag genomen, dat er in hun hoofd als het ware geen
plaats meer is voor andere dingen. Bijvoorbeeld als ze zich snel zorgen maken, veel stress
hebben en piekeren, een grote tegenslag te verduren hebben of depressief zijn.
Geheugenproblemen door te veel zorgen zijn in principe onschuldig. Over het algemeen
verdwijnen de klachten vanzelf wanneer de zorgen afnemen.
- Te weinig prikkels
Als iemand af en toe eens iets vergeet, schaamt hij zich misschien voor zijn
vergeetachtigheid. Dit kan reden zijn om situaties uit de weg te gaan, waarbij andere
mensen zijn vergeetachtigheid kunnen opmerken. Een begrijpelijke, maar ook gevaarlijke
reactie. Hierdoor kan iemand zich terugtrekken uit het gewone leven en erg eenzaam
worden. Wanneer hij te weinig prikkels krijgt, wordt het geheugen te weinig gestimuleerd en
kan het geheugen afnemen.
Vergeetachtigheid: lastig maar niet verstorend
Vergeetachtigheid is misschien lastig, maar de meeste mensen kunnen dit goed oplossen
met geheugensteuntjes, aantekeningen of een agenda. Het zijn de details die u niet
onthoudt: uw hersenen kunnen de informatie even niet terugvinden, maar deze is wel
opgeslagen. Uw dagelijks leven wordt er niet door verstoord. Als u weinig onthoudt, maar
wél zonder problemen het huishouden doet, de financiën regelt, of ergens naartoe reist, dan
is de kans klein dat u dementie heeft. Een lijstje voor de boodschappen is normaal. Het
wordt zorgelijk als u een kladje nodig hebt om u te herinneren dat u kleinkinderen hebt.
Dementie: dagelijks leven wordt verstoord
Mensen die lijden aan dementie kunnen nauwelijks nieuwe informatie meer in het geheugen
opnemen en daardoor gebeurtenissen slecht onthouden. Als de telefoon gaat, kunnen ze vijf
minuten later vergeten zijn wie er heeft gebeld, maar ook dát er is gebeld. De dagelijkse
dingen die normaal vanzelf gaan, zoals aankleden, afwassen en koffie zetten, kosten meer
tijd. En omdat iemand met dementie alledaagse situaties niet meer goed kan inschatten,
gaat hij bijvoorbeeld in pyjama boodschappen doen of krijgt hij problemen met autorijden.
Ook kan hij geleidelijk van karakter veranderen en bijvoorbeeld onrustig of wantrouwend
worden.
Tien signalen van dementie
Dementie kenmerkt zich door een geleidelijke achteruitgang van het geestelijk functioneren.
Onderstaande verschijnselen doen zich in samenhang voor. We spreken pas van dementie
als deze verschijnselen zo ernstig zijn dat ze het dagelijks leven verstoren.
1. Vergeetachtigheid
Mensen met dementie vergeten nieuwe informatie, belangrijke data of gebeurtenissen. Ze
stellen steeds dezelfde vragen en zijn afhankelijk van spiekbriefjes of familie.
8
2. Problemen met dagelijkse dingen
Gewone dingen, zoals hobby’s of de financiën regelen gaan steeds moeilijker. Ook plannen,
of activiteiten in een bepaalde volgorde, leveren problemen op. Bijvoorbeeld koffie zetten of
een maaltijd bereiden.
3. Vergissingen met tijd en plaats
Het besef van tijd en plaats wordt minder, waardoor iemand met dementie moeilijker kan
bepalen hoe laat, welke dag, welk seizoen of welk jaar het is. De weg vinden wordt
moeilijker. Mensen met dementie vergeten soms waar ze zijn en hoe ze er zijn gekomen.
4. Taalproblemen
Het gebruiken en begrijpen van taal kan moeilijker worden. Hierdoor kunnen mensen met
dementie gesprekken lastig volgen, eenvoudige woorden vergeten, niet meer goed schrijven
en steeds moeilijker op namen komen.
5. Spullen kwijtraken
Iemand met dementie raakt spullen kwijt en kan niet achterhalen waar hij ze gelaten heeft.
Vaak blijken spullen op vreemde plekken te liggen, bijvoorbeeld een portemonnee in de
koelkast.
6. Slecht beoordelingsvermogen
Situaties inschatten en keuzes maken wordt lastiger. Mensen met dementie kunnen
aanbiedingen slecht inschatten, spullen kopen die niet nodig zijn of grote sommen geld
uitgeven.
7. Terugtrekken uit sociale omgeving door faalangst
Doordat mensen met dementie problemen ondervinden bij het uitvoeren van hobby’s en
het voeren van gesprekken, kunnen zij door de dementie een soort faalangst krijgen. Uit
angst het fout te doen onderneemt iemand met dementie minder en zit bijvoorbeeld
urenlang voor de televisie en slaapt veel langer.
8. Veranderingen in gedrag en karakter
Gedrag en karakter kunnen veranderen en stemmingen opeens wisselen. Door de dementie
wordt iemand vaak verward, achterdochtig, depressief of angstig en zonder aanleiding
kwaad of verdrietig.
9. Onrust
Het lijkt of iemand met dementie steeds iets zoekt, moet opruimen of iets anders moet
doen. Dit constante gevoel van onrust leidt vaak tot slaapproblemen.
9
10. Visuele problemen
Problemen bij lezen, afstand inschatten of onderscheiden van kleur of contrast, terwijl de
ogen op zich goed werken. Ook herkennen mensen met dementie zichzelf soms niet in de
spiegel.
De dochter van meneer Klaassen
“Mijn vader is 75 jaar en al 20 jaar weduwnaar. Hij veranderde en ook zijn toenemende
vergeetachtigheid viel ons op. Hij stelde vaak dezelfde vragen, raakte regelmatig iets kwijt.
Terwijl hij er altijd onberispelijk uitzag, was zijn overhemd nu vaak verkeerd geknoopt. Ik
verweet hem dat hij zelden meer zelf opbelde en nooit informeerde naar de kleinkinderen. De
huisarts verwees mijn vader door naar het ziekenhuis. Daar deden ze een geheugentest, een
bloed onderzoek en maakten ze een computerfoto van zijn hersenen. De diagnose was: de
ziekte van Alzheimer. We schrokken hier erg van, maar het luchtte ook op. We lazen meer
over de ziekte en sinds we weten wat er aan de hand is, zijn er ook minder wrijvingen.”
Feiten over dementie
Vijf procent van de Nederlanders tussen de 65 en 70 jaar heeft dementie, boven de 80 is dit
twintig procent. Naar schatting zijn er in ons land 12.000 mensen met dementie jonger dan
65. Ieder uur krijgen in Nederland vier mensen dementie. Ruim 250.000 mensen lijden aan
dementie, dat aantal verdubbelt de komende jaren. Naarmate de leeftijd vordert, stijgt de
