Opdracht 1 Om erachter te komen wie de Romeinen zijn en hoe ze leefden moet je deze vragen maken. Dit doe je doorinformatie op internet en in boeken op te zoeken. De websites die je kunnen helpen staan bij infobronnen. De vragen die je gaat beantwoorden, zijn: 1. Wat was de belangrijkste stad voor de Romeinen? Ga naar Google Earth en zoek deze op. Rome 2. Zoek op wanneer de Romeinse tijd was. Van 753 v. Chr. tot 476 n. Chr. 3. Hoe zag het gezin van de Romeinen eruit? De Romeinen vonden het gezin altijd heel belangrijk. Het bestond meestal uit een man, een vrouw, en één of meer kinderen, net als bij ons. Ze noemden het gezin familie. Naast de gewone familie hadden de rijke Romeinen in een gezin ook vaak slaven. Deze slaven hoorden bij het gezin, en werden vaak heel goed behandeld. Ze deden meestal gewoon het huishouden, hielden de tuin bij, of werkten op de landerijen van de heer. Daardoor hadden de meeste Romeinen weinig te doen om het huis, zodat ze zich met andere dingen bezig konden houden. Sommige gezinnen hadden huisdieren. Eerst was dit nog niet zo heel erg populair, maar naarmate het Romeinse rijk verder vorderde waren er steeds meer gezinnen met huisdieren. Dit waren meestal honden, inclusief de nu bekende bordjes met ‘Pas op voor de hond’ erop. 4. Hoe was de taakverdeling in het gezin? De slaven deden meestal gewoon het huishouden, hielden de tuin bij, of werkten op de landerijen van de heer. Daardoor hadden de meeste Romeinen weinig te doen om het huis, zodat ze zich met andere dingen bezig konden houden. Aan het hoofd van het gezin stond de man. Hij had veel te zeggen, en de vrouw en kinderen moesten hem gehoorzamen. De mannen waren degenen die werk hadden. De gewone Romeinse man werkte vaak in de ambacht, zoals bijvoorbeeld koopman. De rijkere Romeinse mannen echter bekleedden vaak hogere functies, bijv. in de senaat. De vrouwen moesten voor de kinderen zorgen en een goede echtgenote zijn. Ze moesten doen wat hun mannen hen opdroegen. De minder rijke vrouwen moesten het huishouden doen en de moestuin bijhouden, voor de huisdieren zorgen, wol spinnen en kleding maken (en natuurlijk hielpen ze soms hun man met ‘bepaalde dingen.’). De rijkere vrouwen hadden voor al deze dingen slavinnen die ze opdrachten konden geven. Ook moesten de vrouwen voor het eten zorgen. Er waren maar weinig beroepen voor een vrouw. Ze konden priesteres, kapster, of arts worden, maar de meeste Romeinse vrouwen bleven altijd lekker thuis. Veel van de kinderen uit arme gezinnen werden vaak als slaaf geboren. Jongens kregen na 9 dagen een naam, meisjes na 8 dagen. Als het een jongen was kreeg hij meestal de naam van zijn vader. Als het een meisje was, kreeg ze meestal de naam van haar vader, eindigend op een ‘a.’ Als haar vader dus bijvoorbeeld Amulius heette, heette zij Amulia. Sommige kinderen moesten hun moeder helpen met werken. Enkele kinderen uit rijkere gezinnen gingen naar school. Ze kregen dan thuis les van hun vader of een slaaf, meestal een Griekse. De meesten bleven net als de vrouwen gewoon thuis, of gingen met soms met hun vader mee naar het werk, als die vader bijvoorbeeld een timmerman was. De kinderen speelden veel spelletjes die wij nu ook nog spelen, zoals haasje-over, tikkertje, hinkelen, met poppen spelen, blokken bouwen, vliegeren, verstoppertje en schommelen. 5. In wat voor huizen leefden de Romeinen? De rijke Romeinen hadden zowel een grote villa op het platteland als in de stad. In het huis bevond zich een grote hal zonder dak met een fontein of een zwembad erin. De rijke Romeinen leefden heel luxueus. De armere Romeinen leefden in hoge gebouwen, die allemaal dicht tegen elkaar stonden. Ze kenden niet veel comfort. Ze konden zich nergens wassen en moesten naar de openbare badhuizen. Voor zich daar te verfrissen moesten ze betalen. In de stad waren ook enkele openbare fonteinen te vinden. Het was gratis en proper water. De huizen werden verlicht olielampen. 