Leidraad geheugenproblematiek Kan ik u helpen? Versie 2, december 2014 Inhoudsopgave Voorwoord………………………………………………………………………………………. Blz. 3 WMO Gemeenten ……………………………………………………………….….………..Blz. 4 Is het dementie? (brochure Alzheimer Nederland) ………………..………… Blz. 5 Vragenlijst voor iedereen die zich zorgen maakt …………………….….……Blz. 13 Observatielijst voor vroege symptomen van dementie (OLD) …………. Blz. 16 Vragenlijst overbelasting mantelzorg (EDIZ vragenlijst) ……………..…… Blz. 18 Werkplan Casemanagers MDDT en WV Casemanager dementie……….Blz. 20 Autorijden en dementie ………………………………………….………………….….. Blz. 33 Andere mogelijk optredende stoornissen bij dementie ……………………Blz. 34 Medicijnen ………………………………………………………………………….…………. Blz. 35 Zelfredzaamheidsradar ………………………………………………………………….. Blz. 36 Evaluatieformulier casemanagement …………………………………………….. Blz. 37 2 Voorwoord leidraad geheugenproblematiek Dag casemanagers Netwerk Dementie Groningen, regio Oost, Voor jullie ligt de Leidraad geheugenproblematiek die geschreven is in opdracht van het Netwerk Dementie Groningen regio Oost. Deze is tot stand gekomen in samenwerking met verschillende werkgroepen casemanagers die deel uitmaken van het Netwerk Dementie Groningen regio Oost. Het werkplan voor casemanagers is geïntegreerd in deze Leidraad. Deze Leidraad is tot stand gekomen omdat casemanagers dementie aangaven eenduidig te willen werken met gestandaardiseerde formulieren. Zodat alle benodigde informatie verkregen door verschillende disciplines bij elkaar komen. Met speciale dank aan Annemarie Schothorst, die in haar werk de formulieren verzameld heeft en tot een geheel heeft gebundeld. Ook zorgt deze eenduidige manier voor meer efficientie en volledigheid in het werk als casemanager dementie. Naast een formulierenset voor uitvraag van gegevens bestaat deze Leidraad uit een naslagwerk, extra informatie, en geheugentesten om een beeld van de problematiek te kunnen schetsen (zonder meteen een diagnose te stellen!) De Leidraad geeft duidelijk aan in welke fase de client zich bevindt en welke formulieren hiervoor gebruikt kunnen worden. We hopen dat je er veel plezier aan beleeft, en dat het helpt in je werk als casemanager dementie. Hartelijke groet, Mede namens de werkgroepleden casemanagement dementie: Manny Gelling; Karin Vink; Annemarie Schothorst. Regiocoordinatoren Netwerk Dementie Oost Groningen: Liesbeth van Woerkom; Mirjam van Dijk. 3 WMO- gemeenten 4 Is het dementie? (brochure Alzheimer Nederland) In dit stuk worden alle verschillen tussen vergeetachtigheid en dementie op een rij gezet. Verschijnselen van vergeetachtigheid en dementie Veertig procent van de mensen tussen de 24 en 85 jaar vindt zichzelf vergeetachtig. Dementie komt gelukkig veel minder vaak voor: boven de 65 jaar heeft tien procent dementie. Wat is het verschil tussen vergeetachtigheid en dementie? Heeft u reden om zich zorgen te maken? Of heeft u gewoon last van vergeetachtigheid? Bij vergeetachtigheid werkt het geheugen misschien niet meer zoals u zou willen. U vergeet details en komt niet op namen of woorden. Dementie gaat veel verder dan dat. Het is een hersenaandoening die meer functies van de hersenen aantast dan alleen het geheugen. Bij dementie treden daardoor gedragsveranderingen op en worden vaardigheden, spraak of besef van tijd verstoord. Dementie belemmert het dagelijks leven. Verschijnselen van vergeetachtigheid – U vergeet de details, bijvoorbeeld wie u op uw verjaardag allemaal hebben gefeliciteerd. – U kunt niet op een naam komen. Als u de naam hoort, weet u het weer. – Het opnemen van nieuwe informatie gaat iets langzamer en kost wat meer moeite. Verschijnselen van dementie – Bij dementie vergeet u in het geheel dat u uw verjaardag heeft gevierd. – Het is alsof informatie uit het geheugen verdwijnt. Als u niet op een naam komt, herkent u die naam ook niet als u hem hoort. – Het leervermogen neemt af, nieuwe informatie komt nauwelijks binnen. – Bij dementie vergeet u wat u eerder wel wist, bijvoorbeeld hoe de kinderen heten, of hoe je een boterham smeert. Mevrouw van de Pol “Ik was altijd pietje precies, maar de laatste tijd vergat ik wel eens iets. Bijvoorbeeld om een brief die ik in mijn jaszak had gestoken, onderweg naar het winkelcentrum op de bus te doen. Een dag later overkwam me hetzelfde. Ook was ik vergeten dat ik voor mijn verjaardag van mijn oudste zus een boek had gekregen. Ik schaamde me ervoor en dacht aan mijn moeder die rond haar zeventigste waarschijnlijk ook dementie heeft gekregen. Uiteindelijk ging ik naar de huisarts, die me allerlei vragen stelde. Hij gaf uitleg over vergeetachtigheid. Dit stelde me gerust. Nu ga ik gewoon weer boodschappen doen, mét een envelop in mijn jaszak.” 5 Is het dementie? Vergeetachtigheid, reden tot ongerustheid? Een naam die met geen mogelijkheid te binnen wil schieten, boodschappen doen en in de winkel niet meer precies weten wat u nodig had. Gewoonlijk staan mensen daar niet lang bij stil. Maar als u zich zorgen maakt over dementie, dan is zo’n gebeurtenis vaak aanleiding voor ongerustheid. Toch is het maar goed dat u niet alles onthoudt wat u hoort, ziet en meemaakt. Onze hersenen werken juist omdát we af en toe iets vergeten. Een goed werkend geheugen zorgt ervoor dat allerlei informatie over wat u dagelijks hoort, ziet, voelt, ruikt en proeft wordt opgeslagen. Allerlei systemen in het geheugen werken nauw met elkaar samen om te verwerken wat we op een dag meemaken. Maar ook om herinneringen weer naar boven te halen. Dat opnemen van informatie gaat snel en vaak onbewust. Lange zenuwbanen brengen informatie uit de buitenwereld die via de ogen, huid, neus, mond en oren binnenkomt, naar de hersenen. Daar gaan hersencellen