de voedingsdriehoek

advertisement
DOELSTELLINGEN
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
De verschillende huishoudelijke activiteiten opsommen
De basisvoorwaarden voor een gezonde voeding verwoorden
Voedingsmiddelen omschrijven
Voedingsstoffen opsommen
Functies van de voedingsstoffen verwoorden
Voedingsmiddelen in de voedingsdriehoek situeren
Een overzicht van de dagelijkse maaltijden geven
Eenvoudige en evenwichtige maaltijden voor een volledige dag samenstellen
en bereiden
Bij het bereiden van de maaltijden de sensorische, hygiënische en nutritionele
eigenschappen in acht nemen
Het doel van voedselbehandeling met voorbeelden motiveren en illustreren
Manieren om voedsel consumeerbaar te maken aanduiden en ze afhankelijk
stellen van de grondstof en receptuur
Verdeel- en verkleintechnieken benoemen en juist uitvoeren
Zorgprocessen voor voeding op een methodische wijze realiseren
Een tafel correct dekken, aangepast aan de gelegenheid
De tafel afruimen en reinigen
Vaatwasmiddelen kiezen i.f.v. van de vaatwasmethode
Een vaatwas organiseren
Een vaatwas uitvoeren
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
Respect opbrengen voor de gewoonten en de voorkeuren van anderen
Gerechten op een correcte wijze presenteren, aanbieden en nuttigen
Kwaliteitsbewust handelen
Eigen werk controleren, evalueren en bijsturen
Massa- en volumemetingen correct uitvoeren en aflezen
Met praktische maten meten en omrekenen naar juiste metingen
Verdeel- en verkleintechnieken juist uitvoeren
Voedingsmiddelen op een correcte manier bewaren
Werkhouding en werkpost aanpassen i.f.v. ergonomie en veiligheid
Hygiënisch en milieubewust handelen
*
*
*
Eenheid 1 : Een kwestie van smaak
TE BEREIKEN LEERDOELEN
- de verschillende huishoudelijke activiteiten opsommen.
Module huishouding
2
Eenheid 1 : Een kwestie van smaak
DE HUISHOUDELIJKE ACTIVITEITEN
In het gezin moeten heel wat taken verricht worden. Vaak draagt ieder gezinslid
zijn steentje bij om alles vlot te laten verlopen.
Opdracht 1
1. Groepswerk : groepje van 3 leerlingen.
Overleg in groep welke verschillende huishoudelijke activiteiten in een
gezin moeten verricht worden.
2. Nabespreking :
Klasgesprek aan de hand van de gevonden resultaten.
3. Noteer de belangrijkste huishoudelijke activiteiten in het kader.
Huishoudelijke activiteiten
1.
…………………………………………………………………………………………………………………
2.
…………………………………………………………………………………………………………………
3.
…………………………………………………………………………………………………………………
4.
…………………………………………………………………………………………………………………
5.
…………………………………………………………………………………………………………………
6.
…………………………………………………………………………………………………………………
7.
…………………………………………………………………………………………………………………
8.
…………………………………………………………………………………………………………………
9.
…………………………………………………………………………………………………………………
10.
…………………………………………………………………………………………………………………
Module huishouding
3
Eenheid 1 : Een kwestie van smaak
Opdracht 2
1. Individuele opdracht
Noteer bij elke huishoudelijke activiteit wie in jullie gezin er de
verantwoordelijkheid voor draagt.
2. Nabespreking
Klasgesprek
-
wie neemt de meeste huishoudelijke taken op zich in jullie gezin ?
wie de minste ? wie geen enkele ?
zijn er verschilpunten, gelijkenissen in elkaars gezinssituatie ?
conclusie ?
Activiteit ?
Wie ?
1.
……………………………………………
……………………………………………………
2.
……………………………………………
……………………………………………………
3.
……………………………………………
……………………………………………………
4.
……………………………………………
……………………………………………………
5.
……………………………………………
……………………………………………………
6.
……………………………………………
……………………………………………………
7.
……………………………………………
……………………………………………………
8.
……………………………………………
……………………………………………………
9.
……………………………………………
……………………………………………………
10. ……………………………………………
……………………………………………………
Module huishouding
4
Eenheid 1 : Een kwestie van smaak
Belang van huishoudelijke activiteiten :
Met moet beroep doen op organisatie en hulp van de verschillende gezinsleden
om alle activiteiten te kunnen uitvoeren.
Module huishouding
5
Eenheid 1 : Een kwestie van smaak
Te bereiken basiscompetentie en leerdoelen :
02.05 Evenwichtige maaltijden samenstellen
- de basisvoorwaarden voor een gezonde voeding verwoorden
- voedingsmiddelen omschrijven
- voedingsstoffen opsommen
- functies van voedingsstoffen verwoorden
- voedingsmiddelen in de voedingsdriehoek situeren
- een overzicht van de dagelijkse maaltijden geven.
Module huishouding
6
Eenheid 1 : Een kwestie van smaak
MIJN VOEDINGSGEWOONTEN
Inleiding
Een goede gezondheid …, op je gezondheid …, als we maar gezond zijn… .
Dit zijn slechts een greep uit de uitspraken die men elkaar toewenst.
Ze geven aan hoeveel belang iedereen hecht aan een goede gezondheid en dus
ook aan een gezonde voeding.
Opdracht 1
Duid aan wat het best past bij jouw voedingsgewoonten.
1.
Ik ontbijt