kans op dementie.
Verloop van de ziekte
Mensen met dementie leven gemiddeld acht jaar met de ziekte. Zeventig procent van de
mensen met dementie woont thuis, met hulp van hun naasten. De klachten nemen
gedurende het ziekteproces toe. Op den duur hebben bijna alle mensen met dementie 24
uur per dag zorg nodig. Uiteindelijk overlijden ze meestal aan de gevolgen van dementie.
10
Ziekte van Alzheimer
De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende oorzaak van dementie (zeventig procent)
en is genoemd naar de Duitse zenuwarts Alois Alzheimer. Hij beschreef begin twintigste
eeuw de hersenafwijkingen die bij deze ziekte horen. De oorzaak van de ziekte is nog niet
gevonden en genezing nog niet mogelijk. Wel zijn er medicijnen die bij sommige mensen de
achteruitgang tijdelijk vertragen. Andere behandeling is erop gericht om zo goed mogelijk
om te kunnen gaan met de ziekte, en op ondersteuning van de persoon met dementie en
zijn naasten.
Kenmerkend voor de ziekte van Alzheimer zijn eiwitophopingen (plaques) en eiwitkluwen
(tangles) in de hersenen en een verschrompeling van de hersenschors. Hersencellen kunnen
steeds minder goed contact maken met elkaar en met de zenuwen die informatie van en
naar de hersenen doorgeven. De aantasting begint in de hippocampus: dit gedeelte van de
hersenen is belangrijk voor de vorming van het geheugen. Hierdoor treden
geheugenproblemen op. Andere hersendelen worden vervolgens aangetast, zoals de
amandelklier (amygdala) die emoties controleert, en de hersengebieden die
verantwoordelijk zijn voor denken, praten en beslissen.
Vasculaire dementie
Vasculaire dementie komt in ongeveer vijftien procent van de gevallen voor. De oorzaak
hiervan is een hersenbeschadiging die kan ontstaan door infarcten (stoornissen in de
bloedvoorziening), bloedingen of zuurstofgebrek. Als een bloedvaatje in de hersenen
stukgaat of verstopt raakt, sterft een gedeelte van het hersenweefsel af. Gebeurt dit
meerdere keren, dan kan dementie ontstaan. Mensen met deze ziekte hebben meestal ook
problemen met hart en bloedvaten. De meest bekende oorzaken van vasculaire dementie
zijn: een Cerebro Vasculair Accident (CVA), multi-infarct (MID), de ziekte van Binswanger en
CADASIL.
De verschijnselen beginnen vaak abrupter dan bij de ziekte van Alzheimer en zijn afhankelijk
van de plaats waar de infarcten of bloedingen optreden. Stemmingswisselingen, ernstige
depressie, motorische stoornissen, waardoor het lopen moeilijk gaat of de stem zacht klinkt,
en epilepsie kunnen optreden. Kenmerkend zijn meestal traagheid, aandachts- en
concentratieproblemen en apathie.
Lewy body dementie
Bij Lewy body dementie treden karakteristieke veranderingen op in de hersenen. Lewy
body’s (lichaampjes) zijn abnormale inkapselingen van eiwitbevattend materiaal in de
hersencellen. Geschat wordt dat deze ziekte 10 tot 25 procent van de gevallen van dementie
veroorzaakt. Kenmerkend voor Lewy body dementie zijn de schommelende achteruitgang in
geestelijk functioneren en de verschijnselen die ook voorkomen bij de ziekte van Parkinson,
zoals stijfheid, langzame beweging, vlakkere gelaatsuitdrukking en een zachte stem. In
vergelijking met de ziekte van Alzheimer blijven het geheugen en het handelen vaak lang
gespaard.
11
Frontotemporale dementie
Bij frontotemporale dementie zijn het voorste deel van de hersenen, de frontaalkwab, en de
slaapkwab beschadigd. De beschadigingen leiden tot veranderingen in persoonlijkheid en
gedrag. Is ook de temporaal- of slaapkwab aangedaan, dan treden stoornissen in taal en
spraak op. Stoornissen in het denkvermogen vallen pas later op.Initiatiefloosheid en
passiviteit komen bij frontotemporale dementie vaak voor. De controle over gedrag,
gedachten, emoties en gevoelens verdwijnt, waardoor mensen met deze ziekte vaak
onberekenbaar gedrag vertonen. Ze lijken soms geen verdriet of angst meer te kennen en
hebben moeite om oorzaak en gevolg te onderscheiden. Ziekte-inzicht ontbreekt. Later in de
ziekte treden geheugenproblemen op.
Andere vormen van dementie
Andere oorzaken van dementie komen relatief weinig voor. De meest bekende zijn:
– Ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Dit is een zeer snel verlopende vorm van dementie, met een
gemiddelde ziekteduur van ongeveer één jaar.
– Ziekte van Parkinson. Een deel van de mensen met deze ziekte krijgt symptomen van
dementie.
Voordelen van een vroege diagnose
Als blijkt dat u dementie hebt, kan de diagnose hard aankomen. Maar bij een vroege
diagnose kan behandeling de ziekte mogelijk vertragen. Bovendien kunt u dan nog veel
dingen zelf regelen. Bijvoorbeeld advies inwinnen over zorg, wonen en financiën. Zo kunt u
ervoor zorgen dat u de hulp krijgt die u wenst. Dat geeft u en uw familie rust. U staat er niet
alleen voor. Als u dementie hebt, kunnen uw familie en instanties zoals Alzheimer Nederland
u adviseren en helpen. Door de ziekte te aanvaarden en uw activiteiten aan te passen, leert
u met dementie omgaan. Alhoewel dat natuurlijk gemakkelijker gezegd is, dan gedaan. Ook
helpt het om er open over te zijn. Door te zeggen dat u dementie hebt, kan uw omgeving er
rekening mee houden. Zo zorgt u ervoor dat u er niet alleen voor staat.
12
Vragenlijst voor iedereen die zich zorgen maakt
Maakt u zich zorgen over de vergeetachtigheid van uzelf of een ander? Vul dan de vragenlijst
in. De Geheugenpolikliniek van het Academisch Ziekenhuis Maastricht en het Alzheimer
Centrum Limburg ontwikkelden de vragenlijst. Deze stelt nadrukkelijk geen diagnose
dementie vast, en sluit deze ook niet uit. De resultaten zijn hoogstens reden om naar de
huisarts te gaan voor nader onderzoek.
Geef bij elke vraag aan hoe vaak u het meemaakt en tel aan het eind de scores van alle
vragen op
nooit = 0 punten
zelden = 1 punt
soms = 2 punten
vaak = 3 punten
zeer vaak = 4 punten
Nooit - Zeer Vaak
1. Iets lezen en vlak daarna niet meer weten wat u gelezen hebt.
