Activiteiten met achtergrondinformatie - Archeologiehuis Zuid

advertisement
Addendum
Extra activiteiten en programma’s in de Romeinse Tijd
QuickTime™ and a
TIFF (LZW) decompressor
are needed to see this picture.
Beste Romeinen,
Het afgelopen jaar hebben we een hoop nieuwe programma’s aan ons voorbij zien
komen. Deze reader is bedoeld als een aanvulling op de activiteitenreader, om een
overzicht te geven van die activiteiten en programma’s die nog geen vaste plaats in
onze dagelijkse werkzaamheden hebben gekregen. Bij iedere activiteit en ieder
programma worden wat achtergronden gegeven om te voorkomen dat we alleen
activiteitenbegeleiders zijn, maar echte tolken.
Voor deze reader wil ik alle tolken bedanken die ons op de een of andere manier
geholpen hebben met de samenstelling. Speciale dank gaat uit naar Jeroen Bels en
Dorothee Olthof. Dank aan Mary Pieterse voor haar bijdrage over Romeinse mozaïeken
en aan Ria Teunisse voor de muurschilderingen.
Andere relatief nieuwe activiteiten zoals het doktertje spelen (dank aan dr. Dumnorix
voor het poseren voor de foto op de cover), de komedie van Plautus en het landmeten
met de chroma, zijn of ergens anders al prima beschreven of zitten al voldoende in het
brein van bepaalde tolken. Deze activiteiten zijn daarom niet in deze reader opgenomen.
Salve,
Guiot Duermeijer, december 2006.
Inhoudsopgave
blz.
Activiteiten in de domus
terra sigillata maken
mozaïek maken
fresco’s schilderen
3
3
5
11
Knapzakken in de Romeinse Tijd
12
Romeinen in de klas
13
RMO-programma
algemene invulling
de dame van Simpelveld
Lucius Cornelius
de leraar
Enige termen uit het dagelijks leven
15
15
18
26
29
31
.
2
Activiteiten in de domus
het maken van terra sigillata door kids
Kinderen kunnen vanaf seizoen 2007-2008 onder de porticus van de domus in een mal
klei te persen (met zand, tegen het plakken), zoals dat bij terra sigillata gebeurde (fig. 1).
Voordelen:
-het is een makkelijke activiteit
-het kan goed in combinatie met het vervaardigen van votiefjes gedaan kan worden
-de activiteit hoeft niet zo lang te duren
-het is Romeins verantwoord (er is zelfs T.S. in Albaniana gevonden)
Nadelen:
-in de Nederland is alleen geimporteerd T.S. gevonden
-er moeten mallen gemaakt worden (kommen van klei)
-vereist voorbereiding door tolken (de schaaltjes moeten voorbereid worden; zelfs
gedraaid)
Fig.1: Een typisch terra sigillata
kommetje (vindplaats onbekend).
Achtergronden
In de prehistorie werd
aardewerk met de hand
gevormd. Pas sinds de
Romeinse tijd komt met
de draaischijf gemaakt
aardewerk in ons land
voor. Dat waren eerst
importen, later werd het
locaal gemaakt. Terra
sigillata is fijn roodbruin tot oranje aardewerk, met een dunne licht glanzende laag in
dezelfde tint. Het is relatief duur aardewerk en wordt in het huis gebruikt op tafel. Het is
meestal afkomstig uit Franse en Duitse productiecentra.
Het terra sigillata werd versierd met behulp van een vormschotel, een soort mal. De
gebakken vormschotel werd op de draaischijf gezet. Al draaiende smeerde de
pottenbakker de typische terra sigillata-klei in de vormschotel zodat de holle
reliëfversiering goed opgevuld werd Vervolgens zette hij de vormschotel met de kom
erin weg zodat de klei kon drogen. Om te voorkomen dat de klei bleef plakken werd
vaak een medium zoals zand ertussen gedaan. Een poreuze mal zorgt ervoor dat de klei
goed droogt en krimpt, waardoor de kom gemakkelijk uit de vormschotel kon worden
3
gehaald en in de oven gebakken. De vormschotel bleef heel en diende zo als mal voor
een hele serie identieke kommen.
Terra sigillata is nauwkeurig tot zeer nauwkeurig te dateren. Dat is in de eerste plaats te
danken aan het feit dat het een zeer modegevoelig product was. De stijl van de
versiering en ook de vorm veranderen sterk in de loop van de Romeinse tijd. Bovendien
is terra sigillata vaak voorzien van het naamstempel van de pottenbakker en is veel
onderzoek gedaan naar de centra waar de verschillende pottenbakkers werkzaam
waren, zodat meestal bekend is waar een bepaalde pottenbakker gewerkt heeft en in
welke periode.
De term terra sigillata is niet antiek. We vinden hem niet terug in de literaire bronnen uit
de Oudheid. De Romeinse benaming van dergelijk aardewerk zullen we waarschijnlijk
nooit te weten komen. Hoe de term terra sigillata is geïntroduceerd kan als volgt
verklaard worden. Al sinds de Oudheid was een bepaalde rode soort aarde, afkomstig
van het eiland Lemnos, populair als geneesmiddel tegen allerlei kwalen. In de zestiende
eeuw werd deze rode aarde van Lemnos door artsen uit West-Europa herontdekt. Op
verschillende plaatsen in Europa waar vergelijkbare rode aarde voorkwam, ging men
deze exploiteren en er werd zelfs vaatwerk van gemaakt, vooral in de zeventiende
eeuw, waaraan genezende kracht werd toegeschreven. Zowel de aarde als het
aardewerk dat ervan werd gemaakt kreeg een stempel. Het werd daarom gestempelde
aarde, in het Latijn terra sigillata genoemd. Vanwege de overeenkomst in kleur tussen
het Romeinse aardewerk en de terra sigillata uit de zeventiende eeuw, en omdat ook het
Romeinse aardewerk vaak gestempeld was, hebben negentiende eeuwse archeologen
de 'moderne' term op het Romeinse aardewerk overgedragen.
In Albaniana zijn 2902 fragmenten terra sigillata gevonden, 40 % op het castellumterrein
en 60 % op de rivieroeverzone. Bij driekwart van het materiaal komt uit Zuid-Gallië.
De hoeveelheid terra sigillata dat in Albaniana is gevonden, moeten we niet
overschatten, want maar 17, 1 % van de potten die gevonden zijn is van dit type. In het
castellum is voornamelijk terra sigillata gevonden uit de tijd van Claudius en Nero.
Literatuur
-Polak, M./R.P.J. Kloosterman & R.A.J. Niemeijer, 2004:
Alphen aan den Rijn – Albaniana 2001-2002, Nijmegen.
-Rye, O.S.,1994: Pottery technology. Principles and reconstruction, Washington.
4
Mozaïek maken
De oorsprong van mozaïek
Vijfduizend jaar geleden maakten de Soemeriërs al patronen op hun muren door kegels
van gekleurde klei in de pleisterlaag te drukken, en omstreeks 300 v.Chr. maakten de
Grieken voorstellingen in mozaïek met behulp van verschillende gekleurde steentjes.
Sinds die tijd heeft men steen, aardewerk, glas, schelpen, plastic en vele minder
gebruikelijke materialen toegepast bij het creëren van mozaïeken voor zowel openbare
als particuliere gebouwen, ruimten en doeleinden. De duurzaamheid van de gebruikte
materialen heeft tot gevolg gehad dat vele mozaïeken in goede conditie bewaard zijn
gebleven, waaronder vele bijzondere Romeinse werken. Geïnspireerd door
hellenistische voorbeelden hebben de Romeinen de functionele en decoratieve
mogelijkheden van het medium ten volle uitgebuit, zowel voor duurzame vloeren als
voor ingewikkelde wandversieringen. In het gehele gebied van het Romeinse rijk zijn
mozaïeken gevonden in alle mogelijke soorten en stijlen – van conventionele
afbeeldingen van de goden tot nauwkeurig geobserveerde taferelen uit het dagelijkse
leven, eenvoudige monochrome silhouetten, gedetailleerde dierstudies en een
onuitputtelijk repertoire van abstracte randen en vlakvullingen.
Toen het Romeinse Rijk zich verder uitbreidde, nam de vraag naar mozaïek vloeren toe
en overeenkomstig de regio, ontstonden er verschillende stijlen en composities.
Romeinse mozaïeken
Geen enkele overblijfselen uit de Romeinse tijd zijn zo intact gebleven als mozaïeken.
Aangezien het voornamelijk de muren en daken van de gebouwen waren die – door
slecht onderhoud en verval - instortten, zijn de vloeren veelal intact gebleven.
Een mozaïek was niet zomaar een mooi “plaatje” om een kamer te versieren; het moet
meer gezien worden als een soort boodschap aan een eventuele bezoeker, het vertelde
iets over de familie of de bewoner van dat gebouw. Het waren dus beslist niet de
‘tapijten van Romeinse tijd’.
Alleen de rijke eigenaren van een villa konden zich de luxe van een persoonlijk ontwerp
permitteren. Het was dus een soort status symbool, het vertelde iets over iemands stand
of maatschappelijke positie. Mozaïeken werden in de Romeinse tijd ook vaak “kant en
klaar” gekocht, er waren veel standaard ontwerpen beschikbaar. In grotere steden
waren er winkels die boeken met patronen hadden, waaruit je een ontwerp kon kiezen,
zo als je tegenwoordig behang uitzoekt.
