Tijdvak 1 Kenmerkende aspecten: 1. Levenswijze van jager-verzamelaars. 2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen. 3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen. Begrippen: Argrarisch: Alles wat te maken heeft met landbouw: Akkerbouw Veeteelt Tuinbouw Bosbouw Cultuur: Oorspronkelijk; verbouwen van gewassen. De beschaving; manier van leven, denken en doen. Zoals taal, godsdienst, normen en waarden, eetgewoonten en omgangsvormen. Samenleving van jager-verzamelaars: Groep mensen (10 – 20) die leven van jacht, visvangst en door dingen te verzamelen. Landbouwsamenleving (agrarische samenleving) : Samenleving waar veel landbouw voorkwam. Beschaving: Ontwikkeling van gewoonten, gebruiken, technische kennis, omgangsvormen, maatschappelijke verhoudingen enz. Landbouwrevolutie: Ingrijpende verandering waarbij mensen overgaan van een samenleving van jager-verzamelaars naar een landbouwsamenleving. Steden: Plaatsen waar grotere groepen mensen bijeenwonen, afgescheiden van het platteland. Voor de moderne tijd gebeurde deze afscheiding door een muur of wal. Steden hadden vaak een eigen bestuur en recht. Er bestond arbeidsverdeling. Een deel van de stadsbewoners hield zich niet bezig met voedselproductie. Personen: Ötzi – Prehistorische Jager. Gebeurtenissen/Ontwikkelingen: Vuur Landbouwrevolutie: vruchtbare halve maan Brons Gereedschappen Op een vaste plek wonen Dieren temmen Veeteelt Eerste steden Schrift, wiel Overschotten voedsel Handel en nijverheid Sociale verschillen Bestuur Jaartallen: 23.000 v.Chr. : Venus van Willendorf. Tot 10.000 v.Chr. : Tijd van jagers en boeren. 10.000 v.Chr. : Landbouwrevolutie in Midden-Oosten. 5000 v.Chr. : Eerste landbouw in Nederland. Tot 3000 v.Chr. : Laatste ijstijd. Tijdvak 2 Kenmerkende aspecten: 1. De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat. 2. De groei van het Romeins Imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde. 3. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur. 4. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur van Noordwest-Europa. 5. De ontwikkeling van het Jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische samenleving. Begrippen: Agrarisch: Met betrekking tot de landbouw. Cultuur: De beschaving en alles er omheen. Samenleving van jager-verzamelaars: Samenleving van nomaden die leven van wat ze vinden in de natuur. Landbouwsamenleving: Samenleving waarin de landbouw het overheersende middel van bestaan is. Landbouwrevolutie: Verandering van JV- samenleving naar landbouwsamenleving. Steden: Plaatsen waar grotere groepen mensen bijeen wonen. Het schervenrecht: is een systeem om iemand te verbannen. Dat kan alleen bij iemand binnen de democratie (niet het volk). Schijndemocratie: het lijkt erop maar het is het niet. Ekklesia: volksvergadering. Barbaar: Bij de Grieken en Romeinen een buitenlander, met negatieve bijbetekenissen als onbeschaafd, ruw en wreed. Romanisering: De beïnvloeding van volkeren door de Grieks-Romeinse cultuur. Monotheïsme: Godsdienst met 1 god (jodendom, christendom, islam). Personen: Nero – Keizer van Rome. Socrates (470-399 v. Chr.) – Atheense filosoof. Plato – Griekse filosoof. Aristoteles – Griekse filosoof. Julius Caesar – Keizer van Rome, veroverde Gallië. Augustus – Keizer van Rome. Gebeurtenissen/Ontwikkelingen: Besturingsvormen: Monarchie, Aristocratie, Tirannie, Democratie, Oligarchie. Politiek systeem Wetenschap: biologie, wiskunde, astronomie, natuurkunde, filosofie. Expansie Oorlog met Carthago Imperium Romanum Eigen bouwstijl Jodendom en christendom Jaartallen: 1750 v. Chr. – Abraham reist van Irak naar Israël/Palestina 814 v. Chr. – Stichting Carthago 754 v. Chr. – Stichting Rome 48 v. Chr. – Caesar alleenheerser Romeinse Rijk 27 v. Chr. – 476 n. Chr. – Romeinse Keizerrijk 30 n. Chr. – Arrestatie Jezus 112 n. Chr. – Muur van Hadrianus 312 n. Chr. – Godsdienstvrijheid christendom 394 n. Chr. – Christendom wordt Romeinse staatsgodsdienst 395 n. Chr. – Splitsing van Romeinse Rijk Tijdvak 3 Kenmerkende aspecten: 1. Het ontstaan en de verspreiding van de Islam. 2. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid. 3. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur. 4. De verspreiding van het christendom in geheel Europa. Begrippen: Autarkie (zelfvoorzienend): Zelf produceren wat je nodig hebt en niet aan handel doen. Feodalisme (leenstelsel): Bestuurssysteem, landheren hadden stukken land en leenden dat uit aan vazallen, in ruil voor trouw. Hofstelsel: Het overheersende landbouwstelsel in de vroege middeleeuwen in West-Europa. Het stuk land wat door de landheer geregeerd wordt is vrijwel geheel autarkisch. Horigheid: Boeren mogen hun land niet verlaten, ze zijn gedeeltelijk vrij. Islam: Monotheïstische godsdienst die werd gesticht door Mohammed. Adel: Hoogste maatschappelijk laag in de middeleeuwen. Agrarische cultuur: Cultuur waarbij de landbouw het overheersende middel van bestaan is. Bisschop: Hoogste christelijke geestelijke in de stad. Christenheid: Benaming voor gezamenlijke christelijke volkeren in Europa. Heidendom: Afgodendienst, mensen die in meer goden geloven. Kerstening: Bekering tot het Christendom. Monnik: Geestelijke die afgesloten van de wereld leeft, om zich geheel aan het geloof te weiden. Paus: Hoofd van de katholieke kerk. Ridder: Adellijke ruiter. Personen: Mohammed – Koopman, profeet en boodschapper van de Islam. Abraham – Aartsvader. Karel de Grote – Koning van het Frankisch Rijk na zijn vader Pippijn de Korte en zijn grootvader Karel Martel. Karel Martel – Zoon van Clovis, heerser Frankrijk. Pippijn de Korte – Zoon van Karel Martel, heerser na zijn vader Gebeurtenissen/Ontwikkelingen: Islam Autarkie Horigheid, hofstelsel, feodalisme Staatsgodsdienst Jaartallen: 610 – Visioen van Mohammed 622 – Mohammed sticht de islam 632 – Mohammed overleden 711 – Moslims steken over naar Spanje 732 – Moslims teruggeslagen bij Portiers 750 – Arabische rijk valt uiteen 768 – 814 – Frankische Rijk onder Karel de Grote 800 – Kroning Karel de Grote Tijdvak 4 Kenmerkende aspecten: 1. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving. 2. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden. 3. Het begin van staatsvorming en centralisatie. 4. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke, dan wel geestelijke macht het primaat moest hebben. 5. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder meer in de vorm van kruistochten. Begrippen: Ambacht: Beroep waarbij met handwerk een product wordt gemaakt. Centralisatie: Ontwikkeling waarbij een gebied steeds meer vanuit één punt wordt bestuurd. Expansie: Uitbreiding Geestelijkheid: Groep personen met een leidende rol in de godsdienst. Handel: Het kopen en verkopen van producten. Kruistochten: Gewapende tochten van christelijke ridders die Jeruzalem wilden veroveren. Staatsvorming: De ontwikkeling waarbij een gebied steeds meer als een eenheid wordt geregeerd. Wereldlijk: Alles wat buiten het geestelijke leven valt. Ban: Kerkelijke straf waarbij iemand uit de kerk wordt gezet. Gilde: Samenwerkingsverband van ambachten. Inquisitie: Kerkelijke rechtbank. Investituurstrijd: Strijd over de vraag wie benoemt de hoge geestelijken. Ketterij: Afwijking van de orthodoxe geloofsleer. Leek: Iemand die niet tot de geestelijkheid behoort. Parlement: Volksvertegenwoordiging. Staten-Generaal: Door de koning bijeengeroepen vergadering van vertegenwoordigers van alle drie de standen. Personen: Willem II – Graaf van Holland, koning van Duitsland. Filips-Augustus – Franse Koning. Urbanus II – Paus. Gebeurtenissen/Ontwikkelingen: Ambachten De risterploeg Stadsrechten Gilde Centralisatie & Staatsvorming Conflict tussen kerk en staat Kruistochten Jaartallen: 1075 – 1122 – Investituurstrijd 1095 – 1291 – Kruistochten 1337 – 1453 – Honderdjarige oorlog 1347 – Begin grote pestepidemie 1464 – Eerste Staten-Generaal in de Nederlanden 1492 – Reconquista voltooid Tijdvak 5 KA’s: 1. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling. 2. Het begin van de Europese expansie over zee. 3. De protestantse reformatie die een splitsing van de christelijke kerk in WestEuropa tot gevolg had. 4. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de Nederlandse staat. Begrippen: Erfgoed: Datgene dat geërfd is van eerdere generaties. Katholicisme: De katholieke godsdienst en levenshouding. Kerkhervorming (reformatie): De kerk veranderen en zo verbeteren. Protestantisme: Geloofsleer van kerkgemeenschappen die zich als gevolg van de reformatie afsplitsen van de rooms-katholieke kerk. Renaissance: Vernieuwing van kunst en levensstijl in Europa die werd geïnspireerd door de klassieke oudheid. Wereldbeeld: De voorstelling die mensen hebben over de wereld. Humanisme: Stroming van onder wetenschappers die zich vooral kenmerkte door zijn studie van de klassieke filosofie, literatuur en kunst. Privileges: Een bijzonder recht verkregen door de vorst, hierdoor kreeg een gewest, persoon, gilde een extra zelfstandigheid. De Nederlandse Opstand: De opstand van de Nederlandse gewesten tegen Filip II. Wat leidde tot een splitsing van de Nederlanden. Stadhouder: Plaatsvervanger van de koning. Middeleeuwen: Periode van enkele honderden jaren met economische en culturele achteruitgang. Humanisme: Wetenschappelijke stroming in de renaissance. Personen: Karel V – Landheer van de Nederlanden Willem van Oranje – Stadhouder voor de koning van Spanje. Filips II – Heerser over Spanje, later Heer der Nederlanden Da Vinci – Schilder. Luther – Duitse protestantse theoloog. Alexander VI – Paus, verdeelde de wereld in twee delen. Alva – Landvoogd over de Nederlanden na Margaratha, aan het begin van de 80 jarige oorlog. Margaratha van Parma – Landvoogdes voor Filips II over de Nederlanden. Ontwikkelingen/Gebeurtenissen: Europese expansie komt op gang door ontdekkingsreizen. Maarten Luther protesteert tegen misstanden in de roomskatholieke kerk 95 stellingen begin reformatie. Luther vogelvrij verklaard. Erasmus had kritiek op kerkelijke en maatschappelijke misstanden Lof der zotheid leidt tot de reformatie of kerkhervorming godsdienstoorlogen. Einde in 1555 met de vrede van Ausburg vorst bepaalt welke religie heerst in zijn gebied. Johannes Calvijn mens is van nature zondig en slecht. Hij geloofde dat