2. Vergeten waarom u naar een bepaald gedeelte van uw huis bent gelopen.
3. Wegwijzers over het hoofd zien.
4. Links en rechts verwarren bij het beschrijven van een route.
6. Niet meer weten of u het licht of gas hebt uitgedaan
of de deur hebt afgesloten.
10. Boos worden en daar later spijt van hebben.
7. Niet luisteren naar de naam van iemand, als hij zich voorstelt.
8. Iets eruit flappen en achteraf bedenken dat het beledigend zou kunnen zijn.
9. Niet merken dat iemand iets tegen u zegt als u met iets anders bezig bent.
5. Per ongeluk tegen mensen opbotsen.
12. Vergeten welke straat u moet inslaan als u een route kiest die u goed
kent, maar zelden gebruikt.
13. In een supermarkt niet kunnen vinden wat u zoekt, terwijl het er wel is.
14. U plotseling afvragen of u een woord op de juiste manier gebruikt.
15. Moeite hebben met beslissingen nemen.
16. Afspraken vergeten.
11. Belangrijke brieven dagenlang onbeantwoord laten.
21. Beginnen met iets, maar het niet afmaken omdat u
ongemerkt met iets anders bent begonnen.
20. Namen van mensen vergeten.
22. Niet op een woord komen, terwijl het ‘op het puntje van uw tong’ ligt.
18. Per ongeluk iets weggooien dat u nodig hebt en bewaren
wat u weg wilde gooien.
19. Dagdromen, terwijl u eigenlijk naar iets of iemand moet luisteren.
0
0
0
0
1
1
1
1
2
2
2
2
3
3
3
3
4
4
4
4
0
0
0
0
0
0
1
1
1
1
1
1
2
2
2
2
2
2
3
3
3
3
3
3
4
4
4
4
4
4
0
0
0
0
0
0
1
1
1
1
1
1
2
2
2
2
2
2
3
3
3
3
3
3
4
4
4
4
4
4
0 1 2 3 4
0 1 2 3 4
0 1 2 3 4
0 1 2 3 4
0 1 2 3 4
13
17. Vergeten waar u iets hebt neergelegd.
24. Dingen uit uw handen laten vallen.
25. In een gesprek niets meer weten om over te praten.
23. In een winkel vergeten wat u komt kopen.
0
0
0
0
1
1
1
1
2
2
2
2
3
3
3
3
4
4
4
4
Totaalscore
Score 0 – 9: U hoort bij twee tot drie procent van de mensen die vrijwel geen last heeft van
vergeetachtigheid. Een uitstekend geheugen dus.
Score 10 – 20: U vergeet minder dan gemiddeld. Een goed geheugen. Vijftien procent van de
mensen heeft deze score.
Score 21 – 43: Een gemiddelde score: ruim 65 procent van de mensen heeft deze score. Uw
geheugen werkt over het algemeen goed.
Score 44 – 54: Uw geheugen is minder dan gemiddeld. Ongeveer vijftien procent van de
mensen heeft deze score. Houd voor uzelf bij in welke situaties en omstandigheden u meer
of minder problemen heeft en vul over drie maanden opnieuw de vragenlijst in.
Score 55 en hoger: Uw alledaags geheugen werkt niet erg goed. Slechts twee tot drie
procent heeft deze score. Een goede reden om uit te laten zoeken waar dit aan kan liggen.
Een score boven de 44 hoeft helemaal geen beginnende dementie te betekenen. Er zijn
wellicht andere verklaringen voor uw vergeetachtigheid. Een slecht werkende schildklier of
het gebruik van medicijnen. Bovendien is dementie meer dan alleen vergeetachtigheid. Let
daarom ook op andere signalen van dementie
14
15
Observatielijst voor vroege symptomen van dementie (OLD)
HOOFDASPECT
deelaspecten
KENMERKEN
COGNITIE
Vergeten
Herhalen
Taal
Begrip
GECONSTATEERD
A ja / B twijfel / C nee /
D niet vast te stellen
TIPS
AANTEKENING
Omcirkel een antwoord
1. Vergeet steeds welke dag het is.
A
B
C
D
2. Vergeet regelmatig gebeurtenissen die
kort geleden gebeurd zijn.
A
B
C
D
3. Kan recent gehoorde verhalen of
mededelingen niet meer navertellen.
A
B
C
D
4. Valt vaak in herhalingen zonder het
zelf door te hebben.
5. Vertelt regelmatig hetzelfde verhaal
tijdens een gesprek.
A
B
C
D
A
B
C
D
Sleutelvraag:
Hoe gaat het met u? (of: uw
partner, familie, kinderen,
kleinkindereren)
6. Kan regelmatig niet op bepaalde
woorden komen.
7. Verliest snel de draad van het
verhaal.
A
B
C
D
Observeren tijdens gesprek
A
B
C
D
A
B
C
D
8. Aan het antwoord is te merken dat de
vraag niet begrepen is.
Aan de orde brengen met
sleutelvragen:
Hoe oud bent u?
Waarvoor kwam u de vorige
keer op het spreekuur?
Wanneer bent u voor het
laatst geweest?
Observeren tijdens gesprek
16
9. Heeft meer moeite om een gesprek te
begrijpen.
A
B
C
D
10. Haalt tijden door elkaar.
A
B
C
D
11. Verzint uitvluchten.
A
B
C
D
A
B
C
D
DAGELIJKS
FUNCTIONEREN
Oriëntatie
GEDRAG
Facadevorming
Afhankelijkheid
12. Geen specifiek item voorhanden.
Vergelijken met vroeger.
Let op > headturning — naar
partner als iets wordt
gevraagd.
Scoring
Als u het instrument heeft ingevuld, kunt u het volgens de onderstaande systematiek scoren:
 Score “A”(duidelijk) aanwezig = 1 punt; Score “B” (twijfelachtig) = 0,5 punt*; Score “A”(zeker niet aanwezig)
stellen) = valt buiten scoring
= 0 punten ;Score “D”(niet vast te
Voor de probleemgebieden eenzaamheid en somatisatie scoort u voor Score “B” (twijfelachtig) niet 0,5 maar 1 punt
Interpretatie
Dit instrument geeft geen harde beslissing over de aan- of afwezigheid van psychosociale problematiek, maar slechts een indicatie. Verdere diagnostiek
moet uitwijzen of er iets aan de hand is. Verdere diagnostiek is aan te raden als: De score  1 op een probleemgebied (voor cognitie geldt  2) De
totaalscore  4, ook als de afzonderlijke probleemgebieden onder de grens blijven. Als de scores onder de vermelde grenzen blijven, is er waarschijnlijk
niets aan de hand. Bij twijfel verdient het de aanbeveling het instrument na enige tijd nogmaals in te vullen.
17
18
19
Werkplan Casemanagers MDDT en WV Casemanager dementie
Inleiding
De Ketenpartners van het Netwerk Dementie Groningen regio Oost hebben de
regiocoördinator regio Oost de opdracht gegeven samen middels een werkgroep
samengesteld uit casemanagers van de MDDT teams Het Geheugenteam en Team
290 en WV casemanagers dementie van alle verdere betrokken ketenpartners een
werkplan te schrijven die regiobreed geïmplementeerd kan worden opdat er zoveel
mogelijk eenduidig kan worden gewerkt betreffende interventie t.a.v. diagnostiek en
begeleiding van de dementerende cliënt en zijn of haar systeem.
Binnen de regio is er sprake van 3 soorten casemanagers dementie.



