9: post-modernisme: Jacques Derrida (1930-2004) ≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈ post-modernisme is een modewoord sinds 1979 (Jean-François Lyotard: La condition postmoderne) het is een term die zoveel is gaan betekenen dat het vrijwel betekenisloos is geworden het suggereert een stroming of tijdperk dat volgt op het modernisme, maar een betere omschrijving zou zijn: anti-modernisme, omdat het vooral een kritiek op het modernisme is wat is modernisme? in de kunstgeschiedenis: periode tussen de 1e en 2e wereldoorlog in de filosofie: 50 jaar voor en na de Franse revolutie? vanaf de wetenschappelijke revolutie? kenmerk = geloof in wetenschappelijke en emancipatorische vooruitgang over het algemeen wordt er de Verlichting mee bedoeld, en dus het centraal stellen van de mens / het subject post-moderne filosofie is een kritiek op de Verlichting, maar tevens op het westerse denken sinds Plato 1] op de grote verhalen (Kant, Hegel, Marx) en pretenties van de metafysica 2] op het representerend of identificerend denken 3] op het beheersende en uitsluitende denken grootste boosdoener is het begrip Waarheid, heeft plaats moeten maken voor het begrip verschil (differentie) op verschillende terreinen zien we in de 20e eeuw een verschuiving van een soort kennis-optimisme naar een meer antropologische benadering, waarin de Waarheid niet bestaat: - analytische filosofie: logisch atomisme -> taalspel - wetenschaps-filosofie: positivisme -> paradigma-theorie (Kuhn) - menswetenschappen: fenomenologie -> (post)structuralisme dit kun je zien als voortekenen van het post-moderne denken probleem met het begrip post-modernisme: de meeste filosofen die onder de post-modernen worden geschaard distantiëren zich van de term Derrida en Foucault hebben zichzelf nooit post-modernist genoemd, wel historicus term nauw verwant is post-modernisme = post-structuralisme vraag is dan: wat is structuralisme? structuralisme en fenomenologie zijn beide een voortzetting van Kant's epistemologie (ken-leer) en staan ongeveer tegenover elkaar als Hegel's idealisme en Marx' materialisme Kant stelde dat waarneming gebruik maakt van "aanschouwingsvormen" (ken-structuren) wij kennen de werkelijkheid (de fenomenen) slechts op de wijze zoals die waarnemen / interpreteren het Ding an sich (de objectieve, ongeïnterpreteerde werkelijkheid) is onkenbaar de fenomenologie (Husserl) wil een wetenschap ontwikkelen vanuit het 1e persoons-perspectief (bewustzijn) het structuralisme is de tegenhanger van de fenomenologie (en tevens een reactie op het existentialisme) door de aandacht voor taal in het denken (linguistic turn) verschoof de focus van het subject naar taal linguistic turn is bedacht door Gustav Berg (Wiener Kreis), dus vandaar de associatie met Wittgenstein Richard Rorty heeft het begrip opgerekt: een revolutie in het denken ook buiten de analytische filosofie begin linguistic turn is dan niet Wittgenstein maar Nietzsche, Peirce & de Saussure het structuralisme neemt niet het bewustzijn, maar de taal als uitgangspunt / fundament taal in de breedste zin: het teken als in relatie tot psychologie, sociologie en cultuur structuralisten: Ferdinand de Saussure (linguïst), Jacques Lacan (psychoanalyticus), Claude Lévi-Strauss (antropoloog), Roland Barthes (literatuurcriticus / linguïst), Algirdas Greimas (linguïst) ≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈ 1 Friedrich Nietzsche (1844-1900) Nietzsche ziet de geschiedenis van het westerse denken van na de pre-socraten als 2000 jaar dwaling als een geloof in de taal als zijnde iets wat verwijst naar een waarheid buiten de taal het Platonisme en christendom hebben mens en wereld in een keurslijf gehouden vóór Plato / Socrates was taal iets dat een effect bewerkstelligde (taalhandelingen) taal was