VROM-Inspectie Regio Zuid-West Afdeling Stoffen en Producten Weena 723 Postbus 29036 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen artikelcode 6131 3001 GA Rotterdam www.vrom.nl VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 2/25 Samenvatting Ozonlaagafbrekende stoffen worden als koudemiddel vaak toegepast in koelinstallaties en deze installaties moeten in gebruik daarom zoveel mogelijk lekdicht zijn. Het beleidsstreven van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) is gericht op een maximaal koudemiddelen verlies van 0,1-1% van de totale koudemiddelinhoud op jaarbasis. Bij koelinstallaties op land is in circa tien jaar het jaarlijkse lekpercentage naar circa 4,5% teruggebracht. Bij zeeschepen werd door de VROM-Inspectie in de periode van 1996-2001 bij koelinstallaties aan boord van koopvaardijschepen en trawlers een jaargemiddeld lekverlies van 50% geconstateerd. Het doel van de in 2005 uitgevoerde inspecties, waarvan de resultaten in deze rapportage worden beschreven, is om de emissie van koudemiddelen door zeeschepen in de komende jaren terug te brengen naar minder dan 5% lekverlies in 2011. Uit het onderzoek, dat was gericht op de jaren 2002, 2003 en 2004, blijkt dat het lekpercentage van ozonlaagafbrekende koudemiddelen of broeikasgas-houdende koudemiddelen in de zeescheepvaart respectievelijk 35% en 31% is. Ruim 42 % van de 76 gecontroleerde schepen had gemiddeld over drie jaren een te hoog (> 40 %) lekpercentage. Geen enkele gecontroleerde rederij voldeed volledig aan de wettelijke voorschriften aangaande het beheer en de emissie van koudemiddelen. Meer specifiek betekent dit dat het lekpercentage van één of meerdere schepen die onder deze rederijen in de vaart waren hoger was dan 40%. Alle negen gecontroleerde rederijen waren in overtreding. Tegen zes rederijen wordt strafrechtelijk en bestuursrechtelijk opgetreden. Uit verschillen tussen individuele installaties op vergelijkbare zeeschepen blijkt dat veel lagere emissies mogelijk zijn. Gezien de lage naleving wordt de VROM-Inspectie geadviseerd: in de volgende jaren te blijven controleren; internationaal meer aandacht te vragen voor handhaving van het verdrag van Montreal en de hiervoor relevante Europese verordeningen; de mogelijke technische en organisatorische maatregelen op een rij te zetten om het bedrijfsleven zo een handreiking te geven en ter onderbouwing van het handhavend optreden. De directie Klimaatverandering en Industrie (KVI) van het ministerie van VROM wordt aanbevolen: om in de annex 6 van het Marpol-verdrag meer handhavende eisen op te laten nemen over de lekkages van koudemiddelen in de internationale zeescheepvaart; structureel overleg met het bedrijfsleven in overweging te nemen, waarbij de wetgeving, de specifieke problematiek in de zeescheepvaart en de mogelijkheden om de emissies van koudemiddelen te beperken aan de orde kunnen worden gesteld. VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 3/25 VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 4/25 1 Inleiding 7 2 Werkwijze 9 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.4 Inleiding Wettelijk kader en kernbepalingen Wettelijk kader Kernbepalingen Compliance Assistance (CA) Wat is Compliance Assistance Inzet CA bij de zeescheepvaart Gesprekken brancheverenigingen Reactie VI Voorbereiding en opzet van de controles 3 Resultaten van de controles 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.2 Gevonden lekpercentages en andere overtredingen Lekpercentage van ozonlaagafbrekende koudemiddelen Lekpercentage van broeikasgassen Andere overtredingen Strafrechtelijke en bestuursrechtelijke nazorg 4 Bijdrage zeescheepvaart aan emissie 19 5 Toekomstig optreden 21 6 Conclusies en aanbevelingen 23 6.1 6.2 Conclusies Aanbevelingen Bijlage 1 Vragenlijst VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen 9 9 9 10 10 10 10 10 11 13 15 15 15 16 16 16 23 23 25 Pagina 5/25 VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 6/25 1 Inleiding Reeds vanaf de beginjaren tachtig is er een groeiende bezorgdheid over de aantasting van de ozonlaag en de opwarming van de aarde. Door ozonlaagafbrekende stoffen wordt de ozonlaag in de stratosfeer (30-35 km hoogte) afgebroken waardoor de zogenoemde UV-B straling minder goed wordt geabsorbeerd en hierdoor beter de aarde kan bereiken. UV-B straling heeft zeer nadelige gevolgen voor mens en milieu. Zo veroorzaakt UV-B straling bij langdurige blootstelling onder meer huidkanker, verminderde immuniteit en staar bij de mens. Daarnaast worden ecosystemen in water en op land aangetast waardoor onder andere het vastleggen van CO2 in oceanen vermindert. Dit heeft weer gevolgen voor het broeikaseffect. De bezorgdheid over de afbraak van de ozonlaag heeft in 1988 geleid tot ondertekening van het Protocol van Montreal, dat als primair doel de bescherming van de ozonlaag heeft. Ozonlaagafbrekende stoffen worden als koudemiddel vaak toegepast in koelinstallaties en deze installaties moeten in