2.
elke dag
alleen in het weekend
soms
nooit
4.
brood en beleg, drank
een stuk fruit
een potje yoghurt
ontbijtgranen en melk
…………………….
Elke dag eet ik gemiddeld
…………. tussendoortjes.
0
 1 tot 3
 4 of meer
Als tussendoortje eet ik
meestal
 snoep, chocolade
 een stuk fruit
 een potje yoghurt
 een droge koek
 …………………
Module huishouding
’s Middags eet ik meestal
 een warme maaltijd
 een broodmaaltijd
 ……………………
Mijn ontbijt bestaat uit.





5.
3.
6.
’s Avonds eet ik meestal
 een warme maaltijd
 een broodmaaltijd
 een hamburger of pakje
friet
 ……………………..
7
Eenheid 1 : Een kwestie van smaak
7.
Per dag eet ik …… stukken fruit.
12.
 Geen
 1–2
 3 of meer
8.




Per dag drink ik …… water,
thee of koffie.
13.
 minder dan 1,5 l
 ongeveer 1,5 l
 meer dan 1,5 l
9.
éénmaal per dag
meer dan éénmaal per dag
een paar maal per week
zelden
14.
Op een dag eet ik gemiddeld
Ik kies meestal voor
 wit brood
 bruin brood
 geroosterd brood of
beschuit
 ontbijtgranen
 ………………….
Module huishouding
éénmaal per week
meer dan éénmaal per week
éénmaal per maand
zelden of nooit
Zuivelproducten (melk, kaas,
yoghurt) eet ik meestal
 elke dag
 een paar keer per week
 zelden of nooit
 minder dan 2 sneden brood
 tussen 2 en 5 sneden brood
 meer dan 5 sneden brood
11.
deegwaren bv. spaghetti
rijst
aardappelen
frieten
Vis eet ik gemiddeld




Groenten eet ik




10.
Ik eet het liefst
8
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
Opdracht 2
Groepje van 3 leerlingen.
Vertel over je voedingsgewoonten aan de hand van volgende vragen:
-
hoeveel maaltijden eet je per dag ?
eet je elke dag een warme maaltijd ?
wie bepaalt in het gezin wat er gegeten wordt ?
wie kookt in het gezin?
Hoeveel en wat drink je per dag ?
Wat is je lievelingseten ?
wat eet je nooit ?
eet je vaak frieten ?
eet je graag groenten , fruit ? Welke ?
ga je regelmatig uit eten ?
gebruik je vaak kant- en klaar maaltijden ?
……………………….
Nabespreking
Klasgesprek aan de hand van volgende vragen:
-
is er een verschil in jullie voedingsgewoonten ?
wat zijn de verschilpunten ?
wat valt jou op in elkaars voedingspatroon ?
Opdracht 3
Nodig : reclameblaadjes, tijdschriften, papier, stiften, schaar, lijm.
1. Maak een collage met foto’s van je favoriete voedingsmiddelen.
2. Duid aan hoeveel keer je die voedingsmiddelen eet ( per dag of per week ).
Module huishouding
9
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
Onderwerp :
Module huishouding
Naam :
Klas :
Beoordeling :
10
Nr. :
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
DOEL VAN DE VOEDING
Opdracht 1
In de tabel lees je verschillende stellingen waarom eten en drinken belangrijk is.

Als je akkoord gaat zet je een ‘ X ‘ naast de stelling

Ben je niet akkoord laat dan het vakje leeg.

