1 Woord vooraf Met het derde congres van de Studentenraad KU Leuven is dit evenement een echte traditie geworden. Dit is een traditie van het samen met studenten, docenten en beleidsmakers uitdiepen van brede onderwijs-gerelateerde thema’s. We hebben dit jaar echter gekozen om onze traditie voort te zetten met een congres dat ironisch genoeg juist de huidige tradities in het hoger onderwijs in vraag stelde. We hebben ons dus gericht op vernieuwing in het hoger onderwijs. We hebben de dag ingedeeld in twee delen waarbij er eerst gekeken werd naar hoe het onderwijs verbeterd kan worden via les- en werkvormen om daarna in te gaan op verschillende evaluatievormen. Er is in iedere sessie zowel gekeken naar de manier waarop de verschillende les- en evaluatiemethodieken praktisch werken, als naar hun theoretische achtergrond en de daaraan verbonden voor- en nadelen. Het doel was om iedereen in staat te stellen om achteraf bewust een keuze voor- of tegen het gebruik van een specifieke methodiek binnen hun opleiding of vakgebied. De dag zelf vloog voorbij en hoewel ik iedere lezer graag zou willen kunnen laten proeven van al het plezier en de inspirerende sessies (en de weergaloze lunch die we geserveerd kregen), moet ik u toch waarschuwen: het is vrijwel onmogelijk om de interactiviteit die de sessies juist zo inspirerend maakte, echt in woorden te vatten. Ik ben echter zeer blij met je interesse en nieuwsgierigheid naar onderwijsvernieuwing en ons congres. Ik hoop dat je in deze congrestekst de informatie kan vinden die je zoekt en dat ik je kan helpen om meer inzicht te krijgen in verschillende facetten van vernieuwing in het hoger onderwijs. Wieke van der Kroef Medewerker Vorming & Onderwijskwaliteit Studentenraad KU Leuven 2 3 Inhoudsopgave Woord Vooraf. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Inhoudsopgave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Inleidende sessie: Bouwstenen voor efficiënt leren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6 Les- en werkvormen ICT in het onderwijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Projectwerk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Interactieve lokalen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Haal alles uit de aula. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Peer Assisted learning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Evaluatievormen De Stationsproef . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Peer-Assessment. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Debat examenvormen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Permanente Evaluatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Debat. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Conclusies. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36 Nawoord. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 Colofon. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 4 Inhoudsopgave 5 Inleidende sessie Bouwstenen voor efficiënt leren 6 Filip Dochy is als hoogleraar ‘Research on Learning & Development and Corporate Training’ werkzaam aan het Centrum voor Professionele Opleiding en Ontwikkeling en Levenslang Leren van de KU Leuven. Hij heeft juist een overzichtswerk gepubliceerd dat zijn lange ervaring met onderzoek naar effectiviteit in het onderwijs en didactiek samenvat in zeven bouwstenen die samen een context kunnen creëren waar er écht geleerd kan worden. Professor Dochy opende het congres met een sterk inhoudelijke sessie over het thema ‘onderwijsvernieuwing’. Hij ging hierbij prikkelende statements over de huidige realiteit in het hoger onderwijs niet uit de weg, maar liet zich zeker ook niet vangen in al te simplistische oplossingen voor de uitdagingen in het hoger onderwijs. Niet alle opleidingen zijn al even bekwaam in het aanreiken van competenties die gezocht worden op de arbeidsmarkt. In de huidige –snel veranderen- de- maatschappij is het niet gemakkelijk voor opleidingen om zich constant aan de passen aan de nieuwe vereisten. Echter om studenten echt klaar te maken voor deze veranderende omgeving, is het noodzakelijk dat studenten worden opgeleid om zelf kennis te creëren. Dit is de enige manier waarop ze voorbereid kunnen worden voor een beroep dat er binnen vijf jaar anders uit zal zien. Nieuwe mindset Ons hoger onderwijs is nog teveel gericht op eenrichtingsverkeer naar de studenten toe. Ondanks dat we weten dat hoorcolleges niet ideaal zijn, vormen ze vaak nog steeds de basis. Het is nog niet aangetoond dat onderwijs met ICT efficiënter is, maar activerend onderwijs leidt wel duidelijk tot betere resultaten dan hoorcolleges. Een voorbeeld van een werkvorm die activerend en met veel feedback werkt, is de flipped classroom. Waar studenten thuis hun stof lezen en misschien ook een hoorcollege luisteren en in de les aan de slag gaan met opdrachten en oefeningen om de stof te verwerken. Deze flipped classrooms zijn duidelijk efficiënter, maar ze vereisen ook een andere mindset, zowel van docenten als van studenten. Dit is ook een van de obstakels in het verweven van meer vernieuwing in het onderwijs, er moeten visies veranderen, dat gebeurd nu eenmaal niet in een vingerknip. Docenten moeten meer gaan coachen van studenten om ze te leren zelf kennis te vergaren in plaats van zich te richten op het geven van redevoeringen om hun kennis over te dragen. Meer activerend onderwijs betekent voor studenten dat ze meer met hun stof bezig moeten zijn tijdens het semester. Het zorgt voor een verschuiving van de studietijd. Waar nu de nadruk door veel studenten nog sterk op de examenperiode wordt gelegd, zouden ze deze moeten verschuiven naar het semester. Hoewel het een duidelijke mentaliteitsverandering vraagt, hoeft deze verschuiving niet noodzakelijk te betekenen dat studenten meer tijd zouden besteden aan hun studies. Door de verhoogde efficiëntie van activerende werkvormen zou er minder tijd besteed hoeven worden aan het behandelen van dezelfde leerstof. Het is dus vooral een verandering in wanneer studenten tijd steken in hun studie dan een verandering in hoeveelheid tijd die ze in hun studie steken. Evaluatie Momenteel hoor je echter nog vaak “ik