gebruik daarom zoveel mogelijk lekdicht zijn. Het beleidsstreven van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) is gericht op een maximaal koudemiddelen verlies van 0,1-1% van de totale koudemiddelinhoud op jaarbasis. Bij koelinstallaties op land is in circa tien jaar het jaarlijkse lekpercentage naar circa 4,5% teruggebracht. Bij zeeschepen werd door de VROM-Inspectie (VI) in de periode van 1996-2001 bij koelinstallaties aan boord van koopvaardijschepen en trawlers een jaargemiddeld lekverlies van 50% geconstateerd1. De gebruikte koudemiddelen in het verleden hebben met name een ozonlaagafbrekend effect. Als alternatief zijn er nieuwe koudemiddelen in gebruik die geen ozonlaagafbrekend effect hebben, maar wel aan het broeikaseffect bijdragen. Door de ondertekening van het Protocol van Kyoto2 valt het tegengaan van dergelijke emissies ook binnen het beleidsstreven van het Ministerie van VROM. Op basis van de in het verleden gevonden resultaten is het naleefgedrag van eigenaren van zeeschepen laag ingeschat. De handhaving heeft daarom een hoge prioriteit gekregen. Om zicht te krijgen op de redenen van een slecht naleefgedrag is in opdracht van het Ministerie van Justitie een methode ontwikkeld, de ‘tafel van elf’ analyse3. Uit een door de VI uitgevoerde ‘tafel van elf’ analyse voor deze doelgroep, blijkt dat de regelgeving bij de doelgroep goed bekend is, maar dat door een laag normbesef en door een lage controlekans de naleving nog steeds erg laag is. Verhogen van de controlefrequentie is daarom van belang. Ook het internationale aspect van de zeescheepvaart speelt een rol omdat in andere Europese landen de regelgeving nauwelijks lijkt te worden gehandhaafd. Dit leidt tot een verminderd normbesef bij de doelgroep. 1 Zie rapport van de VROM-Inspectie “Koudemiddelen het schip in” van juni 2003, rapportnummer 17104/185 2 Zie ook http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/l28060.htm 3 Zie ook www.t11.nl VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 7/25 Het doel van de door de VI in 2005 uitgevoerde inspecties en de daarop volgende handhavingsacties is om de bijdrage van de emissie van koudemiddelen door zeeschepen in de komende jaren terug te brengen van een in 2001 gemeten lekverlies van meer dan 50% naar minder dan 5% in 2011. Hierbij wordt rekening gehouden met de specifieke problemen van de bedrijfstak om het lekpercentage te verlagen. Over 2005 wordt als tussenstap nog een maximaal lekpercentage van 40% toelaatbaar geacht. In hoofdstuk 2 wordt als eerste ingegaan op het wettelijk kader en de wijze waarop de brancheverenigingen betrokken zijn in dit project (“Compliance Assistance”). Vervolgens wordt ingegaan op de opzet van de controles. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van de controles samengevat, waarbij ook wordt vermeld hoe de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke nazorg wordt opgezet. In hoofdstuk 4 wordt op basis van de gevonden resultaten een schatting gegeven van de bijdrage van de emissie van koudemiddelen in de zeescheepvaart. Verder wordt in hoofdstuk 5 het toekomstig optreden van de VROMInspectie geschetst waarmee het uiteindelijke doel van minder dan 5 % emissies van koudemiddelen in 2011 wordt nagestreefd. In hoofdstuk 6 volgen conclusie en aanbevelingen. VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 8/25 2 Werkwijze 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt als eerste aangegeven welk wettelijk kader van toepassing is. Daarna wordt ingegaan op de gesprekken die in het kader van “Compliance Assistance” met de brancheorganisaties de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Rederijen, de Stichting van de Nederlandse Visserij en de Redersvereniging voor de Zeevisserij zijn gevoerd. Belangrijk gespreksonderwerp daarbij was hoe naleeftekorten kunnen worden teruggedrongen. Als laatste wordt ingegaan op de voorbereidingen voor de daadwerkelijke controles. 2.2 Wettelijk kader en kernbepalingen 2.2.1 Wettelijk kader In de VROM-inspectieprocedure (VIP) die opgesteld is voor het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003, inclusief het Besluit broeikasgassen Wms 2003 voor zover van toepassing op de zeescheepvaart, worden de wetgeving en de kernbepalingen beschreven. Hieronder worden deze kort samengevat. De relevante regelgeving bestaat uit: · Verordening 2037/2000/EG betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen (PB L 244); · Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003 (Boas Wms 2003) inclusief het Besluit broeikasgassen (Stcrt. 