Voeding- en variatieadviezen bij suikerziekte (diabetes

advertisement
Voeding- en variatieadviezen bij suikerziekte (diabetes mellitus)
Deze brochure geeft u meer informatie over voeding bij suikerziekte (medische term: diabetes
mellitus). Een normaal en actief leven is goed mogelijk bij suikerziekte. Dit zal makkelijker gaan als
u begrijpt wat er aan de hand is.
Wat is diabetes mellitus?
Diabetes mellitus, ook wel suikerziekte of diabetes genoemd, is een aandoening waarbij er
problemen zijn met het op peil houden van het glucosegehalte ofwel suikergehalte van het bloed.
De oorzaak is een tekort aan insuline of een verminderde werking van insuline. Het gevolg hiervan
is een verhoogde bloedglucose.
Glucose in het bloed is afkomstig van koolhydraten (suikers en zetmeel) uit de voeding.
Koolhydraten worden in de darmen afgebroken tot glucose. De glucose komt via de darmen in het
bloed terecht. Het bloed brengt de glucose naar de cellen in het lichaam (de lichaamscellen). De
bloedglucose heeft de hulp van insuline (een hormoon) nodig om in die lichaamscellen te kunnen
komen. In de lichaamscellen (bijvoorbeeld een spier) wordt de glucose verbrand en levert energie.
Energie is nodig om te lopen, te werken en te leven.
Insuline is een hormoon dat wordt aangemaakt door de alvleesklier (ook wel pancreas genoemd).
De werking van insuline is te vergelijken met die van een sleutel op een slot. Insuline opent als het
ware de deur van de lichaamscel waardoor glucose uit het bloed naar binnen kan.
Bij mensen met suikerziekte werkt de insuline niet zoals het moet. Het kan zijn dat de alvleesklier te
weinig of geen insuline maakt. Het is ook mogelijk dat er wel voldoende insuline aanwezig is maar
dat de insuline zijn werk niet goed kan doen: de insuline ‘sleutel’ past niet goed in het ‘slot’ van de
cel. Dit laatste kan het geval zijn bij mensen met overgewicht. In beide gevallen is het gevolg dat de
glucose de cel niet in kan. De nieren scheiden dan een deel van de glucose met de urine uit. Een
deel blijft echter in het bloed.
Te veel glucose in het bloed geeft lichamelijke klachten, zoals:
meer en vaker plassen
dorst en meer drinken
jeuk
moeheid
en soms ook afvallen.
Doel van de behandeling
De behandeling van uw diabetes is er op gericht:
De hoeveelheid glucose in het bloed zo normaal mogelijk te laten zijn. Een
bloedglucosegehalte tussen de 4 en 8 millimol per liter*, voor en na de maaltijd, wordt als goed
beschouwd. (* Millimol per liter is een eenheid waarin de hoeveelheid glucose in het bloed
wordt uitgedrukt).
Het voorkomen en/of verminderen van complicaties en klachten
Het normaliseren van het lichaamsgewicht bij overgewicht
Nieuw evenwicht vinden in eetgewoonten, bloedglucose en insuline.
Voeding bij diabetes mellitus
De basis van de voeding voor iemand met diabetes is een gezonde voeding, zoals die voor
iedereen geldt. U moet echter wel extra letten op de koolhydraten en het vet in de voeding. Aan de
hand van wat u gewend bent te eten en te drinken zal de diëtist met u bespreken hoe u uw
voedingspatroon kunt aanpassen.
Koolhydraten
Koolhydraten is een verzamelnaam voor stoffen als zetmeel en verschillende soorten suikers die in
de voeding voorkomen, namelijk
soort koolhydraat voedingsmiddel
zetmeel
melksuiker
vruchtensuiker
suiker
in brood, aardappelen, rijst, deegwaren en peulvruchten
in melk, karnemelk, yochurt en vla
in fruit en vruchtensap, groente
in snoepgoed, koek en zoete dranken, kristalsuiker
Koolhydraten heeft iedereen nodig, ze leveren energie. De koolhydraten worden in de darm
afgebroken tot glucose. De darm geeft de glucose vervolgens af aan het bloed. De koolhydraten uit
de voeding geven 1½ tot 2 uur na de maaltijd een stijging van de bloedglucose. Als de koolhydraten
regelmatig over de dag verdeeld worden, dan blijft de stijging van de bloedglucose beperkt. U kunt
de koolhydraten goed over de dag verdelen door 3 niet te grote hoofdmaaltijden en 3 kleine
tussenmaaltijden te gebruiken. Ook is een vaste hoeveelheid koolhydraten per maaltijd van belang.
