Hemelburgers – hemelvaartspreek over Filippenzen 3:20 Deze preek is al gehouden in de kerken te Kornhorn en Marum. Aanwijzingen voor de liturgie Morgendienst (Orde van Dienst B, Kampen 1975) Votum en vrede-/zegengroet Gezang 101:1 en 3 Lezing van de wet des HEREN Psalm 2:4 Gebed Lezen: Handelingen 1:1-11 Psalm 110:1,2 en 3 Lezen: Filippenzen 3:17-21 Lezing van de tekst: Filippenzen 3:20 Preek Psalm 119:7,8 en 9 Dankgebed en voorbede Collecte Lied 459:1,6,7 en 8 Zegen HEMELBURGERS - hemelvaartspreek over Filippenzen 3:20 Gemeente van onze opgevaren Here Jezus Christus! Hebt u ook een paspoort? En zo ja, wát voor paspoort dan? Van welk land, en van welke na-tionaliteit? Want dat zijn belángrijke vragen geworden, in onze tijd. O zeker, de grenzen bin-nen de Europese Unie zijn al een heel tijdje geleden opengesteld. En dus zal geen douane u nog naar uw paspoort vragen. Maar toch, toch is het een belángrijk document geworden. Want we hebben in ons land te maken gekregen. Met mensen en groeperingen, die daar een heel punt van maken. Van wat voor paspoort je hebt, en van welke nationaliteit je bent. Want als dat een andere nationaliteit is, dan de nederlandse. En zéker, als je uit een islamitisch land komt. Word je door die mensen met argusogen bekeken. En met wantrouwen begroet. Hè, u weet ongetwijfeld over wie ik het heb. Welke mensen, en welke groeperingen. Want ze krijgen veel steun, onder de nederlandse bevolking. En zijn er ook heel handig in, om de aandacht naar zich toe te trekken. Zo herinnert u zich ongetwijfeld de film nog, die onlangs is uitgekomen. En misschien ook nog wel de akties, aan het begin van deze kabinetsperiode. Want in het huidige kabinet, in de huidige regering. Zitten twee bewindslieden met een dubbele nationaliteit, en een dubbel paspoort. Ahmed Aboutaleb, de staatssecretaris van So-ciale Zaken - die een nederlands én een marokkaans paspoort heeft. En Nebahat Albayrak, de staatssecretaris van justitie - die naast een nederlands, ook een turks paspoort heeft. En bij het aantreden van het kabinet, begin vorig jaar. Is er om die reden tegen deze beide bewindslieden een motie van wantrouwen ingediend. Omdat de vrees bestond, dat ze op hun verantwoordelijke post niet de nederlandse belangen zouden gaan dienen. Maar veel meer de marokkaanse, of de turkse. En toch: bij alle commotie werd één ding vergeten. Want wat opvalt, bij akties als deze. Is dat die wel heel eenzijdig gericht worden, op men-sen met een islamitische achtergrond. Maar als we Paulus mogen geloven, in zijn brief aan de Filippenzen. Dan is er nóg een grote groep nederlanders met een ‘dubbel paspoort’. De chris-tenen namelijk, die naast een nederlands. Ook een ‘hemels’ paspoort hebben. En daar heeft dan niemand het over. En dat is toch vréémd, vindt u niet? Of zou het zo zijn, dat het niet te mérken is? En te zíen is? En veel christenen het zelf niet eens beseffen? Van dat ‘dubbele paspoort’, waar ze over beschikken? Nu, over die vragen willen we het op deze hemelvaartsdag gaan hebben. Ik verkondig u Filippenzen 3:20, onder het volgende thema: WIJ ZIJN BURGERS VAN HET KONINKRIJK DER HEMELEN! Dat betekent, dat wij 1. hier vreemd zijn 2. daar thuis zijn 1. Hier vreemd. Gemeente, hoe kómt het toch? Dat er vaak zoveel wantrouwen is, als het gaat om mensen. Om nederlanders met een andere, een islamitische