2003, 360); · Regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties (wordt binnenkort vervangen door de Regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties op schepen Wms 2003). De voorschriften van de Verordening 2037/2000/EG (verder: de Verordening) hebben rechtstreekse werking en zijn van toepassing vanaf 1 oktober 2000. De Verordening beoogt vooral het gebruik van gereguleerde stoffen te beperken. Het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003 (verder: het Boas Wms 2003 ) regelt de wijze waarop deze stoffen mogen worden toegepast. Het Boas Wms 2003 is van toepassing op het gehele Nederlandse grondgebied, inclusief de onder Nederlandse vlag varende schepen indien deze zich in de territoriale wateren begeven. Het Besluit richt zich onder andere op objecten (zoals koelinstallaties) en handelingen (zoals onderhoud en reparatie van koelinstallaties). Het voldoen aan het Boas Wms 2003 betekent dat verliezen aan chloorkoolwaterstoffen ((H)CFK’s) tot een minimum moeten worden teruggebracht, door vooral voldoende onderhoud van koelinstallaties en door juiste reparatie of vervanging van lekkende of verouderde onderdelen. VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 9/25 Fluorkoolwaterstoffen (HFK’s) zijn koudemiddelen die geen ozonlaagafbrekende werking hebben maar wel een broeikasgas zijn. Op 3 augustus 2004 is het CFK-besluit van 25 oktober 1995 gewijzigd. Hiermee is het bedrijfsmatige gebruik van broeikasgassen geregeld in het Besluit broeikasgassen Wms 2003 als onderdeel van het Boas Wms 2003. Hiermee wordt door Nederland vooruitgelopen op de Europese verordening die voor broeikasgassen in voorbereiding is. De installatie- en onderhoudswerkzaamheden aan koelinstallaties met gereguleerde stoffen (zowel (H)CFK als HFK) dienen te worden uitgevoerd door gediplomeerde monteurs. Deze monteurs werken volgens de bepalingen als aangegeven in de Regeling lekdichtheid koelinstallaties op schepen (hierna te noemen Rlk). 2.2.2 Kernbepalingen De belangrijkste kernbepalingen zoals benoemd in het VIP: - zijn de gebruikte koelinstallaties voldoende lekdicht? (artikel 5, lid 1, Boas Wms 2003, RLK 6.1.1.); - is een volledig installatiegebonden logboek aanwezig? (RLK 6.2.1. en 6.2.3.); - is de koelinstallaties gecontroleerd volgens de minimale controlefrequentie? (RLK 6.1.3.); - heeft voldoende preventieve controle plaatsgevonden? (RLK 6.4.1. t/m 6.4.3.). 2.3 Compliance Assistance (CA) 2.3.1 Wat is Compliance Assistance Kern van Compliance Assistance is het geven van informatie en uitleg over de regels zodat de doelgroepen de regels begrijpen en naleven. Compliance Assistance komt niet in plaats van handhaving, maar is een instrument ernaast. Bij geconstateerde overtredingen legt de VROM-Inspectie dus nog steeds sancties op. Compliance Assistance is ook het achterhalen van hoe ongewenst gedrag ontstaat en waarom het niet wordt aangepast. Compliance Assistance wordt vooral ingezet als blijkt dat de regels onvoldoende bekend zijn of niet begrepen worden. 2.3.2 Inzet CA bij de zeescheepvaart De vooraf ingeschatte naleving van het Boas Wms 2003 in zeescheepvaart is laag, gelet op de gevonden resultaten in het verleden (tot en met 2002) en de ervaringen van de Inspectie Verkeer en Waterstaat tot en met 2004. Op basis van diverse gesprekken met branche organisaties en informatie uitwisseling in het verleden was de inschatting dat de kennis van de doelgroep over de regelgeving voldoende was. Om dit te controleren zijn opnieuw gesprekken georganiseerd met de verschillende branche organisaties. Hierbij is ook gevraagd hoe groot de inschatting was van de naleving, welke problemen er zijn om het Boas Wms 2003 na te leven en welke oplossingen er zouden kunnen zijn. 2.3.3 Gesprekken brancheverenigingen Er zijn drie gesprekken gevoerd, namelijk met de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) (met name over de koopvaardij), met de Reders Vereniging voor Zeevisserij (de vertegenwoordiging van vier grote Trawlervissers) en met de Stichting van de Nederlandse Visserij (overkoepelende organisatie waarbij met name is gesproken over de kottervisserijsector). Daarbij zijn de volgende onderwerpen aan de orde gesteld. VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 10/25 Activiteiten brancheverenigingen Gezien de inzet die de sector de afgelopen jaren heeft gepleegd om de lekkages te reduceren, waren de brancheverenigingen geïnteresseerd of de inspecties een positieve trend zouden laten zien. Stappen die men heeft gedaan om lekverliezen te voorkomen zijn in de koopvaardij het opzetten van milieuzorgsystemen. In de trawlervisserij is het “Actieplan aanpak overmatig verbruik van freon” opgesteld en met ingang van 1 januari 2001 in werking getreden. Onderdelen van dit actieplan zijn onder andere het opleidingsniveau van het personeel, gecomputeriseerde meetmethoden en experimenten met alternatieve koudemiddelen zoals ammoniak en koolstofdioxide. Normering De sector gaf in deze gesprekken aan dat het beleidsstreven van 0,1-1% niet realistisch is en in de praktijk niet kan worden gehaald. Hierbij werd verwezen naar een onderzoek door Royal Haskoning, uitgevoerd in opdracht van NOVEM in 2002. Oorzaken zijn onder andere trillingen en bewegingen van het schip op zee, waardoor leidingen breken en een 100% lekkage plaatsvindt, indien het een direct systeem betreft. De VROM beleidsdirectie zou hiervan op de