Geluid - Juf Naomi

advertisement
Geluid
Werkboekje van:
_________________
_________________
_________________
_________________
_________________
Hallo!
Dit is een werkboekje over geluid. Zo meteen mag je dit
samen met je groepje gaan maken.
Denk er goed aan dat je samen werkt. Zorg er dus voor
dat iedereen iets kan doen.
Spreek bijvoorbeeld af dat je om de beurt een stukje
mag lezen en om de beurt een proefje mag doen.
Natuurlijk mag iedereen nadenken over de juiste
oplossingen. Probeer samen het goede antwoord te
vinden en vul dat in.
Kijk goed welke dingen je moet gebruiken. De
nummers die bij de opdrachten staan, staan ook bij de
materialen.
Zorg ervoor dat je er voorzichtig mee omgaat!
Heel veel plezier en succes!!
1. Wat is geluid?
Je kunt horen omdat geluid als trillingen door lucht of water kan ‘reizen’.
Als geluid gemaakt wordt, doordat je bijvoorbeeld op een trommel slaat,
gaat de lucht eromheen trillen. De trillingen gaan álle kanten op. Als de
trilling bij je oor komt, dan hoor je geluid.





Gooi nu eens een steentje in het bakje met water. Kijk goed wat je
ziet. Wat gebeurt er met het water?
Hoe denken jullie dat dit komt?
Pak nu de lepel en sla (voorzichtig!) een paar keer op de tafel. Als je
dit doet, moet iemand anders met zijn oor tegen de tafel gaan liggen.
Wat valt je nu op aan het geluid?
2. Je oren
Als het geluid door lucht of water bij je oor is aangekomen, kun je het
dus horen.
In je oren zitten trommelvliezen. De trillingen van het geluid komen hier
tegenaan en zorgen ervoor dat het gaat trillen. Deze trillingen worden
doorgestuurd naar de hersenen. Je hersenen laten je dan weten dat je
een geluid hoort.
Kijk eens goed naar het plaatje van de binnenkant van je oor.
(Je hoeft niet te letten op de nummertjes die erbij staan.)
-Kleur de oorschelp blauw.
-Kleur de gehoorgang groen.
-Kleur het trommelvlies rood.
Het is voor mensen vaak veel makkelijker om te zeggen wat ze horen als
ze ook zien waar het geluid vandaan komt. Bijvoorbeeld een fluitje. Als je
ziet dat iemand op een fluitje blaast, herken je het geluid direct. Als je dit
niet ziet, moet je hierover even nadenken.
 Dit gaan jullie nu zelf uitproberen. Er liggen allerlei voorwerpen
onder de doek op de tafel waar je geluid mee kan maken. Eén van jullie
krijgt een blinddoek om. (Zorg dat hij of zij de voorwerpen nog niet
gezien heeft!)
De andere drie kinderen mogen om de beurt een geluid maken met de
voorwerpen. Denk eraan dat je alleen het voorwerp mag gebruiken. Je
mag dus niet bijvoorbeeld met de fles op de tafel slaan. Je mag alleen de
fles gebruiken.
Vul het blad op de volgende pagina in!
-Kleur de vakjes van de voorwerpen die degene met de blinddoek in één
keer goed raadt.
3. Hoge en lage geluiden
Een geluid kan heel hoog klinken, of heel laag. Denk maar eens aan een
muziekinstrument. Daar kun je hoge en lage tonen op spelen. Of een
geluid hoog of laag klinkt ligt aan de snelheid waarmee de lucht trilt. Als
de lucht heel snel trilt, worden de tonen hoger.

Als de lucht langzaam trilt, worden de tonen _____________________
Geluiden die té hoog of té laag zijn, kan een mens niet horen.
Sommige dieren kunnen dit wel. Deze dieren hebben een extra goed
gehoor en kunnen zelfs met elkaar “praten” door het verspreiden van
hoge tonen.
 Omcirkel de dieren die een extra goed gehoor hebben.
4. Harde en zachte geluiden
Sommige geluiden klinken heel hard, zoals het geluid van een
boormachine of een vliegtuig.
Soms doen deze geluiden zelfs pijn aan je oren. Andere geluiden klinken
heel zacht, zoals het ritselen van bladeren of je eigen adem. Je moet
moeite doen om het te kunnen horen.
Het verschil van harde en zachte geluiden heeft ook weer te maken met
trillingen. Als je de lucht heel hard laat trillen, klinkt het geluid ook heel
hard. En als de lucht minder sterk trilt, worden de geluiden zachter. Hoe
groter je oorschelp is, hoe beter je geluiden kan opvangen.
Probeer dit maar eens door met je hand een soort kommetje achter
je oor te maken. Laat iemand anders dan iets zeggen en kijk of je het
beter hoort.
Hoe hard een geluid klinkt, drukken we uit in decibel. Kies nu bij de
volgende zinnen steeds het juiste antwoord. Zet er een kringetje
omheen.
Fluisteren / een drilboor heeft een sterkte van 30 decibel.
Fluisteren / een drilboor heeft een sterkte van 110 decibel.
Harde geluiden kunnen wel / niet ervoor zorgen dat je minder gaat
horen.
De oordopjes van een mp3-speler zijn wel / niet beschermd tegen de
harde geluiden.
Je mag nu het vel papier pakken. Daarvan ga je een “flapoor”
maken. Dit doe je zo:
Rol een groot vel papier op als een
kegel.
Plak het opgerolde papier aan de
rand met plakband vast.
Een iemand houdt nu de flapoor tegen zijn eigen oor. Iemand anders
fluistert vanaf ongeveer een meter afstand het volgende versje:
Dit is het lied
van Polleke Piet
Wie hoort mij wel ?
Wie hoort mij niet ?

Wanneer hoorde je het versje het beste, met of zonder flapoor ?
__________________________________________________
Hoe denken jullie dat dit komt?
__________________________________________________
__________________________________________________
__________________________________________________
5. De snelheid van geluid
Geluid gaat heel snel door de lucht. Namelijk 334 meter in 1 seconde!
Bij onweer kun je dit goed zien. Je ziet vaak dat een bliksemflits heel ver
weg is. Toch hoor je de knal hartstikke goed, alsof de bliksem recht
naast je oor is.
Hoelang heeft het geluid gereisd na drie seconden?
__________________________________________________
__________________________________________________
__________________________________________________
6. Wat vonden jullie ervan?
Na het invullen van dit werkboekje ben je wat meer te weten gekomen
over geluid. Je hebt samengewerkt in een groepje. Hoe ging dat?
Ieder krijgt nu een los blaadje om op te schrijven wat hij of zij er van
vond. Je mag opschrijven wat je wil, ook als je het niet zo leuk vond. Als
je niet weet wat je moet opschrijven, kan je denken aan de volgende
dingen:
- Wat vond je leuk om te doen?
- Wat vond je niet zo leuk?
- Hadden jullie in het begin goede afspraken gemaakt over het
samenwerken? Hield iedereen zich daar ook aan?
- Zou je vaker in groepjes willen werken?
- Vind je dat je echt iets geleerd hebt over geluid?
Als jullie hebben opgeschreven wat je ervan vond, mag je bij je
juffrouw het antwoordenboekje vragen. Laat dan wel even zien dat je
alles hebt ingevuld. Dan kunnen jullie nakijken of je alles goed hebt!
Download