INFOWIJZER Procedurele module Versie juli 2013 1 van 115 BEVOEGDHEDEN VAPH 9 Situering van het VAPH 9 Doelstelling VAPH 10 Waarvoor kan u bij het VAPH terecht ? 10 Waarvoor kan u niet bij het VAPH terecht ? 11 ERKENNING ALS MULTIDISCIPLINAIR TEAM BIJ HET VAPH 13 Wie kan een aanvraag tot erkenning als MDT indienen ? 13 Hoe een aanvraag tot erkenning indienen ? 14 Soorten erkenning 14 VERGOEDINGEN VOOR DE MULTIDISCIPLINAIRE TEAMS 16 Algemene voorwaarden voor het betalen van een verslag Procedureel Inhoudelijk Andere 16 16 18 18 MINIMALE KWALITEITSEISEN VOOR DE MULTIDISCIPLINAIRE TEAMS 20 VOORWAARDEN VOOR HET INDIENEN VAN EEN VRAAG TOT BIJSTAND 21 HET BEGRIP HANDICAP VOLGENS HET DECREET 22 DE LEEFTIJDSGRENS 23 VERBLIJFSVOORWAARDEN ALGEMEEN 25 Werkelijk in Vlaanderen verblijven 25 Een voorafgaand verblijf in België aantonen 26 MOGELIJKE VERBLIJFSDOCUMENTEN 28 Vreemdelingenkaarten Elektronische vreemdelingenkaart Elektronische vreemdelingenkaart Elektronische vreemdelingenkaart Elektronische vreemdelingenkaart 28 28 30 30 30 A B C D 2 van 115 Elektronische Elektronische Elektronische Elektronische vreemdelingenkaart E vreemdelingenkaart E + vreemdelingenkaart F vreemdelingenkaart F+ 31 31 31 31 Diplomatenpaspoort 32 UITZONDERINGEN OP DE VERBLIJFSVOORWAARDEN 33 Vrijstelling van een voorafgaandelijk verblijf 33 Verwijzing door de Jeugdrechtbank of het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg 35 Bijzondere procedure voor behartenswaardige minderjarigen 35 GEGEVENS VANUIT DE KRUISPUNTBANK (KSZ) 37 Algemene wettelijke basis voor het opvragen van informatie bij lokale besturen 37 Enkele specifieke situaties Het is niet duidelijk of aanvrager de ouder is van de persoon met handicap Uitmaken of het gaat om een onderbroken of niet onderbroken voorafgaand verblijf. KSZ geeft niet aan of het om een politiek vluchteling/ vragen naar basis voor regularisatie datum van definitieve ambtshalve schrapping bisnummers 37 38 38 38 38 38 OPENBAARHEID 39 Recht op inzage 39 Doorgeven van informatie aan derden 39 Co-ouderschap 40 SAMENWERKINGSAKKOORD VLAANDEREN – WALLONIE 45 Een inwoner van Wallonië wil beroep doen op een voorziening van het VAPH Algemene principes Procedure 45 45 46 Een inwoner van Vlaanderen wil beroep doen op een voorziening in Wallonië Procedure 47 47 Een persoon met een handicap verhuist van Wallonië naar Vlaanderen 47 MOGELIJKHEDEN VOOR EEN INWONER VAN HET NEDERLANDS TAALGEBEID (ZONDER BRUSSEL HOOFDSTAD) 48 3 van 115 COMMUNICATIE VANUIT HET VAPH MET EEN INWONER VAN EEN FACILITEITENGEMEENTE 49 MOGELIJKHEDEN VOOR EEN INWONER VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 50 Combinatie PHARE – VAPH Procedure Uitzondering 50 50 51 Persoon met een handicap verhuist van het Brussels hoofdstedelijk gewest naar Vlaanderen 51 MOGELIJKHEDEN VOOR EEN INWONER VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP 52 TENLASTENEMING BUITEN HET NEDERLANDS TAALGEBIED 53 Algemeen principe 53 Procedure 53 Beslissing 54 Hoogte van de tegemoetkoming 55 Bijstand voor inwoners van Vlaanderen of het Brussels hoofdstedelijk gewest die in een bicommunautaire voorziening verblijven 55 ONDERSTEUNING VOOR PERSONEN DIE TIJDELIJK IN HET BUITENLAND VERBLIJVEN 56 Hulpmiddelen 56 Begeleid wonen 56 DIENSTEN EN VOORZIENINGEN VOOR MINDERJARIGEN 57 Aanbod 57 Verlengde ondersteuning minderjarigen tot de leeftijd van 26 jaar Wie komt in aanmerking ? Procedure 58 58 58 DIENSTEN EN VOORZIENINGEN VOOR MEERDERJARIGEN 60 Aanbod 60 Vervroegde instap vanaf de leeftijd van 16 jaar Wie komt in aanmerking ? Procedure 60 60 61 4 van 115 Aanvragen voor minderjarigen op de grens van de meerderjarigheid 61 MOGELIJKE COMBINATIE VAN OPVANG- EN BEGELEIDINGSVORMEN 62 Verduidelijking bij de tabel 62 Combinatie van ondersteuning voor minderjarigen en ondersteuning voor meerderjarigen 63 ONDERSTEUNINGSVELDEN BINNEN DE ZORGSECTOR 64 Ondersteuningsvelden voor kinderen en jongeren met een handicap 64 Ondersteuningsvelden voor volwassenen met een handicap 65 OVERGANG VAN MINDERJARIGHEID NAAR MEERDERJARIGHEID 66 Overgang van de burgerlijke minderjarigheid naar meerderjarigheid 66 Overgang van een voorziening voor minderjarigen naar een voorziening voor meerderjarigen 66 Procedure 66 DOELGROEPEN BINNEN DE SECTOR ZORG 67 INDIVIDUELE MATERIELE BIJSTAND – IMB 68 KENNISCENTRUM HULPMIDDELEN – KOC 69 HET PERSOONLIJKE ASSISTENTIEBUDGET – PAB 70 VERPLAATSINGS- EN VERBLIJFSKOSTEN IN KADER VAN HET GEWOON ONDERWIJS 71 Tegemoetkoming in de vervoerskosten 71 Tegemoetkoming in de verblijfskosten 71 AANVRAAG VOLGENS ART.2 – GEWONE PROCEDURE 72 HET AANVRAAGFORMULIER – A001 73 Het begrip “wettelijk vertegenwoordiger” Niet ontvoogde minderjarigen Verlengd minderjarige Gerechtelijk onbekwaam verklaarde Het voorlopig bewind Gerechtelijk in de plaats gestelde (pro memorie) 73 74 75 75 75 76 5 van 115 Lastgeving 76 Ondertekening van het aanvraagformulier De persoon met een handicap is minderjarig (jonger dan 18 jaar) De persoon met een handicap is meerderjarig (+18 jaar) Vrijstelling van handtekening De persoon met een handicap is overleden De aanvraag is ondertekend door de pleegouder 76 77 77 78 79 79 HET MULTIDISCIPLINAIR VERSLAG – A002 81 Ondertekening van het MDV 1.1 Ondertekening door de persoon met een handicap Ondertekening door het multidisciplinair team Versturen en bewaren van het MDV 81 81 82 82 BIJKOMENDE DOCUMENTEN BIJ EEN AANVRAAG TOT ONDERSTEUNING 83 Een eerste vraag naar hulpmiddelen en/of aanpassingen 83 Een (gewone) vraag naar PAB 83 DE PROVINCIALE EVALUATIECOMMISSIE – PEC 84 Samenstelling van de PEC 84 De zitting van de PEC 84 De beslissing van de PEC Een positieve beslissing Een voornemen van beslissing Een negatieve beslissing 85 85 85 86 DE HEROVERWEGINGSCOMMISSIE – HOC 87 BEROEP BIJ DE ARBEIDSRECHTBANK 88 TERUGKOMEN OP BESLISSINGEN 89 Negatieve beslissingen 89 Positieve beslissingen Positieve beslissingen die correct zijn Positieve beslissingen die niet correct (in strijd met de regels) zijn Uitzonderingen 89 89 89 90 DE BIJZONDERE BIJSTANDSCOMMISSIE – BBC 91 6 van 115 AANVRAAG VOLGENS ARTIKEL 6 BIS – VERSNELDE PROCEDURE 92 Wie komt in aanmerking ? 92 Welke attesten ? 92 AANVRAAG VOLGENS ARTIKEL 7 – VOORLOPIGE PROCEDURE 93 Wie komt in aanmerking ? 93 Welke ondersteuning ? 93 AANVRAAG VOLGENS ARTIKEL 7 BIS - SPOEDPROCEDURE PAB 95 Wie komt in aanmerking ? 95 Hoe aanvragen ? 96 AANVRAAG VOLGENS ARTIKEL 8 – PROCEDURE IN DRINGENDE SITUATIES 97 Wie komt in aanmerking ? 97 Welke ondersteuningsvormen ? 97 Datum van toewijzing 98 Dringende vraag tot ondersteuning via een attest 98 Dringende vraag tot ondersteuning via een vonnis van de jeugdrechtbank of verwijzing door het Comité bijzondere Jeugdzorg 98 TWEEDE OF VOLGENDE AANVRAAG BIJ HET VAPH 99 Wanneer een MDV bij een tweede of volgende aanvraag ? 99 Documenten bij een volgende vraag naar hulpmiddelen en/of aanpassingen DATUM VAN TOEWIJZING 100 102 De datum van toewijzing Bepaling van de datum van toewijzing Datum van toewijzing bij de aanvraag van een incontinentieforfait Datum van toewijzing bij de aanvraag van een mobiliteitshulpmiddel 102 102 102 103 Tussenkomst in de kosten Zorg Hulpmiddelen en/of aanpassingen Uitzonderingen 103 103 103 103 OVERMACHT 105 7 van 115 Wie kan overmacht inroepen ? 105 Wanneer overmacht inroepen ? 105 Procedure Overmacht aanvragen Stopzetten van de aanvraag 105 105 106 RESIDUARITEIT EN WETTELIJKE SUBROGATIE 107 CENTRALE REGISTRATIE VAN ZORGVRAGEN – CRZ 109 DE LIJN 110 SCHRAPPING VAN EEN DOSSIER 111 Gevolgen van de schrapping van een dossier Ondersteuning vanuit de zorgsector Het persoonlijke assistentiebudget - PAB Individuele materiële bijstand – IMB Tewerkstelling – VDAB Gratis abonnement De Lijn 111 111 112 112 112 113 Procedure tot schrapping van een dossier dossiergegevens na schrapping van het dossier 113 114 8 van 115 BEVOEGDHEDEN VAPH 1. Situering van het VAPH Met de staatshervorming werd het welzijnsbeleid een regionale materie. Het welzijnsbeleid van de Vlaamse Gemeenschap is verspreid over verschillende sectoren: maatschappelijk opbouwwerk, armoedebestrijding, gezinshulp, bejaardenzorg, bijzondere jeugdbijstand, gehandicaptenbeleid, enzovoort. De verschillende sectoren in het welzijnslandschap richten zich elk naar een specifieke doelgroep: zoals naar migranten, bejaarden, het gezin, de persoon met een handicap. Om het welzijnsbeleid vorm te geven, zijn er enerzijds de overheidsdiensten en anderzijds de ‘voorzieningen’. De overheidsdiensten hebben een overkoepelende taak van het afstemmen van de vraag en het aanbod, van de nood van de doelgroep en de regelgeving van de diensten. Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) is een intern verzelfstandigd agentschap [IVA] met rechtspersoonlijkheid dat is opgericht via een decreet op datum van 7 mei 2004. Door te luisteren naar de ervaringen van de doelgroep en het werkveld zelf, en door nieuwe wetenschappelijke inzichten op de voet te volgen, adviseert het VAPH de minister in zijn beleid. Als overheidsdienst beschikt het VAPH echter niet over eigen voorzieningen of ambulante diensten. Zij erkent en subsidieert wel deze, vaak door privé-initiatieven opgerichte, voorzieningen en diensten. In het kader van Beter Bestuurlijk Beleid werden de bevoegdheden van inspectie en tewerkstelling overgeheveld naar andere agentschappen. Het VAPH nam de taken over van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap (VFSIPH). Dit fonds werd opgericht via decreet op datum van 27 juni 1990. Dit fonds nam indertijd zelf zowel de bevoegdheden over van het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Mindervaliden (RSRMV) als van het Fonds voor Medische, Sociale en Pedagogische Hulp aan Gehandicapten. Dit fonds werd ook kortweg Fonds 81 genoemd, naar het nummer van het oprichtingsbesluit (koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967). De benaming heeft niets te maken met het jaartal 1981. Het Fonds 81 stond in voor de opvang, behandeling en begeleiding via residentiële, semi-residentiële en ambulante voorzieningen. Over de toegang tot de voorzieningen besliste de gouverneur van elke provincie. Deze beslissingen zijn nu nog geldig en kunnen desgevallend worden uitgebreid tot ondersteuningsvelden. De Fonds 81-gegevens, grotendeels afkomstig uit het Centrum voor Overheidsinformatie (COI) kunnen geraadpleegd worden op het intranet : http://intern.vaph.be/extra/gegevens-fonds81-dossiers/ 1 Je kan daar zoeken op familienaam. Bij twijfel over de spelling kan een * worden gebruikt als vervanging van een stuk van de naam. Je vindt er volgende gegevens terug : identificatienummer bij COI, dossiernummer in Feniks, naam en voornaam, geboortedatum, adres, provincie, datum van de gouverneursbeslissing, opnamedatum, ontslagdatum, referentie van de gouverneur (dossiernummer bij de provincie)en de afdeling. Dit is een code van 9 cijfers, waarvan de laatste drie cijfers aangeven tot welke voorziening toegang werd verleend. 101 = internaat 201 = semi-internaat 1 In tegenstelling tot andere informatie in deze infowijzer is dit enkel van toepassing voor interne gebruikers. 9 van 115 301 401 501 601 701 801 901 = = = = = = = dagcentrum OBC (-21 jarigen) tehuis werkenden tehuis niet-werkenden (bezigheid) kortverblijf pleeggezin nursingstehuis 2. Doelstelling VAPH Concreet verleent het VAPH een helpende hand aan mensen die het, ten gevolge van een handicap, minder gemakkelijk hebben dan anderen om zich in onze samenleving te kunnen integreren. Het VAPH voert een inclusief beleid voor personen met een handicap. De mening van het VAPH is immers dat de mate van (on)aangepastheid van de omgeving en maatschappij maakt dat iemand minder of meer hinder ondervindt van zijn functiebeperkingen. Het VAPH vindt dat personen met een handicap op een evenwaardige manier moeten kunnen deelnemen aan alle aspecten van het maatschappelijk leven. Daarom dringt het VAPH er in haar beleid steeds op aan bij andere overheidsdiensten om ook rekening te houden met personen met een handicap bij het nemen van beleidsmaatregelen. Zo voorzien de openbare vervoersmaatschappijen voor trein, tram, bus en metro reeds enkele vervoersfaciliteiten voor hun reizigers met een handicap, waaronder ook de gratis netabonnementen voor mensen met een handicap. 3. Waarvoor kan u bij het VAPH terecht ? Het VAPH verleent financiële steun op meerdere domeinen: Personen met een handicap kunnen een tussenkomst genieten voor diverse vormen van hulpmiddelen en aanpassingen (aanpassing auto, brailleleesregel, aanpassingen aan de woning,…) in hun privésituatie op voorwaarde dat hierdoor hun sociale integratie wordt bevorderd. Dit is wat het VAPH de individuele materiële bijstand [IMB] noemt. De wettelijke basis hiervoor is het Besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001. Het domein van de ‘zorg’ omvat begeleiding aan huis of verblijf en begeleiding in een voorziening. Deze diensten bestaan zowel voor minderjarige als meerderjarige personen. Het VAPH betaalt deze diensten rechtsreeks aan de voorziening per begeleiding of voor de duur van het verblijf. Gebruikers zelf betalen een klein persoonlijk aandeel. Hiernaast erkent en subsidieert het VAPH verscheidene organisaties die aangepaste vrijetijdsactiviteiten organiseren voor personen met een handicap. Hoewel Vlaanderen over een heel scala aan vrijetijdsorganisaties beschikt, is het niet voor iedereen evident om aan deze activiteiten deel te nemen. De vrijetijdszorgorganisaties moeten zinvolle vrijetijdsbesteding garanderen voor personen met een handicap. De meeste van hen ontwikkelen en organiseren aangepaste activiteiten, anderen kiezen ervoor om personen met een handicap te stimuleren en te begeleiden bij activiteiten in een vrijetijdsorganisatie die zich niet specifiek richt op personen met een handicap. Bij hen ligt de 10 van 115 nadruk meer op individuele vrijetijdsbemiddeling. Gebruikers betalen voor bepaalde aspecten van hun dienstverlening wel een persoonlijk aandeel. Voor de dienstverlening van vrijetijdszorgorganisaties hoeft men geen aanvraagprocedure bij het VAPH te doorlopen. Sinds 2001 bestaat ook de mogelijkheid dat mensen met een handicap via het PersoonlijkeAssistentiebudget [PAB] een assistent in dienst nemen om hen te helpen bij een aantal taken uit het dagelijks leven. De juridische grond voor dit PAB kan u nalezen in het Besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000. Tenslotte kan men bij het VAPH onder bepaalde voorwaarden ook terecht voor een tegemoetkoming in de verplaatsings- en verblijfskosten in kader van het gewoon onderwijs. Deze vormen van ondersteuning (met uitzondering van vrijetijdsorganisaties) worden verder nog uitvoerig toegelicht. de dienstverlening vanuit de 4. Waarvoor kan u niet bij het VAPH terecht ? Personen met een handicap moeten voor bepaalde aspecten, wanneer ze dit wensen, beroep doen op andere organisaties dan het VAPH. Hieronder krijgt u een overzicht van enkele belangrijke organisaties en hun verantwoordelijkheden. Ziekenfonds Bij deze instantie kan u terecht voor terugbetaling van kosten voor medicijnen, hospitalisatie en raadpleging bij specialisten, kinesisten,… Ook voor bepaalde hulpmiddelen zoals hoorapparaten, prothesen en rolstoelen kan u zich tot hen richten. Het ziekenfonds zorgt er ook voor dat u een vervangingsinkomen krijgt wanneer u arbeidsongeschikt wordt. Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid Bij deze dienst kan u o.a. terecht voor een inkomensvervangende tegemoetkoming en integratietegemoetkoming, een tegemoetkoming hulp aan bejaarden, verhoogde kinderbijslag en een parkeerkaart. Niettegenstaande een persoon met een handicap niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming voor personen met een handicap (bv. omdat zijn inkomen te hoog is) kan hij - via een eenvoudigere erkenningsprocedure - zijn ongeschiktheid laten vaststellen teneinde bepaalde fiscale en sociale voordelen te bekomen. De formulieren die nodig zijn voor het bekomen van bepaalde voordelen kunnen bekomen worden bij de gemeenteadministraties. Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding [VDAB] Sinds 1 oktober 2008 berust de bevoegdheid over ondersteuning bij werk en beroepsopleiding voor personen met een handicap in Vlaanderen volledig bij de VDAB. Sindsdien moeten vragen voor tewerkstellingsmaatregelen dus gericht worden aan de provinciale VDAB-dienst arbeidshandicapspecialisatie. De persoon die een aanvraag indient, richt zich best naar de werkwinkel in de buurt of de VDAB-servicelijn. Wie aan het werk is, kan rechtstreeks de provinciale dienst arbeidshandicap van de VDAB contacteren. 11 van 115 Ministerie van Onderwijs Voor specifieke begeleiding of hulpmiddelen in het kader van onderwijs kan de persoon terecht bij de specifieke diensten van het departement Onderwijs. Het VAPH kan onder bepaalde voorwaarden wel een tussenkomst verlenen voor verplaatsingskosten van en naar het gewoon lager, secundair of hoger onderwijs. 12 van 115 ERKENNING ALS MULTIDISCIPLINAIR TEAM BIJ HET VAPH Het multidisciplinair team (MDT) vormt de eerste stap in de adviesverlening voor personen met een handicap. Het heeft als taak de persoon bij het aanvragen tot bijstand te adviseren en te begeleiden en dit door middel van een (gespecialiseerd) multidisciplinair verslag (MDV). Bij het indienen van een verslag houdt het team o.a. rekening met: de beperkingen van de persoon en de verwachte evolutie van de handicap; de persoonlijke ervaring van de persoon; de richtlijnen en nota’s voor de MDT’s; de inbreng van artsen en/of therapeuten die de persoon behandelen of behandeld hebben; de ervaringsdeskundigheid van andere personen met een handicap die vertrouwd zijn met gelijksoortige hulpmiddelen; de globale situatie van de persoon op vlak van wonen, activiteiten, ondersteuning en assistentie; het marktaanbod en de technologische ontwikkelingen en de prijs-kwaliteitverhouding van de hulpmiddelen; nagaan of er een alternatieve oplossing bestaat is hier een intrinsiek onderdeel van. Een team behoudt tevens haar onafhankelijkheid ten opzichte van leveranciers en producenten; de door het KOC ontwikkelde methodologie voor adviesverlening. …. Een team wordt voor het opmaken van een verslag vergoed door het VAPH, het team vraagt er dus geen vergoeding voor aan de klant. 1 Wie kan een aanvraag tot erkenning als MDT indienen ? Een organisatie die zich door het VAPH wil laten erkennen als multidisciplinair team [MDT] moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 bepaalt dat de volgende centra en diensten erkend kunnen worden: de centra voor leerlingenbegeleiding georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Vlaamse Gemeenschap; de centra voor maatschappelijk werk, erkend en gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. Wegens hun organisatie en hun werking behoren ze tot een landsbond of verbond van ziekenfondsen; de diensten voor geestelijke gezondheidszorg ; de centra of diensten voor revalidatie die door het VAPH erkend zijn, of die met het RIZIV een revalidatieovereenkomst gesloten hebben als referentiecentrum voor motorische of respiratoire revalidatie bij kinderen; de door het VAPH erkende centra voor gespecialiseerde voorlichting bij beroepskeuze; 13 van 115 de door het VPAH erkende centra voor observatie, oriëntering, psychologische en pedagogische behandeling van gehandicapten; de centra voor ontwikkelingsstoornissen, door het VAPH gesubsidieerd; de observatiecentra, erkend of georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap in het kader van de gecoördineerde decreten voor bijzondere jeugdbijstand; de door het agentschap erkende centra voor observatie, oriëntering, medische, psychologische en pedagogische behandeling van gehandicapten; de kinderpsychiatrische ziekenhuisdiensten, erkend onder de kenletter K; medische, Een bijkomende voorwaarde is de samenstelling van het team. Het team dat erkend wil worden moet minstens bestaan uit: een arts; een licentiaat in de psychologische of pedagogische wetenschappen; en een houder van een diploma van een basisopleiding van 1 cyclus in het hoger onderwijs, studiegebied sociaal-agogisch werk of een houder van het diploma van gegradueerde verpleegkundige, optie sociale verpleegkunde. De vertegenwoordigers van deze drie disciplines overleggen gezamenlijk en ondertekenen het multidisciplinair verslag dat de vraag van de persoon met een handicap ondersteunt. 