Woordenschat: “Ik weet het wel” Woordenschat: “Ik doe het niet” Woordenschat: “Een les en een folder!” Xandra Vennink Hoe komt het dat leerkrachten het belang van woordenschat wel onderkennen maar er weinig mee doen? Leerkrachten willen wel maar, weten niet hoe ze het NT2 onderwijs in hun klas moeten aanpakken. Veel leerkrachten hebben tijdens hun opleiding wel wat lessen gevolgd over NT2 onderwijs, sommige zijn het vergeten en andere hebben het nooit begrepen. Er zijn leerkrachten die het belang van woordenschat onderwijs op een school niet inzien: “We hebben geen woordenschatonderwijs op onze school nodig, daar wij geen NT2 school zijn”, is een uitspraak van een directeur in een verkennend onderzoek van PABO- studenten. Hoe kan dit als 35% van de leerlingen op deze school een allochtone achtergrond heeft? Waar lopen leerkrachten tegen aan? De startende leerkracht Als je, als net afgestudeerde leerkracht van de PABO afkomt en aan de slag gaat, loop je tegen veel zaken aan. Natuurlijk heb je al een aantal maanden stage gelopen en geproefd aan de sfeer in een klas, maar tot dan toe was je immer nog student en nu moet het gebeuren. Ten eerste is het klassenmanagement, voor veel startende leerkrachten een probleem. Hoe zorg je ervoor dat je al je lessen geeft, dat je de leerlijnen volgt en dat je weet wanneer de leerling, welke les volgt. Rekenen en taal zijn belangrijk maar gym, zaakvakken en handvaardigheid moeten ook aan bod komen. Ten tweede wil je dat alle leerlingen zich veilig voelen bij jou in de klas. Je wilt iedere leerling de aandacht geven die hij verdient. De stille leerling, de leerling met de psychische stoornis, de leerling die denkt dat hij alles al weet of de leerling die extra aandacht nodig heeft bij schrijven. En als laatste heb je het ook nog eens heel druk met het regelen van alle zaken die na schooltijd komen kijken. Het nakijken van je lessen, het voorbereiden voor de volgende dag, een bouw vergadering, het schrijven van een handelingsplan of het invullen van een verzoek voor subsidie. Tussen alles door moet er dan ook nog iets 3333333333333333 gedaan woorden met en aan die leerlingen die het Nederlands niet spreken en begrijpen. 19 Als je al wat langer in het onderwijs werkzaam bent, heb je de “kneepjes” van het onderwijs wel in de vingers, maar die “kneepjes” kunnen routines worden waardoor je niet meer open staat voor nieuwe en andere ideeën. Op de PABO heb je geleerd over de viertakt en het onderwijs aan anderstaligen, maar dat is wel al lang geleden. Je weet het nog wel maar hoe het precies zat, tja, dat is wel naar de achtergrond gezakt. Wat doen leerkrachten in de onderbouw aan woordenschat onderwijs? De jonge leerkracht Om er achter te komen hoe leerkrachten op mijn basisschool werken aan NT2 onderwijs ga ik onderzoek verrichten door middel van enquêtes en observaties in verschillende klassen in de onderbouw. Alle leerkrachten in de onderbouw werken nog maar relatief kort in het onderwijs (0 tot 5 jaar) Tijdens mijn onderzoek gaven de leerkrachten (groep 1, 2 en 3) aan dat ze woordenschat onderwijs belangrijk vinden, maar hoe ze eraan werken om de woordenschat te vergroten kon 75% niet aangeven. Een deel gaf aan: „via de methode‟ (KO- totaal). Op de vraag wat er onder een NT2 leerling verstaan wordt kwam een redelijk overeenkomstig antwoord naar voren: “Leerlingen die thuis een andere taal spreken dan het Nederlands”. Iets waarin de ondervraagde leerkrachten duidelijk waren, was het feit dat ze allemaal wel ongeveer weten wat de viertakt is maar er niet bewust mee werken. Leerkrachten weten niet hoe ze de viertakt snel en eenvoudig kunnen gebruiken. Ze zien de viertakt niet als handig model of fijne leidraad om goed en succesvol woordenschat onderwijs aan te bieden. Tijdens het uitdelen