Competentie - V-ICT-OR

advertisement
Competentiewoordenboek ICT
Referentie : Vlaamse Gemeenschap
Werkgroep : VIC
Inhoudsopgave
Deel I.
Toelichting competentiewoordenboek ICT ............................................................................................................................................................................ 3
Deel II.
Achtergrondinformatie competentiewoordenboek Vlaamse gemeenschap.......................................................................................................................... 5
Deel III.
Competentiewoordenboek .................................................................................................................................................................................................... 6
Cluster I: Interpersoonlijk gedrag ........................................................................................................................................................................6
Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid................................................................................................................................................................7
Overtuigingskracht ..........................................................................................................................................................................................8
Luisteren .........................................................................................................................................................................................................9
Netwerken .....................................................................................................................................................................................................10
Ontwikkelingsgericht coachen .......................................................................................................................................................................11
Cluster II: Omgaan met informatie ....................................................................................................................................................................12
Analytisch denken (probleemanalyse) ...........................................................................................................................................................13
Visie, conceptueel denken .............................................................................................................................................................................14
Creativiteit .....................................................................................................................................................................................................15
Organisatiesensitiviteit...................................................................................................................................................................................16
Cluster III: Probleemoplossend gedrag .............................................................................................................................................................17
Resultaatgerichtheid ......................................................................................................................................................................................18
Beslissen .......................................................................................................................................................................................................19
Flexibel gedrag ..............................................................................................................................................................................................20
Nauwgezetheid .............................................................................................................................................................................................21
Initiatief ..........................................................................................................................................................................................................22
Cluster IV: Beheersmatig gedrag ......................................................................................................................................................................23
Organiseren ..................................................................................................................................................................................................24
Voortgangscontrole .......................................................................................................................................................................................25
Cluster V: Leiderschap ......................................................................................................................................................................................26
Delegeren......................................................................................................................................................................................................27
Richting geven ..............................................................................................................................................................................................28
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
2 /28
Deel I. Toelichting competentiewoordenboek ICT
Competenties ?
Competentie : waarneembaar gedragskenmerk dat onderscheidend bijdraagt aan succesvol functioneren binnen een bepaalde functie en
organisatie. Elke competentie heeft een definitie en telt drie niveaus:
Het competentiewoordenboek bevat 18 competenties die relevant worden geacht voor een ICT-functie :
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Organiseren
Voortgangscontrole
Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid
Ontwikkelingsgericht coachen
Overtuigingskracht
Luisteren
Netwerken
Richting geven
Delegeren
10. Analytisch denken (probleemanalyse)
11. Visie / conceptueel denken
12. Creativiteit
13. Organisatiesensitiviteit
14. Initiatief
15. Besluitvaardigheid
16. Flexibel gedrag
17. Resultaatgerichtheid
18. Nauwgezetheid
Ze worden ondergebracht in 5 clusters :
-
Beheersmatig gedrag
Interpersoonlijk gedrag
Leiderschap
Omgaan met info
Probleemoplossend gedrag
Elke competentie heeft een definitie en telt drie niveaus:
Niveau 3 = senior
Niveau 2 = medior
Niveau 1 = Junior
Elk niveau wordt geïllustreerd met een aantal meetpunten of gedragsindicatoren. De niveaus geven een gradatie in complexiteit aan.
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
3 /28
De beschreven niveaus van gedrag bevatten waarneembare verschillen in gedrag. Elk niveau beschrijft ander gedrag. Niveau 1 (junior) beschrijft
het basisgedrag dat gewenst is voor de competentie, als deze competentie wordt opgenomen in het competentieprofiel. Elk daaropvolgend niveau
(niveau 2 en 3) beschrijft gewenst gedrag dat moeilijker of zwaarder is dan het voorgaande niveau. Ze zijn zodanig opgebouwd dat als een
medewerker een hoger niveau bereikt, hij in principe ook het lagere niveau beheerst. Het hogere niveau kan dus niet zonder het lagere niveau
bestaan.
IN DIT COMPETENTIEWOORDENBOEK VERSTAAN WE ONDER:
organisatie: de entiteit (gemeente, OCMW, VZW, IVA, EVA, AGB, …) waarbinnen u functioneert;
dienst: het duidelijk afgebakend geheel waarbinnen u werkt (ook wel afdeling, departement, del..)
team: de groep collega’s of medewerkers met wie u normaal samenwerkt;
groep: collega’s of medewerkers met wie u ad hoc (bv. in het kader van vergaderingen of projectgroepen) samenwerkt.
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
4 /28
Deel II. Achtergrondinformatie competentiewoordenboek Vlaamse
gemeenschap
Het volledige competentiewoordenboek van de Vlaamse gemeenschap omvat 32 competenties. U vindt dit document :
http://www2.vlaanderen.be/personeelsbeleid/competentiemanagement/info/02.htm
Bij het competentiewoordenboek hoort een handleiding Competentieraamwerk Vlaamse overheid”. Daarin wordt de aanpak voor
competentiemanagement in het algemeen en in de verschillende HR-processen beschreven.
Daarnaast werd ook een meer specifieke handleiding Competentieanalyse uitgewerkt die het proces van de competentieanalyse aan de hand van
het competentiewoordenboek uitgebreid beschrijft. Beide handleidingen zijn voor instellingen van de Vlaamse overheid beschikbaar op
www2.vlaanderen.be/personeelsbeleid/competentiemanagement/index.htm.