De juiste hoeveelheid kunt u samen met uw diëtist vaststellen.
Als u diabetes mellitus heeft, is het belangrijk de koolhydraten goed te verdelen over de dag en
regelmatig kleine maaltijden te eten. Een vaste hoeveelheid koolhydraten per maaltijd is daarbij
belangrijk.
Suiker en zoetstoffen
Suiker is net als zetmeel een koolhydraat, dat uiteindelijk als glucose in het bloed komt. Suiker
wordt snel opgenomen in het bloed en geeft daardoor een snelle stijging van de bloedglucose. Een
matig gebruik van producten die van nature suikers bevatten of producten waaraan suiker is
toegevoegd is goed mogelijk, mits er rekening mee wordt gehouden dat suiker een koolhydraat is.
Suiker geeft een zoete smaak aan gerechten, maar suiker levert alleen energie en geen belangrijke
voedingsstoffen.
Er kan onderscheid gemaakt worden in soorten zoetstoffen:
1. intensieve zoetstoffen
2. extensieve zoetstoffen
3.
Intensieve zoetstoffen zijn 50 tot 500 keer zoeter dan suiker en leveren geen of nauwelijks
calorieën. In de levensmiddelen industrie worden deze stoffen aan producten toegevoegd om ze
zoeter te maken, maar ze zijn ook los verkrijgbaar als zoetjes of zoetstof.
Voorbeelden van intensieve zoetstoffen zijn acesulfaam-K, cyclamaat, saccharine, steviolglycosiden
(stevia) en aspartaam. Bij gebruik van normale hoeveelheden kunnen deze producten dagelijks
worden gebruikt.
Extensieve zoetstoffen vallen allen onder de noemer polyolen. Polyolen zijn zoetstoffen die
ongeveer even zoet zijn als suiker en evenveel calorieën leveren. Polyolen zijn ook koolhydraten en
zorgen voor een stijging van de bloedglucose. Voor polyolen bestaan richtlijnen voor een maximale
dagelijkse hoeveelheid, omdat bij overschrijding er maag- darmklachten kunnen optreden. Er zijn
verschillende polyolen: erythritol, isomalt, lactitol, maltitol, mannitol, sorbitol en xylitol.
intensieve zoetstoffen
extensieve zoetstoffen
Light frisdrank, limonade, melkdrankjes, ijs, groenten- enfruitbereidingen,
jam, chocolade, snoepgoed, kauwgom, ontbijtgranen, toetjes, sauzen,
voedingssupplementen en tafelzoetstoffen
suikervrij snoepgoed, kauwgom,
zuivelproducten,
mondverzorgingsproducten en
medicijnen
Vetten
Te vet eten is een ongezonde gewoonte. Het verhoogt de kans op hart- en vaatziekten en
overgewicht. Diabetes is één van de risicofactoren voor hart- en vaatziekten, daarom is het nog
belangrijker om te kiezen voor een gezond vetgebruik. Naast de hoeveelheid vet is ook het soort
vet van belang. Voeding bevat namelijk verschillende soorten vet; verzadigd vet en onverzadigd vet.
Verzadigd vet is ongunstig; het verhoogd het risico op hart- en vaatziekten.
Het is dus goed om zo min mogelijk verzadigd vet te gebruiken.
Verzadigd vet komt vooral voor in dierlijke producten zoals vet vlees, (volle) melkproducten en kaas.
Daarnaast ook in voedingsmiddelen van plantaardige herkomst zoals kokos en cacao.
