De wetgeving in de praktijk: wat staat instellingen te wachten?

advertisement
11 juni 2002
Wijziging Wet toezicht kredietwezen
1992 (“Wtk 1992”) in verband met de
invoering van bedrijfseconomisch
toezicht op instellingen voor
elektronisch geld
Mr. M.G.C.M. Peeters Ph.D.
Mr. M. Scheele
Algemeen

verbodsbepaling van artikel 6 Wtk
1992
 generieke vrijstelling
 individuele ontheffing
 vergunningplicht
Artikel 1 lid 1 (a) 2° Wtk 1992

“Een onderneming of instelling,
anders dan bedoeld onder 1°, die
gelden ter beschikking krijgt in ruil
waarvoor elektronisch geld wordt
uitgegeven waarmee betalingen
kunnen worden verricht ook aan
anderen dan de onderneming of
instelling die het elektronisch geld
uitgeeft”
Definitie

onderneming/instelling die gelden ter
beschikking krijgt waarvoor
elektronisch geld wordt uitgegeven
Definitie (vervolg)

ter beschikking krijgen van
opvorderbare gelden (artikel 6 lid 1
(a) 1° en 82 Wtk 1992)
 ter beschikking krijgen van gelden in
ruil waarvoor elektronisch geld wordt
uitgegeven (artikel 6 lid 1 (a) 2° Wtk
1992)
Definitie (vervolg)

betalingen ook aan anderen dan
elektronisch geldinstelling
Artikel 1 lid 1 sub p Wtk 1992

elektronisch geld: een geldswaarde
die is opgeslagen op een elektronische
drager
 wel: chipkaart en netwerkgeld
 niet: debet card (pinpas) en credit card
Artikel 85b Wtk 1992

het elektronisch geld vertegenwoordigt
een waarde die tenminste gelijk is aan de
waarde van de ontvangen gelden
 omwissel-plicht
Artikel 112a Wtk 1992
Instellingen die op het moment van
inwerkingtreding van dit artikel het
bedrijf van elektronisch geldinstelling
uitoefenen worden geacht over een
vergunning (artikel 6) te beschikken.

vergunningplicht

vrijstelling (generiek)

ontheffing (individueel)
Artikel 6 van de Vrijstellingsregeling

Vrijstelling indien elektronisch geld
met een maximum geldswaarde van
€ 150 per elektronische drager wordt
uitgegeven, en aan één van de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de gezamenlijke waarde van de
financiële verplichtingen die met de
uitgifte van elektronisch geld verband
houden van de betreffende onderneming
of instelling in normale omstandigheden
niet hoger is dan € 5.000.000; of
b. het elektronische geld slechts wordt
aanvaard door de ondernemingen of
instellingen die behoren tot de groep
waartoe de onderneming of instelling
behoort; of
c. het elektronische geld slechts wordt
aanvaard door een beperkt aantal
ondernemingen of instellingen dat
- hetzij hetzelfde gebouw, terrein of
andere feitelijk begrensde locatie
deelt,
- hetzij nauwe financiële of zakelijke
banden heeft met de betreffende
onderneming of instelling.
Twee voorschriften

houden aan verplichtingen artikel 85b
Wtk 1992 (waarde elektronisch geld
tenminste gelijk aan waarde
ontvangen gelden, en omwisselplicht)
 indienen van jaarrekening bij DNB
binnen 6 maanden na einde boekjaar
Wederzijdse erkenning
(Europees paspoort)

voor instellingen in EU/EER-staat om
in andere EU/EER-staat werkzaam te
zijn, indien vergunning is verkregen
en notificatieprocedure is doorlopen
Beperkingen (werkzaamheden)
(artikel 7a lid 1 Wtk 1992)
Een vergunninghoudende elektronisch
geldinstelling mag (naast de uitgifte van
elektronisch geld) geen andere
werkzaamheden verrichten dan:

het verrichten van met uitgifte van
elektronisch geld samenhangende
diensten;
 het uitgeven en beheren van andere
betaalmiddelen, met uitsluiting van
het verlenen van kredieten;
 het vastleggen van informatie op een
elektronische drager ten behoeve van
andere ondernemingen of instellingen.
Beperkingen (deelnemingen)
(artikel 7a lid 2 Wtk 1992)