De mozaïek kon b.v. een scène uit de geschiedenis voorstellen, of een verheerlijking
van de keizer, of een soort “groepsportret”van de familie zelf. Wat er ook mee uitgebeeld
werd, het was in elk geval de bedoeling dat ze goed bekeken werden en dat er
uitgebreid over gesproken werd.
De mozaïek was meestal gesitueerd in de voornaamste kamer: waar de gasten het
konden zien én bewonderen uiteraard!
5
Het ontwerpen van de mozaïek
Men begon met een ruwe schets van de mozaïek te maken, waarna de verschillende
combinaties van inhoud, stijl en ontwerp werden overwogen en bekeken.
Vaak was dit een lang proces aangezien het zo’n duur en belangrijk gedeelte van het
huis betrof; alles moest precies aan de wensen van de klant voldoen.
Als het ontwerp klaar was, maakte de ontwerper een kleurentekening op ware grootte en
werd het doorgegeven aan de ambachtsman die was uitverkoren om het werk uit te
voeren. Hij was het die het uiteindelijke product moest gaan leveren. Alhoewel het
ontwerp nu was goedgekeurd, zou het tijdens de uitvoering vaak nog vele malen
veranderen of bijgesteld worden, voordat het geheel acceptabel werd bevonden.
De ontwerper en de ambachtsman waren vaak verschillende personen. Het kwam ook
voor dat de mozaïekmaker zelf het ontwerp maakte maar er is te weinig van bekend om
te zeggen wat nou precies de regel was. De grote Romeinse bouwmeester Vitruvius (die
in de regeringstijd van Augustus een boek over architectuur heeft geschreven) vond
bijvoorbeeld dat het mozaïek een zaak van de architect was.
Bouw van het mozaïek
De ambachtsman nam de ontwerpen mee naar zijn werkplaats en begon met het
vervaardigen van de steentjes (tesserae) die het uiteindelijke product zouden gaan
vormen. Het was een lang en nogal saai werk en het was dan ook voornamelijk de taak
van de leerlingen om die steentjes in model te brengen. Achter de werkplaats lagen
stapels gebroken aardewerk en allerlei materialen van steen die voor de verschillende
kleuren in het mozaïek gebruikt zouden gaan worden.
De meest voorkomende kleuren waren:
ijzersteen
- rood en bruin
kalksteen en zandsteen
- geel en bruin
leisteen
- blauw en zwart
kalk
- wit
Ook stukjes afgedankt of gebroken aardewerk. Kleine voorwerpen van klei die tijdens
het bakken in de oven gebarsten waren (door luchtzakjes in het materiaal). Deze werden
gebruikt voor de verschillende kleuren in het mozaïek.
Als het een geometrisch mozaïek betrof, d.w.z als het bestond uit zich door het hele
mozaïek herhalende patronen, dan werden er vaak panelen gemaakt die naar de
betreffende plek werden getransporteerd, waarna het mozaïek in gedeelten werd
vervaardigd. Maar bij de ingewikkeldere delen werden de steentjes nog steeds stuk voor
stuk door de ambachtsman en zijn team op hun plaats gelegd.
De constructie van het proces
De eerste stap in de eigenlijke opbouw van het mozaïek was het voorbereiden van de
ondergrond; mozaïeken moesten jaren mee en moesten bestand zijn tegen eventuele
verzakking (en dat zou het uiteindelijke product ruïneren).
Als eerste werd er een gat gegraven ter grootte van het uiteindelijke mozaïek. Volgens
Vitruvius ging men dan als volgt te werk:
6
Hij begint met wat hij de statumen noemt, een laag van vuistgrote stenen, gevolgd door
de (rudus), een mengsel van steengruis en ongebluste kalk (goed samen gestampt) en
daarna de nucleus of bovenlaag, een fijner cement. Deze laag kwam tot net onder het
niveau van de vloer. Dit is de ideale manier volgens Vitruvius en werd beslist niet door
elke mozaïekmaker gevolgd. Het hing af van de plaats waar het mozaïek moest komen
en hoe nauwkeurig er gewerkt werd. Vlak voordat die bovenlaag hard werd, werd het
ontwerp met een scherp stuk gereedschap uitgetekend of als het cement sneller hard
was geworden dan verwacht dan werd het ook wel op het oppervlak geschilderd.
De leerlingen plaatsten de eventuele voorbewerkte panelen, en als ze hun vaardigheid
bewezen hadden mochten ze werken aan een stukje van de rand. Het was een saai en
precies werk en vereiste veel geduld en oog voor detail.
Een mozaïek dat een oppervlak bestreek van 4.57m x 2.75 m bestond uit 120.000
stukjes.
Voor de mortel (populair gezegd: de tegellijm) gebruikten de Romeinen een soort specie
genaamd Pozzolan. Dit woord verwijst naar een bepaald type vulkanisch gesteente. Dit
werd vermalen en vermengd met ongebluste kalk en water. Andere soorten
Pozzolanische materialen waren: Santorini aarde van het Griekse eiland Santorini en
Trass, een samenstelling van stukjes puimsteen uit Beieren en het Rijn gebied en van
vulkanisch gesteente uit zuidoost Frankrijk. Deze werden dus ook weer vermengd met
ongebluste kalk en water. (je begrijpt wel dat wij in Archeon natuurlijk niet met
ongebluste kalk gaan werken….) In het ‘Britse’ gedeelte van het Romeinse Rijk
gebruikte men een soort kunst-Pozzolan dat bestond uit gebrande klei, verpulverde tegel
- en potscherven en metaal slakken (sintels) uit de zgn. blaasovens (soort smeltoven).
Rariteiten en fouten in mozaïeken
Soms werd een mozaïek door de kunstenaar “ondertekend”. Niet met een handtekening
in het mozaiek maar met b.v. een embleem of figuurtje in het mozaiek of heel soms met
de naam van de werkplaats. Dit “signeren” kwam echter weinig voor en het was beslist
nooit de gewoonte om het werk te onderteken zoals schilders dat doen. Van alle
mozaïeken in de Grieks/Romeinse wereld kennen we er nu maar zeventig tot tachtig die
“gesigneerd”zijn. Maar een tekentje zetten was een goede manier om te laten zien wie
de schepper van het kunstwerk was, en uiteraard om reclame te maken. Om een
voorbeeld te geven: in het mozaïek van de Romeinse villa in Fishbourne (Engeland)
staat in het patroon de afbeelding van een vogeltje waarvan men aanneemt dat het een
handelsmerk of handtekening is waarmee de handwerksman zijn kunst adverteerde.
Dit had blijkbaar succes van het is bekend dat een handwerksman in de stad
Cirencester (Engeland) in de omgeving van die stad ten minste 50 mozaïeken heeft
gelegd.
Bij het leggen van de mozaïeken kwamen echt ook wel fouten voor. De meest
voorkomende fout in symmetrische figuren vinden we in het gebruik van de gekleurde
steentjes: die hoorden natuurlijk precies bij elkaar te passen maar soms gebruikte men
in een patroon steentjes van afwijkende kleuren. In een villa in Avon (Eng.) is een
mozaïek te zien dat Orpheus voorstelt. Er zit een opvallende fout in dit werk aangezien
een van de panelen totaal verkeerd gelegd is en het patroon niet overeenkomt met de
aangrenzende panelen.
7
Vreemde vlek
Soms zie je in een mozaïek een donkere vlek. Dit is geen foutje of onregelmatige
verkleuring van de stenen, het zijn plekken waar de Romeinen een vuurkorf hadden
staan. In de loop van de tijd werd het mozaïek hierdoor vaag.
Het is natuurlijk wel een beetje merkwaardig dat de Romeinen het blijkbaar niet erg
vonden dat zo’n duur, ingewikkeld en belangrijk gedeelte van het huis zo gemakkelijk
beschadigd kon worden.
Een mozaïekmaker werd meestal een tessilarius genoemd maar ook de naam
musaearius of musivarius komt voor. Deze laatste stond hoger in aanzien.
Methodes
-Directe methode
De tesserae werden een voor een op een “vers”bed van mortel/fijn cement gelegd. Het
middelste gedeelte werd meestal het eerst gelegd, daarna werd het werk naar buiten toe
uitgebreid. Deze methode was geschikt voor eenvoudige tegelvloeren en niet al te
ingewikkelde motieven en randen. Patronen met lijnen zoals de guilloche (vlecht- of
kabelrand) konden vrij snel uitgevoerd worden door op regelmatige afstand een soort
indicatie van tesserae aan te brengen. Een andere manier was het gebruik van een
sjabloon; op het eiland Delos is er een van lood gevonden. Er werd altijd maar een klein
gedeelte per keer gedaan, men gebruikte daarvoor een mal om een rechte hoek aan te
kunnen houden voor de aansluitingen met de rest van het werk. De meest gebruikte
gereedschappen waren linialen, T-hoeken en passers.
