Dossier deel 3 | Berno van Meijel & Hanneke Hoekstra Realistische beeldvorming nodig Geestelijke gezondheidszorg niet populair bij studenten Slechts weinig studenten kiezen de geestelijke gezondheidszorg als hun toekomstige werkveld. Onbekendheid met dit veld en een onrealistische beeldvorming over psychiatrie en psychiatrische patiënten spelen hierbij een rol. Opleidingen kunnen hierin verandering brengen. In het Nederlandse onderwijsstelsel voor de verpleegkunde is gekozen voor een gezondheidszorgbrede opleiding. Afgestudeerden van de mbo- en hbo-opleidingen Verpleegkunde hebben de bevoegdheid om in de verschillende velden van de gezondheidszorg het beroep van verpleegkundige uit te oefenen. Met de gevolgde opleiding worden zij competent geacht om als beginnend beroepsbeoefenaar binnen alle velden zorg te verlenen aan verschillende doelgroepen. De afzonderlijke velden zijn echter lang niet allemaal even populair onder de studenten verpleegkunde. De algemene en de maatschappelijke gezondheidszorg scoren qua aantrekkingskracht veel hoger dan de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Alleen de geriatrie is voor de studenten nog minder aantrekkelijk dan de geestelijke gezondheidszorg. Dit blijkt ook internationaal het geval te zijn (Happell & Rusworth, 2000). Het percentage HBO-V-studenten dat uiteindelijk met een GGZ-differentiatie afstudeert komt bij de meeste verpleegkundeopleidingen niet boven de 15 procent. Dit is een zorgelijke situatie omdat het GGZ-veld nu en in de toekomst behoefte heeft aan gemotiveerde en goed opgeleide GGZ-professionals met een verpleegkundige achtergrond. de ambulance die met gierende sirenes door de stad jaagt op weg naar het volgende verkeersslachtoffer. Of als de verpleegkundige die terminale zorg verleent aan de patiënt die waardig en berustend afscheid van het leven kan nemen. Met deze beelden zien de aankomende verpleegkundigen hun beroepsmatige toekomst wel zitten. Het is geen makkelijke job, zo zullen ze denken, maar het is er wel een die waarde en betekenis heeft. Hier doen ze het voor! Zijn hun beelden realistisch? Misschien wel niet helemaal. De (positieve) voorstellingen kunnen deels geromantiseerd zijn, maar leiden er wel toe dat de aankomende beroepsbeoefenaars uiteindelijk voor dat specifieke veld kiezen. Het geromantiseerde beeld wordt later wel bijgesteld; dat komt vanzelf met de jaren van opleiding en praktijkervaring. Maar hoe zit het dan met de beeldvorming onder studenten verpleegkunde over de psychiatrie en de geestelijke gezondheidszorg? Welke beelden hebben deze studenten over psychiatrische patiënten en over het werken in de geestelijke gezondheidszorg? Als deze beeldvorming voorspellend is voor toekomstige keuzes van studenten, dan is het zinnig om haar nader te onderzoeken. Zijn de beelden realistisch of geromantiseerd, stigmatiserend, veroordelend? Het vak Veel verpleegkundigen die met de opleiding starten, hebben voor zichzelf al een beeld gevormd van de verpleegkundige die zij in de toekomst willen zijn. Zij zien zichzelf bijvoorbeeld als de verpleegkundige die met kinderen werkt op een afdeling oncologie. Of als een verpleegkundige die in een high-tech omgeving, bijvoorbeeld een intensive care, haar werk verricht. Of als een verpleegkundige op 20 | De psychiatrie Onderzoek naar beeldvorming over psychiatrische patiënten is belangrijk omdat het op voorhand niet zo eenduidig is wie zij nu precies zijn. Bij patiënten met een myocardinfarct kunnen we ons van alles voorstellen: de hartfunctie laat het er bij zitten, er ontstaat een levensbedreigende situatie, er is intensieve medisch-technische behandeling nodig om de zaken weer op orde te krijgen en als het meezit, gaat de patiënt na enige tijd weer min of meer hersteld en met nazorg naar huis. Maar wie is