achtergrond? Wat zit daar áchter? Nu, weet u: ik denk dat dat zo’n moeilijke vraag nog niet is. Als we bedenken tenminste, hoe of het ge-gáán is. Toen jaren geleden de eerste ‘gastarbeiders’ zich meldden. En naar Nederland kwamen, om in ons midden te wonen en te werken. Want toen verschenen er plotseling mensen in onze buurten, steden en dorpen, die er anders uitzagen dan wij. Een andere huidskleur vaak, maar ook andere kleding. Andere gewoonten, een andere godsdienst. En, wat misschien nog wel het belangrijkste was: een andere táál. Ik bedoel: in die dagen was het vaak erg moeilijk, om met mensen contact te hebben. En ze zo echt te leren kennen. Met angst als gevolg. En natuurlijk, dan is er in dat opzicht vaak veel verbeterd. Mensen worden verplicht, om als ze hier komen wonen de nederlandse taal te leren. En ook in andere opzichten te ‘integre-ren’, zoals dat dan heet. Al dan niet gedwongen, middels een cursus. Maar wat denkt u: zou de angst voor een groot deel niet gebleven zijn? De angst voor mensen, die ‘anders’ zijn? En dat ook niet een belangrijke drijfveer zijn, bij bepaalde akties? En misschien, het lijkt erop. Dat daar dan óók de angst nog bij zit, dat mensen inderdaad vanuit hun thuisland. Zeker als dat islamitisch is. Worden ‘aangestuurd’, om bepaalde akties te ondernemen. En meer of minder ‘enge dingen’ te gaan doen. Nu, maar weet u: zoals we daar bij hén misschien bang voor zijn. Zo is dat bij ons, die burgers van het koninkrijk der hemelen zijn. Volgens de apostel Paulus juist precies de bedóeling. Ik bedoel: Paulus schrijft, in ons tekstvers. “Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel”. En dat betekent: we zijn wel nederlanders. Mensen met een nederlands paspoort, die gisteren meer of minder uitbundig koninginnedag hebben gevierd. En bij het voetbal of de Olympische Spelen ‘voor Nederland’ zijn. Maar we zijn tegelijk ook nog wat anders: burgers namelijk, van het koninkrijk der hemelen. En onderdanen, van Jezus Christus. En vandaar ook, dat vandaag voor ons zo’n belangrijke dag is. Want waar we gisteren mis-schien vreemd uitgedost koninginnedag hebben gevierd. Daar vieren we vandaag hemelvaarts-dag. En is dat mínstens zo belangrijk voor ons. En waarom dan? Nu, daar hebben we vóór de preek met elkaar van gelezen, in Handelingen 1. Waar de evangelist Lucas ons vertelt van wat er gebeurd is, veertig dagen na de opstanding van Christus. Want toen heeft Hij zijn discipelen zijn bevelen gegeven. Dat ze niet weg moesten gaan uit Jeruzalem, maar moesten wachten op de belofte van de Vader. Op de Heilige Geest. En is Hij vervolgens, toen Hij dat gedaan had. “Voor hun ogen omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze hem niet meer zagen”. En toch, toch zijn ze wel naar bóven blijven kijken, die discipelen. En dat, gemeente, is een belángrijk ding. Immers, hoewel ze niet gezien hebben. Niet hebben mógen zien. Wat er achter die wolk precies gebeurd is. Is dat later wel bekend gemaakt, door de HERE. En hebben we daar aan het begin van de dienst samen ook van mogen zingen. “De Vader stelt Hem in de troon / als Christus en als Here, / bekleed met macht en ere”. Met andere woorden: ‘hemelvaartsdag’ is ‘kroningsdag’ om zo te zeggen. Kroningsdag van Jezus Christus. En dáárom is het ook zo belangrijk, wat de discipelen deden. Dat, hoewel ze Hem niet