begin pas met studeren wanneer de examens eraan komen”. Studenten zijn dus te weinig actief 7 met de leerstof bezig tijdens het semester. Studenten zouden al eerder betrokken kunnen worden door het gebruik van activerende werkvormen en het inplannen van formatieve toetsingsmomenten tijdens het semester. Deze formatieve toetsen zijn bedoeld om studenten te voorzien van feedback die ze kunnen gebruiken om de juiste pijnpunten in hun eigen kennis en kunnen te achterhalen. Wat betreft evaluatie is het vooral van belang om de evaluatievorm aan te laten sluiten bij de vak inhoud, leerdoelstellingen en werkvorm. Het evaluatieproces moet echt een onderdeel vormen van het leerproces als geheel. Het moet studenten niet enkel beoordelen, maar hen ondersteunen om zichzelf verder te ontwikkelen. Wat betreft specifieke examenvormen, iedere student heeft een eigen vorm van leren die beter aansluit bij de ene examenvorm dan de ander. De beste manier is dan ook waarschijnlijk om de focus te leggen op het aanbieden van verschillende examenvormen. Wat betreft de planning, naast meer ruimte voor formatieve toetsingsmomenten tijdens het semester, kan een herexamen moment vlak na het eerst examen in het voordeel zijn van studenten. De leerstof is dan gemakkelijker verder op te bouwen dan wanneer er een langere periode zit tussen het eerste en tweede examenmoment. 8 9 Les- en werkvormen ICT 10 Wanneer er gesproken wordt over vernieuwing in het onderwijs wordt er vaak direct gedacht aan lokalen vol computers en studenten die de hele dag op een tablet werken. Dit roept meteen een beeld op van hoge investe- ringskosten en vooral ook veel vragen over het nut van een dergelijke digitalisering van het onderwijs. Om discussies over een dergelijke utopische of distopische toekomst te vermijden, heeft Pieter Van den Berghe zich in de sessie gericht op dat wat er al bestaat en wat er bereikt kan worden wanneer we hier goed gebruik van maken. Wanneer we op die manier naar de ICT mogelijkheden aan de KU Leuven kijken, kunnen we niet om Toledo heen. Dit is het platform waar alle studenten en docenten al mee werken, maar het is nog de vraag of alles uit het platform wordt gehaald dat erin zit. ICT in het hoger onderwijs Wanneer het gaat over het gebruik van ICT in het hoger onderwijs, duurt het vaak niet lang voordat MOOCs (massive open online courses) worden opgebracht. MOOCs kunnen het klassieke onderwijs niet vervangen, aangezien ze niet optimaal zijn voor het vergaren van een diepgaande kennis en begrip over een onderwerp. Dit betekent echter niet dat ze geen interessante aanvulling kunnen zijn op het klassieke onderwijs omdat ze relatief snelle basiskennisoverdracht kunnen faciliteren rond specifiek onderwerpen. Een betere verwerking van verschillende ICT mogelijkheden in de nu al gekende OPO’s zou ook een verbetering zijn. Naast een vaak zeer gewaardeerde afwisseling brengt het bijvoorbeeld een verbetering mee qua efficiëntie van het onderwijs op grote schaal. In principe hoeft er slechts één kwalitatieve weblecture gemaakt worden voor de hele wereld. Doordat er wel wat kennis vereist is om op een juiste manier om te gaan met ICT en haar mogelijkheden, blijft het wel een drempel, zeker voor oudere docenten. Daarnaast lijkt het opportuun om te kijken naar de inzet van communities op het platform voor niet puur les-gerelateerde, maar wel studie-gerelateerde zaken als studentenvertegenwoordiging. Dit zou een extra direct communicatiemiddel zijn, dat de faculteiten kunnen gebruiken om zeker ook voldoende in contact te blijven met studenten op verschillende faculteiten. Toledo De studenten zijn aan de slag gegaan met Toledo om eens te ervaren welke mogelijkheden docenten hebben op het online leerplatform. Tegelijkertijd gingen de aanwezigen in discussie over hoe het ‘ideale Toledo’ eruit zou moeten zien. Er blijkt veel variatie te zitten in de structuur van communities/courses binnen Toledo. Er zijn nog geen facultaire of opleiding specifieke richtlijnen die docenten een houvast kunnen bieden om het leerplatform op een uniforme manier te gebruiken. 11 Projectwerk Wat maakt een project een geschikte werkvorm? Hoe kan het samenwerken in een groep de studenten vooruithelpen en op welke manieren draagt het bij aan hun leren? Binnen de opleiding tot industrieel ingenieur is projectwerk zeer sterk aanwezig, de student krijgt er elke fase wel mee te maken. Gert Van Loock is praktijklector aan de faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen van de campus KU Leuven aan Groep T en heeft al verschillende jaren ervaring opgedaan in het begeleiden van groeps- en projectwerken. De faculteit Industriële Ingenieurs-wetenschappen werkt al 10 jaar met projecten. Dit is een leerrijk proces geweest waarbij de methodiek steeds verder verfijnd is. Er blijft echter altijd ruimte voor verbetering. In het begin is er veel weerstand geboden vanuit het docententeam tegen het gebruik van projecten als lesmethode. Men was vooral bang dat projectwerk voor een slechts beperkte inhoudelijke overdracht naar studenten zou kunnen zorgen, terwijl het wel een zware werkdruk voor docenten oplevert. Door de jaren heen heeft het belang van deze projecten zich echter bewezen en via de onderwijsbeleidsvisie van de KU Leuven wordt projectwerk ook op de agenda van andere opleidingen gezet. 