vanaf begin der tijden was voorbestemd wie verdoemd waren tot de hel en wie uitverkoren was voor het koninkrijk Gods. Verschil calvinisme en lutheranisme: bij calvinisme mochten Duitse vorsten in hun gebied het geloof regelen en het lutheranisme bevestigde het gezag van de vorsten tegenover dat van de paus en de keizer. Burgeroorlogen in Frankrijk tussen Franse calvinisten (hugenoten) en katholieken. Einde in 1598 met Edict van Nantes gelijke rechten. Memento mori (gedenk te sterven) Carpe diem (pluk de dag). 15e eeuw: Renaissance = wedergeboorte: Nieuwe belangstelling voor klassieke cultuur grote kunstwerken (Leonardo da Vinci & William Shakespeare). Wetenschappelijke revolutie verandert het wereldbeeld grondig humanisme Wereld in tweeën verdeeld door Paus Alexander VI in 1493. Door de Atlantische Oceaan trok hij een denkbeeldige lijn, Westen van Spanje, Oosten van Portugal. Arabieren beheersten de handel tussen Europa en Indië weg over zee vinden. Een jaar na Columbus’ dood blijkt Amerika een nieuw continent te zijn Goud en zilver in Midden-Amerika. Indianen werden gedood of als slaven gebruikt. Velen stierven door ziektes die meekwamen uit Europa. Boekdrukkunst: Aparte loden letters, zodat per pagina een tekst kon worden gezet. Filips II blijft in Spanje opstand o.l.v. Willem van Oranje Noorden wordt een onafhankelijke staat. Filips zet centralisatie voort en blijft ketterij bestrijden. Halfzus Margaretha van Parma wordt landvoogdes van de Nederlanden problemen met hoge adel. Inquisitie bleef werken. Willem van Oranje pleit voor godsdienstvrijheid maar ging niet door 200 lagere edelen trokken naar paleis van Brussel voor afschaffing inquisitie Kettervervolging tijdelijk stopgezet Hagenpreken Beeldenstorm Filips woedend hertog van Alva liet mensen onthoofden als straf slag bij Heiligerlee Geuzen nemen Den Briel in afslachtingen Belegering leidde tot muiterij Unie van Utrecht Willem van Oranje vermoord, Parma neemt Antwerpen in. Opstand leek verloren Parma bereidde zich voor op een invasie in Engeland Nederlanden op laag pitje onoverwinnelijke Armada ging ten onder opstand gered Republiek. Zoon van Willem van Oranje, Maurits leidde het Noorden. Na 60 jaar werd vrede gesloten met het zuiden Nederlands-Belgische grens. Jaartallen: 1450: Boekdrukkunst uitgevonden 1488: Kaap de Goede Hoop 1492: Columbus ontdekt Amerika. 1493: Paus Alexander VI verdeelt de wereld in tweeën 1498: Vasco Da Gama komt aan in India. 1515 – 1555 Regering Karel V 1515 – Verklaring Karel V meerderjarig 1515 – 1598 : Karel V / Filips II regeerden samen. 1517 – Luther begint de kerkhervorming 1517: Maarten Luther protesteert tegen misstanden in de Rooms-katholieke kerk begin reformatie. 1522 – Inquisitie in de Nederlanden 1533 – 1584: Willem van Oranje 1555 – 1598: Regering Filips II 1555: Godsdienstvrede Ausburg, elke vorst mocht bepalen welk geloof er in zijn gebied was. 1559: Filips II bestuurde NL vanuit Spanje.1564: Godsdienstvrijheid 1566: Beeldenstorm 1568: NL Opstand olv WvO 1571: Spanjaarden veroverden de Filipijnen. 1581: In Noorden ontstond republiek der 7 verenigde Nederlanden. 1585: Val van Antwerpen 1598: Edict van Nantes 16e eeuw: portugezen/Spanjaarden maakten ontdekkingsreizen langs Afrika, Azië, Amerika. Frankrijk: burgeroorlogen: hugenoten vs Katholieken. In 1598 vrede Edict van Nanter gelijke rechten Tijdvak 6 KA’s: 1. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. 2. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek. 3. Het streven van vorsten naar absolute macht. 4. De wetenschappelijke revolutie. Begrippen: Absolutisme: Regeringssysteem waarbij de macht van de koning NIET wordt beperkt door een grondwet of door rechten van andere organen. Economie: alles wat te maken heeft met middelen van bestaan, zoals landbouw, nijverheid, handel en diensten. Handelskapitalisme: Economisch systeem (vanaf 17e eeuw) in Europa waarbij koopman-ondernemers zich met handel én nijverheid bezighielden en een deel van de winst weer in de onderneming werd geïnvesteerd. Kapitalisme: Economisch systeem waarbij de productiemiddelen privébezit zijn en personen geld investeren met het doel winst te maken. Wereldeconomie: Economisch systeem met wereldwijde handelscontacten waardoor vraag en aanbod elkaar over grote afstand beïnvloeden. Mercantilisme: economische systeem in de 17e en 18e eeuw waarbij de overheid de nationale economie versterkte door bevordering van productie en export, het afremmen van import en andere ingrijpen in de economie. Personen: Lodewijk XIV: absolute vorst. Piet Heijn: veroveraar spaanse zilvervloot. Jean-Baptiste Colbert: stichter van het mercantilisme. Thomas Hobbes: Britse filosoof. Jacques Bossuet: hofpredikant van Lodewijk XIV. Copernicus: geleerde (aarde draait om de zon). Johan Kepler: Duitse wiskundige. Galileo Galilei: Italiaanse sterrenkundige. Isaac Newton: natuurfilosoof. Leonardo Da Vinci: belangrijke wetenschapper. Francis Bacon: Wetenschapsfilosoof. René Descartes: Franse wetenschapsfilosoof en wiskundige. Johan van Oldenbarnevelt: landsadvocaat van de Republiek. Hugo de Groot: grondlegger van het volkenrecht. Christiaan Huygens: wiskundige, astronoom en fysicus. Jan Adriaensz: waterbouwkundige. Jan Swammerdam: onderzoeker van de anatomie van insecten. William Harvey: uitvinder van de bloedsomloop. Robert Boyle: onderzoeker van eigenschappen van lucht. Ontwikkelingen/Gebeurtenissen: Koning Lodewijk XIV had absolute macht. Gouden Eeuw Europese expansie bleef doorgaan. Groot deel van bemanning stierf aan scheurbuik, malaria etc., maar Java was bereikt handelsondernemingen concurrentie werd groot VOC opgericht en kreeg handelsmonopolie, mochten verdragen sluiten met vorsten, vestigingen bouwen en oorlog voeren handelskapitalisme aandelen handelen. Stichting hoofdkwartier van de VOC op Java: Batavia forten. Koffie werd populair Ontstaan wereldeconomie door handelsrelaties over de hele wereld. WIC werd gesticht piraterij en stichting van meer koloniën in Amerika. Er was geen bestuur in de Republiek, de macht was in handen van regenten. De hoogste functionaris in de gewesten was de stadhouder (Maurits van Oranje). De Staten-Generaal, waarvan de belangrijkste man de landsadvocaat/raadspensionaris was, ging over buitenlandse politiek. Amsterdam belangrijkste stapelmarkt, er werden goederen van over heel de wereld opgeslagen goed zakeninstinct. Buiten economische ook nog culturele, literaire en wetenschappelijke bloei. Veel buitenlandse geleerden kwamen naar universiteiten in de Republiek, door geestelijke vrijheid. Lodewijk XIV, de zonnekoning middelpunt net als de zon, waar alle planeten omheen draaien. Erfde als vierjarige de troon. Lodewijk liet een gigantisch paleis bouwen in Versailles om te imponeren. Constitutionele monarchie in Engeland, in Oostenrijk en Frankrijk heerstte het absolutisme