nu die psychiatrische patiënt? Wat heeft hij? Is hij psychotisch? Depressief? Anorectisch? Angstig? Verslaafd? Getraumatiseerd? Autistisch? Wat voor verschijnselen horen daarbij? Gaat het om een ziekte? Is de persoon zelf verantwoordelijk voor zijn ellende? Wat is de rol van het gezin van herkomst? Kan het behandeld worden en overgaan? Is er genezing of herstel mogelijk? Voor de gemiddelde Nederlandse burger zijn dit erg ingewikkelde vragen die dan ook zeer uiteenlopend worden beantwoord; soms in overeenstemming met de werkelijkheid, maar vaker niet. Psychiatrische patiënten en de ziekten waar zij aan lijden kunnen door de modale burger nog maar moeilijk worden begrepen. En bij deze onduidelijkheid ontstaan allerlei persoonlijke invullingen – beelden – over de psychiatrie en haar patiënten. Die beelden staan soms ver van de werkelijkheid af, zijn soms ook moraliserend en veroordelend en doen dan zeker geen recht aan psychiatrische patiënten en hun lijden. In het verlengde hiervan worden ook irreële beelden geconstrueerd van wat het werk met deze patiënten inhoudt. En als deze beelden bij veel Nederlandse burgers leven, waarom zouden ze er dan niet zijn bij de beginnende verpleegkundestudent? Studenten Uit de literatuur (zie Hoekstra e.a., 2007) komt inderdaad naar voren dat studenten verpleegkunde met heel specifieke ideeën, beelden en opvattingen over de GGZ aan hun opleiding beginnen. Onderzoek laat zien dat de TvZ | Tijdschrift voor Verpleegkundigen - 2009 nr. 1 klassieke beelden over psychiatrische patiënten nog steeds zeer levendig zijn: studenten zien nog vaak de agressieve patiënt voor zich, onberekenbaar in zijn gedrag, die daarom moet worden opgesloten en vastgebonden. Het lijkt alsof er sinds One flew over the cuckoo’s nest weinig correctie meer op de beeldvorming heeft plaatsgevonden. Deze speelfilm had in de jaren zeventig een grote invloed op de beeldvorming over de psychiatrie en psychiatrische patiënten: alle stereotype beelden werden in deze film in volle omvang bevestigd. Dat dit nog steeds gebeurt, wordt zichtbaar bij een zondagmiddagbezoek aan de plaatselijke videotheek. Een belangrijk deel van de hoofdrollen in het spannende (horror) genre wordt bemenst door de psychopathische waanzinnige die anderen leed berokkent van een omvang die het normaal menselijke te buiten gaat. De ene film lijkt de andere te willen overtreffen in sadisme en gewetenloosheid. ‘Dit is niet normaal’, denkt de gemiddelde kijker (gelukkig!). ‘Deze psychopaat is niet van mijn soort, die is gewoon gek!’. Beelden worden subtiel en minder subtiel gevormd en doorgegeven. Via impliciete uitlatingen binnen het gezin over wat normaal en abnormaal is, via de berichtgeving in de media over de ontsnapte TBS-er, en via de karikaturale rolpresentaties in speelfilms. De klassieke beelden over de psychiatrische patiënt worden eerder gevoed dan ontkracht. En het is dan ook niet vreemd dat de prille eerstejaars verpleegkundestudent met nogal stereotype beelden in het hoofd in de schoolbanken zit. Onderzoek Wij voerden een onderzoek uit onder 100 eerstejaars HBO-V-studenten (Hoekstra e.a., 2007). Via een enquête met 25 stellingen werden de studenten bevraagd over de beelden die zij van de GGZ hadden, van de patiënten die daar worden behandeld, en van het werken in deze sector. Ook werd hen gevraagd of ze in het derde jaar al dan niet voor de GGZ-differentiatie zouden kiezen. 