van de enquêtes heb ik ook een aantal observaties gemaakt in de verschillende klassen. Een onderdeel van het thema in groep 1/2. Alle kleuterklassen werken met woordmuren en bieden zelfstandige naamwoorden aan met de lidwoorden. Dit wordt aangegeven vanuit de methode (KO totaal) waar mee gewerkt wordt. In de groepen 3 zie ik ook een woordmuur (o.a. op het bord). Ook hier zie ik de lidwoorden bij de zelfstandig naamwoorden maar een groot verschil is dat de lidwoorden niet aangegeven worden vanuit de methode. (Veilig leren lezen) De leerkrachten hebben op verschillende briefjes de lidwoorden bij de platen gehangen. Een goede oplossing maar jammer en raar dat daar vanuit (een vrij nieuwe) methode niet aan gedacht is. Zowel in de kleuter groepen als in de groepen 3 wordt gewerkt met thema‟s. De thema‟s worden uitgebreid in hoeken, op de muren, met woordweb en met boeken. Zeker in groep 1/2 staat het hele lokaal in het teken van het thema. In groep 3 is dit iets minder. Jammer is dat er met verschillende methodes gewerkt wordt waardoor er verschillende thema‟s door elkaar lopen. Hier kunnen leerkrachten echter weinig aan doen. Een woord ‟muur‟ in groep 3 op het bord. 20 De VIERTAKT 1) selecteren Intentioneel Incidenteel 2) Semantiseren Uitbeelden Uitleggen Uitbeelden 3) Consolideren Betekenisvol Herhalen. 7x intentioneel of 16x incidenteel. 4) Controleren Passief en of actief. Woorden worden in de groep aangeboden met de lidwoorden. De oudere leerkracht Toch ben ik ook benieuwd hoe de “oudere” leerkrachten denken over het woordenschat onderwijs. Omdat een enquête veel tijd in beslag neemt, stel ik vragen aan de leerkrachten die al langer dan 10 jaar in het onderwijs aan het werk zijn. Deze leerkrachten weten eigenlijk nog maar vrij weinig van de viertakt. Ze weten de 4 stappen wel te benoemen maar wat je bij iedere stap moet ondernemen is diep in het geheugen weggezakt. De 3-uitjes geven het grootste probleem, terwijl het 7x herhalen van de woorden door een ieder weer wel benoemd kan worden. Als ik dieper in ga op de 3-uitjes dan komt het bij de leerkrachten wel naar boven en kunnen ze ook voorbeelden geven van momenten dat zij werken op basis van uitleggen, uitbeelden en uitbreiden. De leerkrachten geven aan, dat moeilijke woorden uit teksten worden verklaard, maar niet regelmatig. Dat er in verschillende methodes, wordt gewerkt aan woordenschat onderwijs en dat zij werken vanuit de methode. Samenvattend kan ik na dit onderzoek de conclusie trekken dat leerkrachten weten/ vinden dat woordenschat belangrijk is voor leerlingen. Dat zowel de oudere als de jongere leerkrachten onregelmatig en onbewust bezig zijn met het aanbieden van woordenschat, ervan uitgaande dat er in de methode genoeg aandacht is voor het woordenschat onderwijs. De politiek en het onderwijs De wet BIO Het is de grondwettelijke plicht van de Nederlandse overheid om voor goed onderwijs te zorgen. De normen voor goed onderwijs zijn onder andere vastgelegd in de kerndoelen. Voor de beroepskwaliteit van het onderwijspersoneel heeft de overheid De wet op de beroepen in het onderwijs (De wet BIO), in 2004 aangenomen. In augustus 2006 is deze wet van kracht gegaan. Het werken aan de persoonlijke kwaliteiten van onderwijs personeel sluit aan bij het groeiende kwaliteitsbesef van onderwijs instellingen. Scholen manifesteren zich steeds meer als professionele arbeidsorganisaties, die leerkrachten de ruimte geven om in hun beroep te groeien. De wet bevorderd dat personeel tijdens Voor het personeel houdt 7 competenties: hun loopbaan aan een minimumkwaliteit 1) Interpersoonlijk competent het kort gezegd in dat zij blijft voldoen. Werkgevers moeten pereen persoonlijk 2) Pedagogisch competent soneel in staat stellen die kwaliteit te 3) Vakinhoudelijk competent ontwikkelingsplan bij leveren. 