12 Wat is projectwerk? De basis van projectwerken is dat men in een team aan de slag gaat met een realistisch probleem dat liefst aangebracht vanuit het werkveld. Tijdens het proces is het verder van belang dat er voldoende ruimte is voor kritische zelfreflectie, het zelfstandig verwerken van kennis en het toepassen hiervan in een vrij keuzeproces dat niet te veel gestuurd wordt door de ervaring van de kennis en ervaring van de begeleidende docent. Een elementaire vraag die bij de eerste introductie van de methodiek ook al naar voren werd geschoven binnen Groep T, is: wat leert men nu eigenlijk bij een project? Een project geeft studenten meer realiteitszin en toegang tot de bedrijfswereld, competenties waar in het huidige beleid van de Zijn groepswerken dan niet veel beter dan de gebruikelijke hoorcolleges? Als dit echt een meer efficiënte manier van werken is die ook een betere feeling geeft bij het vakgebied, waarom zetten we dan niet alles om naar projectwerk? Wat houdt ons nog tegen? Nadelen Kennis kan minder concreet behandeld en overgedragen worden dan tijdens hoorcolleges, dezelfde inhoudelijke stof kost dus meer tijd om te behandelen wanneer alles via groepswerk gedaan moet worden. Het groepswerk zorgt echter wel voor een goed behoud van de kennis die is opgedaan, terwijl de kennis die wordt overgedragen tijdens een hoorcollege sneller weg lijkt te zakken. Daarnaast kunnen projecten mislopen, het is dan ook van groot belang dat er altijd voldoende goede coaching en begeleiding beschikbaar is. Dit betekent dat de docenten gelijk hebben wanneer ze aangeven dat projectwerk een stevige tijdsinvestering vraagt. Het leerproces van de studenten moet steeds in handen gehouden worden om zeker te zijn dat er concreet genoeg gewerkt wordt om de leerdoelstellingen ook echt te behalen. Een laatste knelpunt van projecten is de onzekerheid over de individuele studievooruitgang van studenten. Door de keuze te maken voor een groepswerk is er namelijk minder zicht op individuele bijdrage van studenten. Verschillen in voorkennis en achtergrond kunnen zorgen voor verschillen in vooruitgang tussen de studenten. Projectwerk is dus een uitermate waardevolle werkmethode om echt inhoudelijk en praktisch met een probleem aan de slag te gaan. Het lijkt ook aan te raden om het binnen een universitaire opleiding aan te vullen met meer theorie-gerichte onderwijsvormen, individuele opdrachten en -beoordelingen. Les- en werkvormen universiteit steeds meer belang aan wordt gehecht. Via projecten wordt er ook ingespeeld op persoonlijke interesses, wat zorgt voor een meer persoonlijke motivatie bij studenten en door de immer aanwezige context waar het project binnen werkt, blijft de leerstof langer ‘hangen’. 13 Les- en werkvormen Interactieve lokalen 14 Het is gemakkelijker in groepen werken in een lokaal waarin de stoelen en tafels verplaatst kunnen worden, dan in een aula. Het is gemakkelijker om verschillende grafieken goed te bekijken via slides waarop ingezoomd kan worden dan wanneer ze met de hand uitgetekend zijn op een bord. De lesomgeving (het lokaal) kan dus duidelijk de efficiëntie en effectiviteit van en interactie tijdens de les op verschillende manieren beïnvloeden. Er worden steeds nieuwe werkvormen onderzocht en toegepast om deze interactiviteit van lessen en de effectiviteit van het leren te verbeteren. Tegelijkertijd worden er nieuwe ‘Next Generation’ klaslokalen ontworpen, die docenten en studenten de mogelijkheden bieden om interactief aan de slag te gaan met de leerstof. Om deze beide initiatieven met elkaar in contact te brengen is binnen de associatie KU Leuven het Activerende Leerruimtes in de Associatie (ALINA)-project opgestart. ALINA Het project is gestart met een kennisverwerking op basis van een literatuurstudie naar ‘de ideale leeromstandigheden’ wat betreft leerruimte en werkvorm. Daarnaast is er een docentbevraging gedaan naar hoe docenten hun lestijd indelen en hoe ze dit zouden willen indelen. Deze data is gebruikt om een instrument te ontwerpen dat docenten tips verstrekt over werkvormen en het gebruik van bestaande lokalen en faciliteiten en hen uitdaagt om ruimtes en werkvormen anders te bekijken en gebruiken. Daarnaast was het instrument bedoeld om beleidsmakers aan te zetten tot reflectie over het bestaande lokalenaanbod en hen te motiveren om tot een doordacht lokalenbeleid te komen dat is aangepast aan de noden en verwachtingen van docenten én de onderwijsvisie. Het instrument is gestart met het onderzoeken van welke parameters vereist zijn om een werkvorm goed uit te kunnen voeren en wat de hieraan gelinkte vereisten zijn voor het lokaal en de faciliteiten. De aanwezigheid van deze faciliteiten was de elementaire basis voor een aantal archetypen van een ‘ideaal lokaal’. het internet voor onderzoeksopdrachten. Door deze flexibiliteit aan te bieden wordt het gebruik van verschillende interactieve werkvormen vergemakkelijkt. Om het gebruik van deze lokalen ook te verbeteren wordt er binnen ALINA nu gewerkt aan de communicatie via de website, publicaties en verschillende workshops. Interactieve lokalen aan de KU Leuven Hierna volgde uiteraard de laatste stap naar het ontwerpen van een reëel lokaal, zoals het nieuwe interactieve lokaal in het VHI waar ook deze sessie plaatsvond. Het belangrijkste kenmerk van deze lokalen is de flexibiliteit. Door de infrastructuur van tafels en stoelen met wielen, zijn de lokalen zeer makkelijk aan te passen aan verschillende individuele- of groepswerkvormen. Daarnaast bieden de schermen de optie om ook direct gebruik te maken van 15 Haal alles uit je Aula Er zijn veel verschillende manieren om hoorcolleges of seminaries interactiever te maken en de studenten beter en constanter betrekken bij de les en de leerstof. Deze methodieken helpen ervoor te zorgen dat studenten de leerstof actief leren toepassen en dat ze de overgedragen kennis beter opnemen en langduriger behouden. Tijdens de sessie werden verschillende methoden uitgelegd, maar vooral ook uitgeprobeerd door de deelnemers. Op deze manier kwam men direct in aanraking met verschillende methodieken die de interactiviteit van de les kunnen versterken. Flipped classroom & think-pair-share Flipped classroom bestaat eruit de activiteiten die typisch tijdens ‘de les’ doorgaan om te wisselen met de activiteiten die studenten thuis uitvoeren. Studenten verwerken de leerstof op voorhand thuis, bijvoorbeeld op basis van een cursustekst of videomateriaal. Wanneer de studenten voorbereid zijn, volgt de les waar oefeningen gemaakt worden vragen gesteld kunnen worden aan de docent. De verwerking van de leerstof gebeurt dus grotendeels in het leslokaal, terwijl het luisteren naar een college of het lezen van teksten thuis gebeurd. 