2 Hoe een aanvraag tot erkenning indienen ? Een dienst of organisatie die als multidisciplinair team wil erkend wil worden door het VAPH, moet daarvoor een schriftelijke aanvraag indienen. Uit deze aanvraag moet blijken dat het team voldoet aan de gestelde voorwaarden. De aanvraagformulieren zijn terug te vinden op onze website. http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/2186454-Formulieren.html 3. Soorten erkenning In eerste instantie dient men een basiserkenning aan te vragen. Met een basiserkenning kan een MDT multidisciplinaire verslagen opmaken voor vragen over de opname in een residentiële of ambulante voorziening, zowel voor minderjarigen als meerderjarigen. Naast deze basiserkenning kan een team ook voor een aantal specifieke domeinen een erkenning aanvragen. Om in aanmerking te komen voor een specifieke erkenning is de basiserkenning een vereiste. 14 van 115 Persoonlijke Assistentiebudget (PAB) Een MDT dat inschalingsverslagen wil opmaken om een vraag voor een PAB te ondersteunen moet een opleiding over het persoonlijke-assistentiebudget bijwonen. Deze vorming wordt door het VAPH georganiseerd. Individuele materiële bijstand [IMB] Teams die adviesrapporten willen opmaken voor hulpmiddelen en aanpassingen, moeten eveneens een opleiding volgen. Deze bestaat onder andere uit een segment over de methode voor adviesverlening die door het KOC werd ontwikkeld. Erkenning in het kader van RIZIV-rolstoelwetgeving Sinds 1 oktober 2005 is het één loketsysteem voor rolstoelaanvragen van toepassing. Dit één loketsysteem houdt in dat de persoon met een handicap zich niet langer bij twee instanties moet melden om een terugbetaling te krijgen voor een manuele of elektronische rolstoel. Daarom maakte het VAPH een afspraak met het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering [RIZIV] zodat ook de door het VAPH erkende multidisciplinaire teams inschalingen mogen opmaken voor alle doelgroepen van het RIZIV. De erkenning als zogenaamd RIZIV-team kan worden verkregen door op eer te verklaren dat een revalidatiearts en een ergotherapeut of kinesist deel uitmaken van het team. Bijkomende specifieke erkenningen kunnen aangevraagd worden met het specifiek aanvraagformulier, eveneens terug te vinden op onze website. http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/2186454-Formulieren.html 15 van 115 VERGOEDINGEN VOOR DE MULTIDISCIPLINAIRE TEAMS De MDT’s worden door het VAPH vergoed voor de opmaak van verslagen. Voor de vergoedingen wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende soorten verslagen : 1. verslagen bij een eerste aanvraag voor ondersteuning en verslagen bij de volgende aanvragen; 2. PAB-inschalingsverslagen, afnames van het zorgzwaarte-instrument, multifunctionele functioneringsrapporten voor mobiliteitshulpmiddelen, verslagen van door het KOC erkende experten in materiële bijstand. De geïndexeerde bedragen van de vergoedingen worden telkens bij het begin van het kalender meegedeeld aan de MDT’s via een infonota aan de teams. 1 Algemene voorwaarden voor het betalen van een verslag De teams worden vergoed voor het opmaken van een verslag indien aan de volgende voorwaarden voldaan is : 1. Er is nood aan een MDV/adviesrapport 2. het MDV/adviesrapport is duidelijk en volledig; 3. het team dient de schuldvordering in binnen het jaar na het bezorgen van het verslag; 4. de actuele vragen van de persoon met een handicap zijn zo veel mogelijk gebundeld. Om een éénduidige toepassing van deze principes te bekomen hieronder een verduidelijking. 1.1 Procedureel Er was geen nood aan een MDV/adviesrapport om de vraag te beoordelen Om hierin duidelijkheid te krijgen is het uiterst belangrijk de situatie van betrokkene uit te klaren. Werd er al eerder een vraag tot ondersteuning ingediend bij het VAPH, heeft betrokkene reeds ondersteuning genoten, zo ja welke, … Hieronder een aantal situaties waarin het verslag niet kan vergoed worden. Er is al een positieve beslissing voor het hulpmiddel en/of de aanpassing. Uitzondering ! indien het gaat om een eerste vraag individuele materiële bijstand sinds 2002 is er wel een MDV nodig. Er is al een positieve beslissing voor het ondersteuningsveld waaronder de gevraagde ondersteuning valt. Het gaat enkel om een vraag naar onderhoud en/of herstel van een hulpmiddel dat reeds eerder werd toegekend. Een aanvraag voor het incontinentieforfait. Het incontinentieforfait kan aangevraagd worden met het formulier :“Aanvraag van een tegemoetkoming in de kosten van incontinentiemateriaal”. http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/589722-Formulieren.html Uitzondering ! er is wel een MDV nodig indien het gaat om een allereerste aanvraag bij het VAPH of de eerste aanvraag individuele materiële bijstand sinds 2002. Een aanvraag voor de aankoop van een rolstoel, duwwagen of buggy. De aanvraag gebeurt via het RIZIV, RIZIV-bundel volstaat. 16 van 115 Uitzondering ! er is wel een MDV nodig indien het gaat om een allereerste aanvraag bij het VAPH of de eerste aanvraag individuele materiële bijstand sinds 2002. Een aanvraag voor eenvoudige hulpmiddelen, refertebedrag tot € 375 (deze hulpmiddelen zijn op de refertelijst aangeduid met *). Deze hulpmiddelen kunnen aangevraagd worden met het formulier : “Vereenvoudigde aanvraag voor hulpmiddelen en aanpassingen” http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/589722-Formulieren.html Uitzondering ! er is wel een MDV nodig indien het gaat om een allereerste aanvraag bij het VAPH of de eerste aanvraag individuele materiële bijstand sinds 2002. De persoon met een handicap kreeg in het verleden reeds een positieve beslissing voor het hulpmiddel, maar de refertetermijn is ondertussen verstreken. Dergelijke aanvraag kan ook met het formulier : “Vereenvoudigde aanvraag voor hulpmiddelen en aanpassingen” De aanvragen via een bijzondere procedure. Zie verder in deze infowijzer “Specifieke procedures” (link) De vragen van de persoon zijn niet gebundeld Het is als multidisciplinair team erg belangrijk om samen met de aanvrager de behoeften en noden tot ondersteuning bij het VAPH zo goed mogelijk in kaart te brengen. Er moet gestreefd worden om de vragen tot ondersteuning van het VAPH zo veel mogelijk te bundelen. Een nieuwe aanvraag op korte termijn moet zo veel mogelijk vermeden worden. Het VAPH betaalt in principe slechts één schuldvordering per jaar (MDV en/of adviesrapport) tenzij er zich ernstige wijzigingen hebben voorgedaan in de situatie van betrokkene die op het moment van de vorige vraag nog niet voorzien konden worden. In dergelijk geval is het belangrijk dit grondig te motiveren in het verslag (welke veranderingen hebben zich voorgedaan ? welke invloed hebben die wijzigingen op de nood aan bijstand ? waarom kon deze vraag niet voorzien worden ?...).Op basis van deze motivatie zal de provinciale afdeling oordelen over het al dan niet betalen van de schuldvordering. De voorwaarden voor het indienen van een vraag tot bijstand zijn niet voldaan Een verslag voor een eerste aanvraag van iemand die ouder is dan 65 jaar en voordien nog niet bij het VAPH of zijn rechtsvoorgangers gekend was. Een verslag voor een meerderjarige die duidelijk niet aan de verblijfsvoorwaarden voldoet. De vraag is niet ontvankelijk Een vraag waarvoor het VAPH niet bevoegd is vb. tewerkstelling Een verslag voor hulpmiddelen die door de regelgeving duidelijk uitgesloten zijn. Een verslag voor een vraag om bijstand die door het VAPH niet kan geboden worden vb. enkel doelgroep GES voor volwassenen. Schuldvordering is te laat De schuldvordering moet binnen het jaar na het bezorgen van het verslag ingediend worden. Na het verstrijken van deze termijn zal de schuldvordering niet meer betaald worden. 17 van 115 1.2 Inhoudelijk Het MDV/adviesrapport is onduidelijk en/of onvolledig Het principe geldt dat betaald wordt voor het geleverde werk. Het betalen van een verslag hangt af van de kwaliteit van het verslag, ongeacht hoe de PEC zal beslissen over de vraag. Het MDV en het adviesrapport vormen één geheel, dit betekent dat pas kan betaald worden wanneer beide in orde zijn. Een verslag kan om verschillende redenen onduidelijk of onvolledige beschouwd worden, zoals bijvoorbeeld het ontbreken van (actuele) diagnostische gegevens, onvoldoende zicht op de onderzochte alternatieven, onvoldoende motivering voor de gevraagde bijstand, … De minimale kwaliteitseisen voor de teams geven duidelijk aan wat verwacht wordt van een kwalitatief, duidelijk en volledig verslag (MDV/adviesrapport). Zie verder in deze infowijzer “Minimale kwaliteitseisen voor de multidisciplinaire teams” (link) Bij een onvolledig of onduidelijk verslag zal het team steeds gevraagd worden om verduidelijking en/of aanvulling van de noodzakelijke gegevens. Enkel wanneer deze informatie niet wordt aangeleverd of het verslag niet herwerkt wordt, zal beslist worden om de schuldvordering niet te betalen. Wanneer het MDT kan aantonen dat het ontbreken van informatie niet aan hen ligt (omstandigheden buiten hun wil), dan kan de PA alsnog beslissen om de schuldvordering te betalen. 1.3 Andere Meerdere schuldvorderingen bij combinatie van zorg- en IMB-vragen Er dient gestreefd te worden naar een integrale vraagbehandeling, waarbij het opsplitsen van vragen bij verschillende teams moet vermeden worden. Indien zowel vragen zorg als IMB aan de orde zijn, zal het verslag enkel kunnen opgemaakt worden door een team dat erkend is om beide vragen te behandelen. Een team dat niet alle vragen kan behandelen (geen erkenning voor IMB) heeft er alle baat bij om de persoon met een handicap indien nodig door te verwijzen naar een ander team. Er zal immers maar één schuldvordering betaald worden en in dergelijk geval zal enkel het team met de erkenning IMB vergoed worden. Dat team moet in principe beide vragen behandelen. Indien teams ervoor kiezen om samen te werken en de vragen op te splitsen, zullen onderlinge afspraken moeten gemaakt worden omtrent de betaling. Het VAPH zal slechts één schuldvordering (één team) betalen. Een schuldvordering voor een identiek verslag dat reeds betaald werd Wanneer in het verslag nauwelijks iets gewijzigd is ten opzichte van het vorig verslag, zal de schuldvordering niet betaald worden. Er werd in principe geen bijkomend werk geleverd. Wanneer de advisering in een adviesrapport werd overgenomen uit het verslag van een expert (dat ook door het VAPH bekostigd wordt), zal het team niet vergoed worden voor het opstellen van het adviesrapport. Twee verslagen voor éénzelfde vraag Wanneer voor éénzelfde vraag twee verslagen ingediend worden, zal het eerst ingediende verslag betaald worden. Als team is het belangrijk om bij de persoon met een handicap te informeren naar de eventueel lopende vragen bij andere teams. 18 van 115 Verslagen met negatief advies die door het team bewust worden ingediend maar niet overeenstemmen met de vraag van betrokkene. Het is de taak van het team om de persoon met een handicap te informeren omtrent alle mogelijkheden van bijstand die door het VAPH kan geboden worden. Indien de persoon met een handicap een onrealistische vraag stelt – wanneer het bijvoorbeeld duidelijk is dat betrokkene niet tot de doelgroep van het VAPH behoort – is het de taak van het team om betrokkene daarop te wijzen. Enkel als de aanvrager er op staat dat de vraag wordt ingediend en er dus geen consensus is tussen de aanvrager en het team, wordt het verslag betaald. Het is wel noodzakelijk dat beide visies in het verslag duidelijk naar voor komen. Bij aanvulling of wijziging van de vraag tijdens een lopende procedure Wanneer tijdens de lopende procedure een bijkomend adviesrapport opgevraagd wordt of er worden bijkomende gegevens gevraagd, kan uiteraard slechts één betaling volgen. 19 van 115 MINIMALE KWALITEITSEISEN VOOR DE MULTIDISCIPLINAIRE TEAMS Het VAPH hecht belang aan een kwalitatief goede dienstverlening, zowel binnen de administratie van het VAPH zelf, als bij de voorzieningen die zij subsidieert en bij de multidisciplinaire teams. Het VAPH stelt daarom via wetten en regels eisen aan de kwaliteit van de dienstverlening. De minimale kwaliteitseisen voor de multidisciplinaire teams kunnen gezien worden als een belangrijke stap in dat gebied. Sinds 1 januari 2011 moeten alle multidisciplinaire teams voldoen aan minimale kwaliteitseisen. Vroeger werden de teams vooral gecontroleerd op formele kenmerken zoals bv. de aanwezigheid van de verschillende disciplines in het team. Het ministerieel besluit ter vastlegging van de minimale kwaliteitseisen van 12 november 2010 voegt naast een aantal organisatorische kenmerken voor het eerst ook inhoudelijke criteria toe. De minimale kwaliteitseisen kunnen opgedeeld worden in drie domeinen. Er zijn minimale kwaliteitseisen inzake: - de werking als team, gespecialiseerd IMB-team en gespecialiseerd PAB-team; - het verslag (d.i. het multidisciplinair verslag); - de werking van gespecialiseerde IMB teams met betrekking tot de uitvoering van hun specifieke opdracht. Een overzicht van alle minimale kwaliteitseisen, achtergrondinformatie, handige tips en voorbeelden vindt u terug in de infobundel op onze website. http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/5127090-Minimale+kwaliteitseisen.html 20 van 115 VOORWAARDEN VOOR HET INDIENEN VAN EEN VRAAG TOT BIJSTAND Om een aanvraag tot bijstand te kunnen indienen bij het VAPH, moet men aan een aantal voorwaarden voldoen: 1. er moet aangetoond worden dat betrokkene een handicap heeft volgens de definitie die door het VAPH wordt gehanteerd (handicap volgens het decreet) ; Zie verder in deze infowijzer : ”Het begrip handicap volgens het decreet” 2. de persoon mag de leeftijd van 65 jaar nog niet bereikt hebben (leeftijdsgrens) ; Zie verder in deze infowijzer : “Leeftijdsgrens” 3. betrokkene moet aan bepaalde verblijfsvoorwaarden voldoen. Zie verder in deze infowijzer : “Verblijfsvoorwaarden” 21 van 115 HET BEGRIP HANDICAP VOLGENS HET DECREET De definitie van ‘handicap’ vinden we in artikel 2, 2° van het basisdecreet van het VAPH (7.05.2004): Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan de combinatie tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren. De VAPH-definitie vertoont een duidelijke relatie met internationale definities, ook met deze in de nieuwe Internationale Classificatie van het Menselijk Functioneren, afgekort ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health), gepubliceerd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO). Deze ICF is de revisie van de ICIDH (International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps) en de volwaardige en compatibele aanvulling op de ICD (International Classification of Diseases and Related Health Problems). Voor de definitie (ernst en langdurigheid) en voor de classificatie van psychische stoornissen o.m. gedrags- en emotionele stoornissen) baseert het VAPH zich ook op de DSM-IV-TR. Voor de bepaling van een verstandelijke handicap oriënteert het VAPH zich op de definitie van de American Association on Intellectual and Developmental Disabilities (AAIDD). Zie verder in de infowijzer - inhoudelijke module : “Handicap” 22 van 115 DE LEEFTIJDSGRENS Eén van de voorwaarden om als persoon met een handicap een vraag tot bijstand te kunnen indienen bij het VAPH is dat de persoon met de handicap jonger moet zijn dan 65 jaar. De persoon mag bij zijn eerste aanvraag tot bijstand de volle leeftijd van 65 jaar niet hebben bereikt. Zoniet kan hij geen aanspraak maken op de dienstverlening bij het VAPH. Concreet betekent dit dat een persoon met een handicap ten laatste de dag vóór hij de leeftijd van 65 bereikt zijn eerste vraag tot bijstand bij het VAPH kan indienen. De aanvraagdatum wordt bepaald door de poststempel of de datum van het ontvangstbewijs van het aanvraagdocument. Valt deze datum op een maandag dan wordt de datum van de daar onmiddellijk aan voorafgaande zaterdag beschouwd als datum van indiening. De persoon die de aanvraag doet, alsook eventueel het multidisciplinair team dat hem bijstaat, dient er dus over te waken dat de aanvraag zo snel mogelijk wordt doorgestuurd naar het VAPH. Een persoon die bij het Rijksfonds, het Fonds 81, het VFSIPH of het VAPH erkend werd als persoon met een handicap vóór hij 65 jaar werd, kan gebruik blijven maken van de dienstverlening. In de huidige stand van de regelgeving is het zo dat de regelgever een persoon die erkend was bij het Fonds 81 of het Rijksfonds in principe beschouwt als een persoon erkend bij het VAPH. Dit betekent echter niet dat de “erkenning als persoon met een handicap” niet opnieuw beoordeeld kan worden. In principe kan een herziening evenwel alleen maar als er zich een wijziging in de toestand van de betrokken persoon heeft voorgedaan. Wat precies wordt bedoeld met een wijziging in de toestand wordt nergens nader omschreven en kan dan ook ruim geïnterpreteerd worden. Een persoon die erkend was bij het Rijksfonds of het Fonds 81 kan dus een ontvankelijke vraag tot bijstand indienen na de leeftijd van 65 jaar, maar dit betekent niet dat hij na de leeftijd van 65 jaar automatisch recht heeft op bijstand. Er moet vooreerst gekeken worden of hij voor de leeftijd van 65 jaar inderdaad een persoon met een handicap was in de zin van het decreet (argument is dat het VAPH geen bevoegdheid heeft inzake ouderenzorg, enkel inzake ondersteuning voor personen met een handicap en dan meer in het bijzonder met een handicap als omschreven in het decreet). Voor hulpmiddelen en aanpassingen kan men alleen nog een tussenkomst krijgen voor zover die verband houden met een handicap die al vóór deze leeftijd bestond. Het kan hierbij gaan om de handicap op basis waarvan hij bij het agentschap, het Vlaams Fonds, het Fonds 81 of het Rijksfonds erkend werd als persoon met een handicap. Het kan eventueel ook gaan om een handicap die niet eerder werd aangemeld. De persoon met een handicap kan dit bewijzen door het voorleggen van attesten uit een vorig dossier, of een officieel attest of uitspraak van een overheidsdienst, een verzekeringsinstelling, een ziekenfonds of een gerechtelijke instantie, waaruit blijkt dat de officiële vaststelling van de handicap gebeurd is voor de aanvrager 65 jaar geworden is. Een persoon met een handicap kan na de leeftijd van 65 jaar bijkomende ondersteuning vragen op basis van verergering van de handicap waarvoor hij reeds ondersteuning kreeg voor 65 jaar, ook indien de beperkingen zich op een ander domein manifesteren. Een persoon met Multiple Sclerose die voor de leeftijd van 65 jaar op basis van motorische beperkingen bijstand kreeg vanuit het VAPH, kan na de leeftijd van 65 jaar ook nog bijstand krijgen voor beperkingen op een ander gebied, bv. de spraak, visuele beperkingen …voor zover deze beperkingen terug te brengen zijn tot MS. 23 van 115 Ook voor problematieken die vooral als ‘ouderdomsgerelateerd’ bekend staan (zoals bv. artrose) kan men bijstand krijgen van het VAPH. De handicap moet wel al aanwezig zijn voor de leeftijd van 65 jaar. De beperkingen en participatieproblemen moeten dus voor de leeftijd van 65 jaar reeds in zodanige mate aanwezig zijn dat dit onder de definitie van ‘handicap’ valt zoals gedefinieerd in het decreet. Het bepalen van de leeftijdsgrens van de doelgroep op 65 jaar is ingegeven vanuit de residuaire bevoegdheid van het VAPH, waardoor het VAPH rekening moet houden met het feit dat vanuit andere wetgevingen eveneens specifieke bijstandsvormen voor personen worden aangeboden. De zorg voor personen die na 65 jaar een handicap verwerven, is in principe toegewezen aan het ouderenzorgbeleid. Alle 65-plussers, ook zij die geen tijdige aanvraag bij het VAPH deden of hebben kunnen doen, hebben recht op toegang tot ouderenzorg. Deze visie van het VAPH werd reeds bevestigd door een arrest van het Arbitragehof. De leeftijdsgrens van 65 jaar die het VAPH aan de inschrijfbaarheid stelt, is niet in strijd met het grondwettelijk gelijkheids- en niet–discriminatiebeginsel. 24 van 115 VERBLIJFSVOORWAARDEN ALGEMEEN Om aanspraak te kunnen maken op bijstand van het VAPH moet de persoon met een handicap tegelijkertijd aan 2 verblijfsvoorwaarden voldoen : werkelijk in Vlaanderen verblijven ; een voorafgaand verblijf in België aantonen. 