Gebruik deze voedingsmiddelen met mate en kies bijvoorbeeld de magere vleessoorten en magere
en halfvolle melkproducten.
Onverzadigd vet is gunstig, het vermindert de kans op hart- en vaatziekten. Onverzadigd vet komt
vooral voor in plantaardige producten als olie, dieetmargarine, dieethalvarine, vloeibare bak- en
braadproducten, noten en vette vis.
Vitamines en mineralen
Het is belangrijk om een gezonde en gevarieerde voeding te gebruiken met tenminste 200 gram
groente en 2 porties fruit per dag. Op deze manier krijgt u de dagelijkse hoeveelheid vitamines en
mineralen binnen.
Kortom
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Eet regelmatig, goed verdeeld over de dag
Zorg voor een goed lichaamsgewicht
Gebruik suikerhoudende producten met mate
Gebruik weinig (verzadigd)vet en vetrijke voedingsmiddelen
Kies voor onverzadigd vet; eet minimaal 2 keer per week (vette) vis
Gebruik een gevarieerde voeding met ten minste 200 gram groente en 2 stuks fruit per dag
Variatielijst
In het voorgaande is vermeld dat het belangrijk is dat u een vaste hoeveelheid koolhydraten per
maaltijd gebruikt. Het is daarom wenselijk dat u inzicht hebt in de hoeveelheid koolhydraten die een
voedingsmiddel bevat. In de volgende lijst staan voedingsmiddelen vermeld zoals brood, melk,
aardappelen etc. met de hoeveelheid koolhydraten. Daaronder staan de variatiemogelijkheden die
dezelfde hoeveelheid koolhydraten bevatten. Indien u een voorbeelddagmenu heeft gekregen
staan daarop de hoeveelheden vermeld zoals die met u afgesproken zijn. Zo kunt u uw voeding
variëren, daarbij rekening houdend met de hoeveelheid koolhydraten.
Brood en ontbijtproducten
Brood
1 snee brood levert ongeveer 16 gram koolhydraten
U kunt 1 snee bruin of volkorenbrood vervangen door:
2 sneetjes (bruin) knäckebröd of 2 cracottes
2 (volkoren) beschuiten
1 snee donker roggebrood
1½ snee licht roggebrood
½ hard broodje
2 sneetjes kant en klaar geroosterd brood
3 sneetjes (bruin) stokbrood
2 eetlepels muesli zonder suiker met 1 beker magere yoghurt of halfvolle melk
2 rijstwafels
1 snee ontbijtkoek zonder vulsel (20 gram)
1 klein bordje pap, gemaakt van halfvolle melk of karnemelk zonder suiker
3 eetlepels cornflakes of rice krispies met 1 beker halfvolle melk of magere yoghurt
100 ml drinkontbijt op basis van vruchtensap
250 ml drinkontbijt op basis van melkprodukten
Bij uitzondering kunt u 1 sneetje brood vervangen door:
1 zacht broodje
1 sneetje krentenbrood
1 sneetje suikerbrood
Maak bij voorkeur gebruik van producten rijk aan voedingsvezels: volkoren, bruin- en roggebrood.
Beperk het gebruik van de vettere broodsoorten zoals croissants, worsten- en saucijzenbroodjes.
Halvarine, margarine, roomboter
Deze producten bevatten geen koolhydraten maar wel vet.
Margarine en roomboter bestaan voor 80% uit vet, halvarine voor 40%.
Het woord “dieet” voor een broodsmeersel geeft aan dat het product onverzadigde vetten bevat,
maar zegt niets over de hoeveelheid vet. Kies daarom voor een dieet- of light-halvarine.
Geen halvarine of margarine op het brood smeren is niet verstandig want naast vet leveren deze
producten ook onmisbare vitamines.
Broodbeleg
Alle soorten hartig beleg zoals vleeswaren en kaas bevatten geen koolhydraten maar wel vet.