hoogte zijn. De brancheverenigingen zetten daarnaast vraagtekens bij de reikwijdte van deze regelgeving, met name voor schepen buiten territoriaal gebied. Betwist wordt of het wettelijke kader wel van toepassing is op schepen onder Nederlandse vlag. De gevolgde meetmethode De branche verenigingen waren het niet eens met de gebruikte meetmethoden uit het verleden, waarbij door de VROM-Inspectie alleen gebruik zou worden gemaakt van de door leveranciers geleverde hoeveelheden koudemiddelen. Financiering alternatieven Zoals is beschreven in de Verordening mag vanaf 2010 alleen gerecyclede HCFK 22 worden gebruikt en is het gebruik van HCFK 22 vanaf 2015 verboden. Ook wordt het gebruik van HFK uitgefaseerd via de zogenoemde F-gassen Verordening. De F-gassen Verordening staat in 2006 op de agenda van de Europese Unie. Alternatieven met CO2 of met CO2 en ammoniak zijn kostbaar (de ombouw van een trawlerschip kost circa 10 miljoen in € ) en ook de veiligheidsmaatregelen die moeten worden genomen zijn lastig. De sector ziet zonder subsidiemogelijkheden deze alternatieven daarom niet altijd als reële alternatieven. Internationale context De brancheverenigingen wijzen erop dat Nederland het enige land is dat de regelgeving van de Verordening streng controleert. Aangezien de zeescheepvaart in een internationale context opereert, bestaat het gevaar dat er geen sprake is van een ‘level playing field’. 2.3.4 Reactie VI Ondersteuning activiteiten branchevereniging De conclusie van de VI is dat verdere voorlichting vooralsnog niet nodig is, maar dat de controlekans moet worden opgevoerd door het uitvoeren van inspecties. Daarnaast zal de VI medio 2006 met een handreiking komen waarin een overzicht wordt gegeven van de technische en organisatorische mogelijkheden om de lekverliezen van koudemiddelen beheersbaar te maken. VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 11/25 Normering Onder onvoldoende lekdicht wordt door de VROM-Inspectie tot en met 2005 een jaargemiddeld lekverlies per schip van 40% of hoger gehanteerd. Voor lekverliezen in de toekomst worden strengere jaargemiddelden gehanteerd. Een lekverlies per schip van 30% en hoger over het kalenderjaar 2006; 25% en hoger over het kalenderjaar 2007; 20% en hoger over het kalenderjaar 2008; 15% en hoger over het kalenderjaar 2009; 10% en hoger over het kalenderjaar 2010; 5% en hoger over het kalenderjaar 2011, wordt gezien als een overtreding van kernbepalingen en zal in beginsel leiden tot bestuursrechtelijke maatregelen van de VROM-Inspectie en het opmaken van een proces verbaal. Het standpunt van de toezichthoudende instanties (IVW en VI) betreffende het van toepassing zijn van de EU-verordening 2037/2000 (hierna de Verordening) op zeeschepen is dat dit noch in de wetstekst, noch in de toelichting expliciet wordt uitgesloten. Dat de wetgever de Verordening wel impliciet op zeeschepen van toepassing verklaart, kan afgeleid worden uit de tekst van artikel 11, lid 1, onder d, en artikel 12 , lid 4, van de Verordening. In deze artikelen wordt verwezen naar Bijlage VII ‘Kritische toepassing van halonen’. Als één van de kritische toepassingen van halonen 1301 en halon 1211 wordt het gebruik voor de beveiliging van bemande ruimten en motorkamers van (...) zeeschepen genoemd. Indien de wetgever bij het vaststellen van de Verordening niet de zeescheepvaart voor ogen had, dan was een dergelijke passage overbodig geweest. Daarnaast is in de Nota van Toelichting bij het Boas Wms 2003, in de artikelsgewijze toelichting onder artikel 3, de volgende tekst opgenomen: “Het besluit moet ook buiten de territoriale wateren en buiten het Nederlandse luchtruim op respectievelijk onder Nederlandse vlag varende schepen en in Nederland geregistreerde vliegtuigen worden nageleefd.” Financiering alternatieven De brancheorganisaties zijn gewezen op de website van Senter Novem. Deze instelling heeft een aantal nieuwsbrieven over het programma ‘Reductie overige Broeikasgassen’ (RoB) uitgebracht, waarin de mogelijkheden voor milieuvriendelijke koel/vriesinstallaties voor vissersschepen (Jaargang 2, nr. 1, april 2005), de vervanging van R22 (Jaargang 2, nr. 3, juli 2005) en subsidies voor de vervanging van niet-CO2 broeikasgassen (Jaargang 3, nr .1, januari 2006) uitgebreid worden besproken.4 De gevolgde meetmethode Bij de uitgevoerde inspecties is niet alleen gekeken naar de door de leveranciers geleverde hoeveelheden koudemiddelen. Ter controle zijn ook de logboeken die per schip worden bijgehouden uitgebreid doorgenomen (Zie hoofdstuk 2.4). Daarbij is de lekkage van koudemiddelen, die als gevolg van incidenten is opgetreden, niet meegerekend in de lekverliezen. Verder is afgesproken dat de sector betrokken blijft bij de rapportage over de gevonden resultaten en over de gebruikte meetmethode. Internationale context De VI heeft het voornemen om in 2006 contacten te leggen met andere Europese handhavende instanties om de handhaving van de onderhavige regelgeving te internationaliseren. 