gebod, belofte, verleiding, dreiging, etc: dus onderdeel van het leven (bijv. de volksvergadering) de sofisten waren reizende docenten die burgers (vrije mannen) schoolden in logica en retorica, zodat ze effectiever op konden komen voor hun belangen in de volksvergadering taal was effectief: het gaat er om hoe je het zegt / gelijk hebben = gelijk krijgen bij Socrates / Plato: verschuiving van het woord als taalhandeling (sofist / macht) naar waarheid (filosofie) taal is politiek, een spel der machten, maar sinds Plato versluierd achter de waarheid het gaat er niet om hoe je het zegt, maar wat je zegt / wat het representeert (de waarheid) een onderscheid tussen gezegde / uitgesprokene, en iets aan gene zijde waarmee het moet corresponderen plato's Vormen-leer: de Waarheid bevindt zich aan gene zijde, onze voorstelling ervan is beperkt taal wordt representatief: er wordt iets buiten de taal verondersteld te corresponderen met de taal alsof ditgene vooraf zou gaan aan de werkelijkheid, de praktijk, het gebruik van taal, alsof de waarheid over de feiten eerder bestaat dan de benoeming van de feiten alsof de benoemende instantie onafhankelijk & neutraal alleen maar dat benoemd wat er al aan waarheid was filosofie werd, en wordt, vaak omschreven als een belangeloze belangstelling volgens Nietzsche bestaat er niet zoiets als belangeloos hij stelt dat deze wil-tot-waarheid en verkapte vorm van wil-tot-macht is, Platonisme en christendom zijn een staatsgreep van de slavenmoraal ("de heersende ideologie is...") Nietzsche stelt de vraag naar de waarde van de waarheid de tegenstelling waar-onwaar verraadt allereerst een morele waardering: waarheid = goed / onwaarheid of schijn = slecht deze morele waardering van de wil tot waarheid, is uiteindelijk wil tot macht (beheersing) Nietzsche stelt deze impliciet morele waardering onder verdenking: waarom niet liever onwaarheid? hoe is de waarheid ontstaan? deze vraag kan alleen worden beantwoord voorbij goed en kwaad - Jenselts von Gut und Böse (1886) - Über Wahrheit und Lüge im aussermoralischen Sinne (1873) - Genealogie der Moral (1887) i.p.v. te zoeken naar een zuivere oorsprong (het wezen, de essentie) van onze opvattingen, reconstrueert de genealogie de complexe herkomst, de geleidelijke ontstaansgeschiedenis ervan ze toont daarbij de heterogeniteit aan ontstaansmomenten, toevalligheden, verhulde veroveringen genealogie = 1] een parodisch narrenspel, dat het masker van de ene Waarheid afneemt en er vele maskers voor terugzet 2] de ontbinding van het ik, doordat zij het idee van continuïteit en identiteit ontneemt 3] opoffering van het kennissubject, door op de wil tot macht te wijzen die eraan ten grondslag ligt Nietzsche traceert het moderne waarheidsbegrip terug tot de Grieken, m.n. tot Plato het gedrag van een gemeenschap in gewenste banen leiden veronderstelt een gemeenschappelijke moraal, en dus een gemeenschappelijk beeld van de werkelijkheid en één waarheid: de taal sticht deze eenheid het verlangen naar waarheid wordt gecanoniseerd als een objectieve, voor iedereen geldende waarheid waarheid = de verplichting om volgens vaste conventies te liegen, en een structureel vergeten van de wil 2 "waarheid is een mobiel leger van metaforen, metonymia, antropomorfismes [...] die een volk na lang gebruik als vastsstaand, canoniek en bindend voorkomen" behalve waarheid & leugen is ons denken ingericht volgens andere tegenstellingen: zijn versus schijn, goed versus kwaad, mooi versus lelijk, bewustzijn versus instinct, etc. de morele geladenheid ervan kan de metafysica niet denken omdat ze dan de bijl aan haar eigen wortels legt dit radicaal (radix = wortel) doordenken, deze ontworteling, neemt Nietzsche op zich in laatste instanties zijn het slechts woorden die een eigen leven leiden en ons tot metafysica