1 Werkelijk in Vlaanderen verblijven Juridische basis Artikel 13 lid 2 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap stelt dat om ondersteuning te kunnen genieten, de persoon zijn woonplaats moet hebben in het Nederlands taalgebied, hetzij in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Onder werkelijk verblijf in Vlaanderen verstaat het VAPH ‘juridisch wettelijk en werkelijk’ in Vlaanderen verblijven. D.w.z. dat de persoon met een handicap zelf hier daadwerkelijk moet vertoeven én ingeschreven moet zijn in het bevolkingsregister ofwel in het vreemdelingenregister. Indien de persoon met een handicap in Vlaanderen verblijft en zijn wettelijk vertegenwoordiger in Wallonië (Franstalige of Duitstalige Gemeenschap) dan is het VAPH bevoegd. Als de wettelijk vertegenwoordiger in Vlaanderen verblijft, maar de persoon met een handicap in de Franse of Duitstalige Gemeenschap, dan moet de aanvraag ingediend worden bij het Agence Wallonne pour l’ Intégration des Personnes handicapées (www.awiph.be) of bij de Dienststelle für Personen mit Behinderung (www.dpb.be). Vlaanderen wordt hier bedoeld als het Nederlands taalgebied (de provincies Oost- en WestVlaanderen, Antwerpen, Limburg, Vlaams-Brabant) en het Brussels hoofdstedelijk Gewest (Anderlecht, Brussel Stad, Elsene, Etterbeek, Evere, Ganshoren, Jette, Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, St.-Agatha-Berchem, St.-Gillis, St.-Jans-Molenbeek, St.-Joost-ten-Node, St.-LambrechtsWoluwe, St.-Pieters-woluwe, Ukkel, Vorst en Watermaal-Bosvoorde). In de bevolkingsregisters worden de Belgen en de vreemdelingen ingeschreven die toegelaten of gemachtigd zijn om zich in het Rijk te vestigen of er te verblijven, en dit op de plaats waar zij hun hoofdverblijfplaats gevestigd hebben, ongeacht of zij er aanwezig dan wel tijdelijk afwezig zijn. In het vreemdelingenregister worden de vreemdelingen ingeschreven die toegelaten of gemachtigd zijn om meer dan drie maanden in het Rijk te verblijven. Het wachtregister is ingesteld om voldoende gegevens te verzamelen om de administratie in staat te stellen na te gaan of een persoon al dan niet gerechtigd is in België te verblijven. Een inschrijving in het wachtregister (onzekere toestand) heeft andere functies dan het bevolkings- of vreemdelingenregister en wordt daarom niet aanvaard als werkelijk verblijf. 25 van 115 2 Een voorafgaand verblijf in België aantonen Juridische basis Artikel 7 van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap stelt immers dat iemand slechts aanspraak kan maken op ondersteuning van het VAPH wanneer aangetoond kan worden dat iemand werkelijk in België verblijft; - op het ogenblik van de aanvraag een ononderbroken verblijf van 5 jaar in België bewijst, ofwel een verblijf van 10 jaar in de loop van zijn leven. Voor niet ontvoogde minderjarigen, verlengd minderjarigen en onbekwaam verklaarden moet de voorwaarde van voorafgaand verblijf vervuld zijn in de persoon van de wettelijk vertegenwoordiger. Bepaalde categorieën van personen kunnen vrijgesteld worden van deze voorwaarde van voorafgaand verblijf. (artikel 7, paragraaf 3 van het decreet hierboven vermeld). De persoon met een handicap moet op het ogenblik van zijn aanvraag een voorafgaand verblijf in België aantonen. Voor niet-ontvoogde minderjarigen, verlengd minderjarigen en onbekwaamverklaarden moet deze voorwaarde vervuld worden door de persoon van de wettelijk vertegenwoordiger (ouder, voogd in het kader van verlengde minderjarigheid of onbekwaamverklaring). Meer concreet moet men één van volgende aantonen: 5 jaar ononderbroken verblijf voorafgaand aan de aanvraag; 10 jaar in de loop van zijn leven indien de periode van verblijf in België onderbroken werd. Tijdens de periode van voorafgaand verblijf moet men niet noodzakelijk wettelijk (via een inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister) in ons land verbleven hebben. Belangrijk is dat het wettelijk verblijf er is op het moment van de aanvraag bij het VAPH. In uitzonderlijke gevallen kan een aanvraag “voorwaardelijk” behandeld worden. Hiermee wordt bedoeld dat de aanvraag kan behandeld worden vooraleer de persoon met een handicap daadwerkelijk in Vlaanderen woont. Dit is uiteraard slechts mogelijk indien de voorwaarde van voorafgaandelijk verblijf wel vervuld is. Deze uitzonderlijke situatie doet zich voor naar aanleiding van een verhuis. Een persoon met een handicap woont in Wallonië en wil naar Vlaanderen verhuizen, hij dient daarvoor zijn woning aan te passen. Hij wil hiervoor een tussenkomst vragen bij het VAPH. Op het moment van de aanvraag verblijft betrokkene nog niet in Vlaanderen. Er kan een voorwaardelijke beslissing genomen worden om een tussenkomst te verlenen, maar de tussenkomst mag in geen geval betaald worden vooraleer betrokkene voldoet aan de verblijfsvoorwaarden. Volgende paragraaf kan in dergelijke (uitzonderlijke) voorwaardelijke beslissing vermeld worden: "Deze beslissing die u ondersteuning verleent voor hulpmiddelen of toegang verleent tot een zorgvoorziening van het VAPH, is een voorwaardelijke beslissing. Zij kan slechts uitwerking vinden vanaf het moment dat u ingeschreven bent in het bevolkings- of vreemdelingenregister van een Vlaamse gemeente of stad. Momenteel bent u nog gedomicilieerd in ... U voldoet dus nog niet aan de ‘verblijfsvoorwaarden’ die het VAPH vooropstelt. Laat u ons weten vanaf wanneer u wel 26 van 115 voldoet aan de verblijfsvoorwaarden? Zo kunnen wij uw beslissing aanpassen en vermelden vanaf wanneer deze uitwerking heeft." 27 van 115 MOGELIJKE VERBLIJFSDOCUMENTEN 1 Vreemdelingenkaarten 1.1 Elektronische vreemdelingenkaart A Het gaat steeds om een tijdelijk verblijf. De geldigheidstermijn van de kaart valt samen met de duur van het tijdelijk verblijfsrecht. Dit verschilt per categorie. Personen met deze kaart worden ingeschreven in het vreemdelingenregister. De elektronische vreemdelingenkaart A wordt afgegeven aan : Vreemdeling met subsidiaire bescherming (art. 48/4) Indien wordt beslist dat er aan de voorwaarden voor subsidiaire bescherming is voldaan zal de persoon een tijdelijk verblijfsrecht van één jaar krijgen. Dit verblijfsrecht zal verlengd worden zolang er geen belangrijke wijziging optreedt in de omstandigheden die aanleiding gaven tot de toekenning van het statuut. De vreemdeling die na vijf jaar nog steeds onder het statuut van subsidiaire bescherming valt, ontvangt een verblijfsrecht van onbepaalde duur. Geregulariseerde vreemdeling (art. 9bis) Het gaat hier om personen die zich in België bevinden zonder over een verblijfsrecht te beschikken. Zij moeten in principe kunnen bewijzen dat ze niet kunnen terugkeren naar hun land van herkomst om de aanvraag te doen. De kaart is meestal één jaar geldig. Deze kaart kan verlengd worden, indien men aan bepaalde voorwaarden voldoet. Vreemdeling met medisch verblijfsrecht (art. 9ter) Indien wordt beslist dat er aan de voorwaarden voor een medisch verblijf is voldaan zal de persoon een tijdelijk verblijfsrecht van één jaar krijgen. Dit verblijfsrecht zal verlengd worden zolang er geen duurzame verbetering in de medische toestand optreedt. De vreemdeling die na vijf jaar nog steeds onder het medisch statuut valt ontvangt een verblijfsrecht van onbepaalde duur. Gezinsherenigers met niet-EU onderdanen (art. 10) Een vreemdeling die in België verblijft via het recht op gezinshereniging met een niet-EU vreemdeling (artikel 10 Vw.) zal in eerste instantie een tijdelijk verblijfsrecht hebben. Wanneer de niet-EU onderdaan met wie men zich herenigt zelf tijdelijk in België verblijft, dan blijft het verblijf tijdelijk. Wanneer de niet-EU onderdaan met wie men zich herenigt een verblijfsrecht van onbepaalde duur heeft, dan kan de gezinshereniger ook een onbeperkt verblijfsrecht bekomen na drie jaar tijdelijk verblijf. 28 van 115 Student van buiten de Europese Unie Onderdanen van landen die niet tot de EU/EER behoren kunnen in principe enkel naar België komen om hoger onderwijs te volgen. Bovendien moeten zij voldoen aan strenge voorwaarden wat betreft hun bestaansmiddelen. Studenten wiens verblijfsaanvraag wordt goedgekeurd ontvangen een BIVR dat geldig is voor de duur van de studies (tot 31 oktober van het lopende academiejaar). Dit BIVR wordt voor de duur van de studies elk jaar vernieuwd, op voorwaarde dat de student nog steeds aan de voorwaarden voldoet. Slachtoffer van mensenhandel In vele gevallen is de vervolging van praktijken van mensenhandel of mensensmokkel slechts mogelijk als de slachtoffers medewerking verlenen aan het gerechtelijk onderzoek. Die medewerking wordt mede mogelijk gemaakt door een specifieke beschermingsregeling. Het slachtoffer van mensenhandel krijgt een BIVR met een geldigheidsduur van 6 maanden: Indien het drie maanden na het opstarten van de procedure reeds duidelijk is dat het om een slachtoffer van mensenhandel of mensensmokkel gaat, en indien het parket de zaak nog steeds onderzoekt. Indien het zes maanden na het opstarten van de procedure nog steeds niet duidelijk is of het om een slachtoffer van mensenhandel of mensensmokkel gaat, maar het parket de zaak nog steeds onderzoekt. Deze verblijfskaart (BIVR) kan met telkens 6 maanden vernieuwd worden. Arbeidsmigrant van buiten de Europese Unie Vreemdelingen die naar België komen als arbeidsmigrant krijgen in eerste instantie een tijdelijk verblijfsrecht (geldig voor de duur van de arbeidskaart of de beroepskaart). Afhankelijk van het type arbeidsmigrant zal het verblijfsrecht na enkele jaren kunnen omgezet worden in een verblijfsrecht van onbepaalde duur. Nieuwe EU-onderdanen in een knelpuntberoep Nieuwe EU-onderdanen die met een arbeidskaart B komen werken in een knelpuntberoep krijgen gedurende hun eerste jaar een tijdelijk BIVR. Daarna kunnen zij de vestiging aanvragen. Dit geldt alleen voor Bulgaren en Roemenen. Niet begeleide minderjarige vreemdeling Niet begeleide vreemdelingen kunnen deze kaart krijgen indien er zes maanden na het opstarten van de aanvraag nog geen "duurzame oplossing is gevonden". Ze moeten dan wel een paspoort kunnen voorleggen. De kaart is zes maanden of één jaar geldig. Ze kan, onder bepaalde voorwaarden, worden vernieuwd. Indien de minderjarige drie jaar met deze kaart in België heeft verbleven kan er een verblijfsrecht van onbepaalde duur worden toegekend. 29 van 115 Opgelet ! Niet-begeleide minderjarigen die in het vreemdelingenregister ingeschreven zijn én een wettelijke voogd hebben die Belg is, voldoen aan de verblijfsvoorwaarden. Ze voldoen echter maar aan de verblijfsvoorwaarden tot de dag voor hun 18de verjaardag. 1.2 Elektronische vreemdelingenkaart B Deze kaart bewijst een Inschrijving in het Vreemdelingenregister voor onbeperkte duur. De kaart zelf is vijf jaar geldig, maar zal daarna worden vernieuwd worden zonder enige voorwaarde. De elektronische vreemdelingenkaart model B wordt gegeven aan : Erkende vluchtelingen Een erkend vluchteling krijgt meteen een toelating tot verblijf voor onbeperkte duur. Vreemdelingen met tijdelijk verblijf, na afloop van een bepaalde periode Een verblijf voor onbepaalde duur wordt afgegeven in het kader van een groot aantal verblijfsprocedures van niet-EU onderdanen. Men krijgt deze kaart wanneer de procedure definitief is doorlopen en men een onbeperkt verblijfsrecht in België heeft bekomen. Dat geldt bijvoorbeeld voor: o subsidiaire beschermden na vijf jaar tijdelijk verblijf, o geregulariseerden om medische redenen na vijf jaar tijdelijk verblijf, o gezinsherenigers met een niet EU-onderdaan na drie jaar tijdelijk verblijf, o slachtoffers van mensenhandel of mensensmokkel na twee jaar legaal verblijven in België. o een arbeidsmigrant… 1.3 Elektronische vreemdelingenkaart C De vreemdeling van buiten de EU/EER met permanent verblijf in België die een aanvraag tot vestiging heeft ingediend én wiens aanvraag is goedgekeurd. De persoon wordt ingeschreven in het bevolkingsregister. De Zwitser die in België komt werken als werknemer of zelfstandige gedurende minimum één jaar, of die om een andere reden gedurende minimum één jaar in België komt verblijven. De Zwitser wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister. 1.4 Elektronische vreemdelingenkaart D De kaart wordt afgegeven aan een niet-EU onderdaan die de status van langdurig ingezetene heeft bekomen. Een van de voorwaarden om deze status te verkrijgen is dat men gedurende vijf jaar en onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag, een ononderbroken en wettig verblijf heeft in België. De erkende vluchteling en de vreemdeling die subsidiaire bescherming geniet zijn uitgesloten van de status van langdurig ingezetene. De persoon wordt ingeschreven in het bevolkingsregister. 30 van 115 1.5 Elektronische vreemdelingenkaart E De kaart wordt afgegeven aan: Een EU-burger meer bepaald een EU-werkzoekende, werknemer, zelfstandige of niet economisch actieve EU-burger met een verblijfsrecht van meer dan drie maanden of een EU student. EU-EER onderdanen die op basis van gezinshereniging met een EU-burger, inclusief een EUstudent een verblijfsrecht krijgen. Deze personen worden ingeschreven in vreemdelingenregister. 1.6 Elektronische vreemdelingenkaart E + Na drie jaar ononderbroken verblijf wordt een duurzaam verblijfsrecht erkend aan de EU-burger inclusief een EU-student. De EU-burger kan (dit is geen verplichting) daartoe een document aanvragen ter staving van zijn duurzaam recht op verblijf. Dit document is een elektronische vreemdelingenkaart E+. Deze kaart wordt eveneens afgeleverd aan de familieleden van een EU-burger, inclusief een EUstudent die EU- EER onderdaan zijn en die geruime tijd legaal in België verblijven. De houders van een bevolkingsregister. elektronische vreemdelingen kaart E + zijn ingeschreven in het 1.7 Elektronische vreemdelingenkaart F Deze kaart wordt afgegeven aan de vreemdeling van buiten de EU/EER die in België verblijft op basis van een recht op gezinshereniging met een Belg of EU/EER-onderdaan ( eventueel een EU-student) én wiens verblijfsaanvraag is goedgekeurd. De vreemdeling heeft een verblijfsrecht van onbepaalde duur; gedurende een bepaalde termijn (tot maximum 3 jaar na de aanvraag gezinshereniging) is dit verblijf wel aan voorwaarden verbonden; De houder van deze kaart wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister. 1.8 Elektronische vreemdelingenkaart F+ Een familielid van een burger van de Unie, dat zelf niet de nationaliteit van een lidstaat van de EU bezit, maar een duurzaam verblijfrecht heeft gekregen ( dit na drie jaar verblijf in België) krijgt een elektronische vreemdelingenkaart F+. Hij of zij wordt ingeschreven in het bevolkingsregister. 31 van 115 2. Diplomatenpaspoort Diplomaten worden niet ingeschreven in het Rijksregister, ze worden echter niet vrijgesteld van de verblijfsvoorwaarden. Zij kunnen dus een aanvraag bij het VAPH indienen op voorwaarde dat zij : werkelijk en wettig verblijf in Vlaanderen kunnen aantonen voorafgaand verblijf in ons land kunnen aantonen (= 5 jaar in ons land, tenzij men voldoet aan één van de uitzonderingen zoals EU burger zijn en sociale zekerheid genieten) Hoewel ze dus niet ingeschreven worden in het bevolkings- of vreemdelingenregister zijn personen met een diplomatenpaspoort in principe wel wettelijk en werkelijk in ons land. Het is aan de persoon met een handicap om ons de nodige documenten te bezorgen die dit bewijzen. 32 van 115 UITZONDERINGEN OP DE VERBLIJFSVOORWAARDEN 1 Vrijstelling van een voorafgaandelijk verblijf Bepaalde personen dienen in bepaalde situaties niet aan de voorwaarde van voorafgaand verblijf te voldoen. Wie ? Meerderjarige personen met een handicap die werkelijk in België verblijven Niet-ontvoogde minderjarige personen, verlengd minderjarigen en onbekwaam verklaarde personen met een handicap die werkelijk in België verblijven, en waarvan de wettelijke vertegenwoordiger ook werkelijk in België verblijft. In welke situaties ? Belg zijn ; Burger zijn van de Europese Unie2 en sociale zekerheid genieten ; Staatsloze zijn (of persoon met onbepaalde nationaliteit) (artikel 1bis, 3° BVR van 15 december 2000); Erkend politiek vluchteling zijn (verworven op basis van de klassieke procedure) (artikel 1bis, 4° BVR van 15 december 2000); Recht hebben (hadden) op bijkomende kinderbijslag voor het kind met een handicap (artikel 1bis, 5° BVR van 15 december 2000); Vrijgesteld zijn op grond van een bepaling van internationaal recht (artikel 1bis, 3° BVR van 15 december 2000). vb. “regularisatie om medische redenen” Bij de aanvraag moet de PA hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht worden. vb. Familieleden van EU-burgers die een verblijfsrecht krijgen in een EU-lidstaat op basis van gezinshereniging (dit kunnen dus ook niet-EU-burgers zijn!), worden vrijgesteld van de voorwaarde van voorafgaand verblijf. De voorwaarde van wettelijk en werkelijk verblijf blijft uiteraard behouden. Opgelet! Het gaat dus niet om ascendant EU-onderdaan = gelijkstelling EU onderdaan. Enkel indien het gaat om een gezinshereniging (wat onder ‘een bepaling van het internationaal recht’ valt) of bij één van de andere uitzonderingsvoorwaarden kan men vrijgesteld worden van de voorwaarden van voorafgaand verblijf. Volgende familieleden van een Belg of EU-burger kunnen via gezinshereniging naar België komen: 2 Huidige landen van de Europses Unie (28): België, Bulgarije, Cypus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, Zweden. 33 van 115 echtgenoot of gelijkgestelde partner (een "gelijkgestelde partner" is een vreemdeling waarmee een geregistreerd partnerschap werd gesloten dat door de Belgische overheid wordt beschouwd als gelijkwaardig met een Belgisch huwelijk) de wettelijk geregistreerde partner (deze partner moet wel aantonen dat hij een duurzame relatie heeft met de Belg of EU-burger) descendenten (= kinderen, kleinkinderen...) of descendenten van de partner ascendenten (= ouders, grootouders...), ascendenten moeten wel bewijzen dat ze ten laste zijn van de Belg of EU-burger. Voor ascendenten van Belgen gelden bovendien bijkomende voorwaarden. Ingeval van gezinshereniging krijgt het familielid die niet-EU burger is en die zich bij een Belg of andere EU-burger komt voegen een F-kaart die 5 jaar geldig is. Hij wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister en voldoet daarmee aan de voorwaarde van werkelijk en wettelijk verblijf. Na drie jaar ononderbroken verblijf kan hij aanspraak maken op een duurzaam verblijf. Bij goedkeuring van deze aanvraag krijgt hij een F+kaart en wordt hij ingeschreven in het bevolkingsregister. Deze voldoet bijgevolg ook aan de voorwaarde van wettelijk en werkelijk verblijf. In beide gevallen kan men zich beroepen op de gelijke behandeling voorzien in de Europese richtlijn en vrijgesteld worden van de voorwaarde van voorafgaand verblijf. Het statuut “Subsidiaire bescherming” In het vreemdelingenrecht is er een nieuw soort beschermingsstatuut: dat van de 'subsidiaire bescherming'. Het betreft personen die niet erkend worden als politiek vluchteling, maar van wie de overheid oordeelt dat ze toch een 'reëel risico lopen op ernstige schade' indien de persoon zou terugkeren naar het land waar hij vroeger gewoonlijk verbleef. De subsidiaire bescherming is onderverdeeld in 3 subgronden die elk een aparte categorie uitmaken met telkens een eigen interpretatie. Er is sprake van ernstige schade indien de persoon: door een rechtbank veroordeeld is tot de doodstraf of executie. Indien het risico op de doodstraf een gevolg is van het plegen van een ernstig misdrijf zal de asielzoeker in bepaalde gevallen geen beroep kunnen doen op de subsidiaire bescherming. foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in zijn land van herkomst dreigt te ondergaan. Een onmenselijke of vernederende behandeling is een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). ernstige bedreiging van zijn leven of persoon riskeert als gevolg van willekeurig geweld in het geval van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Enkel burgers (niet: strijders) uit landen waar er een georganiseerd, aanhoudend intensief gewapend conflict daadwerkelijk aan de gang is zullen op deze beschermingsgrond een beroep kunnen doen. Voor de meest recente lijst van regio’s met conflicten die volgens het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming op basis van deze grond kan je terecht op de website van het CGVS (http://www.cgvs.be/). Iemand die dit subsidiair beschermingsstatuut geniet, krijgt een inschrijving in het vreemdelingenregister. Dit wordt jaarlijks verlengd. Wanneer de problemen in het thuisland na 5 jaar nog steeds aanhouden, krijgt men een definitief verblijf in ons land. 34 van 115 Personen die een subsidiair beschermingsstatuut genieten (na de procedure doorlopen te hebben) zijn dus officieel in ons land want ze zijn ingeschreven in het vreemdelingenregister. Zij hoeven ook niet te voldoen aan de voorwaarde van voorafgaand verblijf (zie verblijfsvoorwaarden). De brieven die betrekking hebben op de verblijfsvoorwaarden in Feniks zijn naar aanleiding hiervan aangepast. Er wordt vermeld dat men de PA op de hoogte moet brengen (en het bewijs moet leveren) als men het statuut van subsidiaire bescherming geniet. Meer info zie : http://www.vmc.be/vreemdelingenrecht http://www.cgvs.be http://www.kruispuntmi.be/vreemdelingenrecht/wegwijs.aspx?id=248#subsidiair 2. Verwijzing door de Jeugdrechtbank of het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg Bij plaatsing door de Jeugdrechtbank in een door het VAPH erkende voorziening of bij verwijzing door het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg naar een observatiecentrum (Inschrijvingsbesluit, artikel 8,1) moeten het wettelijk en werkelijk verblijf van de wettelijk vertegenwoordiger niet gecontroleerd worden. (artikel 2). Er moet ook geen controle van de voorwaarde van voorafgaand verblijf van de minderjarige plaats vinden. 