meer zagen. Ze tóch omhoog bleven kijken. Want dat is, om zo te zeggen. Wat wij als burgers van het koninkrijk der hemelen nog stééds moeten doen. ‘Met het hoofd in de wolken lopen’. Of, anders gezegd: zoeken wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God, en niet wat op de aarde is. Alleen: weten we ook, hoe dat moet? Want ja, als je leven wilt volgens je hémels burgerrecht. Als een burger van het koninkrijk der hemelen, en als onderdaan van een hémelse Koning. Dan zul je wel moeten weten, wat voor leven dat vraagt. En wat zijn bevélen zijn. Maar gelukkig: ook daar zégt de apostel het nodige van. In het gedeelte dat we gelezen hebben, uit de brief aan de Filippenzen, het derde hoofdstuk. En zullen we daar dan eens naar kijken? En wat dan opvalt, als we dat doen. Is, dat de apostel een hele grote tégenstelling maakt. Tussen aan de ene kant, mensen die volgens hem ‘leven als vijand van het kruis van Christus’. En, aan de andere kant - mensen zoals wij. Die hun ‘burgerrecht in de hemel’ hebben. En van die eerste groep, die ‘leven als vijand van het kruis van Christus’ zegt hij dan ook nog. Hóe ze dat precies doen, hoe ze dat invullen - dat leven. Want, zegt hij, “hun god is hun buik, hun eer is schaamteloosheid en hun aandacht is alleen gericht op aardse zaken”. En ja, broeders en zusters dat is nog steeds een pijnlijk treffende, en een pijnlijk duidelijke omschrijving. Want hoeveel mensen zijn er niet, óók vandaag de dag nog. Die zó leven? Voor wie het leven om zo te zeggen ‘één groot feest is’? Waarin het alleen maar draait om genieten? En om ‘aan je trekken komen’? Met andere woorden, ‘hun god is hun buik’. Daar leven ze voor, en die dienen ze. Maar ook: hoe groot is in onze maatschappij en samenleving. Vaak niet de schaamteloosheid. De seksualiteit, die de HERE geschapen heeft. En gegeven aan een man en zijn vrouw. Wordt om zo te zeggen openlijk tentoongesteld. En misbruikt, om er geld mee te verdienen. En mensen, ja een hele samenleving. Het hoofd op hol te brengen. En tenslotte is er dan ook nog dat ‘gericht zijn op aardse zaken’. Op het platte vermaak, de platte lol. In plaats van op de dingen die van de HERE zijn. En die de HERE behagen. Nu, en als je in zó’n maatschappij dan leeft. Als burger van het koninkrijk der hemelen, die zoekt wat bóven is. Dan kan dat maar één ding betekenen: dan ben je, en dan voel je je. Een vreemde-ling, en een gast. Maar gemeente, ís dat nou ook zo? Ja, zijn wij hier vreemd op aarde? En vóelen wij ons vreemd hier op aarde? Omdat we burgers van het koninkrijk der hemelen zijn? Onderdanen van Jezus Christus? En, dat óók - ervaart de buitenwacht dat ook zo? De mensen, die níet dat hemels burgerrecht hebben? Maar leven als vijand van het kruis van Christus? En zo niet, waar ligt dat dan aan? Aan de wereld, of toch aan ons? Weet u, dat zijn belángrijke vragen! Want het kán zo zijn. Of het kán zo worden. Dat wij, om het zo maar even te zeggen. Ons burgerrecht wel in de hemel hebben. Maar ondertussen hier op aarde ‘integreren’. Dat wil zeggen: ons aanpassen aan het leven hier. En aan de mensen hier. En dat op zo’n manier, dat we geen vreemdelingen meer zijn. En ons geen vreemdelingen meer voelen. Maar opgaan in de wereld. Maar dan, dan is er toch iets goed mis. Want, en ik heb het al méér gezegd. Waar bij ándere vreemdelingen soms ten onrechte voor gevreesd wordt. Dat ze ‘aangestuurd’ worden vanuit hun land van herkomst. Dat is bij ons, die óók vreemdelingen zijn. Burgers van het koninkrijk der hemelen. Volgens de apostel Paulus juist de bedóeling. Dat we ‘aangestuurd’ worden. Geregeerd. Vanuit ons hemels va-derland. En door onze hemelse koning Jezus Christus. 