Nieuw biosafety-laboratorium heeft deuren gesloten

advertisement
Polsslag 2, 8 februari 2007
Nieuw biosafety-laboratorium heeft deuren gesloten
Het nieuwe Biosafety Level 3 laboratorium werd op 17 januari eigenlijk niet feestelijk geopend, maar
feestelijk gesloten. Om te voorkomen dat er gevaarlijke virussen of bacteriën uit ontsnappen, is de
onderzoeksruimte nu hermetisch afgesloten. Slechts enkele onderzoekers kunnen het lab nog betreden
om er te werken met virussen als het knokkelkoortsvirus en vogelgriepvirus.
Het laboratorium bevindt zich als een cocon in het Centraal Medisch Complex. Het is volledig afgesloten van de
ruimte eromheen. De wanden zijn geseald, de lucht wordt uit de ruimte gezogen en gefilterd en het gebruikte water
wordt opgeslagen en later gedesinfecteerd afgevoerd. Allemaal maatregelen om ervoor te zorgen dat gevaarlijke
micro-organismen niet via de lucht of het water kunnen ontsnappen. Om ook de ontsnappingsroute via mensen te
blokkeren, dragen de onderzoekers virusresistente wegwerppakken. “Als je het laboratorium binnengaat, kom je
eerst in een sluis waar je je moet omkleden”, vertelt moleculair viroloog dr. Jolanda Smit. “Daarna kun je de
laboratoriumruimte binnengaan. Doordat de luchtdruk daar lager is, gaat de luchtstroom bij het openen van de deur
het laboratorium in. Zo kunnen er geen virussen naar buiten komen.” Om de onderzoekers extra te beschermen zijn
er veiligheidskasten waarin zij kunnen werken met de gevaarlijke virussen. Bij die kasten is het ook zo geregeld dat de
luchtstroom naar binnen gaat, de kasten in, zodat er geen virussen naar de onderzoekers kunnen waaien.
Onderzoeker en schoonmaker tegelijk
Alle spullen die de onderzoekers gebruiken, moeten in het lab blijven. Nog geen pen of blocnote mag mee naar
buiten worden genomen. Voorwerpen die toch echt de ruimte moeten verlaten, worden eerst gedesinfecteerd met
chemische middelen of met een autoclaaf. Dit apparaat verhit voorwerpen tot 120 graden zodat alle microorganismen dood gaan. Uit veiligheidsoverwegingen mogen schoonmakers het lab niet betreden. De onderzoekers
moeten er dus zelf voor zorgen dat de ruimte netjes blijft. Om onderhoud aan apparatuur mogelijk te maken, wordt
het lab eens per jaar met een gas gedesinfecteerd waarna technici er veilig kunnen werken.
Het nieuwe lab, in vaktermen een MLIII-laboratorium genoemd, wordt ingezet voor onderzoek en diagnostiek.
“Voor Noord-Nederland en Noord-Duitsland is het UMCG de aangewezen plaats voor diagnostiek bij besmettingen
met exotische virussen”, vertelt hoogleraar moleculaire virologie Jan Wilschut. “Materiaal van patiënten die mogelijk
besmet zijn met bijvoorbeeld vogelgriep of SARS, kunnen we in ons lab veilig onderzoeken. Hadden we dit lab niet,
dan zou het materiaal opgestuurd moeten worden naar een MLIII-lab van een van de andere UMC’s. En dat levert
altijd extra risico op en kost bovendien extra tijd.”
Bloederige koorts
Smit gaat het lab gebruiken voor haar onderzoek naar het Dengue-virus dat knokkelkoorts veroorzaakt. “Jaarlijks
raken miljoenen mensen met dit virus besmet. Het aantal besmettingen neemt wereldwijd hard toe en steeds vaker
treedt hierbij bloederige (hemorrhagische) koorts op. De patiënt krijgt dan inwendige bloedingen en kan aan de
ziekte bezwijken. Er is nog geen geneesmiddel of vaccin beschikbaar en voor de ontwikkeling daarvan is onderzoek
naar de werking van het Dengue-virus noodzakelijk”, licht ze toe. Een ander project dat in het lab gaat plaatsvinden is
het vogelgriep-onderzoek van dr. Anke Huckriede. Voor de ontwikkeling van een vaccin heeft ze alleen nog maar
kunnen werken met ‘gewone’ griepvirussen. “Maar het H5N1-virus dat vogelgriep veroorzaakt, gedraagt zich anders
dan de gewone influenza-virussen. Nu we het MLIII-lab hebben, voldoen we aan de voorschriften om te mogen
werken met gevaarlijke micro-organismen. Nu kunnen we dus ook onderzoek gaan doen met de echte vogelgriepvirussen!
Alies Hoogstra
Download