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
5 /28
Deel III. Competentiewoordenboek
Cluster I: Interpersoonlijk gedrag
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
6 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Opmerkingen
Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid
inhoudsopg
Spreken in een taal zodat het publiek tot wie u zich richt u begrijpt
Interpersoonlijk gedrag
I
Junior : Weet de eigen boodschap vlot en begrijpelijk te verwoorden
-
Communiceert duidelijk en ‘to the point’. Legt (technische) gegevens op een begrijpelijke wijze uit
Beperkt het gebruik van jargon
Antwoordt doelgericht en beknopt
Is goed verstaanbaar (volume, articulatie, tempo)
Spreekt vlot
Ondersteunt zijn boodschap met aangepast non-verbaal gedrag
II
Medior : Zorgt voor een heldere communicatie in twee richtingen
-
Richt zich tot zijn gesprekspartner
Gaat regelmatig na of de boodschap voor de andere duidelijk is
Biedt zijn gesprekspartner(s) de mogelijkheid om vragen te stellen
Geeft de gesprekspartner de ruimte om zich te uiten en onderbreekt hem niet
Past de communicatiewijze aan de mogelijkheden of eigenheden van de gesprekspartner aan
III
Senior : Communiceert vlot met verschillende doelgroepen
-
Bouwt zijn betoog op een gericht gestructureerde wijze op
Gebruikt herkenbare voorbeelden en vergelijkingen om voorstellen en boodschappen meer kracht bij te zetten
Past zijn woordenschat en spreektempo aan de doelgroep aan
Stemt zijn communicatiestijl af op de specifieke relatie met de doelgroep (bv. formeel, informeel, meer of minder interactief)
Communiceert selectief vanuit zijn inzicht in en inschatting van de situatie, om zo sneller zijn doel te bereiken
Uitdrukkingsvaardigheid benadrukt dat het gaat om de wijze waarop mensen communiceren in een direct contact. Het gaat dus niet om een
communicatiestrategie, openheid van communicatie of samenwerking.
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
7 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Opmerkingen
Overtuigingskracht
inhoudsopg
Instemming verkrijgen voor een mening, aanpak of visie door goed onderbouwde argumenten te gebruiken, door dialoog en overleg aan te gaan, door
autoriteit (bevoegdheid en deskundigheid) gepast aan te wenden en door gepaste strategieën uit te bouwen
Interpersoonlijk gedrag
I
Junior : Argumenteert met valabele argumenten
-
Formuleert een eigen mening
Voorziet zijn standpunten van concrete argumenten
Steunt zijn argumentatie op een samenhangende redenering
Richt zich met zijn argumenten tot de juiste persoon
Illustreert zijn argumentatie met voorbeelden
II
Medior : Overtuigt door inhoud én aanpak
-
Reageert adequaat en niet defensief op negatieve reacties of weerstand
Toont begrip voor meningen en standpunten van anderen
Enthousiasmeert anderen als hij zijn eigen voorstellen en ideeën verdedigt
Brengt zijn argumenten scherp onder woorden
Brengt een persoonlijke en genuanceerde argumentatie naar voren
III
Senior : Hanteert aangepaste beïnvloedingsstrategieën
-
Trekt tijd uit om in te gaan op signalen van weerstand ook al betreft het inhoudelijke details
Legt voorafgaandelijk contacten met anderen om problemen te kunnen detecteren en om tot afspraken te komen
Vergroot de impact van zijn boodschap door een gepaste communicatiemix te gebruiken (bv. beeldmateriaal gebruiken, interactieve momenten inlassen)
Weet tegenargumenten om te buigen en aan te wenden in de eigen argumentatie
Denkt (vooraf) aan de impact die de eigen argumentatie kan hebben op anderen; durft hiervoor een speciale, ongewone actie te gebruiken
Overtuigingskracht is nauw verwant aan de term impact. Impact wijst ook op de invloed die uitgaat van een bepaalde hiërarchische positie. Daarom wordt
hier de neutrale term overtuigingskracht gebruikt.
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
8 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Opmerkingen
Luisteren
inhoudsopg
Tonen (non-)verbale boodschappen op te nemen en te begrijpen, en doorvragen bij onduidelijkheden
Interpersoonlijk gedrag
I
Junior : Neemt een luisterende houding aan; toont zich luisterbereid
-
Laat anderen uitspreken
Geeft door gedrag en houding blijk van interesse voor wat de andere brengt
Handhaaft een actieve luisterhouding
Geeft anderen de ruimte om een mening of idee in te brengen
Toetst of hij goed begrijpt wat de andere wil zeggen
II
Medior : Is luistervaardig: zorgt ervoor dat de boodschap volledig werd gegeven en begrepen
-
Schept een situatie die uitnodigt tot een gesprek (bv. stiltes laten)
Geeft tussendoor een correcte samenvatting van wat gezegd is
Vraagt opheldering, een reden of oorzaak als hij niet begrijpt wat de andere zegt
Vraagt door bij boodschappen die onafgewerkt lijken (bv. halve zinnen, aarzelingen)
Reageert (verbaal) op non-verbale signalen van zijn gesprekspartner
III
Senior : Stimuleert een open dialoog
-
Luistert actief naar mensen, neemt de tijd en dialogeert met hen
Vraagt door op gegeven informatie
Stelt vragen als iemand er in een gesprek blijk van geeft dat hij nog niet alle gedachten heeft uitgesproken
Reageert inhoudelijk op wat de gesprekspartner zegt
Integreert de inbreng van anderen in zijn eigen uiteenzetting
‘Tonen’ in de definitie geeft aan dat het een actief luisteren betreft en niet enkel het receptief zijn ten aanzien van nieuwe informatie. De competentie luisteren
verenigt derhalve de luisterbereidheid én luistervaardigheid.
