bionieuws 7 3 oktober 2009 | jaargang 19 E VA JABLONK A PL E I T VOOR EEN RUIMERE BL IK OP E VOLUT IE Verworven eigenschappen kunnen erfelijk zijn EVOLUT IEBIOLOGIE Door Willy van Strien Steeds meer voorbeelden van epigenetica komen boven tafel. Tijd voor een nieuwe kijk op evolutiebiologie, aldus geneticus Eva Jablonka. Eva Jablonka. Vlasbekjes, algemene plantjes van duinen en wegbermen, hebben tweezijdig symmetrische bloemen. Meestal, tenminste. Soms groeit er een exemplaar met andere, radiaal symmetrische bloemetjes. Een erfelijk verschil? Ja, want veel nakomelingen van zo’n vreemde plant hebben ook de afwijkende bloemvorm. Een genetisch verschil dus? Nee, want planten met gewone en tweezijdige bloemen hebben dezelfde genen met dezelfde DNA-sequentie. De bloemvorm van het vlasbekje is een van de vele voorbeelden waarmee Eva Jablonka illustreert dat er naast genetische variaties ook epigenetische variaties bestaan: variaties die niet op verschillen in DNA-sequenties berusten. Sommige ervan zijn erfelijk. ‘De hoogste tijd om ruimer te gaan denken over erfelijkheid en evolutie. Epigenetica krijgt steeds meer aandacht in de wetenschap – maar te weinig van evolutiebiologen’, zegt ze. Jablonka sprak op 18 september in Amsterdam tijdens het epigenetica-symposium ‘Revolution in Evolution?’, uit de reeks Current Themes in maar betwijfelden of zulke informatie overerft. Want een bevruchte eicel moet zich juist niet differentiëren, maar alle kanten op kunnen. En als een epigenetische variatie al erfelijk is, hoe lang blijft die dan stabiel? Alleen als dat over meerdere generaties is, wordt het uit evolutionair oogpunt interessant. Voorbeelden daarvan, zoals het vlasbekje, waren tot voor kort op de vingers van één hand te tellen. Epigenetische erfelijkheid viel vooral moeilijk omdat het via de achterdeur het afgezworen Lamarckisme weer binnenlaat. Veel erfelijke epimutaties ontstaan namelijk als vaste res- Hier erven eigenschappen over die door een omgevingsfactor zijn uitgelokt ‘Epigenetica krijgt steeds meer aandacht in de wetenschap – maar te weinig van evolutiebiologen’ Foto:’s Innes Centre Ecology. Ze is van huis uit geneticus en werkt als theoretisch bioloog aan het Cohn Institute for the History and Philosophy of Science and Ideas aan de universiteit van Tel Aviv in Israël. De huidige interpretatie van Darwins evolutietheorie is Jablonka te beperkt. Waar Darwin noodgedwongen vaag was over de basis van erfelijkheid, hebben biologen dat ingevuld na de ontdekking van DNA. Erfelijk werd synoniem met genetisch, variaties werden genetische variaties en evolutie werd gezien als de verschuiving van genfrequenties in een populatie. Een logisch verhaal. Want hoe zouden eicellen en zaadcellen andere erfelijke informatie kunnen doorgeven dan een set genen? Maar in 1975 kwam de ontdekking dat methylgroepen zich aan het DNA kunnen hechten en zo de transcriptie van de onderliggende genen blokkeren. Bij de DNA-replicatie voor een celdeling, zo bleek ook, kunnen dochtercellen het methyleringspatroon van de oudercel overnemen. Het was een belangrijke ontdekking voor de ontwikkelingsbiologie, want methylering speelt een rol bij de differentiatie van cellen tot verschillende celtypen. Jablonka redeneerde verder. Zouden ook eicellen en zaadcellen een methyleringspatroon kunnen meekrijgen? Werd zo’n patroon misschien over meerdere generaties gehandhaafd? Kon zoiets de verklaring zijn voor vreemde, niet-Mendeliaanse