L O O N B E L A ST I N G / S O C I A L E V E R Z E K E R I N G E N DE LEVENSLOOPREGELING Administratieve gevolgen voor de werkgever Per 1 januari 2006 is het een wettelijk recht voor de werknemer om via het loon te kunnen sparen voor een sabbatical. En omdat het gaat om belastingvrij sparen, waarbij op het spaargeld echter nog wel een belastingclaim rust die de fiscus later incasseert, heeft de wetgever regels opgesteld die de werkgever in acht moet nemen. Een toename van de administratieve lasten dus. Door Karin Eerden-van der Hoeven, fiscaal redacteur De administratieve lasten bij de werkgever zijn nog niet in volle omvang te overzien. Dat komt omdat de eerste regelingen en de bijbehorende formulieren nog ontworpen moeten worden. Bovendien kunnen de mutatieverzoeken van werknemers en de frequentie ervan administratief belastend zijn voor de werkgever. Ook het aantal uitvoerders waar de werkgever mee geconfronteerd zal worden, is bepalend voor de administratieve lasten. Verder heeft de mate van gebruik van de regeling gevolgen voor de administratieve lasten en kosten. Daar komt dan nog bij dat werknemers zich ongetwijfeld met vele vragen zullen richten tot hun werkgever. ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN Hoewel de wetgever stelt dat de toename van de administratieve lasten niet buitensporig zal zijn, lijkt dat nog maar de vraag als we kijken naar de administratieve verplichtingen die de werkgever op zich af ziet komen. Dat zijn onder meer de volgende: – Hij moet jaarlijks registreren of werknemers deelnemen aan de regeling. – Hij moet controle houden op de verplichte keuze tussen spaarloon en levensloop (anticumulatiebepaling). – Hij moet dotaties aan en opnamen uit de levensloopregeling in de salarisadministratie bijhouden. – Er moeten financiële betrekkingen met verschillende uitvoerders van de levensloopregeling worden onderhouden, omdat de individuele deelnemer zijn eigen uitvoerder kan kiezen. – Hij moet de controle van het 210 procent-plafond van de levensloopregeling TIJDSCHRIFT ADMINISTRATIE – NUMMER 1/2 – JANUARI/FEBRUARI 2006 in de gaten houden. – Hij moet het aantal deelnemersjaren administreren om de levensloopverlofkorting op de juiste wijze toe te kunnen passen. – Hij moet het nog niet-gebruikte deel van de levensloopverlofkorting administreren. – Bij verlofopname zal hij in de gaten moeten houden dat niet meer wordt opgenomen dan honderd procent van het laatstgenoten salaris. – Hij zal van geval tot geval moeten controleren of de door de werknemer gewenste aanwendingsmogelijkheid is toegestaan en zo ja tot welk bedrag. LEVENSLOOP AANTREKKELIJKER DAN VERLOFSPAREN De voordelen van de levensloopregeling ten opzichte van de voorgaande verlofspaarregeling zijn: – Werknemers mogen per jaar maximaal twaalf procent van het brutoloon sparen in plaats van tien procent. – De levensloopspaarpot kan voorafgaand aan de ingang van het ouderdomspensioen worden gebruikt voor een voltijdspensioen. Daarentegen is het op grond van de verlofspaarregeling niet toegestaan het verlof binnen één jaar voorafgaand aan de ingang van het ouderdomspensioen op te nemen. – Het maximumsaldo in de ‘spaarpot’ is 210 procent van het jaarloon. Hiermee kan een werknemer 2,1 jaar fulltime met verlof. In de vorige regeling is het maximum dat in de spaarpot mag zitten honderd procent van het jaarloon. – Indien pensioenfondsen de mogelijkheid bieden tot afkoop van de opgebouwde 30 W W W. T I J D S C H R I F TA D M I N I ST R AT I E . N L Het opgebouwde levenslooptegoed kan onder andere worden aangewend voor het maken van een wereldreis, mits de werkgever akkoord gaat. Maar eerder stoppen met werken kan ook. prepensioenrechten, is het mogelijk dit door te storten in de levensloopregeling. Het maximum van twaalf procent per jaar komt voor die situatie te vervallen; het absolute maximum van 210 procent van het jaarloon blijft wel van toepassing. – Werknemers krijgen per kalenderjaar dat zij via de levensloopregeling hebben gespaard, de zogenoemde levensloopverlofkorting van 183 euro. Deze korting is, net als de andere heffingskortingen, een korting op de verschuldigde belasting in het jaar van verlofopname. – De werknemer die meedoet aan de levensloopregeling én tevens zijn wettelijke ouderschapsverlof opneemt, krijgt de ouderschapsverlofkorting; net als de levensloopverlofkorting is dit ook een belastingkorting. Er is een sluiproute om tijd te sparen onder de levensloopregeling: verlofdagen worden omgezet in brutoloon dat vervolgens in de levensloopregeling wordt gestort. BELASTINGVRIJSTELLING