6. Wat voor kleren droegen de Romeinen? De Romeinen kenden eigenlijk maar twee echte kledingstukken: de tunica (tuniek) en de toga. De tunica werd gedragen bij het werken in huis en de toga bij officiële gebeurtenissen. De tunica werd door de proletariërs (het gewone volk), winkeliers, bouwvakkers enz. de hele dag gedragen, omdat je je in dit kledingstuk goed kunt bewegen, je hoeft niet op de plooien te letten en het is een stuk luchtiger. De tunica was een simpel lang hemd met primitieve mouwen. Het hemd werd met een riem een beetje opgebonden. Vrouwen droegen in plaats van een toga een soort wit wollen gewaad, stola genaamd. Kinderen droegen verkleinde uitgaven van de kleding van de volwassenen. De toga werd, zoals net al vermeld, alleen bij officiële gelegenheden gedragen. Toespraken, plechtigheden, grote feesten en bezoek van deftige gasten waren redenen om zo'n ongemakkelijke toga te dragen. In het dagelijkse leven was dit kledingsstuk niet zo van belang, omdat je je er niet gemakkelijk in kon bewegen, want dan vielen de plooien verkeerd. De Romeinen droegen meestal sandalen aan hun voeten. Om ver te wandelen was dat niet zo praktisch. Soldaten kregen bijvoorbeeld sandalen met ijzeren spijkers in de zool of zware, leren schoenen met ijzeren spijkers in de zool. Bij slecht weer droegen mannen een wollen soort cape, of mantel, met een capuchon. Welgestelde vrouwen droegen over hun tunica een palla, een omslagmantel, die lang genoeg was om over de schouders en of om het hoofd geslagen te worden en tegelijkertijd de knieën te bedekken. De Palla was evenals de Toga van wol. De meeste vrouwen kozen felle en contrasterende kleuren uit voor hun Stola en Palla. 7. Wat zijn de belangrijkste gebouwen voor de Romeinen? En waar zijn deze voor bedoeld? Een belangrijke plek in de stad was het Forum, het stadsplein. Daar stonden belangrijke gebouwen. Op het Forum werd ook de markt gehouden en kwamen de mensen bij elkaar als er iets te vieren was. Rond het Forum had je allerlei winkels: de winkel van de pottenbakker, de smid en de bakker. Vaak zaten dezelfde soort winkels in dezelfde straat bij elkaar. Daarom kregen die straten later ook de naam van winkels die er waren, bijvoorbeeld de Bakkerssteeg, of de Slagerspoort. Het aquaduct was een van de belangrijkste uitvindingen uit het Romeinse Rijk. Het bracht vers water van uit de bergen naar het centrum van de stad. Een ander bouwwerk dat de Romeinen oprichten was de triomfboog die geplaatst werd ter ere van een belangrijke prestatie. Andere gebouwen nog te vermelden zijn de basilica, grote rechthoekige gebouwen met drie tot vijf beuken. Het kon voor verschillende doeleinden worden gebruikt. Zo deed het dienst als gerechtsgebouw, handelscentrum en vergaderruimte. Natuurlijk hadden de Romeinen ook tempels gebouwd voor hun goden, in zo'n tempel zonder ramen stond het beeld van de godheid. De badhuizen werden ook wel thermen genoemd. De Romeinen gingen er dagelijks naar toe. Velen brachten er uren door. Naar de badhuizen gaan was veel meer dan gewoon een bad nemen. De thermen waren zowel recreatie- als ontmoetingscentra. Er waren badvoorzieningen, je kon er zwemmen en sporten, er waren bibliotheken en tuinen om in te wandelen. De Romeinen ontmoetten er hun vrienden, speelden er bordspelen, handelden er zaken af. De toegang was gratis of heel goedkoop, zodat iedereen naar de thermen kon gaan. De thermen waren geopend van de middag tot het vallen van de avond. Het amfitheater, een arena voor gladiatorgevechten en dierengevechten. Gladiatoren waren meestal slaven of gevangenen. Ze kregen eerst een training om goed te leren vechten. Als ze geluk hadden, bleven ze in leven en waren ze vrij. Maar bijna allemaal stierven ze tijdens de opleiding of in het gevecht. Veel mensen kwamen kijken naar het echte gevecht op leven en dood. Er is ooit een gladiator geweest, die 88 overwinningen behaalde! 