2. Daar thuis. Gemeente, soms dan komen mensen in de greep van de angst. Als ze geconfronteerd worden, met vreemdelingen. Met mensen die ‘anders’ zijn een andere huidskleur hebben, andere ge-woonten, een andere taal, een andere godsdienst. En wat gebeurt er dan? Dan gaan ze roepen, dat die mensen zich ‘aan moeten passen’. Moeten ‘integreren’. En gaat dat soms zelfs zo ver, dat ze hen alles af willen pakken, wat hen ‘anders’ maakt. Ik bedoel: als vreemdelingen naar Nederland komen, wordt van hen verwacht dat ze de ne-derlandse taal leren. En daar is ook veel voor te zeggen, omdat een normale omgang anders onmogelijk wordt. Maar ook zijn er mensen, die moslimvrouwen hun hoofddoek willen af-pakken. En zelfs groeperingen, die de moslims hun heilige boek willen afpakken. Door de Koran te verbieden. En ja, da’s toch wel weer een ánder verhaal..... Maar, gemeente, hoe zit dat met óns? Wij die als burgers van het koninkrijk der hemelen óók vreemdelingen zijn? Want ik heb nog niemand serieus horen bepleiten, dat ook de bijbel moet worden verboden. Maar desondanks: passen wij ons als christenen nu óók aan? Aan de wereld en de samenleving, waarin wij hier en nu ons plekje hebben? Met andere woorden: vergéten wij ook wel eens, dat we ‘vreemdelingen’ zijn op aarde? Broeders en zusters, dat is een belángrijke vraag. Want de apostel Paulus wijst er in ons tekstvers van vanmorgen op, dat dat niet de bedoeling is. Wij niet van mensen die hun bur-gerrecht in de hemel hebben, moeten veranderen in mensen die leven als vijand van het kruis van Christus. En waaróm dan niet? Nu, dat zegt de apostel óók. Omdat wij vanuit ons vaderland, vanuit de hemel. Nog véél verwachten mogen. Redding, namelijk. En hoe dat dan zit? Nu, daar vertelt Lucas van in Handelingen 1. Want als hij beschreven heeft, hoe de Heiland van de discipelen werd weggenomen. Werd ‘opgenomen in een wolk, zodat ze hem niet meer zagen’. Vertelt hij óók nog, van die twee mannen in witte gewaden. Die tegen de discipelen zeiden: “Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie hem naar de hemel hebben zien gaan”. Nu, en bij díe woorden. Die belofte van God. Sluit Paulus in het tweede deel van ons tekst-vers dan aan. En dan zegt hij ook nog, waaróm Jezus terug zal komen. En met welk doel. En het is belángrijk denk ik, om daar ook goede aandacht aan te geven. Aan wat de apostel daar-van zegt. Omdat wij soms een nogal eenzijdig beeld kunnen hebben. Van de wederkomst van Christus, en wat er op die jongste dag allemaal gebeuren zal. Immers, belijden wij niet. Elke zondagmiddag weer opnieuw, van de Here Jezus. Dat Hij is ‘opgevaren naar de hemel, en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader; vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden’? En natuurlijk, dat ís ook zo - Jezus komt weer als hemelse Rechter, om te oordelen. Maar daarnaast toch ook als Redder, om te verlossen. En daar legt Páulus de nadruk op, in ons tekstvers. Want lees maar, hoe of hij het zegt. En formuleert. “Van