verleiden de regulatieve ideeën subject, object, ziel, wereld, God, Geest representeren geen werkelijkheid, maar produceren deze juist: taal constitueert onze werkelijkheid het subject is dus niet het fundament van de metafysica, maar een effect, een suggestie van de taal voorbeeld: "ik denk, dus ik ben"... het woordje "ik" suggereert al een zijnde, een bestaan, nog los van "denk" "God is dood!" betekent einde van het geloof in waarheid en schijn (de metafysica), en tevens het einde van de mens (het wetenschappelijk & humanistisch subject) d.w.z: de dood van God impliceert het einde van de metafysische tegenstellingen, dus ook van de schijn "De ware wereld hebben we afgeschaft, welke wereld bleef er over? De schijnbare misschien? Nee, met de ware hebben we ook de schijnbare afgeschaft!" voor Nietzsche betekent dit dat de werkelijke grond van het bestaan wordt erkend: perspectivisme radicale, nimmer definitief te ontmaskeren schijn, die zich bij uitstek manifesteert in de kunst kunst is het domein waarin het denken zich zonder enige metafysische illusies kan ontvouwen ≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈ Ferdinand de Saussure (1857-1913) la parole = alle concrete taaluitingen van individuele sprekers; vormen de basis van la langue la langue = talig systeem of structuur van (arbitrair be-tekenende) tekens la langage = het algemene taalvermogen van de mens; de verhouding tussen langue en parole het teken kent 2 aspecten: signifiant (significant) = de betekenaar / het teken (woord) signifié (significaat) = mentale concept waarnaar de betekenaar/significant verwijst (context afhankelijk) referance = buiten-talige entiteit waarnaar de betekenaar/significant verwijst (Ding an sich) dit laatste is het domein van de epistemologie (ken-theorie); is niet interessant voor de linguïstiek er is alleen sprake van een teken als het iets be-tekent (als het een begrip is, niet slechts klank of letters) er is geen relatie (van essentie o.i.d.) tussen betekenaar en betekenis, is arbitrair (in tegenstelling tot Plato) d.w.z: de relatie tussen het teken (woord of symbool) en de inhoud (betekenis) berust op sociale conventies taal is onderhevig aan diachrone verandering; betekenis-relaties dienen dus dynamisch te worden opgevat de relatie tussen verschillende tekens is differentieel; d.w.z: de betekenis van het teken wordt bepaald door zijn relatie tot andere elementen in het tekensysteem, en dan vooral door het verschil (differentie) t.o.v. ermee geassocieerde tekens (verzamelingenleer) ieder betekende wordt dus altijd bepaald door zijn plaats in het netwerk van relaties van verschil m.a.w. het onderlinge verschil bepaalt de betekenis (negatief), niet het significaat of de referent (positief) de 2 delen van het teken (signifiant & signifié) = vormen toch een soort eenheid, vooral in het gesproken woord, aangezien er een historisch gegroeide band bestaat tussen betekenaar en betekende de betekenis van het gesproken woord wordt immers gevormd in de aanwezigheid van spreker en luisteraar 3 het schriftelijk teken is minder nauwkeurig: het be-tekenen vindt plaats buiten de invloed van de spreker wij kunnen de intenties achter een geschreven tekst minder goed achterhalen dan het gesproken woord het geschreven woord is dus als een "verwijzing" naar het gesproken woord door zijn nadruk op langue (structuur) legde De Saussure de basis voor de structuralistische taalkunde Chomsky hanteert een onderscheid dat doet denken aan langue/parole: nl. competence/performance ≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈ Jacques Lacan (1901-1981) taal is constitutief voor onze werkelijkheid: wij worden gesproken door onze eigen taal wij leven in de illusie die de taal construeert niet alleen ideeën en denkbeelden, maar ook verlangens / begeerten