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
9 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Opmerkingen
Netwerken
inhoudsopg
Ontwikkelen en bestendigen van relaties, allianties en coalities binnen en buiten de eigen organisatie en die aanwenden om informatie, steun en medewerking
te verkrijgen
Interpersoonlijk gedrag
I
Junior : Maakt actief gebruik van de bestaande contacten voor de eigen opdracht
-
Neemt regelmatig opnieuw contact op met anderen om zijn bestaande netwerk te onderhouden
Werkt regelmatig samen met collega’s uit andere diensten voor specifieke problemen
Beschikt over enkele vaste contactpunten binnen de organisatie op wie hij regelmatig een beroep doet
Werkt actief mee aan vragen die vanuit andere afdelingen komen (deelt informatie, geeft advies …)
Neemt zelf contact op om informatie, steun of samenwerking te verkrijgen
Maakt gebruik van contacten die ontstaan zijn bij beurzen, seminaries, vakverenigingen, opleidingen
II
Medior : Legt nieuwe contacten die voor de eigen taak en opdracht nuttig kunnen zijn
-
Brengt mensen met elkaar in contact, stelt hen aan elkaar voor
Neemt acties om contacten te leggen en te onderhouden
Zoekt samenwerking met interne en externe partners uit wederzijds belang
Legt op regelmatige basis nieuwe contacten ter gelegenheid van beurzen, seminaries, vakverenigingen, opleidingen
Gaat actief op zoek naar collega’s uit andere diesnten voor informatie, expertise
Legt contacten met andere afdelingen als de eigen opdracht hen aanbelangt (bv. voor- of natraject, impact …)
Legt contacten met andere diensten om de slaagkansen van het eigen project te vergroten (samenwerking, steun)
III
Senior : Bouwt doelgericht een invloedrijk, professioneel netwerk uit over de grenzen van de eigen dienst (allianties, coalities …)
-
Kan zijn netwerk inschakelen om de eigen werkzaamheden te ondersteunen (informatie verzamelen …)
Betrekt anderen bij de eigen professionele netwerken en stimuleert hen die uit te bouwen
Schakelt anderen in om een breder draagvlak te creëren waardoor de organisatie haar doelstellingen beter kan waarmaken
Zoekt gericht contact met anderen die een rol kunnen spelen in de uitbouw van een invloedrijk netwerk
Is integer, samenwerkend en niet-manipulatief ingesteld bij het inschakelen van zijn netwerk
Men grijpt snel naar ‘netwerken’ als men bedoelt dat men de nodige contacten in de sector moet hebben, wat voor vele functies geldt. ‘Netwerken’ opnemen
in het competentieprofiel is vooral relevant voor functies waarin men doelgericht en bewust gebruik moet maken van contacten om de functie succesvol te
kunnen vervullen.
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
10 /28
Competentie
Ontwikkelingsgericht coachen
inhoudsopg
Cluster
Collega’s expliciet helpen en ondersteunen bij hun professionele ontwikkeling en op die wijze mee verantwoordelijkheid opnemen voor het leren binnen de
organisatie
Interpersoonlijk gedrag
Indicatoren
I
Biedt hulp en steun bij het uitvoeren van taken en bij het behalen van resultaten
-
Moedigt collega’s aan om nieuwe taken te leren en om zich te vervolmaken in hun job
Geeft duidelijke en constructieve feedback aan collega’s over hun functioneren
Legt aan collega’s uit hoe iets op een bepaalde manier uitgevoerd moet worden en waarom
Begeleidt nieuwe collega’s tijdens het leren op de werkvloer
Neemt verantwoordelijkheid op voor het eigen leren, past het geleerde zelf toe op de werkvloer, en neemt initiatieven om collega’s daarbij te betrekken
Houdt bij het leerproces rekening met de mogelijkheden en beperkingen van de collega’s
II
Biedt hulp en steun bij het ontwikkelen van de gewenste gedragsvaardigheden
-
Stimuleert collega’s om zelf oplossingen te vinden
Onderneemt acties om het inzicht van collega’s in hun eigen functioneren te versterken
Heeft vertrouwen in het potentieel en de zelfsturing van de collega’s en stimuleert dat ook
Is in staat om zijn advies en coachingstijl aan te passen aan het ontwikkelingsniveau en de eigenheid van collega’s
Heeft oog voor de voortgang van groei in gedrag
Richt zich niet alleen op de taak of het doel dat gerealiseerd moet worden, maar ook op de persoon die de taak moet uitvoeren
III
Neemt verantwoordelijkheid op voor leren binnen de organisatie
-
Biedt steun en hulp aan collega’s bij het volgen van de gemaakte keuzes in het kader van hun loopbaanontwikkeling
Helpt anderen hun professionele doelstellingen te realiseren door opportuniteiten te linken aan vaardigheden en interesses
Stimuleert een open communicatie rond leren
Fungeert als rolmodel voor verantwoordelijkheid opnemen voor leren binnen de organisatie
Faciliteert kennisoverdracht binnen een team of groep
Is in staat om diverse rollen te vervullen bijvoorbeeld als instructeur, mentor, supervisor, coach, intervisor, naar gelang van de omstandigheden
Definitie
Opmerkingen
Het gaat hier om het expliciet opnemen van een coachende rol zonder daarvoor de leidinggevende van de gecoachte te zijn en zonder dat de coach
eindverantwoordelijk is voor de te behalen resultaten in de functie of voor de loopbaanontwikkeling van de gecoachte. Die eindverantwoordelijkheid dragen de
leidinggevende van de gecoachte en vooral de gecoachte zélf. Uiteraard zijn de coach en de gecoachte wel samen verantwoordelijk voor het coachingstraject
en het leren van de gecoachte. Het coachen is dus niet vrijblijvend.
