VLAAMS SECRETARIAAT van het KATHOLIEK ONDERWIJS Guimardstraat 1 – 1040 Brussel VSKO/DIM/98.6 Kl. 97.01 Brussel, 15 december 1998 Loopbaanonderbreking voor het meesters-, vak- en dienstpersoneel 1 Situering ................................................................................................................................................2 1.1 Wat is loopbaanonderbreking? .................................................................................................2 1.2 Wie kan loopbaanonderbreking aanvragen? ............................................................................2 1.3 2 Is het een recht of wordt het toegekend met wederzijds akkoord?............................................2 1.3.1 Een conditioneel recht .................................................................................................... 2 1.3.2 Een absoluut recht .......................................................................................................... 2 Het recht op loopbaanonderbreking voor het meesters-, vak- en dienstpersoneel ................................3 2.1 Toepasselijke reglementering ...................................................................................................3 2.2 Rechthebbenden ........................................................................................................................3 2.3 Soorten loopbaanonderbreking en toekenningsvoorwaarden ..................................................3 2.4 2.3.1 Inleiding.......................................................................................................................... 3 2.3.2 Volledige en gedeeltelijke loopbaanonderbreking ......................................................... 4 2.3.3 Vermindering arbeidsprestaties + 50 jaar ....................................................................... 6 2.3.4 Palliatief verlof ............................................................................................................... 6 2.3.5 Bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid .......................................................... 7 2.3.6 Ouderschapsverlof .......................................................................................................... 8 Overgang van het ene stelsel naar het andere ..........................................................................9 2.5 De vervanger.............................................................................................................................9 2.6 Sociaal statuut.........................................................................................................................10 2.7 2.6.1 Ziekte- en invaliditeitsverzekering ............................................................................... 10 2.6.2 Bescherming tegen ontslag ........................................................................................... 11 2.6.3 Werkloosheid................................................................................................................ 11 2.6.4 Kinderbijslag ................................................................................................................ 11 2.6.5 Pensioenen .................................................................................................................... 11 2.6.6 Jaarlijkse vakantie ........................................................................................................ 12 De onderbrekingsuitkering .....................................................................................................12 2.8 2.7.1 Regels voor het berekenen van de onderbrekingsvergoeding ...................................... 12 2.7.2 Verhoogde uitkeringen in geval van palliatief verlof, verlof voor bijstand aan of verzorging van een zwaar zieke en ouderschapsverlof................................................. 13 Aanmoedigingspremie van de Vlaamse Gemeenschap ...........................................................13 2.9 Cumulatie met andere inkomens .............................................................................................13 2.10 Voortijdig stopzetten van de loopbaanonderbreking ..............................................................14 Overzicht van de diverse stelsels Bijlage: overzicht van de bedragen van de onderbrekingsuitkering 15 16 2 1 Situering 1.1 Wat is loopbaanonderbreking? Loopbaanonderbreking biedt aan de werknemer de mogelijkheid om zijn beroepsactiviteit gedurende een bepaalde tijd volledig of gedeeltelijk te schorsen, om nadien zijn vroegere betrekking weer op te nemen. Er wordt dus géén einde gesteld aan de arbeidsovereenkomst. Tijdens de schorsing geniet de werknemer in principe een onderbrekingsuitkering van de RVA. In deze mededeling zal enkel de loopbaanonderbreking voor het meester-, vak- en dienstpersoneel worden besproken. Voor alle duidelijkheid voegen we hieraan toe dat de gesubsidieerde contractuelen (de zogenaamde geco’s) eveneens onder deze regeling vallen. 1.2 Wie kan loopbaanonderbreking aanvragen? Artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 bepaalt dat de werknemers die vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, recht hebben op loopbaanonderbreking. In concreto betekent dit dat alle werknemers van de privé-sector, zowel voltijdse als deeltijdse, die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978, van het stelsel van loopbaanonderbreking kunnen genieten. Dit houdt dus in dat het stelsel ook van toepassing is op het meester-, vak- en dienstpersoneel in de onderwijsinstellingen1. 1.3 1.3.1 Is het een recht of wordt het toegekend met wederzijds akkoord? Een conditioneel recht Het koninklijk besluit (KB) van 10 augustus 1998, van toepassing op het meester-, vak- en dienstpersoneel, voert een RECHT op loopbaanonderbreking in. Dit recht is evenwel niet onbeperkt. Het KB voert de volgende beperkingen in: 1) De werknemers hebben een “absoluut” recht op loopbaanonderbreking, zoals bedoeld in de artikelen 100 en 102 van de Herstelwet van 22 januari 1985, voor zover de betrokken onderbrekingsperioden over het geheel van hun loopbaan niet meer dan drie jaar bedragen. 