daar”, vanuit de hemel “verwach-ten wij onze redder, de Heer Jezus Christus”. En nogmaals, het is belangrijk. Om ook dát voor ogen te houden, als we nadenken over de jongste dag en de wederkomst. Want als we alléén maar het oordeel voor ogen hebben. Dan kunnen we zomaar in de greep komen van de angst. En het afleren, om naar de wederkomst van Jezus uit te zien. En daarom, laten we óók voor ogen houden. Wat Paulus zegt, in Filippenzen 3:20. Dat we vanuit de hemel ‘onze redder verwachten, de Heer Jezus Christus’. Want dat, dat is een mách-tig woord. En een máchtige belofte, die de HERE ons daarmee doet. Want ‘onze redder’, en ‘onze Here’. Dat waren woorden, die in de tijd van Paulus gebruikt werden voor een áárdse machthebber. Voor de keizer namelijk, in zijn paleis in Rome. Maar Paulus gebruikt ze voor een ándere machthebber. Voor koning Jezus. En maakt daar-mee duidelijk, dat we onze verlossing van Hém verwachten moeten. Vanuit de hemel, en niet vanaf de aarde. En vervolgens werkt hij dat dan ook nog uit, dat van die verlossing. In het vers dat op ons tekstvers volgt. Filippenzen 3:21. Waar hij spreekt, met name over de verlossing van ons ‘armzalig lichaam’. Of, breder ‘ons armzalig bestaan’. En dan zult u daar ook alles van weten, broeders en zusters. Want u kunt zichzelf wel wijs proberen te maken. Mét de mensen, die leven ‘als vijand van het kruis van Christus’. Dat het leven hier op aarde één groot feest is. Maar vroeg of laat, loopt u ook tegen de ándere kant van het leven hier op aarde aan. Tegen het verdriet, de pijn, de moeite en de beperkingen. Die de Schrift ons leert te zien, als de gevolgen van de zondeval. En ja, dan is het niet préttig. En niet áángenaam. Om met die kant van het leven hier op aarde geconfronteerd te worden. Aan te lopen, tegen haat en ruzie. Verstoorde verhoudingen. Of ook, tegen ziekte. Die je lichaam slópen kan. Zodat pijnlijk duidelijk wordt, letterlijk. Dat we een zwak en sterfelijk lichaam hebben. Dat óók al gebukt gaat, onder de gevolgen van de zonde. Nu maar dáárvan komt Christus ons dan verlossen! Want lees maar, hoe het er staat. En hoe Paulus het zegt. Dat als Jezus weerkomt, vanuit de hemel waar hij naartoe gegaan is. Op hemelvaartsdag. Hij ons ‘armzalig lichaam’ gelijk zal maken aan zijn ‘verheerlijkt lichaam’. Om zó ons te verlossen en ons leven te geven, tot in alle eeuwigheid. Nu, en als we dát verwachten mogen - vanuit ons hemels vaderland. Zeg nou zelf: dan gaan we ons burgerrecht daar toch niet ópgeven? Met andere woorden: dan gaan we hier toch niet ‘integreren’? Hier toch niet ons ‘aanpas-sen’? En onze vreemdelingschap vergeten? Door mét de mensen, die leven als vijand van het kruis van Christus. De buik als god te dienen? De schaamteloosheid als eer te zien? Onze aan-dacht alleen op aardse zaken te richten? En zo onze ondergang tegemoet te gaan? Nee toch, zeker? Toch niet, als we onze Rédder uit de hemel mogen verwachten? En daarom, broeders en zusters. Júist op deze hemelvaartsdag. Is het belangrijk, om te bedenken. Dat we als christenen ons burgerrecht in de hémel hebben. En we daarmee een dúbbel paspoort hebben: een nederlands én een hemels. En daar dan ook naar te leven. Als vreemdeling, die vanuit de hemel. Zijn Redder mag verwachten. Onze Here Jezus Christus. Want dat uitzicht, dat maakt van het leven pas écht een feest! Amen.