zijn talig (vgl. Freud) zelfs het onderbewuste is gestructureerd als taal (dit vonden andere psycho-analytici niet) 1] imaginaire orde = in ons bewustzijn: het beeld van onszelf, van de wereld om ons heen, ons handelen 2] reële orde = factoren die aan het spel ontsnappen; de realiteit buiten de imaginaire en symbolische orde het reële (de werkelijkheid) is vooral een verstoring van de symbolische en imaginaire orde 3] symbolische orde = alle regels in het dagelijkse leven, van etiquette tot het recht en religieuze taboes alles wat is uitgedrukt in taal staat onder het gezag van de symbolische orde, die de betekenis ervan bepaalt - het "ik" is geen "zijnde", maar een zelf-beeld, een ideaal; zo kan het deelnemen aan de symbolische orde - het project van het "ik" in onze samenleving is er op gericht om te worden wie je (eigenlijk) bent ≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈ Claude Lévi-Strauss (1908-2009) een samenleving krijgt pas ordening doordat er scheidslijnen getrokken worden: wij & zij, goed & kwaad, hoog & laag, eer & schande, mens & dier, man & vrouw, kind & volwassen, etc. maar tegelijk wordt de samenhang ervan slechts gegarandeerd doordat die lijnen worden overschreden: (vooral in de meest fundamentele 'ruil' die een gemeenschap kent: het huwelijk) juist daar waar grenzen worden overschreden krijgen die grenzen meer betekenis betekenis krijgt de wereld pas dankzij een structuur, die bestaat uit onderling tegengestelde elementen binnen dat gestructureerde netwerk is het individu niet veel meer dan een 'teken', dat de hem toegeschreven plaats inneemt in de de cultuur (= tekst) een afspiegeling van die structuur bevindt zich in het wereldbeeld (het denken & voelen) van het individu het is dus niet het individu dat de dingen hun betekenis geeft, maar het individu krijgt zelf pas betekenis doordat het is opgenomen in een netwerk dat hem overstijgt ≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈ Roland Barthes (1915-1980): spreekt niet over dialoog en traditie (Heidegger / Gadamer), maar over culturele codes tekensystemen (taal) zijn dragers van sociale waarden, en garanderen de sociale structuur (status quo) Mythologies (1957) door associaties van tekens worden mythes geproduceerd mythen leggen vast wat als normaal, universeel, natuurlijk, en vanzelfsprekend wordt beschouwd terwijl dit eigenlijk cultureel en historisch bepaald is, en dus willekeurig; niet natuurlijk noch vanzelfsprekend mythes zijn geconstrueerd en vastgelegd door de dominante ideologie Marx: "de heersende ideologie is altijd de ideologie van de heersende klasse" Nietzsche: "waarheden zijn illusies waarvan we vergeten zijn dat het illusies zijn" mythes kunnen door een structuralistische analyse kunnen worden blootgelegd, ontmaskerd 4 "La mort de l'Auteur" (1968) de auteur legt niet dezelfde betekenissen in een tekst die de lezer er uit haalt de lezer geeft zelf betekenissen aan de tekst, en vindt voortdurend verschillende betekenissen betekenis-geven is afhankelijk van de context, en verschilt per lezer de tekst ontstaat pas tijdens het lezen, en heeft dus meerdere betekenissen door de auteur dood te verklaren, kan de lezer worden bevrijd van een eenzijdige interpretatie er is geen objectiviteit: de interpretator is ook tekst(ueel) (vgl. W.S. Burroughs: "language is a virus") Barthes maakte hiermee de overgang van structuralisme naar post-structuralisme ≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈ Paul Ricoeur (1913-2005) (Derrida was Ricoeur's assistent) ontwikkelde een hermeneutiek gebaseerd op Heidegger (maar wijkt op veel punten af van Gadamer) Ricoeur houdt het midden tussen Barthes (post)structuralisme en Gadamers' "opgenomen zijn in de traditie" in Freud and Philosophy: An Essay on Interpretation (1965) stelt hij dat