Kies daarom voor de magere soorten.
mager vleesbeleg
casselerrib
cornedbeef
fricandeau
rosbief
magere ham, gekookt of rauw
kalkoenrollade
kiprollade/kipfilet
ongelardeerde lever*
pekelvlees
runder- of kalfsrollade
runder- of paardenrookvlees
tong
magere kaas
20+ / 30+ kaas
magere smeerkaas
cottage cheese, hüttenkäse
zwitserse strooikaas
*deze producten bevatten veel cholesterol, gebruik ze daarom maximaal eens per veertien dagen
Overig broodbeleg
Naast kaas en vleeswaren zijn er nog diverse mogelijkheden voor beleg op brood. Maximaal 2 – 3
keer per week kunt u kiezen voor een gekookt ei. Ook vis is een goede keuze.
Een aantal belegsoorten bevatten weinig koolhydraten: zoals halvajam, groentespread of rauwkost.
Pindakaas levert vrijwel geen koolhydraten, maar is wel erg vet.
De overige soorten bevatten wel veel koolhydraten, bijvoorbeeld jam, marmelade, (appel)stroop,
vruchtenhagel, honing, hagelslag, chocoladepasta.
Gebruik deze dan ook in plaats van ½ sneetje brood.
Melkproducten
1 beker halfvolle melk levert 5-7 gram koolhydraten
Melkproducten kunnen naast koolhydraten ook veel (verzadigd) vet bevatten. Gebruik daarom de
magere of halfvolle varianten.
In plaats van 1 beker halfvolle melk kunt u nemen:
1 beker magere yoghurt zonder suiker en/ of vruchtensmaak
1 beker karnemelk zonder suiker en/ of vruchtensmaak
1 schaaltje magere kwark zonder suiker en/ of vruchtensmaak
1 schaaltje halfvolle biogarde yoghurt zonder suiker en/ of vruchtensmaak
1 schaaltje magere vruchtenyoghurt zonder suiker, gezoet met zoetstof
1 beker magere/halfvolle chocolademelk zonder suiker, kant en klaar of zelfgemaakt van cacao
1 beker drinkyoghurt zonder suiker
Warme maaltijd
Soep
Of soep koolhydraten levert hangt af van de ingrediënten. Is de soep gebonden met bloem,
vermicelli, rijst of macaroni, dan levert een bord soep ongeveer 8 gram koolhydraten.
Bouillon met soepgroenten, mager soepvlees, kip, vis, kruiden en specerijen, soeparoma en/of
tomatenpuree levert nauwelijks koolhydraten.
U kunt de soep vetarm maken door het vet van de afgekoelde soep te scheppen of bouillon te
gebruiken van poeder of tabletten.
Mager vlees, wild en gevogelte
Ongepaneerd vlees, wild en gevogelte leveren geen koolhydraten.
Voor één persoon is een portie van 100 gram (rauw gewicht) voldoende. In verband met de
aanwezigheid van verzadigd vet in vlees, wild en gevogelte is er een voorkeur voor de magere
soorten .
Vlees, wild en gevogelte kunt u bakken, braden, grilleren of stoven in olie of vloeibaar bak- en
braadproduct. Hiervoor is eén eetlepel bak- en braadproduct per persoon is voldoende.
mager vlees
magere runderlappen
rundergehakt
biefstuk/bieflap
biefstuk tartaar
rosbief
ossenhaas
rundertong*
magere runderpoulet
rundervink
varkensfricandeau
magere rib- /haaskarbonade
varkenshaas
varkensfilet
magere hamlappen
mager lamsvlees
mager kalfsvlees
mager kalfsgehakt
mager paardenvlees
varkensoester
varkenstong*
kalfs*-, varkens-, rundernier* of lever*
wild en gevogelte zonder vel
kip
braadkuiken
konijn
kalkoen
kippenlever*
haas
kip- en kalkoenrollade of -filet
patrijs
fazant
ree
struisvogel
*deze producten bevatten veel cholesterol, gebruik ze daarom maximaal eens per veertien dagen
Vis, schaal en schelpdieren
Ongepaneerde vis bevat geen koolhydraten.
Vis bevat onverzadigde vetten. Gebruik minimaal 2x per week vis, waarvan één keer per week een
vettere soort. Voor één persoon is 100-150 gram (rauw) voldoende.