3. Bijzondere procedure voor behartenswaardige minderjarigen Minderjarigen (-18 jaar) kunnen van de voorwaarde van wettig verblijf en/of voorafgaand verblijf vrijgesteld worden, op voorwaarde dat: hun gesteldheid en de omstandigheden van hun ouders of van de persoon die voor hen zorgen zo behartenswaardig zijn dat zij ondersteuning vereisen overeenkomstig de bepalingen van het decreet; ze niet in aanmerking komen voor ondersteuning krachtens andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, noch in hun land van herkomst, noch in België. De persoon met een handicap moet wel daadwerkelijk in België verblijven op het moment van de aanvraag. Het bewijs van daadwerkelijk verblijf in België kan geleverd worden door een document van een bestuur of een openbare dienst, zoals de Dienst Vreemdelingenzaken, een politiedienst, een gemeentebestuur of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, of door een instelling, zoals een ziekenhuis of een school. Indien de wettelijk vertegenwoordiger de aanvraag niet kan ondertekenen, dan moet dit gebeuren door de persoon die zorg draagt voor het kind. Deze maatregel heeft tot doel de groep ‘Niet Begeleide Buitenlandse Minderjarigen’ niet uit te sluiten van passende zorg. Het betreft een uitzonderingsprocedure voor behartenswaardige situaties. Het behartenswaardige van de situatie dient gemotiveerd vanuit het feit dat er voor het kind geen andere oplossing kan bedacht worden dan een vanuit het VAPH verleende ondersteuning. Er dient ook bevestigd te worden dat het kind om 35 van 115 welke reden dan ook, niet in aanmerking komt voor andere gesubsidieerde ondersteuning, noch in België, noch in het land van herkomst. De motivatie, opgesteld door de persoon in kwestie, het MDT, de voorziening,... wordt verzonden t.a.v. de PA. Indien de persoon illegaal in België verblijft, verstuurt men de aanvraag naar de PA van de provincie waar de persoon zijn gebruikelijk verblijf heeft. Dossiers die in het kader van de procedure voor behartenswaardige minderjarigen behandeld moeten worden, worden via de PA doorgestuurd naar de centrale dienst ‘Inschrijvingen en Doelgroepenbeheer’. Het is de administrateur-generaal die de beslissing omtrent de behartenswaardigheid van het dossier neemt. Voor de beslissing omtrent de vraag wordt het dossier voorgelegd aan de PEC in de desbetreffende PA. De communicatie met betrokkene gebeurt steeds via de PA. Personen die –18 jaar zijn, worden hier beschouwd als minderjarigen. Deze maatregel is dus niet van toepassing op personen die 18 jaar of ouder zijn en onder een beschermingsstatuut (bv. verlengd minderjarig) zijn geplaatst. Bovendien kan een behartenswaardige minderjarige die 18 jaar wordt, in principe niet langer beroep doen op het VAPH, tenzij hij op dat ogenblik wel voldoet aan de voorwaarden van werkelijk verblijf en voorafgaand verblijf, of een beroep kan doen op één van de andere uitzonderingsgronden. Daarom wordt de beslissing voor een behartenswaardige minderjarige steeds beperkt tot de leeftijd van 18 jaar. 36 van 115 GEGEVENS VANUIT DE KRUISPUNTBANK (KSZ) Om een toetsing van de voorwaarden (met uitzondering van handicap natuurlijk ) door te voeren is de kruispuntbank een zeer belangrijk medium aangezien daar gegevens zichtbaar zijn van het rijksregister/vreemdelingenregister. Niettegenstaande dat vele gegevens via deze weg bekomen kunnen worden is het toch vaak zo dat bijkomende gegevens opgevraagd dienen te worden omdat enerzijds de machtigingen inzake inzagerechten niet ver genoeg gaan of anderzijds omdat bepaalde documenten niet voorhanden zijn via de kruispuntbank (bv. kopij van geboorteakte). Het is daarom dat binnen Provinciale Afdelingen (PA’s) vaak beroep wordt gedaan op lokale besturen om informatie aan te leveren. Hierop werd evenwel vanuit de lokale besturen soms niet ingegaan omdat in de vraagstelling per brief geen juridische grondslag aanwezig was waarom het VAPH deze informatie wou bekomen. Hieraan wordt bij ingang van 01/07/2013 tegemoet gekomen door het in Feniks mogelijk te maken een standaardparagraaf toe te voegen alsook optionele paragrafen aan te maken waarin de juridische grondslag wordt vermeld voor het opvragen van de gegevens. 1. Algemene wettelijke basis voor het opvragen van informatie bij lokale besturen Steeds te vermelden wanneer gegevens worden opgevraagd. 1. Artikel 11, tweede lid van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap: “Het agentschap registreert en verwerkt alle nodige gegevens voor de uitvoering van de taken, genoemd in artikelen 5, 6 en 7 (van het decreet); 2. artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. De administratie van de provinciale afdeling van het agentschap behandelt het aanvraagdossier. Ze onderzoekt of de ingediende aanvraag ontvankelijk is en vult het dossier, samengesteld volgens artikel 24, eventueel aan door extra inlichtingen in te winnen bij de aanvrager, bij de instantie, die door het agentschap wordt erkend om een multidisciplinair verslag af te leveren, bij de openbare instellingen en besturen, die ressorteren onder de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest of bij sociaalrechtelijke organen. 2. Enkele specifieke situaties Naargelang de situatie is het belangrijk bijkomende wettelijke basis te vermelden bij het opvragen van bijkomende gegevens aan de gemeente. 37 van 115 2.1 Het is niet duidelijk of aanvrager de ouder is van de persoon met handicap Artikel 13 van het decreet van 7 mei 2004 : het is de persoon zelf of zijn wettelijke vertegenwoordiger die een aanvraag kan indienen bij het VAPH. De consultatie van het Rijksregister laat niet toe te achterhalen of de aanvrager de wettelijke vertegenwoordiger/ouder is van de persoon voor wie ondersteuning wordt gevraagd. Cf punt 3 maar in dit geval moet dan wel expliciet naar de geboorteakte (van de persoon met handicap) worden gevraagd. 2.2 Uitmaken of het gaat om een onderbroken of niet onderbroken voorafgaand verblijf. Artikel 21 van het decreet van 7 mei: “Een persoon met een handicap die aanspraak maakt op de toepassing van dit decreet, moet werkelijk in België verblijven. Hij moet bovendien het bewijs voorleggen van een ononderbroken verblijf van vijf jaar dan wel een niet aaneengesloten verblijf van tien jaar in België. Voor nietontvoogde minderjarigen, verlengd minderjarigen en onbekwaamverklaarden moet de voorwaarde van voorafgaand verblijf vervuld zijn in de persoon van hun wettelijke vertegenwoordiger.” 2.3 KSZ geeft niet aan of het om een politiek vluchteling/ vragen naar basis voor regularisatie Artikel 21 van het decreet van 7 mei 2004 en artikel 1bis, van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 2000 houdende vrijstelling voor bepaalde categorieën gehandicapte personen van de vervulling van verblijfsduurvoorwaarden om de bijstand te genieten van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. De personen die zich in één van de situaties bevinden vermeld in artikel 1bis moeten niet voldoen aan de voorwaarden van voorafgaand verblijf. Het VAPH heeft geen inzage in de gegevens die verband houden met de verblijfstoestand voor vreemdelingen. 2.4 datum van definitieve ambtshalve schrapping Artikel 21 van het decreet van 7 mei 2004: de persoon die aanspraak maakt op ondersteuning van het VAPH moet werkelijk, dit is werkelijk en wettig, in België verblijven. Vanaf de datum van de ambtshalve definitieve schrapping is niet meer aan deze voorwaarde voldaan. 2.5 bisnummers Naargelang de situatie wat men wil weten bovenvermelde motivaties hanteren. 38 van 115 OPENBAARHEID VAN BESTUUR EN INZAGE VAN HET DOSSIER Het decreet van openbaarheid van bestuur van 26 maart 2004 maakt een onderscheid tussen ‘passieve’ en ‘actieve’ openbaarheid. Actieve openbaarheid betreft de actieve informatieplicht van de overheid (= taak van de voorlichtingsambtenaar). Bij actieve openbaarheid verschaft de overheid uit eigen beweging informatie aan het publiek of individuen. 1. Recht op inzage Het is vooral de passieve openbaarheid die implicaties heeft naar de werking van de provinciale afdelingen. Onder passieve openbaarheid moeten we het recht van een persoon op inzage, uitleg, afschrift en verbetering of aanvulling van bestuursdocumenten verstaan. De aanvrager moet enkel belang aantonen voor wat betreft documenten van persoonlijke aard. Documenten van persoonlijke aard mogen wel zonder aantoning van belang openbaar gemaakt worden aan diegene over wie de documenten handelen. Er zijn een aantal uitzonderingen op de openbaarheidsverplichting. Deze uitzonderingen gelden wanneer het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van één van de volgende belangen: Het economisch, financieel of commercieel belang van de overheid; De openbare orde en de veiligheid; Het vertrouwelijk karakter van de internationale betrekkingen met het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap, met inbegrip van de betrekkingen met de federale overheid en met de andere gemeenschappen en gewesten; Het vertrouwelijk karakter van de commerciële en de industriële gegevens die aan de overheid zijn meegedeeld. Er is in geen geval openbaarheid indien: de openbaarmaking afbreuk zou doen aan de bij wet vastgelegde geheimhoudingsverplichting; de openbaarmaking afbreuk doet aan het vertrouwelijk karakter van persoonsgegevens (= bescherming van de persoonlijke levenssfeer) (tenzij de betrokken persoon ermee instemt); de openbaarmaking afbreuk doet aan het geheim van de beraadslagingen van de Vlaamse regering en van de verantwoordelijke overheden die daarvan afhangen …. Medische gegevens (inclusief psychologische en psychiatrische gegevens) mogen bijvoorbeeld enkel via een vertrouwensarts openbaar gemaakt worden aan de betrokken persoon. 2. Doorgeven van informatie aan derden Het VAPH verzamelt en verwerkt gegevens met het oog op de uitvoering van de decretale opdrachten (vervat in het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het VAPH, dit is de rechtsgrond voor de verwerking). Het VAPH mag de gegevens waarover zij beschikt alleen verwerken en gebruiken voor dit doel. Ook de mededeling van gegevens is een verwerking en het is hierover dat onlangs een nieuwe regeling in voege is getreden. 39 van 115 Scope Men komt binnen een Provinciale afdeling vaak in de situatie dat er per telefoon of per mail gevraagd wordt om informatie uit het dossier van een bepaalde persoon met een handicap mee te delen. Met derden worden alle andere personen bedoeld dan personeelsleden van het VAPH en de betrokken persoon met een handicap. Afspraken Als er per mail of telefoon info wordt opgevraagd moet altijd eerst gewezen worden op de mogelijkheid om samen met de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger “Mijn VAPH” te consulteren. Wil men toch info vanuit de PA dan moeten de afspraken opgenomen in de tabel (zie infra) gevolgd worden. Wanneer de tabel vermeld dat een toestemming vereist is(TS) dan betekent dit dat de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger eerst een ondertekend toestemmingsformulier moet overmaken aan de PA per post of per mail. Het VAPH streeft er naar om zoveel mogelijk de toestemming van de betrokken persoon met een handicap te verkrijgen alvorens gegevens over hem/haar aan derden worden meegedeeld doch zou het evenwel te strikt zijn en niet altijd in het belang van de persoon met een handicap om in alle gevallen waarin de voorafgaande toestemming van de betrokken persoon met een handicap niet kan verkregen worden elke info categorisch te weigeren zeker als de vraagsteller een door het VAPH erkende of gesubsidieerde voorziening of een MDT is. Stel bijvoorbeeld dat een internaat een kind heeft opgenomen maar de ouders/wettelijke vertegenwoordiger zijn onbereikbaar voor lange tijd dan kan een PA informatie geven over de stand van zaken betreffende een andere aanvraag om ondersteuning. Let wel, het is evenwel zo dat medische gegevens ( stoornis, handicapcodes, MDV, PAB-inschalingsverslag, medisch attest ICF,…) nooit kunnen worden meegedeeld zonder de toestemming van de betrokken persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger. Dit alles geeft aan dat wanneer de toestemming door omstandigheden niet verleend kan worden de context van de vraag in acht genomen dient te worden. In geval van ernstige twijfel dient contact opgenomen te worden met de coördinator inschrijvingen die desgevallend een beslissing zal nemen over het al dan niet verlenen van de informatie. 3. Co-ouderschap Co-ouderschap betekent dat de ouders, ook als ze niet meer samenleven, het ouderlijk gezag gezamenlijk blijven uitoefenen. Dit betekent o.a. dat de ouders samen (de ene niet zonder de andere) het opvoedingsrecht uitoefenen. Dit is de filosofische, godsdienstige en ideologische opvoeding van het kind: zijn taal, school, onderwijstype en beroep, lidmaatschap van organisaties van verenigingen, het ondergaan van belangrijke medische handelingen en chirurgische ingrepen, enzovoort. Als personeelslid van het VAPH is niet altijd geweten wat de (recentste) echtelijke toestand van de ouders is. Je kunt die zaken immers niet systematisch gaan controleren. Doorgaans kan je ervan uitgaan dat de aanvrager (één ouder) de stilzwijgende instemming van de andere ouder met zich meedraagt. Indien je echter merkt dat de andere, niet-aanvragende ouder niet op de hoogte is van 40 van 115 de eigenlijke aanvraag bij het VAPH of hier niet mee instemt, doe je er goed aan een document op te vragen die de juridische situatie t.a.v. het kind vaststelt (bv. het echtscheidingsvonnis). Indien de andere ouder bevestigt dat hij het niet eens is met de aanvraag, zullen beide ouders zich moeten wenden tot de Jeugdrechtbank. Wij kunnen de aanvraag niet verder behandelen tot hier duidelijkheid over is na tussenkomst van de rechtbank. Kortom, als je er in een concrete situatie zeker van bent dat de ouders niet overeenkomen, ook niet wat betreft de gevraagde tussenkomst aan het VAPH, dan doe je er goed aan om schriftelijk na te gaan of de andere ouder instemt met de gevraagde ondersteuning. Je stuurt de andere ouder ook best een kopie van de beslissing. Toelichting omtrent de mogelijkheden van toewijzing van ondersteuning bij co-ouderschap zie in de handleiding IMB : “Co-ouderschap” 41 van 115 Tabel ter verduidelijking Wie? Welke gegevens? PMH WV MDT Voorziening CP zorgregie DOP Leverancier Andere overheid Andere Identificatie J J j TS TS J N J N Staza afhandeling aanvraag Erkenning als PMH Toegewezen ondersteunings vormen ( ZIN, PAB, IMB)/ toewijzings beslissingen Medische info (stoornis, handicapcode) MDV J J j TS TS J N J N J J j TS TS J N J N J J J TS TS J N J N TS J J TS TS TS TS N N N TS J J TS TS TS TS N N N TS N N N TS N N N TS N N J N TS PABJ J TS TS TS inschalingsverslag Medisch attest J J TS TS TS ICF Vragen over J J J TS TS openstaande bedragen/IMB (1) TS: er is een schriftelijke en voorafgaande toestemming van de persoon met handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger nodig. Persoon/ Organisatie vermeld op A001 TS TS TS TS TS Toelichting bij de tabel (zie bijlage 1) 1. De persoon met een handicap Voor een meerderjarige persoon met handicap zonder beschermingsstatuut d.i .zonder wettelijke vertegenwoordiger is er geen probleem en kunnen alle gegevens uit het dossier worden meegedeeld met dien verstande dat bij het meedelen van medische gegevens andere dan een doelgroep in het kader van een zorgvraag omzichtig moet omgegaan worden. Als het om een minderjarige persoon met een handicap gaat kan dit in principe ook als deze persoon bekwaam wordt geacht om over zijn belangen te oordelen. Aangezien het voor een personeelslid van een PA onmogelijk is om dit te beoordelen is hier voorzichtigheid geboden en kan misschien best gerefereerd worden naar de wettelijke vertegenwoordiger. Hetzelfde geldt voor een meerderjarige persoon met een handicap met een beschermingsstatuut. 2. De wettelijke vertegenwoordiger Aan de wettelijke vertegenwoordiger, zoals o.a. een ouder of een voogd kunnen alle gegevens uit het dossier meegedeeld worden voor zover de vraag wordt gesteld in het kader van een lopende aanvraag om ondersteuning of met het oog op een nieuwe aanvraag om ondersteuning. Wat betreft het doorgeven van info kan een voorlopig bewindvoerder niet helemaal gelijkgesteld worden met een wettelijk vertegenwoordiger. De gegevens in verband met de stand van zaken van de afhandeling van de aanvraag, erkenning als persoon met een handicap en toegewezen ondersteuningsvormen kunnen steeds meegedeeld worden. Medische info, MDV, PAB-inschalingsverslag en ICF-attest worden in principe niet meegedeeld aan de voorlopige bewindvoerder. In principe en voor zover mogelijk moet de betrokken persoon met een handicap akkoord gaan met het meedelen van medische info. In heel wat gevallen wordt een voorlopig bewindvoerder aangesteld voor personen die geheel onbekwaam zijn. In dit geval kunnen zij ook hun toestemming niet verlenen en kan voor zover dit nodig zou zijn toch medische info worden meegedeeld aan de bewindvoerder. 3. Overheden (OCMW, CAW enz….) Overheden kunnen informatie opvragen met het oog op het vervullen van hun eigen opdrachten. Deze info kan niet gegeven worden tenzij met toestemming van de betrokken persoon met een handicap. Het VAPH verzamelt en verwerkt alleen gegevens voor de uitvoering van haar eigen opdrachten. Een overheid (bijvoorbeeld OCMW of CAW) kan ook info opvragen uit het dossier van een PMH op vraag van de persoon met een handicap. Dit kan in principe alleen als er een schriftelijke toestemming is van de betrokken persoon. Als de vraagsteller evenwel vermeldt dat de persoon aanwezig is dan kan wel info worden gegeven zonder schriftelijke toestemming. Men kan er dan van uitgaan dat de toestemming er is. Men kan de dienst ook wijzen op de mogelijkheid om samen met de persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger “Mijn VAPH” te consulteren. 4. Organisatie/personen vermeld op het A001-formulier In het nieuwe A001-formulier is er een rubriek opgenomen die specifiek handelt over de persoon of organisatie die de PMH bijstaat bij het indienen van de aanvraag. In deze rubriek wordt ook naar de 43 van 115 toestemming gevraagd van de PMH of zijn wettelijke vertegenwoordiger om alle of sommige gegevens mee te delen aan de deze persoon of organisatie. Het meedelen van gegevens aan deze persoon of organisatie is afhankelijk van de verleende toestemming. 