Marx, Nietzsche en Freud meesters waren van de "school van achterdocht / wantrouwen" het zijn precies deze 3 die grote invloed uitoefenen op de (Franse) filosofie, en aanzet geven tot het structuralisme, post-modernisme & post-structuralisme verschil tussen structuralisme en post-structuralisme is niet enorm het structuralisme erkent enerzijds dat het subject niet autonoom (vrij) is, maar heteronoom (gevormd door taal) maar toch wordt er een subject-object-scheiding tussen tekst (als object) en interpreet verondersteld: de structuur van een linguistisch systeem (op een gegeven moment) is objectief en analyseerbaar kritiek van post-structuralisten: structuralisme is a-historisch (statisch) en theoretisch (objectiverend) de structuren van taal / cultuur bestaan echter pas in praktijk: in het uitoefenen / reproduceren ervan ≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈ Jacques Derrida (1930-2004): joods gezin (dus bekend met de Joodse godsdienst) ziet zichzelf als historicus, niet als post-modernist invloed: Marx, De Saussure, Nietzsche, Freud, Lévinas, Levi-Strauss kritiek op de vanzelfsprekende aanames van de westerse metafysica (en denken en cultuur) radicaal door-denken van de ideeën (teksten) van anderen ontmaskeren, zonder te pretenderen het ware gezicht te kunnen tonen er is volgens Derrida geen streng onderscheid te maken tussen wetenschap, filosofie en literatuur alle theorieen, betogen, geschriften, etc. zijn constructies ≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈ TAAL & VERWIJZINGSSAMENHANG Derrida gaat niet uit van de tekst als eenheid (intentie, betoog, theorie), maar als heterogeen construct: veranderlijkheid, dubbele betekenissen, interne contradicties en ogenschijnlijk onbeduidende aspecten oftewel: de marges staan centraal, dat wat niet in de spot-light staat, maar achter de coulissen Derrida wijst elke grondslag af, op basis van zijn opvattingen over de structuur van taal taal is geen neutraal instrument dat we gebruiken, maar een weerbarstig medium taal is veel autonomer en onherbergzamer dan wij willen geloven 5 de westerse filosofie heeft, sinds haar Griekse begin, dit weerbarstige karakter geprobeerd te beheersen metafysica: betekenis = identiteit = zijn = tegenwoordigheid = statisch = beheersbaar "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God" alles begint niet met het bewustzijn (het subject), maar met de taal waarin we geboren zijn! we worden geboren in de tentakels van de taal, van een verwijzingssamenhang taal & schrift vormen de werkelijkheid waarin wij leven onze werkelijkheid (taal / cultuur) is een verwijzingssamenhang, een orde waarin de dingen hun betekenis aan elkaar ontlenen woorden, tekst, kunst, reclame, etc. hebben geen vaste betekenis, alles is afhankelijk van de context context = verwijzingssamenhang = tekst, cultuur, plaats, tijd, etc. ≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈ DIFFERENTIE & SPOOR Derrida's vertrekpunt is het structuralisme van De Saussure het teken be-tekent iets, en dat iets wordt be-tekent door het teken betekenaar en betekende hebben door hun gebruiksgeschiedenis een zekere stabiliteit ontwikkeld maar hun relatie is arbitrair en aan verandering / verschuiving onderhevig i.p.v. betekenis, kunnen we beter spreken over be-tekenen (werkwoord): dat veronderstelt afstand, verschil, niet-identiteit maar uiteindelijk is de betekenis van woorden afhankelijk van hun context, niet van iets buiten de taal tekens verwijzen niet naar dingen of concepten, maar naar elkaar begrippen ontlenen hun betekenis dus niet aan een eigen, vaste, stabiele identiteit de dingen krijgen pas betekenis in hun onderling-verschillen van elkaar; hun differentie het teken "terrorist" verwijst niet direct naar een idee "terrorist", noch naar iets in de werkelijkheid