Over het op grond van de levensloopregeling gespaarde bedrag is geen loonheffing verschuldigd en evenmin premies voor de Zorgverzekeringswet. Deze heffingen worden uitgesteld tot het moment van opname (omkeerregel). Bovendien behoort het tegoed op grond van de levensloopregeling niet tot de grondslag voor de belastingheffing in box 3. Met andere woorden: het is vrijgesteld vermogen voor de vermogensrendementsheffing van per saldo 1,2 procent (30 procent van 4 procent). Dat is toch een voordeel ten opzichte van normaal spaargeld dat (boven de vrijstelling) wel wordt belast. Het gespaarde deel is niet vrijgesteld voor de premieheffing voor de werknemersverzekeringen. Daardoor blijft namelijk de premiegrondslag en de daarbijbehorende uitkeringsrechten intact. VORMEN VAN VERLOF Het opgebouwde levenslooptegoed kan voor diverse vormen van verlof worden gebruikt. Allereerst kan het worden gebruikt voor de wettelijke mogelijkheden van verlof, zoals het kortdurende zorgverlof of ouderschapsverlof. Dit zijn verloven die de werkgever niet mag weigeren, tenzij er een zwaarwegend bedrijfsbelang is. Als LEVENSLOOPTEST Uit onderzoeken blijkt dat werknemers de levensloopregeling als ingewikkeld ervaren. Zij zullen zich met hun vragen richten tot hun werkgever. Grote kans dus dat uw collega’s bij u terechtkomen. Weet u alle antwoorden? Ga naar: www.kluwerfinancieelmanagement.nl en doe de Levensloop-test om te checken of u volledig op de hoogte bent van de regels. Klik op ‘Test uzelf’ in de linkerkolom. TIJDSCHRIFT ADMINISTRATIE – NUMMER 1/2 – JANUARI/FEBRUARI 2006 de werknemer zijn huis grondig wil verbouwen, zes maanden door Spanje wil trekken of een flinke wereldreis wil maken, met andere woorden: een echte sabbatical wil nemen, dan mag dat ook. Maar een sabbatical is geen wettelijk recht op verlof, dus de werkgever kan dit weigeren. Verder mag het gespaarde geld worden gebruikt om eerder te stoppen met werken, hetzij voltijdpensioen, hetzij deeltijdpensioen. Let wel: de arbeidsovereenkomst moet wel voor de volle honderd procent in stand blijven, anders kan er geen sprake zijn van verlof. Voor zwangerschaps-, bevallings- en adoptieverlof hoeft niet te worden gespaard. Dit verlof wordt voor honderd procent doorbetaald (door het UWV). Het calamiteitenverlof (ook wel kortverzuimverlof genoemd) voor de gesprongen waterleiding of om onderdak te regelen voor een ziek kind, moet de werkgever volledig doorbetalen. Het kortdurende zorgverlof (maximaal twee weken in een jaar) moet de werkgever voor zeventig procent doorbetalen. Daarentegen is het per 1 juni 2005 ingegane langdurende zorgverlof geheel voor eigen rekening.Voor dit laatste kan de werknemer dan ook prima zijn levenslooptegoed opnemen. WERKGEVERSBIJDRAGE Werkgevers mogen belastingvrij voor de loonbelasting en premies volksverzekeringen een bijdrage leveren aan het levensloopsparen van de werknemer. Over de bijdrage zijn evenmin premies voor de 31 W W W. T I J D S C H R I F TA D M I N I ST R AT I E . N L zorgverzekering verschuldigd. De bijdrage is echter niet vrijgesteld van de premieheffing voor de werknemersverzekeringen, maar als de werknemer al boven zijn premiemaximum zit, heeft dit geen financieel gevolg. De werkgever is niet verplicht om financieel bij te dragen. Maar mocht hij het doen, dan zijn er voorwaarden aan zijn bijdrage verbonden. Deze zijn: – De werkgeversbijdrage overschrijdt samen met de stortingen uit het loon van de werknemer (zijn eigen bijdrage) niet de grens van twaalf procent van het loon. – De werkgever moet eenzelfde bijdrage verstrekken aan de werknemers die niet meedoen aan de levensloopregeling.Voor hen behoort deze bijdrage uiteraard tot het belaste loon; hierover moet op dezelfde wijze als het reguliere loon loonheffing worden ingehouden. – Mocht de werkgever variëren in de toegekende bijdragen, dan mag het onderscheid tussen zijn bijdragen niet zijn gebaseerd op voorwaarden met betrekking tot het moment van opname van het levenslooptegoed. RELEVANTE SITES http://belastingdienst.minfin.nl www.toptijd.nu www.levensloopregeling.szw.nl www.levensloopwijzer.szw.nl Het is zelfs zo dat als de werkgever zich niet aan deze voorwaarden houdt, niet alleen zijn bijdragen worden belast maar dat de hele levensloopregeling onzuiver is, waardoor het hele tegoed van de werknemers vrijvalt. Dit wordt dan belast als loon uit vroegere dienstbetrekking. VARIËREN MAG WEL De werkgever kan wel stellen dat hij aan de werknemer die zelf vier procent van zijn jaarloon spaart, eveneens vier procent verstrekt en dat degene die vijf procent spaart