4 Zie ook www.robklimaat.nl/nieuwsbrief VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 12/25 2.4 Voorbereiding en opzet van de controles Als eerste is bij primaire leveranciers en bij STEK-erkende beheerders nagegaan welke tien rederijen de grootste hoeveelheid koudemiddelen hebben ingekocht. Daarnaast zijn signalen betreffende lekkages van koudemiddelen van de Inspectie Verkeer en Waterstaat gebruikt bij de selectie. Er zijn vervolgens zes rederijen van de koopvaardij aangeschreven en vier trawlervissers. Het gaat in het totaal om tien reders met 79 schepen, varend onder Nederlandse vlag. De aangeschreven rederijen hebben gezamenlijk zestien passagiersschepen, 24 reeferschepen, 23 containerschepen en veertien trawlers. Er waren in de koopvaardij in 2004 in totaal twintig passagierschepen en 554 vrachtschepen (reefers en containerschepen) varend onder Nederlandse vlag (Bron jaarbericht IVW, 2004). In tabel 2.1 wordt een overzicht gegeven. Soort schepen van 10 rederijen Koopvaardij (6 reders) Passagiersschepen Reefers Containerschepen Trawlervissers (4 reders) Trawlers TOTAAL Aantal gecontroleerde schepen 16 24 25 Totaal Aantal schepen in 2004 volgens IVW Grote van de steekproef 20 80 % 554 9% 14*) 14 79 % 79 *) 588 13 % *) Van één trawlervisser worden nog drie schepen in 2006 gecontroleerd. Deze zijn in het vervolg van dit onderzoek niet meegenomen Tabel 2.1 Overzicht controles ten opzichte van aantal schepen onder Nederlandse vlag Aan de reders is het verbruik van koudemiddelen over 2002, 2003 en 2004 opgevraagd met als schriftelijke bewijzen kopieën van logboeken, aankoopbonnen van koudemiddelen en wie de koelinstallatie beheerde (zie vragenlijst in bijlage). Van negen rederijen is alle informatie ontvangen en verwerkt. In 2006 wordt nog een trawlervisser bezocht. Naast het opvragen van de administratie is bij twee passagiersschepen een bezoek gebracht aan boord en is bij drie rederijen een bezoek op kantoor gebracht. De administraties van de schepen zijn bekeken op het koudemiddelenverbruik per schip, per jaar in 2002, 2003 en 2004. Hierbij zijn alleen koelinstallaties groter dan 3 kg betrokken. Soms is het verbruik in 2005 meegenomen. Daarnaast is per schip onderzocht: de inhoud van de koelinstallatie; het aantal koelinstallaties; het soort koudemiddel dat wordt gebruikt; het aantal preventieve controles; het aantal reparaties; het aantal lekkages. Het verbruik in de logboeken is vergeleken met de inkoopbonnen en voorraadlijsten. Om te controleren of de geleverde administratie overeenkomt met geleverde koudemiddelen door leveranciers zijn negen leveranciers en/of STEK-erkende beheerders benaderd en gevraagd of en hoeveel koudemiddelen zij hebben geleverd aan schepen onder Nederlandse vlag. Het was echter niet mogelijk deze informatie direct aan het verbruik per schip te koppelen. VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 13/25 VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 14/25 3 Resultaten van de controles 3.1 Gevonden lekpercentages en andere overtredingen 3.1.1 Lekpercentage van ozonlaagafbrekende koudemiddelen CFK-11 eq Aantal Emissie Aantal lekverlies Soort schip gecontroleerd schepen > 40 % Koopvaardij rederijen (6 reders) Passagiersschepen 16 9 4001 18 Reefers 24 24 Broeikasgassen in ton CO2 eq Emissie Aantal lekverlies schepen > 40 % (4 reders) 8 53.750 9 2 Containerschepen 25 Trawlervissers (3 reders) Trawlers 11 Totaal 76 (1 reder) 53.750 16 14868 18869 11 601 9 5 23 1 201 9 1 In totaal beschikken vier schepen over koelinstallaties met zowel ozonlaagafbrekende stoffen als broeikasgassen, geen ervan had een lekverlies van > 40 %. Tabel 3.1 Overzicht geconstateerde lekverliezen over de periode 2002 -2004 Koopvaardij In 2005 zijn in totaal 49 schepen van zes koopvaardijrederijen gecontroleerd die koelinstallaties met HCFK 22 gebruiken, waarvan negen passagiersschepen, 24 reeferschepen en zestien containerschepen. Het gemiddelde lekpercentage over alle schepen was 31% en dit gaf een totaal koudemiddelen gebruik van 72.750 kg over 2002, 2003 en 2004. Dit komt overeen met een ozonafbrekend vermogen van 4001 of te wel een emissie van 4001 kg CFK-11 eq (zie onderstaand kader voor een toelichting). Ruim eenderde van de schepen (18 schepen, 37%) had een lekpercentage van 40% of hoger. HCFK’s en CFK’s bestaan uit verschillende soorten chemische verbindingen, die elk een verschillend afbrekend vermogen op de ozonlaag hebben. Om het afbrekend vermogen van al deze stoffen met elkaar vergelijkbaar te maken is bepaald dat deze eigenschap uitgedrukt wordt in overeenkomende kilo’s CFK-11. Een bepaalde hoeveelheid geëmitteerd HCFK of CFK wordt aldus uitgedrukt in kg CFK-11 equivalenten (eq.). Voor 1 kg HCFK-22 geldt dat dit overeenkomt met de emissie van 0,055 kg CFK-11 eq. Trawlervisserij Bij de vier rederijen met trawlervissers varen er onder Nederlandse vlag in het totaal veertien schepen. In 2005 zijn elf schepen van drie rederijen gecontroleerd over 