want het verschil met (de differentie tot) andere begrippen bepaald de inhoud van het begrip "terrorist": fundamentalist, moslim, vrijheidsstrijder, Israel, explosieven, R.A.F., etc het teken God verwijst niet naar een vast-omlijnd idee, noch een concreet bestaande entiteit, maar naar een context waarbinnen God betekenis krijgt iedere betekenis is slechts "zichzelf" door verwijzing naar andere betekenissen, waarmee ze een betrekking van verschil onderhoudt, en is dus nooit zichzelf, ze heeft geen eigen(lijke) identiteit (ontkenning van het identiteits-denken) een geactualiseerde, aanwezige betekenis heeft afwezige betekenissen nodig, die onmisbaar zijn om haar eigen betekenis tot stand te brengen maar die afwezige betekenissen verwijzen zelf naar andere betekenissen, die op hun beurt weer andere betekenissen oproepen, enz. betekenis blijft ontsnappen en is dus eerder afwezig dan aanwezig: nooit definitief, maar altijd onbeslist elk betekende is een betekenaar van een ander betekende; een betekende dat louter betekende is wordt nooit bereikt het teken = een vertegenwoordiging, verwijzing, plaatsvervanger, aanwezigheid van het afwezige het be-tekende zelf is afwezig, alleen het spoor is aanwezig het spoor verwijst naar andere tekens, en deze staan weer in relatie tot andere tekens in het systeem spoor = de differentiële verwijzingsrelatie tussen verschillende tekens doordat het teken een spoor is, dat altijd verwijst naar andere tekens, komt het nooit tot rust betekenis komt tot stand in het oneindige spel van doorverwijzingen in de sporen van een teken betekenis is dus nooit definitief, nooit strak omlijnd, maar een worden en (ver)worden (Herakleitos) 6 radicale conclusie: betekenis bestaat eigenlijk niet! niet als identiteit een begrip dankt zijn betekenis aan wat het niet is, op zichzelf is het betekenisloos betekenis is nomadisch: ze is dolend en doelloos, altijd zwervend, zonder doel ≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈ ITERABILITEIT & DISSEMINATIE de taal (waarin wij wonen) is verweesd, overgeleverd aan interpretatie, onbeheersbaar dit geldt zowel voor de geschreven als voor de gesproken taal kritiek op De Saussure: het gesproken woord is niet authentieker dan het geschreven woord de metafysica heeft altijd de voorkeur gegeven aan het gesproken woord, omdat dat beter beheersbaar is Derrida geeft de voorkeur aan de geschreven taal: deze is nog meer verweest, oncontroleerbaar, en vatbaar voor mutaties (iterabiliteit) door de principiële citeerbaarheid en herhaalbaarheid van taaluitingen treden er onvermijdelijk mutaties op want contexten verschillen en daardoor betekenissen ook (spel: chinese whispers / telephone) iterabiliteit = herhaalbaarheid en veranderlijkheid die aan iedere betekenisvorming ten grondslag ligt (vgl. Heidegger: eindigheid, geworpenheid, tijdsgebondenheid en perspectivisme zijn voorwaarde voor betekenis) oorspronkelijke betekenissen gaan verloren en nieuwe zullen ontstaan: betekeniswoekering & betekenisverlies behoren tot de voorwaarden van ieder spreken en schrijven deze toe- en afname van betekenis wordt door Derrida disseminatie genoemd disseminatie = verstrooiïng, maar ook ont-tekening (i.p.v. be-tekening; semantiek) dit is niet eigen aan taal alleen, maar zien we bij alle vormen van reproductie (cultuur & natuur) bijv. technologieën krijgen andere toepassingen (betekenissen) dan waarvoor in 1e instantie ontwikkeld door verschillen in context blijft een definitieve betekenis steeds uitgesteld, en dus onbepaald begrippen, ideeën, theorieen zijn altijd ontoereikend en voorlopig (in strijd met platonisme) ≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈ TEGENSTELLINGEN in het westerse denken zijn conceptuele schema's gebaseerd op een transcendentale betekenaar, die uiteindelijk "garant staat" voor de betekenis van alle andere begrippen een metafysisch hiërarchisch principe dat verondersteld wordt te bepalen welke constructies of betekenissen "natuurlijk", of "juist" of "geëigend" zijn: Waarheid, God, de Rede, het Zijn, of politieke ideologieën het gebruik van de différance (uitstel) sluit de mogelijkheid uit om een transcendentale betekenaar te stellen onze werkelijkheid wordt door de taal gestructureerd in tegenstellingen, ons denken is hierop gestoeld: goed/kwaad, zijn/niet-zijn, essentie/verschijning, aanwezig/afwezig, geest/lichaam, man/vrouw, leven/dood, culuur/natuur (pas veranderd sinds de Romantiek), spraak/schrift, licht/duisternis, actief/passief, orde/chaos, noodzakelijkheid/toeval, zuiver/heterogeen, positief/negatief, boven/onder (Algirdas Greimas: binary oppositions) deze tegenstellingen zijn hiërarchisch: zo werd (en wordt nog) steeds de nadruk gelegd op de eerste pool Plato's Vormen, en de christelijke God zijn karakteristiek voor dit denken dit is geen neutrale, door de natuur gegeven ordening, maar een constructie die het resultaat is van de evolutie van ideeën, van een spel van machten en krachten omkering van het platonisme (Nietzsche) is dan: deconstructie ≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈ 7 deconstructie is een luis in de pels van de hermeneutiek i.p.v. een definitie van deconstructie te geven, geeft Derrida aan wat het niet is (vgl. Eckhart) het is geen vaststaande methode met bepaalde regels of werkwijze ook is het geen kritiek in de gangbare zin: deconstructie onthoudt zich van een oordeel (onbeslisbaarheid en onbeheersbaarheid van betekenis staan immers centraal) iedere tekst staat tot in het oneindige open voor alternatieve betekenissen teksten (ideeën, begrippen, theorieën) zijn constructies de-constructie is dan: ontbinden, ontleden, demonteren, uit elkaar halen in onderdelen een soort psycho-analyse van de tekst anderzijds verwijst het naar het verstoren of saboteren van een constructie deconstructie toont aan dat wat de tekst wil aantonen of be-tekenen onmogelijk is lijkt op de socratisch methode, maar is in omgekeerde richting: is een kritiek op het platonisme, het representatief en identificerend denken een belangrijk gereedschap in het deconstructivisme is de différance 1e betekenis: het verschil voert de boventoon, niet de identiteit (identificatie) dit anarchistisch non-concept maakt het idee van taal-als-een-spel-van-betekenaren mogelijk e 2 betekenis: différance betekent ook uitstel, wat meteen de 2e functie van het begrip aangeeft: onthaasten deconstructie is een strategie van vertraging: het langzame, oplettende lezen doel: - betekenis-hiërarchieën onderzoeken - minder voor de hand liggende betekenissen aan de oppervlakte brengen - ogenschijnlijke zekerheden of vanzelfsprekendheden in twijfel te trekken maakt ons bewust dat onze aannames niet neutraal zijn maar berusten op conventies en constructies "Om het lezen aldus als een kunst te beoefenen is echter iets nodig dat thans juist het grondigst verleerd is en daarom zal het nog wel even duren voor mijn geschriften 'leesbaar' zijn; iets waarvoor men bijna een koe en in elk geval niet een 'modern mens' moet zijn: dat je ze herkauwt..." (Zur Genealogie der Moral, 1887) m.b.t. betekenis-hiërarchieën laat de deconstructie zien dat een onderscheid tussen waar & onwaar (etc) pas mogelijk wordt in een onderlinge relatie van uitsluiting en afhankelijkheid d.w.z. dat de dominante term de andere term nodig heeft om betekenis te hebben (vgl: Hegel & Adorno) in een deconstructivistische analyse worden de twee polen van de oppositie eerst onderscheiden, om zo aandacht te schenken aan dat wat verdrongen of verzwegen wordt vervolgens kan men de eenheid van de tekst ondermijnen en de interne paradoxen blootleggen