2) Met ingang van 1 januari 1999 is het gemiddeld aantal werknemers die van het recht op loopbaanonderbreking gebruik kunnen maken per kalenderjaar beperkt tot 3% van het gemiddeld aantal werknemers dat tijdens het afgelopen kalenderjaar in de onderneming was tewerkgesteld, uitgedrukt in voltijdse equivalenten2. 1.3.2 Een absoluut recht In drie gevallen is de loopbaanonderbreking zonder meer een recht voor de werknemer. De werkgever moet dit recht eerbiedigen zonder dat hij zich op bovenstaande beperkingen kan beroepen. Voor de contractuele personeelsleden bestaat dit recht in geval van: 1) voltijdse of gedeeltelijke loopbaanonderbreking voor palliatieve verzorging; 2) loopbaanonderbreking voor de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid; 3) ouderschapsverlof. 1 Het KB is dus van toepassing op het contractueel en tijdelijk personeel van het onderwijs en de PMS-centra, voor zover zij niet voldoen aan de specifieke voorwaarden zoals voorzien in de regeling inzake loopbaanonderbreking voor het personeel werkzaam in het onderwijs. 2 We merken hierbij op dat geco’s ALTIJD recht hebben op loopbaanonderbreking en NIET meegerekend mogen worden in deze 3 %. 3 2 Het recht op loopbaanonderbreking voor het meesters-, vak- en dienstpersoneel 2.1 Toepasselijke reglementering Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, en uitvoeringsbesluiten Koninklijk Besluit van 21 maart 1985 tot vaststelling van het sociaal statuut van de werknemers bedoeld bij de artikelen 100 en 102 van de Herstelwet van 22 januari 1985 Koninklijk Besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, zoals gewijzigd Koninklijk Besluit van 6 februari 1997 tot vaststelling van een recht op onderbreking van de beroepsloopbaan in toepassing van artikel 7, §2, 1° van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen Koninklijk Besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998 tot instelling van een recht op loopbaanonderbreking Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan 2.2 Rechthebbenden Het recht op loopbaanonderbreking zoals voorzien in het KB van 10 augustus 1998, is van toepassing op de werknemers die vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Dit betekent dat het recht van toepassing is op werknemers die tewerkgesteld zijn krachtens een arbeidsovereenkomst of ermee gelijkgestelde personen3. Uitgesloten van het toepassingsgebied zijn de personen die tewerkgesteld zijn: in de openbare sector, met uitzondering van de openbare kredietinstellingen; in de centra voor beroepsopleiding voor werkzoekenden; in de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs, als ze tot het door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd personeel behoren. 2.3 2.3.1 Soorten loopbaanonderbreking en toekenningsvoorwaarden Inleiding De ‘klassieke’ vormen van loopbaanonderbreking zijn de volledige en gedeeltelijke schorsing van de arbeidsprestaties. Bovendien kent de gedeeltelijke loopbaanonderbreking een bijzondere modaliteit, namelijk de vermindering van prestaties voor werknemers vanaf 50 jaar. Deze vormen van loopbaanonderbreking zijn alle onderworpen aan de 3 %-regel. Daarnaast bestaan er drie bijzondere vormen van loopbaanonderbreking, die noch voor de berekening van de 3 %-regel, noch voor de berekening van de 60 maanden (cf. infra) in aanmerking worden genomen. Het gaat hierbij om het palliatief verlof, de loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar zieke, en het ouderschapsverlof. Deze drie gevallen van loopbaanonderbreking vormen een absoluut recht, dat de werkgever niet kan weigeren. 3 Onder gelijkgestelde personen wordt verstaan: de personen die anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon. 4 2.3.2 Volledige en gedeeltelijke loopbaanonderbreking BEPERKT RECHT Zowel voltijdse als deeltijdse werknemers kunnen hun loopbaan volledig schorsen. Daarnaast heeft de voltijdse werknemer de mogelijkheid zijn arbeidsprestaties met 1/5, ¼, 1/3 of ½ te verminderen (= gedeeltelijke loopbaanonderbreking). Voor een werknemer met een deeltijdse betrekking die zijn arbeidsprestaties wenst te verminderen, gelden 2 beperkingen: 1) hij moet minstens ¾ van een voltijdse betrekking uitoefenen; 2) hij kan zijn arbeidsprestaties enkel verminderen tot de helft van een voltijdse betrekking4. Soort arbeidsovereenkomst Voltijds deeltijds 75 % deeltijds < 75 % volledige LBO 1/5 LBO ¼ LBO 1/3 LBO ½ LBO x x x x x x x x Dit recht is evenwel beperkt doordat de werkgever slechts verplicht is aan 3% van het gemiddeld aantal werknemers dat tijdens het afgelopen kalenderjaar in de onderneming was tewerkgesteld, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, loopbaanonderbreking toe te staan5. Voor ondernemingen < 10 werknemers geldt evenwel de (bijkomende) beperking dat voor gedeeltelijke loopbaanonderbreking altijd wederzijds akkoord tussen werkgever en werknemer vereist is. Voor de volledige loopbaanonderbreking geldt bij kleine ondernemingen de gewone 3 %-regel. Voor de berekening van de 3 % wordt als onderneming beschouwd elke juridische entiteit (dus per RSZnummer). De telling gebeurt op basis van het aantal personeelsleden die ingeschreven zijn in het personeelsregister. Uitgesloten zijn de personen met een vervangingscontract (dit zijn de vervangers n.a.v. ziekte, educatief verlof, loopbaanonderbreking, …), de uitzendkrachten en de geco’s. DUUR VAN DE ONDERBREKING De voltijdse of gedeeltelijke loopbaanonderbreking wordt aangevraagd voor een periode van ten minste 3 maanden en maximum 1 jaar. Die minimumduur van 3 maanden is niet vereist bij verlenging van de loopbaanonderbreking. Na een werkhervatting of na het verstrijken van een onderbrekingsperiode van 12 maanden moet een nieuwe aanvraag ingediend worden, waarbij de minimumduur van 3 maanden opnieuw moet worden nageleefd. Hoewel de werknemer gedurende 60 maanden (dus 5 jaar) van loopbaanonderbreking kan genieten, dient de werkgever slechts met een onderbreking van maximum 3 jaar, berekend op grond van de gehele beroepsloopbaan, in te stemmen6. Vanaf het 4e jaar heeft de werknemer dus geen ‘absoluut’7 recht meer, en is loopbaanonderbreking enkel nog mogelijk met wederzijds akkoord8. 4 Dit betekent dus dat een deeltijdse werknemer vermindering van arbeidsprestaties kan genieten voor zover hij een jobtime heeft van 75% of meer. Een deeltijdse werknemer met een jobtime van 60% (dus <75%) zal dus enkel van volledige loopbaanonderbreking kunnen genieten. 