vijf procent krijgt. Hij mag zelfs voor de ouderen zes procent bijdragen en voor de jongeren drie procent. Dat hoeft geen leeftijdsdiscriminatie te zijn, waardoor het niet in strijd is met de Wet gelijke behandeling. Een objectieve rechtvaardiging voor deze variërende bijdrage zou kunnen zijn ook ouderen de kans te geven een spaarpot op te bouwen van 210 procent om hiermee eerder te kunnen stoppen met werken. Ouderen hebben hiertoe immers minder PRIVÉ-GELD STORTEN Het is voor de werknemer niet mogelijk eigen spaargeld of bijvoorbeeld een erfenis te storten op het levenslooptegoed. In zo’n geval kan de werknemer er uiteraard wel voor kiezen het maximale op het loon te laten inhouden en het lagere loon aan te vullen met bijvoorbeeld een deel van de erfenis. Indirect kan de erfenis op die manier dan toch worden gebruikt voor een hogere storting. tijd (lees: dotatiejaren) dan jongeren. Een andere reden om de ouderen een hogere bijdrage te geven, is de bescherming van hun kwetsbaardere gezondheid, waardoor meer/sneller verlof gewenst is. En hogere bijdragen leiden dan sneller tot een volle pot. SOCIALE ZEKERHEID In de Wet onbetaald verlof en sociale zekerheid is geregeld dat voor een periode van maximaal achttien maanden onbetaald verlof, opgebouwde rechten in de sociale zekerheid worden gerespecteerd. Het vóór de verlofperiode geldende arbeidspatroon van de verlofganger is na afloop van het verlof het uitgangspunt voor de vaststelling van het recht op een uitkering. Voor degene die met deeltijdverlof gaat, geldt hetzelfde. Mocht de verlofganger tijden zijn verlof ziek worden, dan krijgt hij geen uitkering. Dat is dan dus geheel voor eigen rekening van de werknemer. Pas nadat zijn verlof voorbij is, kan hij aanspraak maken op een uitkering c.q. doorbetaling van het loon van de werkgever. Wel is het mogelijk dat werkgever en werknemer in deze situatie afspreken dat het verlof voortijdig eindigt, zodat eerder het recht op ziekengeld ontstaat. Mocht de werknemer tijdens zijn verlof worden ontslagen, dan eindigt daarmee zijn dienstbetrekking en dus ook zijn verlof. Hij kan dan meteen een uitkering krijgen. Wordt er langer dan achttien maanden verlof opgenomen, dan zal het meerdere boven de achttien maanden van invloed zijn op de uitkeringsrechten. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot een verlaging van het dagloon of het niet voldoen aan de wekeneis zoals die in de WW wordt gehanteerd. LEVENSLOOPVERLOFKORTING Om de levensloopregeling financieel aantrekkelijker te maken, is de zogenoemde levensloopverlofkorting geïntroduceerd. TIJDSCHRIFT ADMINISTRATIE – NUMMER 1/2 – JANUARI/FEBRUARI 2006 Dit is een korting op de te betalen belasting (loonheffing of inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen). Het voordeel van deze belastingkorting krijgt de werknemer pas op het moment dat hij geld uit zijn levensloopregeling opneemt. De levensloopverlofkorting bedraagt 183 euro per jaar waarin de werknemer heeft gespaard op grond van de levensloopregeling. De korting bedraagt maximaal het in dat jaar opgenomen tegoed. Dus als de werknemer slechts 100 euro in het desbetreffende jaar opneemt, is ook de levensloopverlofkorting 100 euro. Mocht de werknemer bijvoorbeeld vijftien jaar hebben gespaard in het kader van de levensloopregeling, dan heeft hij recht op vijftien maal 183 euro. Voorbeeld belastingkorting Iemand spaart tien jaar lang 120 euro in de levensloopregeling. Na tien jaar is het levenslooptegoed 1350 euro (10 x 120 + 150 rente). Hij neemt hiermee twee weken sabbatical. In dat kalenderjaar mag hij 1830 euro (na indexatie is dit bedrag nog hoger) aan levensloopkorting in mindering brengen op de door hem verschuldigde loonheffing (of inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen). Het voordeel aan belastingkorting is derhalve aanzienlijk hoger dan de omvang van het verloftegoed. Het kan dus zo zijn dat minder wordt ingelegd in de levensloopregeling dan aan belastingvoordeel wordt verkregen. De werkgever hoeft alleen bij te houden óf er in een jaar is gestort in de levensloopregeling, en niet hoeveel. Het bedrag van 183 euro wordt jaarlijks geïndexeerd. Wellicht dat over tien jaar deze korting bijvoorbeeld 236 euro is. Dan heeft de werknemer als hij dan verlof opneemt tien keer 236 = 2360 euro levensloopverlofkorting. Dit artikel is een kleine greep uit het boek De levensloopregeling, Administratieve gevolgen voor de werkgever. Dit boek is deel 7 uit de Praktijkreeks Administratie. Kluwer ISBN: 90 130 3236 2 32 W W W. T I J D S C H R I F TA D M I N I ST R AT I E . N L