4) Organisatorisch competent houden, dat er De wet BIO stelt vast dat onderwijsperontwikkelingsgesprekken 5) Competent in soneel bekwaam moet zijn en moet blijven. Op samenwerken in een team zijn met de IB-er of Op deze manier moet de kwaliteit van het 6) Competent in directeur en dat er vanuit onderwijs gegarandeerd kunnen worden en jouw school kansen worden samenwerken met de worden verbeterd. Door de wet BIO moeten aangeboden om je verder omgeving scholen van ieder personeelslid een 7) Competent in reflectie en te ontwikkelen op een bekwaamheidsdossier bijhouden. Hierin gebied waar je zwak bent. ontwikkeling worden bijvoorbeeld afspraken over de carrière- en opleidingsplanning van de leraar vastgelegd. Aan de hand van 7 competenties/ Voor leerkrachten zou er dus gekeken kunnen bekwaamheidseisen kunnen scholen hun worden om het personeel bij te scholen in het hoe personeel toetsen, onderhouden en verder en wat van NT2 onderwijs. ontwikkelen. 21 Wat kan ik doen om leerkrachten bewust te maken van het belang van woordenschat onderwijs aan leerlingen? Door de minor Oriëntatie op NT2 specialist in het basisonderwijs, ben ik me er bewust van geworden hoe belangrijk woordenschat onderwijs aan alle leerlingen is. Alle leerlingen dienen een bepaald aantal woorden te kennen, om de lessen effectief te kunnen volgen. De gemiddelde autochtone leerling komt in groep 1 op school met een woordenschat van 3000 woorden, als de leerling naar groep 5 gaat moet hij 6000 woorden kennen. Een allochtone leerling heeft in groep 1 een woordenschat van 500 woorden, in 4 jaar tijd moet deze leerling een inhaalslag maken van 5500 woorden. Dit houdt in dat er per jaar zo‟n 1375 woorden aangeleerd moeten worden. Een leerling moet 95% van de losse woorden van een gesproken of gelezen tekst begrijpen om de gehele tekst te begrijpen. Woorden leer je zowel aan allochtone als autochtone leerlingen, echter autochtone leerlingen hebben bij binnenkomst op de basisschool over het algemeen een veel grotere woordenschat dan allochtone leerlingen en dit is ook de reden dat ik, en andere leerkrachten, ons richten op het inhalen van de achterstand van het woordenschat niveau van allochtone leerling. De leerkrachten op mijn stage school moeten zich hiervan bewust worden. Hoe voelt een leerling zich als hij meer dan helft van de woorden die dagelijks worden gebruikt niet begrijpt. Tevens moet leerkrachten duidelijk worden gemaakt dat de viertakt een handzaam en werkzaam model is, waar we dagelijks al onbewust gebruik van maken. De leerkrachten moeten er op worden geattendeerd waarom en hoe leerlingen woorden leren. Ik heb op mijn praktijkschool een workshop woordenschatonderwijs aangeboden. Een presentatie/ workshop moet aantrekkelijk en uitnodigend zijn, daar de leerkrachten er niet op zitten te wachten om (in hun spaarzame tijd) op hun vingers getikt te woorden. 22 Woordenschat: waarom? Woordkennis is als het ware de kern van taalbegrip. Als je een boodschap wilt overdragen of begrijpen zijn woorden essentieel; de grammaticale elementen spelen een ondergeschikte rol. Elk woord heeft een betekenis en als we het woord gebruiken, wordt deze betekenis in gedachten opgeroepen. Als leerlingen meer woorden leren, kunnen ze hun eigen ideeën en denkprocessen beter verwoorden. Leerlingen met een grote woordenschat kunnen de lessen (die vol zijn met woorden) beter volgen Verhallen en Verhallen, 1994 Welke woorden leren we? Woorden die we aan willen leren, kunnen we zelf selecteren vanuit een methode, prentenboek, vragen van leerlingen of via een woordenlijst/ thema. Er zijn 3 selectie regels waar we houvast aan kunnen hebben bij het selecteren van woorden: • Kies woorden die leerlingen nog niet kennen maar wel moeten weten. • Kies op