Bedrijfseconomie - portfolio jaar 2

advertisement
Bedrijfseconomie
Week 1
AC-methode en DC-methode
Normale bezetting = gemiddelde productieomvang gedurende een aantal toekomstige jaren
Werkelijke bezetting = wat er werkelijk is gemaakt / verkocht.
1. Integrale kostprijs berekening (AC methode)
(Bij zelfde soort product)
LET OP FABRICAGE KOSTPRIJS EN COMMERCIËLE KOSTPRIJS (incl. verkoopkostprijs)
Geanalyseerd: (Integrale) kostprijsmethode = (toegestane vaste kosten / normale productie) +
(toegestane variabele kosten / werkelijke productie) (C/N + V/W)
Perioderesultaat integrale kostprijsmethode = Verkoopprijs x afzet
Integrale kostprijs x afzet
Transactieresultaat (verkoopresultaat)
–
Bezettingsresultaat = (W – N) x (C/N)
+
Perioderesultaat = transactieresultaat + bezettingsgraad
Klassiek: TO(verkoopprijs x afzet) – TK (constante kosten + variabele kosten + voorraadmutatie)
2. Variabele kostprijsmethode (DC methode)
(Bij veel soorten producten)
LET OP FABRICAGE KOSTPRIJS EN COMMERCIËLE KOSTPRIJS (incl. verkoopkostprijs)
Klassiek: toegestane variabele kosten / werkelijke productie (V/W)
Perioderesultaat variabele kostencalculatie = Verkoopprijs x afzet
Variabele kostprijs x afzet
Dekkingsbijdrage
–
TCK (totale constante kosten)
–
Perioderesultaat = dekkingsbijdrage – vaste productiekosten
3. Break even
TO = TK
(totale opbrengsten = totale kosten)
Totale opbrengsten = prijs X afzet
Totale kosten = (variabele kosten X afzet) + constante kosten
Met de veiligheidsmarge bereken je het percentage waarmee de afzet mag dalen voordat het
breakeven punt bereikt is. Formule:
(Begrote afzet – break even afzet) / begrote afzet X 100%
© Lieke van Brussel, Avans Hogeschool ’s-Hertogenbosch 2012-2013
Pagina | 1
Verschil integrale kostprijsmethode (hfst. 5) en variabele kostencalculatie (hfst. 6) = wijze waarop het
resultaat wordt bepaald, verschil in toerekenen vaste productiekosten en de wijze waarop de
voorraden worden gewaardeerd.
Verschil in toerekenen vaste productiekosten: bij de integrale kostprijsmethode rekenen we de vaste
productiekosten toe aan de individuele producten. Bij de variabele kostprijsmethode brengen we de
vaste productiekosten in één bedrag ten laste van het resultaat.
Verschil in voorraadwaardering: het verschil in beide perioderesultaten ligt aan de voorraadmutatie.
Dit bereken je als volgt: voorraadmutatie x integrale kostprijs – voorraadmutatie x variabele kostprijs.
Als het goed is, is dit verschil hetzelfde als het verschil tussen het perioderesultaat van de AC
methode en het perioderesultaat van de DC methode.
© Lieke van Brussel, Avans Hogeschool ’s-Hertogenbosch 2012-2013
Pagina | 2
Week 2
Budgettering en verschillenanalyse
Overzicht verschilanalyse:
winstverschil
kostenverschil
verschil variabele
kosten
verschil
constante kosten
verkoopverschil
verkoopprijs
verkoopomvang
verschil
verschil
hoeveelheids
assortiments
verschil
verschil
Verschil variabele kosten te splitsen in:
- Prijsverschil = ( Standaard Prijs (SP) – Werkelijke Prijs (WP) ) x Werkelijke Hoeveelheid (WH)
- Efficiencyverschil = (Standaard Hoeveelheid (SH) – Werkelijke Hoeveelheid (WH) ) x Standaard
Prijs (SP)
Verschil constante kosten te splitsen in:
- Budgetverschil = Toegestane (gebudgetteerde) vaste kosten – werkelijke vaste kosten
- Bezettingsresultaat = (W-N) x (C/N)
Ex ante-budget – het budget, dat betrekking heeft op activiteiten die in de komende periode worden
verwacht, vóór het begin van een periode opstellen.
Ex post-budget – na afloop van een budgetperiode werkelijke activiteiten en werkelijke resultaten
vaststellen.
