Complexe getallen Les 4 Meetkunde met complexe getallen (Deze les sluit aan bij paragraaf 3, van Inleiding Complexe getallen van de Wageningse Methode) Vooraf Algebra 𝑧𝑧 = 𝑎𝑎 + 𝑏𝑏𝑏𝑏 en 𝑤𝑤 = 𝑐𝑐 + 𝑑𝑑𝑖𝑖 𝑧𝑧 + 𝑤𝑤 = 𝑎𝑎 + 𝑐𝑐 + (𝑏𝑏 + 𝑑𝑑)𝑖𝑖 z+w z Meetkunde Met een parallellogram: w O Of een kop-staart constructie: w z O z+w Vooraf Algebra 𝑧𝑧 = 𝑎𝑎 + 𝑏𝑏𝑏𝑏 en 𝑤𝑤 = 𝑐𝑐 + 𝑑𝑑𝑖𝑖 𝑧𝑧 − 𝑤𝑤 = 𝑎𝑎 − 𝑐𝑐 + (𝑏𝑏 − 𝑑𝑑)𝑖𝑖 Meetkunde Van eindpunt van w naar eindpunt van z. z−w z w O Vooraf Algebra 𝑧𝑧 = 𝑎𝑎 + 𝑏𝑏𝑏𝑏 𝑖𝑖⋅𝑧𝑧 = −𝑏𝑏 + 𝑎𝑎𝑎𝑎 Meetkunde π arg 𝑖𝑖𝑖𝑖 = arg 𝑧𝑧 + arg 𝑖𝑖 = arg 𝑧𝑧 + 𝑖𝑖𝑖𝑖 is een rotatie over π , 2 linksom. 2 i⋅ z z Een vierkant maken De getallen 0, z, iz en z + iz vormen een vierkant. Z + i⋅z i⋅ z z 0 Een vierkant maken Opgave 4c: Welke figuur krijg je met de getallen 0, z, −iz en z −iz? Een lijnstuk maken Gegeven de getallen 𝑧𝑧 en 𝑤𝑤. 𝑤𝑤 − 𝑧𝑧 is de verbinding tussen 𝑤𝑤 en 𝑧𝑧. 1 𝑧𝑧 + (𝑤𝑤 − 𝑧𝑧) ligt halverwege. 𝑧𝑧 + 2 1 2 1 2 1 2 𝑤𝑤 − 𝑧𝑧 = 𝑧𝑧 + 𝑤𝑤. z O 1 w−z 2 w Een lijnstuk maken Gegeven de getallen 𝑧𝑧 en 𝑤𝑤. 𝑤𝑤 − 𝑧𝑧 is de verbinding tussen 𝑤𝑤 en 𝑧𝑧. 1 𝑧𝑧 + (𝑤𝑤 − 𝑧𝑧) ligt halverwege. 𝑧𝑧 + 2 1 2 1 2 1 2 𝑤𝑤 − 𝑧𝑧 = 𝑧𝑧 + 𝑤𝑤. z 1 w−z 2 O Algemeen: 𝑧𝑧 + 𝑡𝑡(𝑤𝑤 − 𝑧𝑧) zijn alle punten van het lijnstuk als 0 ≤ 𝑡𝑡 ≤ 1. 𝑧𝑧 + 𝑡𝑡 𝑤𝑤 − 𝑧𝑧 = 1 − 𝑡𝑡 𝑧𝑧 + 𝑡𝑡𝑡𝑡 met 0 ≤ 𝑡𝑡 ≤ 1. Anders opgeschreven: 𝑠𝑠𝑠𝑠 + 𝑡𝑡𝑡𝑡 zijn alle punten van het lijnstuk tussen z en w als 𝑠𝑠 + 𝑡𝑡 = 1, (0 ≤ 𝑠𝑠 en 0 ≤ 𝑡𝑡). w Zwaartelijnen Gegeven de getallen a,b en c. Deze stellen de punten A,B en C voor van een driehoek. 1 1 M is het midden van AB. 𝑚𝑚 = 𝑎𝑎 + 𝑏𝑏. 2 c 2 a m b Zwaartelijnen Gegeven de getallen a,b en c. Deze stellen de punten A,B en C voor van een driehoek. 1 1 M is het midden van AB. 𝑚𝑚 = 𝑎𝑎 + 𝑏𝑏. 2 2 De zwaartelijn is het lijnstuk CM met de vergelijking: 1 1 𝑠𝑠𝑠𝑠 + 𝑡𝑡𝑡𝑡 = 𝑠𝑠( 𝑎𝑎 + 𝑏𝑏) + 𝑡𝑡𝑡𝑡 met 𝑠𝑠 + 𝑡𝑡 = 1, (0 ≤ 𝑠𝑠 en 0 ≤ 𝑡𝑡).a 2 2 3 2 1 3 Kies 𝑧𝑧 met 𝑠𝑠 = en 𝑡𝑡 = . Punt Z ligt op de zwaartelijn vanuit C en 2 1 1 1 1 1 1 𝑧𝑧 = 𝑎𝑎 + 𝑏𝑏 + 𝑐𝑐 = 𝑎𝑎 + 𝑏𝑏 + 𝑐𝑐 3 2 2 3 3 3 3 c m b Zwaartelijnen Gegeven de getallen a,b en c. Deze stellen de punten A,B en C voor van een driehoek. 1 1 M is het midden van AB. 𝑚𝑚 = 𝑎𝑎 + 𝑏𝑏. 2 De zwaartelijn is het lijnstuk CM met de vergelijking: 1 1 𝑠𝑠𝑠𝑠 + 𝑡𝑡𝑡𝑡 = 𝑠𝑠( 𝑎𝑎 + 𝑏𝑏) + 𝑡𝑡𝑡𝑡 met 𝑠𝑠 + 𝑡𝑡 = 1, 0 ≤ 𝑠𝑠, 0 ≤ 𝑡𝑡. 2 3 2 2 1 . 