basis van nuttige woorden, frequente woorden en woorden met een pregnante context • Kies woorden niet los, maar met de gedachte aan netwerk opbouw Verhallen en Verhallen, 1994 Hoe leren kinderen woorden? Kinderen leren woorden en betekenissen ervan op basis van andere woorden en betekenissen. Zij steunen hierbij eigenlijk vanaf het begin op woorden die zij al kennen. De meeste woorden worden stapsgewijs verworven. Betekenissen komen niet in één keer tot stand maar groeien telkens als het kind de woorden aantreft. Als een kind een woord voor het eerst hoort, zal hij automatisch de betekenis raden op basis van al bekende woorden die in de context woorden gebruikt. Verhallen en Walst, 2001 Presenteren aan een klas vol juffen Om leerkrachten er bewust van te maken hoe anderstalige leerlingen zich zouden kunnen voelen in een klas waar de hele dag alleen Nederlands gesproken wordt, besluit ik een les te geven in een andere taal. Ik vertaal een Nederlands prentenboek Eric Carle‟s “Rupsje nooit genoeg” naar het Spaans. Alle leerkrachten kennen dit verhaal. In eerste instantie lees ik het verhaal voor, zonder het boek te laten zien, maar met de vraag of ze goed willen luisteren naar het verhaal en mij willen vertellen waar het verhaal over gaat. Van de 9 leerkrachten is er één leerkracht, die het verhaal herkent. Er komen opmerkingen als: Na twee minuten was ik mijn concentratie al kwijt; Wat duurde het lang; Ik ging door de klas kijken; Als je iets uitbeeldde, schrok ik en moest ik weer even opletten. Ik lees het verhaal nog een keer voor, maar nu met verschillende visuele contexten: “Het boek, tekeningen, cijfers en de dagen van de week”. De cijfers en dagen van de week heb ik in het Spaans en het Nederlands op het bord gezet. Ik stel een aantal vragen, zoals ze ook door de leerkrachten aan de anderstalige leerlingen in hun klas worden gevraagd. Het effect is ook nu weer enorm. Leerkrachten weten het antwoord wel in de eigen taal, maar kunnen het niet vertalen in de gevraagde taal (Spaans); Leerkrachten krijgen vlekken in hun nek; Leerkrachten kijken van mij weg, in de hoop maar geen beurt te krijgen; Eén leerkracht doet alsof ze begint te huilen. De viertakt De andere helft van de presentatie gaat over de viertakt. Eerst wordt er opgehaald wat de viertakt nu ook alweer is, hoe werkt het. Ik geef uitleg over de 3-uitjes en het belang ervan. Ook geef ik aan dat het consolideren van woorden eigenlijk de belangrijkste fase van de viertakt is. Waarom? Nadat de leerlingen hebben geleerd wat een woord betekend tijdens het consolideren is het nog belangrijker om de woorden op te slaan in het mentale lexicon, vanwege de opbouw van de woordkennis.”Hoe meer woorden en betekenissen een leerling kent, des te preciezer zal hij de betekenis van andere, nieuwe woorden kunnen afleiden”. Verhallen en Walst, 2001 Ik geef de leerkrachten in groepjes van 2 of 3 de tijd om zoveel mogelijk consolideer oefeningen te bedenken. Er komt veel uit de leerkrachten, vele spelletjes als, memorie, domino, puzzelen, kwartetten en bingo. Er zijn ook een aantal verassende spelen als drama, liedjes zingen aan de hand van de woorden of thema, plaatjes zoeken in een tijdschrift, die bij het nieuwe woord horen. Na het verhaal praten we met zijn allen nog even door. Als de leerkrachten bekomen zijn van de schrik, vertel ik dat één van de reden is waarom een grote woordenschat zo belangrijk is voor de leerlingen, dat leerlingen met een kleine woordenschat de lessen niet kunnen volgen, afhaken en ongemotiveerd worden. “Hoe zit het ook alweer met dat consolideren?” 