Waarheid - stichting Socrates

advertisement
1
Artikel in NRC Handelsblad, 1-4-2006, p. 15
Waarheid is een aantrekkelijke constructie - meer niet
Heleen Pott
De waarheid is een begrip dat in de filosofie steeds minder populariteit geniet. Er wordt niet
meer geloofd in de mogelijkheid van een objectief standpunt vanwaaruit wij de wereld
zouden kennen. Toch kunnen wij niet zonder waarheid. Het is een menselijke behoefte.
Descartes
Het is een gure novemberochtend in 1619, als de Franse filosoof en wiskundige René
Descartes zich opsluit in zijn kamertje, de kachel opstookt en aan het mediteren slaat. Hoe
kan ik er zeker van zijn dat iets echt waar is, wil Descartes weten. Om daar achter te
komen begint hij eerst maar eens aan alles te twijfelen. Mijn zintuigen bedriegen mij soms,
peinst de filosoof. Misschien doen ze dat wel altijd. Wie zegt mij eigenlijk dat ik niet droom?
Misschien is heel de buitenwereld wel een illusie, voorgespiegeld door een boosaardige
demon.
Enzovoorts, tot Descartes bijna verdrinkt in een oceaan van twijfel. Maar dan duikt er in
zijn hoofd een zekerheid op die als een rots overeind blijft, een gedachte waar geen speld
tussen te krijgen is. Cogito, ergo sum, ik zit te denken, dus ik moet er wel zijn. Na deze
eerste onbetwijfelbare waarheid is de rest een kwestie van uitwerken. Al mediterend vindt
hij er nog een waarheid bij, even helder en duidelijk als de eerste, namelijk dat God
bestaat. En als God bestaat, bedriegt hij mij niet en kan ik gerust vertrouwen op mijn
zintuigen, meent Descartes. Dus moet ook de buitenwereld bestaan. Eind goed al goed,
einde twijfelexperiment.
Descartes' redenering rammelt aan alle kanten - alleen al vanwege de rol van het
opperwezen waarvoor hij zo angstvallig een plekje gereserveerd houdt. Toch lees je in alle
leerboeken dat met zijn methodische twijfel de moderne tijd begint. De timing is perfect,
de cartesiaanse methode om waarheid en onzekerheid te scheiden beantwoordt aan een
groeiende behoefte. Door de godsdienstoorlogen zijn de oude zekerheden waar
middeleeuws-Aristotelische filosofen nog op vertrouwden, op losse schroeven gezet. De rol
van wetenschappelijke kennis wordt steeds belangrijker. Heel in de verte begint de
Verlichting gestalte te krijgen. Het is tijd voor iets nieuws. Zelf denken en je niet door
autoriteiten laten betuttelen, op eigen kracht de waarheid vinden, dat zou een eeuw na
2
Descartes de triomfantelijke leus zijn van de Verlichters.
Het rationalisme van Descartes wordt in de achttiende eeuw aangevuld met het empirisme
van de Schotse filosoof David Hume, die in plaats van het verstand de zintuiglijke
waarneming als vertrekpunt neemt voor ware kennis. Maar het principe van 'zelf denken'
blijft hetzelfde, de ooit zo vanzelfsprekende samenhang van geloof, traditie en autoriteit
wordt definitief opzij gezet. Voortaan laat de verlichte, moderne mens zich nog slechts
leiden door de rede en de resultaten van empirisch wetenschappelijk onderzoek. Dankzij
de ontdekking van de waarheid en de rationeel gefundeerde kennis is niet alleen
intellectuele vooruitgang, maar bovendien een betere wereld mogelijk. Sinds de moderniteit
dragen filosofen hun steentje bij aan deze Verlichtingsdroom door een zorgvuldig
onderzoek van de criteria van ons kennen, in dienst van de emancipatie van heel de
mensheid.
Relativisme
Maar het enthousiasme voor het project van de waarheid lijkt verleden tijd. Sla een
filosofisch woordenboek op, en het lemma 'waarheid' staat er flets en moedeloos bij. Wat
eens het hoogste doel was van de filosofie, is anno 2006 een eigenschap van proposities,
die uitgedrukt worden in beweringen, aldus het lexicon. Beweringen zijn waar als ze
corresponderen met de feiten, volgens een dominante waarheidstheorie. Volgens een
andere theorie zijn ze waar als ze coherent zijn met een groter geheel van andere
uitspraken, of als ze het resultaat zijn van een consensus binnen een wetenschappelijke
gemeenschap. Ook zijn er theorieën die waarheid helemaal geen eigenschap van iets
vinden, maar een overbodig begrip, dat alleen maar leidt tot linguistische verwarring.