44 van 115 SAMENWERKINGSAKKOORD VLAANDEREN – WALLONIE Om de relaties met Wallonië te regelen is er een samenwerkingsakkoord gesloten tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Waalse Gewest. Dit regelt hoe en in welke situaties een inwoner van Vlaanderen, bijstand kan ontvangen van het Agence Wallonne [AWIPH] of omgekeerd een inwoner van Wallonië van het VAPH. Dankzij dit akkoord kan een persoon met een handicap die woont in Vlaanderen of Wallonië zich met zijn vraag wenden tot het andere landsgedeelte onder bepaalde voorwaarden. Het samenwerkingsakkoord stelt dat dit enkel kan indien de persoon nood heeft aan deze ondersteuning op het grondgebied waar hij niet woont, omwille van zijn woonplaats, persoonlijkheid of specifieke handicap. Het Agentschap tot wie de persoon zijn aanvraag richt, beslist over de vraag. Het samenwerkingsakkoord kan enkel in bovenvermelde situaties toegepast worden, wachtlijsten in Wallonië zijn geen argumenten om een aanvraag te richten tot het VAPH. Vlaanderen heeft overigens zelf te kampen met wachtlijsten. Geen plaats in Vlaanderen is evenmin een reden om voor een buitenlandse voorziening (bv. in Nederland) of een voorziening in Wallonië te kiezen. Het samenwerkingsakkoord regelt alles behalve IMB en PAB. De tekst spreekt over ‘toegang tot een voorziening gevestigd op het grondgebied van de andere partij’. Onder ‘voorziening’ verstaat het akkoord: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die erkend en gesubsidieerd is om prestaties te verlenen betreffende de integratie van de personen met een handicap. Individuele materiële bijstand wordt door de tekst van het samenwerkingsakkoord uitdrukkelijk uitgesloten (artikel 6 van het samenwerkingsakkoord). Dit wil zeggen dat een inwoner van Vlaanderen die op basis van het samenwerkingsakkoord naar een Waalse voorziening gaat, nog steeds individuele materiële bijstand kan krijgen van het VAPH. Omgekeerd moet een inwoner van Wallonië die verblijft in een Vlaamse voorziening een tussenkomst in individuele materiële bijstand vragen aan het Waals Agentschap. 1. Een inwoner van Wallonië wil beroep doen op een voorziening van het VAPH 1.1 Algemene principes Een inwoner van Wallonië die toegang vraagt tot een erkende en gesubsidieerde voorziening van het VAPH moet cumulatief aan 2 voorwaarden voldoen: Een verzoek indienen dat gegrond is krachtens de regelgeving van het VAPH Dit betekent dat betrokkene bij het VAPH de aanvraagprocedure moet doorlopen. Hij moet bijgevolg een aanvraag indienen bij het VAPH d.m.v. een aanvraagformulier (A.001) en een multidisciplinair verslag indienen opgemaakt door een MDT (A.002). Alle aanvragen worden behandeld door de PA van Vlaams-Brabant. Het verzoek moet gerechtvaardigd zijn op grond van één van volgende motieven: Rekening houdend met de woonplaats of de persoonlijkheid of de handicap is het noodzakelijk dat de aanvrager toegang krijgt tot een voorziening van het VAPH : 45 van 115 Het woonplaatscriterium: een voorziening in Vlaanderen ligt veel korter bij de woonplaats van een aanvrager, dan een gepaste voorziening erkend en gesubsidieerd door het Waals Agentschap. Het persoonlijkheidscriterium: een persoon is Nederlandstalig en ondervindt taalproblemen in voorzieningen van het Waals Agentschap. Op het grondgebied waarvoor het Waals Agentschap bevoegd is, is er geen specifieke voorziening die aangepast is aan de handicap van de aanvrager terwijl dergelijke voorziening er wel is op het grondgebied waarvoor het VAPH bevoegd is. Onder ‘aangepaste voorziening’ wordt een dienst bedoeld die erkend is om prestaties te leveren aan personen met een welbepaalde handicap. 1.2 Procedure De persoon richt zijn vraag tot het VAPH. Het VAPH stuurt een kopie van de aanvraag naar het Waals Agentschap. Daar kijkt men na of deze persoon reeds bij hen gekend is. Is hij gekend, dan wordt een kopie van de goedkeurings- of weigeringsbeslissingen én van het dossier bezorgd aan het VAPH. Is deze persoon niet gekend bij het Waals Agentschap, dan wordt deze boodschap schriftelijk meegedeeld aan het VAPH. Het is de PEC die de ‘noodzakelijkheid’ van de opname onderzoekt. Het is niet omdat een inwoner van Wallonië bijvoorbeeld enkel Nederlands spreekt, dat de PEC onmiddellijk moet overgaan tot toewijzing van de zorg. De PEC heeft een beoordelingsvrijheid. Als het gaat over het taalaspect kan een ondersteuningsveld worden toegekend; gaat het over de woonplaats (de dichtstbijzijnde voorziening), dan wordt enkel toegang verleend tot die welbepaalde voorziening. Indien de PA een gunstige beslissing neemt op basis van het woonplaats-, persoonlijkheids- of handicapcriterium, draagt het VAPH de kosten van de ondersteuning. Indien de PA een gunstige beslissing wil nemen over de toegang tot een met naam genoemde, specifieke handicapgebonden voorziening, deelt zij dit eerst schriftelijk mee aan het Waals Agentschap. Dit Agentschap laat binnen de maand weten of het al dan niet instemt met deze beslissing. Indien het Waals Agentschap instemt, verbindt het zich om de kosten van de ondersteuning te dragen. De terugbetaling gebeurt aan de hand van een jaarlijkse afrekening. Indien het Waals Agentschap niet instemt en het VAPH toch een gunstige beslissing betekent, draagt het VAPH de kosten van de ondersteuning. De PA bezorgt een kopie van de beslissing aan het Waals Agentschap. 46 van 115 2. Een inwoner van Vlaanderen wil beroep doen op een voorziening in Wallonië De voorwaarden van toewijzing in het kader van het samenwerkingsakkoord moeten ook vervuld zijn uit hoofde van de inwoner van Vlaanderen die ondersteuning wenst van een voorziening van het Waals Agentschap. Zijn verzoek moet voldoen aan de regelgeving van het Waals Agentschap. Het verzoek moet gerechtvaardigd zijn op grond van één van volgende motieven: Het Waals Agentschap onderzoekt bovendien of de persoon op basis van het woonplaats-, persoonlijkheids- en/of handicapcriterium in aanmerking komt voor ondersteuning in het kader van het samenwerkingsakkoord of, in een andere situatie, hij kan toegelaten worden tot een specifieke voorziening van het Waals Agentschap. 2.1 Procedure De persoon richt zijn vraag tot het Waals Agentschap. Het Waals Agentschap stuurt een kopie van de aanvraag naar de afdeling ‘Inschrijving en Doelgroepenbeheer’ van het VAPH. Daar kijkt men na of deze persoon reeds gekend is bij het VAPH. Is hij gekend, dan wordt aan de betrokken PA gevraagd een kopie van de goedkeurings- of weigeringsbeslissingen én van het dossier te bezorgen aan het Waals Agentschap. Is deze persoon nog niet gekend bij het VAPH, dan wordt deze boodschap schriftelijk meegedeeld aan het Waals Agentschap. Het kan zijn dat een Vlaming toegang vraagt tot een specifieke voorziening in Wallonië omdat een aangepaste voorziening volgens hem in Vlaanderen niet bestaat (hij beroept zich op artikel 3 lid 1.2°b van het samenwerkingsakkoord). Indien het Waals Agentschap zinnens is een gunstige beslissing te nemen, deelt het zijn voornemen mee aan het VAPH. De beslissing om hier al dan niet mee in te stemmen wordt genomen door het diensthoofd van de afdeling ‘Inschrijving en Doelgroepenbeheer’. Een gunstige beslissing impliceert dat het VAPH zal instaan voor de betaling van de ondersteuning. 3 Een persoon met een handicap verhuist van Wallonië naar Vlaanderen Een AWIPH dossier moet niet afgesloten worden alvorens men een aanvraag kan indienen bij het VAPH. Immers bij een verhuis naar Vlaanderen zal de persoon niet anders kunnen dan een aanvraag indienen bij het VAPH. De persoon in kwestie kan in principe nog in de AWIPH-voorziening blijven totdat hij kan opgevangen worden in een Vlaamse voorziening voor zover AWIPH de beslissing die aan de grondslag ligt van de opname ongemoeid laat en er geen beperkte termijn in opgenomen is. Dit is dus een beslissing te nemen door het AWIPH. Een tussenkomst van het VAPH in de kosten van opname in de Waalse voorziening kan niet. Het VAPH heeft geen bevoegdheden tav van Waalse voorzieningen en kan ze bijgevolg ook niet subsidiëren. Het samenwerkingsakkoord voorziet evenmin deze mogelijkheid. 47 van 115 MOGELIJKHEDEN VOOR EEN INWONER VAN HET NEDERLANDS TAALGEBEID (ZONDER BRUSSEL HOOFDSTAD) Iemand die in één van de 5 Vlaamse provincies woont, een aanvraag heeft ingediend bij het VAPH en een principieel toegangsticket heeft verkregen, kan: via het VAPH toegang hebben tot alle voorzieningen die gevestigd zijn in Vlaanderen erkend en gesubsidieerd door het VAPH; via het VAPH toegang hebben tot alle voorzieningen die gevestigd zijn in Brussel, voor zover deze erkend en gesubsidieerd worden door het VAPH; 48 van 115 COMMUNICATIE VANUIT HET VAPH MET EEN INWONER VAN EEN FACILITEITENGEMEENTE De regel is dat de diensten van de Vlaamse Regering en de Vlaamse openbare instellingen het Nederlands moeten gebruiken. Volgens de geldende taalwetgeving moeten de diensten van de Vlaamse Regering in hun betrekkingen, waaronder brieven, met inwoners van de faciliteitengemeenten slechts Frans gebruiken in het geval de betrokkene hierom uitdrukkelijk vraagt. Nadat een schriftelijke vraag tot communicatie in het Frans in ontvangen, kan vervolgens in de Franse taal gecommuniceerd worden tot de vraag is afgehandeld. Wanneer er sprake is van een nieuwe vraag dient echter opnieuw door de betrokken persoon gevraagd worden om de communicatie in het Frans te laten verlopen. Faciliteitengemeenten rond het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : Drogenbos, Linkebeek, Kraainem, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezenbeek-Oppem. Daarnaast zijn Bever (Biévène), Herstappe, Mesen (Messines), Ronse (Renaix), Spier-Herlekijn (Espierre-Helchin) en Voeren (Fourons) faciliteitengemeenten, waar inwoners om een Franstalige communicatie kunnen vragen. 49 van 115 MOGELIJKHEDEN VOOR EEN INWONER VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een tweetalig gebied dat 19 gemeenten omvat: Anderlecht, Brussel Stad, Elsene, Etterbeek, Evere, Ganshoren, Jette, Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, St.-Agatha-Berchem, St.-Gillis, St.-Jans-Molenbeek, St.-Joost-ten-Node, St.-LambrechtsWoluwe, St.-Pieters-Woluwe, Ukkel, Vorst en Watermaal-Bosvoorde. Iemand die woont in het 2-talig Brussels hoofdstedelijk Gewest (Brussel hoofdstad of één van de 19 gemeenten rond Brussel) kan ofwel : via het VAPH toegang hebben tot alle voorzieningen die gevestigd zijn in Vlaanderen erkend en gesubsidieerd door het VAPH; via het VAPH toegang hebben tot alle voorzieningen die gevestigd zijn in Brussel, voor zover deze erkend en gesubsidieerd worden door het VAPH; via de Service Bruxellois Francophone des personnes handicapées [PHARE] toegang hebben tot alle voorzieningen die gevestigd zijn in Brussel, voor zover deze erkend en gesubsidieerd worden door de Commission Communautaire Française [COCOF], volgens de procedure die binnen dit Fonds gebruikelijk is; toegang krijgen tot een voorziening van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscomissie van Brussel-hoofdstad volgens de procedure die binnen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gebruikelijk is. Indien deze persoon nood heeft aan hulpmiddelen, kan deze hiervoor een aanvraag indienen bij het VAPH. 1. Combinatie PHARE – VAPH Inwoners van het Brussels hoofdstedelijk gewest vallen onder de territorialiteit van het VAPH én de COCOF, maar subsidies van COCOF en het VAPH zijn niet verenigbaar, vandaar dat inwoners van Brussel een keuze moeten maken of ze ondersteund willen worden door de Franstalige gemeenschap (PHARE) of vanuit de Vlaamse gemeenschap (het VAPH). In artikel 13 van het Decreet van 7 mei 2004 vinden we hierover het volgende terug: "Geen ondersteuning kan verstrekt worden aan een personen die reeds effectief ondersteund worden door het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Duitstalige Gemeenschap of het Federale niveau. 1.1 Procedure Bij een aanvraag tot bijstand van een persoon uit het Brussels hoofdstedelijk gewest, wordt nagevraagd bij de PHARE of voor betrokkene daar reeds gekend is. 50 van 115 Is betrokkene niet gekend bij de PHARE dan kan de aanvraag door het VAPH verder behandeld worden. Noteer in het dossier wel dat betrokkene geen dossier heeft bij PHARE. Is betrokkene wel gekend bij PHARE, m.a.w. heeft hij daar een dossier, dan wordt een keuzebrief verstuurd. Betrokkene moet namelijk de keuze maken : bijstand door het VAPH of bijstand door PHARE. 1.2 Uitzondering Zoals eerdere reeds vermeld is subsidiëring door COCOF en VAPH niet verenigbaar, op één uitzondering na. Personen met een handicap die in Brussel wonen, zijn vaak ingeschreven bij de COCOF omwille van het feit dat ze tewerkgesteld zijn in een Franstalige beschutte werkplaats. Werken in een Franstalige beschutte werkplaats (gesubsidieerd door PHARE) kan echter wel gecombineerd worden met ondersteuning vanuit het VAPH aangezien tewerkstelling niet meer tot onze bevoegdheden behoort. 2. Persoon met een handicap verhuist van het Brussels hoofdstedelijk gewest naar Vlaanderen Een persoon met een handicap woonde in het Brussels hoofdstedelijk gewest en verblijft er via een gunstige beslissing COCOF in een zorginstelling. Betrokkene verhuist naar Vlaanderen maar hij wil blijven gebruik maken van de voorziening in Brussel gesubsidieerd door de COCOF. Aangezien de betrokkene in Vlaanderen gaat wonen, moet hij een aanvraag indienen bij het VAPH om aldus een geldig toegangsticket te bekomen voor de betrokken voorziening. Hij moet de gewone inschrijvingsprocedure doorlopen, zijn aanvraag moet dus voorgelegd worden aan de PEC. Met een gunstige beslissing kan betrokkene, mits akkoord van de COCOF, blijven gebruik maken van de instelling in Brussel. Het is dan wel de COCOF die dit verblijf subsidieert. 51 van 115 MOGELIJKHEDEN VOOR EEN INWONER VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP De Duitstalige Gemeenschap oefent haar bevoegdheid uit in de gemeenten van de provincie Luik die het Duitse taalgebied vormen. Het VAPH heeft geen samenwerkingsakkoord afgesloten met de Duitstalige Gemeenschap (Dienststelle für Personen mit Behinderung: www.dpb.be). Een persoon met een handicap die voldoet aan de verblijfsvoorwaarden van het VAPH kan met subsidie van het VAPH opgevangen worden in een voorziening van de Duitstalige Gemeenschap indien de procedure toegepast wordt die omschreven staat onder “Tenlasteneming Buiten het Nederlandse Taalgebied’ (BNT). Deze procedure wordt infra verder besproken. Personen die van het VAPH een gunstige beslissing voor tenlasteneming ‘BNT’ hebben ontvangen, kunnen tegelijk bij het VAPH aanspraak maken op andere vormen van ondersteuning. Zo kan een persoon met een handicap die verblijft in een erkende voorziening van de Duitstalige Gemeenschap bij het VAPH een tussenkomst krijgen voor individuele materiële bijstand onder de voorwaarden die bij het VAPH van toepassing zijn. 52 van 115 TENLASTENEMING BUITEN HET NEDERLANDS TAALGEBIED Juridische basis Koninklijk Besluit van 1 oktober 1970 betreffende het ten laste nemen door het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten van de kosten van opname, onderhoud, behandeling en opvoeding van sommige in het buitenland geplaatste gehandicapten. In dit KB staat dat "de gehandicapten die, wegens medische, sociale of familiale redenen in buitenlandse inrichtingen of tehuizen dienen geplaatst, kunnen genieten van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, op voorwaarde dat de inrichting of het tehuis erkend is." Onderrichting: 128 (maximbedragen niet meer van toepassing) 1. Algemeen principe Het VAPH heeft een regeling die het mogelijk maakt dat in individuele noodsituaties het VAPH de kosten op zich neemt van een verblijf in een voorziening in het buitenland of in de Duitstalige Gemeenschap. De regeling is van toepassing op alle vragen voor tussenkomst bij verblijf in een zorgvoorziening. Hoewel in het KB gesproken wordt over "plaatsing in een erkende inrichting of het tehuis", zijn we van oordeel dat we in de huidige VAPH context een "inrichting of tehuis" kunnen beschouwen als een "voorziening" en dat onder deze regeling alle ondersteuning valt die geboden kan worden vanuit deze voorziening, dus ook ambulante begeleiding. Een voorwaarde is wel dat het gaat om een erkende voorziening in het buitenland: "Voor de toepassing van dit besluit wordt als erkend beschouwd: de inrichting of het tehuis gelegen in het buitenland, welke aan de Minister van Volksgezondheid het geschreven bewijs voorlegt door de bevoegde nationale overheid gemachtigd te zijn tot het opnemen van een van de categorieën van minder-validen, voor dewelke het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten mag tussenkomen." De persoon met een handicap zal hier dus schriftelijk een bewijs van moeten voorleggen. Personen die van het VAPH een gunstige beslissing voor tenlasteneming Buiten het Nederlandse Taalgebied (BNT) hebben ontvangen, kunnen tegelijk bij het VAPH aanspraak maken op andere vormen van ondersteuning. Zo kan bijvoorbeeld een persoon met een handicap die verblijft in een erkende voorziening in het buitenland of de Duitstalige Gemeenschap bij het VAPH een tussenkomst krijgen voor individuele materiële bijstand (onder de voorwaarden die bij het VAPH van toepassing zijn. 2. Procedure De persoon moet een specifieke en goed gemotiveerde schriftelijke aanvraag tot ondersteuning buiten Vlaanderen indienen bij de PA, met nominatieve vermelding van de voorziening. Indien de persoon reeds een positieve beslissing heeft voor de gevraagde vorm van ondersteuning, adviseert de PEC alleen over deze specifieke vraag. Voor het formuleren van zijn vraag kan de persoon zich eventueel laten bijstaan door een MDT of een andere persoon of organisatie naar keuze. 53 van 115 Indien de persoon nog geen ticket heeft voor de gevraagde vorm van ondersteuning, dient hij zijn vraag tot ondersteuning buiten Vlaanderen in samen met zijn aanvraag. De specifieke vraag moet in dat geval ook door het MDT in het multidisciplinair verslag worden gestaafd. Over de specifieke vraag tot tenlasteneming van ondersteuning buiten het Nederlandse taalgebied geeft de PEC alleen een advies. Het is niet omdat dit advies ongunstig is dat ook de beslissing over de ondersteuningsvorm ongunstig zal zijn: de combinatie van een gunstige beslissing over de ondersteuningsvorm samen met een ongunstige beslissing voor het buitenland is dus mogelijk. Indien de beoordeling van de handicap en/of de zorgbehoefte van meet af aan ongunstig is, moet er uiteraard geen advies meer worden verleend voor de vraag over tenlasteneming buiten Vlaanderen. Vervolgens neemt het afdelingshoofd “Inschrijvingen en Doelgroepenbeheer” in Brussel de beslissing via een delegatie van bevoegdheid. Positieve beoordelingselementen bij een aanvraag BNT zijn dat het geëigende aanbod niet aanwezig is of de afstand overdreven groot is naar een gelijkaardige voorziening. In ieder geval moet de buitenlandse voorziening of de voorziening in de Duitstalige Gemeenschap erkend zijn door de bevoegde overheid voor categorieën van personen met een handicap waartoe de aanvrager behoort. Let wel, indien een persoon bijvoorbeeld een ticket heeft verkregen voor opname in een dagcentrum in Nederland kan geen tussenkomst in de verplaatsingskosten verleend worden. Niettegenstaande dat in Vlaanderen het vaak zo is dat een dagcentrum op eigen initiatief de mogelijkheid schenkt te zorgen voor vervoer ( ophaaldienst per bus) dienen wij ons voor de procedure BNT te houden aan dezelfde tussenkomst zoals die er is in Vlaanderen. Binnen de reglementering is er enkel sprake van een tussenkomst voor vervoerskosten ten gevolge van verplaatsingen van en naar school. Plaatsgebrek (wachtlijsten in Vlaanderen), taalgebruik, continuering van opname of ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging zijn op zich geen voldoende motivering voor tenlasteneming in het buitenland. Studeren in het buitenland wordt beschouwd als een medische, sociale of familiale reden, de advisering hiervan dient in eerste instantie te gebeuren door de PEC op basis van een omstandig MDV. De betrokkene zal wel steeds gedomicilieerd moeten blijven in Vlaanderen aangezien steeds aan de verblijfsvoorwaarden voldaan moet worden. De uiteindelijke beslissingsbevoegdheid blijft evenwel bij het afdelingshoofd “Inschrijvingen en Doelgroepenbeheer’ liggen. 