Als je twijfelt of als je geen verklaring hebt, zet dan een ‘ ? ‘
Stellingen
Omdat je honger hebt
Omdat je dorst hebt
Omdat je trek hebt in iets lekkers
Omdat het gezellig is aan tafel
Omdat de reclame mij ertoe aanspoort
Om niet uit te drogen
Om mijn lichaamstemperatuur te behouden
Om te groeien en sleet te herstellen
Om voldoende weerstand te hebben tegen ziekte
Om voldoende energie te hebben en actief te zijn
Om mijn lichaamsgewicht onder controle te houden
Module huishouding
11
X of ?
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
Opdracht 2
Klasgesprek
Bespreek de resultaten van opdracht 1.
Zet de belangrijkste redenen in het kader.
Doel van de voeding
1.
……………………………………………………………………………………………………….
2.
……………………………………………………………………………………………………….
3.
……………………………………………………………………………………………………….
4.
……………………………………………………………………………………………………….
5.
……………………………………………………………………………………………………….
6.
……………………………………………………………………………………………………….
Module huishouding
12
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
VOEDINGSMIDDELEN EN VOEDINGSSTOFFEN
Inleiding
Eten en drinken is een eerste levensbehoefte. Daarom gebruiken we dagelijks
voedingsmiddelen.
We gebruiken die voedingsmiddelen omwille van de levensnoodzakelijke
voedingsstoffen die er in aanwezig zijn.
Wat zijn voedingsmiddelen – Wat zijn voedingsstoffen ?
Voedingsmiddelen
Voedingsstoffen
-
zijn middelen waarmee we ons
dagelijks voeden.
-
zijn de stoffen waaruit het lichaam
is opgebouwd .
-
ze zijn opgebouwd uit
voedingsstoffen.
-
ze worden opgenomen via de
voedingsmiddelen.
Vb.
-
Module huishouding
Vb. -
13
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
Overzicht van de voedingsstoffen en hun taak in het lichaam.
Voedingsstoffen
Soorten
Taak in het lichaam
Groepen
-
eiwitten
minerale zouten
water
Bouwstoffen
-
groei bevorderen
sleet herstellen
-
Brandstoffen
-
-
koolhydraten : suiker
zetmeel
vetten
energie leveren
lichaamstemperatuur
op peil houden
-
minerale zouten
vitaminen
voedingsvezels
Beschermende
stoffen
-
lichaam beschermen
tegen ziekten
lichaamsactiviteit
regelen
-
Iedereen heeft dagelijks die zeven voedingsstoffen nodig om gezond te blijven.
Daarvoor heb je de keuze uit een enorm aanbod van voedingsmiddelen.
Module huishouding
14
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
Opdracht 1
Maak het schema volledig af. Vul de ontbrekende voedingsstoffen in.
Opdracht 2
Vul in :
-
We eten ………………………………………… . Ze zijn opgebouwd uit …………………………… .
De ‘ stoffen’ waaruit het lichaam is opgebouwd vinden we terug in de
………………………………………………
De ‘stoffen’ die instaan voor de groei van het lichaam zijn de ……………………… .
Eiwitten, vetten, koolhydraten, ……………………………… , ……………………………………… ,
………………………………………… , zijn ………………………………… .
De ‘ stoffen’ die ons lichaam energie leveren heten …………………………. .
De ‘ stoffen’ die ons lichaam beschermen tegen ziekten zijn de ………………………
……………………………………………………… .
Module huishouding
15
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
DE VOEDINGSDRIEHOEK
Inleiding
De voedingsdriehoek geeft je een idee wat je dagelijks zou moeten eten om
voldoende voedingsstoffen op te nemen.
De voedingsdriehoek bestaat uit zeven groepen en de restgroep.
Hoe hoger de groepen zich in de driehoek bevinden, hoe minder je van die
voedingsmiddelen nodig hebt. De voedingsmiddelen uit de restgroep eet je met
mate.
Module huishouding
16
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
Voedingsmiddelen
Onmisbaar voor:
1
Bij voorkeur: water, koffie,
thee, bouillon.
1,5 liter per dag
- water
2
Graanproducten: brood
(bij voorkeur volkoren),
aardappelen, deegwaren, …
Per dag:
- minimum 5 sneden bruin
brood
- 3-5 stuks aardappelen
- koolhydraten:
zetmeel
- minerale zouten
- vitaminen
- voedingsvezels
3
Groenten
Per dag: 300 g
- 200 g bij warme maaltijd
- 100 g bij broodmaaltijd
Variatie is noodzakelijk
- minerale zouten
- vitaminen
- voedingsvezels
4
Fruit
- minimum 2 stuks per dag