Casemanager MDDT team: is extra opgeleid op het gebied van dementie, en is
bevoegd om screening en diagnostiek te doen in combinatie met een specialist
ouderengeneeskunde. De casemanager heeft korte lijnen met andere disciplines
en ondersteund en begeleidt de cliënt en mantelzorg. Daarnaast geeft de
casemanager advies en voorlichting aan de verzorging;
Casemanager wijkverpleegkundige: extra opgeleid op het ziektebeeld dementie.
Ze werken minimaal 16 uur per week als casemanager dementie naast eventuele
andere werkzaamheden als wijkverpleegkundige. Ze ondersteunen en begeleiden
de cliënt en mantelzorg en geven advies en voorlichting aan de verzorging;
Casemanager in het verzorgingshuis: extra opgeleid op het ziektebeeld dementie.
Ze werken minimaal 16 uur per week als casemanager dementie naast eventuele
andere werkzaamheden als coördinerend verpleegkundige. Ze ondersteunen en
begeleiden de cliënt en mantelzorg en geven advies en voorlichting aan de
verzorging.
20
Aanmelden
Diagnostiek door huisarts
/praktijkondersteuner of
MDDT team (complex)
Hulpvraag
Geen dementie/cognitieve stoornissen
Uit zorg
Dementie voor 65e jaar
Diagnostische twijfel
Aanvullend
Dementie volgens CBO
onderzoek
Overige diagnoses
Intake door Casemanager
Uitslag en
behandelplan
Informeren en
overleg met
huisarts bij alle
stappen
Doelen
Casemanagement en behandeling: door
wijkverpleegkundige casemanager of casemanager in
verzorgingshuis, bij complexe situatie door casemanager
MDDT team.
Evaluatie
behandelplan
Diagnose
heroverwegen
21
Processtappen Werkplan
Aanmelden:

De cliënt kan aangemeld worden in de keten via verschillende kanalen, zoals een
WMO-consulent, een vrijwilliger, een medewerker huishoudelijke zorg. Cliënten
worden verwezen naar de huisarts of een specialistisch MDDT team. Zodra de cliënt
in beeld is wordt getracht zo spoedig mogelijk een diagnose te stellen. Indien
mogelijk stelt de huisarts of praktijkondersteuner de diagnose, maar wanneer de
casus complex is wordt diagnostiek uitgevoerd door het specialistisch MDDT team.
MDDT team:



Met cliënt en mantelzorger wordt een afspraak gemaakt voor vervolgonderzoek.
Vervolgonderzoek wordt verricht door een specialist ouderengeneeskunde/
psycholoog.
Multidisciplinair overleg tussen de arts, psycholoog en casemanager dementie.
Intake door Casemanager:


Inventariseren en analyseren ziekte-/ zorgvragen middels de formulieren van het
netwerk dementie Groningen (zie bijlagen).
Verwijzen naar MDDT team van keuze, ingevulde formulieren gaan met de cliënt
mee.
Uitslag en behandelplan- doelen:


Diagnose bespreken met cliënt en mantelzorg;
Diagnose, advies en eventuele vervolgstappen bespreken met de cliënt, mantelzorg
en de huisarts.
Casemanagement en behandeling:


Begeleiding en ondersteuning in overleg waar mogelijk door de wijkverpleegkundige
Casemanager of de Casemanager in het verzorgingshuis. Waar de situatie dit niet
toelaat vindt begeleiding en ondersteuning plaats door de Casemanager van het
MDDT team.
Cliënten worden minimaal 1 keer per jaar besproken in Multidisciplinair overleg
(MDO), met minimaal een arts of psycholoog en de casemanager. Waar nodig
schuiven andere disciplines aan (ergotherapeut, fysiotherapeut, etc.).
Evaluatie behandelplan.:

Bij veranderingen in de situatie en minimaal 1 keer per jaar wordt het behandelplan in
een MDO geëvalueerd. De cliënt, mantelzorger en huisarts worden geïnformeerd bij
wijzigingen in het behandelplan.
22
Intake door Casemanager/ wijkverpleegkundige
De casemanager dementie inventariseert en analyseert de zorgvraag van de cliënt aan de
hand van de formulieren van het netwerk dementie (zie bijlagen):


Cliëntgegevens;
Zorgintake.
De wijkverpleegkundige casemanager dementie verwijst door naar een MDDT team naar
keuze via verwijzing van de huisarts en stuurt de ingevulde formulieren door.
MDDT team (arts, psycholoog en casemanager dementie):



Met de cliënt en eventueel mantelzorg wordt een afspraak gemaakt voor onderzoek.
De arts en psycholoog nemen hun onderzoek af volgens de CBO richtlijn en de
casemanager van het MDDT team vult de heteroanamnese in (zie bijlage) en neemt
evt. testen af bij de cliënt.
Na afronding van de diagnostiek op de poli of in de thuissituatie wordt er een MDO
georganiseerd waarbij minimaal de arts, de psycholoog en de casemanager
aanwezig zijn.
Diagnose en behandelplan:

Diagnose en behandelplan wordt door de (huis)arts en casemanager besproken met
de cliënt en mantelzorger.
Casemanagement en behandeling:



De cliënt wordt overgedragen aan de wijkverpleegkundige casemanager, tenzij dit
niet mogelijk is vanwege bijvoorbeeld complexiteit.
Minimaal 1 keer per jaar wordt de cliënt besproken in een MDO waar in ieder geval
de behandelend casemanager en een specialist ouderengeneeskunde aanwezig zijn.
Overige disciplines worden op indicatie uitgenodigd.
Volgens afspraak behandelplan bezoekt de casemanager de cliënten.
Evaluatie behandelplan:

Het behandelplan wordt zonodig aangepast en minimaal 1 keer per jaar in
multidisciplinair overleg geëvalueerd. Eventuele aanpassingen worden besproken
met de cliënt, mantelzorger en de huisarts wordt geïnformeerd over de wijzigingen.
23
Bijlage 1: Cliëntgegevens
Cliëntgegevens
Inschrijfdatum:
Via:
Persoonsgegevens
BSN nummer:
Naam:
Geboortedatum:
Naam partner:
Geslacht:
Burgerlijke staat:
Adresgegevens
Straat:
Postcode:
Plaats:
Telefoon:
Mobiel:
E-mail:
Huisarts
Naam:
Adres:
Plaats:
Postcode:
Telefoon:
Verzekering:
Naam:
Polisnummer:
24
1e contactpersoon
Naam:
Relatie:
Adres:
Postcode
Woonplaats:
Telefoon:
Mobiel:
E-mail:
25
Bijlage 2: Zorgintake formulier
Zorgintake
D.D.:
Naam+meisjesnaam+letters:
Adres+telefoonnummer:
Geboortedatum:
Arts:
Contactpersoon:
Cliëntgerelateerde zorgdimensie
1.Diagnose en ernst ziektebeeld
2.Gedrag en beleving
3.Persoon en coping-stijl
4.Lichamelijke gezondheid
5.Zelfredzaamheid
Huishoudelijke verzorging (IADL)
Lichamelijke verzorging (ADL)
6.Dagstructuur en bezigheden
26
Zorgverlener gerelateerde zorgdimensie
7.Centrale verzorger
8.Professionele zorgverlening
Situatie-/ systeemgerelateerde zorgdimensie
9.Familiesysteem en netwerk
10.Woonomstandigheden
11.Veiligheid en geldzaken
Samenvatting en conclusie
27
Bijlage 3: Hetroanamnese/Levensloop
Geachte familie,
Zou deze lijst zo volledig mogelijk willen beantwoorden? Deze informatie is voor ons
belangrijk om een beeld te krijgen van het leven van uw familielid of relatie. Daarnaast geeft
het ons een beeld van zijn of haar functioneren op dit moment in vergelijking met vroeger.
Biografie
Kunt u iets vertellen over het gezin van hij/zij is opgegroeid?

Waar is hij/zij geboren?

Hoeveel broers/zussen waren er, leven zij nog?

Hoe is dhr/mw opgevoed?

Is dhr/mw godsdienstig ingesteld? Zo ja, hoe beleeft hij/zij het geloof nu?

Wat was het beroep van vader?

Hoe was de relatie met zijn/haar ouders?

Waaraan zijn ouders overleden en op welke leeftijd/jaar?

Komt dementie in de familie voor?

Komen er lichamelijke en/psychiatrische ziekten in de familie voor?

Zijn er ingrijpende gebeurtenissen/moeilijke perioden in het leven van dhr/mw
geweest? Hoe was zijn/haar gedrag in deze periode?

Hoe heeft dhr/mw de oorlog doorgemaakt?

Welke opleiding heeft hij/zij gevolgd?

Welk beroep heeft hij/zij uitgeoefend? Hoe lang?

Waren er problemen met het uitoefenen van werk/beroep?
28
Kunt u iets vertellen over het huwelijk en gezinsleven van dhr/mw?

Wanneer is hij/zij getrouwd?

Als partner is overleden, wanneer en waaraan is hij/zij overleden?

Hoe lang woont hij/zij op het huidige adres?

Hoeveel kinderen zijn er geboren? In welk jaar?

Leven de kinderen nog?

Waar wonen de kinderen op dit moment?

Wat was het rollenpatroon tussen cliënt en echtgenoot/echtgenote?

Hoe was de omging met de kinderen, hoe is de relatie nu met de kinderen?
Wat kunt u vertellen over het karakter/persoonlijkheid van dhr/mw?

Was cliënt gelijkmatig of wisselend van stemming?

Was cliënt open van aard of gesloten?

Kon cliënt gemakkelijk gevoelens uiten of was cliënt geremd hierin?

Was cliënt angstig van aard of niet?

Maakt cliënt gemakkelijk contact? Heeft cliënt nog vriendschappelijk contact?

Was cliënt opgeruimd, optimistisch of meer zorgelijk en pessimistisch?

Was cliënt nauwgezet, precies of slordig?

Was cliënt koppig, eigenzinnig of niet?

Was cliënt kalm, rustig, druk of nerveus?
29

Was cliënt achterdochtig, wantrouwend of niet?

Was cliënt agressief of niet?

Was cliënt zuinig van aard? Of niet?

Was cliënt zorgzaam of niet?

Was cliënt zelfstandig of afhankelijk?

Was cliënt actief, veel in de weer of niet?

Kan dhr/mw goed alleen zijn?

Hoe gaat hij/zij met problemen om

Hoe is het vermogen om zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden?