5 De werkgever kan - voor de goede werking van de onderneming - in gezamenlijk overleg met de syndicale delegatie, of bij gebreke daarvan met de ondernemingsraad of de werknemers bepaalde organisatieregels m.b.t. LBO overeenkomen. Deze organisatieregels leggen dan de concrete toepassing van de loopbaanonderbreking binnen de eigen onderneming vast, zonder dat daarbij afbreuk mag gedaan worden aan de wettelijke en reglementaire bepalingen. Bovendien moeten deze regels in het arbeidsreglement worden opgenomen. 6 Op te merken valt dat elke vorm van loopbaanonderbreking (volledige LBO, LBO voor 1/5, ¼, 1/3 en ½) een recht oplevert van 3 jaar. Een (voltijdse) werknemer kan op die manier gedurende 15 jaar alle vormen van LBO uitputten. 7 Let wel! Dit recht wordt beperkt vermits de werkgever slechts verplicht wordt om aan 3 % van zijn personeelsleden loopbaanonderbreking toe te staan. 8 De werknemer kan gedurende zijn ganse beroepsloopbaan maximum 60 maanden een onderbrekingsuitkering bij volledige schorsing of vermindering van arbeidsprestaties ontvangen. Vanaf de leeftijd van 50 jaar is er geen beperking meer. 5 Voor de berekening van de 60 maanden wordt geen rekening gehouden met de periodes van schorsing van de arbeidsovereenkomst of vermindering van de arbeidsprestaties in geval van het verlenen van palliatieve zorgen; het verzorgen van een zwaar ziek gezins- of familielid; ouderschapsverlof. Evenmin mag rekening worden gehouden met de periodes van schorsing waarvoor geen onderbrekingsuitkering werd uitbetaald. AANVRAAG De werknemer moet zijn aanvraag ten minste 2 maanden op voorhand bij zijn werkgever indienen, ongeacht of het gaat om een eerste aanvraag dan wel om een verlenging. De aanvraag is aan geen vormvereisten onderworpen, maar gebeurt bij voorkeur schriftelijk9. De werknemer deelt de datum waarop de loopbaanonderbreking ingaat en de duur van de onderbreking mee. Voor de aanvraag van een onderbrekingsuitkering moeten ten aanzien van de RVA de volgende formaliteiten verricht en documenten ingevuld worden: in geval van volledige loopbaanonderbreking: formulier C61A; in geval van gedeeltelijke loopbaanonderbreking: formulier C61B. Dit formulier moet zowel door de werkgever als door de werknemer worden ingevuld. Op dit formulier verbindt de werkgever er zich toe de werknemer te vervangen en deelt hij tevens de identiteit mee van de vervanger met wie hij reeds een overeenkomst heeft gesloten. Deze formaliteit is noodzakelijk aangezien het recht op uitkering ervan afhangt. Bij verlenging van een bestaande loopbaanonderbreking dient opnieuw een aanvraag ingediend te worden volgens de hierboven omschreven regels. In geval van gedeeltelijke loopbaanonderbreking is de werkgever wettelijk verplicht een nieuwe schriftelijke deeltijdse arbeidsovereenkomst op te stellen. VERVANGINGSPLICHT De werkgever is verplicht de werknemer in loopbaanonderbreking te vervangen door een volledige uitkeringsgerechtigde werkloze of een hiermee gelijkgestelde, voor de ganse duur van de schorsing van de arbeidsovereenkomst of van de vermindering van de arbeidsprestaties. Wanneer de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst niet langer duurt dan drie maanden, mag de vervanger ook tewerkgesteld worden als uitzendkracht10. De vervanger moet aangeworven worden binnen een periode die zich uitstrekt vanaf de 60e kalenderdag vóór de aanvang van de loopbaanonderbreking tot de 30e kalenderdag na de aanvang11. De werkgever beschikt m.a.w. over een periode van 90 kalenderdagen12. In geval van vermindering van arbeidsprestaties is geen vervanging vereist indien er in de onderneming slechts één personeelslid is dat zijn arbeidsprestaties vermindert met 1/5e of 1/4e. Zodra er twee werknemers in deze situatie verkeren, moeten de beide werknemers vervangen worden vanaf de vermindering van arbeidsprestaties van de tweede werknemer13. Er is dus geen vervangingsplicht indien het aantal vrijgekomen uren minder bedraagt dan 1/3e van een volledige dienstbetrekking. 9 De organisatieregels kunnen bepalen dat de aanvraag schriftelijk moet gebeuren. Deze vormvoorwaarde moet dan in het arbeidsreglement worden opgenomen. 10 Zoals bedoeld bij de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. Ook hier geldt de voorwaarde dat de vervanger een uitkeringsgerechtigde werkloze is of een hiermee gelijkgestelde. 11 Leeft de werkgever zijn verplichtingen inzake vervanging niet na, dan kan de RVA van hem een forfaitaire vergoeding eisen. 12 Bij vervanging van de vervanger heeft de werkgever 30 kalenderdagen om de vervanging te organiseren. 13 De vervanger moet niet noodzakelijk dezelfde functie uitoefenen als de loopbaanonderbreker. Het is zelfs niet vereist dat de 2 werknemers allebei bedienden of allebei werklieden zijn. 6 Daarnaast bestaat sedert 1 oktober 1998 de mogelijkheid om een vrijstelling van vervangingsplicht aan te vragen aan de directeur van het werkloosheidsbureau. De werkgever moet hiervoor op een objectieve wijze aantonen dat er onder de volledige uitkeringsgerechtigde werklozen of de gelijkgestelde personen geen enkele vervanger voorhanden is van hetzelfde niveau als de functie uitgeoefend door de werknemer in loopbaanonderbreking, of van het niveau van een andere functie die ten gevolge van deze loopbaanonderbreking in de onderneming is vrijgekomen. 2.3.3 Vermindering arbeidsprestaties + 50 jaar BEPERKT RECHT De mogelijkheid van werknemers om vanaf de leeftijd van 50 jaar de arbeidsprestaties te verminderen, is een bijzondere modaliteit van de gedeeltelijke loopbaanonderbreking. Dit recht is dus ook onderworpen aan de 3 %-regel. Een voltijdse werknemer die de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, kan tot aan zijn pensioen overgaan op een deeltijdse arbeidsregeling (vermindering van de arbeidsprestaties met 1/5, ¼, 1/3 of ½)14. Deeltijdse werknemers die minstens ¾ werken kunnen in het specifiek stelsel voor de 50-jarigen overgaan naar een halftijdse arbeidsregeling (dus 50 % van een voltijdse betrekking)15. In beide gevallen maakt de werknemer aanspraak op een verhoogde onderbrekingsuitkering. DUUR VAN DE ONDERBREKING De minimumduur is in alle gevallen 3 maanden. Wat de maximumduur betreft, geldt het recht op gedeeltelijke loopbaanonderbreking tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en wordt het niet beperkt tot 60 maanden. Deze gunstregeling gaat bovendien gepaard met het toekennen van een verhoogde onderbrekingsuitkering. Deze verhoogde onderbrekingsuitkering voor werknemers vanaf 50 jaar wordt slechts eenmalig toegekend en gaat definitief verloren van zodra de vermindering van de arbeidsprestaties onderbroken wordt. Bij een nieuwe aanvraag na een onderbreking hebben deze werknemers slechts recht op de bedragen waarop de gewone loopbaanonderbrekers recht hebben. Deze zijn beperkt tot een periode van 60 maanden. AANVRAAG De aanvraag gebeurt op dezelfde wijze als bij gewone loopbaanonderbreking. VERVANGINGSPLICHT Bij loopbaanonderbreking vanaf 50 jaar gelden dezelfde regels m.b.t. vervanging als bij gewone loopbaanonderbreking. 