De geanalyseerde winst- en verliesrekening (AC) (overzicht)
Omzet (verkoopprijs x afzet)
Toegestane kosten (AC kostprijs)
–
VERKOOPRESULTAAT (transactieresultaat)
Verschillenanalyse (fabricageresultaat)
Prijsverschillen
Efficiencyverschillen
Budgetverschillen
Bezettingsverschillen
+/–
WINST OF VERLIES
© Lieke van Brussel, Avans Hogeschool ’s-Hertogenbosch 2012-2013
Pagina | 3
Verschil directe en indirecte kosten:
- Directe kosten = toewijsbaar aan product; grondstoffen, inkopen, personeel en machine, etc.
- Indirecte kosten = niet toewijsbaar aan product; huur magazijn, andere personeelkosten, etc.
Daarvoor bestaan er vier methodes:
1. Opslagmethode
2. Equivalentiemethode
3. Kostenplaatsmethode (week 3)
4. ABC methode (week 4)
Opslagmethode
- Enkelvoudig (primitief) – alle indirecte kosten worden m.b.v. 1 opslagpercentage opgenomen in
de kostprijs = (indirecte kosten / directe kosten) x 100%
- Meervoudig (verfijnd) – alle indirecte kosten worden m.b.v. meerdere opslagpercentages
opgenomen in de kostprijs = (indirecte materiaalkosten / directe materiaalkosten) x 100%
= (indirecte loonkosten / directe loonkosten) x 100%
= (indirecte overige kosten / directe kosten) x 100%
Equivalentiemethode
Toerekening van kosten op basis van bepaalde verhouding.
Bijv. olijfolie in flessen van 0,5 van 1,0 en van 1,5 liter.
Indirecte kosten worden dan in die verhouding toegerekend.
Voorbeeld : indirecte kosten zijn € 450.000
Geproduceerd worden :
50.000 flessen van 0,5 liter
200.000 flessen van 1,0 liter
50.000 flessen van 1,5 liter.
Hoe worden de indirecte kosten toegerekend ?
Aantal liters dat wordt geproduceerd :
0,5 liter x 50.000 =
25.000 liter
1,0 liter x 200.000 =
200.000 liter
1,5 liter x 50.000 =
75.000 liter
Totaal
300.000 liter
Indirecte kosten per liter
€ 450.000 / 300.000 liter = €1,50/liter
Indirecte kosten fles 0,5 liter = € 0,75
Indirecte kosten fles 1,0 liter = € 1,50
Indirecte kosten fles 1,5 liter = € 2,25
© Lieke van Brussel, Avans Hogeschool ’s-Hertogenbosch 2012-2013
Pagina | 4
Week 3
Kostenplaatsenmethode
Verband tussen indirecte kosten en product niet rechtstreeks te leggen, dus  creëren van
“tussenstations”.
Nieuwe begrippen :
- Kostendragers (= uiteindelijke producten)
- Kostenplaats = verzameling van alle kosten die gemaakt worden voor de uitoefening van een
bepaalde functie.
o Hulpkostenplaatsen – afdeling is er wel, maar niet fysiek aanwezig
o Zelfstandige kostenplaatsen – afdelingen zijn wel aanwezig, maar hebben geen direct
verband met het product
o Hoofdkostenplaatsen – in principe rechtstreeks verband, maar wel indirecte kosten
Stappenplan:
1. Creëren van kostenplaatsen & bepalen van de indirecte kosten die horen bij de kostenplaatsen (=
eerstverdeelde kosten)
2. Maken van de keuze van systematiek van doorberekening:
- Directe methode
- Step-down methode (indirecte methode / stapsgewijs)
- Reciprocal methode (wederzijds)
3. Selecteren van verdeelsleutels per hulpkostenplaats
4. Toerekenen van de indirecte kosten aan de hoofdkostenplaats en kostendragers
Bijv.