Waarheid is een instrument van de taal, zeggen pragmatistische filosofen, als we iets 'waar'
noemen bedoelen we simpel dat het ‘werkt’. Zo is de waarheid een verzamelbak van veel
verschillende dingen geworden en iedereen bedoelt er wat anders mee. Zinderende
controverses levert dat niet op, hooguit technische discussies die alleen te volgen zijn voor
academische filosofen.
Ook buiten de studeerkamer heeft de waarheid aan status ingeboet. De leugen is niet altijd
verwerpelijk meer, de media en de politiek hangen ons van alles aan de neus. Nooit eerder
in de geschiedenis werden er zoveel bewuste hele en halve onwaarheden ingezet als
vandaag de dag, onthult de Amerikaanse filosoof Harry Frankfurt in On Bullshit (2005). Er
heeft zich in de huidige cultuur een ongekende tolerantie ontwikkeld voor gelul, voor
humbug, gedraai en leugentjes om bestwil. Politici weten dat de burgers er al bijvoorbaat
van uitgaan dat het onderscheid tussen waarheid en onwaarheid toch niet te maken is, en
ze kiezen hun marges ruim. Wie herinnert zich nog die satellietfoto's van
massavernietigingswapens, die Colin Powell indertijd liet zien in de VN? Als er toch geen
criteria meer zijn, dan gelooft iedereen maar waar hij zin in heeft. Werd Milosevic
vermoord? Is er sprake van een broeikaseffect? Wordt het vogelgriepvirus inderdaad
3
verspreid door trekvogels? Joost zal het weten, zegt de cynische burger, je komt er nooit
achter. Het ligt er maar net aan, aan wie je het vraagt.
Blackburn
Hoogste tijd voor een waarheidsoffensief, vindt Cambridge-filosoof Simon Blackburn. Wij
leven in een tijdperk van grenzenloos relativisme en de toestand begint uit de hand te
lopen, waarschuwt hij in zijn vorig jaar verschenen Truth: A Guide for the Perplexed. Als
de waarheid door niemand meer serieus wordt genomen, gaan mensen vertrouwen op
onzin. Astrologie en voodoo, Feng Shui en complottheorieën hebben de plaats ingenomen
van wetenschap en gezond verstand. Het fundament van het Westen wankelt. De eer van
de waarheid moet gered worden, het relativisme bestreden.
Nu is de strijd tegen het relativisme de laatste twintig jaar vooral een tijdverdrijf van
rechtse Amerikanen geweest, die de westerse rationaliteit zien wegzinken in een
postmodern moeras waar elke minderheidsgroep - zwart, lesbo, vrouw - een eigen
waarheidsversie onderhoudt en de waarheid zelf als een exclusief witte mannelijke mythe
is afgeserveerd. Blackburn daarentegen vindt de situatie ernstig omdat die geen
mogelijkheid meer biedt voor een linkse stellingname. Hij gelooft dat linkse intellectuelen
zichzelf te kort doen door hun weigering om over de waarheid te praten. Terwijl de
creationist George Bush en de diepgelovige Tony Blair met een beroep op universele
waarden ten oorlog trekken, en hun handlangers systematisch bezig zijn met de constructie
van een nieuwe historische werkelijkheid, heeft links geen ander alternatief dan stuurloos
mee te dobberen met het politiek tij. Het relativisme heeft alle debat kapot gemaakt en in
het morele vacuum dat is ontstaan slaan de spindoctors hun slag.
Hoe heeft het zover kunnen komen? Het zou te gemakkelijk zijn om hier met de
beschuldigende vinger te wijzen naar de fatale invloed van postmoderne professoren, vindt
Blackburn. Het postmodernisme is een symptoom, de meest recente verschijningsvorm van
een veel ouder conflict, dat terug voert naar de wieg van de filosofie.
De eerste relativisten waren sofistische retorici in het oude Athene, die van universele
waarheden op het gebied van kennis en rechtvaardigheid niets wilden weten. Zij vonden
dat de mens de maat der dingen is en dat de veranderlijke natuur van de mens ook ons
oordeel over de dingen relatief maakt. Tegenover dit vroege humanisme stelt Plato zijn
sfeer van de eeuwige onveranderlijke Ideeën. Sindsdien staan er in de filosofie twee
partijen tegenover elkaar: platonisten en sofisten, universalisten en contextualisten,
rationalisten en constructivisten, realisten versus relativisten – en telkens gaat het om de
vraag of de waarheid absoluut is, of alleen maar relatief. Dat debat duurt nu 25 eeuwen
en ergens onderweg zijn we de kluts kwijt geraakt. Om helderheid te krijgen over de
waarheid zouden we de draad weer moeten oppakken, maar ja, waar moeten we
beginnen?