-Prefabricatie : indirecte methode
De tesserae werden gelegd op een blad of in een ondiepe bak met een laagje fijn zand
waarin lijnen geëtst waren. Als het klaar was werd er een stuk met lijm ingesmeerd
linnen (of papier) over gelegd, vervolgens werd het mozaiek uit de bak getild en tussen
twee houten platen omgedraaid. De tesserae, die nu ondersteboven lagen, werden
rijkelijk ingesmeerd met fijne mortel en het paneel werd weer omgedraaid. Men liet het
mozaiek paneel, nu weer met de goede zijde boven, van de plaat op z’n plaats glijden,
op de vochtige mortellaag. Na een poosje kon men de linnen steunlaag eraf pellen
doordat de dierlijke lijmlaag met heet water zacht gemaakt was. Het mozaiek werd dan
met een blok hout in de mortel gewreven, terwijl men af en toe wat water op het
oppervlak sprenkelde. De mozaiekmaker drukte enigszins op het blok zodat de mortel
als het ware tussen de steentjes omhoog geperst werd. Vaak werd er daarna nog een
fijn laagje mortel toegevoegd. Roze was een populaire kleur. Met de indirecte methode
konden composities met veel afbeeldingen en ingewikkelde motieven relatief
“gemakkelijk”in de werkplaats vervaardigd worden.
-Prefabricatie: omgekeerde methode
Op linnen werd in spiegelbeeld een contourtekening gemaakt van het ontwerp van het
paneel. De tesserae werden ondersteboven op de tekening gelijmd, bestreken met een
8
laagje fijne mortel en het geheel werd vervolgens tussen twee platen omgekeerd. De
procedure was verder hetzelfde als bij de indirecte methode.
De omgekeerde methode had het voordeel dat men op de modeltekening fijnere en
ingewikkeldere patronen kon tekenen dan wanneer men dat in zand moest krassen.
Voor het fijnere werk was dit dus de beste methode.
Het emblema, het oorspronkelijke geprefabriceerde paneel, werd voor het eerst
ontwikkeld in de Hellenistische periode, toen heel kleine tesserae rechtstreeks op een
plateau (met opstaande rand, als een soort dienblad) van marmer of terracotta werden
gelijmd. Dit werd dan als middenstuk in een vloer met tegels of mozaieken gelegd. De
flens (opstaande rand) van het plateau werd met opzet zichtbaar gehouden, als een
soort schilderijlijst.
Er ontstond een bloeiende handel en emblemata kunstenaars hadden volop werk. De
kunstenaars probeerden de compositie en kleurstelling van muurschildering te imiteren
door de opus vermiculatum techniek te gebruiken. Deze “worm”techniek werd zo
genoemd omdat de kronkelige lijnen van kleine tesserae op wormen leken.
Voor een grote mozaïekvloer was men al enkele maanden bezig met het voorbereiden
van de modeltekening en de prefabricatie in de werkplaats, gevolgd door verscheidene
weken werk ter plekke.
Als het nieuwe mozaïek klaar was werden de plafonds en muren gepleisterd en
beschilderd. Vervolgens werd de aansluiting van muurpleisterwerk en vloer opgevuld
met een strook pleisterwerk. Dan pas werd het mozaiek schoongemaakt en de
kalkaanslag, die tijdens het schilderen op de grond terecht was gekomen, van de vloer
verwijderd. Men gebruikte hiervoor een zware steen, met water als smeermiddel en
zand als schuurmiddel.
Tegenwoordig worden Romeinse mozaieken nat gemaakt om de kleuren te
verlevendigen en in de Romeinse tijd werden waarschijnlijk met was of olie ingewreven.
Na verloop van tijd moest een mozaiek hersteld en/of bijgewerkt worden. De kwaliteit
van de restauraties verschilde nogal. Veel mozaieken werden niet al te vakkundig of
zelfs slecht gerestaureerd. Soms is zelfs te zien dat verschillende ambachtslieden aan
hetzelfde mozaiek bezig zijn geweest.
Materiaal
Kalk-marmer-zandsteen-leisteen-terracotta etc. Soms tesserae van glas, gesneden van
blauwe of groene flessen. De grootte van de tesserae varieerde nogal. Over het
algemeen geldt: hoe groter het ontwerp van het mozaiek, hoe groter de tesserae.
B.v. het grote mozaiek van Woodchester (Engeland) bevatte 750.000 steentjes van 12,5
millimeter. De gladiatoren in een ander mozaiek zijn slechts 4 a 5 mm groot.
Platen steen werden in de werkplaats klein gezaagd. Men gebruikte hiervoor een zaag
met een glad ijzeren blad, met toevoeging van water en zand. Zacht materiaal zoals
kalksteen werd in repen gezaagd.
Tesserae werden geslagen met een hamer op een beitel die verankerd was in een blok
hout. Pincetten zijn waarschijnlijk ook gebruikt.
9
Acanthus: stekelige plant, komt veel voor in randen.
Cantharus: wijnbeker met handvatten, een Dionysisch symbool dat veel gebruikt wordt
in de Romeinse kunst.
Cartoon: modeltekening (slechts contouren) voor het mozaiek paneel, getekend of doek
of papier, voor gebruik in prefabricatie.
Cornucopia: hoorn des overvloeds
Emblema: Meervoud: emblemata, geprefabriceerd paneel van fijne mozaiek in een
marmeren of terracotta blad, en vervolgens gelegd in betegelde vloer.
Erotes: voorstellingen van Cupido (Eros), zoon van Venus.
Griekse sleutel, of Maeander: doorlopende swastikas in een lineair patroon.
Lunette: halfrond paneel
Lithostroton: letterlijk, geplaveid met stenen. In de antieke wereld gebruikt om mozaiek
en betegelde vloeren te beschrijven.
Muzen: negen godinnen – dochters van Zeus- die de kunsten inspireerden.
(vandaar:museum)
Musivarius: mozaiekmaker, een ambachtsman gespecialiseerd in opus musivum.
Officina: werkplaats, b.v. van mozaiekmaker.
Opus Musivum: letterlijk: het werk van de muzen, mozaiek dus. Oorspronkelijk beperkt
tot muur en gewelf mozaiek.
Opus signinum: gemalen baksteen en tegels, vermengd met mortel, gebruikt als
vloermateriaal.
Opus vermiculatum: letterlijk: wormachtig werk. Een kronkelige mozaiektechniek van
Hellenistische oorsprong.
Medaillon: rond mozaiek paneel
Boogvulling: ruimte tussen een cirkel en het vierkant waarin deze zich bevindt.
Substratum: fundering van een mozaiekvloer.
Tesserae, tessela: letterlijk een plat stukje steen. In het algemeen een in model gebracht
stukje steen voor een mozaiek of met steentjes belegde vloer.
10
Fresco’s maken
De Romeinen maakte hun fresco’s op de volgende manier. Als de muur nog nat was
met de verse kalk, werd er snel een tekening gemaakt met houtskool vaak met een mal
van hetgeen men wilde (al dan niet figuratief). Dan werd daarover een dun laagje kalk
gesmeerd zodat nog wel de tekening zichtbaar was daarna werden de pigmenten met
kalkwater aangemaakt en vervolgens zo snel mogelijk het tafereel geschilderd. Men
werkte daarom vaak met een ploeg van vakmensen, maar er altijd een schilder de z.g.
Pictor imaginarius, die de figuratieve onderwerpen naar voorbeelden (kopieën) uit de
Griekse traditie maakte met gebruikmaking van een mal. Het decoratieve deel deden
meestal andere vaklieden. Als de muur te droog was geworden gebruikte men een
organisch bindmiddel zoals bijvoorbeeld eigeel of vloeibare was. Deze technieken heten
nu de ei-tempera en de encaustic techniek.
De muurschildering in de Domus is gemaakt op de secco manier. Dat betekent met
gebruikmaking van een organisch bindmiddel door de pigmenten omdat de muur al
droog was. Deze techniek is ook in de Romeinse tijd naast de fresco techniek gebruikt
als de muren tijdens het werk opdroogde en ook vaak voor detaillering gebruikt, in
Pompeii heeft men van deze verf gevonden. Vaak wordt er eigeel of was met hars als
bindmiddel gebruikt. De voorstellingen in de Domus komen allemaal uit Pompeii en
Rome. Op de linkermuur is het meisje met de schrijfplankjes afgebeeld uit Pompeii. Bij
de deur staat een nimf/godin met een Lier (ook wel Gitara genoemd) met een schild als
klankkast. Dit is een deel van een fresco uit het oude Rome met daarop ook de god Pan
die zijn Panfluit speelt op de rand van een put in gezelschap van nog enige goden. De
derde afbeelding is een decoratie, deze muurschilderingen vielen onder een andere
categorie zoals ook doorkijkjes. De afbeelding daarnaast is er een van de godin Flora,
van de bloemen en alles wat groeit en bloeit.
Het mooie van het schilderen met pigmenten, secco of fresco, is dat de kleuren zo
krachtig blijven.
Als activiteit met de kids worden er kleine gipsplaatjes gegoten met behulp van een mal
verstevigt met een stukje kunststof-gaas. Zodra ze een beetje droog zijn kunnen ze er
op tekenen met (zacht) houtskool en verven met zelf aangemaakte pigmenten (b.v.
okers) met gedestilleerd of gekookt water en eigeel.
11
Knapzakken in de Romeinse Tijd
Hoe werkt het?
Bij de kassa koop je een knapzak. Daarin zitten een aantal moderne voorwerpen, een
papier met instructies en een landkaart voor de tijdreis door Archeon. De moderne
voorwerpen corresponderen met een historisch verantwoorde activiteit of een verhaal op
diverse locaties in Archeon. Zo kan je bijvoorbeeld in de prehistorie een zakje zout ruilen
voor de onderdelen van een vuurstenen mes, dat je vervolgens zelf in elkaar kunt
zetten. Op deze manier krijg je een educatief verhaal (ruilhandel, het belang van zout in
de prehistorie e.d.), een activiteit en een mooi voorwerp om mee naar huis te nemen.