16 Think-pair-share is een techniek om meer interactie binnen een les te krijgen. De techniek bestaat eruit om studenten eerst na te laten denken over een onderwerp, waarna ze in groepjes onderverdeeld worden om over het onderwerp of de vraag te praten, ter afsluiting wordt er een groepsgesprek geopend. Doordat studenten eerst zelf kunnen nadenken om daarna hun ideeën in kleinere groepen te testen en overleggen, zijn ze daarna eerder geneigd om iets toe te voegen aan een brede, klassikale discussie. Spaced learning Spaced learning is een techniek om studenten te helpen om leerstof beter en langer te laten onthouden. Kort gezegd wordt de leerstof drie keer achtereen gegeven in sessies van 15-tal minuten waarin telkens minder details worden behandeld. Tussen de sessies moeten de studenten een 10-tal minuten bezig zijn met iets totaal anders, dat niets met de leerstof te maken heeft. Jigsaw Dit is een techniek die vaak wordt gebruikt in klassen met grote socio-economische verschillen om iedereen in het gesprek te betrekken. De studenten worden onderverdeeld in verschillende groepjes waarbij iedere student binnen de groep een ander deel van de informatie of puzzel heeft. De studenten worden zo gedwongen om hun informatie samen te leggen en samen te werken om het totale plaatje te kunnen zien. Poll everywhere Poll everywhere is een ICT-applicatie die de mogelijkheid biedt om kleine polls te doen tijdens de les, waarbij de resultaten direct verwerkt kunnen worden in een PowerPointpresentatie. De studenten kunnen hun antwoorden doorsturen via een link op hun smartphone of via sms Les- en werkvormen Na een eerste keer de gehele stof te behandelen, kunnen er de tweede keer gaten vallen die de studenten zelf mogen aanvullen, de derde keer kunnen de studenten dan zelf een tijdslijn, of overzicht van de behandelde stof opstellen. Tijdens de pauzes kan er best een ontspannende licht fysieke activiteit zijn als rondwandelen of iets rustgevends zoals een ontwerp uittekenen, een puzzel of origami maken. 17 Peer Assisted Learning Peer Assisted Learning (PAL) is een interactieve lesvorm waar oude- rejaars het leren van jongere studenten ondersteunen en begeleiden. Binnen de KU Leuven is PAL als eerste ingezet binnen de faculteit Wetenschappen, maar inmiddels wordt de werkvorm ook ondersteund binnen de faculteiten Rechtsgeleerdheid, Sociale Wetenschappen, Economie & Bedrijfswetenschappen en Geneeskunde. De voornaamste doelstellingen van de faculteit Wetenschappen te starten met de organisatie van PAL-sessies, was het faciliteren van: leren tijdens het semester; communiceren over de leerstof; het echt verwerken en diepgaand begrijpen van de stof; en om de sociale integratie en groepsdynamiek binnen de studentenpopulatie te versterken. De functie van PAL Peer assisted learning vormt de betrokken studentengemeenschap eigenlijk om tot een didactisch team dat zichzelf vormt. Het werkt door oudere en/of meer ervaren student-opleiders samen te brengen met de jongere studenten om hen in verschillende sessies te ondersteunen in het behalen van de leerdoelstellingen. Naast de duidelijke voordeel van extra begeleiding helpt PAL studenten ook door de drem- 18 pels voor sociale interactie tussen studenten te verlagen en actieve participatie binnen de opleiding te stimuleren. De voordelen van sociale interactie gelden evengoed voor studenten-opleiders en het opfrissen van de kennis over de leerstof kan hen ook een toegevoegde waarde bieden. Daarboven kunnen studenten opleiders een attest ontvangen -ondertekend door de decaan, dat ze kunnen gebruiken als aanvulling op hun cv. Organisatie van PAL De faculteit Wetenschappen zorgt zelf voor het vinden van de studente-begeleiders en de organisatie van de PAL-sessies. Binnen de faculteiten Sociale Wetenschappen is de organisatie van PAL-sessies in handen van de onderwijskant van de Leuvense kring gegeven. Hiervoor De werklast voor de studentenbegeleiders is beperkt en voor veel studenten zijn de PAL-sessies een welkome hulp bij hun studie. Soms kan PAL ook moeizaam lopen wanneer er weinig interesse is of het een bijzonder druk semester is voor studenten. Hierbij speelt ook voldoende en duidelijke communicatie een belangrijke rol. Er lijken drie duidelijke ‘succesfactoren’ te zijn, allereerst een duidelijke keuze voor het format en de invulling ervan. Ten tweede zijn er de praktische regeling en organisatie van de sessies. De derde en laatste factor is het engagement van de betrokken docenten, tutoren en de faculteit. Les- en werkvormen ontvangen ze wel enige ondersteuning vanuit de faculteit. Ondanks het grote verschil in de manier PAL wordt georganiseerd, lijkt het beide faculteiten goed te lukken om altijd voldoende gemotiveerde studenten te rekruteren. 19 De Stationsproef De faculteit Geneeskunde maakt inmiddels al een aantal jaar gebruik van de stationsproef. De stationsproef is een ‘geïntegreerde proef’ dit is een proef die competenties Evaluatievormen toetst die de studenten doorheen verschillende vakken 20 en jaren ontwikkeld zouden moeten hebben. Binnen de stationsproef worden er verschillende stations doorlopen waar telkens een of meerdere (deel-)competenties getoetst worden. Deze resultaten worden vervolgens samengenomen om zo een beeld te kunnen schetsen over de totale capaciteiten van de student. De toets is zeer specifiek toegepast op de uiteindelijke werkomgeving van de studenten en richt zich binnen geneeskunde dan ook vooral op de klinische vaardigheden. De studenten krijgen een score per station zonder een weging van het station. Bij een dergelijke test zijn veel verschillende actoren betrokken, naast de student is er een simulatiepatiënt, een observant, surveillanten, onderwijsondersteu- ners en de IT- dienst die helpen bij de organisatie en een valideringscommissie. Door deze vele betrokkenen heeft de stationsproef ook wel een redelijke prijs qua werklast voor de faculteit. Ook wordt de proef door studenten wel als behoorlijk stressvol ervaren. Wanneer dit echter overeenkomt met het stressniveau van een realistische werksituatie, kan dit echter als deel van de benodigde vaardigheden worden beschouwd. Het concept van deze proef lijkt ook toepasselijk te zijn voor andere opleidingen met een praktisch aspect zoals psychologie of bewegingswetenschappen. Bij andere opleidingen zou er gekeken moeten worden naar een andere vorm om de opgebouwde kennis op een geïntegreerde proef te evalueren. Peer assessment Mario Gielen is als doctoraatsstudent