aan de slag om prikkels te verwerken en vertalen. Hoe het geheugen werkt Alle binnengekomen informatie gaat eerst naar ons ‘zintuiglijk geheugen’. Al snel stuurt dit zintuiglijk geheugen de informatie door naar het kortetermijngeheugen: een soort buffer waar een beperkte hoeveelheid informatie kan worden opgeslagen. In deze ‘geheugenspanne’ kunt u een paar minuten informatie vasthouden, bijvoorbeeld om even een telefoonnummer te onthouden en op te schrijven. Alle belangrijke informatie wordt vervolgens geselecteerd en opgeslagen in het langetermijngeheugen, zodat u morgen en misschien zelfs volgend jaar nog weet wat u vandaag hebt beleefd. Dit geheugen is oneindig groot en de informatie wordt er geordend opgeslagen, zodat ze een leven lang kan worden bewaard. Herinneringen ophalen In het langetermijngeheugen zoeken we informatie op als we ons dingen willen herinneren, bijvoorbeeld een naam, of wat u vorig jaar voor uw verjaardag hebt gekregen. De informatie is ingebed in een complex systeem van herinneringen, zodat u deze niet zomaar verliest. Hoe meer aanknopingspunten er zijn, hoe eenvoudiger u iets terugvindt. Daardoor is het gemakkelijker om informatie te herkennen, dan om zelf een herinnering op te roepen. Het gezicht van een politicus kunt u zich bijvoorbeeld niet helemaal herinneren, maar als u hem ziet, herkent u hem wel. Het oudere geheugen Naarmate we ouder worden werkt alles minder snel, ook het geheugen. Oudere mensen onthouden daardoor minder goed. Ook hebben ze meer moeite om hun aandacht vast te houden. Daardoor wordt het moeilijker om tegelijkertijd met verschillende dingen bezig te zijn: u raakt sneller afgeleid. Lichamelijke of psychische klachten kunnen er ook voor zorgen dat uw geheugen tijdelijk minder goed werkt. 6 Op het puntje van de tong Als u vergeetachtig bent, kunt u bepaalde informatie in uw geheugen niet goed terugvinden. Het gevoel dat het antwoord ‘op het puntje van uw tong’ ligt, is daarbij herkenbaar. De informatie is ergens in uw hoofd opgeslagen, bijvoorbeeld hoe dat plaatsje in Spanje heette waar u op vakantie bent geweest, maar u kunt het even niet vinden. Meestal schiet zoiets na een tijdje wel weer te binnen. Oorzaken van vergeetachtigheid Als iemand vergeetachtig is, kan er van alles aan de hand zijn, zonder dat er sprake is van dementie. Vaak is het lastig om één duidelijke oorzaak aan te wijzen. Mensen kunnen last hebben van (ouderdoms)vergeetachtigheid, maar vergeetachtigheid kan ook een lichamelijke of psychologische oorzaak hebben. - Oudere leeftijd Veel mensen merken dat ze vaker iets vergeten als ze ouder worden. Dat komt vooral doordat het geheugen langzamer werkt. Met het ouder worden gaat alles meer tijd kosten en ook het geheugen doet er langer over om informatie op te slaan of herinneringen op te halen. Daarnaast hebben ouderen meer moeite met het vasthouden van hun aandacht. Het lukt niet meer goed om twee dingen te gelijk te doen en concentreren gaat moeilijker. Hierdoor slaat het geheugen de informatie minder goed op. - Geneesmiddelen Het gebruik van slaapmiddelen of een combinatie van verschillende geneesmiddelen kan geheugenklachten geven. Bent u onzeker over het effect van uw medicijnen op uw geheugen? Noteer dan goed wat u slikt en ga naar de huisarts. Noteer ook de middelen die u zelf bij de apotheek of drogist hebt gehaald, zoals homeopathische middelen. - Voeding Wanneer het lichaam van sommige vitaminen te weinig binnenkrijgt, kunnen de hersenen minder goed werken. Vooral vitamine B, dat veel voorkomt in vlees, speelt hierbij een belangrijke rol. Ook als u te weinig drinkt, kunt u geheugenproblemen krijgen. Daarnaast heeft ook (te veel) alcohol invloed op het geheugen. Zeker bij ouderen, omdat zij gevoeliger zijn voor de effecten van alcohol dan jongeren. - Ziekten Bepaalde ziekten, zoals infectieziekten, kunnen vergeetachtigheid veroorzaken. Ook als de schildklier te veel of te weinig werkt, kan vergeetachtigheid ontstaan. Soms treden geheugenproblemen op na een hersenschudding of narcose. Of als vrouwen in de menopauze komen. Meestal kunnen deze oorzaken worden verholpen of ze gaan voorbij. 7 - Te veel zorgen Soms worden mensen zó door iets in beslag genomen, dat er in hun hoofd als het ware geen plaats meer is voor andere dingen. Bijvoorbeeld als ze zich snel zorgen maken, veel stress hebben en piekeren, een grote tegenslag te verduren hebben of depressief zijn. Geheugenproblemen door te veel zorgen zijn in principe onschuldig. Over het algemeen verdwijnen de klachten vanzelf wanneer de zorgen afnemen. - Te weinig prikkels Als iemand af en toe eens iets vergeet, schaamt hij zich misschien voor zijn vergeetachtigheid. Dit kan reden zijn om situaties uit de weg te gaan, waarbij andere mensen zijn vergeetachtigheid kunnen opmerken. Een begrijpelijke, maar ook gevaarlijke reactie. Hierdoor kan iemand zich terugtrekken uit het gewone leven en erg eenzaam worden. Wanneer hij te weinig prikkels krijgt, wordt het geheugen te weinig gestimuleerd en kan het geheugen afnemen. Vergeetachtigheid: lastig maar niet verstorend Vergeetachtigheid is misschien lastig, maar de meeste mensen kunnen dit goed oplossen met geheugensteuntjes, aantekeningen of een agenda. Het zijn de details die u niet onthoudt: uw hersenen kunnen de informatie even niet terugvinden, maar deze is wel opgeslagen. Uw dagelijks leven wordt er niet door verstoord. Als u weinig onthoudt, maar wél zonder problemen het huishouden doet, de financiën regelt, of ergens naartoe reist, dan is de kans klein dat u dementie heeft. Een lijstje voor de boodschappen is normaal. Het wordt zorgelijk als u een kladje nodig hebt om u te herinneren dat u kleinkinderen hebt. Dementie: dagelijks leven wordt verstoord Mensen die lijden aan dementie kunnen nauwelijks nieuwe informatie meer in het geheugen opnemen en daardoor gebeurtenissen slecht onthouden. Als de telefoon gaat, kunnen ze vijf minuten later vergeten zijn wie er heeft gebeld, maar ook dát er is gebeld. De dagelijkse dingen die normaal vanzelf gaan, zoals aankleden, afwassen en koffie zetten, kosten meer tijd. En omdat iemand met dementie alledaagse situaties niet meer goed kan inschatten, gaat hij bijvoorbeeld in pyjama boodschappen doen of krijgt hij problemen met autorijden. Ook kan hij geleidelijk van karakter veranderen en bijvoorbeeld onrustig of wantrouwend worden. Tien signalen van dementie Dementie kenmerkt zich door een geleidelijke achteruitgang van het geestelijk functioneren. Onderstaande verschijnselen doen zich in samenhang voor. We spreken pas van dementie als deze verschijnselen zo ernstig zijn dat ze het dagelijks leven verstoren. 1. Vergeetachtigheid Mensen met dementie vergeten nieuwe informatie, belangrijke data of gebeurtenissen. Ze stellen steeds dezelfde vragen en zijn afhankelijk van spiekbriefjes of familie. 8 2. Problemen met dagelijkse dingen Gewone dingen, zoals hobby’s of de financiën regelen gaan steeds moeilijker. Ook plannen, of activiteiten in een bepaalde volgorde, leveren problemen op. Bijvoorbeeld koffie zetten of een maaltijd bereiden. 3. Vergissingen met tijd en plaats Het besef van tijd en plaats wordt minder, waardoor iemand met dementie moeilijker kan bepalen hoe laat, welke dag, welk seizoen of welk jaar het is. De weg vinden wordt moeilijker. Mensen met dementie vergeten soms waar ze zijn en hoe ze er zijn gekomen. 4. Taalproblemen Het gebruiken en begrijpen van taal kan moeilijker worden. Hierdoor kunnen mensen met dementie gesprekken lastig volgen, eenvoudige woorden vergeten, niet meer goed schrijven en steeds moeilijker op namen komen. 5. Spullen kwijtraken Iemand met dementie raakt spullen kwijt en kan niet achterhalen waar hij ze gelaten heeft. Vaak blijken spullen op vreemde plekken te liggen, bijvoorbeeld een portemonnee in de koelkast. 6. Slecht beoordelingsvermogen Situaties inschatten en keuzes maken wordt lastiger. Mensen met dementie kunnen aanbiedingen slecht inschatten, spullen kopen die niet nodig zijn of grote sommen geld uitgeven. 7. Terugtrekken uit sociale omgeving door faalangst Doordat mensen met dementie problemen ondervinden bij het uitvoeren van hobby’s en het voeren van gesprekken, kunnen zij door de dementie een soort faalangst krijgen. Uit angst het fout te doen onderneemt iemand met dementie minder en zit bijvoorbeeld urenlang voor de televisie en slaapt veel langer. 8. Veranderingen in gedrag en karakter Gedrag en karakter kunnen veranderen en stemmingen opeens wisselen. Door de dementie wordt iemand vaak verward, achterdochtig, depressief of angstig en zonder aanleiding kwaad of verdrietig. 9. Onrust Het lijkt of iemand met dementie steeds iets zoekt, moet opruimen of iets anders moet doen. Dit constante gevoel van onrust leidt vaak tot slaapproblemen. 9 10. Visuele problemen Problemen bij lezen, afstand inschatten of onderscheiden van kleur of contrast, terwijl de ogen op zich goed werken. Ook herkennen mensen met dementie zichzelf soms niet in de spiegel. De dochter van meneer Klaassen “Mijn vader is 75 jaar en al 20 jaar weduwnaar. Hij veranderde en ook zijn toenemende vergeetachtigheid viel ons op. Hij stelde vaak dezelfde vragen, raakte regelmatig iets kwijt. Terwijl hij er altijd onberispelijk uitzag, was zijn overhemd nu vaak verkeerd geknoopt. Ik verweet hem dat hij zelden meer zelf opbelde en nooit informeerde naar de kleinkinderen. De huisarts verwees mijn vader door naar het ziekenhuis. Daar deden ze een geheugentest, een bloed onderzoek en maakten ze een computerfoto van zijn hersenen. De diagnose was: de ziekte van Alzheimer. We schrokken hier erg van, maar het luchtte ook op. We lazen meer over de ziekte en sinds we weten wat er aan de hand is, zijn er ook minder wrijvingen.” Feiten over dementie Vijf procent van de Nederlanders tussen de 65 en 70 jaar heeft dementie, boven de 80 is dit twintig procent. Naar schatting zijn er in ons land 12.000 mensen met dementie jonger dan 65. Ieder uur krijgen in Nederland vier mensen dementie. Ruim 250.000 mensen lijden aan dementie, dat aantal verdubbelt de komende jaren. Naarmate de leeftijd vordert, stijgt de kans op dementie. Verloop van de ziekte Mensen met dementie leven gemiddeld acht jaar met de ziekte. Zeventig procent van de mensen met dementie woont thuis, met hulp van hun naasten. De klachten nemen gedurende het ziekteproces toe. Op den duur hebben bijna alle mensen met dementie 24 uur per dag zorg nodig. Uiteindelijk overlijden ze meestal aan de gevolgen van dementie. 10 Ziekte van Alzheimer De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende oorzaak van dementie (zeventig procent) en is genoemd naar de Duitse zenuwarts Alois Alzheimer. Hij beschreef begin twintigste eeuw de hersenafwijkingen die bij deze ziekte horen. De oorzaak van de ziekte is nog niet gevonden en genezing nog niet mogelijk. Wel zijn er medicijnen die bij sommige mensen de achteruitgang tijdelijk vertragen. Andere behandeling is erop gericht om zo goed mogelijk om te kunnen gaan met de ziekte, en op ondersteuning van de persoon met dementie en zijn naasten. Kenmerkend voor de ziekte van Alzheimer zijn eiwitophopingen (plaques) en eiwitkluwen (tangles) in de hersenen en een verschrompeling van de hersenschors. Hersencellen kunnen steeds minder goed contact maken met elkaar en met de zenuwen die informatie van en naar de hersenen doorgeven. De aantasting begint in de hippocampus: dit gedeelte van de hersenen is belangrijk voor de vorming van het geheugen. Hierdoor treden geheugenproblemen op. Andere hersendelen worden vervolgens aangetast, zoals de amandelklier (amygdala) die emoties controleert, en de hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor denken, praten en beslissen. Vasculaire dementie Vasculaire dementie komt in ongeveer vijftien procent van de gevallen voor. De oorzaak hiervan is een hersenbeschadiging die kan ontstaan door infarcten (stoornissen in de bloedvoorziening), bloedingen of zuurstofgebrek. Als een bloedvaatje in de hersenen stukgaat of verstopt raakt, sterft een gedeelte van het hersenweefsel af. Gebeurt dit meerdere keren, dan kan dementie ontstaan. Mensen met deze ziekte hebben meestal ook problemen met hart en bloedvaten. De meest bekende oorzaken van vasculaire dementie zijn: een Cerebro Vasculair Accident (CVA), multi-infarct (MID), de ziekte van Binswanger en CADASIL. De verschijnselen beginnen vaak abrupter dan bij de ziekte van Alzheimer en zijn afhankelijk van de plaats waar de infarcten of bloedingen optreden. Stemmingswisselingen, ernstige depressie, motorische stoornissen, waardoor het lopen moeilijk gaat of de stem zacht klinkt, en epilepsie kunnen optreden. Kenmerkend zijn meestal traagheid, aandachts- en concentratieproblemen en apathie. Lewy body dementie Bij Lewy body dementie treden karakteristieke veranderingen op in de hersenen. Lewy body’s (lichaampjes) zijn abnormale inkapselingen van eiwitbevattend materiaal in de hersencellen. Geschat wordt dat deze ziekte 10 tot 25 procent van de gevallen van dementie veroorzaakt. Kenmerkend voor Lewy body dementie zijn de schommelende achteruitgang in geestelijk functioneren en de verschijnselen die ook voorkomen bij de ziekte van Parkinson, zoals stijfheid, langzame beweging, vlakkere gelaatsuitdrukking en een zachte stem. In vergelijking met de ziekte van Alzheimer blijven het geheugen en het handelen vaak lang gespaard. 11 Frontotemporale dementie Bij frontotemporale dementie zijn het voorste deel van de hersenen, de frontaalkwab, en de slaapkwab beschadigd. De beschadigingen leiden tot veranderingen in persoonlijkheid en gedrag. Is ook de temporaal- of slaapkwab aangedaan, dan treden stoornissen in taal en spraak op. Stoornissen in het denkvermogen vallen pas later op.Initiatiefloosheid en passiviteit komen bij frontotemporale dementie vaak voor. De controle over gedrag, gedachten, emoties en gevoelens verdwijnt, waardoor mensen met deze ziekte vaak onberekenbaar gedrag vertonen. Ze lijken soms geen verdriet of angst meer te kennen en hebben moeite om oorzaak en gevolg te onderscheiden. Ziekte-inzicht ontbreekt. Later in de ziekte treden geheugenproblemen op. Andere vormen van dementie Andere oorzaken van dementie komen relatief weinig voor. De meest bekende zijn: – Ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Dit is een zeer snel verlopende vorm van dementie, met een gemiddelde ziekteduur van ongeveer één jaar. – Ziekte van Parkinson. Een deel van de mensen met deze ziekte krijgt symptomen van dementie. Voordelen van een vroege diagnose Als blijkt dat u dementie hebt, kan de diagnose hard aankomen. Maar bij een vroege diagnose kan behandeling de ziekte mogelijk vertragen. Bovendien kunt u dan nog veel dingen zelf regelen. Bijvoorbeeld advies inwinnen over zorg, wonen en financiën. Zo kunt u ervoor zorgen dat u de hulp krijgt die u wenst. Dat geeft u en uw familie rust. U staat er niet alleen voor. Als u dementie hebt, kunnen uw familie en instanties zoals Alzheimer Nederland u adviseren en helpen. Door de ziekte te aanvaarden en uw activiteiten aan te passen, leert u met dementie omgaan. Alhoewel dat natuurlijk gemakkelijker gezegd is, dan gedaan. Ook helpt het om er open over te zijn. Door te zeggen dat u dementie hebt, kan uw omgeving er rekening mee houden. Zo zorgt u ervoor dat u er niet alleen voor staat. 12 Vragenlijst voor iedereen die zich zorgen maakt Maakt u zich zorgen over de vergeetachtigheid van uzelf of een ander? Vul dan de vragenlijst in. De Geheugenpolikliniek van het Academisch Ziekenhuis Maastricht en het Alzheimer Centrum Limburg ontwikkelden de vragenlijst. Deze stelt nadrukkelijk geen diagnose dementie vast, en sluit deze ook niet uit. De resultaten zijn hoogstens reden om naar de huisarts te gaan voor nader onderzoek. Geef bij elke vraag aan hoe vaak u het meemaakt en tel aan het eind de scores van alle vragen op nooit = 0 punten zelden = 1 punt soms = 2 punten vaak = 3 punten zeer vaak = 4 punten Nooit - Zeer Vaak 1. Iets lezen en vlak daarna niet meer weten wat u gelezen hebt. 2. Vergeten waarom u naar een bepaald gedeelte van uw huis bent gelopen. 3. Wegwijzers over het hoofd zien. 4. Links en rechts verwarren bij het beschrijven van een route. 6. Niet meer weten of u het licht of gas hebt uitgedaan of de deur hebt afgesloten. 10. Boos worden en daar later spijt van hebben. 7. Niet luisteren naar de naam van iemand, als hij zich voorstelt. 8. Iets eruit flappen en achteraf bedenken dat het beledigend zou kunnen zijn. 9. Niet merken dat iemand iets tegen u zegt als u met iets anders bezig bent. 5. Per ongeluk tegen mensen opbotsen. 12. Vergeten welke straat u moet inslaan als u een route kiest die u goed kent, maar zelden gebruikt. 13. In een supermarkt niet kunnen vinden wat u zoekt, terwijl het er wel is. 14. U plotseling afvragen of u een woord op de juiste manier gebruikt. 15. Moeite hebben met beslissingen nemen. 16. Afspraken vergeten. 11. Belangrijke brieven dagenlang onbeantwoord laten. 21. Beginnen met iets, maar het niet afmaken omdat u ongemerkt met iets anders bent begonnen. 20. Namen van mensen vergeten. 