1. Creëren van kostenplaatsen & bepalen van de indirecte kosten die horen bij de kostenplaatsen:
Indirecte kosten huisvesting (hulpkostenplaats): Indirecte kosten directie en personeelsafdeling
Huur per jaar € 500.000
(zelfstandige kostenplaats):
Energie en water € 100.000
personeelskosten € 250.000
Verzekering en belasting € 50.000
overige kosten € 50.000
Indirecte kosten afd. productie
Indirecte kosten afd. verkoop
(hoofdkostenplaats):
(hoofdkostenplaats):
personeelskosten € 500.000
personeelskosten € 150.000
overige kosten € 100.000
overige kosten € 200.000
© Lieke van Brussel, Avans Hogeschool ’s-Hertogenbosch 2012-2013
Pagina | 5
2. Maken van de keuze van systematiek van doorberekening
-
Directe methode
dir + pers. afdeling : 25 m2
afdeling productie : 200 m2
afdeling verkoop : 100 m2
huisvestiging :
directie&adm. :
TOTAAL VAN 325 m2
dir + pers. afdeling: 5 fte
afdeling productie : 25 fte
afdeling verkoop : 10 fte
Berekening:
Hulpkostenplaats
Zelfstandige
Hoofdkostenplaats
Hoofdkostenplaats
kostenplaats
Huisvestiging
Directie &
Productie
Verkoop
administr.
650.000
300.000
600.000,00
350.000,00
2.166,67*200=433.333,33 2.166,67*100=216.666,67
8.571,43*25=214.285,71
8.571,43*10=85.714,29
1.247.619,04
652.380,96
Totaal aantal indirecte kosten, toegerekend aan hoofdkostenplaatsen 1.900.000
650.000/300
300.000/(25+10)
Per m2 = 2.166,67 € Per fte = 8.571,43
Kostprijs berekenen
Tafel:
Directe kosten: 830.000 (gegeven)
Indirecte productiekosten:
1.247.619,04 (totale productiekosten)
2000(totaal aantal uren)
= € 623,80 = kosten per machine uur
623,80 * 600 (uren voor tafel) = 374.280
Indirecte verkoopkosten:
25% van 652.380,96 = 163.095,24
Totaal = 830.000 + 374.280 + 163.095,24 = 1.367.375,24
_______________________________________________________________________________
-
Step-down methode
huisvestiging :
dir + pers. afdeling : 25 m2
afdeling productie : 200 m2
afdeling verkoop : 100 m2
TOTAAL VAN 325 m2
© Lieke van Brussel, Avans Hogeschool ’s-Hertogenbosch 2012-2013
Pagina | 6
directie&adm. :
dir + pers. afdeling: 5 fte
afdeling productie : 25 fte
afdeling verkoop : 10 fte
Berekening:
Hulpkostenplaats
Zelfstandige
Hoofdkostenplaats
Hoofdkostenplaats
kostenplaats
Huisvestiging
Directie & administr.
Productie
Verkoop
650.000
300.000
600.000
350.000
2.000*25=50.000
2.000*200=400.000
2.000*100=200.000
350.000
10.000*25=250.000
10.000*10=100.000
1.250.000
650.000
Totaal aantal indirecte kosten, toegerekend aan hoofdkostenplaatsen 1.900.000
650.000/325
350.000/(25+10)
2
Per m = 2.000 €
Per fte = 10.000
Kostprijs berekenen
Tafel:
Directe kosten: 830.000 (gegeven)
Indirecte productiekosten:
1.250.000 (totale productiekosten)
2000(totaal aantal uren)
= € 625 = kosten per machine uur
625 * 600 (uren voor tafel) = 375.000
Indirecte verkoopkosten:
25% van 650.000 = 162.500
Totaal = 830.000 + 375.000 + 162.500 = 1.367.500
_______________________________________________________________________________
-
Reciprocal (algebraïsche) methode
S1
60.000
0,1 S1
0,2S2
0,2S3
o
o
o
S2
180.000
0,1 S1
0,1S2
0,2S3
S3
120.000
0,2 S1
0,2S2
0,0S3
P
100.000
0,3 S1
0,3S2
0,3S3
Q
140.000
0,3 S1
0,2S2
0,3S3
Opdracht:
S1 = 0,1S1+0,2S2+0,2S3+60.000
S2 = 0,1S1+0,1S2+0,2S3+180.000
S3 = 0,2S1+0,2S3+0,0S3+120.000
S1 en S2 en S3 invullen in vergelijking van P en Q en je hebt de doorbelastingen.
Opstellen van de vergelijkingen (+ controle) behoort tot tentamenstof, uitrekenen niet!!!
© Lieke van Brussel, Avans Hogeschool ’s-Hertogenbosch 2012-2013
Pagina | 7
Week 3
ABC methode
ABC methode
ZELF AANVULLEN!
© Lieke van Brussel, Avans Hogeschool ’s-Hertogenbosch 2012-2013
Pagina | 8
Download