aan de UGent bezig aan een uitgebreid onderzoek naar verschillende vormen van peer-assessment en hun impact op het leerproces. Hij lichtte zowel de theoretische achtergrond toe, als mogelijkheden om peer feedback praktisch efficiënte manier te organiseren binnen een vak. Rol van peers en evaluatie in het leerproces In het onderwijs en zeker in het hoger onderwijs wordt er steeds meer ingezet op het samenwerken van studenten. Het beeld van de alwetende prof die al de wijsheid heeft terwijl de studenten niets weten, leeft niet meer. Studenten worden meer beschouwd als een actief onderdeel van elkanders leeromgeving waarbinnen ze ook kennis produceren. Dit zien we ook meer en meer terugkomen in de evaluaties binnen het hoger onderwijs. Het collaboratieve aspect komt sterker naar voren en zorgt ervoor dat studenten meer moeten samenwerken, een samenwerking die verder gaat dan enkel coöpereren. Ook de rol van evaluatie is veranderd. Er is veel aandacht voor differentiatie tussen studenten die meer individueel begeleid worden in hun persoonlijke leerproces. Evaluatie wordt hierbij steeds vaker niet enkel als het eindpunt van het leerproces beschouwd, maar eerder als een onderdeel ervan. Er wordt overgeschakeld naar een ‘assessment for learning-cultuur’ waarbinnen de evaluatie niet alleen het niveau van de student vergelijkt met andere studenten, maar ook een eigen bijdrage levert aan het leerproces. Sterker nog er is een beweging naar en zelfs een cultuur van assessment as learning, waarbij het leren evalueren een van de leerdoelstellingen wordt. Bij deze vormen van evaluatie ligt de nadruk sterk op het formatieve aspect, ze is vooral gericht is op het aangeven van plaatsen waar bijsturing van het leerproces nodig is om de verdere ontwikkeling van de student te ondersteunen, in plaats van het objectief meten van de kennis van studenten. Bij formatieve evaluatie speelt feedback een belangrijke rol. Dit is echter bij de meeste studenten nog niet voldoende doorgedrongen. Peer feedback wordt pas de laatste jaren en enkel in het hoger onder- 21 wijs gebruikt als evaluatievorm. Hierdoor maken studenten hier nog te weinig gebruik van en hechten ze er nog onvoldoende waarde aan. Ze focussen zich nog altijd voornamelijk op het eindoordeel dat door de docent wordt gegeven. Wat is peer assessment Met peer assessment bedoelen we meer dan enkel het punten geven aan elkaar. Het is een kwalitatief proces en geen eenvoudige taak waar peerfeedback gestructureerd in toegepast wordt. Peer assessment kan binnen de assessment for learning cultuur gebruikt worden als assessment maar ook als leermiddel. Beiden hebben een positief effect op het leerproces, zowel op dat van de assessor als op het leerproces van de assessee. Om peer assessment op een goede manier toe te passen is het van belang om goed na te denken over de inhoud, vorm en functie van de feedback en een combinatie maken van feedback en feed forward. Dat wil zeggen een combinatie van werkpunten die af worden geleid uit het eerdere werk en het benadrukken van gewenst positief gedrag en verwachtingen voor de toekomstige samenwerking. Om deze aspecten zo goed mogelijk te structureren werkt het vaak goed om een template te ontwikkelen waar de studenten hun commentaar in ingeven. 22 Uit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de studenten met ongeveer 60% van de ontvangen peer feedback akkoord gaan en dat 40% ervan ook echt geïmplementeerd wordt. Deze cijfers duiden al op het nut van deze peerfeedback/ peer assessment. Echter om zo veel mogelijk over te dragen is het ook mogelijk om een dialoog op te starten zodat de feedback geen eenrichtingsverkeer wordt. Deze dialoog kan bijvoorbeeld verwerkt worden in een cyclus van vragen, voorbeelden geven, aanpassen en evalueren van de feedback waarbij alle actoren direct betrokken worden. Dit kan in vakken geïmplementeerd worden door studenten elkaar gestructureerde feedback te laten geven via een open wiki, waarna ze hun werk kunnen aanpassen en nieuwe feedback kunnen vragen. Men kan dan ook nog verschillende vormen gebruiken zoals synchrone- en asynchrone feedback (dit is feedback in een groep, waarbij men niet allemaal samenkomt voor het gesprek, dit kan b.v. via een online forum) en feedback in groep of aan meerdere medestudenten etc. etc. Functie van peer assessment Peer assessment kan een belangrijk onderdeel vormen van het instructional design. Hiermee wilt men duiden op het feit dat als men veel wilt leren uit de feedback, dat deze ook geïntegreerd moet zijn in de onder- wijsmethode. Zo wordt de student de kans geboden om feedback te gebruiken bij het leerproces. Het is wel van belang dat het feedbackproces onder controle blijft van de docent, zodat hij studenten kan bijsturen en kan ingrijpen waar nodig. In de huidige onderwijspraktijk zijn er al veel voorbeelden van goed gebruik van deze peer assessment en peer feedback. Peer assessment is geen middel om de leerkracht tijd te besparen, wel is het een krachtig middel om studenten uit te dagen anders over hun leerstof na te denken. Het zorgt ervoor dat de studenten meer uit hun opleiding halen. Het is belangrijk dat peer assessment deel uitmaakt van de planning van de opdracht of leerstof en idealiter in verschillende stadia terugkomt, als deel van een dialoog tussen assessor en assessee. 23 Debat examenvormen De meest voorkomende examenvormen aan de universi- Evaluatievormen teit zijn nog altijd mondelinge en schriftelijke examens. 