hermeneutiek als reconstructie = Verstehen (Dilthey) hermeneutiek als constructie = Wirkungsgeschichte (Gadamer) hermeneutiek als deconstructie = radicaal-eindige hermeneutiek (Derrida) is niet uit op horizon-verbreding, noch op horizon-versmelting, maar op horizonverstrooiing disseminatie brengt een soort van exodus, een uittocht op gang waaraan nooit een einde komt het joodse denken (vgl. Lévinas) speelt op de achtergrond een grote rol bij Derrida ≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈ in L’autre cap (1991) probeert Derrida het ‘eigene’ van Europa onder woorden te brengen de identiteit van Europa wordt gekenmerkt door een openheid voor het vreemde, en de wil om zich niet op te sluiten in een vaste identiteit het eigene van Europa heeft dus een differentiële structuur Europa is aanwezig in zijn afwezigheid, zoals de ‘dingen’ in het teken aanwezig zijn als afwezigheid m.a.w: Europa moet zich niet laten leiden door nationalistische sentimenten (identificerend denken), die Europa een vaste identiteit willen geven (zoals het Turkije van Ata-Türk) 8 kritiek op Derrida (en het post-modernisme) Michel Foucault heeft Derrida's filosofie "terroristisch obscurantisme" genoemd Jürgen Habermas wijst erop dat de scepsis van het post-modernisme tegenover de progressieve waarden van de Verlichting niets meer is dan een verkapte vorm van conservatisme. Post-modernisten baseren zich op filosofen als Nietzsche en Heidegger, die eerder golden als het conservatieve tegengeluid tegen de moderniteit Noam Chomsky wijst erop dat post-modernisten doorgaans niet in staat zijn uit hun complexe jargon te treden, en hun bevindingen uit te leggen in lekentaal. Volgens hem is het een van de grondbeginselen van de wetenschap dat er kennis toegevoegd wordt aan het algemene reservoir van reeds bestaande kennis. Jargon kan een hulpmiddel zijn voor vakgenoten, maar mag nooit een belemmering zijn voor niet-ingewijden om te begrijpen waar het over gaat: There are lots of things I don't understand - say, the latest debates over whether neutrinos have mass or the way that Fermat's last theorem was (apparently) proven recently. But from 50 years in this game, I have learned two things: (1) I can ask friends who work in these areas to explain it to me at a level that I can understand, and they can do so, without particular difficulty; (2) if I'm interested, I can proceed to learn more so that I will come to understand it. Now Derrida, Lacan, Lyotard, Kristeva, etc. - even Foucault, whom I knew and liked, and who was somewhat different from the rest - write things that I also don't understand, but (1) and (2) don't hold: no one who says they do understand can explain it to me and I haven't a clue as to how to proceed to overcome my failures. That leaves one of two possibilities: (a) some new advance in intellectual life has been made, perhaps some sudden genetic mutation, which has created a form of "theory" that is beyond quantum theory, topology, etc., in depth and profundity; or (b) ... I won't spell it out.'' Sokal-affaire: Alan Sokal en Jean Bricmont schreven een artikel "Transgressing the Boundaries: Toward a Transformative Hermeneutics of Quantum Gravity". Dit artikel bestond uit vage en aperte nonsense, die uiteindelijk zouden aantonen dat de realiteit niet bestaat. Sokal en Bricmont stuurden hun artikel naar het blad Social Text, dat het zonder omhaal plaatste. Toen zij onthulden dat het hele artikel een hoax was, zorgde dit voor een schandaal Richard Dawkins wijst erop dat menig post-modernist weinig kennis toevoegt aan zijn vakgebied. Dit is jammer, want hiermee houden zij volgens hem posities bezet die door eerlijke wetenschappers met liefde voor kennis zouden kunnen worden bekleed ≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈ 9