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
11 /28
Cluster II: Omgaan met informatie
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
12 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Analytisch denken (probleemanalyse)
inhoudsopg
Een probleem duiden in zijn verbanden. Op een efficiënte wijze op zoek gaan naar aanvullende, relevante informatie
Omgaan met informatie
I
Junior : Ziet de essentie van het probleem
-
Verzamelt informatie over de achtergronden en oorzaken
Maakt duidelijk onderscheid tussen hoofd- en bijzaken bij het analyseren van een probleem
Omschrijft duidelijk de kern van het probleem
Verwerft een algemeen inzicht in de problematiek
Gaat systematisch te werk bij het analyseren van een probleem
II
Medior : Legt verbanden en ziet oorzaken
-
Benadert een probleem vanuit verschillende gezichtspunten
Benoemt de oorzaken van problemen die zich voordoen
Legt verbanden tussen verschillende soorten informatie
Detecteert onderliggende problemen
Integreert nieuw gevonden informatie met bestaande informatie
III
Senior : Maakt eenvoudige analyses van complexe dossiers
-
Analyseert complexe dossierproblemen en herformuleert die naar hanteerbare vragen
Houdt bij zijn analyse rekening met verschillende aanknopingspunten
Is in staat inzicht te verwerven in een complexe problematiek
Ziet trends en patronen in ogenschijnlijk niet-gerelateerde feiten
Kan tegengestelde oordelen van anderen betrekken en integreren in de eigen analyse
Opmerkingen
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
13 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Opmerkingen
Visie, conceptueel denken
inhoudsopg
De dagelijkse praktijk overstijgen en eigen ideeën uitwerken voor de toekomst, feiten bekijken vanop een afstand, ze in een ruimere context en
langetermijnperspectief plaatsen
Omgaan met informatie
I
Junior : Plaatst operationele taken en problemen in een ruimere context
-
Schat de ruimere consequenties van de eigen acties, voorstellen en beslissingen correct in
Kan disciplineoverschrijdend denken (bv. bekijkt de mogelijke impact op andere diensten, gebruikt informatie uit andere domeinen)
Legt overstijgende, minder voor de hand liggende verbanden
Maakt zich los van de dagelijkse problematiek, neemt de tijd om vooruit te denken en geeft de grote lijnen aan
II
Medior : Betrekt bredere (maatschappelijke, technische …) factoren bij zijn aanpak
-
Kent de relevante trends en ontwikkelingen binnen en buiten de organisatie en het eigen beroep of domein
Wijst op nieuwe problemen en situaties die voor anderen nog niet zo duidelijk zijn
Denkt kritisch en zelfstandig
Plaatst adviezen, beslissingen en initiatieven in de bredere organisatiecontext of beleidscontext
Heeft voeling met wat er in de toekomst gevraagd kan worden
III
Senior : Brengt een eigen beleid naar voren dat de dienst of organisatie op lange termijn beïnvloedt
-
Anticipeert op maatschappelijke ontwikkelingen en de toekomst, evenals op de manier om de eigen organisatie of dienst hierop voor te bereiden
Komt met plannen en ideeën met een looptijd van enkele jaren
Houdt vast aan de langetermijnvisie, niettegenstaande de dagelijkse gebeurtenissen
Brengt een eigen beleid naar voren dat gebaseerd is op een duidelijke visie op de missie en de doelstellingen van de organisatiof dienst
Deze competentie moet niet alleen in het licht van managementfuncties worden gezien, maar kan ook voor specialistische functies (bv. beleidsvoorbereidend
werk, adviseurs) van toepassing zijn naar gelang van hun takenpakket. Visie komt vooral voor in de functies waar men eigen beleid moet ontwikkelen dat
impact heeft op meerdere factoren en dat fundamentele langetermijnconsequenties met zich meebrengt.