2.3.4 Palliatief verlof ABSOLUUT RECHT De wet van 21 december 1994 voerde het recht op loopbaanonderbreking voor het verstrekken van palliatieve zorgen in. De werkgever kan deze vorm van loopbaanonderbreking niet weigeren. Onder palliatieve zorgen moet worden verstaan elke vorm van bijstand en inzonderheid medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand aan en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden16. Het bewijs van het verstrekken van 14 Hier geldt de beperking van 60 maanden niet. Een werknemer van 50 jaar met een jobtime < 75 % kan dus niet van dit stelsel gebruik maken. 16 Voor palliatief verlof is geen aanverwantschap vereist. Het kan dus zowel gaan om een familielid als om een vriend. 15 7 palliatieve zorgen wordt geleverd aan de hand van een door de behandelende geneesheer verstrekt medisch attest waaruit blijkt dat palliatieve zorgen worden verleend. DUUR VAN DE ONDERBREKING De loopbaanonderbreking voor het verstrekken van palliatieve zorgen kan aangevraagd worden voor één maand, eventueel verlengbaar met één maand17. De periode van loopbaanonderbreking voor het verstrekken van palliatieve zorgen wordt niet meegerekend voor het berekenen van de maximumduur van 60 maanden loopbaanonderbreking, noch voor de 3 %. AANVRAAG De aanvraagprocedure is dezelfde als deze van de gewone loopbaanonderbreking, met uitzondering van de periode waarvoor het moet aangevraagd worden alsmede de duur van deze bijzondere loopbaanonderbreking. Bij het aanvraag-formulier moet bovendien een attest gevoegd worden van de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve zorgen behoeft, zonder vermelding van de identiteit van deze persoon. Bij verlenging met één maand moet een nieuw attest voorgelegd worden. Er kunnen maximaal twee attesten voor dezelfde persoon ingediend worden. Het recht gaat in de eerste dag van de week volgend op de week waarin een attest van de behandelende geneesheer door de werknemer aan de werkgever werd overhandigd, of op een vroeger tijdstip wanneer de werkgever akkoord gaat. VERVANGINGSPLICHT In het geval van verlof voor palliatieve zorgen is er geen vervangingsplicht. 2.3.5 Bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid ABSOLUUT RECHT De werknemers die onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 vallen, hebben recht op loopbaanonderbreking (volledige schorsing of vermindering van arbeidsprestaties) voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid . De werkgever kan dit niet weigeren. Onder gezinslid wordt verstaan, elke persoon die samenwoont met de werknemer (dus ook familieleden). In geval het familielid niet op hetzelfde domicilie-adres woont, wordt onder familielid verstaan elk familielid tot de tweede graad, zowel bloed- als aanverwanten. Onder zware ziekte wordt verstaan, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer als zwaar wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel. De werknemer moet het bewijs leveren dat hij voldoet aan de voorwaarden. Hij overhandigt zijn werkgever een attest, hem bezorgd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek gezins- of familielid. Uit dit attest moet blijken dat de werknemer zich bereid heeft verklaard bijstand of verzorging te verlenen aan de ernstig zieke. DUUR VAN DE LOOPBAANONDERBREKING De onderbrekingsperiode bedraagt minimum 1 maand en maximum 3 maanden, al dan niet aaneensluitend, tot een maximum van 12 maanden (in geval van volledige onderbreking) of 24 maanden (in geval van gedeeltelijke onderbreking) per patiënt is bereikt. 17 In geval van overlijden van de patiënt vóór het einde van de loopbaanonderbreking, kan men het werk hervatten zonder dat de onderbrekingsuitkering integraal teruggevorderd wordt. Het betreft hier evenwel een mogelijkheid, geen verplichting. 8 In een KMO kan dit recht beperkt worden tot 6 maanden volledige schorsing of 12 maanden vermindering van arbeidsprestaties omwille van organisatorische redenen, voor zover het om dezelfde patiënt gaat. Noch voor de berekening van de 3%, noch voor de berekening van de 60 maanden telt deze vorm van loopbaanonderbreking mee. AANVRAAG De aanvraagprocedure is dezelfde als deze van de gewone loopbaanonderbreking. De werkgever dient één maand op voorhand op de hoogte te worden gebracht. Deze termijn van één maand kan in overleg met de werkgever worden verminderd. De mededeling gebeurt schriftelijk en bevat het voormeld medisch attest. Begindatum en duur van de onderbreking moeten meegedeeld worden. Het recht gaat in op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin het geschrift en het attest werden overhandigd aan de werkgever, tenzij overeengekomen werd dat de loopbaanonderbreking eerder aanvangt (dit dient de werkgever schriftelijk te bevestigen). VERVANGINGSPLICHT Slechts in 2 gevallen moet de werknemer in loopbaanonderbreking worden vervangen: de aangevraagde periode bedraagt minimum 3 maanden; de betrokken werknemer heeft reeds 2 maanden zijn arbeidsovereenkomst geschorst of zijn arbeidsprestaties verminderd en vraagt opnieuw een verlenging. 