Hieronder volgen de beschrijvingen op de knapzakkaart die alle kinderen bij zich
hebben. En de actie die je als tolk hiervoor moet ondernemen.
-Zoek een Romeinse soldaat op en laat je rekruteren voor het leger. Zo kan je mooi wat
geld verdienen voor je reis.
Het eerste onderdeel in de Romeinse Tijd is het poetsen van je spullen.
Vertel ze wat onder het poetsen. Voor het poetsen hebben zij een schuursponsje
in hun knapzak, maar die gebruiken wij Romeinen natuurlijk niet. Het sponsje
moet ingeruild worden voor een poetsdoekje met olie en zand. Als ze goed
gepoetst hebben (altijd dus), krijgen ze een Romeinse munt.
-De honger begint te knagen. Gelukkig hebben de Romeinen prachtige keukenmachines
die je vast wel even mag gebruiken als je het vriendelijk vraagt.
Laat de kinderen het graan dat ze in de prehistorie hebben verdiend malen op de
maalsteen. Als het niet snel genoeg gaat, geef ze dan wat extra meel mee.
Waar moet je op letten?
Het succes van de knapzakken staat of valt met een goede bezetting van de locaties. In
eerste instantie zullen de knapzakken alleen worden gebruikt voor verjaardagspartijtjes.
Die melden zich van tevoren aan, dus is op tijd bekend dat er knapzakkers aan zullen
komen (als het goed is). In overleg met de coördinatoren kan dan een plan de
campagne worden gemaakt.
De moderne spullen die de kinderen moeten ruilen (schuurspons) moeten door de
betreffende tolken worden ingenomen en goed bewaard. Aan het eind van de dag
worden ze ingeleverd, zodat nieuwe knapzakjes ermee kunnen worden gevuld.
Meestal weet je van tevoren dat er een knapzakkers kunnen komen, omdat dat op ons
dagrooster staat. Zorg dan dat er een (oud) harnas of een helm klaar ligt om te poetsen.
Haal het geld te voorschijn en check even of de maalsteen wel schoon is. Vergeet niet
dat er een vaste (chronologische) volgorde in het programma zit. Als ze bij jou komen,
terwijl ze nog niet in de prehistorie zijn geweest, stuur ze dan direct terug. En houd in je
achterhoofd dat het een spannende tocht moet zijn. Een beetje theater zou dus niet mis
zijn.
12
Romeinen in de klas
In Archeon proberen tolken een belevingswereld te creëren en worden hierbij geholpen
door de context van gebouwen in het park. Als je als archeotolk naar de klas gaat, heb
je deze context niet en zul je deze toch in het leven moeten roepen. Hieronder worden
tips gegeven voor Romeinse archeotolken die de klas in gaan.
In hun inleiding van Archeon in de klas zal Romeinse archeotolken zelf de context
moeten maken die anders automatisch hebben. De Romein die een klas in komt, zal
door de manier waarop hij het verhaal inleidt zichzelf moeten neerzetten als iemand uit
een andere tijd en een andere wereld. Zo kan de Romein bij binnenkomst in de klas, na
de begroeting, eerst bepalen in welke tijd hij of terecht gekomen is. Hiervoor wordt een
tijdslijn (een touw) gebruikt met daaraan (replica-) munten van de huidige euro (met
Beatrix), via Middeleeuwse munten tot aan munten van onze keizer Antoninus Pius.
Vervolgens kan de
Romein samen met de
leerlingen in de klas
bepalen wat het verschil
in wereldbeeld is. Om dit
vast te stellen heeft de
Romein in kwestie een
replica van de
Peutingerkaart op
papyrus meegenomen
(fig. 2). Zodra hij of zij
deze heeft uitgerold, kan
er bepaald worden hoe
ver de woonplaats van de
kinderen verwijderd is van
Rome, want Rome staat
natuurlijk in het midden
van de kaart. Op deze
manier kan er zowel over
het verschil in tijd (denk
aan de vraag: “Hoe heet
jullie keizer ook al weer?”)
en als in plaats (“Hier
helemaal in de verste
hoek van de kaart ligt
Germania Inferior en daar
wonen jullie toch?”)
gediscussieerd worden.
Om Romeinse munten goed te kunnen lezen, stuit je soms op vervelende
afkortingen. Hieronder is een lijstje met de meest gebruikelijke afkortingen en
hun vertaling.
AAAFF
auro argento aere flando feriundo
goud, zilver, brons, gegoten/geslagen
AUG
Augustus/Augusta
AUGG
Augusti
BRIT
Britannicus
CEN(S)PER(P) Censor perpetuus
censor voor het leven
C. CAES
Caesar
COS
Consul
COS DES
Consul designatus
aankomend consul, nieuw gekozen consul
COS ITER
Consul iterum
voor de tweede keer consul
F. FIL
Filius/Filia zoon/dochter van
G. GER(M)
Germanicus
IMP
Imperator
I. IN. INV
Invictus
onoverwinnelijk
M. MAT
Mater
moeder
N. NEP
Nepos
kleinzoon, ook een Romeinse cognomen
N.C.
Nobilis Caesar
N.F.
Nobilis femina
voornaam, edel
OPT
Optimus
PARTH
Parthicus
(vergelijk Germanicus, Brittannicus,
Armeniacus/Armenius)
PER(P)
Perpetuus
voor het leven
PONT(IF)
Pontifex
PONT MAX
Pontifex Maximus
PP
Pater patriae (perpetuus)
vader des vaderlands
PRON(EP)
Pronepos
achterkleinzoon
SARM
Sarmaticus
(vergelijk Germanicus, Brittannicus,
Armeniacus/Armenius)
Senatus Consulto
zeer veelvuldig bij de vroegere keizers,
13
goed
QuickTime™ and a
TIFF (LZW) decompressor
are needed to see this picture.
fig. 2: De Peutingerkaart kreeg zijn naam van Conrad Peutinger, die via een vriend in het bezit kwam van de kaart om
deze in druk uit te geven. Dit manuscript dateert ongeveer van 1200 na Chr., maar gaat terug op een Romeins origineel
uit de derde eeuw na Chr. De hele kaart is 34 cm hoog en 6,82 meter lang en geeft dus een vertekend beeld van het
Romeinse rijk van Engeland tot aan de Perzische golf. De lijnen op de kaart zijn Romeinse weg en de kaart was dus
waarschijnlijk bedoeld om de bevoorrading van de Romeinse troepen te vergemakkelijken.
De overige activiteiten in de klas zullen per tolk variëren, maar als vast element kan er
gedacht worden aan het nabootsen van een Romeins schooltje. Al naar gelang het
niveau van de leerlingen kan er een meer of minder ingewikkelde tekst op tabulae
geschreven worden met een stylus. Zorg ervoor dat iedere leerling in de klas 1 tabula en
1 stylus heeft. Ook kan de Romeinse tolk met de leerlingen rekenen met de abacus.
Andere activiteiten die altijd goed werken, zijn natuurlijk vuur maken (aan het eind op het
schoolplein, met alle klassen), exercitie, Romeinse sporten zoals verspringen of
worstelen in de gymzaal, orakel trekken, Evt. mozaiek maken als grotere en massage.
En kleed de leerlingen (en de juf) zoveel mogelijk aan met Romeinse spullen, zoals een
toga, een stuk segmentata, hamata een helm en Romeinse badhuisklompen.
NB: Als ze nog naar Archeon gaan, zorg dan dat je “Archeon in de klas” een teaser is.
Als ze nog naar ons toekomen, moet je niet alles weggeven, maar ze lekker maken.
Verschillende soorten Romeinse munten
1 maandsalaris voor een legionair=1 Aureus
1 Aureus=25 Denarii
1 Denarius=4 Sestertii
1 Sesterius=2 Dupondii
1 Dupondius=2 AS
1 AS=1 glas hoofdpijnwijn
Caracalla introduceerde de antoninianus in 215 na Chr. Deze zilveren en later bronzen munt had twee keer de waarde van een
denarius. Hij te herkennen aan het feit dat hij iets groter was dan de zilveren denarius en dat de keizer op de munt een stralende
kroon droeg.
QuickTime™ and a
TIFF (LZW) decompressor
are needed to see this picture.
Antonianus
As
QuickTime™ and a
TIFF (LZW) decompressor
are needed to see this picture.
Denarius
Sestertius
De munten hierboven hebben ongeveer de correcte relatieve groottes.
14
RMO-programma
(Gymnasiumprogramma Archeon i.s.m. het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden;
Aude videre (durf te zien/te beleven, verbastering van aude vivere=durf te leven))
Algemene invulling
Doel
Het Rijksmuseum voor Oudheden (RMO) en het Archeon maken gezamenlijk een
programma voor de onderbouw van het gymnasium. In de ochtend zullen de leerlingen
in het RMO kennismaken met de theorie en echte vondsten. In het Archeon zullen de
leerlingen ’s middags de praktische vertaling van de collectie in het RMO krijgen. Het
programma is gebaseerd op de Romeinen in Nederland.