88 procent van de respondenten gaf aan dit niet te willen, 12 procent wilde dat wel. De enquêtegegevens zijn benut voor doelgerichte selectie van studenten voor een aanvullend kwalitatief onderzoek. We concentreerden ons hierbij op de nee-stemmers en onderzochten welke beelden bij hen leefden over de GGZ. Er tekenden zich in deze groep twee typen TvZ | Tijdschrift voor Verpleegkundigen - 2009 nr. 1 verpleegkundigen af. Het ene type is vooral een ‘doener’ die doel- en oplossingsgericht wil handelen. Deze studenten hebben relatief veel belangstelling voor de technische kant van het verplegen. Zij oordelen dat er bij psychiatrische patiënten geen snelle en goede resultaten te behalen zijn. Dit is voor hen een belangrijke reden om niet voor de GGZ te kiezen. Het andere type student is meer op de interactie met de patiënt georiënteerd. Sommige van deze studenten zijn van mening dat contact maken en communiceren met psychiatrische patiënten in veel gevallen niet goed mogelijk is, wat voor hen een reden is om niet met deze patiëntengroep te willen werken. Anderen geven aan onzeker te zijn over hun eigen competenties om goed met psychiatrische patiënten om te gaan. Ze willen vanuit hun wens tot relatievorming wel graag werken met psychiatrische patiënten maar zijn bang het werk in de psychiatrie niet aan te kunnen. Zowel uit de enquête als uit de kwalitatieve interviews bleek dat ook studentverpleegkun- digen behept zijn met de stereotype, negatieve en onrealistische beelden van psychiatrische patiënten. Ze dachten dat deze patiënten overwegend in grote klinieken en op gesloten terreinen verblijven, dat ze onvoorspelbaar en onberekenbaar zijn, en vaak agressief. Of oud en dement. Ze zijn, denken de studentverpleegkundigen, in ieder geval niet in staat een normaal leven te leiden, hun behandelbaarheid is laag en er is dus weinig veranderingsperspectief voor de toekomst. Opmerkelijk is dat soms de schuld bij de patiënt zelf wordt gelegd: hij is zelf verantwoordelijk voor zijn toestand en als hij maar beter zijn best zou doen, zou het wel beter met hem gaan. Dit laatste gold vooral ook ten aanzien van verslaafde patiënten. De studenten konden zich nauwelijks een beeld vormen van het werk in de GGZ. Er wordt volgens hen begeleiding en ondersteuning aan de patiënten geboden, maar wat dit nu concreet inhoudt kon nauwelijks worden ingevuld. En over carrièremogelijkheden in de GGZ hadden ze helemaal geen beeld! | 21 Maatregelen Niet kiezen voor de GGZ als werkveld is vanzelfsprekend geheel legitiem. Maar die keuze dient dan wel op goede gronden te worden gemaakt. De generiek opgeleide verpleegkundige zal moeten beschikken over realistische beelden van de psychiatrie, van psychiatrische patiënten en hun problematiek, en van het werk in deze sector. Dit is des te belangrijker omdat ook de verpleegkundigen die niet kiezen voor de GGZ gedurende hun loopbaan frequent patiënten met psychiatrische problematiek zullen tegenkomen. De prevalentie van psychiatrische problematiek in algemene ziekenhuizen is naar schatting tussen de 30 en 60 procent -aanzienlijk hoger dan de prevalentie in de algemene bevolking (18,5 procent) (Leentjes, 2004). Opleiding Opleidingen dienen al in een vroeg stadium, vanaf het eerste jaar, werk te maken van het bevorderen van een realistische beeldvorming over de GGZ bij hun studenten. Dit begint met de confrontatie met, en bewustwording van, niet-realistische ideeën en meningen over de GGZ en haar patiënten. Dit kan onder meer bereikt worden door ervaringsdeskundigen uit de GGZ al vroeg een plek in het onderwijscurriculum te geven. Cliënten­ organisaties en –raden hebben veelal speciaal getrainde ervaringsdeskundigen tot hun beschikking die effectief de dialoog met studenten aan kunnen gaan. Zij vertellen over hun eigen ervaringen en belevingen als psychia­ trische patiënt en dat biedt de studenten een ­realistische ontmoeting met de wereld van de psychiatrie. Ook studieopdrachten over de GGZ, goede documentaires en gastlessen van in de praktijk werkzame psychiatrische verpleegkundigen kunnen effectieve manieren zijn om bij te dragen aan een realistische beeldvorming. De studenten moeten tijdens