24 Om in te gaan op de verschillende voor- en nadelen Jan Eggermont (Vicedecaan Geneeskunde), Michiel Steyaert (Decaan Ingenieurswetenschappen) en Bernard Tilleman (Decaan Rechtsgeleerdheid), Axel Vanmeulder (mandataris extern Studentenraad KU Leuven) uitgenodigd om onder leiding van Vicerector Rik Gosselink met elkaar en het publiek in debat gegaan over ‘de ideale examenvorm’. van deze vormen zijn de professoren Mondeling Het is duidelijk dat de panelleden een schriftelijke voorbereiding met mondelinge verdediging als meest ideale examenvorm zien. Professor Tilleman geeft daarbij aan dat via een mondeling examen duidelijker te weten is te komen of een student de leerstof heeft begrepen. Bij de verbetering van een schriftelijk examen wordt de student vaker ‘het voordeel van de twijfel’ gegeven, waardoor studenten die misschien niet voldoende weten toch kans hebben om te slagen. De panelleden geven aan dat docenten -in tegenstelling tot wat als beste methodiek beschouwd wordt- toch de voorkeur geven aan een schriftelijk examen. Dit komt doordat de kans dat er beroep wordt aangetekend tegen het resultaat kleiner is bij een schriftelijk examen. Verder wordt er bij opleidingen met veel studenten ook gemakkelijker geopteerd voor het schriftelijke examens (en dan in de vorm van multiple choice). De panelleden blijven het erover eens dat een mini- maal aantal mondelinge examens nodig is. Studenten immers ook moeten solliciteren, dus de oefening in deze examenvorm is zeker nuttig. Hier wordt wel de kanttekening gemaakt dat het aanbieden van mondelinge examens in grote faculteiten problematisch kan zijn vanwege de planning van de vele verschillende examenmomenten. Docent en examenafnemer Professor Eggermont geeft aan dat een externe beoordeling een meerwaarde kan zijn, dus kan het ook zinvol zijn dat de docent niet de examenafnemer is. Dit gaat in tegen de opmerking uit het publiek dat de docent de studenten beter in kan schatten na de lessen gegeven te hebben. Ook voor de studenten is het gemakkelijker is om zich voor te bereiden op een examen van een docent die ze kennen. Professor Tilleman geeft aan dat assistenten die meewerken aan het vak de leerstof ook voldoende kennen om inzetbaar te zijn als examenafnemer. In het geval van examens over oefeningen die door assistenten zijn gegeven weet Axel dit te onderstrepen. Professor Eggermont geeft hierbij wel nog de bedenking dat het inzetten van meerdere examinatoren zorgt voor ruis op het signaal van de capaciteiten van de student. Proefexamens Het is belangrijk om studenten te activeren vanaf de eerste weken en daar kunnen proefexamens bij helpen. Het is jammer dat proefexamens te weinig ‘au serieux‘ genomen worden en er te weinig gebruik gemaakt wordt van monitoraten. Professor Steyaert geeft hierbij wel de kanttekening dat een te schools systeem, waarbij de student te veel aan de hand wordt genomen, niet ideaal is. De professoren Tilleman en Steyaert geven aan dat het eerder besproken inzetten van assistenten die delen van de stof gedoceerd hebben, uitgebreid zou moeten worden naar proefexamens, aangezien directe feedback daar een duidelijke meerwaarde kan bieden. 25 Geïntegreerde proef Het kan een meerwaarde vormen wanneer er een toetsingsmoment is waarbij er opleiding brede vragen gesteld kunnen worden. Vanuit het publiek wordt hierbij aangegeven dat de lessen dan ook activerend georganiseerd moeten worden om aan te kunnen sluiten bij een dergelijke proef. Axel geeft aan dat examineren ook een traject moet zijn en niet mag beperkt worden tot één moment. Professor Steyaert stelt voor dat de manier van examineren met de student mee moet evolueren. In de eerste jaren kan er voor grote groepen studenten geexmineerd worden met behulp van multiple choice, in latere jaren kan er dan meer gepeild worden naar hoe een student redeneert met behulp van mondelinge verdediging. Het publiek is duidelijk geen voorstander van multiple choice, deze examenvorm gaat ook elke vorm van input van de student tegen. Bovendien geeft men aan dat een examen vooral de leerdoelen volgen en hieraan aangepast zou moeten zijn. Open- vs. Gesloten boek Een open boek examen wordt beschouwd als een meer realistische vorm van een schriftelijk exa- 26 men, aangezien studenten in hun latere carrière waarschijnlijk ook gebruik zullen kunnen maken van verschillende bronnen. Professor Steyaert vindt dat het inderdaad interessant kan zijn om studenten eens een volledig open boek examen te laten doen (mét gebruik van internet) om te peilen hoe een student redeneert. Professor Tilleman zou, om de studenten echt voor te kunnen bereiden, ook graag een examenvorm zien waarin het mogelijk is om studenten te laten samenwerken over richtingen heen. Ook professor Gosselink geeft aan dit te beschouwen als een goede voorbereiding op de maatschappij. Conclusie Professor Gosselink concludeert uit de discussie dat een ideale examenvorm niet bestaat. Er is wel duidelijk gebleken dat het tijdstip van een bepaalde examenvorm in het curriculum belangrijk is en dat de manieren van doceren en examineren moeten zo optimaal mogelijk op mekaar afgestemd zijn. 27 Evaluatievormen Permanente Evaluatie 28 Professor Peter Lievens is geen pedagoog, maar heeft als beleidsmaker en decaan aan de Faculteit Wetenschappen van de KU Leuven op de voet kunnen volgen hoe permanente evaluatie binnen zijn faculteit werd uitgerold en toegepast. Vanuit deze ervaring is hij dan ook sterk overtuigd van het belang van het uitrollen van meer projecten rond activerend onderwijs. Activerend onderwijs/ High Impact learning Carl Wieman heeft zich na zijn Nobelprijs voor exact wetenschappelijk onderzoek vooral beziggehouden met onderwijsinnovatie en onderzoek naar STEM-onderwijs. In zijn onderzoek gaat Wieman in op de vraag welke aanpak de efficiëntie van een werkvorm in het onderwijs optimaliseert. Aan de hand van een experiment toonde hij aan dat er grote verschillen zijn tussen wat studenten van de lesinhoud onthouden wanneer ze activerend benaderd worden ten opzichte van een groep die op een meer traditionele (passieve) manier benaderd wordt. Wanneer dergelijke verschillen met hun significantie binnen de geneeskunde aangetroffen worden, zou het vanuit ethische overwegingen allang verplicht zijn om de placebo te vervangen door het geneesmiddel. Passief leren is dan ook eigenlijk ethisch onverantwoord te noemen. Dergelijk onderzoek lijkt echter weinig impact te hebben op de huidige onderwijspraktijken in het hoger onderwijs, vormen van permanente evaluatie worden slecht op enkele plaat- sen uitgeprobeerd en op nog minder plaatsen worden ze ook echt breed en op lange termijn getest. Voorafgaand aan de start van OASE als experiment van permanente evaluatie aan de KU Leuven is bijvoorbeeld een overtuigingsproces van vijf jaar doorlopen. OASE Het OASE-project dat binnen de faculteit Wetenschappen is uitgerold