Invulling
In het RMO zullen de leerlingen de opdrachten uitvoeren zoals die beschreven staan in
het gymnasiumprogramma over Romeinen in Nederland. Twee onderdelen van de
collectie Romeinen in Nederland zijn de sarcofaag van Simpelveld en de helm van
Lucius Cornelius. Deze twee elementen van de tentoonstelling zullen de basis vormen
voor het programma in het Archeon.
In het Archeon zullen de Dame van Simpelveld en soldaat Lucius Cornelius ten tonele
verschijnen. Zij zullen zo veel mogelijk dezelfde kleding aanhebben en spullen bij zich
dragen als in de tentoonstelling in het RMO. Gebaseerd op de gegevens die bekend zijn
over hun omgeving en hun leven zullen zij hun persoonlijke verhaal vertellen.
Vervolgens zullen zij elementen uit hun dagelijks leven laten zien en beleven. Zo kan de
Dame van Simpelveld haar luxe leven in het triclinium -dat ingericht is met meubels die
ook in de sarcofaag te zien zijn- laten zien. Daarnaast zullen de leerlingen haar badgang
en haar vroegere schoolleven ervaren. Lucius Cornelius zal zijn meest persoonlijke
eigendom, zijn amulet, tonen. Vervolgens zullen de leerlingen met hem een tinnen
amulet gieten.
Aan de opdrachten van het RMO zal een A4tje toegevoegd worden met een kijkopdracht
over onder andere de sarcofaag van Simpelveld en de helm van Lucius Cornelius. Hierin
zal de vraag gesteld worden of de leerlingen meubels of sieraden van de sarcofaag en
een Romeins amulet willen natekenen. Op deze manier zullen de leerlingen de inboedel
en attributen van de Dame van Simpelveld direct herkenen en hebben zij voorbeelden
van sieraden en amuletten om te gieten in het Archeon. Zo wordt de verbeelding in het
Archeon van de collectie van het RMO sterker en komen stille beelden tot leven.
15
Extra opdrachten bij de collectie Romeinen in Nederland
Blijf even stil staan bij een aantal voorwerpen van de afdeling Romeinen in Nederland in
het museum en teken ze dan na:
een bronzen amulet
een sieraad of meubelstuk van de Dame van Simpelveld
Nu je toch rondloopt, kijk dan even goed naar de helmen van legionairs uit Nijmegen.
Hoe kun je er achter komen van wie ze zijn geweest?
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Al deze informatie zul je vanmiddag nodig hebben in het Archeon.
16
Informatie voor de tolken
’s Ochtends gaan leerlingen van het gymnasium naar het Rijksmuseum van Oudheden
(RMO) in Leiden. Daar zullen zij een soort speurtocht met opdrachten doen in de
permanente tentoonstelling Romeinen in Nederland van het RMO en de echte vondsten
uit de Romeinse tijd in Nederland bekijken. Aan deze standaardopdrachten hebben wij
bovenstaand A4-tje toegevoegd met de extra opdracht voor Archeon. In het RMO leren
zij dus de theorie en de feiten over de Romeinse tijd in Nederland.
Als de leerlingen ’s middags bij ons in Trajectum ad Rhenum komen zullen zij de
voorwerpen die zij voor deze opdracht bekeken hebben weer tegenkomen. Sterker nog,
we zullen de historische personages die deze voorwerpen gebruikt of gedragen hebben
laten tolken. Dat betekent dus dat de tolken die de doe-route doen niet zomaar zullen
tolken, maar tolken met een eigen levensverhaal en in de eerste persoon. Het wordt dus
meer improvisatietheater dan gewoon tolken. Ook zullen deze personages specifieke
activiteiten doen die bij hun leven passen. De levensverhalen en de activiteiten worden
hieronder beschreven. Het programma in het Archeon duurt zolang als een normale
doe-route in de middag, dus van 12.30 uur tot 14.15 uur. Halverwege het programma
wisselen de groepen van tolk. In het Archeon staat dus de uitbeelding en ervaring van
de Romeinse tijd centraal.
Verloop van het programma
Het programma wordt gedraaid door twee tolken: de dame van Simpelveld, een rijke
dame uit Zuid-Limburg en Lucius Cornelius, een soldaat uit Nijmegen. En eventueel een
derde, de leraar. In de sarcofaag van Simpelveld zijn verschillende meubelstukken
afgebeeld. Het triclinium wordt met replica’s hiervan ingericht. Om het eerste beeld dat
de gymnasiasten zien zo sterk mogelijk over te laten komen, moet Lucius Cornelius alle
leerlingen ophalen en naar het triclinium brengen. Hier ligt de dame van Simpelveld de
klas op te wachten in dezelfde houding als op het reliëf in de sarcofaag. De leerlingen
zullen haar hier zien liggen en haar direct herkennen, omdat zij niet alleen omringd is
door het meubilair dat in de sarcofaag afgebeeld is, maar ook omdat zij de bijbehorende
sieraden draagt.
De groep wordt vervolgens in tweeën of drieën gesplitst: de ene helft gaat met Lucius
Cornelius mee, de andere helft blijft bij de dame. Zij begint aan haar programma in het
triclinium. Hier geeft zij uitleg over zichzelf en vertelt zij haar levensverhaal. Bovendien
doet zij activiteiten die passen bij haar hoge status: schrijven en een bezoek aan het
badhuis. Lucius Cornelius vertelt zijn groep over het soldatenleven, zijn uitrusting en iets
over amuletten. Vervolgens gaat hij tinnen amuletten gieten met de leerlingen. Na circa
drie kwartier ruilen de groepen van archeotolk en activiteit.
Aan het eind van de doe-route zwaaien Lucius, de dame en de leraar samen de
leerlingen uit. De vraag is alleen hoe Lucius en de dame elkaar kennen. Hebben ze een
affaire misschien?
17
De dame van Simpelveld
De vondst
De sarcofaag van Simpelveld is één van de pronkstukken van het RMO. De kist is in
1930 gevonden in het Zuid-Limburgse plaatsje Simpelveld bij grondwerkzaamheden. Hij
is van zandsteen, heeft een lengte van 205 cm en de datering ervan is ergens tussen
175-225 na Chr. In de buurt zijn nog twee Romeinse grafkisten gevonden, maar de
sarcofaag van Simpelveld is uniek, omdat hij aan de binnenkant is versierd met reliëfs.
Hierop is het interieur van een kamer te zien, met een leunstoel met een dik kussen, een
kledingkist, een kastje, rekken met potten, een soort kast met lege nissen en een
tafeltje. Op een bank ligt een vrouw, gekleed in een lang gewaad met daaroverheen een
kleed dat haar voeten bedekt. Vermoedelijk zien we hier de vrouw voor wie deze
doodskist bestemd was. Aan het voeteneind van de sofa is haar huis afgebeeld: een
hoofdgebouw met een zijvleugel en een bovenverdieping met raampjes. Zelfs de
dakpannen zijn herkenbaar!
Fig. 3 De sarcofaag van Simpelveld
Fig. 4 Het interieur van de sarcofaag van Simpelveld
18
Fig. 5 De dame van Simpelveld
In de kist zijn de crematieresten van de overledene gevonden en een aantal kostbare
bijgiften: een ketting met 16 gouden, buisvormige kralen, een zilveren handspiegel, drie
gouden ringen, een gouden oorbel, een gouden gespje, een aardewerk kruikje, een
glazen flesje, een ijzeren schaar, een snoer van kleine glazen kralen en de resten van
een ijzeren mes. Het graf heeft te lijden gehad van grafschenners die een gat in de
deksel van de kist hebben gemaakt en voorwerpen hebben ontvreemd, waaronder
vermoedelijk de tweede oorbel en de inhoud van de kast met de lege nissen. Uit andere
gevallen is namelijk bekend dat dergelijke kastjes dienden om voorwerpen in op te
stellen, zoals aardewerk potjes, olielampen en beeldjes van brons of terracotta.
Eén van de gouden ringen is opengewerkt en draagt de tekst IUNONI MEAE, ‘aan mijn
Juno’. Hiermee kan de godin zelf bedoeld worden of een beschermgeest. Uit talloze
inscripties blijkt dat mannen en vrouwen een beschermgeest hadden. Die van de
mannen heette genius, die van de vrouwen Iuno. Een derde mogelijkheid is dat de naam
op de dame van Simpelveld zelf slaat. In dit geval heeft zij deze ring misschien gekregen
van een geliefde die haar liefkozend “mijn Juno” noemde. Gezien het feit dat wij een
replica van deze ring onmogelijk in het Archeon kunnen hebben (te duur), moet de dame
het koosnaampje dat haar lief (Lucius?) voor haar gebruikt in haar persoonlijke verhaal
noemen.
Fig. 6 De vondsten uit de sarcofaag van Simpelveld
19
Interpretatie
De sarcofaag van Simpelveld was bestemd voor een rijke dame uit de Romeinse tijd. Dit
blijkt uit de zeer bijzondere grafkist en de kostbare bijgiften. Mogelijk is de kist niet eens
in Nederland gemaakt, maar in Duitsland. De afbeelding van het huis in de sarcofaag
komt overeen met het uiterlijk van een Romeinse villa. In Simpelveld zijn ook inderdaad
de resten van twee Romeinse villae gevonden. Of de dame in kwestie daadwerkelijk in
één van deze huizen heeft gewoond is echter niet meer te achterhalen.