3 c 2 Kies 𝑠𝑠 = en 𝑡𝑡 = Dit punt Z ligt op de zwaartelijn vanuit C en 2 1 1 1 1 1 1 𝑧𝑧 = 𝑎𝑎 + 𝑏𝑏 + 𝑐𝑐 = 𝑎𝑎 + 𝑏𝑏 + 𝑐𝑐 3 2 2 3 3 3 3 a m Op dezelfde manier geldt dat Z ligt op de zwaartelijnen uit B en C. De zwaartelijnen in een driehoek gaan door één punt. b Zwaartelijnen Maak opgave 3. Twee vierkanten Opgave 5 Twee vierkanten zitten met een hoekpunt bij O aan elkaar vast. 𝑎𝑎 = 𝑥𝑥 + 𝑦𝑦𝑦𝑦, 𝑏𝑏 = 𝑟𝑟 + 𝑠𝑠𝑠𝑠 𝑐𝑐 = −𝑖𝑖 � 𝑎𝑎 = 𝑦𝑦 − 𝑥𝑥𝑥𝑥 en 𝑑𝑑 = 𝑖𝑖 � 𝑏𝑏 = −𝑠𝑠 + 𝑟𝑟𝑟𝑟 c p komt overeen met pijl 1 en q met pijl 2. 𝑝𝑝 = 𝑐𝑐 − 𝑏𝑏 = 𝑦𝑦 − 𝑥𝑥𝑥𝑥 − 𝑟𝑟 + 𝑠𝑠𝑠𝑠 = = 𝑦𝑦 − 𝑟𝑟 − 𝑥𝑥 + 𝑠𝑠 𝑖𝑖 En 𝑞𝑞 = 𝑑𝑑 − 𝑎𝑎 = −𝑠𝑠 + 𝑟𝑟𝑟𝑟 − 𝑥𝑥 + 𝑦𝑦𝑖𝑖 = = −𝑠𝑠 − 𝑥𝑥 + 𝑟𝑟 − 𝑦𝑦 𝑖𝑖 d Twee vierkanten Opgave 5 (vervolg) 𝑝𝑝 = 𝑦𝑦 − 𝑟𝑟 − 𝑥𝑥 + 𝑠𝑠 𝑖𝑖 c 𝑞𝑞 = −𝑠𝑠 − 𝑥𝑥 + 𝑟𝑟 − 𝑦𝑦 𝑖𝑖 𝑖𝑖𝑖𝑖 = −𝑖𝑖𝑖𝑖 − 𝑖𝑖𝑖𝑖 − 𝑟𝑟 − 𝑦𝑦 = 𝑦𝑦 − 𝑟𝑟 − 𝑥𝑥 + 𝑠𝑠 𝑖𝑖 = 𝑝𝑝 pijl 1 en pijl 2 staan loodrecht op elkaar. |𝑝𝑝| = 𝑖𝑖𝑖𝑖 = 𝑖𝑖 𝑞𝑞 = |𝑞𝑞| De pijlen zijn even lang. d Twee vierkanten Maak opgave 6 Draaien over 1 2 1 2 ε = + 𝑖𝑖 3 = cos π 3 π 3 + 𝑖𝑖 sin( ) Vermenigvuldigen met ε komt overeen π met een draaiing over linksom. 3 π 3 of π 6 Draaien over 1 2 1 2 ε = + 𝑖𝑖 3 = cos π 3 π 3 + 𝑖𝑖 sin( ) Vermenigvuldigen met ε komt overeen π met een draaiing over . 3 In de figuur zie je dat ϵ = 1 + ϵ2 Ook is ϵ5 + ϵ = 1 dus ϵ5 = 1 − ϵ π 3 of π 6 Gelijkzijdige driehoeken De getallen 0, a en ε⋅a komen overeen met de hoekpunten van een gelijkzijdige driehoek. ε⋅a a o Gelijkzijdige driehoeken c Gegeven zijn de getallen a en b. Bereken c zodat a,b en c een gelijkzijdige driehoek vormen. b a Gelijkzijdige driehoeken c Gegeven zijn de getallen a en b. Bereken c zodat a,b en c een gelijkzijdige driehoek vormen. b b – a is het lijnstuk AB. a Er zijn twee oplossingen: • 𝑐𝑐 = ε(𝑏𝑏 − 𝑎𝑎) • 𝑐𝑐 = ε5 𝑏𝑏 − 𝑎𝑎 = (1 − ε)(𝑏𝑏 − 𝑎𝑎) Gelijkzijdige driehoeken Opgave 14 De driehoeken ABT en CDT zijn gelijkzijdig. De lijnstukken AC en BD snijden onder een hoek van 60° en zijn even lang. Gelijkzijdige driehoeken Opgave 14 De driehoeken ABT en CDT zijn gelijkzijdig. De lijnstukken AC en BD snijden onder een hoek van 60° en zijn even lang. Bewijs Kies T als oorsprong. Dan is 𝑏𝑏 = ε𝑎𝑎 en 𝑑𝑑 = ε𝑐𝑐. Dus 𝑏𝑏 − 𝑑𝑑 = ε𝑎𝑎 − ε𝑐𝑐 = ε(𝑎𝑎 − 𝑐𝑐). En |𝑏𝑏 − 𝑑𝑑| = ε 𝑎𝑎 − 𝑐𝑐 = |𝑎𝑎 − 𝑐𝑐| Oefenen Maken: De opgaven van paragraaf 3, in ieder geval de opgaven 7, 8, en11. Huiswerk Inleveren: van paragraaf 3, opgave 15.