een instelling voor elektronisch geld
mag uitsluitend een deelneming in een
andere onderneming of instelling
houden, indien de onderneming of
instelling werkzaamheden verricht die
samenhangen met de bedrijfsvoering
van de instelling voor elektronisch
geld
Artikel 7a lid 3 Wtk 1992:
deelneming:
- > 20% geplaatst aandelenkapitaal
- > 20% stemrechten
Artikel 1 lid 1 (m) Wtk 1992:
gekwalificeerde deelneming:
- > 5% geplaatst aandelenkapitaal
- > 5% stemrechten
- daarmee vergelijkbare zeggenschap
Vennootschapsrechtelijke structuur
- gekwalificeerde deelneming - > 10%
(artikel 30d Wtk 1992)
- 20%, 33%, 50%
- elektronisch geldinstelling
- deelneming
(artikel 7a Wtk 1992)
- > 20%
Vergunningvereisten

deskundigheid en betrouwbaarheid,
 tweehoofdige leiding,
 financiële waarborgen, en
 bedrijfsvoering
Regels voor vergunninghouders

vergunningvereisten
 aanvullende vereisten
(bv: bedrijfseconomische vereisten)
Wet identificatie dienstverlening (WID)
reikwijdte:

gericht tot bepaalde instellingen
waaronder kredietinstellingen
 heeft betrekking op bepaalde diensten
waaronder uitgifte elektronisch geld
Inhoud

voorafgaand aan dienstverlening
 vaststellen en vastleggen identiteit van
cliënt
 op door Wid voorgeschreven wijze
Afgeleide identificatie, zoals bij
dienstverlening op afstand

geen contant geld
 eerste betaling ten gunste/laste van
rekening aangehouden bij
kredietinstelling
 controle (art. 4 lid 2)
Wet ongebruikelijke transacties
(Wet MOT)
reikwijdte:

gericht tot een ieder die beroeps- of
bedrijfsmatig
 een bepaalde dienst (wil) verrichten,
waaronder uitgifte elektronisch geld
Inhoud

melden aan Meldpunt van transactie
die
 ongebruikelijk is
Wat is een ongebruikelijke
transactie?

transactie die aan de hand van
bepaalde indicatoren als zodanig
wordt aangemerkt
 ingeval uitgifte elektronisch geld zijn
nog geen indicatoren vastgesteld
Toezicht op elektronischgeldinstellingen

liquiditeits- en solvabiliteitstoezicht
(art. 30b Wtk 1992)
 toezicht op de administratieve
organisatie (art. 30c Wtk 1992)
 integriteitstoezicht (art. 30ca nieuw
Wtk 1992)
Uitgewerkt in Regeling elektronischgeldinstellingen
Integriteitstoezicht

tegengaan van verstrengeling van
tegenstrijdige belangen
 voorkomen van betrokkenheid bij
strafbare feiten e.d.
 vaststellen identiteit, aard en
achtergrond van cliënten
Uitwerking in AMvB en specifieke
regelgeving door toezichthouder
Toezicht op de administratieve
organisatie
Hoofdregel: bestaande regelingen en
richtlijnen zijn van toepassing

regeling organisatie en beheersing
(Handboek Wtk 4201)
 regeling afgeschermde rekeningen
(3211)
 beleidsregel betrouwbaarheidstoetsing
(3212)
Liquiditeits- en solvabiliteitstoezicht (I): eigen vermogen
Definitie eigen vermogen: toetsingsvermogen (tier 1 + upper tier 2)
absoluut minimum: € 1 mln
 relatief minimum: 2% van
(gemiddelde) eg-verplichtingen

Liquiditeits- en solvabiliteitstoezicht (II): beleggingen
Beleggingen ter waarde van (ten minste)
eg-verplichtingen
 kasmiddelen
 voldoende liquide vorderingen op
‘solide overheden’
 onmiddellijke opvraagbare deposito’s
bij ‘solide kredietinstellingen’
 gekwalificeerde en voldoende liquide
schuldinstrumenten
Liquiditeits- en solvabiliteitstoezicht (III): aanvullende
beperkingen
Artikelen 8, 9 en 10 Regeling egi’s

totaal c)- en d)-posten < 20 x EV
 grote-postenregeling van toepassing
 spreidingseisen (alleen voor grotere
egi’s)
Liquiditeits- en solvabiliteitstoezicht (IV): liquiditeit
Definitie “voldoende liquide”: art. 11
Regeling egi’s
Specifieke liquiditeitseisen: art. 16
Liquiditeits- en solvabiliteitstoezicht (V): marktrisico’s

marktrisico: gebruik van bepaalde
derivaten (art. 12 Regeling egi’s)
 renterisico: direct opvraagbare
deposito’s (art. 13)
 prijsrisico: looptijd maximaal één jaar
(art. 14)
 valutarisico: volledige afdekking bij
relatief laag EV (art. 15)
Download