23 De Folder Aan het einde van de presentatie heb ik een folder voor iedere leerkracht. In deze folder heb ik het hoe en waarom van het woordenschat onderwijs nogmaals benadrukt. De folder is te gebruiken als leidraad bij lessen. In de folder staat: Woordenschat: waarom? Hoe leren leerlingen woorden? Hoe leren we woorden aan via het model van de viertakt. Hoe selecteren we woorden die geleerd moeten worden. Boekentips. Als de presentatie is afgesloten heb ik het gevoel dat alle leerkrachten weer even wakker zijn geworden en het belang van goed woordenschat in het vizier hebben. Een stukje uit de folder: 2) Semantiseren (via de 3 “uitjes”) • Uitbeelden • Voordoen (TPR of drama) • Met concreet materiaal • Platen en afbeeldingen • Uitleggen • Context • Via de vorm van het woord • Via een definitie (woordenboek > vanaf groep 3) • Uitbreiden • Breng samenhang met andere woorden • Maak woorden zichtbaar Hoe leren we woorden aan? Bij het onderwijzen van woorden kan je gebruik maken van een didactisch model dat ontwikkeld is door Marianne Verhallen. DE VIERTAKT: 1) Selecteren .- Intentioneel (gepland) • Kies één thema • Per week 15 a 20 woorden • Spreid de woorden over de duur van het thema. - Incidenteel (op heterdaad) • Nu niet nuttig, nu niet essentieel → Laat maar even zitten of worden vervangen • Nu wel nuttig en essentieel, maar weinig tijd → Even snel uitleggen • Nuttig en essentieel, voor altijd → Hier gaan we werk van maken (zie A) 3) Consolideren • Herhalen • 7x intentioneel (gepland) •16x incidenteel (toevallig, „as you go‟) Bij het selecteren van woorden houden we rekening met het introduceren van de woorden denk hierbij aan: • Inrichten van de leeromgeving. • introductie van de woorden. • Betekenisvol • Via verbale contexten • Via visuele contexten • Via spel/ drama • Via “stampen” • Van passief (begrijpen) via nazeggen naar actief (zelf benoemen) Voor intentioneel of incidenteel: • Zelfstandig naamwoord altijd met het lidwoord benoemen. • Maak gebruik van inhoudswoorden en functie woorden. 4) Controleren • Passief → Begrijpen • Actief → Gebruiken 24 Conclusie Alle leerkrachten erkennen het belang van woordenschat onderwijs. Het verschil in woordenschat onderwijs op een school waar 65% van de leerlingen autochtoon is, zit hem in het feit dat leerkrachten denken dat die “ene” anders talige leerling wel met de andere leerlingen meeloopt en de Nederlandse taal oppikt in de klas. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat dit niet het geval is. Leerlingen dienen structureel extra “taal” aandacht te krijgen om op deze manier hun achterstand in de woordenschat in te halen. Leerkrachten zijn uitermate gemotiveerd om hun leerlingen verder te helpen. Door te werken met methodes en ervan uit te gaan dat de methode goed woordenschat onderwijs biedt vergeet de leerkracht af en toe zelf na te denken, over hoe hij woordenschat onderwijs aanbiedt. Om te voorkomen dat leerkrachten door de werkdruk, leerlijnen en vergaderingen het belang van woordenschat onderwijs vergeten, dient er materiaal ontwikkeld te worden voor bijscholing die in het kader van de Wet BIO kan worden toegepast. Een feit blijft dat: Woordenschat in het onderwijs maakt leerlingen van “boven” wijs Literatuur: Van den Nulft en Verhallen(2002); Met woorden in de weer, praktijk boek voor het onderwijs; Bussum; Coutinho Verhallen en Verhallen(1994); Woorden leren woorden onderwijzen, handreiking voor leraren in het basis- en voortgezet onderwijs; Hoevelaken; CPS Ministerie van OCW(2004); Blijf groeien, wet op beroepen in het basisonderwijs Algemene onderwijs bond; www.aob.nl Lerarenweb; www.lerarenweb.nl/bekwaamheid Woordenschat, hoe leer je dat?; afstudeerproject Hogeschool Windesheim, opleiding logopedie; mei 2002. Jana Langer e.a. Het belang van woordenschat onderwijs (artikel) Buitenband schooljaar 2007/ 2008 Hand-out NT2& Woordenschatonderwijs T1 en T2; kans en kleurrijk onderwijs Colleges (2007/ 2008), INHOLLAND Rotterdam, Hanneke Pot 25