22. Niet op een woord komen, terwijl het ‘op het puntje van uw tong’ ligt. 18. Per ongeluk iets weggooien dat u nodig hebt en bewaren wat u weg wilde gooien. 19. Dagdromen, terwijl u eigenlijk naar iets of iemand moet luisteren. 0 0 0 0 1 1 1 1 2 2 2 2 3 3 3 3 4 4 4 4 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 0 1 2 3 4 0 1 2 3 4 0 1 2 3 4 0 1 2 3 4 0 1 2 3 4 13 17. Vergeten waar u iets hebt neergelegd. 24. Dingen uit uw handen laten vallen. 25. In een gesprek niets meer weten om over te praten. 23. In een winkel vergeten wat u komt kopen. 0 0 0 0 1 1 1 1 2 2 2 2 3 3 3 3 4 4 4 4 Totaalscore Score 0 – 9: U hoort bij twee tot drie procent van de mensen die vrijwel geen last heeft van vergeetachtigheid. Een uitstekend geheugen dus. Score 10 – 20: U vergeet minder dan gemiddeld. Een goed geheugen. Vijftien procent van de mensen heeft deze score. Score 21 – 43: Een gemiddelde score: ruim 65 procent van de mensen heeft deze score. Uw geheugen werkt over het algemeen goed. Score 44 – 54: Uw geheugen is minder dan gemiddeld. Ongeveer vijftien procent van de mensen heeft deze score. Houd voor uzelf bij in welke situaties en omstandigheden u meer of minder problemen heeft en vul over drie maanden opnieuw de vragenlijst in. Score 55 en hoger: Uw alledaags geheugen werkt niet erg goed. Slechts twee tot drie procent heeft deze score. Een goede reden om uit te laten zoeken waar dit aan kan liggen. Een score boven de 44 hoeft helemaal geen beginnende dementie te betekenen. Er zijn wellicht andere verklaringen voor uw vergeetachtigheid. Een slecht werkende schildklier of het gebruik van medicijnen. Bovendien is dementie meer dan alleen vergeetachtigheid. Let daarom ook op andere signalen van dementie 14 15 Observatielijst voor vroege symptomen van dementie (OLD) HOOFDASPECT deelaspecten KENMERKEN COGNITIE Vergeten Herhalen Taal Begrip GECONSTATEERD A ja / B twijfel / C nee / D niet vast te stellen TIPS AANTEKENING Omcirkel een antwoord 1. Vergeet steeds welke dag het is. A B C D 2. Vergeet regelmatig gebeurtenissen die kort geleden gebeurd zijn. A B C D 3. Kan recent gehoorde verhalen of mededelingen niet meer navertellen. A B C D 4. Valt vaak in herhalingen zonder het zelf door te hebben. 5. Vertelt regelmatig hetzelfde verhaal tijdens een gesprek. A B C D A B C D Sleutelvraag: Hoe gaat het met u? (of: uw partner, familie, kinderen, kleinkindereren) 6. Kan regelmatig niet op bepaalde woorden komen. 7. Verliest snel de draad van het verhaal. A B C D Observeren tijdens gesprek A B C D A B C D 8. Aan het antwoord is te merken dat de vraag niet begrepen is. Aan de orde brengen met sleutelvragen: Hoe oud bent u? Waarvoor kwam u de vorige keer op het spreekuur? Wanneer bent u voor het laatst geweest? Observeren tijdens gesprek 16 9. Heeft meer moeite om een gesprek te begrijpen. A B C D 10. Haalt tijden door elkaar. A B C D 11. Verzint uitvluchten. A B C D A B C D DAGELIJKS FUNCTIONEREN Oriëntatie GEDRAG Facadevorming Afhankelijkheid 12. Geen specifiek item voorhanden. Vergelijken met vroeger. Let op > headturning — naar partner als iets wordt gevraagd. Scoring Als u het instrument heeft ingevuld, kunt u het volgens de onderstaande systematiek scoren: Score “A”(duidelijk) aanwezig = 1 punt; Score “B” (twijfelachtig) = 0,5 punt*; Score “A”(zeker niet aanwezig) stellen) = valt buiten scoring = 0 punten ;Score “D”(niet vast te Voor de probleemgebieden eenzaamheid en somatisatie scoort u voor Score “B” (twijfelachtig) niet 0,5 maar 1 punt Interpretatie Dit instrument geeft geen harde beslissing over de aan- of afwezigheid van psychosociale problematiek, maar slechts een indicatie. Verdere diagnostiek moet uitwijzen of er iets aan de hand is. Verdere diagnostiek is aan te raden als: De score 1 op een probleemgebied (voor cognitie geldt 2) De totaalscore 4, ook als de afzonderlijke probleemgebieden onder de grens blijven. Als de scores onder de vermelde grenzen blijven, is er waarschijnlijk niets aan de hand. Bij twijfel verdient het de aanbeveling het instrument na enige tijd nogmaals in te vullen. 17 18 19 Werkplan Casemanagers MDDT en WV Casemanager dementie Inleiding De Ketenpartners van het Netwerk Dementie Groningen regio Oost hebben de regiocoördinator regio Oost de opdracht gegeven samen middels een werkgroep samengesteld uit casemanagers van de MDDT teams Het Geheugenteam en Team 290 en WV casemanagers dementie van alle verdere betrokken ketenpartners een werkplan te schrijven die regiobreed geïmplementeerd kan worden opdat er zoveel mogelijk eenduidig kan worden gewerkt betreffende interventie t.a.v. diagnostiek en begeleiding van de dementerende cliënt en zijn of haar systeem. Binnen de regio is er sprake van 3 soorten casemanagers dementie. Casemanager MDDT team: is extra opgeleid op het gebied van dementie, en is bevoegd om screening en diagnostiek te doen in combinatie met een specialist ouderengeneeskunde. De casemanager heeft korte lijnen met andere disciplines en ondersteund en begeleidt de cliënt en mantelzorg. Daarnaast geeft de casemanager advies en voorlichting aan de verzorging; Casemanager wijkverpleegkundige: extra opgeleid op het ziektebeeld dementie. Ze werken minimaal 16 uur per week als casemanager dementie naast eventuele andere werkzaamheden als wijkverpleegkundige. Ze ondersteunen en begeleiden de cliënt en mantelzorg en geven advies en voorlichting aan de verzorging; Casemanager in het verzorgingshuis: extra opgeleid op het ziektebeeld dementie. Ze werken minimaal 16 uur per week als casemanager dementie naast eventuele andere werkzaamheden als coördinerend verpleegkundige. Ze ondersteunen en begeleiden de cliënt en mantelzorg en geven advies en voorlichting aan de verzorging. 