- variatie noodzakelijk
5
Melk en melkproducten
- 1-2 sneden kaas per dag
- 3-4 glazen melk (of
afgeleide producten)
per dag .,
-
6
Vlees, vis, eieren, en
vervangproducten:
peulvruchten, sojaproducten
noten
Smeer-en bereidingsvet:
Bij voorkeur
minarine,margarine,olie.
100 g per dag
- eiwitten
- vitaminen
- mineralen: ijzer
Per dag:
- mespuntje smeervet
- 1 eetlepel bereidingsvet
- vetten
- vitaminen
- leveren energie zonder
voedingsstoffen
- met mate consumeren
- deze producten kun je
missen
7
Rest- Voedingsmiddelen als
Groep toemaatje
- chocolade
- alcohol , ……
Module huishouding
17
koolhydraten :suiker
minerale zouten
vitaminen
voedingsvezels
mineralen: calcium
vitaminen
eiwitten
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
Het is noodzakelijk om dagelijks variatie te brengen in je voeding.
Als je elke dag hetzelfde voedingsmiddel uit elke groep gebruikt, zou je voeding
niet alleen eentonig zijn, maar ook onevenwichtig zijn.
Opdracht 1
Noteer de zeven groepen voedingsmiddelen in het kader.
Zeven groepen voedingsmiddelen
1.
……………………………………………………………………………………………
2.
……………………………………………………………………………………………
3.
……………………………………………………………………………………………
4.
……………………………………………………………………………………………
5.
……………………………………………………………………………………………
6.
……………………………………………………………………………………………
7.
……………………………………………………………………………………………
Restgroep
…………………………………………………………………………………
Module huishouding
18
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
Opdracht 2
Hieronder vind je de voedingsdriehoek.
Vul bij elk deel de naam in van het voedingsmiddel dat erbij hoort.
Je kan kiezen uit : fruit – groenten – graanproducten en aardappelen – restgroep
– vlees, vis, eieren – water – vetstof – melk en melkproducten.
Opdracht 3
1. De leerlingen brengen een voedingsmiddel mee dat ze graag eten.
2. Iedereen stelt zijn voedingsmiddel aan elkaar voor.
3. De meegebrachte voedingsmiddelen krijgen nadien een plaats in de
voedingsdriehoek. Er worden aandachtspunten geformuleerd.
Module huishouding
19
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
Opdracht 4
Bekijk de voedingsdriehoek. Lees goed de tekst in het raster.
Zoek daarna het antwoord op de volgende vragen.
1. Welk product zit in de basis van de voedingsdriehoek ?
…………………………………………………………………………………………………..
2. Hoeveel water drink je best op een dag ?
…………………………………………………………………………………………………..
3. Wat is de functie van graanproducten en aardappelen?
…………………………………………………………………………………………………..
4. Welke voedingsmiddelen behoren nog tot de groep van de graanproducten ?
………………………………………………………………………………………………..
5. Hoeveel groenten moet je elke dag eten ?
…………………………………………………………………………………………………..
6. Geef 3 voorbeelden van melkproducten.
…………………………………………………………………………………………………..
7. Hoeveel stukken fruit zou je per dag moeten eten ?
……………………………………………………………………………………………… …
8. Welke producten kunnen vlees, vis en eieren vervangen ?
…………………………………………………………………………………………………..
9. Welke producten zijn beter dan boter ?
…………………………………………………………………………………………………..
10. Tot welke groep behoort mayonaise ?
…………………………………………………………………………………………………..
Module huishouding
20
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
Opdracht 5
Hieronder vind je een aantal voedingsmiddelen.
Schrijf op in welke groep van de voedingsdriehoek ze thuishoren.
Voedingsmiddel
Groep
Wortelen
………………………………………………………
Rijst
………………………………………………………
Corn-flakes
………………………………………………………
Boter
………………………………………………………
Yoghurt
………………………………………………………
Spinazie
………………………………………………………
Kiwi
………………………………………………………
Eieren
………………………………………………………
Kabeljauw
………………………………………………………
Cola
………………………………………………………
Module huishouding
21
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
Opdracht 6
In de linkerkolom staat waaruit een gezonde voeding per dag zou moeten
bestaan.
Schrijf in de rechterkolom wat jij gisteren at en dronk.
Een gezonde voeding bestaat uit Ik at en dronk gisteren …………