4
Nietzsche
Misschien bij de Duitse denker Friedrich Nietzsche. Want als iemand de waarheden van de
westerse traditie aan diggelen heeft geslagen, dan was hij het. Waarheid, schreef Nietzsche
ruim honderd jaar geleden, is een illusie die voor de menselijke soort onontbeerlijk is om
te overleven. Er zijn geen feiten, er zijn alleen maar interpretaties. Nergens werkt het
intellect zo leugenachtig als in de mens. Daar zijn bedrog, vleierij, liegen en bedriegen zo
de regel, dat je je haast niet voor kan stellen hoe een zuivere hang naar de waarheid ooit
kon ontstaan. Mensen zijn diep gedompeld in droombeelden en illusies. Hun ogen glijden
langs het oppervlak, hun gevoel leidt nergens tot waarheid maar stelt zich tevreden met
het opvangen van stimuli, ze spelen blindemannetje op de rug der dingen.
Nietzsches visie heeft een spoor van verwarring door de filosofie getrokken. Wat wil hij nu
eigenlijk met zijn ontkenning van de waarheid? Zijn opvattingen lijken zich zo ver buiten
elk debat te plaatsen, dat zijn positie hopeloos wordt. Want als er geen feiten zijn om onze
uitspraken aan te toetsen, dan is er ook geen waarheid. En als er geen waarheid is, dan
zijn er alleen interpretaties, of - zoals de omstreden denker ook wel zegt - perspectieven.
So far so good. Maar hoe zit het dan weer met de waarheid daar van? Maakt de uitspraak
dat er alleen interpretaties zijn niet aanspraak op precies datgene wat ontkend wordt:
namelijk op waarheid?
Voor Nietzsches critici is het al honderd jaar prijsschieten. Liberalen en marxisten hebben
hem eendrachtig aan de schandpaal genageld als een proto-nazi, een intellectueel terrorist
wiens denken in de jaren dertig van de vorige eeuw een reactionair irrationalisme aan de
macht hielp, dat alle emancipatie in de kiem smoort. Analytici uit de taalfilosofische school
zien hem nog altijd als een inconsistent warhoofd, een verdienstelijk leverancier van
bumperstickers, maar verder niet serieus te nemen.
Toch heeft Nietzsche de twintigste eeuw moeiteloos overleefd. In de jaren zestig werd hij
herontdekt als een anti-autoritaire criticus van de metafysica, die met zijn speelse
paradoxen elk dogmatisme uit zijn voegen licht. En in de laatste decennia rees zijn ster tot
ongekende hoogten als de godfather van het postmodernisme. Nietzsche is inmiddels de
meest invloedrijke filosoof van de continentale traditie. In zijn voetspoor ontwikkelde zich
een voornamelijk Franse filosofie, die zich dankbaar op zijn perspectivisme beroept.
Filosofen als Foucault, Derrida, Baudrillard en Deleuze twijfelen net als Nietzsche aan een
algemeen aanvaarde waarheid en geldigheid. 'Er is niets buiten de tekst', luidt de beruchte
slogan van de poststructuralist Jacques Derrida. Wij hebben geen onafhankelijke toegang
tot een voor-talige werkelijkheid. Onze waarheden zijn sociale en culturele constructies, ze
worden niet gevonden maar gemaakt.
Als culturele mode mag het postmodernisme dan na 9/11 ten grave gedragen zijn, als
filosofische stroming blijft het onverminderd invloedrijk. Die invloed beperkt zich niet tot
5
de Amerikaanse humanities en de continentale filosofie. Ook in de theorie van de 'harde'
wetenschappen is een postmodern, aan Nietzsche herinnerend constructivisme
doorgedrongen. Het zijn bovendien niet langer louter Franse denkers, die het
wetenschappelijk waarheidsbegrip ondermijnen. Belangrijke Engelstalige filosofen als
Wittgenstein, Quine, Davidson, Putnam en bovenal Richard Rorty, sommigen verbonden
geweest aan prestigieuze Amerikaanse universiteiten, hebben eveneens argumenten
ontwikkeld die het fundament ondermijnen van wat momenteel nog steeds de meest
gezaghebbende bron van waarheid en kennis is, namelijk de natuurwetenschappen.