20 Aanmelden Diagnostiek door huisarts /praktijkondersteuner of MDDT team (complex) Hulpvraag Geen dementie/cognitieve stoornissen Uit zorg Dementie voor 65e jaar Diagnostische twijfel Aanvullend Dementie volgens CBO onderzoek Overige diagnoses Intake door Casemanager Uitslag en behandelplan Informeren en overleg met huisarts bij alle stappen Doelen Casemanagement en behandeling: door wijkverpleegkundige casemanager of casemanager in verzorgingshuis, bij complexe situatie door casemanager MDDT team. Evaluatie behandelplan Diagnose heroverwegen 21 Processtappen Werkplan Aanmelden: De cliënt kan aangemeld worden in de keten via verschillende kanalen, zoals een WMO-consulent, een vrijwilliger, een medewerker huishoudelijke zorg. Cliënten worden verwezen naar de huisarts of een specialistisch MDDT team. Zodra de cliënt in beeld is wordt getracht zo spoedig mogelijk een diagnose te stellen. Indien mogelijk stelt de huisarts of praktijkondersteuner de diagnose, maar wanneer de casus complex is wordt diagnostiek uitgevoerd door het specialistisch MDDT team. MDDT team: Met cliënt en mantelzorger wordt een afspraak gemaakt voor vervolgonderzoek. Vervolgonderzoek wordt verricht door een specialist ouderengeneeskunde/ psycholoog. Multidisciplinair overleg tussen de arts, psycholoog en casemanager dementie. Intake door Casemanager: Inventariseren en analyseren ziekte-/ zorgvragen middels de formulieren van het netwerk dementie Groningen (zie bijlagen). Verwijzen naar MDDT team van keuze, ingevulde formulieren gaan met de cliënt mee. Uitslag en behandelplan- doelen: Diagnose bespreken met cliënt en mantelzorg; Diagnose, advies en eventuele vervolgstappen bespreken met de cliënt, mantelzorg en de huisarts. Casemanagement en behandeling: Begeleiding en ondersteuning in overleg waar mogelijk door de wijkverpleegkundige Casemanager of de Casemanager in het verzorgingshuis. Waar de situatie dit niet toelaat vindt begeleiding en ondersteuning plaats door de Casemanager van het MDDT team. Cliënten worden minimaal 1 keer per jaar besproken in Multidisciplinair overleg (MDO), met minimaal een arts of psycholoog en de casemanager. Waar nodig schuiven andere disciplines aan (ergotherapeut, fysiotherapeut, etc.). Evaluatie behandelplan.: Bij veranderingen in de situatie en minimaal 1 keer per jaar wordt het behandelplan in een MDO geëvalueerd. De cliënt, mantelzorger en huisarts worden geïnformeerd bij wijzigingen in het behandelplan. 22 Intake door Casemanager/ wijkverpleegkundige De casemanager dementie inventariseert en analyseert de zorgvraag van de cliënt aan de hand van de formulieren van het netwerk dementie (zie bijlagen): Cliëntgegevens; Zorgintake. De wijkverpleegkundige casemanager dementie verwijst door naar een MDDT team naar keuze via verwijzing van de huisarts en stuurt de ingevulde formulieren door. MDDT team (arts, psycholoog en casemanager dementie): Met de cliënt en eventueel mantelzorg wordt een afspraak gemaakt voor onderzoek. De arts en psycholoog nemen hun onderzoek af volgens de CBO richtlijn en de casemanager van het MDDT team vult de heteroanamnese in (zie bijlage) en neemt evt. testen af bij de cliënt. Na afronding van de diagnostiek op de poli of in de thuissituatie wordt er een MDO georganiseerd waarbij minimaal de arts, de psycholoog en de casemanager aanwezig zijn. Diagnose en behandelplan: Diagnose en behandelplan wordt door de (huis)arts en casemanager besproken met de cliënt en mantelzorger. Casemanagement en behandeling: De cliënt wordt overgedragen aan de wijkverpleegkundige casemanager, tenzij dit niet mogelijk is vanwege bijvoorbeeld complexiteit. Minimaal 1 keer per jaar wordt de cliënt besproken in een MDO waar in ieder geval de behandelend casemanager en een specialist ouderengeneeskunde aanwezig zijn. Overige disciplines worden op indicatie uitgenodigd. Volgens afspraak behandelplan bezoekt de casemanager de cliënten. Evaluatie behandelplan: Het behandelplan wordt zonodig aangepast en minimaal 1 keer per jaar in multidisciplinair overleg geëvalueerd. Eventuele aanpassingen worden besproken met de cliënt, mantelzorger en de huisarts wordt geïnformeerd over de wijzigingen. 23 Bijlage 1: Cliëntgegevens Cliëntgegevens Inschrijfdatum: Via: Persoonsgegevens BSN nummer: Naam: Geboortedatum: Naam partner: Geslacht: Burgerlijke staat: Adresgegevens Straat: Postcode: Plaats: Telefoon: Mobiel: E-mail: Huisarts Naam: Adres: Plaats: Postcode: Telefoon: Verzekering: Naam: Polisnummer: 24 1e contactpersoon Naam: Relatie: Adres: Postcode Woonplaats: Telefoon: Mobiel: E-mail: 25 Bijlage 2: Zorgintake formulier Zorgintake D.D.: Naam+meisjesnaam+letters: Adres+telefoonnummer: Geboortedatum: Arts: Contactpersoon: Cliëntgerelateerde zorgdimensie 1.Diagnose en ernst ziektebeeld 2.Gedrag en beleving 3.Persoon en coping-stijl 4.Lichamelijke gezondheid 5.Zelfredzaamheid Huishoudelijke verzorging (IADL) Lichamelijke verzorging (ADL) 6.Dagstructuur en bezigheden 26 Zorgverlener gerelateerde zorgdimensie 7.Centrale verzorger 8.Professionele zorgverlening Situatie-/ systeemgerelateerde zorgdimensie 9.Familiesysteem en netwerk 10.Woonomstandigheden 11.Veiligheid en geldzaken Samenvatting en conclusie 27 Bijlage 3: Hetroanamnese/Levensloop Geachte familie, Zou deze lijst zo volledig mogelijk willen beantwoorden? Deze informatie is voor ons belangrijk om een beeld te krijgen van het leven van uw familielid of relatie. Daarnaast geeft het ons een beeld van zijn of haar functioneren op dit moment in vergelijking met vroeger. Biografie Kunt u iets vertellen over het gezin van hij/zij is opgegroeid? Waar is hij/zij geboren? Hoeveel broers/zussen waren er, leven zij nog? Hoe is dhr/mw opgevoed? Is dhr/mw godsdienstig ingesteld? Zo ja, hoe beleeft hij/zij het geloof nu? Wat was het beroep van vader? Hoe was de relatie met zijn/haar ouders? Waaraan zijn ouders overleden en op welke leeftijd/jaar? Komt dementie in de familie voor? Komen er lichamelijke en/psychiatrische ziekten in de familie voor? Zijn er ingrijpende gebeurtenissen/moeilijke perioden in het leven van dhr/mw geweest? Hoe was zijn/haar gedrag in deze periode? Hoe heeft dhr/mw de oorlog doorgemaakt? Welke opleiding heeft hij/zij gevolgd? Welk beroep heeft hij/zij uitgeoefend? Hoe lang? Waren er problemen met het uitoefenen van werk/beroep? 