Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening met

advertisement
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening met
betrekking tot de beplantingen.
Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de
ruimtelijke ordening, inzonderheid artikel 55 § 2;
Gelet op artikel 119 van de nieuwe gemeentewet;
Overwegende dat artikel 99 § 1 2°,3° van voornoemd decreet houdende
de organisatie van de ruimtelijke ordening bepaalt dat een
vergunning vereist is voor het ontbossen in de zin van het
Bosdecreet van 13 juni 1990 van alle met bomen begroeide
oppervlakten, bedoeld in de zin van artikel 3 § 1 en § 2 van het
Bosdecreet van 13 juni 1990;
Overwegende dat, in het raam van het streven naar verbetering van de
ruimtelijke ordening, het eveneens aangewezen blijkt het wijzigen
van de beplantingen bij bouwwerken, de installaties en hun omgeving,
bij wegen, hun toegangen en hun omgeving van een vergunning
afhankelijk te stellen;
Overwegende dat krachtens artikel 99 § 3 van het voornoemd decreet
houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, alle bepalingen
ervan ook gelden voor niet in artikel 99 § 1 opgesomde werken en
handelingen, waarneer een stedenbouwkundige verordening uitvoering
ervan aan vergunning onderwerpt;
Overwegende dat krachtens het besluit van de Vlaamse regering van 5
mei 2000 tot bepaling van de werken en handelingen die vrijgesteld
zijn van het eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar, een
bouwvergunning met betrekking tot de beplantingen, weke verplicht
gesteld wordt door deze stedenbouwkundige verordening, vrijgesteld
is van advies van de gemachtigde ambtenaar;
Overwegende dat het hele grondgebied van de gemeente zijn invloed
uitoefent op de schoonheidswaarde van de wegen en hun omgeving; dat
derhalve heel het volledige grondgebied aan de voorschriften van de
bouwverordening dient te worden ontworpen;
Overwegende dat deze stedenbouwkundige verordening op de beplanting
het bestaande reglement op het vellen van bomen wil aanvullen en
aanpassen aan de huidige normen inzake groenbeheer;
Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen;
Gelet op het unaniem gunstig advies van de gemeentelijke commissie
voor ruimtelijke ordening van 27 september 2004;
Overwegende dat het college van burgemeester en schepenen de
gemeentelijke stedenbouwkundige verording op 6 september 2004 voor
advies heeft voorgelegd aan de stedenbouwkundig ambtenaar; dat …
1
BESLUIT:
Artikel 1: Volgende stedenbouwkundige vergunning met betrekking tot
de beplanting wordt vastgesteld.
Artikel 1: Onverminderd de bepalingen van artikel 99 § 1 van het
Decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke
ordening, is deze stedenbouwkundige verordening van toepassing op de
beplantingen die bijdragen tot de fraaiheid van bouwwerken, de
installaties en hun omgeving, en van de wegen, hun toegangen en hun
omgeving.
Artikel 2: Voor de toepassing van deze stedenbouwkundige verordening
wordt verstaan onder:
1. houtwal: een strook grond begroeid met bomen, struiken en
kruiden die op een herkenbare wal staan. Een wal is een
verhoogd stuk grond. Het onderhoud bestaat uit het periodiek
kappen van de houtige gewassen tot aan de grond, door het
natuurlijk opslagvermogen van bepaalde loofhoutsoorten worden
dan op de strook nieuwe loten gevormd;
2. houtkant: elke strook grond begrepen, inbegrepen taluds, welke
met bomen, struiken en kruiden begroeid is. Het onderhoud
bestaat uit het periodiek kappen van de houtige gewassen tot
aan de grond, door het natuurlijk opslagvermogen van bepaalde
loofhoutsoorten worden dan op de strook nieuwe loten gevormd;
3. haag: een lijnvormige aanplanting van houtige gewassen met
compacte structuur die bij normaal onderhoud door periodieke
snoei in vorm wordt gehouden;
4. struweel: vegetatie met min of meer gesloten struiklaag, hoger
dan één meter. Hoogte: meestal 2 meter of meer;
5. griend: voornamelijk uit wilgen bestaande cultuurvegetatie van
houtachtige gewassen welke jaarlijks afgesneden of om de drie
à vier jaar afgehakt worden;
6. heraanplanten: het opnieuw aanplanten
7. beheersplan: een document dat de toestand van een welbepaald
gebied of bos beschrijft op het ogenblik dat het plan wordt
opgesteld en de handelingen voorziet die in de loop van een
beperkt tijdsbestek zullen plaats vinden uitgaande van de
vooruitzichten en nagestreefde doelstellingen;
8. rooien: het verwijderen van bomen en houtige gewassen, met
inbegrip van hun wortelstelsel;
9. kappen: het verwijderen van bomen en houtige gewassen, zonder
het wortelstelsel.