3. Beslissing Voor 1/07/2013 was er de afspraak dat ingeval het VAPH een weigering wil toekennen er meteen een definitieve weigering werd opgemaakt en dus geen voornemen zoals normaal. Dit is evenwel in strijd met artikel 10bis van het inschrijvingsbesluit dat stelt dat als het VAPH van plan is de gevraagde ondersteuning te weigeren ze eerst een voornemen moet verzenden. Op die manier kan de betrokken persoon een heroverweging aanvragen via de adviescommissie (lees: heroverwegingscommissie). Het feit dat de uiteindelijke beslissing omtrent BNT bij het afdelingshoofd “Inschrijvingen en Doelgroepenbeheer” ligt, verandert niets aan het feit dat het beslissingen komende van het VAPH zijn. 54 van 115 Vanaf 1/07/2013 wordt dus ook bij de procedure BNT de normale gang van zaken gevolgd en zal een voornemen ingeval van weigering opgesteld dienen te worden in plaats van direct een beslissing op te stellen met daarin een onmiddellijke weigering. De PA blijft evenwel de beslissing aan de persoon (in voorkomend geval samen met de beslissing over de ondersteuningsvorm) versturen alsook de kopie ervan aan de voorziening in kwestie. De dienst “Inschrijvingen en Doelgroepenbeheer” bezorgt een kopie van de beslissing aan de centrale dienst kostenstaten. 4. Hoogte van de tegemoetkoming Sinds 01.01.2006 hanteert het VAPH geen maximumbedragen meer bij de toewijzing van opnames in buitenlandse voorzieningen. Deze regeling werd afgeschaft omdat ze niet strookt met de reglementaire bepalingen terzake. De maximumbedragen in de tabel in Onderrichting 128 zijn dus niet meer van toepassing. Het KB van 1.10.1970 betreffende het ten laste nemen door het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten van de kosten van onderhoud, behandeling en opvoeding van sommige in het buitenland geplaatste gehandicapten bepaalt in artikel 3 dat :"Het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten wordt vastgesteld overeenkomstig de tarieven in voege in het land waar de inrichting of het tehuis in kwestie gelegen is”. Dit betekent dus dat wij in principe enkel subsidiëren wat de Nederlandse overheid normaal gezien zou doen. 5. Bijstand voor inwoners van Vlaanderen of het Brussels hoofdstedelijk gewest die in een bicommunautaire voorziening verblijven Voor personen met een handicap, wonend in Vlaanderen of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die verblijven in een bicommunautaire voorziening, kan het VAPH tussenkomst geven voor andere vormen van ondersteuning. Deze tussenkomsten kunnen echter slechts wanneer de persoon verblijft in deze bicommunautaire voorziening én geen tussenkomst krijgt voor deze andere ondersteuning van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie [GGC] of van de Commission Communautaire Française [COCOF]. Personen die van het VAPH een gunstige beslissing voor ‘tenlasteneming in het buitenland’ hebben ontvangen, kunnen tegelijk bij het VAPH aanspraak maken op andere vormen van ondersteuning. Tussenkomst in hulpmiddelen en aanpassingen wordt door de tekst van het samenwerkingsakkoord uitdrukkelijk uitgesloten. Dit wil zeggen dat een inwoner van Vlaanderen die op basis van het samenwerkingsakkoord naar een Waalse voorziening gaat, nog steeds individuele materiële bijstand kan krijgen van het VAPH. Omgekeerd moet een inwoner van Wallonië die verblijft in een Vlaamse voorziening een tussenkomst in materiële bijstand vragen aan het Waals Agentschap. 55 van 115 ONDERSTEUNING VOOR PERSONEN DIE TIJDELIJK IN HET BUITENLAND VERBLIJVEN Iemand die tijdelijk in het buitenland verblijft kan beroep doen op het VAPH indien hij voor de duur van zijn tijdelijk verblijf in het buitenland ingeschreven blijft in het vreemdelingenregister of het bevolkingsregister van een gemeente of stad in Vlaanderen of tweetalig-gebied Brussel Hoofdstad. Deze situatie komt vaak voor bij studenten die tijdelijk gaan studeren in het buitenland. 1. Hulpmiddelen Indien een student aan bovenvermelde voorwaarden voldoet, wat meestal wel het geval is, kan een aanvraag IMB ingediend worden. 2. Begeleid wonen Studeren in het buitenland kan o.i. beschouwd worden als een medische, sociale of familiale reden, maar de advisering hierover dient in eerste instantie te gebeuren door de PEC op basis van een omstandig MDV waarin ook de vraag tot ondersteuning buiten Vlaanderen wordt gemotiveerd. Betrokkene zal wel gedomicilieerd moeten blijven in Vlaanderen. 56 van 115 DIENSTEN EN VOORZIENINGEN VOOR MINDERJARIGEN 1. Aanbod De diensten en voorzieningen binnen het VAPH kunnen we onderverdelen in drie grote groepen: 1. Ambulante diensten die ondersteuning aan huis bieden, o.a: (ped)agogische en psychosociale ondersteuning voor de ouders; hulp bij activiteiten van het dagelijks leven zoals zich wassen, zich aankleden, eten,… begeleiding bij de planning van de week; financiële begeleiding; hulp in crisissituaties; 2. Semi-residentiële voorzieningen die opvang bieden op weekdagen, in voor- en namiddag. 3. Residentiële voorzieningen die 24 uur op 24 opvang bieden, in principe 7 dagen op 7 en het hele jaar door. Naast deze drie soorten voorzieningen, bestaan er nog een aantal tussenvormen. Voor de opvang in de (semi) residentiële voorzieningen wordt een financiële bijdrage gevraagd. Voor de minderjarigen is dit maximaal de kinderbijslag, voor de meerderjarigen hangt dit af van het inkomen maar er is steeds een vrijgesteld bedrag. Voor thuisbegeleiding wordt een beperkte bijdrage gevraagd per begeleiding. Voor begeleid wonen, zelfstandig wonen, beschermd en geïntegreerd wonen wordt geen bijdrage gevraagd. Betrokken personen dienen wel de woon-en leefkost te betalen. Voorzieningen en diensten voor minderjarigen zijn bedoeld voor kinderen en jongeren tot de leeftijd van 21 jaar bereikt is. Minderjarigen kunnen binnen het VAPH beroep doen op de volgende bijstand : Logeerfunctie Ondersteuning vanuit een dienst voor thuisbegeleiding Kortverblijf Pleegzorg Semi-internaat Internaat Observatie- en behandelingscentrum Een uitgebreide bijschrijving van dit aanbod met onder andere het aanbod, het doelpubliek en de praktische invulling van deze bijstandsvormen vindt u terug in de infofiches zorg. http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/5099995-Infofiches+Ondersteuningsvormen.html 57 van 115 2. Verlengde ondersteuning minderjarigen tot de leeftijd van 26 jaar Ter ondersteuning van kwetsbare jongvolwassenen met een handicap, werd het vanaf 01.09.2012 mogelijk dat jongeren onder bepaalde voorwaarden beroep kunnen doen op bijstand vanuit een voorziening voor minderjarigen tot de leeftijd van 26 jaar. 2.1 Wie komt in aanmerking ? Deze nieuwe regelgeving is van toepassing voor jongeren die vanaf 01.09.2012 de leeftijd van 21 jaar bereiken en op dit moment in een semi-internaat, internaat of OBC verblijven. Voor jongeren die reeds voor 1 september 2012 gebruik maakten van dergelijke verlenging en ouder zijn dan 21 jaar dient er geen nieuwe aanvraag ingediend te worden. Indien dergelijke aanvragen toch zouden binnenkomen, kunnen deze vragen na registratie direct worden stopgezet (met verwijzing naar de richtlijnen). Mogelijkheden Een verlenging internaat is mogelijk indien : o De jongvolwassene na de leeftijd van 21 zijn schoolloopbaan wenst af te ronden; o De jongvolwassene in aanmerking komt voor een voorziening voor meerderjarigen, hij beschikt reeds over een gunstige beslissing voor “tehuis niet-werkenden bezigheid” of “tehuis niet-werkenden nursing”, maar kan er voorlopig nog niet terecht. Een verlenging semi-internaat is mogelijk indien : o De jongvolwassene na de leeftijd van 21 jaar zijn schoolloopbaan wenst af te ronden; o De jongvolwassene in aanmerking komt voor een voorziening voor meerderjarigen, hij beschikt reeds over een gunstige beslissing voor “dagcentrum”, “tehuis werkenden”, “tehuis niet-werkenden bezigheid” of “tehuis niet-werkenden nursing”, maar kan er voorlopig nog niet terecht. Een verlening Observatiecentrum (OBC) is mogelijk indien : o Het begeleidingstraject van 36 maanden nog niet is afgerond. o De jongvolwassenen na de leeftijd van 21 zijn schoolloopbaan wenst af te ronden, ook in dit geval mag het traject van 36 maanden niet overschreden worden. Opgelet ! +21 jarigen met enkel doelgroep GES kunnen, aangezien zij over geen ticket voor een voorziening voor meerderjarigen zullen beschikken, enkel een verlenging aanvragen met als doel hun schoolloopbaan af te ronden. 2.2 Procedure Vraag tot verlenging wordt ingediend vóór de leeftijd van 21 jaar bereikt is aan de hand van een aanvraagformulier (A001) waarin gemotiveerd wordt waarom de verlenging wordt gevraagd. Bij een vraag tot verlenging omwille van het afronden van de schoolloopbaaan moet een attest van de school bijgevoegd worden. 58 van 115 Overgangsperiode Aangezien de omzendbrief veel later dan 01.09.2012 verstuurd werd, kunnen per uitzondering alle personen die 21 werden tijdens het schooljaar 2012-2013 en aan alle voorwaarden voldoen, een aanvraag indienen na de leeftijd van 21 jaar. De aanvraag moet uiteraard ingediend worden voor het einde van de oorspronkelijke beslissing (= 31 augustus 2013). Deze aanvraag moet niet door de PEC beoordeeld worden. Indien aan alle gestelde voorwaarden is voldaan kan een beslissing opgemaakt worden. Deze beslissing sluit aan bij de vorige beslissing en is geldig tot de leeftijd van 26 jaar (= tot de dag vóór de 26ste verjaardag). Mogelijkheden : De oorspronkelijke beslissing is geldig tot 31 augustus van het jaar waarin betrokkene 21 wordt, einddatum is dus 31 augustus, De begindatum van de verlenging wordt dan 1 september van datzelfde jaar. De oorspronkelijke beslissing is geldig tot de leeftijd van 21, De datum waarop betrokkene 21 wordt, is de startdatum van de verlenging. Beslissing zonder einddatum. Deze beslissing is geldig tot 31 augustus van het jaar waarin betrokkene 21 wordt, De begindatum van de verlenging wordt 1 september van datzelfde jaar. Betrokkene kreeg een beslissing internaat (Z30) tot de leeftijd van 21 jaar. Op basis van deze beslissing werd enkel gebruik gemaakt van een semi-internaat. Betrokkene wil in functie van het beëindigen van de schoolloopbaan nog verder gebruik maken van het semi-internaat. De beslissing wordt verlengd voor het ondersteuningsveld Z30, met vermelding van de vraag semi-internaat. Ingeval deze verlenging zou gevraagd worden omdat betrokkene nog niet terecht kan in een voorziening voor meerderjarigen, zal het ticket waarover hij beschikt, bepalend zijn voor de verlenging, semi-internaat of internaat; Doelgroepen De doelgroep(en) uit de oorspronkelijke beslissing, worden bij de verlenging overgenomen. In een beslissing voor de verlenging van opname in een OBC wordt uitdrukkelijk vermeld dat deze verlenging enkel mogelijk is in functie van de afronding van het begeleidingstraject. In Feniks wordt ook de dag voor de 26ste verjaardag als einddatum geregistreerd. Indien niet voldaan is aan de voorwaarden (beëindigen schoolloopbaan – ticket volwassenen) is de vraag tot verlenging niet ontvankelijk. Een ticket voor volwassenen kan alsnog aangevraagd worden, maar het ticket moet er zijn voor de oorspronkelijke beslissing afloopt. (voor 31 augustus van het jaar waarin verlenging wordt gevraagd). 59 van 115 DIENSTEN EN VOORZIENINGEN VOOR MEERDERJARIGEN 1. Aanbod De voorzieningen en diensten voor meerderjarigen staan open voor personen vanaf 18 jaar. Personen met enkel psychische stoornissen/gedrags- en emotionele stoornissen, met uitzondering van pervasieve ontwikkelingsstoornissen (autismespectrumstoornissen) kunnen niet terecht in diensten en voorzieningen voor volwassenen, ook niet wanneer deze zich richten tot alle VAPH-doelgroepen. Meerderjarigen kunnen binnen het VAPH beroep doen op : Logeerdagen Thuisbegeleiding Kortverblijf Wonen onder begeleiding van een particulier (WOP) Begeleid wonen Pleeggezin Beschermd wonen – Geïntegreerd wonen – DIO Tehuis werkenden Dagcentrum Zelfstandig wonen Tehuis niet-werkenden bezigheid Tehuis niet-werkenden nursing Een uitgebreide bijschrijving van dit aanbod met onder andere het aanbod, het doelpubliek en de praktische invulling van deze bijstandsvormen vindt u terug in de infofiches zorg. http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/5099995-Infofiches+Ondersteuningsvormen.html 2. Vervroegde instap vanaf de leeftijd van 16 jaar Ter ondersteuning van kwetsbare jongvolwassenen met een handicap die niet voldoende door een minderjarigenvoorziening kunnen ondersteund worden of waarbij het omwille van hun leeftijd (16-17 jaar) onnodig is een kortlopend traject binnen de minderjarigenzorg op te zetten, werd het vanaf 01.09.2012 mogelijk om vanaf de leeftijd van 16 jaar onder bepaalde voorwaarden beroep te doen op bijstand vanuit een voorziening voor meerderjarigen. 2.1 Wie komt in aanmerking ? Deze nieuwe regelgeving is van toepassing voor jongeren die vanaf 01.09.2013 de leeftijd van 16 jaar bereikt hebben en Een ernstig of diep verstandelijke handicap of een licht tot matige verstandelijke handicap hebben in combinatie met gedrags- en emotionele stoornissen. en Een geldige beslissing hebben voor het ondersteuningsveld Z25 (semi-internaat), Z30 (internaat) of Z35 (OBC) 60 van 115 Deze jongeren kunnen terecht in een tehuis niet-werkenden bezigheid of nursing vanaf de leeftijd van 16 jaar op voorwaarde dat ze hiervoor over een geldig ticket beschikken. 2.2 Procedure De aanvraag voor tehuis niet-werkenden bezigheid of nursing gebeurt zoals elke andere aanvraag. Voor de vervroegde instap moeten door de PA geen specifieke stappen ondernomen worden. Controle ligt bij de voorzieningen. 3. Aanvragen voor minderjarigen op de grens van de meerderjarigheid Indien een minderjarige (tussen de aanvraagleeftijd van 16 tot 18 jaar) een aanvraag doet voor een ondersteuningsveld dat zowel voor minderjarige als meerderjarige personen met een handicap kan (m.n. pleeggezin, kortverblijf, thuisbegeleiding en logeerfunctie), wordt de zorgvorm voor meerderjarigen reeds toegekend. Opgelet: indien het gaat over pleeggezin (niet-WOP) moet in de beslissingsbrief staan dat de zorgvormen WOP en begeleid wonen pas ten vroegste kunnen worden opgenomen vanaf de leeftijd van 18 jaar. 61 van 115 MOGELIJKE COMBINATIE VAN OPVANG- EN BEGELEIDINGSVORMEN De reglementering laat toe om van meerdere zorgvormen van het VAPH tegelijkertijd gebruik te maken. Een overzicht van de mogelijke combinaties vindt u via onderstaande link : http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/340044-Welke+opvangtypes+kunt+u+combineren.html 1. Verduidelijking bij de tabel VT = voltijds Concreet betekent dit dat de verschillende begeleidingsvormen voltijds kunnen gecombineerd worden. Om van deze combinaties gebruik te kunnen maken moet de persoon met een handicap over die respectievelijke beslissingen beschikken. Bij minderjarigen zijn volgende combinaties mogelijk: pleeggezin en semi-internaat ; pleeggezin en kortverblijf ; pleeggezin en kortverblijf en semi-internaat ; semi-internaat en kortverblijf ; semi-internaat en thuisbegeleiding ; kortverblijf en thuisbegeleiding. Deze combinaties worden gemotiveerd door het principe dat semi-internaatsopvang moet combineerbaar zijn met een woonfunctie of een andere vorm van begeleiding. Het is uiteraard niet de bedoeling om twee voorzieningen die een woonfunctie aanbieden te combineren. Uitzondering hierop is het kortverblijf. Vanuit zijn specifieke opdracht moet deze opvangvorm kunnen gecombineerd worden met thuisbegeleiding en met pleeggezin en/of semi-internaat. Deze opvang is immers tijdelijk en beoogt een antwoord te geven op een noodsituatie. Bij meerderjarigen zijn volgende combinaties mogelijk: pleegzorg en dagcentrum ; pleegzorg en kortverblijf ; pleegzorg en kortverblijf en dagcentrum ; dagcentrum en kortverblijf ; dagcentrum en thuisbegeleiding ; dagcentrum en zelfstandig wonen ; dagcentrum en begeleid wonen; kortverblijf en thuisbegeleiding. DT = Deeltijdse of alternerende opvang Het is mogelijk dat een persoon in een begeleidingsvorm deeltijds wordt ondersteund. Een voorbeeld hiervan is de deeltijdse opvang voor minderjarigen in residentiële of semi-residentiële voorzieningen. Internaten en semi-internaten moeten ingaan op de vraag om er deeltijds (wat betekent 1 tot 4 dagen per kalenderweek) opgevangen te worden. Daarenboven is in de semi-internaten voor nietschoolgaande kinderen of jongeren de mogelijkheid gecreëerd voor opname in halve dagen. Minderjarigen die overgaan van voltijdse naar deeltijdse opvang krijgen, bij een hernieuwde vraag 62 van 115 naar voltijdse opvang, voorrang op eventuele nieuwkomers. Ook voor deze deeltijdse opvang moet de minderjarige beschikken over een beslissing voor de betreffende zorgvorm. Door de deeltijdse ondersteuning wordt ook de mogelijkheid gecreëerd van alternerende opvang, bv. afwisselend in de ene voorziening en in de andere. Een voorbeeld hiervan zijn kinderen en jongeren die alternerend gebruik maken van deeltijds internaat en deeltijds semi-internaat. De vraag naar deze combinatie gaat uit van gezinnen die nog heel wat inspanningen wensen te leveren om hun kind, meestal met een zware handicap, nog zoveel als mogelijk thuis op te vangen. De opname van enkele dagen per week in het internaat is een absolute must om de inspanning te kunnen volhouden. Hierbij sluit aan dat in de dagen waar de woonfunctie wordt gerealiseerd door het eigen gezin, het kind of de jongere met een handicap ook nood heeft aan zijn reguliere dagopvang in het semi-internaat. Bij minderjarigen zijn volgende combinaties mogelijk: logeerfunctie en alle andere zorgvormen ; deeltijds semi-internaat en internaat ; begeleide uitgroei en internaat ; begeleide uitgroei en OBC. Bovendien kunnen semi-internaten, internaten en observatie- en behandelingscentra ambulante begeleidingen doen. De dagen en dagdelen die de minderjarige in de voorziening doorbrengt zijn niet verenigbaar met ambulante begeleidingen door de voorziening gedurende diezelfde periode. Dus enkel deeltijdse residenten of nog niet opgenomen minderjarigen komen voor ambulante begeleiding door de voorziening in aanmerking. Bij meerderjarigen zijn de volgende combinaties voor deeltijdse opvang mogelijk: tehuis voor niet-werkenden en dagcentrum ; dagcentrum en tewerkstelling in een beschutte werkplaats (omdat personen met een handicap het ritme van een voltijdse tewerkstelling in een beschutte werkplaats niet altijd aankunnen). 2. Combinatie van ondersteuning voor minderjarigen en ondersteuning voor meerderjarigen In de sector zorg wordt een onderscheid gemaakt tussen de zorg voor de minderjarige en deze voor de meerderjarige. Bij een jongvolwassene kan per uitzondering een combinatie van een ondersteuningsvorm voor de minderjarige met een ondersteuningsvorm voor de meerderjarige. 63 van 115 ONDERSTEUNINGSVELDEN BINNEN DE ZORGSECTOR Vanaf 1 januari 1999 werd de ondersteuning op het vlak van zorg en werk (is ondertussen overgeheveld naar VDAB) ondergebracht in “bijstandsvelden”. Begin 2012 kwam er een grondige wijziging van de tabel van de bijstandsvelden en werden de velden naar analogie met het begrippenkader van het oprichtingsdecreet van het VAPH herbenoemd tot ‘ondersteuningsvelden’. De ondersteuningsvelden zijn geordend volgens hiërarchie: de toewijzing van een zorgvorm in een hogere categorie verleent ook toegang tot een lagere categorie. Met toewijzing of toegang wordt bedoeld dat men een aanvraag gedaan heeft voor een bepaalde ondersteuningsvorm en dat men daarvoor een positieve beslissing heeft gekregen. Men moet de ondersteuningsvorm met andere woorden nog niet effectief hebben opgenomen. Het doel daarvan is de vereenvoudiging van de indicatiestellingsprocedure zodat iemand met een beslissing voor een bepaalde zorgvorm, overeenkomstig de behoefte aan een bepaalde ondersteuningsintensiteit, automatisch in aanmerking kan komen voor een zorgvorm met een lagere ondersteuningsintensiteit, zonder dat daarvoor een nieuwe aanvraagprocedure moet worden doorlopen. Daarom wordt deze werkwijze in het werkveld ook wel “verruiming van de beslissing” genoemd. Dit principe geldt zowel voor bijstand bij minderjarigen als bij meerderjarigen. Om dit alles te verduidelijken hierbij een overzicht van de verschillende ondersteuningsvelden en enkele voorbeelden. 