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
14 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Creativiteit
inhoudsopg
Komt met originele of nieuwe ideeën en oplossingen. Vindt invalshoeken die afwijken van de gevestigde denkpatronen
Omgaan met informatie
I
Junior : Staat open voor nieuwigheden en is bereid daarover mee te denken
-
Stelt bestaande procedures, afspraken, situaties op een gezonde kritische wijze in vraag
Staat open voor nieuwe ideeën, oplossingen, procedures en methodes
Kijkt over de grenzen van het eigen vak of dienst (is nieuwsgierig, informeert zich)
Ziet in het eigen domein toepassingsmogelijkheden voor werkwijzen of instrumenten uit andere vakgebieden
II
Medior : Kan met alternatieve ideeën en oplossingen voor de dag komen
-
Komt met nieuwe ideeën, voorstellen en oplossingen
Stelt alternatieven voor als hij met weerstanden wordt geconfronteerd
Past bestaande concepten toe in niet voor de hand liggende situaties
Bekijkt een probleem of situatie vanuit verschillende invalshoeken en komt op basis daarvan tot nieuwe oplossingen of tot nieuwe ideeën
Brainstormt over zo veel mogelijk ideeën zonder zich onmiddellijk te laten tegenhouden door praktische belemmeringen
III
Senior : Is vernieuwend en origineel in zijn aanpak
-
Levert vernieuwende ideeën om een specifiek probleem aan te pakken
Introduceert nieuwe methodes en technieken
Komt met weinig voor de hand liggende, originele oplossingen en voorstellen
Stelt bestaande situaties voortdurend in vraag, met het oog op verandering en vernieuwing
Stimuleert vernieuwing bij anderen (door in te gaan op nieuwe ideeën, de mogelijkheden te bekijken)
Opmerkingen
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
15 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Opmerkingen
Organisatiesensitiviteit
inhoudsopg
Invloed en gevolgen onderkennen van (eigen) beslissingen, voorstellen en acties op andere onderdelen van de organisatie
Omgaan met informatie
I
Junior : Toetst eigen besluiten, voorstellen en acties aan de (verschillende) belangen van de eigen dienst
-
Maakt gebruik van expertise binnen de eigen dienst
Neemt geen beslissing zonder het effect op andere delen van de eigen dienst te hebben ingeschat
Is op de hoogte van gebeurtenissen in de verschillende delen van de eigen dienst en houdt daar op voorhand rekening mee
Betrekt andere diensten binnen de eigen organisatie bij overleg en besluitvorming
Onderkent de invloed en gevolgen van eigen beslissingen op andere diensten
II
Medior : Toetst eigen besluiten, voorstellen en acties aan (de belangen van) andere diensten
-
Maakt gebruik van expertise in andere diensten
Schakelt een andere dienst in bij het oplossen van problemen
Zorgt ervoor dat hij weet wie de belanghebbenden zijn en dat hij beslissingen en ontwikkelingen zorgvuldig communiceert aan hen
Creëert een draagvlak voor voorstellen door informatie te verschaffen
Betrekt andere diensten binnen de organisatie bij overleg en besluitvorming
III
Senior : Getuigt van realiteitszin bij het ondernemen van acties die verscheidene diensten aanbelangen
-
Houdt rekening met de (politieke) invloeden binnen een organisatie
Onderkent de invloed en gevolgen van de eigen beslissing op andere diensten binnen de organisatie
Reageert op (onuitgesproken) behoeften, belangen of verwachtingen van andere diensten
Creëert een draagvlak door inzicht te tonen in en rekening te houden met informele netwerken die de eigen dienst kunnen overschrijden
Is op de hoogte van gebeurtenissen in andere diensten van de organisatie en houdt daar op voorhand rekening mee
Organisatiesensitiviteit wordt soms verward met organisatiebetrokkenheid. Bij organisatiebetrokkenheid gaat het vooral over het loyaal zijn ten opzichte van
de organisatie en haar doelstellingen, handelen in het belang van de organisatie en de belangen van de organisatie verdedigen bij anderen. Bij
leidinggevende functies is dat bijvoorbeeld belangrijk omdat ze de standpunten van de organisatie moeten uitdragen bij de medewerkers en derden.
Bij organisatiesensitiviteit ligt de klemtoon op een correcte inschatting van de gevolgen van het eigen handelen en van eigen beslissingen op andere delen van
de organisatie en daar rekening mee houden.
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
16 /28
Cluster III: Probleemoplossend gedrag
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
17 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Opmerkingen
Resultaatgerichtheid
inhoudsopg
Het ondernemen van concrete en gerichte acties met het oog op het behalen of overstijgen van doelstellingen
Probleemoplossende vaardigheden
I
Junior : Werkt gericht en actief aan het bereiken van de vastgestelde doelen
-
Formuleert de eigen doelstellingen in termen van concreet gedrag (meetbaar resultaat, deadline bepalen)
Geeft aan de hand van concrete acties aan hoe de doelen bereikt zullen worden (wie, wat, wanneer)
Evalueert op regelmatige momenten de stand van zaken ten opzichte van de beoogde doelstelling
Neemt actie om bij te sturen als de doelstellingen in het gedrang komen
Zoekt spontaan alternatieven als een bepaalde actie niet tot het beoogde resultaat heeft geleid
II
Medior : Formuleert uitdagende (maar haalbare) doelstellingen en zet zich ten volle in om die te bereiken.
-
Legt de lat hoog, formuleert uitdagende (maar haalbare) doelstellingen
Gaat actief op zoek naar de best mogelijke manier om die doelen te bereiken, weegt opties tegen elkaar af
Mobiliseert mensen en middelen, ook als hij hiertoe anderen (hiërarchie, collega’s) moet overtuigen
Stuurt op regelmatige basis het proces bij, met het oog op het behalen van de doelstellingen
Geeft niet op, zoekt actief naar alternatieven als hij met hindernissen en tegenslagen te maken krijgt
III
Senior : Werkt resultaatgericht en draagt dat uit naar de eigen omgeving
-
Formuleert uitdagende doelstellingen die een impact hebben op de werking van anderen of van de dienst
Ontwikkelt een doelgericht en concreet actieplan met doelen, mensen, middelen, timing enzovoort
Maakt concrete afspraken met alle betrokkenen om de gestelde doelstellingen te bereiken
Communiceert op regelmatige basis over de stand van zaken aan de andere betrokkenen
Spreekt anderen aan op het bereiken van de doelstellingen als dat nodig blijkt
Deze competentie houdt nauw verband met initiatief, beslissen en richting geven. Voor “resultaatgerichtheid’ opgenomen wordt in een profiel kan het best
bekeken worden of een van de andere competenties niet beter uitdrukt welk gedrag vereist is.