2.3.6 Ouderschapsverlof ABSOLUUT RECHT Alleen werknemers die gedurende de 15 maanden, die voorafgaan aan de schriftelijke kennisgeving, 12 maanden in dienst zijn bij hun werkgever hebben recht op ouderschapsverlof. Ouderschapsverlof kan zowel door vrouwelijke als mannelijke personeelsleden worden genomen, en dit deeltijds of voltijds. Het ouderschapsverlof kan worden aangevraagd bij: de geboorte van een kind, uiterlijk tot het kind 4 jaar wordt; de adoptie van een kind, gedurende een periode van 4 jaar die loopt vanaf de inschrijving in het bevolkingsregister of vreemdelingenregister en dit uiterlijk tot het kind 8 jaar is; een gehandicapt kind (ten minste 66% gehandicapt) uiterlijk tot het kind 8 jaar is. Deze vorm van loopbaanonderbreking is een recht dat de werkgever niet kan weigeren. Wel kan hij de aanvang van het ouderschapsverlof uitstellen met maximaal 6 maanden om gerechtvaardigde redenen die verband houden met de onderneming18. De werkgever dient dit schriftelijk te doen binnen de maand na de schriftelijke kennisgeving van de werknemer. Zes maanden na de maand van het gemotiveerde uitstel gaat het ouderschapsverlof in ieder geval in. DUUR VAN DE LOOPBAANONDERBREKING Om voor zijn kind te zorgen heeft de werknemer het recht om: hetzij gedurende een aaneengesloten periode van 3 maanden de arbeidsovereenkomst volledig te schorsen; hetzij gedurende een aaneengesloten periode van 6 maanden de arbeidsovereenkomst deeltijds te schorsen19. 18 19 Bijvoorbeeld: veel personeel dat tegelijkertijd LBO neemt, de functie van de titularis van strategisch belang, … Deze mogelijkheid geldt enkel voor voltijdse werknemers. Deeltijdse werknemers genieten deze mogelijkheid niet. 9 Voor de (voltijdse) werknemers van een KMO met minder dan 10 werknemers geldt deze (laatste) regeling niet. Daar heeft de werknemer enkel het recht om zijn arbeidsovereenkomst gedurende 6 maanden deeltijds te schorsen op voorwaarde dat de werkgever akkoord is20. Deze vorm van loopbaanonderbreking wordt noch voor de berekening van de 3 %, noch voor de berekening van de 60 maanden in aanmerking genomen. AANVRAAG De aanvraag kan ingediend worden via een aangetekend schrijven of aan de hand van een geschrift, te ondertekenen voor ontvangst. Zij moet 3 maanden op voorhand ingediend worden (termijn met wederzijds akkoord in te korten) en de begin- en einddatum bevatten. Binnen 1 maand na kennisgeving moet de werkgever bevestigen. Uiterlijk op het moment dat het ouderschapsverlof ingaat, moet de werknemer het bewijs leveren van de geboorte of de adoptie. Dit bewijs kan geleverd worden aan de hand van een geboorteakte of een inschrijving in het bevolkingsregister of vreemdelingenregister. VERVANGINGSPLICHT Wat de vervanging van de werknemer in loopbaanonderbreking betreft, is de werkgever gehouden door dezelfde vervangingsplicht als bij gewone loopbaanonderbreking (cf. supra 2.3.2). 2.4 Overgang van het ene stelsel naar het andere De werknemers kunnen binnen het kader van de loopbaanonderbreking overgaan van een stelsel van volledige onderbreking naar een stelsel van deeltijdse tewerkstelling en omgekeerd. Wat betreft de vermindering van de arbeidsprestaties kunnen zij overgaan van de ene vorm van deeltijdse prestaties naar de andere. Zowel de volledige als de gedeeltelijke onderbreking is beperkt tot maximum 60 maanden in de beroepsloopbaan. Het feit dat men reeds 60 maanden volledige onderbreking verkregen heeft en nogmaals 60 maanden deeltijdse prestaties onder de 50 jaar, belet echter niet dat men, eens de leeftijd van 50 jaar bereikt, nog gebruik kan maken van het specifiek stelsel voor de werknemers van 50 jaar of ouder, zoals hierboven beschreven. 2.5 De vervanger Een werknemer die wenst gebruik te maken van één of andere vorm van loopbaanonderbreking moet in principe voor de ganse duur ervan vervangen worden door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze of hiermee gelijkgestelde. Voor de te vervangen jobtime kunnen 1 of 2 vervangers worden aangesteld. Er is geen vervangingsplicht in de volgende gevallen: loopbaanonderbreking zonder uitkeringen; loopbaanonderbreking voor het verstrekken van palliatieve zorgen; loopbaanonderbreking voor de verzorging van een zwaar zieke (behalve in twee gevallen: zie onder 2.3.5); vermindering van de arbeidsprestaties met minder dan 1/3. Sedert 1 oktober 1998 is de lijst van gelijkgestelden uitgebreid. Vanaf deze datum komen ook in aanmerking: 1. de deeltijdse werknemers met behoud van rechten die een inkomensgarantieuitkering genieten; 2. de deeltijdse werknemers met behoud van rechten die geen inkomensgarantieuitkering genieten en de vergoede werklozen die volledig werkloos zijn in een vrijwillig deeltijdse arbeidsregeling. Deze gelijkstelling geldt slechts 20 Let wel! Deze voltijdse werknemer behoeft nog steeds geen voorafgaandelijk akkoord van de werkgever indien hij gedurende 3 aaneengesloten maanden een volledige onderbreking wenst. 10 voor de vervanging van een deeltijds werknemer die zijn beroepsloopbaan volledig onderbreekt of van een voltijds werknemer die zijn arbeidsprestaties vermindert. 3. schoolverlaters die zich in hun wachttijd bevinden (ook al genieten zij nog geen wachtuitkeringen); 4. personen die zich (terug) wensen in te schakelen op de arbeidsmarkt en tegelijkertijd aan de volgende voorwaarden voldoen: op een bepaald ogenblik in hun loopbaan 312 arbeidsdagen of gelijkgestelde dagen gepresteerd hebben gedurende een periode van 18 maanden of minstens één werkloosheidsuitkering hebben genoten buiten de hierna vermelde periode (zie nr.2) op het ogenblik van de indiensttreding gedurende een periode van minstens 24 maanden zonder onderbreking geen werkloosheidsuitkeringen genoten hebben en geen arbeidsprestaties geleverd hebben als loontrekkende of zelfstandige; op het ogenblik van de indienstneming ingeschreven zijn als werkzoekende; 5. de werkzoekenden die bij de VDAB ingeschreven zijn en in de loop van de 6 maanden vóór hun aanwerving ten minste 3 maanden het bestaansminimum genoten hebben; 6. de werkzoekenden, ingeschreven in het bevolkingsregister, die ingeschreven zijn bij de VDAB en in de loop van de 6 maanden vóór hun aanwerving ten minste 3 maanden sociale bijstand hebben genoten, maar geen recht hebben op het bestaansminimum omwille van hun nationaliteit; 7. bepaalde minder-validen tewerkgesteld in een beschutte werkplaats; 8. de werknemers die gedurende de maand vóór hun aanwerving bij dezelfde werkgever als uitzendkracht hebben gewerkt; 9. werknemers met een vervangingsovereenkomst, op voorwaarde: dat zij uitkeringen genoten voor alle dagen van de week als vergoede volledige werkloze, onmiddellijk vóór het begin van de uitvoering van de vervangingsovereenkomst, of een van de voorwaarden vervulden van het 1° tot 8° of het 11°; dat de vervangingsperiode waarvoor zij waren aangeworven is beëindigd; 10. de werknemers die reeds geldige vervangers waren van dezelfde personen die hun loopbaanonderbreking verlengen; 11. de werkzoekenden waarvan het recht op uitkeringen wegens langdurige werkloosheid geschorst werd en die gedurende 24 maanden zonder onderbreking geen uitkering meer genoten hebben in het kader van de werkloosheidsreglementering. Wanneer de loopbaanonderbreking niet langer dan 3 maanden duurt, mag de vervanger ook tewerkgesteld worden als uitzendkracht, op voorwaarde dat de vervanger een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze is of een hiermee gelijkgestelde. Merken we tenslotte op dat de vervanger(s) niet dezelfde functie moet(en) uitoefenen als de loopbaanonderbreker. Zijn/hun uren van tewerkstelling moeten minstens gelijk zijn aan het aantal uren dat vrijkomt door de loopbaanonderbreking. 