Fig.7 De plattegronden van de villa’s van Simpelveld (schaal 1:500)
In Nederland verschenen Romeinse villae in de 1e-2e eeuw na Chr. op de zuidelijke
oever van de Waal bij Nijmegen, langs de Maas en in Zuid-Limburg, op de vruchtbare
lössgronden. Een Romeinse villa was meer dan een sjiek woonhuis alleen. Het was een
grootschalig landbouwbedrijf met een woonhuis en bijgebouwen, zoals stallen, schuren
en werkplaatsen. In totaal kon een dergelijk bedrijf een oppervlak van 50-100 ha
beslaan. De productie van het bedrijf, zoals graan, vlees en zuivel, was bedoeld voor het
leger en de groeiende stedelijke bevolking. Vaak werden ook allerlei ambachtelijke
activiteiten uitgevoerd op een villaterrein, zoals blijkt uit opgegraven sporen van
rookovens, smidsen, pottenbakkerijen en textielbewerking. Deze activiteiten dienden
vermoedelijk wel voor eigen gebruik door de villabewoners.
Centraal in een villacomplex lag het woonhuis van de eigenaar. Dit was vaak een in
steen uitgevoerd rechthoekig gebouw met uitspringende hoektorens en een brede,
overdekte veranda aan de voorkant. Deze bouwstijl was afkomstig uit Italië. In het huis
bevonden zich slaapkamers, werkruimtes, een grote centrale woonkeuken, stallen en
een voorraadkelder. Veel villae hadden allerlei luxe details, zoals vloerverwarming,
muurschilderingen, mozaïekvloeren en zelfs een eigen badhuis!
20
Fig. 8: Reconstructie van het woonhuis van de villa van Nuth-Vaasrade
Fig. 9: Ideaalbeeld van een villacomplex met woonhuis en bijgebouwen
Rijke dames in de Romeinse tijd
De Romeinse samenleving werd gedomineerd door mannen. Zij bepaalden het
openbare leven, de politiek en militaire zaken. Bovendien zijn de meeste schriftelijke
bronnen van mannelijke hand. Daarom is het leven van de vrouwen moeilijker te
reconstrueren. Uit de bronnen die er zijn komt echter het volgende beeld naar voren.
Romeinse meisjes uit rijke families hadden slechts een korte kindertijd. Ze trouwden
jong, doorgaans tussen hun 12e jaar (de wettelijke minimumleeftijd) en het eind van hun
21
tienerjaren. Het huwelijk werd door hun ouders geregeld en was doorgaans meer op
maatschappelijke status gericht dan romantisch geïnspireerd. Bij een eerste huwelijk
was de man vaak meer dan 10 jaar ouder dan het meisje. Door weduwschap of
echtscheiding kwamen latere huwelijken echter ook vaak voor, waarbij de
huwelijkspartners qua leeftijd en ontwikkeling meer gelijken van elkaar waren.
Uit schriftelijke bronnen blijkt dat veel meisjes uit rijke families enige vorm van onderwijs
genoten. Terwijl de educatie van jongens erop gericht was om ze klaar te stomen voor
publieke functies, hoefden rijke meisjes eigenlijk alleen te trouwen en kinderen te
krijgen. Toch leerden ze vaak meer dan spinnen, weven en andere huishoudelijke
activiteiten. Het traditionele Romeinse onderwijssysteem bestond uit drie fases.
Kinderen van 7-11 jaar leerden in de eerste fase lezen, schrijven en rekenen van een
leraar, de magister ludi. Vervolgens nam de grammaticus het over, die literatuur, poëzie
en zaken als mythologie en geografie onderwees. Als jongens 15 of 16 werden en
officieel geen kind meer waren, leerden ze in de laatste fase retoriek en eventueel
filosofie van de rhetor om ze voor te bereiden op een officiële functie. Meisjes haalden
dit laatste stadium niet, omdat ze voor die tijd al getrouwd waren. Soms zetten zij hun
studie na het huwelijk wel voort, met hun man als leraar of met een privé-leraar.
Het bovenstaande is gebaseerd op gegevens uit Italië en Rome in het bijzonder. Het is
de vraag in hoeverre het van toepassing is op de situatie in de verre provincie Germania
Inferior, waartoe het zuiden van ons land behoorde. Het is echter goed mogelijk dat de
dame van Simpelveld had leren lezen en schrijven in haar jonge jaren.
Het huwelijk was een belangrijke gebeurtenis in het leven van een rijk meisje. Ze
veranderde in één keer van een meisje in een matrona, een respectabele getrouwde
vrouw. Om deze overgang te vieren werd op de vooravond van het huwelijk een
speciaal ritueel gehouden, waarbij het meisje haar poppen en ander speelgoed offerde
aan Venus of aan de huisgoden.
Rijke Romeinse dames hadden een dagtaak aan het organiseren van het huishouden,
het onderhouden van sociale contacten, het opvoeden van hun kinderen, het zorgen
voor hun man, spinnen, weven en lekker tutten. Dit laatste blijkt ook wel uit de grafgiften
van de dame van Simpelveld: veel objecten, zoals de spiegel en de sieraden, hebben te
maken met uiterlijk vertoon. Een rijke vrouw had veel werk aan haar uiterlijk. Met hulp
van haar slaven werden ingewikkelde kapsels gecreëerd, het gezicht opgemaakt (rode
lippen en zwarte ogen waren ook toen al een schoonheidsideaal!), het lichaam
geparfumeerd en behangen met sieraden.
22
Fig. 10: Romeinse dameskapsels uit de 2e en 3e eeuw na Chr.
Een rijke getrouwde vrouw bekleedde een belangrijke positie in haar huishouden.
Binnenshuis deed zij niet onder voor haar man. Haar rol bij de opvoeding van de
kinderen, het ontvangen van gasten en het organiseren van het huishouden was zeer
belangrijk. Achter de schermen bemoeide zij zich vaak ook met de zaken van haar man
en zijn politieke carrière. Buitenshuis had zij echter niet veel in te brengen; politieke
machtsposities e.d. waren voor vrouwen niet weggelegd. Indirect, via haar man, kon een
vrouw soms toch enige politieke invloed uitoefenen (roddels en intriges!).
Activiteit
De activiteiten die de dame van Simpelveld in TAR zal doen met de kinderen hebben
allemaal te maken met haar hoge status. Zij zal laten zien hoe zijzelf naar school ging en
een schrijfopdracht doen met de leerlingen. Bovendien laat ze zien en hoe zij zich laat
vertroetelen in het badhuis, waarna de leerlingen dit ook zelf mogen ervaren.
23
Inleven in je rol
Over de dame van Simpelveld is niet veel bekend, behalve dat zij zeer rijk geweest moet
zijn. Het bovenstaande geeft een globaal beeld van rijke vrouwen in de Romeinse tijd.
Deze achtergronden zal de tolk in haar verhaal moeten verwerken om geloofwaardig te
maken dat zij de dame van Simpelveld is. Iedere vrouw kan haar eigen voornaam aan
dit personage plakken, omdat we helaas geen naam van deze rijke dame hebben. Het
wordt dan dus bijvoorbeeld Nubia, Catrina of Crispa van Simpelveld. Om echt een
personage neer te kunnen zetten heb je echter meer nodig. Probeer te bedenken hoe
een dag in het leven van de dame eruit gezien kan hebben: kleding, kapsel, make-up,
eten, had ze een leuke man, hoeveel kinderen, wat deed ze gedurende de dag etc. Wat
is haar geschiedenis? Op welke leeftijd is ze getrouwd? Hoe heeft zij haar onderwijs
ervaren? En wat is haar relatie met Lucius Cormelius???
Hieronder volgen literatuurverwijzingen en websites waar je terecht kan voor meer
informatie. Maak er gebruik van, zoek er nog meer bij en creëer een boeiend personage!
-Romeinse kapsels, sieraden
Bij vrouwen is het nooit de mode geweest om het haar kort te dragen. Jonge meisjes
kamden het haar naar achter, waar het samengehouden werd door een wrong in de nek;
het kon ook gevlochten worden, waarna de vlechten op het hoofd in een knoetje
verwerkt werden. Van gehuwde vrouwen hing het kapsel af van de heersende mode of
persoonlijke smaak. In de tijd van de Flaviërs (69-96) kwam de mode van de hoge
kapsels in zwang, waarbij het haar in een halve cirkel werd opgemaakt en in talloze
kleine krulletjes naar beneden viel. In zo'n kapsel werd ook vals haar verwerkt. Pruiken,
haar verven en pommades waren zowel bij mannen als vrouwen in gebruik. Bij vrouwen
was vooral blond haar begeerd dat in grote hoeveelheden uit Germanië werd ingevoerd
(tegen ongehoord hoge prijzen).
Vrouwen droegen natuurlijk ook ringen, die liefst fijner en eleganter afgewerkt waren dan
die van de mannen. Verder pronkten ze graag met prachtige sierspelden, haarspelden,
haarbanden, oorbellen, armbanden, halssnoeren, halskettinkjes en enkelbandjes.
Romeinse vrouwen hebben er vaak uitgezien als wandelende etalages van
juwelierszaken. Zo weten we bijvoorbeeld uit Plinius de Oude dat Lollia Paulina, een van
de echtgenotes van keizer Caligula, eens juwelen droeg ter waarde van veertien miljoen
sestertiën... Dat is een waarde, in onze tijd, van net iets meer dan duizend kilo goud
(1008, om precies te zijn: een sestertius bevat 0,072 gram goud)...
