De weg naar het waarachtige leven

advertisement
'De weg naar het waarachtige leven'
Het vorige schooljaar hebben we met onze leerlingen geprobeerd om een vraag te beantwoorden die
Jezus ons stelt in de synoptische evangeliën: 'Wie zegt gij dat Ik ben?' (Mt 16,13-16; Mc. ,8, 27-30;
Lc. 9, 18-22). Dit schooljaar confronteren we onze antwoorden met het antwoord van Jezus zelf: 'Ik
ben de Weg, de Waarheid en het Leven' (Joh 14, 6)
Verschillende wegen
Het katholiek geloof is in onze samenleving al lang niet meer de enige weg waarlangs mensen hun
leven organiseren en oriënteren. De pluralisering op levensbeschouwelijk gebied is een
ontegensprekelijk gegeven. De vraag is hoe we er mee omgaan.
Vaak wordt mensen voorgehouden dat de enige intellectuele aanvaardbare positie ten aanzien van
het levensbeschouwelijk pluralisme een neutrale positie is. Religies en levensbeschouwingen maken
verschillende wegen uit die misschien niet allemaal tot Rome leiden, maar ten minste even
waardevol moeten geacht worden. Een dergelijk relativisme komt meestal niet voort uit respect
voor de waarheid in andere religies – want die houdt men liever op afstand – maar uit een
onvermogen om zich werkelijk te engageren in een bepaalde richting (alles boeit wel ergens maar
niets mag verplichten) en in veel gevallen uit zuivere onverschilligheid die zichzelf evenwel liever
uitgeeft als 'tolerantie'.
Daartegenover staat een katholiek geloof dat nog steeds pretendeert de geest van de Waarheid te
bezitten. Voor hen die het levensbeschouwelijk pluralisme en relativisme promoten, staat een
dergelijke aanspraak op de waarheid onverkort gelijk met 'fundamentalisme', dat diametraal
tegenover de eigen vermeende 'tolerantie' staat. Welk criterium staat ons tenslotte ter beschikking
om te spreken van een 'ware weg'? Wat is waarheid?
Waarachtig spreken en handelen
'Wat is waarheid?' zegt Pilatus terwijl Jezus zelf voor hem staat. Dat Pilatus Jezus niet als Waarheid
erkende, is uiteindelijk niet zo verwonderlijk. Dat iemand waarheid kan zijn, komt ook de meesten
van ons enigszins bevreemdend over. In het hedendaagse, van oorsprong Griekse, waarheidsbegrip
komt waarheid immers niet toe aan personen maar aan uitspraken. Wat een uitspraak al dan niet
waar maakt, is zeker niet de persoon die de uitspraak doet of een ander persoon, maar het verband
van die uitspraak met wat het geval is in de werkelijkheid. Als ik zeg dat 'sneeuw wit is' dan is dat
waar, omdat sneeuw wit is. Dat is althans de klassieke opvatting van wat waarheid is.
In onze postmoderne tijd zijn veel filosofen afgestapt van de gedachte dat er een
'objectieve' waarheid bestaat, los van de taal of culturele context van het subject. Volgens
de relativistische waarheidsopvatting is waarheid voor iedereen anders. Iedereen spreekt
vanuit zijn eigen perspectief. Men kan geen uitspraken doen over wat het geval is in de
werkelijkheid want die werkelijkheid bestaat niet meer. Er is geen ware werkelijkheid,
maar er zijn verschillende werkelijkheden omdat we allemaal verschillende mensen zijn
die vanuit hun perspectief ‘kijken’ naar die werkelijkheid. Bijgevolg is er ook meer dan één
waarheid.
Het waarheidsbegrip waarmee Jezus vertrouwd was, staat geheel los van de klassieke
waarheidsopvatting en de relativistische kritiek hierop. Het is het waarheidsbegrip dat we
tegenkomen in de Thora. Dit joodse waarheidsgrip wordt ook wel eens relationele waarheid
genoemd. Het komt hierop neer dat de waarheid toekomt aan sprekers in plaats van aan uitspraken.