's Ochtends kon je in de arena kijken naar dierengevechten. Als een gladiator verloor of gewond raakte, kon hij aan het publiek om genade vragen. Als hij goed had gevochten, werd dat ook vaak gedaan. Maar als het publiek met hun duim naar beneden wees dan werd hij vermoord. De gladiatorengevechten begonnen met een grote optocht van de deelnemers. Voor het podium van de keizer stopten ze dan en riepen ze: 'Ave, Caesar, morituri te salutant' ('Gegroet, keizer, zij die gaan sterven groeten u'). Duizenden dieren en mensen kwamen bij deze gevechten om. Het amfitheater kon men ook binnen een paar minuten veranderen. De zandpiste werd dan met water gevuld voor een zeeslag. Het Colosseum in Rome is een overblijfsel van zo’n arena. Op de renbaan (Circus Maximus) werd gestreden door wagenmenners. Wagenmenners waren jonge mannen die in wagens door 4 paarden getrokken werden. Ze droegen de kleur van hun team. De teams moesten 7 rondjes maken. De Romeinen hielden van het wedden op paarden en wagenmenners konden miljonair worden. De wagenmenners bonden de teugels van de paarden om hun middel, zodat ze niet uit zijn handen konden glippen. Maar de strijdwagens waren erg licht en als de wagenmenners er vanaf vielen, werden ze op de grond verder gesleept. Er stierven er dan ook veel. De wagenrennen waren veruit favoriet bij de Romeinen. De renbaan, het Circus Maximus, was één van de oudste bouwwerken in Rome. Het toneel (theater) Het theater had de vorm van een halve cirkel. Er werden voornamelijk treurspelen, blijspelen en komedies gespeeld. Eigenlijk komt het theater vanuit Griekenland. Romeinse schrijvers vertaalden Griekse toneelspelen om ze daarna zelf te kunnen spelen. Voor de Romeinen was het echt vermaak om naar een toneelspel te kunnen kijken! De acteurs waren mannelijke slaven. Zij speelden niet alleen de mannenrollen, maar ook vrouwenrollen! Heel belangrijk bij een toneelstuk waren de maskers! De maskers werden gemaakt van geverfd linnen. Grijze pruiken waren er voor een oude man, zwarte voor een jonge man, en rode voor slaven. Jongemannen droegen felle gekleurde kleding en oude mannen juist witte. Op die manier kon het publiek de karakters makkelijk herkennen. Er waren houten en stenen theaters. In de stenen theaters konden wel 27.000 mensen zitten. Iedereen mocht gratis binnen in het theater. De spelen waar de Romeinen het liefst van hielden waren wagenrennen en gladiatorgevechten. 8. Welke munten hadden de Romeinen? Er waren verschillende munten: een koperen munt: een as, een zilveren munt: een denarius, en een munt van goud: een aureus. Op veel munten stond de kop van de Romeinse keizer. 9. Zoek op met welke andere volken de Romeinen te maken hadden. Vele volkeren behoorden tot hun rijk, zoals: 1 2 3 4 5 6 Galliërs Helveten Grieken Joden Egyptenaren Noord-Afrikanen Opdracht 2 Je weet nu al een heleboel over hoe de Romeinen leefden.Nu ga je opzoeken waar de Romeinen leefden. Ook nu kan je de websites gebruiken die bij infobronnen staan. 1. Bekijk de links onder infobronnen. Kijk ook naar de filmpjes! 2. Haal de blanco-kaart bij de docent. 3. Kleur het Romeinse Rijk op de kaart. 4. Pak een atlas en zoek op welke landen dit zijn. Schrijf deze landen ook op de kaart. Opdracht 3 We gaan nu ontdekken wat er met de Romeinse cijfers aan de hand is. Ga ervoor naar de link Romeinse cijfers bij infobronnen. 1. Wat is het verschil tussen de Romeinse cijfers en onze cijfers? Geef vijf voorbeelden van Romeinse cijfers. De Romeinen gebruiken letters, wij gebruiken getallen. D = 500 C= 100 I=1 X = 10 V= 5 Zie ook de website: http://www.romeinsecijfer.nl/ 2. Welk jaar is MMXIII? 2013 Welk jaar is D? 500 Welk jaar is DCCLIII? 753 3. Vul je geboortedatum op de volgende manier in: A. B. C. Je geboortedag op het vakje onder ‘Nederlands’. Druk op start. Bij ‘Roman’ staat dan je geboortedag in Romeinse cijfers. Schrijf dat op. D. Doe dit ook voor je geboortemaand… E. …en natuurlijk het geboortejaar. F. Schrijf het zo op: geboortedag – geboortemaand – geboortejaar Deze opdracht is afhankelijk van de geboortedata van de leerlingen.