2002, 2003 en 2004. Het gemiddelde lekpercentage was 36% en dit gaf een totaal koudemiddelen gebruik van 270.322 kg over 2003, 2004 en VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 15/25 2005. Dit komt overeen met een ozonafbrekend vermogen van 14.868 of te wel een emissie van 14.868 kg CFK-11 eq.. Bijna de helft van de schepen (vijf schepen, 45%) had een lekpercentage van 40% of hoger. In tabel 3.1 zijn de verschillende onderzoeksresultaten nog eens schematisch weergegeven. Totaal In totaal is er 18.869 kg CFK-11 eq. in drie jaar uit de onderzochte koelinstallaties gelekt. Dit komt overeen met een lekverlies van 6.290 kg CFK-11 eq. per jaar. De totale inhoud van alle onderzochte koelinstallaties op de 60 schepen is gelijk aan 18.214 kg CFK-11 eq. Dit betekent dat de onderzochte schepen jaarlijks circa 35 % van de inhoud aan ozonlaagafbrekende koudemiddelen lekken. 3.1.2 Lekpercentage van broeikasgassen In 2005 zijn twintig schepen van vijf rederijen gecontroleerd die koelinstallaties gebruikten met het broeikasgas HFK. Dit waren acht passagiersschepen, twee reeferschepen, negen containerschepen en een trawler. Vier van deze schepen beschikten ook over koelinstallaties waarin ozonlaagafbrekende koudemiddelen gebruikt werden. In totaal is er 53.750 kg HFK in drie jaar uit de onderzochte koelinstallaties gelekt. Dit komt overeen met een lekverlies van 17.917 kg HFK per jaar. De totale inhoud van alle onderzochte koelinstallaties op de 60 schepen is gelijk aan 57.201 kg HFK. Dit betekent dat de onderzochte schepen jaarlijks circa 31 % van de inhoud aan koudemiddelen lekken. Ook broeikasgassen bestaan uit verschillende soorten chemische verbindingen, die elk een verschillend opwarmend vermogen hebben. Om het aantastend vermogen van al deze stoffen met elkaar vergelijkbaar te maken is bepaald dat deze eigenschap uitgedrukt wordt in overeenkomende kilo’s kooldioxide (CO2) De emissie van 1 kg HFK komt in dit geval overeen met een emissie van circa 1000 kg CO2. 3.1.3 Andere overtredingen Bij twee schepen was geen logboek aanwezig. Bij verschillende rederijen waren logboeken onvolledig. Ook werd op twee schepen het navullen van harde CFK’s geconstateerd, hetgeen stoffen zijn die volgens de Verordening verboden zijn te gebruiken sinds 2001. 3.2 Strafrechtelijke en bestuursrechtelijke nazorg Alle negen gecontroleerde rederijen (100%) bij de koopvaardij en de trawlervissers waren in overtreding. Voor de controles in 2005 is besloten om bij een te hoge lekkage van HFK (overtreding van het broeikasgasbesluit) waarschuwend op te treden. Ook bij kleine tekortkomingen zoals een onvolledig logboek is alleen waarschuwend opgetreden. Voor de andere overtredingen wordt zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk opgetreden. Hierbij wordt opgetreden per rederij. In tabel 3.2 (zie volgende pagina) is aangegeven hoe in het totaal wordt opgetreden bij de negen rederijen. Het grootste deel van de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke nazorg vindt plaats in 2006. Het bestuursrechtelijke traject is begin 2006 in de zogenoemde ‘aanzegfase’. VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 16/25 Rederij A B C D E F G H I TOTAAL Strafrechtelijk optreden X X X X X X 6 Bestuursrechtelijk optreden Waarschuwingsbrief Aankondiging Dwangsom X X X X X X X X X X X 5 6 Tabel 3.2 Strafrechtelijke en bestuursrechtelijke optreden per rederij De brancheverenigingen hebben aangegeven onaangenaam te zijn verrast door de bestuurlijke en strafrechtelijke nazorg. Zij hebben op voorhand alle leden geadviseerd openheid van zaken te geven, zodat een beter inzicht kan worden verkregen over de hoogte van de lekkages. Hierbij was bekend dat geen van de onderzochte bedrijven aan de gestelde normen zou kunnen voldoen. Toch hebben vrijwel alle gecontroleerde bedrijven hun volledige medewerking verleend. Handhavend optreden zou volgens de brancheverenigingen een aantasting betekenen van de integriteit van de bedrijven en een directe aantasting van hun internationale concurrentiepositie. VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 17/25 VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 18/25 4 Bijdrage zeescheepvaart aan emissie Negatieve consequenties van het lekken van HCFK-houdende koudemiddelen De aarde wordt bedekt door een laag gassen, dampkring of atmosfeer genaamd. De ozonlaag, die het gas ozon (O3) bevat, bevindt zich in de stratosfeer. Dit is het deel van de dampkring dat zich op een afstand van 15 tot 45 kilometer van de aarde bevindt. De ozonlaag weert de ultraviolette (UV) straling van de zon. Dit is belangrijk, omdat UV-straling schadelijk is voor mens, plant en dier. Als mensen lang aan UV-straling worden blootgesteld, kan dit huidkanker veroorzaken. Op basis van de gemiddelde UV-straling in de periode 2000-2002, zal op termijn het jaarlijks aantal personen met huidkanker in Nederland met 100-150 per miljoen inwoners toenemen. In totaal gaat het om bijna 2000 extra gevallen ten