28 Kunt u iets vertellen over het huwelijk en gezinsleven van dhr/mw? Wanneer is hij/zij getrouwd? Als partner is overleden, wanneer en waaraan is hij/zij overleden? Hoe lang woont hij/zij op het huidige adres? Hoeveel kinderen zijn er geboren? In welk jaar? Leven de kinderen nog? Waar wonen de kinderen op dit moment? Wat was het rollenpatroon tussen cliënt en echtgenoot/echtgenote? Hoe was de omging met de kinderen, hoe is de relatie nu met de kinderen? Wat kunt u vertellen over het karakter/persoonlijkheid van dhr/mw? Was cliënt gelijkmatig of wisselend van stemming? Was cliënt open van aard of gesloten? Kon cliënt gemakkelijk gevoelens uiten of was cliënt geremd hierin? Was cliënt angstig van aard of niet? Maakt cliënt gemakkelijk contact? Heeft cliënt nog vriendschappelijk contact? Was cliënt opgeruimd, optimistisch of meer zorgelijk en pessimistisch? Was cliënt nauwgezet, precies of slordig? Was cliënt koppig, eigenzinnig of niet? Was cliënt kalm, rustig, druk of nerveus? 29 Was cliënt achterdochtig, wantrouwend of niet? Was cliënt agressief of niet? Was cliënt zuinig van aard? Of niet? Was cliënt zorgzaam of niet? Was cliënt zelfstandig of afhankelijk? Was cliënt actief, veel in de weer of niet? Kan dhr/mw goed alleen zijn? Hoe gaat hij/zij met problemen om Hoe is het vermogen om zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden? Hoe was hij/zij in de omgang? Beloop/ huidig functioneren Wanneer merkte u voor het eerst dat dhr/mw problemen met zijn/haar geheugen kreeg? Sinds wanneer bemerkt u geheugenproblemen? Waaraan merkte u dit, is dit geleidelijk ontstaan of juist plotseling? Is er een aanleiding te nomen voor het ontstaan van die veranderingen? Waren er toen veel lichamelijke, psychische, maatschappelijk problemen? Gebruikt dhr/mw medicijnen/alcohol/drugs? Was er sprake van een ingrijpende gebeurtenis? Wat is het beloop van de achteruitgang? 30 Zijn er ook andere veranderingen in het functioneren merkbaar, anders dan het geheugen? Hierbij kunt u denken aan oriëntatie in tijd, plaats, persoon, ruimte Veranderingen in taalgebruik/taalbegrip? Veranderingen in aandacht, nemen van initiatief? Veranderingen in het organiseren, plannen, oplossen van problemen, logisch redeneren? Gebruik van (huishoudelijk) apparaten? Doen van handelingen zoals koffiezetten, eten koken, boodschappen, huishouden? Regelen en innemen van eigen medicatie? Herkennen van voorwerpen of personen? Zich zelfstandig wassen en aankleden? Kan hij/zij nog autorijden? In welk opzicht is cliënt als persoon veranderd? Hoe zou u de stemming van dhr/mw beschrijven? Opgewekt, blij of juist verdrietig en somber? Kan hij/zij nog genieten van gebeurtenissen en contacten? Zijn er veranderingen in het eet- en slaappatroon? Vallen andere gewoonten op? Hoe ziet zijn of haar daginvulling er nu uit? 31 Heeft of had hij/zij speciale hobby’s of interesses? Heeft hij/zij contacten met buren en vrienden of familieleden? Nam hij/zij deel aan verenigingsleven? Wat denkt u zelf dat er met hij/zij aan de hand is? Waarbij heeft u hulp en ondersteuning nodig? Wilt u precies weten wat er aan de hand is? Welke zorg/hulp ontvangt dhr/mw op dit moment? Van wie ontvangt hij/zij deze zorg? Zijn er knelpunten in deze zorg? 32 Autorijden en dementie Sinds begin januari 2010 mogen mensen die de diagnose zeer lichte of lichte dementie hebben auto blijven rijden. Een voorwaarde is dat zij een rijtest bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) goed doorstaan. Mensen met een matige of ernstige vorm van dementie zijn altijd ongeschikt voor het besturen van een motorrijtuig. Onbevoegd Iemand met dementie is in principe onbevoegd tot het besturen van een motorvoertuig. De verzekering kan in verband met die onbevoegdheid besluiten niet uit te keren in geval van schade. Mensen met een diagnose 'zeer lichte' of 'lichte' dementie mogen echter in bepaalde gevallen hun rijbewijs behouden. Rijtest Een voorwaarde is dat een rijtest bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) goed wordt doorstaan. De geschiktheidstermijn is één jaar. In uitzonderingsgevallen is de termijn langer, echter nooit meer dan drie jaar. Overigens mogen mensen met dementie gebruik maken van een fiets met hulpmotor, een scootmobiel en een brommobiel (45 km/uur autootje). Nog geen diagnose Bij een groot aantal mensen met dementie is de diagnose nog niet gesteld. Dementie is een sluipend proces. Er komt een moment waarop het autorijden niet langer verantwoord is. De vraag is alleen: hoe weet u als naaste wanneer dat punt is bereikt? Mensen met dementie hebben namelijk meestal geen inzicht in hun verminderd rijvermogen. Problemen met rijden Als bestuurder van een auto is het belangrijk dat je de weg kunt vinden en verkeerssituaties goed kunt beoordelen en inschatten. Mensen met dementie hebben hier vaak problemen mee. Zij verdwalen als bestaande verkeerssituaties ineens veranderd zijn, zoals bij wegomleidingen, maar soms ook als zij in bekend gebied rijden. In situaties waarin snel moet worden gereageerd of de aandacht over meerdere zaken tegelijk verdeeld moet worden, verliest iemand met dementie het overzicht. Omdat hij zich onzeker of onvoorspelbaar gaat gedragen, ontstaan er meer gevaarlijke verkeerssituaties. Tips Parkeer de auto om de hoek en leg de autosleutels weg. De persoon met dementie wordt er dan minder aan herinnerd dat hij auto wil rijden. Maak de auto onklaar. U kunt bijvoorbeeld bij de garage een startonderbreker laten installeren die moet worden gedeactiveerd om de auto te starten. Bied uw diensten als chauffeur aan, of stel met de familie een rijschema op. Ruil de auto in voor een ander merk of model. Als de persoon met dementie de auto niet kent, is de kans groter dat hij een ander laat rijden. Hebt u zelf geen rijbewijs, laat dan toch de verkeersveiligheid voorgaan boven de verleiding uw dementerende ouder achter het stuur te laten zitten. 