de opleiding ook rolmodellen ontmoeten, bijvoorbeeld in de persoon van de verpleegkundedocent. Docenten op een HBO-V ontberen 22 | echter vaak recente praktijkervaring. In docentstages kunnen docenten weer contact maken met de recente GGZ-praktijk. Stages Studentstages dienen gevarieerd te zijn zodat de studenten een gedifferentieerd beeld van de GGZ kunnen verkrijgen. Tijdens de stages zouden studenten in contact moeten komen met uiteenlopende patiëntengroepen die binnen verschillende zorgsettings gedifferentieerde zorg krijgen aangeboden. Ook dient goede begeleiding geboden te worden, bijvoorbeeld via het preceptorship (Charleston & Happell, 2004/2005). Daarbij heeft een ­ervaren psychiatrisch verpleegkundige een intensief en direct begeleidende rol. Binnen deze ‘meester-gezel’-verhouding kan direct worden gereflecteerd op de stage-ervaringen en kan meteen (bij)sturing plaatsvinden. Binnen de opleiding behoren voldoende mogelijkheden geboden te worden tot verwerking van de stage-ervaringen die in de psychiatrie zijn opgedaan, bijvoorbeeld supervisie. Dit kan gepaard gaan met trainingen in vaardigheden om adequaat met probleemgedrag in de psychiatrie om te gaan, zoals agressie, zelfverwonding en suïcidaliteit. Studenten kunnen via deze wegen realistische beelden opdoen van GGZ-patiënten en hun problematiek. Zij kunnen ook een ­realistisch beeld opdoen van beschikbare behandel- en begeleidingsopties. Tevens kunnen zij hun eigen competenties in de omgang met GGZpatiënten ontdekken en deze eventueel gedurende de opleiding doelgericht verder tot ontwikkeling brengen. Door de aangeleerde vaardigheden zullen zij zich competenter voelen om met deze patiënten om te gaan. Eerder een uitdaging dan een bedreiging dus. Geschiktheid voor dit onderdeel van het vak hoeft niet a priori aanwezig te zijn, maar kan doelgericht tot ontwikkeling worden gebracht. Opleidingen voor verpleegkundigen en GGZorganisaties kunnen samen optrekken om studenten goed voor te bereiden op het werken met psychiatrische patiënten, of ze deze nu binnen of buiten de GGZ tegenkomen. Onderzoek De komende jaren zullen de lectoraten GGZverpleegkunde (Hogeschool INholland) en ­het lectoraat Evidence Based Nursing (Hogeschool van Amsterdam) gaan samenwerken in een meerjarige cohortstudie waarin de beelden van verpleegkundestudenten over de GGZ in het verloop van de opleiding worden bestudeerd. Daarbij kan ook het effect duidelijk worden van specifieke maatregelen die vanuit de opleidingen genomen worden om deze beeldvorming in positieve zin te beïnvloeden. Nawoord Dr. Berno van Meijel is lector GGZ-verpleegkunde bij de Hogeschool INHolland. Hanneke Hoekstra MScN was ten tijde van het onderzoek als docent werkzaam bij de HBO-V van de Hogeschool INHolland. Zij was ook lid van de kenniskring van het lectoraat GGZ-verpleegkunde. Momenteel heeft zij een eigen onderwijsadviesbureau HO-Extra. Correspondentieadres: [email protected] Literatuur Charleston, R. & Happell, B. (2004). Evaluating the impact of a preceptorship course on mental health nursing practice. International Journal of Mental Health Nursing 13, 191-197. Charleston, R. & Happell, B. (2005). Coping with uncertainty within the preceptorship experience: the perceptions of nursing students. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing 12, 303-309. Happell, B. & Rushworth, L. (2000). Can educational methods influence the popularity of psychiatric nursing. Nurse Education Today 20, 318-326. Hoekstra, J., Meijel, B. van & Hooft-Leemans, T. van der (2007). Kiezen voor de GGZ. Een onderzoek onder HBOV-studenten. Maandblad Geestelijke volksgezondheid 62 (11), 941-951. Leentjes, A.F.G. (2004). Consultatieve psychiatrie in de praktijk. Assen: Van Gorcum. TvZ | Tijdschrift voor Verpleegkundigen - 2009 nr. 1