opzichte van 1980. Van deze extra gevallen zullen naar schatting per jaar circa 30 tot 40 personen overlijden. De belangrijkste oorzaak voor de toename van UV-straling sinds 1980, is de aantasting van de ozonlaag, Dit wordt onder andere veroorzaakt door de lekkage van chloorhoudende koudemiddelen. Deze chloorhoudende stoffen breken ozon hoog in de dampkring af. Boven de zuidpool ontstaat sinds 1980 jaarlijks vanaf september een groot ozongat dat enkele maanden aanwezig blijft. Maar ook boven Europa hebben wetenschappers de afgelopen twintig jaar een kleine maar voortdurende verdunning van de ozonlaag geregistreerd. Door gaten in de ozonlaag bereikt de schadelijke UV-straling ongehinderd de aarde. Strenge internationale regelgeving heeft ervoor gezorgd dat steeds minder ozonlaagaantastende stoffen geproduceerd worden. Omdat de chloorhoudende stoffen in de koudemiddelen maar heel langzaam opstijgen, wordt de ozonlaag jaarlijks pas na een lange 'vertraging' afgebroken. Door de uitstoot van twintig jaar geleden bereikt het gat in de ozonlaag momenteel jaarlijks recordgroottes. Naar verwachting zal het jaarlijkse gat in de ozonlaag pas vanaf 2010 voortdurend kleiner worden, omdat de ozonvretende stoffen langzaamaan uit de atmosfeer verdwijnen. Ozonlaag afbrekende emissies In paragraaf 3.1.1 is gesteld dat er gemiddeld 6.290 kg CFK-11 eq. per jaar gelekt wordt. In dit onderzoek is 13 % van de onder Nederlandse vlag varende schepen gecontroleerd. Hierbij lag de nadruk op passagiersschepen, trawlers en reeferschepen. Dit zijn in verhouding de schepen met grotere koelinstallaties en daardoor de grootverbruikers van koudemiddelen. De cijfers kunnen dus niet één op één geëxtrapoleerd worden naar de hele sector. Wel werd gevonden dat onafhankelijk van de sector 42 % van de zeeschepen met meer dan 40% lekverlies kampt. VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 19/25 Volgens gegevens van het Milieu- en Natuurplanbureau5 is de Nederlandse bijdrage aan de daadwerkelijk emissie van CFK-11 eq tussen 1999 en 2003 gestabiliseerd op circa 210.000 tot 230.000 kg per jaar. De hoogte van deze emissies kan gerelateerd worden aan een gemiddeld lekverlies van 4,5 % aan koudemiddelen voor 95 % van de (land-) gebruikers van koudemiddelen. Als uitgegaan wordt van de stelling dat de zeescheepvaart de overige 5 % van het koudemiddelen verbruik voor zijn rekening neemt, dan zou het evenredige aandeel voor de zeescheepvaart overeenkomen met een emissie van 10.500 tot 11.500 kg CFK-11 eq in 2003. Uit dit onderzoek is echter gebleken dat 13 % van de zeeschepen met koelinstallaties al verantwoordelijk is voor 60% (6290 kg CFK-11 eq per jaar) van het evenredige aandeel in deze emissiecijfers. Hoewel de daadwerkelijk CFK-11 eq. emissie van de 87 % niet gecontroleerde zeeschepen niet gemeten is in dit onderzoek, zijn er – gelet op het gegeven dat ongeveer de helft van de onderzochte zeeschepen met een lekverlies van meer dan 40% kampt – voldoende aanwijzingen dat de daadwerkelijke bijdrage van de zeescheepvaart de genoemde 5 % ruimte van de totale nationale emissie ruim overschrijd. (Zie ook figuur 1) 600 12000 500 10000 400 ? 8000 300 6000 200 4000 100 2000 0 kg CFK-11 eq, Aantal schepen Feitelijke CFK-11 eq. emissie in de zeescheepvaart Aantal schepen Emissie 0 Totaal Gecontroleerd Niet gecontroleerd Figuur 1. De theoretische rest emissie (zie “ ?” in figuur) voor de niet gecontroleerde zeeschepen is niet aannemelijk. Broeikasgassen Op twintig gecontroleerde schepen werd in drie jaar 53.750 kg HFK verbruikt. Hier werd bij bijna de helft van de gecontroleerde schepen een lekpercentage van meer dan 40% geconstateerd. HFK is geen ozonlaagafbrekend gas maar een broeikasgas en geeft een bijdrage aan het broeikaseffect met circa een factor 1000 (afhankelijk van de soort HFK) ten opzichte van een zelfde hoeveelheid CO2. Dit komt overeen met circa 53.750 ton geëmitteerd CO2, een hoeveelheid die ongeveer gelijk is aan de CO2 emissie van 90 % van alle bromfietsen in één jaar in Nederland.6 Overige constateringen Een positieve ontwikkeling is dat twee trawlervissers over zijn gegaan op nieuwe systemen met CO2 of met CO2 en ammoniak. 5 6 Zie http://www.mnp.nl/mnc/i-nl-0176.html Zie http://www.mnp.nl/mnc/i-nl-0130.html VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 20/25 5 Toekomstig optreden In 2006 zal de inspectie een gedeelte van haar inzet gebruiken voor de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke nazorg. Daarnaast wordt de kottervisserij gecontroleerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de lopende sanering van deze sector. Ook zullen gezien de resultaten in 2005 andere koopvaardijrederijen worden gecontroleerd. In 2006 wordt contact gelegd met Europese handhavingspartners over Europese handhaving van de Europese verordening. Voor 2006 wordt opgetreden bij lekverliezen groter dan 30%. De gecontroleerde rederijen worden in dit kader aangesproken. Onder onvoldoende lekdicht is door de