Minstens 1,5 liter water (koffie,thee
of bouillon inbegrepen)
………………………………………………
………………………………………………
3 tot 5 kleine gekookte aardappelen
………………………………………………
………………………………………………
5 tot 12 sneden bruin brood
………………………………………………
………………………………………………
300 gram groenten
………………………………………………
……………………………………………..
2 à 3 stukken fruit
………………………………………………
………………………………………………
3 tot 4 glazen melk of melkproducten
………………………………………………
………………………………………………
1 of 2 sneden kaas
………………………………………………
………………………………………………
100 gram vlees, vis eieren of
sojaproducten
………………………………………………
………………………………………………
1 mespuntje smeervet op brood
1 lepel bereidingsvet voor warme
maaltijd
………………………………………………
………………………………………………
Vergelijk nu wat je zou moeten eten en drinken en wat je at en dronk.
Schrijf hieronder wat jij voor jezelf wil aanpassen.
Module huishouding
22
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
Opdracht 7
Hieronder lees je wat Jan, Marleen, Maria, Peter en Luc op een dag eten.
Duid aan of ze volgens de voedingsdriehoek eerder gezond of eerder
ongezond eten. Verklaar waarom je koos voor ‘gezond’ of ‘ongezond’.
1. Jan is 7 jaar. Zijn ontbijt bestaat uit: 1 kom melk met ontbijtgranen en een
glas fruitsap. Om 1O uur eet hij een appel en drinkt een blikje fruitsap. 's
Middags eet Jan een bord soep, 3 kleine aardappelen, een stukje vlees en 3
eetlepels groenten. Hij drinkt 1 glas water. Als vieruurtje eet hij een koek. 's
Avonds eet Jan 1 boterham met kaas en 1 met choco. Hij drinkt 2 glazen
melk.
Jan eet eerder
 gezond
 ongezond
2. Marleen is 34 jaar. Zij eet ’s morgens 2 sneden bruin brood met plattekaas.
Zij drinkt 2 tassen koffie. Om 10 uur eet ze een potje yoghurt. ’s Middags
eet ze een broodje met hesp en drinkt 2 tassen koffie. In de namiddag drinkt
ze 2 glazen frisdrank en eet 2 chocoladekoeken. 's Avonds eet ze een pakje
friet. Ze drinkt nog 2 glazen frisdrank en eet nog wat nootjes.
Marleen eet eerder
 gezond
 ongezond
3. Maria is 70 jaar. 's Morgens eet ze 1 boterham met confituur en drinkt een
beker koffie met melk. In de voormiddag drinkt ze nog 2 glazen water. 's
Middags eet ze een bord soep, een stukje mager vlees, 4 kleine aardappelen
en 3 lepels groenten. Als dessert eet ze een stuk fruit. In de namiddag eet ze
een gebakje en drinkt een tas koffie met melk. 's Avonds eet ze 2
boterhammen met kaas en drinkt 2 tassen koffie met melk. Vóór ze gaat
slapen, eet ze nog een potje yoghurt.
Maria eet eerder
Module huishouding
 gezond
23
 ongezond
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
4. De 46-jarige Peter ontbijt niet. 0m 9u30 eet hij een suikerwafel en drinkt 3
glazen cola. ’s Middags eet hij 6 boterhammen met hesp, kaas en vleessalade.
Hij drinkt 3 bekers koffie met suiker. In de namiddag eet hij 2 stukken fruit
en drinkt nog 2 glazen water. 's Avonds eet hij een groot stuk vlees met veel
saus, 6 kleine aardappelen en 1 lepel groenten. Nadien drinkt hij met zijn
vrienden nog 5 pintjes.
Peter eet eerder
 gezond
 ongezond
5. Luc is 25 jaar. Hij drinkt 's morgens een tas koffie en een glas melk. Hij eet
2 boterhammen. Om 10 uur eet hij 2 rozijnenkoeken en een stuk fruit. In de
loop van de voormiddag drinkt hij 2 glazen water. 's Middags eet hij een bord
soep en 2 broodjes met hesp, kaas en rauwe groenten. Als dessert eet hij een
potje pudding. In de namiddag drinkt hij 1 glas fruitsap. 's Avonds eet hij een
stuk vlees, 5 kleine aardappelen en 4 lepels groenten. Hij drinkt 2 glazen
water. 's Avonds zet hij zich met een cola en een zak chips voor TV.
Luc eet eerder
 gezond
 ongezond
Opdracht 8
Groepje van 3 leerlingen
Nodig : reclameblaadjes, tijdschriften, papier, schaar, lijm, stiften
1. Verdeel een groot blad papier in twee delen.
2. Maak een collage over ‘gezonde’ voedingsmiddelen en ‘ongezonde’
voedingsmiddelen .
Module huishouding
24
Eenheid 1: Een kwestie van smaak
Onderwerp :
Module huishouding
Naam :
Klas :
Beoordeling :
25
Nr. :
Download