6e Zondag van Pasen Lezingen: Handelingen 8, 5-8 + 14-17; 1 Petrus 3, 15-18 en Johannes 14, 15-21 In zijn afscheidswoorden belooft Jezus zijn leerlingen toen en ons nu, dat Hij een andere Helper zal geven, de Geest van de waarheid. Even tevoren heeft Jezus zichzelf de waarheid genoemd en ook de weg er naar toe. Dat roept de vraag op: wat is voor Jezus de waarheid? Wat is voor Jezus waarheid zonder bedrog? Wat is voor Jezus de waarheid waar Hij alles voor over heeft, waarvoor Hij zelfs zijn leven zal geven? En wat is voor ons christenen, volgelingen van Jezus, de waarheid? Voor Jezus is de waarheid: God is liefde, het is echt waar dat God als een vader van iedere mens houdt, dat God tegen elke mens zegt: Ik hou van jou. In heel zijn leven getuigt Jezus niet alleen met woorden maar ook met daden, ja in heel zijn leefwijze, dat God van iedere mens houdt, dat Jezus met name houdt van mensen die niet in tel zijn, Hij houdt zelfs van zondaars. Niet omdat Hij de zonde goed vindt, integendeel om deze geliefde kinderen van God van zonde te bevrijden door Gods liefdevolle barmhartigheid. Hij is in zijn liefde tot het uiterste gegaan door zijn leven te geven en zijn bloed te vergieten tot vergeving van zonden van alle mensen. Aan het kruis bidt Hij: Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen. Door zijn verrijzenis laat Hij zien, dat de liefde van God sterker is dan alle machten van het kwaad. Hij blijft niet in de dood, maar Hij is opgewekt ten leven, Hij is heen gegaan naar God, zijn Vader. Met zijn lichaam is al een gedeelte van de schepping, van de mensheid helemaal opgenomen in de liefdesgemeenschap van God. Dat het echt waar is, dat God van mensen houdt, laat Hij ook zien na zijn dood. Hij belooft zijn leerlingen: Ik ga heen, maar Ik keer tot u terug, want Ik leef en ook jullie zullen leven. God heeft ook jullie als een vader lief en Hij zal jullie zijn Geest van waarheid geven, zodat ook jullie in de liefde van God kunnen leven. En Hij belooft dit niet alleen aan zijn eerste leerlingen aan het Laatste Avondmaal. Hij zal ze later ook de opdracht geven, om allen die tot geloof komen, dat het echt waar is dat God van alle mensen houdt, om die allen te dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest, om ze door het Doopsel op te nemen in de liefdesgemeenschap van God, En in de 1e lezing hoorden we, dat zelfs de mensen in het ketterse en heidense Samaria tot geloof kwamen en zich lieten dopen en de heilige Geest ontvingen. Ook na zijn dood moeten de leerlingen getuigen van deze grote waarheid, dat het echt waar is, dat God van alle mensen houdt, door te leven in liefde, door zich aan het gebod van de liefde te houden. Want alleen als ze net als Jezus in liefde leven, kunnen ze waarachtig getuigen, dat het echt waar is, dat God van iedere mens houdt en allen lief heeft zoals een vader zijn kind liefheeft. Als we leven in liefde mogen we vertrouwen, dat deze waarheid dat God liefde is, niet ophoudt bij de dood., maar dat ook wij door de dood heen worden opgenomen in de liefde van God. We spreken dit geloof, deze hoop altijd uit in de viering van de Eucharistie, hoe wij, mensen hier op aarde, nu al verbonden zijn met Maria, met alle heiligen, met allen die ons in geloof zijn voorgegaan, en we sluiten ons aan bij hun hemelse lofzang: heilig, heilig, heilig is de Heer. En deze hoop geldt niet alleen voor ons persoonlijk, maar voor heel de mensheid, voor heel de schepping: heel de schepping ziet in barensweeën uit, getuigt de apostel Paulus, naar het opgenomen worden in de liefde van God. In onze tijd met zoveel onrecht en oorlogsgeweld, niet alleen aan mensen, maar ook aan heel de schepping, en met zoveel mensen die de schouders ophalen, als we praten over God en liefde, lijkt dit een onmogelijke zaak, om te getuigen dat het echt waar is, dat God van alle mensen, van heel de schepping houdt. Ook de eerste christenen waren zich hiervan bewust. In het Boek van de Openbaring wordt beschreven, welke afschuwelijke verwoestingen er zullen plaats vinden door de machten van het kwaad, hoe er telkens massa ‘s ongelovigen zullen zijn. Maar dit boek eindigt met de droom van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, de droom van God die met de mensen woont en alle tranen van de ogen zal afwissen. De droom dat God tegen iedere mens zal zeggen: Ik ben jouw God, jij bent mijn geliefd kind. De apostel Petrus wijst er al op in de 2e lezing, dat het niet altijd gemakkelijk zal zijn om te getuigen van de hoop, die in ons leeft. Hij spoort ons aan, om ons te verdedigen zoals Jezus dit deed, nl met zachtmoedigheid, vast vertrouwend op de zachte kracht van de liefde. Want alleen met liefde kunnen we waarachtig getuigen, dat het echt waar is, dat God van iedere mens houdt. Hier in de Eucharistie ontvangen we de liefde van Jezus en de Geest van waarheid. Ontvangen we zijn Geest van liefde en bidden we, dat de Geest ons moge helpen om te leven in liefde. Pastor P. Rentinck