De vis kunt u in olie of vloeibaar bak- en braadproduct bakken, grilleren of stoven. Hiervoor is één
eetlepel bak- en braadproduct per persoon is voldoende.
magere vissoorten
bot
forel
garnalen*
kabeljauw
karper
koolvis
krab*
kreeft*
mosselen*
oesters
poon
rog
roodbaars
schar
schelvis
schol
snoek(baars)
spiering
stokvis
tarbot
tilapia
tong
tonijn (vers of in gelei)
victoriabaars
wijting
zeeduivel
zeelt
zwaardvis
vettere vissoorten
bokking
haring
makreel
paling*
zalm
zalmforel
*deze producten bevatten veel cholesterol, gebruik ze daarom maximaal eens per veertien dagen
Jus
Ongebonden jus levert géén koolhydraten.
De jus na afkoeling ontvetten en het bruine van de jus gebruiken. Jus gemaakt van een tablet of
poeder bevat weinig vet maar wel veel zout. Kant en klaar sausen die gebruikt kunnen worden bij
vlees, vis of kip kunnen veel koolhydraten en vet bevatten. Lees daarvoor de
ingrediëntendeclaratie.
Groente
1 opscheplepel groente levert ca. 2 gram koolhydraten.
Enkele soorten zijn wat rijker aan koolhydraten:
1 opscheplepel doperwten levert 10 gram koolhydraten
1 opscheplepel maïs levert 6 gram koolhydraten
1 opscheplepel schorseneren levert 9 gram koolhydraten
Bladgroenten zoals spinazie en andijvie bevatten minder koolhydraten, daarom kunt u deze
groenten licht binden met bloem, maïzena of verkruimelde beschuit of paneermeel.
Niet als groente gebruiken:
appelmoes
tuttifrutti / stoofperen/ rabarber
peulvruchten zoals bruine bonen, witte bonen, kapucijners en linzen.
Peulvruchten bevatten veel koolhydraten, daarom zijn het vervangingen voor aardappelen.
Naast het gebruik van gekookte groente kunt u rauwkost nemen, bijv. sla, tomaat, komkommer,
radijs, rauwe witlof, rauwe andijvie. Maak de salade op smaak met zo min mogelijk dressing,
slasaus of fritessaus.
Aardappelen en aardappelvervangingen
2 aardappelen leveren 16 gram koolhydraten.
In plaats van 2 gekookte aardappelen( 100 gram) kunt u nemen:
1 aardappellepel gare (zilvervlies) rijst (50 gram)
2 afgestreken aardappellepels gare (volkoren) macaroni, (volkoren) spaghetti of mie (70 gram)
1½ aardappellepel gare peulvruchten zoals bruine/ witte bonen, kapucijners, linzen ( 100
gram)
2 aardappellepels aardappelpuree (100 gram)
3 sneetjes stokbrood
1 aardappellepel frites (50 gram)
2 aardappellepels gebakken aardappelen (100 gram)
1/5 pizza (70 gram)
3 aardappellepels stamppot (150 gram)
Gebakken aardappelgerechten zoals frites, gebakken aardappelen en aardappelkroketten bevatten
veel vet, gebruik ze daarom niet te vaak.
Bak in een vloeibaar bak- en braadproduct of olie.
Fruit
1 portie fruit levert 15 koolhydraten
Voor 1 portie fruit kunt u nemen:
1 appel
1 grapefruit
1 grote schijf watermeloen
1 kleine banaan
1 grote of 2 kleine nectarines
1 peer
1 grote of 2 kleine perziken
1 schaaltje appelpulp (= appelmoes zonder suiker)
2 schaaltjes verse bosbessen/zwarte bessen/kruisbessen (200 gram)
1 schaaltje compote zonder suiker of op lichte siroop
1 schaaltje kersen
3 schaaltjes rode bessen (300 gram)
1 schijf ananas (100 gram)
1 sinaasappel
10-15 druiven (100 gram)
2 schaaltjes frambozen (200 gram)
1½ schijf suikermeloen (200 gram)
2 schijven netmeloen (240 gram)
2 kiwi’s
3 schaaltjes aardbeien (300 gram)
2 schaaltjes bramen
25 gram gedroogd fruit
2-3 mandarijnen
7 verse abrikozen (140 gram)
3 pruimen
1 glas ongezoet vruchtensap
½ glas ongezoet druivensap
Let bij gebruik van vruchtensap op de aanduiding; ongezoet of zonder toevoeging van suiker. Het
bevat dan wel koolhydraten, maar alleen die van de vruchten zelf. Gebruik de vruchtensappen
daarom niet onbeperkt maar alleen als vervanging van vers fruit.