Rorty
Richard Rorty publiceerde in 1979 zijn Philosophy and the Mirror of Nature met daarin een
snoeiende kritiek op de waarheidsdiscussies sinds Descartes. Ware kennis laat zich niet
analyseren als een correspondentie tussen een subjectieve 'binnenwereld' en een objectief
'buiten' die zich voltrekt in het medium van taal of denken, aldus Rorty. Niet alleen is de
menselijke geest geen spiegel van de wereld, ook een beschrijving van de 'ware
werkelijkheid' is onmogelijk. Het hele idee dat wij met onze geest tussen de taal en de
werkelijkheid in zouden kunnen stappen, is gebaseerd op een misverstand. Er is geen
'God's eye view' (Putnam), geen standpunt voorbij subject en object van waaruit wij op een
neutrale wijze de wereld kunnen kennen. Strikt genomen kunnen we niet vaststellen of 'de
werkelijkheid' een uitspraak al dan niet ' waarmaakt'. De cruciale filosofische vraag is dan
ook niet of een uitspraak correspondeert met de feiten, maar onder welke voorwaarden
men vindt dat een uitspraak met de feiten correspondeert. Wat is er aan de hand als we
spreken van 'corresponderen', wat zijn de 'feiten', wie bepaalt of er sprake is van
'correspondentie'?
Zo gezien is kennis niet een exacte representatie van de buitenwereld, maar de uitdrukking
van intersubjectieve overeenstemming binnen een historische gemeenschap. Waarheid is
zoiets als een schouderklopje, zegt Rorty, dat we meegeven aan een uitspraak omdat we
er voordeel bij hebben. Ook wetenschappelijke waarheden worden niet ontdekt maar
gemaakt - niet door het individu afzonderlijk, maar door de collectieve inspanning van
velen.
Wat niet betekent dat er volgens Rorty geen 'objectieve onafhankelijke werkelijkheid' en
geen 'wetenschappelijke vooruitgang' zouden bestaan. Rorty is geen irrationalist, hij
ontkent alleen dat er een neutrale beschrijving van de werkelijkheid mogelijk is, en dat er
voor vooruitgang logisch dwingende redenen gegeven zouden kunnen worden. Zulke
veronderstellingen gaan uit van de oude schema's die horen bij de cartesiaanse
spiegelmetafoor en binnen zijn pragmatische visie hebben termen als waarheid,
wetenschap en vooruitgang een heel andere betekenis gekregen. De pragmatist hoeft zich
dus niet aangesproken te voelen door het verwijt dat hij de waarheid niet loochenen kan
zonder te erkennen wat hij loochent. Hij ziet de waarheid als een resultaat van menselijke
6
interactie met de wereld, niet als geprivilegieerde toegang tot de ‘ware werkelijkheid’ en
die laatste visie op waarheid kan hij dus rustig ontkennen.
Anti-realisme
Dit soort opvattingen brengt Rorty tevens dicht bij het huidige anti-realisme, een actuele
stroming die wetenschappelijke theorieën als modellen ziet die niet waar of onwaar zijn,
maar wel een adequate voorspelling en verklaring van de verschijnselen geven. Ze
verhouden zich tot de werkelijkheid zoals een kaart zich verhoudt tot een gebied. Kaarten
zijn er in soorten, en met zo'n kaart kunnen we ons succesvol door de wereld bewegen. Je
kunt geloven in het succes van wetenschap, zonder te hoeven geloven dat
wetenschappelijke kaarten de onderliggende werkelijkheid exact weergeven zoals die is.
Belangrijker is dat een theorie werkt, dat er kloppende voorspellingen uit af te leiden zijn.
Als militante realisten desondanks willen volhouden dat de wereld 'eigenlijk' uit protonen,
quarks en neutrino's bestaat in plaats van uit bijvoorbeeld kleuren, vormen en geuren
mogen ze dat best blijven doen. Ze moeten alleen bedenken dat er niet een enkele ware
beschrijving van de wereld is, maar dat er meer voortreffelijke kaarten in omloop zijn,
binnen en buiten de wetenschap. Pluralisme is de erkenning dat er in het leven meerdere
waarheden en diverse, ook incompatibele doeleinden naast elkaar kunnen bestaan, zonder
dat die elkaar hoeven te bijten. De problemen beginnen pas als een daarvan zichzelf als
uniek presenteert en alle andere de hoek in dringt. In plaats van de oude absolute
waarheid te rehabiliteren, zoals Blackburn en andere waarheidszoekers willen, kunnen we
haar dan ook maar beter aan hernieuwde kritische reflectie blootstellen, en laten zien dat
het om een menselijke constructie gaat, die tegemoet komt aan typisch menselijke
behoeften.
Zo wordt de humanistische Verlichtingstraditie voortgezet in een actuele 'Verlichting van
de Verlichting', die het metafysische begrip 'waarheid' net zo vastberaden blijft
seculariseren als indertijd het begrip 'God'.
Download