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
18 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Opmerkingen
Beslissen
inhoudsopg
Zich op onderbouwde wijze eenduidig uitspreken over welk standpunt wordt ingenomen of welke actie wordt ondernomen
Probleemoplossend gedrag
I
Junior : Neemt beslissingen met een beperkt risico na afweging van alle relevante aspecten
-
Houdt in zijn afweging rekening met alle relevante aspecten of kenmerken van de zaak
Steunt zijn beslissingen op grondige voorafgaande probleemanalyse
Durft een standpunt in te nemen of een knoop door te hakken
Neemt zelfstandig operationele beslissingen met een gering risico
Neemt beslissingen met beperkt risico in overleg, maar neemt hiervoor de eindverantwoordelijkheid op zich
II
Medior : Neemt beslissingen in situaties waarin het risico duidelijk in te schatten is
-
Schat op correcte wijze in of hij over onvolledige maar voldoende informatie beschikt om een beslissing te onderbouwen
Neemt beslissingen waarvoor voldoende maar nog niet alle informatie aanwezig is
Neemt een beslissing als hij de gevolgen voldoende kan inschatten
Neemt berekende risico's (er is een zeker risico, en dat kan bepaald worden)
Heeft een gegronde argumentatie voor het risico-element in de beslissing
Handhaaft genomen beslissingen bij weerstand en tegendruk
III
Senior : Neemt beslissingen in situaties waarin het risico niet eenduidig in te schatten is
-
Neemt cruciale beslissingen die impact hebben op lange termijn
Neemt beslissingen waarvan de uitkomst niet eenduidig in te schatten is
Neemt zo nodig onpopulaire beslissingen, waartegen weerstand of verzet verwacht kan worden
Neemt zelfstandig beslissingen, en draagt hiervoor de eindverantwoordelijkheid
Neemt beslissingen die duidelijk afbreukrisico inhouden, ondanks weerstand en tegendruk van anderen
Deze competentie wordt alleen opgenomen in het profiel voor functies waarin de persoon zelf belangrijke beslissingen moet nemen. De competentie gaat
verder dan het dragen van verantwoordelijkheid of het innemen van standpunten (oordeelsvorming).
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
19 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Flexibel gedrag
inhoudsopg
De eigen gedragsstijl kunnen veranderen om een gesteld doel te bereiken. In verschillende situaties of ten aanzien van verschillende personen op een
efficiënte wijze zijn gedrag kunnen aanpassen
Probleemoplossend gedrag
I
Junior : Past zijn aanpak of gedrag aan als de concrete situatie dat vereist
-
Verandert zijn agenda en operationele planning afhankelijk van tijdsdruk, nieuwe prioriteiten, dringende vragen of behoeften
Verhoogt het werktempo als de omstandigheden dat vragen (bv. gewijzigde deadline, tegenslagen, plots extra taken
Zoekt tijdig een alternatieve oplossing of aanpak als blijkt dat de gekozen aanpak niet geschikt was
Is bereid taken uit te voeren die niet tot het normale pakket behoren, als de omstandigheden dat vereisen
II
Medior : Past zijn gedrag doelgericht aan om de gestelde doelstellingen beter (sneller, efficiënter) te kunnen bereiken
-
Maakt als dat nuttig of nodig is gebruik van indirecte beïnvloedingsmethodes (bv. netwerking) om de kansen op slagen te verhogen
Evalueert kritisch en regelmatig het (te verwachten) resultaat, met als doel de gekozen aanpak tijdig te kunnen bijsturen
Reageert alert op informatie die het bijsturen van een gekozen aanpak noodzakelijk maakt (merkt de informatie op, schat gevolgen in, overloopt
alternatieven)
Formuleert meerdere concrete alternatieven om de doelstellingen beter en efficiënter te kunnen bereiken
III
Senior : Blijft soepel én doelgericht functioneren in situaties die bijzonder onderhevig zijn aan veranderingen
-
Blijft doelmatig handelen in situaties waar de eigen kennis en ervaring ontoereikend zijn
Blijft rustig en doelmatig handelen in situaties waar meerdere variabelen plots veranderen
Anticipeert: schat de mogelijke hindernissen vooraf in
Ontwikkelt meerdere strategieën: bekijkt voorafgaandelijk meerdere wegen om het doel te bereiken en heeft alternatieven voorhanden
Weet de impact van de wijziging van één variabele op de andere aspecten snel en correct in te schatten
Opmerkingen
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
20 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Nauwgezetheid
inhoudsopg
Taken nauwgezet en met zin voor detail volbrengen. Gepast omgaan met materialen
Probleemoplossend gedrag
I
Junior : Draagt zorg voor materialen; gaat ordelijk te werk
-
Vindt snel terug wat gevraagd is
Houdt gegevens ordelijk bij