Aan vruchtendranken, vruchtennectar en vruchtenlimonades is suiker toegevoegd en bevatten dus
veel meer koolhydraten.
Nagerecht
1 nagerecht (=150 gram) levert 15-20 gram koolhydraten
Melkproducten worden veel als nagerecht gebruikt. Kies bij voorkeur magere of halfvolle soorten.
Als nagerecht kunt u gebruiken:
1 schaaltje (magere) vla
1 portie vers fruit
1 schaaltje (magere) yoghurt met 2 eetlepels muesli
1 schaaltje (magere) yoghurt met een ½ portie fruit
1 schaaltje kant en klare ( magere)vruchtenyoghurt
1 schaaltje kant en klare pap zonder suiker
1 schaaltje (magere) kwark met ½ portie vers fruit
1 klein schaaltje appelmoes
2 kleine bolletjes yoghurtijs
Bij uitzondering:
2 bolletjes (room)ijs
Tussenmaaltijden
Een tussenmaaltijd van ongeveer 15 gram koolhydraten kan bestaan uit:
1 portie fruit
1 glas ongezoet vruchtensap
1 sneetje brood met mager hartig beleg
1 sneetje ontbijtkoek
1 (volkoren) beschuit + 1 beker halfvolle melk
1 sneetje knäckebröd + 1 beker karnemelk
1 beker magere yoghurt + ½ portie fruit
1 Evergreen
2 volkorenbiscuits
½ puntje Limburgse vruchtenvlaai
1 portie cup-a-soup
Bij uitzondering:
1 plak cake
2 bonbons
½ “gewoon” gebakje
3 biscuitjes
4 dropjes
Vrij toegestaan
De volgende producten bevatten geen koolhydraten en geen vet en hebben dus geen invloed op
uw bloedglucose. Daarom zijn deze producten vrij toegestaan.
zoetzure augurken en zilveruitjes
rauwkost, bijv. sla, tomaat, komkommer kool, wortel, witlof, andijvie.
koffie zonder suiker, evt. met weinig halfvolle (koffie)melk
thee zonder suiker
light frisdrank
suikervrije limonadesiroop
tomatensap, groentesap
sodawater, mineraalwater naturel
bouillon
aroma, bouillonblokjes, kruiden en specerijen
mosterd, tomatenpuree
azijn, citroensap
Alcohol
Alcohol kan invloed hebben op uw bloedglucose. Overleg met uw diëtist of arts over het gebruik van
alcohol.
Alcoholische dranken die geen of weinig koolhydraten bevatten zijn:
droge wijn
droge sherry
jonge jenever
whisky
rum
vieux
cognac
wodka
Bovenstaande informatie is geschreven samen met artsen en (gespecialiseerd) verpleegkundigen
van de genoemde afdeling(en). De afdeling communicatie & patiëntenvoorlichting verzorgt de
eindredactie van deze folder.
Heeft u vragen en/of opmerkingen over deze folder? Belt u dan met de genoemde afdeling(en) of
stuur een e-mail naar PatiëntService, [email protected].
Bernhoven
Nistelrodeseweg 10
5406 PT UDEN
Postbus 707
5400 AS UDEN
T: 0413 - 40 40 40
E: [email protected]
I: www.bernhoven.nl
Code:
Datum gewijzigd: donderdag 17 maart 2016
Ga naar
www.zorgkaartnederland.nl
Download