Ontdekdoos Geluid voor groep 5 en 6 docentenhandleiding © Uitgave: Amsterdams NME Centrum Ontdekdoos Geluid Docentenhandleiding Het lesmateriaal mag vrij gekopieerd worden voor gebruik op school en is gratis te downloaden van onze website www.anmec.nl. Vermenigvuldiging voor overige doeleinden is uitsluitend toegestaan na toestemming van het Amsterdams NME Centrum. Telefoon Fax E-mail Website 020 - 622 54 04 020 - 427 99 29 [email protected] www.anmec.nl november 2007 Inleiding Inhoud van de ontdekdoos We leven in een wereld van geluiden. Geluiden zijn overal. Ze vertellen ons wat er gebeurt in onze omgeving. Sommige geluiden, zoals onweer en sirenes, waarschuwen voor gevaar. Mensen en dieren gebruiken geluiden om elkaar te begrijpen. Sommige geluiden zijn aangenaam (zoals muziek), andere niet. Geluiden die we niet graag horen en die hard zijn, noemen we lawaai of herrie. Teveel lawaai is niet goed voor mensen. Mensen die wonen werken in een omgeving met veel lawaai, kunnen daar last van krijgen. Je kunt er ook (tijdelijk) doof van worden. Als mensen naast lawaaierige machines werken, moeten ze gehoorbeschermers of oordoppen dragen. Huizen in de buurt van vliegvelden hebben dubbel of soms driedubbel glas. Langs veel snelwegen in steden werden geluidsschermen geplaatst, zodat de bewoners er minder last van hebben. Auto’s hebben geluiddempers aan de uitlaat. Die dempen het geluid van de motor. Geluid wordt veroorzaakt door voorwerpen die de lucht laten trillen. Als mensen praten, wordt de lucht in trilling gebracht. Door de trillende lucht gaat ons trommelvlies ook trillen. In het oor worden die trillingen doorgegeven aan de hersenen, zodat we het geluid kunnen horen. Je kunt de sterkte van geluid meten met een decibelmeter. Bij 0 decibel is er geen geluid. Fluisteren is 20 decibel. Gewoon praten 35. Een stofzuiger is 70 decibel. Een straaljager wel 130. De pijngrens ligt bij 140 decibel. amsterdams nme centrum - 2007 Algemeen • docentenhandleiding • zeven opdrachtkaarten • inhoudslijst (binnenkant deksel) Voor opdracht 1 t/m 7 • 1 breinaald • 1 trechter • 1 wekker • 5 doorzichtige buisjes • 1 plastic flesje • 1 ondoorzichtige buis • 1 lijmklem • 1 blikjestelefoon • 10 geluidskokers met verschillende materialen erin • antwoordkaartje bij de geluidskokers Doelgroep Onderbouw primair onderwijs, groep 5 en 6 handleiding ontdekdoos Geluid Algemene doelstellingen • De leerling wordt gestimuleerd eigen ontdekkingen te doen rondom thema’s binnen natuuronderwijs. • De leerling wordt gestimuleerd een onderzoekende houding aan te nemen. Doelstellingen voor ontdekdoos Geluid • De leerlingen weten dat er veel verschillende geluiden om hen heen zijn, elk met een eigen bron. • De leerlingen kunnen aangeven welke geluiden ze prettig vinden en welke niet. • De leerlingen weten dat geluid wordt voortgebracht door iets wat de lucht in trilling brengt. • De leerlingen weten dat de toonhoogte van geluiden kan veranderen. • De leerlingen weten dat geluiden harder klinken naarmate ze van dichterbij te horen zijn. Suggesties voor het gebruik van de ontdekdoos • U kunt de ontdekdoos inzetten bij lessen natuuronderwijs over dit thema. • U kunt een ontdekhoek inrichten in het klaslokaal, waarin leerlingen zelfstandig werken. Hierbij kunt u de leerling eerst zelf laten experimenteren met de materialen uit de doos en na verloop van tijd de opdrachtkaarten geven. U kunt de leerling ook laten experimenteren met de materialen zonder een opdracht te geven. Er zitten ook materialen