Onderhoudt materialen conform de voorschriften
Houdt de eigen werkplaats netjes en opgeruimd; houdt geen overbodige dingen bij
Levert verzorgd werk af (bv. opmaak documenten, geen onnauwkeurigheden ten gevolge van slordigheid)
Levert overzichtelijke berekeningen en gegevens af zodat controle mogelijk is
II
Medior : Levert met oog voor detail correct werk af
-
Voert repetitieve administratieve of technische taken foutloos uit
Vult documenten en formulieren correct en zorgvuldig in
Blijft aandachtig bij routineuze taken
Controleert het eigen werk
Merkt fouten en onnauwkeurigheden in de beschikbare informatie op, met het oog op het aanbrengen van correcties
III
Senior : Blijft onder verhoogde druk kwaliteitsvol werk afleveren
-
Levert onder druk kwaliteitsvol werk af
Weet snelheid met nauwkeurigheid te combineren
Kiest de exacte methode of procedure op basis van de gevraagde nauwkeurigheid
Combineert kwantiteit met kwaliteit
Blijft oog voor detail hebben onder tijdsdruk
Opmerkingen
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
21 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Initiatief
inhoudsopg
Kansen onderkennen en uit eigen beweging acties voorstellen of ondernemen
Probleemoplossend gedrag
I
Neemt het initiatief om binnen het eigen takendomein acties te initiëren (reactief en ad hoc)
-
Doet eerst zelf al het mogelijke om een probleem op te lossen alvorens de hulp van anderen in te roepen
Gaat uit zichzelf achter informatie aan
Ziet werk liggen en gaat over tot actie
Kan problemen die zich voordoen zelf afwerken
Onderneemt uit eigen beweging gerichte acties om het concrete probleem op te lossen
II
Neemt het initiatief om structurele problemen binnen het eigen takendomein op te lossen (reactief en structureel)
-
Heeft oog voor zaken waar de hiërarchie eventueel niet aan denkt en handelt ernaar of brengt ze onder de aandacht
Formuleert voorstellen om bestaande situaties te verbeteren
Stelt zelf documentatie samen om efficiënt te kunnen werken
Zoekt naar alternatieve oplossingen als hij met structurele problemen wordt geconfronteerd
Geeft aan waar het afgeleverde resultaat mogelijk verbeterd kan worden
III
Neemt initiatieven die aantonen dat hij anticipeert op gebeurtenissen (proactief)
-
Speelt spontaan in op kansen die zich aandienen
Anticipeert middels actie op diverse situaties
Neemt initiatief om te vernieuwen
Introduceert verbeteringen in werkaanpak en procedures
Opmerkingen
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
22 /28
Cluster IV: Beheersmatig gedrag
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
23 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Opmerkingen
Organiseren
inhoudsopg
De benodigde acties, tijd en middelen aangeven en die elementen coördineren om de doelstellingen te bereiken conform de planning
Beheersmatig gedrag
I
Junior : Organiseert het eigen werk
-
Werkt onder tijdsdruk alles tijdig en correct af
Kan op een bepaald ogenblik met oog voor de timing zijn werk afronden
Pakt de zaken efficiënt aan
Kan inspelen op wijzigende omstandigheden
Ontwikkelt een aanpak die blijk geeft van doorzicht en overzicht
II
Medior : Coördineert acties, tijd en middelen
-
Splitst een opdracht adequaat op in deelopdrachten en gaat stapsgewijs en goed doordacht te werk
Organiseert zich op zodanige wijze dat hij een overzicht kan bewaren
Houdt bij het opmaken van een planning op realistische wijze rekening met de beschikbare middelen
Zet schaarse middelen (mensen, instrumenten …) zo in dat ze optimaal benut worden
Is resultaatgericht in zijn actieplannen en doelstellingen (bv. werkt met duidelijke doelen en timing)
Voorziet voor een omvangrijkere opdracht in een actieplan met benodigde budgetten, middelen, mensen en informatie
III
Senior : Legt acties en werkwijzen vast in procedures
-
Bepaalt de procedures en werkmethodes die zullen worden gevolgd om de doelen te bereiken
Ontwikkelt systemen en methodes om te anticiperen op onvoorziene omstandigheden
Voorziet in systemen voor of momenten van afstemming van taken tussen de verschillende betrokken partijen
Stemt de werkaanpak van de eigen organisatie af op de werkaanpak of verwachtingen van andere betrokken partijen
Plannen en organiseren liggen dicht bij elkaar. Toch worden ze hier gescheiden gehouden omdat het in sommige functies nodig is om te plannen maar niet
om zelf te organiseren. De competenties plannen en organiseren worden liefst niet samen opgenomen in een profiel. U kunt het best een van de twee
competenties kiezen naar gelang van de klemtoon die u wilt leggen.