1. Ondersteuningsvelden voor kinderen en jongeren met een handicap Vanaf 1 januari 2012 Ondersteuningsvelden Ondersteuningsvormen Z1 Z6 Z11 Z20 Z25 Z30 OBC X Internaat X - X X - X X X - X X X X - X X X X X - X X X X X X Semi-internaat Pleeggezin Kortverblijf Thuisbegeleiding Logeerfunctie Z35 X De gearceerde velden in de kruistabel geven de ondersteuningsvormen aan die bij toekenning van het desbetreffende ondersteuningsveld kunnen opgenomen worden. Een minderjarige met een gunstige beslissing voor een internaat (Z 30) kan met die beslissing ook gebruik maken van alle onderliggende zorgvormen (semi-internaat, pleeggezin, kortverblijf, thuisbegeleiding en logeerfunctie). Opgelet ! Een gunstige beslissing ‘observatie- en behandelingscentrum’ (Z 35) geeft enkel bijkomend recht op logeerfunctie. 64 van 115 2. Ondersteuningsvelden voor volwassenen met een handicap Vanaf 1 januari 2012 Ondersteuningsvelden Ondersteuningsvormen Z2 Z7 Z12 Z40 Z51 Z61 Z66 Z71 Z76 Z79 Z80 TNW nursing X TNW bezigheid X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X x X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Zelfstandig wonen Dagcentrum Tehuis werkenden Beschermd wonen/DIO Pleeggezin (niet-WOP) Begeleid wonen WOP Kortverblijf Thuisbegeleiding Logeerfunctie Z85 X Een meerderjarige met een gunstige beslissing voor een dagcentrum (Z76) kan met die beslissing ook gebruik maken van alle onderliggende zorgvormen (tehuis werkenden, beschermd wonen/DIO, pleeggezin, begeleid wonen, WOP, kortverblijf, thuisbegeleiding, logeerfunctie) Toch heeft een dergelijke ruime beslissing nog een aantal knelpunten: niet steeds kunnen alle facetten ervan gebruikt worden (zelfs niet als een bepaald ondersteuningsveld onder een ander ondersteuningsveld valt), omdat er nog specifieke reglementeringen of specifieke VAPH-doelgroepen kunnen gelden voor bepaalde zorgvormen. Bijvoorbeeld : Zelfstandig wonen heeft als doelgroep de personen met een fysieke handicap die gezien hun ADL-afhankelijkheid aangewezen zijn op een permanent oproepbare ondersteuning (tussen de 7u en 30 u per week). Het al dan niet kunnen werken is geen indiceringscriterium voor zelfstandig wonen; dit is wel een indiceringscriterium voor dagcentrum. Dit wil dus zeggen dat specifieke indiceringscriteria van bepaalde ondersteuningsvormen niet automatisch van toepassing zijn op ondersteuningsvormen die hoger staan in de ordening. 65 van 115 OVERGANG VAN MINDERJARIGHEID NAAR MEERDERJARIGHEID Wanneer een persoon met een handicap meerderjarig wordt, is een herindicatie noodzakelijk. Een herindicatie betekent dat men opnieuw bekijkt of de persoon tot de doelgroep van het VAPH behoort en of betrokkene in aanmerking komt voor de gevraagde zorgvorm. 1. Overgang van de burgerlijke minderjarigheid naar meerderjarigheid Pleegzorg, kortverblijf, thuisbegeleiding en logeerfunctie zijn niet specifiek voor minderjarige personen met een handicap, maar zijn ook mogelijk binnen de ondersteuningsvormen voor meerderjarigen. Om het vooropgezette doel van herindicatie bij het meerderjarig worden te bereiken, wordt bepaald dat de toewijzing of de toegang tot deze ondersteuningsvormen voor minderjarigen beperkt wordt tot de leeftijd van 18 jaar. Om als meerderjarige blijvend gebruik te kunnen maken van deze ondersteuningsvormen, is dus een herindicering noodzakelijk bij de overgang van minderjarige naar meerderjarige (leeftijd 18 jaar). Dit geldt niet in het geval deze ondersteuningsvormen vallen onder het hoger toegekende ondersteuningsveld OBC, semi-internaat of internaat. In dit geval blijft de toegang tot deze ondersteuningsvormen gelden zolang de persoon toegang heeft tot deze voorziening voor minderjarigen. Onder bepaalde voorwaarden kunnen deze ondersteuningsvormen immers verlengd worden tot de leeftijd van 26 jaar (zie supra). 2. Overgang van een voorziening voor minderjarigen naar een voorziening voor meerderjarigen Voorzieningen voor minderjarigen (OBC, semi-internaat en internaat) kunnen overeenkomstig artikel 8bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 personen opnemen tot de leeftijd van 21 jaar en in bepaalde gevallen tot de leeftijd van 26 jaar. In het geval een persoon met handicap gebruik maakt van een OBC, semi-internaat of internaat zal er sowieso een herindicatie plaatsvinden op het moment dat deze persoon ondersteuning wenst in een voorziening voor meerderjarige personen met een handicap. Deze herindicatie kan in dit geval plaats vinden iets na de leeftijd van 18 jaar. 3. Procedure In beide gevallen is het als MDT belangrijk de aanvragers tijdig te wijzen op de noodzaak van het aanvragen van deze herindicatie. Bij een vraag tot herindicatie, wordt een aanvraagformulier en een multidisciplinair verslag ingediend. 66 van 115 DOELGROEPEN BINNEN DE SECTOR ZORG Onder “doelgroep” binnen de procedure tot erkenning als persoon met een handicap moet begrepen worden: “omkadering van het type X, met als referentiegroep licht verstandelijke handicap of auditieve handicap of…” De toekenning van doelgroepen heeft vooral te maken met de VAPH-voorzieningen. Sinds maart 1997 is de PEC bevoegd om doelgroepen toe te kennen. Het gaat om een afstemming tussen drie domeinen: de erkenning als persoon met een handicap, de erkenning van de voorziening, de subsidiëring van de voorziening. Voor een algemene toelichting bij dit thema zie verder in de infowijzer – inhoudelijke module : “Doelgroepen binnen de sector Zorg” of bij de beschreven specifieke doelgroepen. In sommige gevallen kan men voor één of meerdere van de VAPH-doelgroepen in aanmerking komen, in andere gevallen bestaat er geen specifieke doelgroep bij het VAPH. 67 van 115 INDIVIDUELE MATERIELE BIJSTAND – IMB Bij de vraag naar een tegemoetkoming voor hulpmiddelen en aanpassingen, moeten personen met een handicap beroep doen op een IMB-MDT. Deze motiveert naast de ondersteuningsbehoefte, ook de noodzaak van het hulpmiddel, de meerkost, de gebruiksfrequentie, de doelmatigheid en doeltreffendheid. Om te weten voor welke hulpmiddelen je terecht kan bij het VAPH, consulteer je best de refertelijst. Dit is een lijst van hulpmiddelen waarvoor het VAPH een tegemoetkoming kan geven. http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/1965395-Refertelijst.html Per hulpmiddel is een refertebedrag bepaald. Dit bedrag is de maximale tegemoetkoming die voor dat hulpmiddel kan bekomen worden. Wie een duurder hulpmiddel wil kopen, kan dat kopen maar moet het verschil zelf betalen. Wie op het ene hulpmiddel geld uitspaart, kan het geld niet besteden aan een ander hulpmiddel. De refertelijst is ingedeeld volgens de beperking die een persoon kan hebben; bv. een beperking aan het zicht, het gehoor, de onderste of bovenste ledematen, enz. (functiebeperking). Binnen elke functiebeperking wordt er dan nog eens een onderscheid gemaakt tussen hulpmiddelen die aanvullend of vervangend (interventieniveau) zijn. Een uitgebreide toelichting vind je terug in de Infowijzer - inhoudelijke module – “Interventieniveau & functiebeperking” Door de combinatie van de functiebeperking en het interventieniveau krijg je verschillende lijsten van hulpmiddelen, namelijk aanvulling zicht, vervanging zicht, aanvulling onderste ledematen, vervanging onderste ledematen, … Uitgebreide info zie verder in de “Hulpmiddelenlexicon” Voor een tegemoetkoming in de kosten van incontinentiemateriaal, kan een incontinentieforfait worden aangevraagd. Om in aanmerking te komen voor dergelijk forfait, moet de incontinentieproblematiek door het VAPH erkend zijn als handicap. Voor verdere info zie Infowijzer - inhoudelijke module: “Incontinentie” Een aanvraag voor een hulpmiddel dat niet op de refertelijst voorkomt, kan voorgelegd worden aan de Bijzondere Bijstandscommissie [BBC]. Ook voor hulpmiddelen die wel voorzien zijn op de refertelijst maar die een stuk duurder zijn dan het refertebedrag kan de BBC een hogere tegemoetkoming verlenen dan het voorziene refertebedrag wanneer er sprake is van een zeer uitzonderlijke zorgbehoefte van de persoon. Een aanvraag tot tegemoetkoming kan voorgelegd worden aan de BBC wanneer tenlasteneming niet reglementair uitgesloten is en voldaan is aan de algemene en specifieke voorwaarden. Meer informatie kan u terugvinden in het Hulpmiddelenlexicon onder – Bijzondere Bijstandscommissie. Het is belangrijk dat u bij de aanvraag onmiddellijk duidelijk maakt of hulpmiddelen aangevraagd worden via de procedure van de BBC. Op het gebied van rolwagens behoort de tussenkomst in de aankoopkosten in eerste instantie tot de bevoegdheid van het RIZIV. Het VAPH kan pas tussenkomen als het ziekenfonds een tegemoetkoming weigert of slechts een gedeeltelijke tussenkomst verleent. 68 van 115 KENNISCENTRUM HULPMIDDELEN – KOC Gelet op het uitgebreide aanbod aan hulpmiddelen en aanpassingen en de technologische ontwikkelingen is het niet makkelijk om een overzicht te krijgen. Binnen het VAPH werd het Kenniscentrum Hulpmiddelen [KOC] opgericht. De taak van het KOC is: de vergaring, verwerking en verspreiding van kennis op het vlak van hulpmiddelen; de ondersteuning van personen met een handicap, MDT’s en andere actoren bij de zoektocht naar een gepast hulpmiddel; beleidsvoorbereiding en –opvolging. Om de persoon te begeleiden bij zijn zoektocht naar een adequaat hulpmiddel voor zijn ondersteuningsvraag ontwikkelde het KOC voor de MDT’s een methode voor persoonlijke en gespecialiseerde adviesverlening. Informatie over deze methode kan u terugvinden op de website van het KOC: www.hulpmiddeleninfo.be Wanneer u, als team geconfronteerd wordt met een complexe vraagstelling en niet beschikt over voldoende technische kennis om een advies te verlenen, doet u best beroep op het KOC. Wanneer het KOC intern niet beschikt over adequate bijkomende informatie kan het, op zijn beurt doorverwijzen naar gemachtigde experts die gespecialiseerd zijn in een bepaald segment van de materiële bijstand. Het KOC moet hiervoor wel expliciet zijn toestemming verlenen aan het team. De meest actuele lijst van erkende experts kan u vinden op de website van het KOC. Er is enkel een vergoeding door het VAPH voor een advies door een expert als er een doorverwijzing gebeurd is door het KOC. Het KOC verspreidt ook informatie over hulpmiddelen en aanpassingen op de werkplek voor mensen met een handicap, o.a. via de Vlibank. In deze databank op het internet vind je gegevens over hulpmiddelen (naam, prijs, handelaars, brochures, …) en een ervaringsdatabank van de gebruikers van deze hulpmiddelen/aanpassingen. Voor eerstelijnsadvies door de multidisciplinaire teams zijn bovendien de Keuzewijzers, Hulpmiddelenflashes en KOC-info’s handig. 69 van 115 HET PERSOONLIJKE ASSISTENTIEBUDGET – PAB Sommige personen verkiezen om thuis te blijven wonen in plaats van naar een voorziening te gaan. Anderen verblijven in een voorziening maar wensen graag een eigen thuis. Voor personen met een handicap is dit niet altijd eenvoudig. Ze kampen in het dagelijks leven met (praktische) problemen die ze soms niet op hun eentje de baas kunnen. Met een helpende hand wordt het echter mogelijk om hun zelfstandigheid te vergroten en thuis te (blijven) wonen. Een PAB kan voor deze mensen een oplossing bieden. Een PAB van het VAPH is een budget dat mensen met een handicap in staat stelt om zelf geheel of gedeeltelijk hun assistentie te organiseren en te financieren, thuis, op school of op het werk. Het is een budget met een afgebakend doel. Dat wil zeggen dat alle uitgaven moeten bewezen worden, de Vlaamse regering en in het bijzonder de dienst indirecte belastingen ziet erop toe dat het budget besteed wordt aan zaken waarvoor het PAB bedoeld is. Alle uitgaven moeten dan ook bewezen worden. Het VAPH betaalt u om te starten een eenmalig werkkapitaal uit. Dat komt neer op 5/12 van uw jaarbudget. Met dat werkkapitaal kunt u uw assistentie opstarten. Het werkkapitaal wordt aangezuiverd op het moment dat u onkosten indient bij het VAPH. Die moeten binnen de 2 maanden ingediend worden en moeten door het VAPH goedgekeurd worden. Het VAPH ziet erop toe dat de door u gemaakte kosten uw jaarbudget niet overschrijden. Het systeem van het werkkapitaal wordt naadloos van het ene kalenderjaar op het andere toegepast. Naargelang van uw bestedingspatroon kan het werkkapitaal na verloop van tijd verminderd worden. Een uitgebreide toelichting bij “PAB” en de mogelijke combinaties met andere ondersteuningsvormen, vindt u op onze website, via onderstaande link : http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/20403-Wat+is+een+PAB.html 70 van 115 VERPLAATSING- EN VERBLIJFSKOSTEN IN KADER VAN HET GEWOON ONDERWIJS 1. Tegemoetkoming in de vervoerskosten Het gaat om de vervoerskosten die gemaakt worden bij de verplaatsingen van de verblijfplaats naar de onderwijsinstelling of het internaat. Personen met een handicap die in het reguliere onderwijs les volgen (lager, secundair, of hoger onderwijs) kunnen een tegemoetkoming krijgen voor: de verplaatsingen van een persoon met een handicap met een persoonlijk vervoermiddel (auto, taxi,…) op voorwaarde dat: de persoon zich in een rolwagen verplaatst ; de persoon zich verplaatst zonder een derde persoon en verplaatsingen te voet van minstens 300 meter onmogelijk zijn wegens cardiorespiratoire of locomotorische aandoeningen. Dit moet blijken uit een medisch verslag. de verplaatsingen van diegene die de persoon met een handicap vergezelt bij zijn verplaatsingen door middel van een gemeenschappelijk vervoermiddel, wanneer het VAPH erkent dat de persoon omwille van de aard of de ernst van de handicap hulp nodig heeft om deze verplaatsingen te doen. Voorwaarde is dat het gaat om het volgen van onderwijs met volledig leerplan, volgens de normen vastgesteld door de reglementering die deze materie beheerst. 2. Tegemoetkoming in de verblijfskosten Personen met een handicap die in het reguliere onderwijs les volgen (lager of secundair onderwijs) kunnen een tegemoetkoming krijgen voor het verblijf in een internaat verbonden aan de bezochte onderwijsinstelling wanneer de verplaatsingen van hun verblijfplaats tot de onderwijsinstelling onmogelijk zijn of ernstige bezwaren hiertegen zijn. Personen met een handicap die les volgen in het regulier hoger onderwijs, wordt het verblijf in de agglomeratie waar de onderwijsinstelling gevestigd is, gelijkgesteld aan een verblijf in een internaat verbonden aan de instelling. Voorwaarde is ook hier dat de persoon onderwijs volgt met volledig leerplan, volgens de normen vastgelegd door de reglementering die deze materie beheerst. 71 van 115 AANVRAAG VOLGENS ART.2 – GEWONE PROCEDURE Juridische basis: - artikel 2 van het Besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. - artikel 13 en 21 van het Decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap Het artikel 2 van het Besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap bepaalt de modaliteiten van een gewone aanvraag. Deze bestaat uit een aanvraagformulier ( Aanvraag voor ondersteuning- A001), waarvan het model is vastgesteld door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap én een multidisciplinair verslag (MDV). Voor het invullen van het aanvraagformulier kan betrokkene zich laten bijstaan door een persoon naar keuze. Het multidisciplinair verslag kan enkel afgeleverd worden door een multidisciplinair team (MDT), dit is een instantie die door het agentschap wordt erkend om een multidisciplinair verslag af te leveren. Een persoon met een handicap die voor beroep wil doen op een tussenkomst van het VAPH (en nooit ingeschreven was bij het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap of diens rechtsopvolgers), richt zijn aanvraag aan de Provinciale afdeling (PA) van de provincie van zijn woonplaats. De gewone procedure kan ook van toepassing zijn bij een volgende aanvraag. 72 van 115 HET AANVRAAGFORMULIER – A001 Het aanvraagformulier (A.001) omvat in de eerste plaats de administratieve gegevens van de persoon die ondersteuning vraagt van het VAPH. Indien de persoon die ondersteuning nodig heeft minderjarig is, worden ook de gegevens van de wettelijk vertegenwoordiger vermeld. Daarnaast bevat het aanvraagformulier gegevens over de gevraagde ondersteuning, alsook aanvullende gegevens zoals wie de persoon bijstaat bij zijn aanvraag. papieren versie. Deze kan aangevraagd worden bij de PA of kan opgehaald worden op de website van het VAPH; elektronische versie. Men kan het formulier binnenkort ook invullen via de website van het VAPH en ondertekenen met behulp van de identiteitskaart (e-id). Het online formulier kan getekend worden met de elektronische identiteitskaart van de persoon met een handicap of zijn wettelijk vertegenwoordiger. Het ingevulde aanvraagformulier moet ondertekend overgemaakt worden aan de PA van het VAPH. De betrokkene wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van het ontvangst van het aanvraagformulier. In dit schrijven zal de PA de persoon ook aanraden zo vlug mogelijk contact op te nemen met een MDT voor het opmaken van een multidisciplinair verslag. 1. Het begrip “wettelijk vertegenwoordiger” Om het begrip “wettelijk vertegenwoordiger” te verduidelijken, moeten eerst twee andere juridische begrippen worden verklaard. rechtsbekwaamheid: dit verwijst naar het hebben van rechten en plichten. Op enkele uitzonderingen na zijn alle personen (ook kinderen) rechtsbekwaam. handelingsbekwaamheid: de juridische mogelijkheid om zijn rechten en plichten zelfstandig uit te oefenen of nog om rechtshandelingen te stellen. Een voorbeeld van een rechtshandeling is het indienen van een aanvraag om ondersteuning bij het VAPH Bepaalde categorieën van personen zijn handelingsonbekwaam: niet-ontvoogde minderjarigen, verlengd minderjarigen, mensen die onder voorlopig bewind zijn geplaatst, gerechtelijk verklaarden. De handelingsonbekwaamheid kan algemeen of gedeeltelijk zijn. Personen die handelingsonbekwaam zijn, kunnen dus zelf geen rechtshandelingen stellen. Wanneer zij hun rechten en plichten willen uitoefenen, moeten zij een beroep doen op een wettelijke vertegenwoordiger. De wet bepaalt wie voor handelingsonbekwamen kan optreden en in welke gevallen ze dit kunnen doen. In het geval van vertegenwoordiging moet steeds nagekeken worden of diegene die vertegenwoordigingsbevoegdheid claimt deze bevoegdheid wel degelijk heeft. De vertegenwoordiger moet dus de documenten voorleggen waaruit zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid blijkt. 73 van 115 Wie optreedt als wettelijk vertegenwoordiger en dus een aanvraag kan indienen/een A001 ondertekenen, hangt af van de ‘categorie’ personen om wie het gaat : 1.1 Niet ontvoogde minderjarigen (kinderen en jongeren die nog geen 18 jaar zijn en niet ontvoogd zijn) In de eerste plaats zijn het de ouders die kunnen optreden voor de minderjarige. Beide ouders kunnen dus optreden, ook bij echtscheiding. Als er nog maar één levende ouder is, zal die ene ouder optreden. Wanneer één van beide ouders optreedt, gaat het VAPH er vanuit dat de andere ouder met dit optreden instemt, tenzij het VAPH weet heeft van onenigheid tussen beide ouders. Een minderjarige ouder heeft alle bevoegdheden van het ouderlijk gezag en oefent ze zelf uit met inbegrip van proceshandelingen. De algemene handelingsonbekwaamheid verhindert niet de bevoegdheden van het ouderlijk gezag uit te oefenen. Eén van de bevoegdheden van het ouderlijk gezag is de vertegenwoordiging van het kind. De minderjarige ouder kan dus een aanvraag om ondersteuning voor zijn/haar kind indienen bij het VAPH en de A001 ondertekenen. In het geval de ouders niet meer leven of niet in staat zijn om het ouderlijk gezag uit te oefenen zal er een voogd worden aangesteld. De ouders of de langstlevende ouder kunnen iemand als voogd aanduiden voor het geval zij er niet meer zijn. In de meeste gevallen wordt de voogd evenwel aangeduid door de vrederechter. De voogd kan optreden voor de minderjarige met een handicap en bijgevolg een aanvraag indienen en een A001 ondertekenen. Telkens er een voogd wordt aangesteld wordt er ook een toeziende voogd aangesteld. Zijn taak bestaat erin : toezicht uitoefenen op de handelingen van de voogd en toezicht uitoefenen op het beleid van de voogd; optreden bij tegenstrijdigheid van belangen tussen de voogd en de minderjarige (bijvoorbeeld verkoop van een onroerend goed die de voogd en de minderjarige samen bezitten); In het geval zowel de belangen van de voogd als deze van de toeziende voogd tegengesteld zijn aan deze van de minderjarige, kan de vrederechter een voogd ad hoc aanduiden voor het stellen van welbepaalde rechtshandelingen. De vertegenwoordigingsbevoegdheid van de voogd ad hoc is echter steeds beperkt. een aantal bij naam genoemde specifieke opdrachten Een toeziende voogd heeft NIET hetzelfde beslissingsrecht als een voogd. Een aanvraagformulier kan niet ondertekend worden door een toeziend voogd. Wanneer één of twee ouders ontzet zijn uit het ouderschap dan kan de jeugdrechtbank een provoogd aanstellen. Wanneer één ouder is ontzet, dan kan de Jeugdrechtbank de niet-ontzette ouder aanstellen. In het belang van het kind kan echter ook een derde aangesteld worden als provoogd. Wanneer beide ouders ontzet zijn uit het ouderlijk gezag, wordt sowieso een derde persoon aangesteld als provoogd. De provoogd heeft dezelfde opdracht en bevoegdheden t.a.v. de persoon en m.b.t. het beheer van de goederen van de minderjarige of hij de niet ontzette ouder, dan wel een derde is. Ten aanzien van de persoon met een handicap zijn zijn bevoegdheden deze van het ouderschap. De provoogd kan dan ook een aanvraag om ondersteuning indienen bij het VAPH en een A001 ondertekenen. 