1 Universiteit Leiden Puberhersenen eindelijk gefileerd Het is nog maar kort geleden dat onderzoek van levende hersenen nauwelijks mogelijk was en alleen onder heel uitzonderlijke omstandigheden aanvaardbaar. Nieuwe scantechnieken, en dan vooral de functionele MRI (fMRI), hebben op dat gebied een ware revolutie teweeggebracht. Een van degenen die daar onmiddellijk op insprongen is Eveline Crone, die vier jaar geleden aan de Leidse Faculteit der Sociale Wetenschappen het Brain and Development Laboratorium opzette. Daar doet ze vooral onderzoek naar de ontwikkeling van cognitie en emotie in de kindertijd en de adolescentie, met speciale aandacht voor de leeftijd van ongeveer zes tot vijfentwintig jaar, met aansprekende resultaten. Maar om die resultaten te bereiken moet heel wat voorwerk verzet worden, werk dat minstens even belangrijk maar voor de buitenwereld veel minder zichtbaar is. De neurocognitieve ontwikkelingspsy- chologie is een snel groeiend maar nog heel jong vakgebied, zonder platgetreden paden en vol methodologische en statistische voetangels en klemmen. Desalniettemin is in de tien jaar dat Crone zich met dit onderzoeksveld bezighoudt al heel wat duidelijk geworden over de ontwikkeling en de werking van het jeugdige brein. Daarover is niet alleen gepubliceerd in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften als The Journal of Neuroscience en Child Development, maar ook in algemene toptijdschriften als Science en PNAS. Behalve dat zijn er ook van de hand van Crone en anderen wijd en zijd in de pers artikelen verschenen, en items op radio en televisie. Dat geeft wel aan hoe maatschappelijk relevant haar werk gevonden wordt. Groeiende flexibiliteit Een van de thema’s waarmee Crones groep recent bekendheid verwierf was cognitieve flexibiliteit. 49 Het was bijvoorbeeld bekend dat kinderen het nog moeilijk vinden om hun gedrag soepel aan te passen op basis van de reacties die hun gedrag oproept, wat duidt op een langzaam voortschrijdende ontwikkeling van de vaardigheid tot zelfregulatie. Onderzoek van Crones groep liet zien dat dat samenhangt met de ontwikkeling van het voorste gedeelte van de hersenschors, de prefrontale cortex. Bij kinderen en adolescenten bleek in de fMRIscanner een bepaald deel daarvan, de dorsolaterale prefrontale cortex, nog minder actief. Dat wijst erop dat de lang doorgaande ontwikke- 50 ling van de prefrontale cortex verantwoordelijk zou kunnen zijn voor het feit dat in dit soort opzichten onze flexibiliteit groeit naarmate we volwassener worden. Een onderwerp van onderzoek dat buitengewoon veel belangstelling wekte in de buitenwereld was dat naar de neiging van pubers om ogenschijnlijk tegen beter weten in onverantwoorde risico’s te nemen. De oorzaak, liet fMRI-onderzoek zien, hangt samen met een onevenwichtige ontwikkeling van de hersenen. In puberhersenen heeft beloning op de korte termijn voorrang boven ongeveer al het andere, bleek uit een experiment met fruitautomaten. Pubers gaan voor de kick, voornamelijk gestuurd door hoge activiteit in het evolutionair oude, sterk op emotionele prikkels reagerende limbisch systeem – wat wijlen Piet Vroon wel het reptielenbrein noemde. Zowel bij kinderen tussen acht en tien jaar als bij volwassenen is die activiteit veel minder. Risico Maar pubers zijn niet alleen geneigd om iets meer risico’s te nemen, ze gaan zich vaak, tot ontsteltenis van hun ouders, ook anders opstellen jegens diegenen die het goed met hen voorhebben. Het oordeel en gezelschap van ouders, gezinsgenoten en vertrouwde volwassenen wordt geleidelijk aan ingeruild voor dat van leeftijdgenoten. Een zogenaamde trust game, waarbij het gaat om de keuze tussen delen en een relatie goedhouden, of onmiddellijk maximaal eigen voordeel behalen, brengt de verandering in sociale relaties in kaart. Bij volwassenen en oudere adolescenten bleek de mediale frontale cortex vooral actief te worden wanneer zij besloten het vertrouwen van hun medespelers ten eigen bate te beschamen, terwijl datzelfde gebied bij jongere adolescenten in alle gevallen actief werd. Daartegenover begint een ander gebied, het kruispunt tussen de pariëtaalkwab en de temporaal- kwab, dat van belang is om dingen vanuit het standpunt van ‘de ander’ te bekijken, pas laat in de adolescentie actief te worden. Dat komt overeen met de bevinding dat 12- tot 14-jarigen nog maar weinig inzicht hebben in de belangen van andere spelers. Onderwijs Onderzoek als dat van Crone naar kinder- en adolescentenhersenen heeft een duidelijk maatschappelijk belang. Het kan nieuw licht werpen op vraagstukken als het juiste moment van studiekeuze. Of hoe jongeren het best door het strafrecht bejegend kunnen worden zodat ze niet verder afglijden en wanneer de grens tussen normale en abnormale ontwikkeling overschreden wordt. Mede daarom stopt Crone dan ook veel energie in het uitzaaien van nieuw verworven kennis in de maatschappij, niet in de laatste plaats onder adolescenten zelf. Voor pubers en hun ouders schreef zij het boek Het puberende brein, dat vorig jaar verscheen en bij de betrokken groepen gretig aftrek vindt. Ook wordt op haar expertise geregeld een beroep gedaan bij vraagstukken over het onderwijs, bijvoorbeeld door tegenover de commissie Dijsselbloem samen met vakgenoot prof.dr. Jelle Jolles van de Universiteit van Maastricht vraagtekens te plaatsen bij het zogenaamde ‘nieuwe leren’ binnen het studiehuis. 51 Meer over het onderzoek van Eveline Crone is onder meer te vinden in L. Van Leijenhorst e.a. 2009, What motivates the adolescent? Brain regions mediating reward sensitivity in adolescence, in: Cerebral Cortex; W. van den Bos e.a. 2009, What motivates repayment? Neural mechanisms underlying reciprocity in the Trust Game, in: Social, Cognitive and Affective Neuroscience; Crone e.a. 2008, Neurocognitive analysis of developmental changes in decisionmaking and performance monitoring, in: M.Luciana & C. Nelson (Red.), Handbook of Developmental Cognitive Neuroscience; L. van Leijenhorst en E.A. Crone 2009, Het adolescentenbrein: Inzichten in risicovol gedrag in de adolescentie uit de cognitieve neurowetenschappen, in : Neuropraxis en Crone e.a. 2008, Het puberende brein: Over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke periode van de adolescentie, Uitgeverij Bert Bakker/ Prometheus. 52 53