2.6 2.6.1 Sociaal statuut Ziekte- en invaliditeitsverzekering Een werknemer die zijn loopbaan volledig schorst of zijn arbeidsprestaties vermindert, behoudt al zijn rechten in de sector “geneeskundige verzorging”. Het recht op uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid (ten gevolge van ziekte, invaliditeit, zwangerschap, …) wordt tijdens de onderbrekingsperiode opgeschort. Indien de arbeidsongeschiktheid na de onderbreking echter verder loopt, krijgt de werknemer een ZIV-uitkering vanaf de eerste dag volgend op de onderbrekingsperiode. De RVA zal dus enkel de onderbrekingsuitkeringen uitbetalen. Het recht op uitkeringen van het ziekenfonds begint terug te lopen na het einde van de onderbrekingsperiode. 11 2.6.2 Bescherming tegen ontslag Behalve om een dringende reden of om een voldoende reden21, mag de werkgever geen handeling verrichten die ertoe strekt eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking. Voor de werknemer met een recht op loopbaanonderbreking gaat dit verbod in de dag van de aanvraag. Bij loopbaanonderbreking die voortvloeit uit een wederzijds akkoord tussen werkgever en werknemer gaat de ontslagbescherming in vanaf de dag van het akkoord. Het ontslagverbod eindigt drie maanden na het einde van de loopbaanonderbreking. De werkgever die deze afdankingsbeperking niet respecteert, moet aan de werknemer een forfaitaire vergoeding betalen die gelijk is aan zes maanden loon. De opzegtermijn die voor of in de loop van de loopbaanonderbreking door de werkgever wordt gegeven, wordt geschorst tijdens die gehele periode van loopbaanonderbreking. Indien de werkgever eenzijdig de arbeidsovereenkomst opzegt van een werknemer die overstapt naar een deeltijdse arbeidsregeling, wordt deze opzegtermijn berekend op basis van een voltijdse betrekking. 2.6.3 Werkloosheid Een werknemer die zijn beroepsactiviteit volledig of gedeeltelijk schorst en tijdens die periode uitkeringsgerechtigde volledig werkloze wordt, ontvangt een werkloosheidsuitkering die gelijk is aan de werkloosheidsuitkering die hij zou hebben ontvangen indien hij gewoon was blijven werken. De werkloosheidsuitkering wordt dus berekend op basis van het loon dat de werknemer verdiende vóór de loopbaanonderbreking. Een werknemer van ten minste 50 jaar die overstapt naar een deeltijdse arbeidsregeling en die tijdens die periode van verminderde arbeidsprestaties volledig werkloos wordt, heeft eveneens recht op een werkloosheidsuitkering die gelijk is aan de uitkering die hij zou hebben ontvangen indien hij niet van arbeidsregeling was veranderd. 2.6.4 Kinderbijslag De werknemer die zijn arbeidsprestaties volledig schorst of vermindert, behoudt de volledige rechten op kinderbijslag gedurende de periode van loopbaanonderbreking22. 2.6.5 Pensioenen Een volledige schorsing van de beroepsloopbaan wordt binnen de pensioenreglementering gelijkgesteld met effectief gewerkte periodes. Deze gelijkstelling is evenwel beperkt tot de eerste 12 maanden. Deze periode van 12 maanden kan verlengd worden, zonder dat ze in totaal 60 maanden kan overschrijden, met ten hoogste 24 maanden, indien de werknemer of zijn/haar echtgeno(o)t(e) wonend onder hetzelfde dak, voor die maanden kinderbijslag ontvangt voor een kind van minder dan 6 jaar; met de periode van loopbaanonderbreking waarin aan de Rijksdienst voor werknemerspensioenen bijdragen werden betaald gelijk aan het aandeel van de werknemer in de sociale zekerheidsbijdrage bestemd voor de rust- en overlevingspensioenen voor werknemers. 21 Een voldoende reden is een door de rechter als zodanig bevonden reden waarvan de aard en de oorsprong vreemd zijn aan de loopbaanonderbreking. Als voldoende reden wordt eveneens beschouwd het ontslag dat door de werkgever wordt gegeven om het conventioneel brugpensioen te bekomen. 22 Een werknemer die zijn arbeidsprestaties volledig geschorst heeft voor het uitoefenen van een zelfstandige activiteit, zal na één jaar loopbaanonderbreking, vanaf het ogenblik dat hij zijn recht op uitkeringen verliest, enkel recht hebben op kinderbijslag in de regeling der zelfstandigen. 12 In geval van gedeeltelijke loopbaanonderbreking wordt het pensioen voor werknemers jonger dan 50 jaar berekend op basis van de deeltijdse prestaties bij de werkgever23. Voor de voltijdse werknemers die minstens 50 jaar zijn, worden de periodes van vermindering van de arbeidsprestaties kosteloos gelijkgesteld. De duur van deze gelijkstelling is niet beperkt tot 60 maanden. 2.6.6 Jaarlijkse vakantie De periode van volledige onderbreking van de beroepsactiviteit wordt niet gelijkgesteld met een periode van tewerkstelling voor de berekening van vakantiegeld of vakantiedagen. De vakantiedagen waarop de werknemer op grond van zijn arbeid tijdens het voorgaand (vakantiedienst-) jaar recht heeft, kunnen tot 31 december van het lopende (vakantie-) jaar worden opgenomen. Bij de aanvang van de volledige loopbaanonderbreking dient al het op dat ogenblik verschuldigde vakantiegeld te worden uitbetaald. Voor wat betreft de gedeeltelijke loopbaanonderbreking worden enkel de effectieve prestaties in aanmerking genomen voor de berekening van het vakantiegeld en het aantal vakantiedagen. Een voltijdse werknemer die overstapt naar een deeltijdse arbeidsregeling wordt dus in de jaarlijkse vakantieregeling beschouwd als een deeltijdse werknemer. 