Lodewijk bepaalde de godsdienst. Bureaucratie intendanten (ambtenaren): inden belastingen, rekruteerden soldaten, bemoeiden zich met rechtspraak, landbouw, de nijverheid etc. Kunst en wetenschap werd gecentraliseerd. Mercantilisme werd gesticht. Droit divin = goddelijk rech koning was vervanger van God op aarde. Wetenschappelijke revolutie leidde tot optimisme zelf nadenken en experimenteren en observeren, bouw telescopen en microscopen, tekeningen, kaarten, meetinstrumenten, , wetenschappelijke tijdschriften andere kijk op de wereld. Heksen werden vervolgd. Militaire technologie ging vooruit. Eerste stoommachines Jaartallen: 1600 – 1700: tijd van regenten en vorsten 1602: Oprichting VOC 1618 – 1648: Dertigjarige Oorlog 1619: VOC sticht hoofdkwartier Batavia op Java. 1621: oprichting WIC 1628: Piet Heyn verovert de Spaanse zilvervloot 1643 – 1715 : Lodewijk XIV koning van Frankrijk 1648 : vrede van Munster 1667: Suriname kolonie van Nederland 1685: Lodewijk XIV herroept het Edict van Nantes 1688 – 1689 : Glorious revolution Rond 1700: koffie ontdekt Tijdvak 7 KA’s: 1. Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen (verlichting). 2. Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlicht wijze vorm te geven (verlicht absolutisme). 3. De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap. 4. Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme. Begrippen: Abolitionisme: beweging voor de afschaffing van slavenhandel en slavernij. Ancien régime: de oude orde in samenlevingen, voorafgaand aan democratische revoluties. Democratische revolutie: Ingrijpende politieke verandering, waarbij een democratische grondwet wordt ingevoerd. Grondrechten: Basisrechten voor alle burgers die zijn vastgelegd in een grondwet. Grondwet (constitutie): Wet waarin staat hoe een land geregeerd moet worden en wat de rechten en plichten van de burgers zijn. Plantages: Grote landbouwbedrijven in de tropen, waar gewassen werden geproduceerd voor de Europese markt. Vanuit Europa werden deze handelskapitalistische ondernemingen vanaf de 16e eeuw opgezet in Amerika en vanaf de 19e eeuw in Azië en Afrika. Rationalisme: Toepassing van redelijkheid, gebruik van gezond verstand. Ook wel: het boven alles stellen van het verstand. Het rationalisme was een hoofdkenmerk van de verlichting. Sociale verhoudingen: verschillen, overeenkomsten en onderlinge betrekkingen tussen groepen in een samenleving, zoals met betrekking tot de rechten en plichten van de standen in het ancien régime. Staatsburger: persoon met de politieke rechten van een burger in een staat, zoals het recht om een vertegenwoordiger in een parlement te kiezen of om gekozen te worden. Transatlantische slavenhandel: handel in zwarte Afrikaanse slaven tussen Afrika en Amerika. Tussen 1500 en 1850 werden elf miljoen Afrikanen onvrijwillig naar Amerika gebracht. Verlicht absolutisme: systeem waarbij een verlichte vorst de absolute macht heeft en verlichte hervormingen van bovenaf probeert in te voeren. Een voorbeeld is de Ruisische koning Frederik de Grote (1740 – 1786 ) Verlicht denken: volgens de ideeën van de verlichting. Verlichting: Bewering die meende dat met de rede alles kan worden verklaard en dat een op de rede gebaseerde samenleving opgebouwd moet worden. Met rationalisme, vrijheid, gelijke rechten voor alle mensen, verdraagzaamheid en democratie zou er meer licht komen in het leven. Personen: Immanuel Kant: Filosoof Voltaire: Franse schrijver en verlichtingsdenker (voorstander van de godsdienstige vrijheid en tolerantie) John Locke: Engelse filosoof Montesquieu: Franse edelman Adam Smith: Schotse filosoof Lodewijk XV: Koning van Frankrijk van 1715 tot en met zijn dood in 1774 Lodewijk XVI: Koning van Frankrijk van 1774 tot 1792 Frederik de Grote: Pruisische koning Jozef II van Oostenrijk: Duitse keizer Keizerin Catherina de Grote van Rusland Thomas Jefferson: Filosoof Robespierre : Jacobijn Rousseau: Filosoof en schrijver Las Casas: Spaanse priester Ontwikkelingen/Gebeurtenissen: Publicatie Encyclopédie (typisch voor de verlichting) ambitie om een basis te leggen voor verdere vooruitgang van de mens Wetenschappelijke revolutie leidde voor de verlichting Verlichtingsdenkers gruwden van het absolutisme omdat de macht in de handen van één persoon zou leiden tot machtsmisbruik driemachtenleer. Wetgevende (regering, provinciale staten en gemeenteraad), uitvoerende (regering, gedeputeerde staten en college van b&w)en rechterlijke (rechtbank, gerechtshof en hogere raad) macht. Verlichte denken einde duistere periode. Rationalisme Zelf nadenken en niet iedereen geloven! Verdraagzaamheid scheiding kerk en staat kerk had geen politieke macht meer. Afschaffing standensamenleving iedereen gelijk. Volkssoevereiniteit Montesquieu kwam met trias politica Volk betaalde nog steeds belasting, geestelijken en adel niet. Regering kwam niet rond met belastinggeld. Volk werd geregeerd door een verlicht absolutisme. In Nederland was geen vorst en nauwelijks adel, volk kwam wilde Oranje terug, maar hij deed net zo weinig als de regenten. Amerikaanse Revolutie Boston Tea Party, volk wilde geen belasting meer betalen oorlog onafhankelijkheid Bill of Rights en scheiding van 3 machten: President, hooggerechtshof en congres. Franse Revolutie: Lodewijk XVI: absolute vorst (veel oorlogen) schatkist leeg meer belasting volk protesteerde stemming per stand leverde 2 tegen 1 op gaat niet door: Nationale Vergadering Bestorming Bastille = begin Revolutie. Er komt een grondwet in 1791: koning, nationale vergadering en rechters constitutionele monarchie (erfelijk staatshoofd, moet zich houden aan de grondwet. Bataafse Revolutie: Patriotten verdrijven stadhouder en regenten vrouw van de stadhouder roept haar broer te hulp, koning van Pruisen patriotten verdreven naar Frankrijk. Patriotten verdrijven uiteindelijk de stadhouder Bataafse revolutie. Nationale Vergadering maakt een wet met mannenkiesrecht. Napoleon democratie verdwijnt Republiek deel van Frankrijk. Opkomst slavernij Transatlantische slavenhandel Slecht behandeld driehoekshandel Abolitionisme, iedereen gelijk, dus ook slaven! Afschaffing slavernij. Jaartallen: 1700 – 1800 : tijd van pruiken en revoluties 1707: Engeland en Schotland vormen Groot-Brittanië 1740 – 1786: Koning Frederik de Grote 1747: stadhouderschap in Republiek wordt erfelijk 1748: over de geest van wetten (montesquieu) 1751 – 1776: verschijning van Encyclopédie 1765: publicatie Encyclopédie 1776: De rijkdom van volkeren (Smith) 1786: machtsgreep van patriotten 1787: Amerikaanse grondwet 1789: Franse revolutie 1795: Bataafse revolutie 1798: Eerste Nederlandse grondwet 1799: staatsgreep van Napoleon Afschaffing slavernij(ken er minimaal 3): 1803: Denemarken 1833: Engeland (dus ook koloniën) 1848: Frankrijk 1863: Nederland 1865: VS 1869: Portugal 1886: Spanje 1888: Brazilië