Nummer 1, 23 februari 2007 Virologie opent ML-III laboratorium Sinds 17 januari beschikt het UMCG over een speciaal laboratorium voor onderzoek en diagnostiek met risicovolle virussen. Het is een zogeheten ML-III lab en is speciaal ingericht om veilig te kunnen werken met ziekteverwekkende virussen waartegen nog geen vaccin of geneesmiddel bestaat. Slechts de tien mensen die met deze virussen werken, kunnen het lab binnen. Dat is één van de vele maatregelen die moeten voorkomen dat virussen het laboratorium uit kunnen. En daar is alle reden voor: in het lab kan nu met levend virusmateriaal worden gewerkt aan de ontwikkeling van een vaccin tegen het H5N1-griepvirus en aan het bijzondere gedrag van het denguevirus. Naast deze virussen is er ook ruimte om diagnostisch onderzoek te doen aan materiaal van patiënten die mogelijk besmet zijn met gevaarlijke virussen, als het ebola- of Marburgvirus of SARS. Veiligheid nodig “Er bestaan vier niveaus van veiligheid in dit soort laboratoria en ons lab zit op het één na hoogste”, zegt prof. Jan Wilschut. “Alleen voor virussen waartegen geen remedie bestaat en die heel zich makkelijk onder mensen kunnen verspreiden, zijn de eisen nog strenger.” “Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen worden als er een H5N1 pandemie ontstaat,” voegt dr. Anke Huckriede toe. Zij leidt het onderzoek aan dit virus en kon totnogtoe alleen werken met een sterk verzwakte variant ervan. “Nu kunnen we nagaan of een ontwerpvaccin inderdaad werkt en in staat is om het levende virus te neutraliseren”, zegt ze. Voor het onderzoek aan het dengue- of knokkelkoortsvirus is het nieuwe lab om een andere reden noodzakelijk. Onderzoeksleidster dr. Jolanda Smit: “Van dit virus bestaan vier varianten. Wie door één ervan wordt besmet, krijgt griepachtige verschijnselen, vaak gecombineerd met gewrichtspijnen. Vandaar de naam knokkelkoorts. Meestal komen mensen daar wel weer bovenop, maar bij een volgende besmetting met een andere variant, verloopt de ziekte niet milder, maar juist ernstiger. We willen onderzoeken hoe het mogelijk is dat een herhaalde infectie kan leiden tot een ernstiger ziektebeeld. Daarom willen we met alle vier denguevirussen tegelijk kunnen werken en dat kan alleen veilig in dit lab.” Sluizen Het laboratorium staat bol van de veiligheidsvoorzieningen. Die moeten ervoor zorgen dat geen virus kan ontsnappen en dat de medewerkers veilig kunnen werken. Er zijn drie afzonderlijke werkruimten die alleen toegankelijk zijn door twee sluizen te passeren. Eén die toegang geeft tot het lab en de kleedruimte en een tweede voor elk van de werkruimten. In het lab heerst onderdruk, zodat er geen mogelijk besmette lucht kan ontsnappen. De druk in de werkruimten is om dezelfde reden nog iets lager. De eigenlijke experimenten worden uitgevoerd in speciale veiligheidskabinetten met een gereguleerde luchtstroom die ervoor zorgt dat er geen lucht uitwaait. De medewerkers dragen stofdichte overalls. In de ruimte waar met het griepvirus wordt gewerkt zijn bovendien mondkapjes verplicht, omdat dit virus zich door de lucht kan verspreiden. In de ruimtes waar met dengue wordt gewerkt is dat niet nodig, omdat dit zich via bloed verspreidt. Hier zijn scherpe voorwerpen taboe. Al het materiaal dat eventueel het lab verlaat wordt eerst chemisch gedesinfecteerd of in een autoclaaf gesteriliseerd. Huup Dassen