2.7 2.7.1 De onderbrekingsuitkering Regels voor het berekenen van de onderbrekingsvergoeding24 in geval van volledige schorsing van de beroepsloopbaan: gewone uitkering bij schorsing van een voltijdse betrekking = 12 066 BEF een deeltijdse betrekking = 12 066 BEF x n (n = arbeidsduur van de werknemer / voltijdse arbeidsduur) verhoogde uitkering bij 2e kind: 1 149 BEF, bovenop het bedrag van de gewone uitkering Deze uitkering kan nog eens verhoogd worden met hetzelfde bedrag voor een 3e kind. vanaf 2e jaar: 95 % van het bedrag van de gewone uitkering (deze regel geldt eveneens voor de verhoogde uitkeringen) in geval van vermindering van de arbeidsprestaties: gewone uitkering bij vermindering voltijdse betrekking = 12 066 BEF / het aandeel waarmee de arbeidsprestaties verminderd worden (1/5, ¼, 1/3 of ½) bij vermindering deeltijdse betrekking = 6 033 BEF x n verhoogde uitkering bij 2e kind = 1 149 BEF / het aandeel waarmee de arbeidsprestaties verminderd worden (1/5, ¼, 1/3 of ½), bovenop het bedrag van de gewone uitkering Deze uitkering kan nog eens verhoogd worden met hetzelfde bedrag voor een 3e kind. in geval van vermindering + 50 jaar is het basisbedrag van de gewone uitkering gelijk aan 12.066 BEF, voor het overige zijn dezelfde regels van toepassing m.b.t. de verhoogde uitkeringen en de 95%-regel (vanaf het 2° jaar). vanaf 2e jaar: 95% van het bedrag van de gewone of verhoogde uitkering 23 Betaling van bijdragen aan de Rijksdienst voor Pensioenen is in dit geval niet mogelijk. Het betreft bedragen die op het ogenblik van de uitgave van deze mededeling van kracht zijn. Voor uitgebreide overzichtstabellen: zie bijlage. 24 13 2.7.2 Verhoogde uitkeringen in geval van palliatief verlof, verlof voor bijstand aan of verzorging van een zwaar zieke en ouderschapsverlof In geval van loopbaanonderbreking voor het verstrekken van palliatieve zorgen, voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid en ouderschapsverlof, gelden verhoogde uitkeringsvergoedingen. Voor de werknemers die een voltijdse arbeidsregeling schorsen in één van de hogervermelde gevallen wordt de onderbrekingsuitkering vastgesteld op 20 000 BEF. Voor de werknemers die hun deeltijdse arbeidsregeling schorsen, wordt een gedeelte van dit bedrag toegekend dat proportioneel is aan de duur van hun prestaties in de deeltijdse arbeidsregeling25. Voor de werknemers die hun arbeidsprestaties wensen te verminderen in één van de hogervermelde gevallen, gelden dezelfde regels als voor het berekenen van de onderbrekingsvergoeding in geval van gewone loopbaanonderbreking. 2.8 Aanmoedigingspremie van de Vlaamse Gemeenschap De Vlaamse regering keert een aanmoedigingspremie uit aan de werknemer die loopbaanonderbreking neemt en daarbij aan bepaalde voorwaarden voldoet. De aanvrager moet werken in de privé-sector in het Vlaamse Gewest, de Vlaamse openbare sector of het onderwijs, en moet gedurende 6 maanden voorafgaand aan de aanvangsdatum in eenzelfde arbeidsregeling tewerkgesteld zijn. De premie wordt toegekend gedurende maximaal 2 jaar indien een voltijdse of gedeeltelijke loopbaanonderbreking wordt opgenomen voor: het volgen van een opleiding, kinderopvang van een kind ten laste jonger dan 8 jaar, het verstrekken van palliatieve zorgen26, het starten als zelfstandige, het verrichten van vrijwilligerswerk; het verrichten van sociaal-cultureel werk. De toekenning van de premie kan niet gecombineerd worden met een tweede deeltijdse of voltijdse tewerkstelling, met de uitoefening van een winstgevende activiteit of met een werkloosheidsuitkering, met uitzondering van de onderbrekingsuitkering voor loopbaanonderbreking. De aanvraag tot het bekomen van de aanmoedigingspremie moet ingediend worden binnen de 6 maanden na aanvang van de loopbaanonderbreking, en verstuurd naar: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap departement Economie, werkgelegenheid, Binnenlandse aangelegenheden en Landbouw administratie Werkgelegenheid afdeling Migratie - Arbeidsmarktbeleid Markiesstraat 1 - 1000 Brussel. 2.9 Cumulatie met andere inkomens De onderbrekingsuitkeringen kunnen gecumuleerd worden met inkomsten voortvloeiend uit: een politiek mandaat; 25 26 Dit bedrag wordt vastgesteld als volgt: 17 411 BEF x n (waarbij n = arbeidsduur van de werknemer/voltijdse arbeidsduur). Er is evenwel enkel een premie voorzien voor zover de werknemer voor de duur van het palliatief verlof vervangen wordt. 14 een bijkomende activiteit27 als loontrekkende die reeds uitgeoefend werd gedurende tenminste drie maanden die het begin van de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of de vermindering van de arbeidsprestaties vooraf gaat. De werknemer mag tijdens de loopbaanonderbreking geen nieuwe activiteit als loontrekkende aanvangen of een bestaande bijkomende activiteit als loontrekkende uitbreiden. inkomsten uit een zelfstandige activiteit28 gedurende een periode van maximum 1 jaar (deze mogelijkheid geldt enkel in geval van volledige loopbaanonderbreking). Na deze periode van 1 jaar mag de werknemer zijn loopbaanonderbreking voortzetten, maar verliest hij zijn recht op een uitkering. Voor de werkgever geldt dan geen vervangingsplicht meer. De onderbrekingsuitkeringen kunnen niet gecumuleerd worden met een pensioen ten last van de Belgische Staat. De werknemer die van een overlevingspensioen geniet, kan wel een loopbaanonderbreking zonder uitkering aanvragen. Het recht op onderbrekingsuitkeringen gaat verloren vanaf de dag dat de werknemer die een onderbrekingsuitkering geniet: om het even welke bezoldigde activiteit aanvangt; een bestaande bijkomende activiteit uitbreidt; meer dan 1 jaar zelfstandige activiteit telt of een zelfstandige activiteit aangaat tijdens een periode van gedeeltelijke loopbaanonderbreking; een overlevingspensioen geniet. Het recht op onderbrekingsuitkeringen gaat niet verloren in perioden van ziekte en betaald jaarlijks verlof. 2.10 Voortijdig stopzetten van de loopbaanonderbreking Indien de werknemer zijn (volledige of gedeeltelijke) loopbaanonderbreking wenst stop te zetten vóór het einde van de vastgestelde periode, kan dit onder de volgende voorwaarden29: er is een schriftelijk wederzijds akkoord tussen de werkgever en de werknemer waaruit blijkt dat deze laatste zijn loopbaanonderbreking eerder mag stopzetten; de werknemer moet een afschrift van dit wederzijds akkoord overmaken aan de RVA; de werkgever moet een einde stellen aan de vervangingsovereenkomst. 