IT's COMPLICATED een sterk pleidooi voor vrijheid en steun recensie boek danah boyd over jongeren en hun media Bram Tenhaeff In een kleine 10 jaar is het ontstaan, de cultuur van jongeren die 6 uur per dag intensief op hun apparaatjes loeren: snap chattend, contactend, zoekend en gamend lijken de jongeren vaak onbereikbaar geworden voor mensen om ze heen. De Amerikaanse onderzoekster danah boyd - ze schrijft haar naam consequent met kleine letters - heeft in het Digital Youth Project van het MIT in Berkeley 10 jaar etnografisch onderzoek gedaan naar wat Amerikaanse jongeren in die 6 uur doen. Naast de kids gezeten en met ze mee pielend, heeft ze Amerikaanse jongeren uitgebreid geïnterviewd. Dit heeft eerst in een proefschrift geresulteerd en nu in het gevoelige boek It's complicated, mi verreweg het beste werk dat er tot nog toe over deze thematiek is verschenen. Boyd heeft compassie met haar jongeren, ze schrijft liefdevol over de grote thema's die er bij jongeren spelen: vrijheid, gelijkheid, vriendschap, identiteit, sexualiteit, pesten en ook . . . leren. Ze komt met veel statistisch materiaal, maar laat het daar beslist niet bij. Ze wil haar jongeren, en hun ouders en leerkrachten opvoeden, waar Patti Valkenburg ophoudt begint zij. It’s complicated is een boek met een stevige sociaalwetenschappelijke basis, bedoeld om ouders en leerkrachten te leren wat wel en wat niet te doen in hun omgang met moderne jongeren. Elk van de 8 hoofdstukken waar het boek uit bestaat eindigt met een mes scherpe aanbeveling. Zo eindigt het boek met een fraai perspectief: “Networked publics are here to stay. Rather than resisting technology or fearing what might happen if youth embrace social media, adults should help youth develop the skills and perspective to productively navigate the complications brought about by living in networked places. Collaboratively, adults and youth can help create a networked world that we all want to live in.” Etnografie is geen apart vak, het is een sociaalwetenschappelijke methode. De methode maakt gebruik van gestuurde, kwalitatieve interviews en wordt gebruikt om relatief afgesloten sociale werelden in kaart te brengen. Jean Piaget heeft de methode gebruikt toen hij in de jaren 20 onderzoek deed naar cognitieve schema’s van jonge kinderen en pubers, Irving Goffman heeft de methode in de jaren 50 en 60 gebruikt bij zijn onderzoek naar stigmatisering van psychiatrische patiënten en Sherry Turkle heeft de methode de afgelopen decennia gebruikt om psychologische en filosofische ideeën van kinderen over computers en robots te beschrijven. Nu heeft danah boyd etnografische technieken gebruikt om de wereld van Amerikaanse pubers en hun gadgets te beschrijven. Bij Piaget, Goffman en Turkle heeft de methode tot belangrijke inzichten geleid: wat heeft boyds etnografisch werk opgeleverd? Boyd heeft niet alleen een technische maar ook een sociaalwetenschappelijke achtergrond, ze is niet zo maar een techneut die jongeren interviewt over hun ICT-gedrag. Ze is niet optimistisch over de liberaliserende en bevrijdende werking van het internet en van de moderne gadgets. Het sterkste punt van haar boek is het voortdurend benadrukken dat de ICT-activiteiten van jongeren vaak verklaarbaar zijn in termen van sociale verschijnselen buiten de wereld van de apparaatjes. Ze is geen techniek-fetisjist die nieuwe verschijnselen vooral aan de nieuwe apparaatjes wijt, ze plaats nieuw gedrag altijd in de vigerende sociale context. Een duidelijk voorbeeld is het raciale karakter van de Amerikaanse samenleving. De gemengde scholen die boyd bezoekt zijn werelden waarin de segregatie extreem is: in pauzes staan witte kinderen bij elkaar in de ene hoek, zwarte in een andere hoek en zitten aziaten en hispanics in weer andere delen van het schoolgebouw bij elkaar. In het klaslokaal lijkt de schoolpopulatie een fraaie Benettonreclame, waarin rassen goed mengen. Maar de werkelijkheid is anders, totaal anders. De voor- en naschoolse werkelijkheid en ook de werkelijkheid van de moderne media is dat wit met wit facebookt en al die andere dingen doet. Als danah boyd leerlingen bevraagt over hun digitale vrienden zeggen ze dat hun vriendenkringen gemengd zijn, maar bij inspectie van foto’s op Facebook blijkt dat absoluut niet te kloppen. Digitale vriendenkringen zijn net zo gesegregeerd als de vriendenkringen in de echte wereld. Dit verschijnsel doet zich waarschijnlijk ook op Nederlandse gemengde scholen voor, waar allochtoon en autochtoon wel in de zelfde klas kunnen zitten maar daarom niet per se digitaal intiem met elkaar hoeven te zijn. Een ander punt dat me trof was de manier waarop boyd schrijft over vrijheid. Als vader van jonge kinderen gebruik ook ik mijn I-Phone en het net regelmatig om te kijken wat ze zoal doen, waar ze zijn, of ze al slapen enz. enz.. Op mijn mobiel zie ik hoe laat ze zijn gaan slapen, vooral in het weekend kijk ik daar naar. Ondanks het gemopper van mijn jongste twee heb ik er niet aan