als experiment met permanente evaluatie, is juist afgesloten. Het gaat er in dit project om dat docenten echt iets met hun studenten doen, dat ze tijd investeren in het ontwerpen van lessen en ook een tijdsinvestering van studenten kunnen en durven vragen. Een vaak gestelde vraag over permanente evaluatie is of studenten nog wel voldoende ruimte krijgen om zichzelf te ontwikkelen buiten het curriculum om. Het blijkt echter dat de praesidia binnen de faculteit Wetenschappen ook na de invoering van OASE echter nog altijd even goed draaien. om hun lessen voor te bereiden. Het is moeilijk om alle studietijd tijdens het jaar op te sparen en in te zetten tijdens één grote blokperiode, maar studenten hebben nog altijd enige vrijheid om te bepalen hoe en wanneer ze hun lessen precies voorbereiden. De vraag kan ook omgedraaid worden, is het niet vreemd dat er nu vrijwel geen balans bestaat tussen de tijd die studenten tijdens een semester steken in hun studie ten opzichte van de tijd die ze erin steken tijdens de bloken examenperiode. Bovendien is die periode momenteel bijna even lang als het eerste semester. Wanneer men gebruik maakt van permanente evaluatie kan er in dezelfde tijd waarschijnlijk meer lesstof behandeld en geëvalueerd worden. Daarnaast mag ook de vraag worden gesteld of het erg is dat studenten hun studie meer als een voltijdse investering moeten gaan beschouwen wanneer ze ondersteund worden door hun ouders en de maatschappij? Permanente evaluatie eist dan ook niet zozeer een extra tijdsinvestering van studenten, maar zorgt eerder voor een verschuiving van de tijdsinvestering. De contacturen verminderen, maar studenten worden veel meer gestimuleerd 29 Onderwijslast docenten Momenteel is de onderwijslast van docenten gekoppeld aan studiepunten, dit is eigenlijk onjuist, aangezien studiepunten de studielast van studenten weergeven, niet de tijd die het de docent kost om de lessen voor te bereiden. Er moet dan ook een ander systeem worden uitgewerkt voor docenten. Bij de evaluatie van de onderwijslast van docenten moet ook rekening worden gehouden met het aantal studenten dat begeleid wordt, activerend lesgeven aan grote groepen van bijvoorbeeld 800 studenten is namelijk vrijwel onmogelijk en dergelijke groepen moeten dan ook gesplitst worden, wat extra werk betekent voor de docent. Het feit dat er vaker en meer tussentijdse feedback nodig is binnen een systeem van permanente evaluatie, hoeft echter niet altijd meer tijd van de docent op te eisen. Er kan bijvoorbeeld ook gebruik gemaakt worden van peer assessments voor feedback. 30 De toekomst van OASE & permanente evaluatie aan de KU Leuven Het lijkt voor zich te spreken dat lesmethodes en dan zeker die aan de universiteit gebaseerd moeten zijn op onderzoek. Hiermee wordt nog niet gesuggereerd dat er één ultieme manier is van lesgeven, maar men mag wel verwachten dat lesgevers hun manier van lesgeven evalueren en onderbouwen met onderzoek. Uit de evaluatie van OASE is gebleken dat de betrokkenen hun onderwijs op deze manier positief beoordelen en op een vergelijkbare manier willen blijven organiseren. Deze positieve evaluatie betekent echter niet dat er nu ook permanente evaluatie ingevoerd zal worden in andere opleidingen. Er lopen wel verschillende projecten van permanente evaluatie binnen de universiteit, maar het werkt eigenlijk alleen écht wanneer het consequent en voor een langere periode in wordt gezet. Om docenten en het universiteitsbestuur mee te krijgen zal een apart overtuigingsproces opgestart moeten worden. Iets wat eigenlijk vreemd is gezien de resultaten van onderzoek naar onderwijsmethoden en de evaluatie van OASE. Zeker bij docenten, die vaak ook toponderzoekers zijn, is het opvallend dat ze alle pedagogisch onderzoek naar doceermethodes volstrekt kunnen negeren en door blijven gaan met het inzetten van passieve lesvormen. 31 Voor iedere verandering zijn er investeringen nodig, soms van middelen, soms van mensen, soms van beiden. De rector van de KU Leuven Rik Torfs, pedagoog Pedro De Bruyckere en de parlementsleden Elisabeth Meuleman (Groen) en Kathleen Helsen (CD&V) zijn met elkaar in debat getreden om deze investeringen te bespreken. Welke investeringen zijn er nodig? En waar moeten ze vandaan komen? debat Zin van vernieuwing 32 De eerste vraag bij vernieuwing is of het werkelijk noodzakelijk is. Zoals rector Torfs aangeeft: “bij vernieuwing bestaat het gevaar dat er dingen weggegooid worden” en de vernieuwingen die hiervoor in de plaats komen zijn niet per definitie goed. Bij veel vernieuwingen heeft het technologische geprimeerd en van sommigen kan achteraf worden gesteld dat het goed is dat we niet mee op de trein zijn gesprongen. Er zijn ook manieren om oudere onderwijsvormen als hoorcolleges te verbeteren. Het is niet altijd gemakkelijk om interactie te organiseren in een hoorcollege, technologie kan hier worden ingezet zonder dat er van de traditionele werkvorm wordt afgeweken. Studenten moeten dan wel voldoende gemotiveerd zijn om actief te participeren in de les. Er zijn bovendien ook gevaren wanneer men gebruik maakt van bijvoorbeeld sociale media om studenten bij de les te betrekken. Welke gevolgen heeft het voor studenten wanneer ze via likes de aandacht van de docent moeten trekken? Willen de docenten de mening van de studenten wel echt horen en gaan studenten de mogelijkheden wel serieus nemen en niet in het belachelijke trekken? Rol van de overheid Wat is de functie van de overheid in het stimuleren van vernieuwing in het hoger onderwijs. Elisabeth Meuleman is duidelijk dat voor haar het initiatief uit de onderwijsinstellingen moet komen. “Wij gaan er vanuit dat het nadenken over onderwijsvernieuwing ingebakken zit in het beleid van de onderwijsinstellingen.” Het is vervolgens wel de taak van de overheid om deze initiatieven actief te ondersteunen. Torfs gaat akkoord dat de universiteiten en daarbinnen de docenten de ruimte moeten krijgen om zelfstandig hun werkvormen te kiezen. Wanneer de overheid te veel regels gaat opleggen over vernieuwingen zal dit niet leiden tot nieuwe en creatieve werkvormen. het leren van studenten. Inzichten uit het pedagogisch onderzoek lijken echter