overerving? Samen met collega Marion Lamb, geneticus aan de universi- teit van Tel Aviv, zocht ze in de literatuur naar voorbeelden. Het vlasbekje is er een van. De radiaal symmetrische bloemvorm ontstaat door methylering van het Lcyc-gen, en die methylering gaat meerdere generaties mee. Soms duikt opeens de tweezijdig symmetrische bloem weer op. Trucjes Cellen bleken meer trucjes te hebben waarmee ze genexpressie beïnvloeden. DNA-stukken kunnen ook op andere manieren gemarkeerd worden dan met methylgroepen. En men ontdekte korte RNA-ketens die zich op verschillende manieren met de aflezing en vertaling van genen bemoeien; sommige binden aan het DNA, andere remmen de vertaling van boodschapper-RNA tot eiwit. Bij een celdeling erven de dochtercellen zulke korte RNA-ketens, en weer stelden Jablonka en Lamb de vraag of ook Vlasbekjes met linksonder de radiaal symmetrische bloemvorm die door epigenetische variatie ontstaat. deze epigenetische informatie via eicellen en zaadcellen aan een volgende generatie kan worden doorgegeven. ‘In de medische wetenschap werd epigenetica een hype’, zegt Jablonka. In veel tumorcellen zijn tumor-onderdrukkende genen lamgelegd door een afwijkend methyleringspatroon dat bij de celdeling in stand blijft. Een vorm van dikkedarmkanker gaat bijvoorbeeld gepaard met methylering van het gen MLH1, en er is een geval bekend dat een zoon deze ‘epimutatie’ van zijn moeder erfde; in zijn zaadcellen was het gen weer in zijn normale staat. Ook veel stofwisselingsziekten hangen samen met een bepaald methyleringspatroon. Er kwamen steeds meer voorbeelden van epigenetische variaties boven tafel. Maar evolutiebiologen reageerden sceptisch en terughoudend. Ze erkenden het belang van epigenetische informatie voor de differentiatie van cellen, pons op een verandering in de omgeving. Als vrouwelijke ratten bijvoorbeeld tijdens de zwangerschap blootstaan aan een hoge dosis vinclozoline, een schimmeldodend middel dat men in wijngaarden gebruikt, dan hebben hun zoons, kleinzoons én achterkleinzoons een reeks kwalen, waaronder afwijkende testes en verminderde vruchtbaarheid. De aandoeningen hangen samen met een afwijkend methyleringspatroon dat via zaadcellen wordt doorgegeven. Hier erven dus eigenschappen over die door een omgevingsfactor zijn uitgelokt, en dat vloekt met de diepste overtuigingen van evolutiebiologen. Scepsis ‘Die hardnekkige scepsis en terughoudendheid noodzaakten me om alles bijeen te zoeken wat bekend is van epigenetische variaties die overerven van generatie op generatie’, vertelt Jablonka. Dat deed ze samen met Gal Raz, een promovendus aan de universiteit van Tel Aviv, in een lang artikel dat deze zomer verscheen in The Quarterly Review of Biology. ‘Het kostte ons een jaar, maar ik ben achteraf blij dat ik het gedaan heb, want ons verhaal is nu nog overtuigender.’ Slechts een klein deel van de inmiddels bekende epigenetische variaties is overerfbaar. Anderzijds, schrijven Jablonka en Raz, komen epigenetische variaties voor bij alle organismen en in principe op alle plaatsen van het genoom. Al is maar een klein deel erfelijk, dan kunnen dat er nog veel zijn. Jablonka en Raz denken daarom dat de ruim honderd voorbeelden van erfelijke epigenetische variaties die ze verzamelden, nog maar het topje van de ijsberg zijn. ‘Je kunt dit niet langer negeren. Het heeft grote implicaties voor ons denken over erfelijkheid en evolutie’, benadrukt Jablonka onvermoeibaar.