gedacht dat dit gedrag een voorbeeld is van overdreven controle en van bemoeizorg. Boyd lezend begon ik anders over mezelf te denken: net als al die andere al te lieve ouders om me heen ben ook ik veel bezig mijn kinderen te beknotten. Boyd plaatst dit gedrag in een jarenlange serie veranderingen in de leefwereld van westerse kids. Het gaat dan over het steeds vaker kinderen met de auto naar school brengen, om overvolle agenda’s van jongeren die heel vaak door hun ouders gevuld worden, zo vaak dat één van de pubers die boyd interviewt klaagt “Zelfs in het weekend ben ik nooit vrij, mijn moeder plant alles vol!” Maar niet alleen ouders dwingen meer dan ooit, onze hele samenleving doet dat (zowel in de USA als in Europa). Over haar eigen jeugd in de jaren 90 zegt boyd dat de enige regel die ze van huis mee kreeg was “to be home before dark”. Ze had dus dagelijks uren de tijd om met pubers op pleinen en in winkelcentra rond te hangen. Ze beschrijft haar herinneringen daaraan, vooral als die herinneringen anders zijn dan de wereld die pubers nu aantreffen. Pubers zijn nu niet meer welkom rondom winkels. Er is in de USA veel wetgeving tegen het rondhangen van pubers, in winkelcentra worden de gangen schoon geveegd en er wordt ultrasoon geluid geproduceerd om hangjongeren weg te jagen. Toen ik dit las dacht ik aanvankelijk “Die Amerikanen zijn gek!”. Maar navragen leerde me dat dit in ons land ook gebeurt: ook op Geesterduin in Castricum worden jongeren met zulke hondenfluitjes weg gejaagd. Als er verkocht moet worden zijn hangjongeren ook bij ons niet welkom, Hollanders houden meer van geld dan van kinderen. In het hoofdstuk ADDICTION, what makes teens so obsessed with social media? beantwoordt boyd deze vraag vanuit de verminderde vrijheid die we onze pubers geven. Ze veegt de vloer aan met het wereldwijde gebabbel over verslaving en verklaart onomwonden dat de enige plaats waar we onze pubers nog wel vrij laten achter hun schermen is, alleen daar mogen ze vrij rondhangen. “Their use of social media as their primary site of sociality is most often a byproduct of cultural dynamics that have nothing to do with technology, including parental restrictions and highly scheduled lives. Teens turn to, and are obsessed with, whichever environment allows them to connect to friends. Most teens aren’t addicted to social media, if anything, they‘re addicted to each other.” Dit is echt een danah boyd zin, op scherpe toon worden belangrijke dingen gezegd, zoals hier dat een groot deel van het obsessieve gebruik van moderne media een gevolg is van de onvrijheid van de leefwereld van moderne pubers. Haar boek staat vol met dit soort zinnen. Altijd aan het eind van een scherp betoog. Het derde en laatste punt dat opvalt in danah boyds boek is het ICT-niveau van de kids die ze heeft geïnterviewd. Net als wij leraren niet zo vaak onder de indruk zijn van het ICT-kennisniveau van leerlingen die wij in de bovenbouw van HAVO en VWO tegenkomen is boyd lang niet altijd geïmponeerd door het kennisniveau van haar kids. Boyd heeft een serieuze ICT-opleiding gehad en ze weet waar ze over praat. Er is in de literatuur – boyd bespreekt die uitvoerig in haar boek – veel propaganda dat de huidige kinderen van 12 tot 16 digital natives zijn, dat ze in een andere wereld leven dan wij, de digital immigrants die pas op latere leeftijd met het Internet en met sociale media in aanraking kwamen en dat de leerlingen dus heel andere kennis en vaardigheden hebben dan wij. En dat zal bij een paar vaardigheden of waarden heus ook wel zo zijn, maar met echte kennis valt het tegen. Ik verlies van alle leerlingen met vaardigheidsspelletjes met de muis en ik verlies ook van alle leerlingen in het – met 2 duimen – intoetsen van berichtjes op whatsapp. Maar, er is geen leerling die ook maar enigszins in mijn schaduw kan staan qua ICT-kennis. Een serieuze beta van middelbare leeftijd weet onnoemelijk veel meer van programmeren, van informatica, van computerarchitectuur of van het opzoeken van informatie dan een leerling van een jaar of 15, 16. Het verschil is gigantisch, ook al denken leerlingen wel eens dat ze al heel wat weten. Boyd heeft dit ook gezien – en beschreven – bij de jongeren die zij interviewde. Dit feit – dat veel ouders en leerkrachten niet beseffen - maakt dat boyd pleit voor actieve steun van leerkrachten aan jongeren bij hun avonturen in ICTland. Dit lijkt me een waardevolle oproep. We moeten er als scholen voor zorgen dat leerlingen ook van ons ICT-vaardigheden opdoen, veel meer dan we ze thans bijbrengen. Deze oproep van boyd bevalt me erg. Kort samengevat komt boyds boek er op neer dat we onze pubers meer moeten vrij laten en meer moeten steunen op hun zoektocht in ICT-land. Beide adviezen zijn belangrijk. Ouders en leerkrachten die een uur of 10 a 15 de tijd hebben om zich serieus te verdiepen in de wereld van hun kids moeten dit boek echt lezen. Het boek is formidabel. Als je het online bestelt is het er in een dag of wat.