Hoe was hij/zij in de omgang?
Beloop/ huidig functioneren
Wanneer merkte u voor het eerst dat dhr/mw problemen met zijn/haar geheugen kreeg?

Sinds wanneer bemerkt u geheugenproblemen?

Waaraan merkte u dit, is dit geleidelijk ontstaan of juist plotseling?

Is er een aanleiding te nomen voor het ontstaan van die veranderingen?

Waren er toen veel lichamelijke, psychische, maatschappelijk problemen?

Gebruikt dhr/mw medicijnen/alcohol/drugs?

Was er sprake van een ingrijpende gebeurtenis?

Wat is het beloop van de achteruitgang?
30
Zijn er ook andere veranderingen in het functioneren merkbaar, anders dan het geheugen?
Hierbij kunt u denken aan oriëntatie in tijd, plaats, persoon, ruimte

Veranderingen in taalgebruik/taalbegrip?

Veranderingen in aandacht, nemen van initiatief?

Veranderingen in het organiseren, plannen, oplossen van problemen, logisch
redeneren?

Gebruik van (huishoudelijk) apparaten?

Doen van handelingen zoals koffiezetten, eten koken, boodschappen, huishouden?

Regelen en innemen van eigen medicatie?

Herkennen van voorwerpen of personen?

Zich zelfstandig wassen en aankleden?

Kan hij/zij nog autorijden?
In welk opzicht is cliënt als persoon veranderd?

Hoe zou u de stemming van dhr/mw beschrijven?

Opgewekt, blij of juist verdrietig en somber?

Kan hij/zij nog genieten van gebeurtenissen en contacten?

Zijn er veranderingen in het eet- en slaappatroon?

Vallen andere gewoonten op?

Hoe ziet zijn of haar daginvulling er nu uit?
31

Heeft of had hij/zij speciale hobby’s of interesses?

Heeft hij/zij contacten met buren en vrienden of familieleden?

Nam hij/zij deel aan verenigingsleven?

Wat denkt u zelf dat er met hij/zij aan de hand is?

Waarbij heeft u hulp en ondersteuning nodig?

Wilt u precies weten wat er aan de hand is?

Welke zorg/hulp ontvangt dhr/mw op dit moment?

Van wie ontvangt hij/zij deze zorg?

Zijn er knelpunten in deze zorg?
32
Autorijden en dementie
Sinds begin januari 2010 mogen mensen die de diagnose zeer lichte of lichte dementie
hebben auto blijven rijden. Een voorwaarde is dat zij een rijtest bij het Centraal Bureau
Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) goed doorstaan. Mensen met een matige of ernstige vorm
van dementie zijn altijd ongeschikt voor het besturen van een motorrijtuig.
Onbevoegd
Iemand met dementie is in principe onbevoegd tot het besturen van een motorvoertuig. De
verzekering kan in verband met die onbevoegdheid besluiten niet uit te keren in geval van
schade. Mensen met een diagnose 'zeer lichte' of 'lichte' dementie mogen echter in
bepaalde gevallen hun rijbewijs behouden.
Rijtest
Een voorwaarde is dat een rijtest bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) goed
wordt doorstaan. De geschiktheidstermijn is één jaar. In uitzonderingsgevallen is de termijn
langer, echter nooit meer dan drie jaar. Overigens mogen mensen met dementie gebruik
maken van een fiets met hulpmotor, een scootmobiel en een brommobiel (45 km/uur
autootje).
Nog geen diagnose
Bij een groot aantal mensen met dementie is de diagnose nog niet gesteld. Dementie is een
sluipend proces. Er komt een moment waarop het autorijden niet langer verantwoord is. De
vraag is alleen: hoe weet u als naaste wanneer dat punt is bereikt? Mensen met dementie
hebben namelijk meestal geen inzicht in hun verminderd rijvermogen.
Problemen met rijden
Als bestuurder van een auto is het belangrijk dat je de weg kunt vinden en verkeerssituaties
goed kunt beoordelen en inschatten. Mensen met dementie hebben hier vaak problemen
mee. Zij verdwalen als bestaande verkeerssituaties ineens veranderd zijn, zoals bij
wegomleidingen, maar soms ook als zij in bekend gebied rijden.
In situaties waarin snel moet worden gereageerd of de aandacht over meerdere zaken
tegelijk verdeeld moet worden, verliest iemand met dementie het overzicht. Omdat hij zich
onzeker of onvoorspelbaar gaat gedragen, ontstaan er meer gevaarlijke verkeerssituaties.
Tips
Parkeer de auto om de hoek en leg de autosleutels weg. De persoon met dementie wordt er
dan minder aan herinnerd dat hij auto wil rijden.