27 Als bijkomende activiteit als loontrekkende wordt beschouwd de activiteit in loondienst waarvan het gemiddeld aantal arbeidsuren niet meer bedraagt dan het aantal arbeidsuren in de betrekking waarvan de arbeidsprestaties geschorst of verminderd worden. 28 Als zelfstandige activiteit wordt beschouwd die activiteit waarvoor de betrokken persoon verplicht is zich in te schrijven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid der Zelfstandigen. 29 Het is mogelijk dat alle onderbrekingsuitkeringen teruggevorderd worden vanaf de begindatum. Indien uitzonderlijke omstandigheden aangetoond kunnen worden, kan de administrateur-generaal van de RVA van de terugvordering afzien. OVERZICHT LOOPBAANONDERBREKING VOOR MEESTER-, VAK- EN DIENSTPERSONEEL VOLLEDIGE/GEDEELTELIJKE LOOPBAANONDERBREKING VERMINDERING JAAR Duur van de onderbreking beperkt recht: - 3 % van de werknemers - maximum 3 jaar tijdens de ganse loopbaan - minimum: 3 maanden - maximum: 12 maanden Aanvraag verlengbaar tot een maximum van 3 jaar is bereikt (evenwel 60 maanden recht op onderbrekingsuitkering) 2 maanden op voorhand Soort recht Vervangingsplicht voor ganse duur van de schorsing of de vermindering van de arbeidsprestaties GEEN vervanging vereist in bepaalde gevallen: - indien het aantal vrijgekomen uren minder bedraagt dan 1/3e van een volledige dienstbetrekking - in geval van vrijstelling door de directeur van het werkloosheidsbureau + 50 PALLIATIEF VERLOF BIJSTAND AAN OF VERZORGING VAN EEN ZWAAR ZIEKE beperkt recht 3 % van de werknemers Absoluut recht absoluut recht - minimum: 3 maanden - maximum: tot het bereiken van de pensioenleeftijd (géén beperking van 60 maanden) 1 maand per patiënt, verlengbaar met 1 maand 2 maanden op voorhand 1 week op voorhand + attest tenzij anders overeengekomen met de werkgever Geen vervanging vereist idem als bij gewone loopbaanonderbreking OUDERSCHAPSVERLOF Absoluut recht, uitstel met maximaal 6 maanden mogelijk om gerechtvaardigde reden - minimum: 1 maand gedurende een aaneen- maximum: 3 maanden gesloten periode van 3 maanden volledige verlengbaar tot een maximum onderbreking van 12 maanden (bij gedurende een aaneenvolledige onderbreking) of gesloten periode van 6 24 maanden (bij gedeeltelijke maanden gedeeltelijke onderbreking) is bereikt onderbreking 1 maand op voorhand (attest 3 maanden op voorhand, noodzakelijk) tenzij anders overeengetenzij anders overeengekomen met de werkgever komen met de werkgever slechts in 2 gevallen: Idem als bij gewone - vanaf 3 maanden loopbaanonderbreking onderbreking - indien reeds 2 maanden onderbreking en verlenging wordt gevraagd 15 16 Bijlage - Overzicht van de bedragen van de onderbrekingsuitkering 1. Volledige loopbaanonderbreking VOLTIJDSE BETREKKING DEELTIJDSE BETREKKING Gewoon 1° jaar 12 066 BEF 12 066 BEF x n Vanaf 2° jaar 11 463 BEF 11 463 BEF x n Verhoogd 2° kind 1° jaar 13 215 BEF 13 215 BEF x n Vanaf 2° jaar 12 554 BEF 12 544 BEF x n Verhoogd 3° kind 1° jaar 14 363 BEF 14 363 BEF x n Vanaf 2° jaar 13 645 BEF 13 645 BEF x n n = arbeidsduur van de werknemer/ voltijdse arbeidsduur 2. Vermindering van de voltijdse prestaties 1/5 onderbreking < 50 jaar vanaf 50 jaar gewoon 1° jaar vanaf 2° jaar verhoogd 2° kind 1° jaar vanaf 2° jaar verhoogd 3° kind 1° jaar vanaf 2° jaar 2 413 BEF 2 293 BEF 4 827 BEF 4 585 BEF 3 016 BEF 2 866 BEF 6 033 BEF 5 731 BEF 2 643 BEF 2 511 BEF 5 057 BEF 4 804 BEF 3 304 BEF 3 138 BEF 6 320 BEF 6 004 BEF 2 873 BEF 2 729 BEF 5 286 BEF 5 022 BEF 3 591 BEF 3 411 BEF 6 607 BEF 6 277 BEF 1/3 onderbreking < 50 jaar vanaf 50 jaar gewoon 1° jaar vanaf 2° jaar verhoogd 2° kind 1° jaar vanaf 2° jaar verhoogd 3° kind 1° jaar vanaf 2° jaar 1/4 onderbreking < 50 jaar vanaf 50 jaar 1/2 onderbreking < 50 jaar vanaf 50 jaar 4 022 BEF 3 821 BEF 8 043 BEF 7 641 BEF 6 033 BEF 5 731 BEF 12 066 BEF 11 463 BEF 4 405 BEF 4 185 BEF 8 427 BEF 8 006 BEF 6 607 BEF 6 277 BEF 12 640 BEF 12 008 BEF 4 788 BEF 4 548 BEF 8 809 BEF 8 369 BEF 7 182 BEF 6 823 BEF 13 215 BEF 12 554 BEF 17 3. Vermindering van de deeltijdse prestaties (minimum ¾) Gewoon 1° jaar vanaf 2° jaar Verhoogd 2° kind 1° jaar Vanaf 2° jaar Verhoogd 3° kind 1° jaar Vanaf 2° jaar n : pro rata de jobtime 4. < 50 jaar vanaf 50 jaar 6 033 BEF x n 5 731 BEF x n 12 066 BEF x n 11 463 BEF x n 6 607 BEF x n 6 277 BEF x n 12 640 BEF x n 12 008 BEF x n 7 182 BEF x n 6 823 BEF x n 13 215 BEF x n 12 554 BEF x n Verhoogde uitkeringen in geval van palliatief verlof, loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar zieke en ouderschapsverlof30 Volledige LBO VOLTIJDSE BETREKKING DEELTIJDSE BETREKKING Gewoon 1° jaar 20 000 BEF 20 000 BEF x n Vanaf 2° jaar 19 000 BEF 19 000 BEF x n Verhoogd 2° kind 1° jaar 21 149 BEF 21 149 BEF x n Vanaf 2° jaar 20 092 BEF 20 092 BEF x n Verhoogd 3° kind 1° jaar 22 298 BEF 22 298 BEF x n Vanaf 2° jaar 21 183 BEF 21 183 BEF x n n = arbeidsduur van de werknemer/ voltijdse arbeidsduur Gedeeltelijke LBO Gewoon 1° jaar Vanaf 2° jaar Verhoogd 2° kind 1° jaar Vanaf 2° jaar Verhoogd 3° kind 1° jaar Vanaf 2° jaar 30 1/5 onderbreking < 50 jaar 50 jaar 1/4 onderbreking < 50 jaar 50 jaar 4 000 BEF 3 800 BEF 8 000 BEF 7 600 BEF 5 000 BEF 4 750 BEF 10 000 BEF 9 500 BEF 4 230 BEF 4 019 BEF 8 230 BEF 7 819 BEF 5 287 BEF 5 023 BEF 10 287 BEF 9 773 BEF 4 460 BEF 4 237 BEF 8 460 BEF 8 037 BEF 5 574 BEF 5 295 BEF 10 574 BEF 10 045 BEF Op de vermelde bedragen kan een afwijking van maximum 2 BEF zitten, afhankelijk van de manier waarop de RVA decimalen afrondt. 18 Gedeeltelijk LBO Gewoon 1° jaar Vanaf 2° jaar Verhoogd 2° kind 1° jaar Vanaf 2° jaar Verhoogd 3° kind 1° jaar Vanaf 2° jaar 1/3 onderbreking < 50 jaar 50 jaar 1/2 onderbreking < 50 jaar 50 jaar 6 667 BEF 6 334 BEF 13 333 BEF 12 666 BEF 10 000 BEF 9 500 BEF 20 000 BEF 19 000 BEF 7 050 BEF 6 698 BEF 13 716 BEF 13 030 BEF 10 575 BEF 10 046 BEF 20 575 BEF 19 546 BEF 7 433 BEF 7 061 BEF 14 099 BEF 13 394 BEF 11 150 BEF 10 593 BEF 21 150 BEF 20 093 BEF In geval van vermindering van een deeltijdse arbeidsregeling die minstens ¾ bedraagt, wordt het bedrag van de uitkering, toegekend bij vermindering van prestaties tot ½ van een voltijdse betrekking, vermenigvuldigd met een factor n (= aantal onderbroken uren / halftijdse arbeidsduur).