(bron:http://saturalanx.telenet.be/Vita%20Romana/02_Vita%20Romana_dagelijks%20leven/17_3G.htm)
Algemene info over Romeinse vrouwen en kapsels:
http://users.skynet.be/fa203026/index_bestanden/Page1362.htm
zie voor kapsels ook: www.dehaarsite.nl
-Cosmetica
Voor vrouwen was het een teken van schoonheid wanneer zij een hele blanke huid had.
Ze deed er dan ook alles aan om dit voor elkaar te krijgen. Zo had ze bijvoorbeeld
middeltjes die haar huid bleker maakten en poederde ze haar huid met licht poeder. Om
24
dit goed te doen had ze een spiegel (zie spiegels).
-Schmink
Romeinse schmink werd gemaakt van lanoline, getrokken uit vet van ongewassen wol.
Lippen en wangen werden rood geverfd. Zwart werd gebruikt om de ogen te
accentueren en de wenkbrauwen dikker te maken. Na een tijdje werden de slapen
lichtblauw gemaakt en het voorhoofd wit. Ook waren er producten om het haar zwart te
verven. De schmink werd bewaard in schminkdoosjes. Deze waren in allerlei maten en
gewichten. De Grieken gebruikten ook make-up om de huid te kleuren, een
zongebruinde huid werd namelijk onaantrekkelijk gevonden.
-Schoonheidsmiddelen
In de Klassieke Oudheid werden melk en honing veel gebruikt als schoonheidsmiddelen.
Honing is tegenwoordig nog vaak terug te vinden in verzorgingsproducten.
Ezelinnenmelk werd vaak gebruikt om de huid soepel te houden.
-Parfum
Aangezien mannen en vrouwen in de Oudheid al parfum gebruikten, werd er al veel
gehandeld in parfums en zalfjes. De producten werden bewaard in kleine, fijne flesjes.
Deze werden meestal sierlijk beschilderd. De flesjes konden ook van glas zijn gemaakt.
Flesjes hadden vaak inscripties.
De ingrediënten voor parfums werden geïmporteerd uit Egypte, Arabië en Indië. Soms
maakten mensen zelf parfums uit bloemen als narcissen, irissen of lelies.
Vooral de gebieden Corinthe en Rhodos stonden bekend om de productie van
bijzondere modesnufjes voor de export.
(bron: http://www.scholieren.com/werkstukken/22190)
Literatuur
- Bechert, T., 1983: De Romeinen tussen Rijn en Maas, Dieren
- Es, W.A. van, 1972: De Romeinen in Nederland, Bussum
- Enckevort, H. van, 1991: Kelten, Germanen en Romeinen/Continuïteit en
discontinuïteit: de nederzettingssystemen, in J.H.F. Bloemers, T. van Dorp (red.),
Pre-en Protohistorie van de Lage Landen, Open Universiteit
- Hemelrijk, E.A., 1999: Matrona Docta, Educated women in the Roman élite from
Cornelia to Julia Domna, London/New York
- Reader Romeinse Tijd Archeon
- Stuart, P., 1986: Provincie van een Imperium, Romeinse oudheden uit Nederland
in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, Leiden
- Vermeulen, J., 1993: Een ‘kist met inhoud’, Vereniging Rembrandt
25
Lucius Cornelius
Zoals gezegd zijn er minimaal twee tolken bij dit programma betrokken. De tweede tolk
heet Lucius Cornelius. Ook Lucius zal moeten tolken en een rol spelen, maar het moet
mogelijk zijn dat ook andere Romeinse tolken dan alleen Luuk dit personage vertolken.
Vandaar onderstaande uitleg.
De vondst
De helm van deze Romeinse soldaat ligt in het RMO. De leerlingen zullen deze helm
gezien hebben. Het gaat om een bolle bronzen helm uit Nijmegen, 1e eeuw na Chr. De
helm heeft de volgende inscripties:
Q. VALERII
C. APII
L. CORNELII
De eerste naam geeft de eerste eigenaar van de helm aan, Quintus Valerius. Deze
Quintus had als centurio Quintus Petronius. De tweede eigenaar heette Gaius Apius,
van de centurie van Catulus (let op; met 1 “l”). De derde en laatste eigenaar was Lucius
Cornelius, de soldaat uit Nijmegen die het andere deel van de doe-route voor zijn
rekening zal nemen. Hij zal dan wel de naam van Lucius moeten gebruiken. De
spannende vraag is hoe Lucius aan de helm is gekomen. De helm is derdehands, maar
heeft Lucius hem gekocht of op het slagveld gevonden? En wat gaat er met Lucius zelf
gebeuren?
(N.B.: De namen van de centurio’s zijn achter de naam van de eigenaar geschreven,
met een speciaal tekentje voor centurio)
Fig.11: De helm van Lucius Cornelius, gevonden in Nijmegen
26
Activiteit
Lucius gaat natuurlijk uitleg geven over zijn helm, de wapenuitrusting en het leven van
een Romeins soldaat. Bovendien gaat hij tinnen amuletten gieten met de leerlingen. Als
het goed is hebben zij in het RMO al gekeken naar Romeinse amuletten en sieraden. In
het museum hangen echter alleen fallussen en lunulae (soort halve-maanvormige
hangers). Voor meer inspiratie zal Lucius nog wat andere ontwerpen laten zien en iets
vertellen over tin gieten in de Romeinse tijd (zie hieronder).
Fig. 12: Bronzen fallisch amulet uit Velsen en een halve maan uit Vechten, beide uit het RMO
Laat de kinderen met een mesje een ontwerp inkrassen in een gipsblokje. Het ontwerp
hiervoor hebben zij al gemaakt in het RMO en anders heb je een paar voorbeelden
liggen. De lijnen moeten niet te dun zijn! (ca. 2mm minimaal) Bovenaan moet een
gietkanaal worden gesneden (trechtervormige opening waar het tin doorheen wordt
gegoten), aan de zijkanten moeten ontluchtingskanaaltjes worden aangebracht (dunne
lijntjes die vanaf het te gieten voorwerp schuin omhoog lopen naar de rand van het
gipsblok). De andere helft van de mal blijft vlak. Wel moet hierin de tweede helft van het
gietkanaal worden uitgesneden. Vervolgens worden beide helften op elkaar gezet en
met touw of tape bevestigd. Het tin wordt gesmolten in een diepe lepel in de gloeiende
houtskool. Met een handschoen aan kunnen de kinderen vervolgens hun mal volgieten,
even wachten tot het tin is afgekoeld en kijken of het gelukt is! Als het gelukt is, mogen
ze het, na de afwerking van de randen, meenemen naar huis.
Tin in de Romeinse tijd
Tinerts komt in de natuur voor als een grauw-wit gekleurd erts, tinsteen of cassiteriet
genoemd (afgeleid van het Griekse woord voor tin). Het komt in twee vormen voor: als
deel van het omringende gesteente en in uitgespoelde en door water elders afgezette
kristallen. De eerste, oorspronkelijke, vorm wordt als erts gedolven zoals dat
bijvoorbeeld in het Engelse Cornwall gebeurde. De verweerde vorm wordt op
bovengrondse vindplaatsen verzameld (gebeurt tegenwoordig het meest).
In vroeger tijden was Cornwall een belangrijke tinleverancier. Na het wassen en
zuiveren van het tinerts werd het gesmolten en werd het zuivere tin gescheiden van de
rest. Vervolgens werd het in baren gegoten en naar het Europese vaste land
27
verscheept. Het tin werd door heel Europa verspreid. Zowel Herodotus als Pytheas
maken hier melding van. Herodotus schreef over Cassiterides d.w.z. eiland rijk aan tin.
Pas omstreeks het midden van de twaalfde eeuw komt er een einde aan de
monopoliepositie van Cornwall als ontginner. Vanaf die tijd komt er ook tin uit Duitsland
en Zweden.
Verscheidene Griekse en Romeinse schrijvers maken melding van de toepassing van
tinnen voorwerpen. Uit deze geschreven bronnen is gebleken dat Romeinen voor het
serveren van hun gerechten al tinnen schotels gebruikten. Een voorbeeld daarvan is een
Romeinse kruik/ vaas van rond het jaar ‘nul’ met de hoogte van 25 cm (opgebaggerd bij
Zaltbommel). Het vertinnen van materialen werd in de Romeinse tijd ook gedaan.
Bij het vervaardigen van tinnen voorwerpen heeft lood altijd een grote rol gespeeld. Lood
in een legering zorgt er namelijk voor dat het gesmolten metaal beter uitvloeit. Dat is erg
handig als je iets wilt gieten met veel detail, zoals sieraden. De Grieken delfden lood in
de mijnen van Laureion, gelegen nabij de stad Athene. Ook werd er lood in Rhodos en
Cyprus gedolven. De Romeinen hadden voornamelijk Spanje als leverancier van lood,
maar exploiteerden ook mijnen in Duitsland in de noordelijke Eifel. Lood werd onder
andere gebruikt voor de aanleg van waterleidingen. Van Caligula wordt beweerd dat hij
het liefst uit een loden drinkbeker dronk. Niet erg gezond.
Tin werd bovendien veel gebruikt voor de vervaardiging van brons, een legering van
koper en tin. Brons werd zeer veel gebruikt door de Romeinen, met name voor het
maken van kleine voorwerpen zoals beslag, sieraden, naalden, fibula’s, bestek en
andere voorwerpen als klinknagels, beeldjes etc. Zwaar gereedschap werd niet van
brons gemaakt.