VROM-Inspectie tot en met 2005 een jaargemiddeld lekverlies per schip van 40% of hoger gehanteerd. Voor lekverliezen in de toekomst worden strengere jaargemiddelde gehanteerd. Een lekverlies per schip van 30% en hoger over het kalenderjaar 2006; 25% en hoger over het kalenderjaar 2007; 20% en hoger over het kalenderjaar 2008; 15% en hoger over het kalenderjaar 2009; 10% en hoger over het kalenderjaar 2010; 5% en hoger over het kalenderjaar 2011 zal in beginsel leiden tot bestuursrechtelijke maatregelen van de VROM-Inspectie en het opmaken van een proces verbaal. Naast het uitvoeren van controles wil de VROM-Inspectie ook onderzoek doen naar de reden van grote lekkages koudemiddelen in de zeescheepvaart. Hierbij wordt gebruik gemaakt van rapporten die zijn opgesteld in opdracht van NOVEM 7 en door onderzoek naar de verschillen in wel en niet lekkende installaties in de zeescheepvaart. Daarbij zal de invloed van de volgende aspecten worden bekeken: direct/indirecte systemen (waarbij in het laatste geval geen koudemiddelen door het hele schip lopen); de hoeveelheid uitgevoerde preventieve controles en lekdichtheidstesten; het opleidingsniveau van het personeel; de aanwezigheid van milieuzorgsystemen; specifieke maatregelen zoals afperken van compartimenten en het zoeken naar corrosieplekken; het gebruik van alternatieve koudemiddelen. 7 Zie ook rapport “Inventarisatie koudemiddelenemissie zeescheepvaart”, 2002, projectnummer 542511.CO van Royal Haskoning BV dat in opdracht van NOVEM B.V. is uitgevoerd VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 21/25 VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 22/25 6 Conclusies en aanbevelingen 6.1 Conclusies • • • • • 6.2 Het lekpercentage van ozonlaagafbrekende koudemiddelen stoffen of broeikasgas-houdende koudemiddelen in de zeescheepvaart is respectievelijk 35% en 31%. 32 van de 76 gecontroleerde schepen had gemiddeld over drie jaren een te hoog (> 40 %) lekpercentage. Geen enkele rederij voldeed volledig aan de wettelijke voorschriften aangaande zowel de emissie van koudemiddelen als de registratie- en beheersverplichtingen. Alle negen gecontroleerde rederijen waren in overtreding. Tegen zes rederijen wordt strafrechtelijk en bestuursrechtelijk opgetreden, drie rederijen hebben een waarschuwingsbrief ontvangen Uit de verschillen tussen individuele installaties op vergelijkbare zeeschepen blijkt dat veel lagere emissies mogelijk zijn. Aanbevelingen • • • • • Gezien de lage naleving wordt de VROM-Inspectie geadviseerd in de volgende jaren te blijven controleren. Daarnaast wordt de VROM-Inspectie aanbevolen om – gezien het internationale speelveld van de zeescheepvaart – internationaal meer aandacht te vragen voor handhaving van het verdrag van Montreal en de hiervoor relevante Europese verordeningen. Ook kunnen op Europees niveau meer afspraken worden gemaakt over het handhaven en naleven van de Europese verordening. De VROM-Inspectie wordt aanbevolen om de mogelijke technische en organisatorische maatregelen op een rij zet om het bedrijfsleven zo een handreiking te geven en ter onderbouwing van handhavend optreden. Er is vanuit het bedrijfsleven behoefte aan structureel overleg met de Nederlandse beleidsmakers over de wetgeving, de specifieke problematiek in de zeescheepvaart en het gebruik van koudemiddelen. De directie Klimaatverandering en Industrie (KVI) van het ministerie van VROM wordt in overweging gegeven dit structurele overleg op te pakken. Aan de directie Klimaatverandering en Industrie (KVI) van het ministerie van VROM wordt aanbevolen dat in de annex 6 van het Marpol-verdrag meer handhavende eisen worden opgenomen over de lekkages van koudemiddelen in de internationale zeescheepvaart. VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 23/25 VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 24/25 Bijlage 1 Vragenlijst Per rederij is het gebruik opgevraagd van koudemiddelen op de schepen van de rederij varend onder Nederlandse vlag in 2002, 2003 en 2004 per schip. De volgende gegevens waren van belang. 1. Het registratienummer, naam en het soort schip. 2. Kopie van logboekbladzijden met daarin de volgende informatie. • Aantal koelinstallaties aan boord, de inhoud van de betreffende koelinstallaties en gebruikte type koudemiddel(-len). • Wanneer en hoeveel periodieke controles aan de koelinstallatie zijn gehouden • Gegevens van de persoon die de controles uitgevoerd. • Het aantal opgetreden incidenten en lekkages per koelinstallatie en de reden van lekkage. • De hoeveelheid bijgevuld koudemiddel in 2002, 2003 en 2004. 3. Informatie van de leverancier en beheerder koelinstallatie. Ook is gevraagd. - Van wie de koudemiddelen afgenomen zijn. - Naar een afschrift van de aankoopbonnen van de koudemiddelen. - Of de rederij een (bijvoorbeeld STEK erkende) beheerder heeft van de koelinstallatie en wie dat is. VROM-Inspectie maart 2006 Lekkages van ozonlaagafbrekende en broeikasgassen uit koelinstallaties in zeeschepen Pagina 25/25