De waarheid komt met name toe aan die personen die getrouw spreken en in het verlengde hiervan
ook getrouw handelen. Waarheid aldus opgevat staat dichtbij en is persoonlijk. De waarheid is een
manier van leven, een wijze van bestaan, en inherent relationeel. Zo is de ware God van de Thora
ook een persoonlijke God: in zijn spreken en handelen getuigt hij ervan de mens nabij te willen zijn.
Ook wij, mensen, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, belichamen de waarheid en maken zelf
deel uit van de waarheid inzoverre wij juist spreken en juist handelen.
Volgens dit relationele waarheidsbegrip is waarheid tegelijk objectief , want wat waar is kan
niemand ontkennen (vgl. de klassieke waarheidsopvatting) en subjectief, want de waarheid blijft
gebonden aan de context van de spreker (vgl. de relativistische waarheidsopvatting).
Hoe is het voor ons mogelijk om die twee samen te denken? Men moet in gedachte houden dat
hoewel iedere spreker spreekt vanuit zijn eigen context (persoonlijke achtergrond, cultuur), iedere
spreker ook binnen een gemeenschappelijke context staat. Die gemeenschappelijke context die we
als sprekers delen is de context van het mens-zijn. Er zijn waarheden en waarden die opgaan voor
elke mens, ongeacht zijn culturele en religieuze achtergrond. Recht doen aan die waarheden en
waarden betekent ook recht doen aan de mens. Het betekent dat men oog heeft voor die behoeften
en verlangens die garant staan voor een goed leven, een leven dat de mens gelukkig maakt.
Het goede leven
Voor de joden is de Thora uiteindelijk een handleiding voor het goede leven. De joodse leer is
vooral gericht op het leven hier en nu en de vraag hoe het te leven hier en nu. Centraal in de joodse
godsdienst staat geen bovennatuurlijke heilsverwachting maar het alledaagse menselijke geluk. De
Thora geeft bijvoorbeeld geen uitsluitsel over een beeld van het leven na de dood maar over het
juiste spreken en het juiste handelen voor de dood: een spreken en een handelen dat trouw is aan en
respectvol voor Gods schepping.
Toch waren veel joden in de tijd van Jezus geneigd tot wetticisme. Wie zich niet minitieus aan de
voorschriften van de Thora hield, werd als onrein gediscrimineerd. In tegenstelling tot sommigen
van zijn tijdgenoten zag Jezus van Nazareth ook in dat het naleven van de Thora in verband moest
staan met het geluk van de mens. Hoewel de Schriften hoog in zijn achting stonden (Mat 5, 17-19),
bekritiseerde hij de blinde, fanatieke gehoorzaamheid aan de letter van de Wet.
Hij hekelde ook sterk de exclusivistische levenshouding binnen het toenmalige jodendom. Hij was
vooral die mensen nabij die voor de toenmalige joodse samenleving verloren waren, zoals zondaars,
tollenaars en melaatsen of mensen die slechts op de tweede plaats kwamen, zoals vrouwen en
kinderen. Hij deed dat op het gevaar af dat de traditionele joden hem zouden excommuniceren en
vogelvrij gevaren. Zijn eigen familie kwam zelfs op het idee hem ontoerekenbaar te verklaren (Mc
3,21).
Jezus zijn optreden getuigt dus allerminst van fundamentalisme. Integendeel, Hij verzette zich
tegen een al te letterlijke interpretatie van de voorschriften. Hoewel Hij zijn joodse achtergrond
nooit wou verloochenen, was zijn optreden net om die reden voor die tijd revolutionair. Met respect
voor zijn eigen traditie probeerde hij recht te doen aan het mens-zijn van de mensen in zijn woorden
en in zijn daden. Dat was volgens Hem het juiste spreken en het juiste handelen. Dat was de
Waarheid waarmee hij zich identificeerde. Het is ook die Waarheid waarin katholieken geloven en
die heeft niets te maken met welk fundamentalisme dan ook.
Download