Veel van de genoemde objecten werden lokaal gemaakt. Denk hierbij vooral aan de
minder ingewikkelde gietingen. De vormen die werden gebruikt passen bijna altijd
binnen de Romeinse stijl. De lokale smaak is echter ook vaak herkenbaar in de gietsels.
Vaak werden de stukken gesigneerd door de gieter waardoor de herkomst te traceren is.
28
De leraar
Mochten er grote groepen komen, dan kan het nodig zijn om het derde personage in te
schakelen, namelijk de leraar. In het RMO liggen een aantal voorwerpen (een stylus een
tabula) die duidelijk maken dat ook in de Romeinse provincie onderwijs gegeven werd.
Uit schriftelijke bronnen blijkt dat zowel jongens als meisjes uit rijke families enige vorm
van onderwijs genoten. Terwijl de educatie van jongens erop gericht was om ze klaar te
stomen voor publieke functies, hoefden rijke meisjes eigenlijk alleen te trouwen en
kinderen te krijgen. Toch leerden ze vaak meer dan spinnen, weven en andere
huishoudelijke activiteiten. Kinderen van slaven en plattelands kinderen gingen over het
algemeen niet naar school. Zij moesten op het land werken en zorgen dat er brood op
de plank kwam. Kinderen van rijke ouders kregen les van een privé leraar, de
paedagogus. Dit was een goed
opgeleide, vaak Griekse, slaaf
(fig. 13).
Fig.13: De paedagogus
geeft les aan huis
(fresco uit Pompeii,
200 na. Chr.)
QuickTime™ and a
TIFF (LZW) decompressor
are needed to see this picture.
Er waren geen speciale
schoolgebouwen. Meestal
werd er lesgegeven op een
grasveldje of onder een
porticus, een zuilengalerij.
Deze ruimte werd
afgescheiden van de straat met
behulp van een stuk tentdoek.
De ruimte was simpel ingericht.
Er was een stoel voor de leraar en krukjes of bankjes voor de leerlingen. De leerlingen
moesten zelf wastafeltjes (fig.14) mee nemen om op te schrijven en abaci om op te
rekenen. In de ruimte zat iedereen bij elkaar, jong en oud,
jongens en meisjes.
Fig. 14: Het wastafeltje
(tabula of tabula rasa)
(6e eeuw na Chr., Louvre)
De lessen duurden van ‘s ochtends tot in de middag, ongeveer
zes uur. In de Romeinse tijd kende men nog geen weekindeling
dus ook geen weekeindes om vrij te zijn. Ze hadden daarom de
nundinae: een om de 8 dagen vrije dag. Deze gold overigens
alleen voor scholen. Daarnaast was er de quinquatrus. Dit is de
5e dag na volle maan, op deze dag waren ze ook vrij. En er
was nog een zomervakantie.
QuickTime™ and a
TIFF (LZW) decompressor
are needed to see this picture.
Het leren lezen en schrijven ging op een nogal onlogische
manier. Als eerste moest de leerling de namen van de letters uit hun hoofd leren en in
de goede volgorde zetten daarna kregen ze de letters pas te zien om ze te leren
schrijven. Ook het rekenen ging op dezelfde onlogische manier. Maar aangezien de
leraar een jaar of vijf had om de kinderen te leren lezen schrijven en rekenen werden de
29
lesmethodes niet aangepast en waren de lessen erg saai. Het rekenen werd geleerd op
verschillende manieren. Om te beginnen leerde je rekenen op je vingers waar een
aparte methode voor was. Daarnaast leerde je rekenen op de abacus. Dit is een plank
met verschillende geulen erin. Hierin kon met steentjes gerekend worden op de zelfde
manier als we tegenwoordig met een abacus omgaan. Er bestonden ook nog
ingewikkeldere abaci waarmee je bijna de zelfde dingen kon doen als met een
uitgebreide rekenmachine.
Het traditionele Romeinse onderwijssysteem voor gewone Romeinse burgers uit de
steden bestond uit drie fases. Kinderen in de eerste fase (van 7-11 jaar) leerden op een
soort lagere school, de ludus litterarius, met zo’n 10 tot 12 andere leerlingen, lezen,
schrijven en rekenen van een leraar, de magister ludi.
QuickTime™ and a
TIFF (LZW) decompressor
are needed to see this picture.
Fig. 15: Op school (ludus litterarius) (Trier, 200 na. Chr.)
Deze leraar verdiende ongeveer acht asses per maand per kind, dit staat gelijk aan
ongeveer 10 cent. Wanneer de leraar te oud was om te werken werd het schooltje weer
opgeheven. De leraar had totaal geen gezag. Hierdoor werden er regelmatig lijfstraffen
uitgedeeld om orde te houden in de klas. Dit werd vaak gedaan met een stokje of iets
dergelijks.
Vervolgens nam de grammaticus het over, die literatuur (Grieks en Latijn), poëzie en
zaken als mythologie en geografie onderwees. Als jongens 15 of 16 werden en officieel
geen kind meer waren, leerden ze in de laatste fase retoriek en eventueel filosofie van
de rhetor om ze voor te bereiden op een officiële functie. Deze scholen komen vooral
voor in de buurt van de hoofdstad van het rijk en bijvoorbeeld in Griekenland. Meisjes
haalden dit laatste stadium niet, omdat ze voor die tijd al getrouwd waren. Soms zetten
zij hun studie na het huwelijk wel voort, met hun man als leraar of met een privé-leraar.
Het bovenstaande is gebaseerd op gegevens uit Italië en Rome in het bijzonder. Het is
de vraag in hoeverre het van toepassing is op de situatie in de verre provincie Germania
Inferior, waartoe het zuiden van ons land behoorde.
30
Enige termen uit het dagelijks leven van de Romeinen
NB. De klemtoon wordt aangegeven met een ‘ vóór de lettergreep waar de klemtoon
daadwerkelijk op ligt.
Militair
‘Miles/milit’es
‘Lorica ‘hamata
-
‘Lorica ‘segmentata
(moderne term)
‘Lorica ‘squamata
-
‘Lorica ‘plumata
-
‘Scutum
‘Pilum
‘Hasta
Cen’turio
‘Optio
Le’gatus
-
‘Caligae
-
solda(a)t(en)
maliënkolder
(letterlijk: pantser van ringetjes)
plaatharnas
(letterlijk: pantser van segmenten)
schubbenpantser
(metalen ‘schubben’ op stof)
schubbenpantser
(metalen ‘schubben’ op ringen)
legionairsschild
werpspeer
steekspeer
bevelhebber 80 man
onderbevelhebber 80 man
opperbevelhebber legioen
(± 4800 man)
soldatenschoenen
-
Commando’s (reconstructie volgens Legio II Augusta)
‘Attente
‘Intente
‘Scuta sumi’te
-
Procedi’te
‘Dex(tra)
Sin(‘istra)
Consisti’te
‘Retro ‘vos verti’te
Laxa’te
Discedi’te
-
opgelet
in de houding
schilden opnemen
(speren tegelijkertijd)
voorwaarts mars
rechts
links
halt
rechtsomkeert
op de plaats rust
ingerukt mars
-
brandschaal
ruimte waar beeld van god(in) staat
zuilengalerij
orakel
offer
tempelhof (letterlijk: gewijd terrein)
Tempel
‘Foculus
‘Cella
‘Porticus
O’raculum
Sacri’ficium
‘Templum
31
Badhuis
‘Thermae/bal’nea
-
Na’tatio
La’trina
Pa’laestra
Apodi’terium
Frigi’darium
Suda’torium
Tepi’darium
Cal’darium
So’larium
Strigi’lis
Hypo’caustum
‘Tubuli
-
badhuis
(thermae zijn groter dan balneae)
zwembad
toilet
sportveld
kleedruimte
koude baden
sauna
lauwe baden (massagetafels)
warme baden
zonneterras
scheermes
verwarmingssysteem in de vloer
verwarmingspijpen in de muur
-
zonnewijzer
marktplaats
spreekgestoelte op forum
waterput
water putten
kalender
-
herberg
luxe eetzaal (letterlijk: drie banken)
voor een as kun je hier drinken
binnenplaats
ochtendbegroeting
koets
stal
slaapkamer
‘Domus
Tha’lamus
‘Culina
Ce’naculum
‘Cena
La’rarium
‘Lares
-
‘Pater fa’milias
-
woonhuis
slaapkamer
keuken
eetkamer
avondeten
huisaltaar
huisgoden
(m.b.t. voorouderverering)
man des huizes
Forum
Horo’logium
‘Forum
‘Rostra
Pu’teum
‘Aquam ‘ex pu’teo hau’rire
Ca’lendrae
Herberg
Hos’pitium
Tric’linium
‘Assibus ‘hic ‘bibitur
‘Atrium
Salu’tatio
‘Raeda
‘Stabulum
Cu’biculum
Huis
32
Algemeen
‘Tunica
‘Toga
-
‘Avé
‘Salve
‘Vale(te)
-
kledingstuk (lang T-shirt)
grote lap die om het lichaam
gedrapeerd wordt (alleen voor
mannen, vrouwen met toga’s
werden als prostituees gezien)
formele begroeting
informele begroeting
begroeting bij weggaan
33
Download