in de ontdekdoos waarbij geen opdrachtkaart hoort. • Wanneer de kinderen zelf ontdekkingen doen, kunnen ze deze in de kring aan elkaar vertellen of laten zien. Ze inspireren elkaar op deze manier. • U kunt een opdrachtencircuit maken met meerdere ontdekdozen. De leerlingen gaan dan in groepjes langs elke doos. Niet alle ontdekdozen hebben evenveel opdrachten en dus neemt het werken ermee niet evenveel tijd in beslag. Een mogelijkheid is om de kinderen een half uur per doos bezig te laten zijn en erbij te vertellen dat niet alle opdrachten gedaan hoeven te worden. • Als een leerling eerder klaar is met een andere opdracht, bijvoorbeeld een reken- of taalopdracht, kan hij/zij (aan de hand van de opdrachtkaarten) zelfstandig met de ontdekdoos werken. Tijdsduur Ongeveer 30 minuten als leerlingen alle aangeboden opdrachten doen. amsterdams nme centrum - 2007 handleiding ontdekdoos Geluid Opdrachten Opdracht 1 – Geluiden om je heen Een leerling kiest een plek in de klas of buiten op het schoolplein. Hij of zij doet een minuut de ogen dicht en luistert goed. Daarna moet dit kind aan een ander vertellen welke geluiden het in die minuut heeft gehoord. Opdracht 2 – Wat hoort bij elkaar? Er zijn 10 geluidskokers, waarvan er vijf genummerd zijn. Bij elk genummerd kokertje hoort een ongenummerd kokertje. De leerlingen schudden met de kokertjes en proberen zo tweetallen te maken. Kunnen ze ook raden wat erin zit? Om te controleren of het goed was, kijken ze op het antwoordkaartje. Opdracht 3 – Allerlei buisjes De leerlingen blazen vlak over de rand van de doorzichtige buisjes. Ze proberen er een toon mee te fluiten, net als bij een panfluit. De buisjes zullen ieder een andere toonhoogte geven, omdat ze variëren in lengte en dikte. Opdracht 4 – De zingende buis De leerlingen vullen het flesje voor de helft met water. Dan steken ze de ondoorzichtige plastic buis door de opening. Nu proberen ze, net als bij de vorige opdracht, al blazend een toon te maken. Deze zal in hoogte variëren als de buis op en neer wordt bewogen. De hoeveelheid lucht, die in de buis in trilling wordt gebracht, wordt namelijk meer of minder in volume. Hoe minder lucht, hoe hoger de toon. amsterdams nme centrum - 2007 Opdracht 5 – Geluid uit een breinaald? De leerlingen klemmen de breinaald vast aan de rand van een tafel. Ze tokkelen aan het deel van de naald dat over de rand uitsteekt. De toonhoogte van het geluid zal veranderen, naarmate dit uitstekende deel langer of korter is. Een kort stuk geeft een hogere toon dan een lang stuk. Een kort stuk is lastiger te bewegen dan een lang stuk. Opdracht 6 – De blikjestelefoon De leerlingen onderzoeken wanneer de blikjestelefoon het best werkt. Moet de draad strak staan of juist niet? (hij moet strak staan, zodat de geluidstrillingen langs de draad kunnen bewegen). Moet je het oor dicht bij het blikje houden of juist niet? (oor in het blikje, dit is de klankkast waarin de geluidstrillingen vanuit de draad het best te horen zijn). Opdracht 7 – De tikkende wekker Een wekker tikt, dat horen de leerlingen. Maar kun je hem van alle afstanden even goed horen? (nee, je hoort hem beter tikken wanneer je er vlakbij bent). Na hoeveel meter hoor je hem niet meer? De leerlingen zetten de trechter aan hun oor. Maakt dit verschil? (ja, de leerlingen kunnen de wekker nu beter horen tikken, omdat hun oorschelp als het ware vergroot is. De geluidsgolven kunnen beter worden opgevangen). handleiding ontdekdoos Geluid Suggesties voor andere opdrachten over