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
24 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Voortgangscontrole
inhoudsopg
Bewaken van de voortgang in tijd en van de kwaliteit van eigen processen of die van collega’s of medewerkers
Beheersmatig gedrag
I
Junior : Bewaakt de voortgang van het eigen werk
-
Controleert eigen werk
Bewaakt de voortgang van werkzaamheden en processen in de tijd
Rapporteert spontaan over de voortgang van zijn werk
Legt vervolgafspraken en -activiteiten vast
Gaat regelmatig na welke zaken tegen wanneer beschikbaar moeten zijn en geeft er het juiste gevolg aan
II
Medior : Bewaakt de voortgang van het eigen werk en dat van anderen
-
Controleert op regelmatige basis de voortgang en resultaten van een werkproces
Bouwt momenten van werkoverleg en rapportering in (zowel van als voor anderen)
Checkt afspraken op het afgesproken moment
Wijst medewerkers (collega’s, leveranciers …) op hun planning of afspraken
Anticipeert op mogelijke storingen in de voortgang
III
Senior : Ontwikkelt systemen om de voortgang te bewaken
-
Stelt procedures op om de voortgang van de eigen taken en verantwoordelijkheden te bewaken
Stelt procedures op om de voortgang van gedelegeerde taken te bewaken
Definieert processen om anderen te checken op hun voortgang ten aanzien van langetermijnresultaten
Definieert duidelijke criteria op basis waarvan de voortgang en de kwaliteit van het proces beoordeeld zullen worden
Opmerkingen
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
25 /28
Cluster V: Leiderschap
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
26 /28
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
Delegeren
Taken en verantwoordelijkheden doorgeven, rekening houdend met de interesse, ambitie, ontwikkeling en competentie van medewerkers. De gedelegeerde
taken opvolgen
Leiderschap
I
Junior : Delegeert duidelijk afgelijnde taken
-
Draagt duidelijk omlijnde taken over aan de medewerker
Geeft aan op welk tijdstip en hoe over de resultaten moet worden gerapporteerd
Instrueert medewerkers op zulke wijze dat ze zo veel mogelijk zelfstandig kunnen werken
Stelt procedures op om de voortgang van gedelegeerde taken te bewaken
Delegeert tot het laagst mogelijke niveau
II
Medior : Delegeert ruimere taken en duidelijk afgebakende verantwoordelijkheidsdomeinen
-
Wijst dossiers aan medewerkers toe volgens hun kennis, ervaring en motivatie
Betrekt de medewerkers bij het zoeken naar oplossingen en stelt dat voor als een mogelijkheid om zich te bewijzen, zich te ontplooien
Draagt op een efficiënte wijze taken en verantwoordelijkheden over aan medewerkers zodat hun motivatie verhoogt
Maakt de medewerker mee verantwoordelijk voor het eindresultaat
Staat open voor initiatieven van medewerkers
III
Senior : Delegeert ruime verantwoordelijkheidsgebieden
-
Creëert betrokkenheid en verhoogt de eigenwaarde van de medewerkers door hen de volle verantwoordelijkheid te geven over bepaalde dossiers,
processen … en over de middelen om de vastgestelde output te bereiken
Weet waar de sterke kanten van de medewerkers liggen en durft daarop te vertrouwen
Initieert zelfsturing en empowerment bij de medewerkers
Geeft ruimte aan medewerkers om zaken op hun eigen manier te realiseren
Geeft medewerkers bevoegdheid om in complexe en onvoorspelbare situaties autonoom te handelen
Opmerkingen
inhoudsopg
De kwaliteit van delegeren (rekening houdend met een aantal factoren), alsook de voortgangscontrole van de gedelegeerde taak staan centraal in de definitie.
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
27 /28
Richting geven
Competentie
Definitie
Cluster
Indicatoren
inhoudsopg
Aansturen, ontwikkelen en motiveren van medewerkers zodat ze hun doelstellingen en die van de dienst op een correcte manier kunnen realiseren, zowel
individueel als in teamverband
Leiderschap
I
Junior : Geeft richting op het niveau van taken en de uitvoering daarvan
-
Geeft richtlijnen, aanwijzingen, suggesties, instructies aan individuele medewerkers of aan het team over uit te voeren taken
Verschaft de middelen (informatie, budget, materiaal, mensen …) die de medewerkers nodig hebben om goede resultaten te halen
Drukt in meetbare resultaten uit wat hij van de medewerker of van het team verwacht
Geeft open en duidelijke positieve of negatieve feedback met het oog op de te bereiken doelstellingen en afspraken
Treedt corrigerend op met het oog op de te bereiken doelstellingen en gemaakte afspraken
Zorgt voor een goede afstemming tussen de verschillende taken die door het team worden opgenomen
Geeft duidelijk aan wat de prioriteiten zijn voor de medewerker of het team
Zorgt ervoor dat alle medewerkers met respect worden behandeld en geeft hierin zelf het goede voorbeeld
II
Medior : Geeft richting op het niveau van processen en structuren
-
Schept duidelijkheid over de taken, rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende teamleden
Zorgt ervoor dat beschikbare mensen en middelen efficiënt ingezet worden met het oog op de gezamenlijk te behalen doelstelling
Bevordert de inzetbaarheid van de medewerkers (zodanig dat zij beter in staat zijn om de gezamenlijke en hun individuele doelen te behalen)
Voorziet in mogelijkheden voor communicatie en overleg binnen het team en stimuleert het gebruik daarvan
Heeft oog voor processen die remmend of faciliterend kunnen inspelen op aspecten zoals diversiteit, genderneutraliteit
Stuurt, indien nodig, processen en structuren bij om de efficiëntie van de werking of de kwaliteit van de dienstverlening te verhogen
Voorziet in de organisatorische randvoorwaarden voor het ontwikkelen van medewerkers
III
Senior : Geeft richting, zowel via processen en structuren als via het bepalen en uitdragen van een visie
-
Is een stuwende kracht in het team of de dienst (inspireert, neemt initiatief, is dynamisch)
Communiceert op regelmatige momenten over de opdracht van de dienst of de organisatie en over het belang daarvan (de visie van de dienst of
organisatie)
Geeft richting of sturing aan een team of dienst door een duidelijk en inspirerend beleid uit te dragen (geeft aan waar de organisatie naartoe wil)
Bepaalt haalbare maar uitdagende doelstellingen voor eigen team of dienst
Stuurt het functioneren van individu en team bij, met het oog op het bereiken van de doelstellingen
Introduceert nieuwe structuren, processen en procedures om het beleid te realiseren
Inspireert de medewerkers door zijn voorbeeldgedrag
Heeft bij zijn leidinggeven oog voor culturele aspecten en onderneemt, indien nodig, acties om die te borgen, rekening houdend met de waarden en
doelstellingen van de Vlaamse overheid
-
Opmerkingen
Competentiewoordenboek ICT (Ref. Vlaamse overheid)
28 /28
Download