Artikel 3: § 1 Niemand mag zonder voorafgaande en uitdrukkelijke
vergunning van de bevoegde overheid:
a) bomen vellen of rooien welke op een hoogte van 1,50 m een
stamomtrek hebben van minstens 50 cm of waarvan de stam
minstens 3,50 m hoog is;
b) in bossen kappingen verrichten, ongeacht het doel of de
bestemming ervan;
c) houtkanten, houtwallen, hagen, struwelen, grienden, al dan
niet bestemd voor houtproducten geheel of gedeeltelijk rooien
of omhakken;
2
d) naaldhout aanplanten of heraanplanten in natuurgebieden,
natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of
natuurreservaten en bosgebieden (volgens gewestplan) en
vogelrichtlijngebieden;
a)
b)
c)
d)
e)
f)
g)
h)
i)
§ 2 vallen niet onder de bepalingen van deze
verordening:
fruitbomen;
boomkwekerijen;
hagen als tuinafsluiting in woongebied volgens het gewestplan;
laagstamboomgaarden;
bossen waarop de Bosdecreet van 13 juni 1990 van toepassing
is;
gebieden waarvoor een beheersplan werd goedgekeurd in
uitvoering van het Decreet betreffende het natuurbehoud en het
natuurlijk milieu;
landschappen, stads- en dorpsgezichten en monumenten beschermd
in uitvoering van hetzij het decreet van 16 april 1996
houdende bescherming van landschappen, hetzij het Decreet van
3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en landschappen en
stads- en dorpsgezichten;
gebieden waarvoor het college van burgemeester en schepenen
een beheersplan, dat de beplanting regelt, heeft goedgekeurd
na gunstig advies van de afdeling Bos en Groen van AMINAL van
het ministerie van de Vlaamse gemeenschap;
gebieden waarvoor een landschapsplan werd opgemaakt in
uitvoering van de wet van 20 juli 1970 van de
ruilverkavelingen van landeigendommen uit kracht van de wet,
en latere wijzigingen;
Artikel 4: Met vellen of rooien wordt gelijkgesteld aan de
groenelementen bepaald in artikel 3 § 1: schade toebrengen of deze
verminken of vernietigen door ondermeer ringen, ontschorsen,
verschroeien, gebruik van scheikundige middelen, inkervingen en
benagelen. Met vellen en rooien wordt niet gelijkgesteld het langs
weiden of akkers bevestigen van afsluitingsdraden aan beplantingen
door middel van krammen en dergelijke, voor zover deze beplantingen
effectief deel uitmaken van de afsluiting, evenals de normale snoei.
Artikel 5: De vergunningsaanvraag betreffende beplantingen gebeurt
volgens de modaliteiten bepaald in het Besluit van de Vlaamse
Regering van 4 november 1997, en latere wijzigingen.
Artikel 6: Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden toegevoegd
met het doel de groenzones of de aanplantingen aan te leggen en te
herstellen inzonderheid wat de boomsoorten, de hoeveelheid, de
kwaliteit, de diameter en de standplaats betreft; hiervoor kan een
waarborg gevraagd worden.
Artikel 7: De inbreuk op de bepalingen van onderhavige
bouwverordening worden gestraft zoals bepaald in de artikelen 146 en
volgende van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van
de ruimtelijke ordening.
Artikel 8: Dit besluit wordt onderworpen aan het advies van de
gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar en de gemeentelijke commissie
3
voor ruimtelijke ordening en aan de goedkeuring van de bestendige
deputatie.
Artikel 2: het reglement op het vellen van bomen, vastgesteld bij
gemeenteraadsbeslissing van 28 april 1977, wordt opgeheven.
4
Download