maar traag door te sijpelen naar de realiteit in het hoger onderwijs. Het kan volgens Pedro De Bruyckere dan ook interessant zijn om vanuit de overheid toch te kijken of er klemtonen gelegd kunnen worden die vernieuwing stimuleren. Torfs zet hier vraagtekens bij, is de overheid wel de goede agent om klemtonen te pushen? Kunnen universiteiten dit niet beter zelf doen? Docenten moeten de ruimte krijgen om na te denken over waar ze mee bezig zijn. De vernieuwingen moeten van onderaf ondersteund worden en niet van afgedwongen worden. Voor creativiteit is echter wel een basiskennis nodig over de mogelijke werkvormen en hun invloed op 33 Financiering van onderwijs binnen het hoger onderwijs Universiteiten hebben een duale verantwoordelijkheid voor onderzoek en onderwijs. Het meeste geld dat omgaat in het hoger instellingen gaat echter naar onderzoek. Levert het de maatschappij niet meer op wanneer we ook meer investeren in het onderwijs aan de universiteit? Kathleen Helsen geeft hierbij aan dat het zeer moeilijk is om het rendement van persoonsvorming aan de universiteit te meten. Laat staan dat het rendement van vernieuwingen in het onderwijs gemeten kunnen worden. Torfs sluit hierbij aan dat er nog te vaak gedacht wordt dat onderwijs en onderzoek haaks op elkaar staan. Een docent moet echter op de hoogte zijn van de nieuwste kennis in zijn vakgebied om deze over te kunnen dragen en de beste manier om mee te zijn met het onderzoek is door zelf ook onderzoek te blijven doen. Pedro De Bruyckere kan zich hier niet in vinden. Volgens hem hoeft 34 een goede universitaire docent zeker geen groot onderzoeker te zijn. Een docent moet vooral gericht zijn op zijn studenten, of dat zij mee zijn met wat hij brengt. Een docent moet vooral ook een coach zijn die het leerproces begeleid, niet enkel de nieuwste kennis overdragen. 35 Hoewel er in de verschillende sessies van het congres een zee aan uiteenlopende onderwerpen en meningen en ervaringen aan bod is gekomen, lijkt het toch mogelijk hier een drietal brede, algemene conclusies uit te destilleren. Als eerste blijkt er toch een consensus te zijn over het idee: alles is verbonden. De werkvorm, de evaluatievorm en de leerdoelstellingen, ze hebben allen een grote impact op elkaar. Conclusie Om een effectieve werkvorm te kiezen moet er rekening worden gehouden met de leerdoelstellingen en ook de evaluatievorm moet hierbij aansluiten. Het is echter niet altijd gemakkelijk om deze keuze te maken los van praktische overwegingen rond de benodigde ruimte en infrastructuur. Worden docenten echter voldoende steun krijgen om hun werk- en evaluatievormen te kiezen zonder de praktische beperkingen vanaf de start mee te nemen in hun overwegingen? 36 Ten tweede hebben we zowel bij het ontwerpen van het congres als tijdens de sessies geconcludeerd dat: er wordt heel veel geprobeerd en onderzocht. Verschillende werkvormen en initiatieven hebben de kans gekregen om op kleine schaal een test of pilootproject op te zetten. Er kan echter wel nog de vraag gesteld worden of deze projecten, na een positieve testfase, wel écht de kans krijgen om breder geïmplementeerd te worden. Oftewel, is er wel voldoende durf om het onderwijsbeleid om te gooien en traditionele werkvormen af te wijzen wanneer onderzoek aantoont dat nieuwe werkvormen betere resultaten opleveren? De derde en laatst conclusie is: studenten hebben ook een rol te spelen. Het is onmogelijk om het huidige onderwijsbeleid aan te passen en verbeteren zonder dat dit een invloed heeft op de student. Vernieuwingen vragen dan ook niet alleen aanpassingen beleidsmakers en docenten, maar ook van studenten. De studenten zullen dan ook de principiële vraag durven aanpakken of ze haar verworven gewoontes aan wilt passen om efficiënter te leren en beter voorbereid uit de aula te stappen? 37 Nawoord Een half jaar geleden gaapte er nog een schijnbaar onoverbrugbare kloof tussen mijn kennis van onderwijsvernieuwing en een sterk, inhoudelijk congres. Het einge dat vast stond was de datum en de locatie: het moderne gebouw van Groep T in Leuven. In het duister tastend over waar te beginnen heb ik de hulp ingeroepen van de twee behulpzame pedagogen (in opleiding): Martijn en Pieter Jan. Zij gaven me voldoende lees- en studiemateriaal om van start te gaan. Toen ik me een vaag beeld van de dag begon te vormen, was het tijd om op zoek te gaan naar sprekers die deze vorm konden vastleggen. Velen zeiden direct ‘ja’ en anderen hielpen me verder op weg met extra ideeën. Het programma vulde zich snel, behalve de laatste twee sessies... Gelukkig liepen de praktische voorbereidingen zo voorspoedig dankzij de hulp van Alma en Groep T dat er voldoende tijd was om de laatste twee sprekers te vinden. Met de toezegging van de laatste spreker op zak, was het tijd om deelnemers te vinden. De dag bleek samen te vallen met een aantal andere evenementen, maar het tekort aan studentenvertegenwoordigers werd redelijk opgevangen door de interesse bij het KU Leuven personeel en de gewone student. Na een klein half jaar voorbereiding leek de dag van het congres zelf voorbij te vliegen. Gelukkig waren de Stura KU Leuven-mandatarissen vrijwel allen aanwezig en bereid om de handen uit de mouwen te steken en zodat alles soepel kon verlopen. Ook de sprekers stelden niet teleur en kwamen allen goed voorbereid en op tijd aan om stuk voor stuk een unieke sessie te geven. Kortom ik heb heel veel mensen om dankbaar te zijn voor dehulp om mijn kloof te overbruggen. Het meest dankbaar ben ik echter het bestuur, niet enkel voor hun hulp in de voorbereiden en tijdens de dag zelf, maar vooral ook voor de kans om zoveel te mogen en kunnen leren. Wieke van der Kroef Medewerker Vorming & Onderwijskwaliteit Studentenraad KU Leuven 38 Colofon Schrijvers Andreas Waets Axel Vanmeulder Elly Suys Ewoud De Sadeleer Hans Dewitte Jasper Daniëls Kevin Seurs Kristien Borremans Martha Verfaillie Maxim Hellyn Narhan Reinders Pieter Van den Berghe Pieter Jan Heymans Stef Maelstaf Wieke van der Kroef Foto’s Axel Vanmeulder Kevin Seurs Mathieu Soete Pieter Van den Berghe Wieke van der Kroef Redactie Stef Maelstaf Wieke van der Kroef Lay-out & cover Wieke van der Kroef 39