geluid • Laat de leerlingen plaatjes opplakken uit tijdschriften. Boven het ene vel staat ‘Lawaai’, boven het andere ‘Stil’. Of boven het ene ‘Prettige geluiden’ en boven het andere ‘Herrie’. • Een kind doet een blinddoek voor. Het andere kind maakt geluiden als ‘Met een schaar knippen’, ‘Papier scheuren’, ‘Een appel eten’, ‘In een kopje roeren met een lepel’, ‘Bladzijden omslaan van een boek’ of ‘Neus snuiten’. Het kind met de blinddoek voor moet raden welke geluiden dit zijn. amsterdams nme centrum - 2007 handleiding ontdekdoos Geluid Opdrachtkaart 1 - Geluiden om je heen amsterdams Wat moet je doen? 1 Kies een plek in de klas of buiten op het schoolplein. Vraag eerst aan je juf of meester of je naar buiten mag. 2 Doe een minuut je ogen dicht en luister goed. 3 Vertel daarna aan je klasgenoot welke geluiden je hebt gehoord. 4 Laat daarna de ander luisteren. nme centrum - 2007 O n t d e k d oo s - Geleuid Opdrachtkaart 2 - Wat hoort bij elkaar? 1 Wat moet je doen? Wat heb je nodig? Schud met de geluidskokers waar een nummer • tien geluidskokers op staat. • antwoordkaartje (natuurlijk hier Hoor je verschil? Kun je raden wat erin zit? Kijk op de antwoordkaart of je het goed had. 2 Schud nu met de kokertjes zonder nummer. Hierin zit hetzelfde als in de genummerde kokertjes. Zoek ze in tweetallen bij elkaar. amsterdams nme centrum - 2007 niet van tevoren op kijken!) O n t d e k d oo s - Geleuid Opdrachtkaart 3 - Allerlei buisjes 1 Wat moet je doen? Wat heb je nodig? Blaas vlak over de rand van de doorzichtige • vijf doorzichtige buisjes buisjes. Probeer er een toon mee te fluiten, net als bij een panfluit. 2 Maken alle buisjes dezelfde toon? Hoe komt dat, denk je? amsterdams nme centrum - 2007 O n t d e k d oo s - Geleuid Opdrachtkaart 4 - De zingende buis 1 Wat moet je doen? Wat heb je nodig? Vul het flesje voor de helft met water. • plastic fles • ondoorzichtige buis 2 Steek de plastic buis door de opening. 3 Probeer een toon te maken door over de rand te blazen. 4 Beweeg de buis op en neer. Wat hoor je? 5 Hoe komt dat, denk je? amsterdams nme centrum - 2007 O n t d e k d oo s - Geleuid Opdrachtkaart 5 - Breinaaldgeluid? amsterdams 1 2 Wat moet je doen? Wat heb je nodig? Klem de breinaald vast aan de rand van een • breinaald tafel. • klem Tokkel aan het deel van de breinaald dat over de tafelrand steekt. Wat hoor je? 3 Laat nu een langer deel over de rand uitsteken. Wat hoor je nu? Gaat het tokkelen makkelijker of juist niet? 4 Hoe komt dat, denkt je? nme centrum - 2007 O n t d e k d oo s - Geleuid Opdrachtkaart 6 - De blikjestelefoon amsterdams 1 Wat moet je doen? Wat heb je nodig? Zoek een plek waar veel ruimte is, bijvoorbeeld • blikjestelefoon in de gymzaal of op het schoolplein. Vraag eerst aan je juf of meester of je naar buiten mag! 2 Pak ieder een blikje en ga zover mogelijk uit elkaar staan. De draad tussen de blikjes moet strak staan. 3 Praat in jouw blikje. Hoort je klasgenoot wat jij zegt? 4 Probeer nu zachter te praten. Hoort je klasgenoot jou nog? 5 Wat gebeurt er als de draad slap hangt?. nme centrum - 2007 O n t d e k d oo s - Geleuid Opdrachtkaart 7 - De tikkende wekker amsterdams 1 Wat moet je doen? Wat heb je nodig? Wind de wekker op. Hoor je hem tikken? • wekker • trechter 2 Loop een stap naar achter. Hoor je de wekker nog? 3 Doe nog een stap naar achter. Na hoeveel stappen hoor je de wekker niet meer? 4 Doe nu alles opnieuw, maar dan met de trechter aan je oor. 5 nme Is er verschil? centrum - 2007 O n t d e k d oo s - Geleuid