33 Andere mogelijk optredende stoornissen bij dementie Emotionele stoornissen of affectlabiliteit Iemand kan zijn emoties niet meer zo gemakkelijk onder controle houden. Men kan zonder duidelijke aanleiding boos, blij of verdrietig zijn. Stemmingsstoornissen zijn vaak vroege symptomen van dementie. De stemming is vaak depressief en angstig. Trouwens, wie zou niet bang worden of verdrietig zijn wanneer hij/zij de omgeving meer en meer als "vreemd" gaat beleven. Stoornissen in het handelen als gevolg van apraxie, agnosie Aangeleerde vaardigheden gaan achteruit. Dat betreft ingewikkelde zaken als rekenen, tekenen, schrijven, maar ook meer alledaagse handelingen als aankleden, knopen dichtmaken, eten en toiletgang. Het uitvoeren van dit soort praktische handelingen wordt onmogelijk, zonder dat er van verlamming sprake is. Men weet niet meer hoe en in welke volgorde men bepaalde handelingen moet verrichten. Dat wil zeggen dat de ADL functies (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen), zoals wassen, aankleden, eten, toiletbezoek gestoord raken. Bijvoorbeeld iemand schenkt thee in de suikerpot. De stoornis in het praktisch handelen heet apraxie. Wanneer de herkenning gestoord is, spreken we van agnosie. Deze agnosie betreft niet alleen gestoorde herkenning van hetgeen gezien wordt. Ook kunnen reuk-, gehoor- en tastagnosie voorkomen. De zintuigen zijn intact meer het signaal wordt niet meer gekoppeld aan de juiste betekenis. Stoornissen in de taal: afasie Ook het spreken kan moeilijk worden of eigenlijk moet gezegd worden: de taal. De zinnen worden gebroken, men heeft moeite met het vinden van het juiste woord. Deze taalstoornissen worden afasie genoemd. Wanneer men het goede woord niet meer kan vinden of een verkeerd woord gebruikt spreken we van een benoemingsstoornis ofwel een expressieve of motorische afasie. Wanneer men niet meer begrijpt wat er wordt gezegd, dus als er problemen zijn met het begrijpen van de taal, spreken we van een sensorische afasie. Afasie kan ook door een geheel andere oorzaak ontstaan (bijvoorbeeld als gevolg van een hersenbloeding) en mag niet altijd als een zichtbaar teken van dementie opgevat worden. Oordeels- en kritiekstoornissen Het inzicht in eigen functioneren wordt minder. Men weet niet hoe men op iets moet reageren of men reageert niet adequaat. Bijvoorbeeld: bij het overlijdensbericht van een familielid reageert iemand met een blijde lach. Er treedt een verval van de waarneming op - of beter - er treedt verval van de verwerking van de waarneming op. Als de inprenting verstoord is dan spreekt dat wat waargenomen wordt niet meer aan: er is dan geen inzien en doorzien. De intelligentie-stoornissen dragen hier natuurlijk ook aan bij. Een verkeerde beoordeling van een situatie heeft een ander (verkeerd?) gedrag tot gevolg. Ziektebesef of ziekte-inzicht Soms heeft men geen besef van eigen falen. Bijvoorbeeld: "Hoe is het met uw geheugen?". "Prima". Terwijl iemand tevoren blijk heeft gegeven van een falend geheugen. 34 Medicijnen Vertragen Alzheimer In Nederland zijn drie middelen voor de ziekte van Alzheimer beschikbaar (galantamine, rivastigmine, memantine). Deze medicijnen genezen niet de beschadiging van de hersenen, maar kunnen de gevolgen van het ziektebeeld beperken. Het dagelijks functioneren op het gebied van geheugen, denken, taal en handelen kan door de geneesmiddelen verbeteren. De effecten van de medicijnen zijn per persoon verschillend en niet te voorspellen. Een vroegtijdige diagnose is belangrijk. Hoe eerder de diagnose dementie gesteld wordt, des te beter kunnen medicijnen het ziekteproces vertragen. Bijwerkingen Misselijkheid; Braken; Diarree; Slaperigheid; Duizeligheid; Hoofdpijn. Onrust, wanen en agressiviteit verminderen Mensen met dementie hebben vaak last van hevige onrust, angsten, agressiviteit en wanen. Antipscychotische middelen onderdrukken deze verschijnselen. Pijnbestrijding Vaak wordt pijn onderschat bij mensen met dementie en vindt onderbehandeling plaats op het gebied van pijnbestrijding. Het is belangrijk om de cliënt goed te observeren en maatregelen te nemen op het gebied van pijnbestrijding wanneer de dementerende pijn ervaart. 35 ZelfredzaamheidsRadar Wonen in een schoon en leefbaar huis; Wonen in een geschikt huis; Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften; Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding; Thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren; Zich verplaatsen in, om en nabij het huis; Zich verplaatsen per vervoermiddel; De mogelijheid hebben om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. 36 37 Als ik zo oud geworden ben dat ik geen mensen meer herken, en niet eens je naam meer weet pak dan mijn hand nog even beet. En zeg me zo gedag laat me voelen dat je me mag. Wellicht dat ik het gevoel herken dat ik voor iemand, iemand ben. 38