Maak de auto onklaar. U kunt bijvoorbeeld bij de garage een startonderbreker laten
installeren die moet worden gedeactiveerd om de auto te starten.
Bied uw diensten als chauffeur aan, of stel met de familie een rijschema op.
Ruil de auto in voor een ander merk of model. Als de persoon met dementie de auto
niet kent, is de kans groter dat hij een ander laat rijden.
Hebt u zelf geen rijbewijs, laat dan toch de verkeersveiligheid voorgaan boven de verleiding
uw dementerende ouder achter het stuur te laten zitten.
33
Andere mogelijk optredende stoornissen bij dementie
Emotionele stoornissen of affectlabiliteit
Iemand kan zijn emoties niet meer zo gemakkelijk onder controle houden. Men kan zonder
duidelijke aanleiding boos, blij of verdrietig zijn. Stemmingsstoornissen zijn vaak vroege
symptomen van dementie. De stemming is vaak depressief en angstig. Trouwens, wie zou
niet bang worden of verdrietig zijn wanneer hij/zij de omgeving meer en meer als "vreemd"
gaat beleven.
Stoornissen in het handelen als gevolg van apraxie, agnosie
Aangeleerde vaardigheden gaan achteruit. Dat betreft ingewikkelde zaken als rekenen,
tekenen, schrijven, maar ook meer alledaagse handelingen als aankleden, knopen
dichtmaken, eten en toiletgang. Het uitvoeren van dit soort praktische handelingen wordt
onmogelijk, zonder dat er van verlamming sprake is. Men weet niet meer hoe en in welke
volgorde men bepaalde handelingen moet verrichten. Dat wil zeggen dat de ADL functies
(Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen), zoals wassen, aankleden, eten, toiletbezoek
gestoord raken. Bijvoorbeeld iemand schenkt thee in de suikerpot. De stoornis in het
praktisch handelen heet apraxie.
Wanneer de herkenning gestoord is, spreken we van agnosie. Deze agnosie betreft niet
alleen gestoorde herkenning van hetgeen gezien wordt. Ook kunnen reuk-, gehoor- en tastagnosie voorkomen. De zintuigen zijn intact meer het signaal wordt niet meer gekoppeld aan
de juiste betekenis.
Stoornissen in de taal: afasie
Ook het spreken kan moeilijk worden of eigenlijk moet gezegd worden: de taal. De zinnen
worden gebroken, men heeft moeite met het vinden van het juiste woord. Deze
taalstoornissen worden afasie genoemd.
Wanneer men het goede woord niet meer kan vinden of een verkeerd woord gebruikt
spreken we van een benoemingsstoornis ofwel een expressieve of motorische afasie.
Wanneer men niet meer begrijpt wat er wordt gezegd, dus als er problemen zijn met het
begrijpen van de taal, spreken we van een sensorische afasie.
Afasie kan ook door een geheel andere oorzaak ontstaan (bijvoorbeeld als gevolg van een
hersenbloeding) en mag niet altijd als een zichtbaar teken van dementie opgevat worden.
Oordeels- en kritiekstoornissen
Het inzicht in eigen functioneren wordt minder. Men weet niet hoe men op iets moet
reageren of men reageert niet adequaat. Bijvoorbeeld: bij het overlijdensbericht van een
familielid reageert iemand met een blijde lach.
Er treedt een verval van de waarneming op - of beter - er treedt verval van de verwerking
van de waarneming op. Als de inprenting verstoord is dan spreekt dat wat waargenomen
wordt niet meer aan: er is dan geen inzien en doorzien. De intelligentie-stoornissen dragen
hier natuurlijk ook aan bij. Een verkeerde beoordeling van een situatie heeft een ander
(verkeerd?) gedrag tot gevolg.
Ziektebesef of ziekte-inzicht
Soms heeft men geen besef van eigen falen. Bijvoorbeeld: "Hoe is het met uw geheugen?".
"Prima". Terwijl iemand tevoren blijk heeft gegeven van een falend geheugen.
34
Medicijnen
Vertragen Alzheimer
In Nederland zijn drie middelen voor de ziekte van Alzheimer beschikbaar (galantamine,
rivastigmine, memantine). Deze medicijnen genezen niet de beschadiging van de hersenen,
maar kunnen de gevolgen van het ziektebeeld beperken. Het dagelijks functioneren op het
gebied van geheugen, denken, taal en handelen kan door de geneesmiddelen verbeteren.
De effecten van de medicijnen zijn per persoon verschillend en niet te voorspellen. Een
vroegtijdige diagnose is belangrijk. Hoe eerder de diagnose dementie gesteld wordt, des te
beter kunnen medicijnen het ziekteproces vertragen.
Bijwerkingen






Misselijkheid;
Braken;
Diarree;
Slaperigheid;
Duizeligheid;
Hoofdpijn.
Onrust, wanen en agressiviteit verminderen
Mensen met dementie hebben vaak last van hevige onrust, angsten, agressiviteit en wanen.
Antipscychotische middelen onderdrukken deze verschijnselen.
Pijnbestrijding
Vaak wordt pijn onderschat bij mensen met dementie en vindt onderbehandeling plaats op
het gebied van pijnbestrijding. Het is belangrijk om de cliënt goed te observeren en
maatregelen te nemen op het gebied van pijnbestrijding wanneer de dementerende pijn
ervaart.
35
ZelfredzaamheidsRadar








Wonen in een schoon en leefbaar huis;
Wonen in een geschikt huis;
Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;
Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;
Thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;
Zich verplaatsen in, om en nabij het huis;
Zich verplaatsen per vervoermiddel;
De mogelijheid hebben om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen
aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.
36
37
Als ik zo oud geworden ben
dat ik geen mensen meer herken,
en niet eens je naam meer weet
pak dan mijn hand nog even beet.
En zeg me zo gedag
laat me voelen dat je me mag.
Wellicht dat ik het gevoel herken
dat ik voor iemand, iemand ben.
38
Download