74 van 115 1.2 Verlengd minderjarige Het gaat hier om meerderjarige personen met een mentale handicap die worden gelijkgesteld met een minderjarige persoon. De verlengde minderjarigheid wordt vastgesteld door de rechtbank van eerste aanleg. Een aanvraag om verlengd minderjarig verklaard te worden, kan ook al worden ingesteld als de betrokkene nog minderjarig is. Alhoewel ze meerderjarig zijn, zijn deze personen toch volledig handelingsonbekwaam en moeten ze bij het stellen van een rechtshandeling zoals het indienen van een aanvraag bij het VAPH vertegenwoordigd worden. De personen die hen kunnen vertegenwoordigen zijn dezelfde als deze die niet- ontvoogde minderjarigen kunnen vertegenwoordigen. In de regel bijgevolg de ouders of een voogd. Anders dan bij niet ontvoogde minderjarigen kan er een voogd worden aangesteld over de verlengdminderjarigen in het geval de ouders of een van beide ouders nog leven. 1.3 Gerechtelijk onbekwaam verklaarde Een meerderjarige die zich in een “aanhoudende staat van onnozelheid en krankzinnigheid” bevindt kan worden onbekwaam verklaard. Hij wordt wat zijn persoon en goederen betreft gelijk gesteld met een minderjarige. In het geval iemand onbekwaam wordt verklaard, zal er een voogd en toeziende voogd worden aangesteld. De onbekwaam verklaarde kan dus geen rechtshandelingen stellen en moet hierbij vertegenwoordigd worden. Het is de voogd die in principe voor hem kan optreden en bijgevolg een aanvraag kan indienen en een A01 kan ondertekenen. De onbekwaam verklaring komt in de praktijk nog weinig voor. 1.4 Het voorlopig bewind In het geval een meerderjarige persoon omwille van zijn gezondheidstoestand (bijvoorbeeld een verstandelijke handicap) niet meer in staat is zijn goederen te beheren, kan de vrederechter een voorlopige bewindvoerder aanstellen. De voorlopige bewindvoerder kan de persoon vertegenwoordigen voor het stellen van rechtshandelingen die te maken hebben met het beheer van diens vermogen. Het is mogelijk dat de vrederechter de bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder beperkt qua aard van de rechtshandelingen die hij kan stellen. De voorlopige bewindvoerder heeft voor het stellen van bepaalde rechtshandelingen de machtiging nodig van de vrederechter. De persoon over wie een voorlopige bewindvoerder is aangesteld is in principe slechts onbekwaam om rechtshandelingen te stellen die betrekking hebben op het beheer van zijn geld en goederen. Hij blijft evenwel handelingsbekwaam wat betreft de uitoefening van zijn rechten t.a.v. van zijn persoon. 75 van 115 Wat betekent dit nu voor de ondertekening van een A001 formulier? Als een aanvraag om ondersteuning wordt ingediend, dan vraagt men om erkend te worden als persoon met een handicap en naargelang het geval om het verlenen van een financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld IMB) of om de financiering van ondersteuning (bijvoorbeeld geboden door een voorziening). Een aanvraag om ondersteuning heeft bijgevolg zeker te maken met het uitoefenen van zijn persoonlijke rechten en in sommige gevallen ook met het beheer van gelden en goederen (bijvoorbeeld aanvraag om IMB). In het geval een persoon onder voorlopig bewind werd geplaatst, is het aangewezen dat de persoon zelf zijn aanvraag indient. In het verleden werd evenwel aangenomen dat ook een voorlopige bewindvoerder een aanvraag kan indienen en een A001 kan ondertekenen als blijkt dat de betrokken persoon hiertoe niet in staat is. Er moet wel altijd een bewijs van de voorlopig bewindvoering geleverd worden, ook al gaat het in sommige gevallen om een advocaat. 1.5 Gerechtelijk in de plaats gestelde (pro memorie) In het geval van een verstandelijke handicap kan de echtgenoot of echtgenote van de persoon met een handicap bij de rechtbank van eerste aanleg om een gerechtelijke volmacht tot vertegenwoordiging vragen. De vertegenwoordiging is strikt beperkt tot het vermogensrechterlijke vlak. In de praktijk komt dit echter bijna nooit meer voor. Hier gelden dezelfde opmerkingen als deze geformuleerd tav de voorlopige bewindvoerder. 1.6 Lastgeving Lastgeving is een overeenkomst, waarbij de ene partij aan de andere partij vraagt om rechtshandelingen te stellen in haar naam en voor haar rekening en de andere partij stemt ermee in dit te doen. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het ondertekenen van overheidsdocumenten. Het gaat hier dan om een vertegenwoordigingsbevoegdheid op grond van een overeenkomst en niet op grond van de wet. Een lasthebber is dus geen wettelijke vertegenwoordiger. Hierbij moet goed bekeken worden wat het eigenlijke voorwerp van de lastgeving is. De lastgeving kan algemeen zijn en ook het ondertekenen van documenten omvatten. De lastgeving kan ook bijzonder zijn. Het bestaan van de lastgeving moet in elk geval aangetoond worden. Het kan hierbij gaan om een gewone geschreven overeenkomst maar het kan ook gaan om een notariële akte, de zogenaamde ‘notariële lastgeving’. Deze wordt vooral gebruikt door meerderjarige personen die fysiek niet in staat zijn hun handtekening te zetten. 2. Ondertekening van het aanvraagformulier Juridische basis artikels 2 en 9 van het Besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. 76 van 115 Om ontvankelijk te zijn moet een aanvraag ondertekend zijn door de persoon met een handicap of door zijn wettelijke vertegenwoordiger. Deze ondertekening is niet vereist indien de aanvraag voortvloeit uit een beslissing van de Jeugdrechtbank of uit een verwijzing door het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg. Een kopie van de plaatsings- of verwijzingsbeslissing wordt dan bij de aanvraag gevoegd. Ingeval de toestand van de persoon met een handicap hem niet toelaat de aanvraag te ondertekenen of indien de omstandigheden niet toelaten de handtekening van de wettelijke vertegenwoordiger van een persoon met een handicap te bekomen, wordt de aanvraag ondertekend door de burgemeester van de gemeente waar de persoon met een handicap zijn woonplaats of zijn vaste verblijfplaats heeft. 2.1 De persoon met een handicap is minderjarig (jonger dan 18 jaar) Voor personen die minderjarig zijn op het moment van het indienen van een vraag tot ondersteuning, kan het aanvraagformulier ondertekend worden door : één van de ouders (= wettelijk vertegenwoordiger); de voogd, indien beide ouders overleden zijn, wettelijk onbekend zijn of in de voortdurende onmogelijkheid zijn om het ouderlijk gezag uit te oefenen. De aanstelling gebeurt met tussenkomst van de vrederechter. Soms is de voogdij opgesplitst in een voogd over de goederen en een voogd over de persoon. (enkel laatste = wettelijk vertegenwoordiger); de minderjarige zelf, indien deze +15 jaar is én ontvoogd (van rechtswege door zijn huwelijk of na beslissing van de jeugdrechter); de provoogd (bij ontzetting uit de ouderlijke macht) (= wettelijk vertegenwoordiger) ; niemand ingevolge een plaatsing door de jeugdrechter of een verwijzing door het Comité Bijzondere jeugdzorg; de burgemeester wanneer de toestand van de persoon met een handicap hem niet toelaat de aanvraag te ondertekenen of indien de omstandigheden niet toelaten de handtekening van de wettelijk vertegenwoordiger van een persoon met een handicap te bekomen. 2.2 De persoon met een handicap is meerderjarig (+18 jaar) Voor personen die meerderjarig zijn op het moment van het indienen van een vraag tot ondersteuning, kan het aanvraagformulier ondertekend worden door : de persoon zelf; Ook in volgende situaties kan de persoon zelf de aanvraag ondertekenen: 77 van 115 o o hij die onder gerechtelijk raadsman geplaatst is ‘in geval van zwakzinnigheid’. Hij wordt in zijn handelingen wel ‘bijgestaan’ door een raadsman. De persoon zelf blijft in de regel bekwaam; de geïnterneerde (tenzij hij/zij onder een van onderstaande beschermingsmaatregelen van toepassing zijn). de ouder(s) of voogd, bij verlengde minderjarigheid (aanstelling bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg) (= wettelijk vertegenwoordiger) ; de voogd, voor een onbekwaam verklaarde (aanstelling bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg) (= wettelijk vertegenwoordiger) ; de voorlopig bewindvoerder, maar enkel indien de ondertekening van een aanvraag van het VAPH onder zijn bevoegdheden valt; de lasthebber (“algemene lastgeving”), maar enkel indien de ondertekening van een aanvraag van het VAPH onder de tekst van de lastgeving valt ; de burgemeester, wanneer de toestand van de persoon met een handicap hem niet toelaat de aanvraag te ondertekenen of indien de omstandigheden niet toelaten de handtekening van de wettelijk vertegenwoordiger van een persoon met een handicap te bekomen. 2.3 Vrijstelling van handtekening Sommige personen hebben ‘vrijgesteld’ staan bij de rubriek ‘handtekening’ op hun identiteitskaart. De basis voor 'vrijgesteld van handtekening' op een identiteitskaart is terug te vinden in de omzendbrief van 7 oktober 1992 betreffende het houden van de bevolkings- en vreemdelingenregister BS 15.10.1992. In deel III, hoofdstuk I, punt 16 over de ondertekening staat: 'c) wanneer de houder door analfabetisme, lichamelijke of mentale handicap of ernstige en langdurige ziekte niet tot ondertekening in staat is, wordt op de plaats van de handtekening de vermelding 'vrijgesteld' aangebracht, gevolgd door de paraaf van de ambtenaar van de burgerlijke stand of van zijn gemachtigde. Deze vermelding moet met de hand geschreven worden; het gebruik van een stempel is verboden...' Deze vrijstelling wordt in principe enkel verleend voor het ondertekenen van de identiteitskaart, en wordt niet uitgebreid naar andere documenten. Het ondertekenen van het aanvraagformulier dient volgens deze interpretatie dus nog steeds te gebeuren door de persoon met de handicap of zijn wettelijk vertegenwoordiger. De vermelding ‘vrijgesteld van handtekening’ heeft alleen betrekking op de ondertekening van identiteitskaart. Onze reglementering voorziet daarentegen dat ingeval de toestand van de persoon met een handicap hem niet toelaat de aanvraag te ondertekenen dat dan de burgemeester moet ondertekenen. In een beperkt aantal gevallen wordt er op de gemeente moeilijk gedaan als een persoon die vrijgesteld is van handtekening om de handtekening van de burgemeester vraagt. In dat geval wordt gevraagd een kopie van de identiteitskaart op te sturen en wordt de A001 ook niet ondertekend aanvaard. 78 van 115 2.4 De persoon met een handicap is overleden In de praktijk kunnen zich 2 situaties voordoen : het aanvraagformulier is ondertekend door de persoon met een handicap of zijn wettelijk vertegenwoordiger, maar nog niet ingediend bij het VAPH op het moment van het overlijden van betrokkene. Het VAPH kan tussenkomen voor de periode vanaf de datum van toewijzing tot het overlijden. Het aanvraagformulier is ondertekend door de wettelijk vertegenwoordiger na het overlijden van de persoon met een handicap, dan kan het VAPH niet meer tussenkomen. Dergelijke aanvraag wordt ontvankelijk verklaard. In de communicatie met betrokken familie kan vermeld worden : “Het spijt ons te moeten vernemen dat xx xx overleden is op xx.xx.xxxx. Jammer genoeg kunnen wij de aanvraag van xx.xx.xxxx (ondertekend op xx.xx.xxxx) niet meer in behandeling nemen. Vermits de persoon op het ogenblik van de aanvraag al overleden was, kan de behoefte tot het aanvragen van bepaalde hulpmiddelen niet meer aanwezig zijn. Juridisch kunnen wij u verwijzen naar een aantal artikelen die dit principe aantonen: de persoon met een handicap moet werkelijk (en wettig) in België verblijven. (artikel 7 van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap) de aanvraag moet ingediend zijn door de persoon met een handicap of zijn wettelijk vertegenwoordiger (artikel 2 § 1 van het besluit van 24 Juli 1991 betreffende de inschrijving bij het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap).Uw vertegenwoordigingsfunctie vervalt bij overlijden. Aankopen, leveringen of werken komen alleen in aanmerking voor tenlasteneming op voorwaarde dat ze ten vroegste plaatsvinden op de datum van de aanvraag. (artikel 23 § 1 van het Besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 tot vaststelling van de criteria, voorwaarden en refertebedragen van de tussenkomsten in de individuele materiële ondersteuning voor de sociale integratie van personen met een handicap.). De materiële ondersteuning kan alleen maar toegekend worden voor de kosten die, door de behoefte die voortvloeit uit de handicap, noodzakelijk zijn voor de sociale integratie (art 4 lid 1 van hetzelfde besluit). Het samen lezen van beide artikelen impliceert dat er geen behoefte is (in functie van de handicap) om hulpmiddelen aan te vragen, na het overlijden.” Opgelet ! Bij overlijden van de persoon met een handicap vervalt ook de vertegenwoordigingsfunctie, met andere woorden een persoon die overleden is, kan niet meer vertegenwoordigd worden en bijgevolg geen aanvraag meer indienen bij het VAPH. 2.5 De aanvraag is ondertekend door de pleegouder Een pleegouder is niet bevoegd om een aanvraag in te dienen waardoor het niet geldig is wanneer deze persoon een aanvraag ondertekent. 79 van 115 80 van 115 HET MULTIDISCIPLINAIR VERSLAG – A002 De tweede stap van de inschrijvingsprocedure is de opmaak van een multidisciplinair verslag [MDV].De opmaak van het MDV doet de persoon met een handicap samen met een door het VAPH erkend MDT. In elke provincie zijn er zo’n 50 multidisciplinaire teams erkend. In principe kan de persoon vrij kiezen welk team hij contacteert. In de praktijk heeft elk team wel zijn eigen specialisaties. Dat wil zeggen dat niet elk team zomaar eender welk verslag kan opmaken. Sommige teams richten zich enkel op volwassenen, sommige enkel op kinderen en weer andere op beide. Sommige teams zijn gespecialiseerd in bepaalde handicaps (bv. auditieve handicap), andere teams maken enkel verslagen op voor vragen rond zorg, hulpmiddelen of het PAB. In de overzichtstabellen die u op de website terugvindt, staan de specialisaties in de respectievelijke kolommen aangekruist (www.vaph.be - Adressen – Multidisciplinaire Teams). Het is belangrijk om het juiste team te kiezen. Het is belangrijk dat bij een eerste contact met een MDT duidelijk wordt of de persoon met een handicap met zijn specifieke vraag bij dit MDT terecht kan. Eventueel kan het team doorverwijzen naar een ander gespecialiseerd team. Vb. bij een vraag IMB. In het multidisciplinair verslag komen volgende zaken aan bod: alle gegevens die van belang zijn om te kunnen oordelen over de handicap en de vraag tot ondersteuning ; de medische, psychologisch en sociale achtergrond van de persoon met een handicap, gegevens omtrent opleiding en specifieke problematiek ; resultaten van eigen onderzoek van het team, maar ook relevante verslagen van onderzoeken en behandelingen van anderen diensten (bv. ziekenhuizen) kunnen in het verslag opgenomen worden. Het geeft antwoord op volgende vragen: Is de handicap van betrokkene ernstig en langdurig? In welke mate wordt de persoon met een handicap beperkt in zijn wonen, vrije tijd,...? Welke hulp heeft de persoon met een handicap precies nodig? Het is belangrijk dat de beschreven situatie beantwoordt aan de realiteit en dat alle aspecten van de handicap besproken worden. 1. Ondertekening van het MDV 1.1 Ondertekening door de persoon met een handicap Het is de persoon met een handicap of zijn wettelijk vertegenwoordiger die bepaalt of hij een uitgeprinte versie van het verslag wil handtekenen. Als de persoon met een handicap of de wettelijk vertegenwoordiger het verslag willen handtekenen kan dit niet door het team geweigerd worden. De teams streven er steeds naar om in samenspraak met de aanvrager een voorstel tot indicatiestelling op te stellen. De inhoud van het multidisciplinair verslag wordt samen met de cliënt overlopen. Het MDV moet niet ondertekend worden door de aanvrager, maar bij inspectie moet aangetoond worden 81 van 115 dat het verslag werd opgesteld in overleg met de aanvrager. Agenda’s, planning afspraken, … alsook de persoon met een handicap zelf kunnen hiervoor geraadpleegd worden. 1.2 Ondertekening door het multidisciplinair team Het MDV wordt ondertekend door de 3 disciplines (arts, psycholoog en de sociale discipline) die betrokken zijn bij de opmaak van het verslag: een arts ; een licentiaat in de psychologische of pedagogische wetenschappen ; een houder van een diploma van een basisopleiding van 1 cyclus in het hoger onderwijs studiegebied sociaal-agogisch werk of een houder van het diploma gegradueerde verpleegkundige, optie sociaal verpleegkundige. Voor de ondertekening van het verslag kan in geen enkel geval gebruik gemaakt worden van een volmacht. Een verslag moet multidisciplinair tot stand komen en telkens ondertekend worden door de personen (3 verschillende disciplines) die aan het verslag meewerkten. Het gebeurt vaak dat een psychiater niet verbonden aan het team het MDV mee ondertekent. Verschillende dokters werken dan zogezegd free-lance voor het team. Het is wel nodig dat het team en de psychiater onderling een akkoord ondertekenen waarin beide partijen bevestigen dat ze voor een bepaald (of meerdere) dossiers zullen samenwerken. 1.3 Versturen en bewaren van het MDV Het verslag wordt via het programma "Griffoen" beveiligd via het internet verstuurd naar de PA van het VAPH. De handgetekende versie wordt door het team bewaard. Deze documenten dienen niet aan het VAPH te worden overgemaakt, maar moeten wel getoond kunnen worden indien een medewerker van het VAPH of inspectie er zou om vragen. Voor uitgebreide info omtrent “Griffoen “ zie http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/1014014-Griffoen.html De teams bewaren naast het MDV, ook alle verslagen die als basis hebben gediend voor het opstellen ervan en dit gedurende een termijn van vijf jaar. 82 van 115 BIJKOMENDE DOCUMENTEN BIJ EEN AANVRAAG TOT ONDERSTEUNING 1. Een eerste vraag naar hulpmiddelen en/of aanpassingen Indien het gaat om een eerste vraag naar een tegemoetkoming voor IMB is bijkomend aan het MDV een adviesrapport nodig, tenzij: de persoon met een beperking of de wettelijke vertegenwoordiger enkel een tegemoetkoming vraagt voor incontinentiemateriaal (de aanvraag gebeurt via een attest incontinentie) ; de persoon met een beperking of de wettelijke vertegenwoordiger een tegemoetkoming vraagt voor een rolstoel, duwwagen of buggy (de aanvraag gebeurt via de RIZIV-bundel). Zoals reeds vermeld kan het MDT in complexe situaties het KOC inschakelen. Het Adviesrapport wordt eveneens opgemaakt met de software “Griffoen”. 2. Een (gewone) vraag naar PAB Naast de gebruikelijke documenten (A001 en MDV) die nodig zijn om een VAPH-aanvraag in te dienen, is een gewone PAB-aanvraag slechts volledig wanneer ze wordt aangevuld met een PABaanvraagformulier en een PAB-inschalingsverslag. Het PAB-aanvraagformulier kan de persoon met een handicap zelf invullen en moet worden bezorgd aan de provinciale afdeling. Het PAB-inschalingsverslag moet worden opgemaakt door MDT’s die specifiek erkend zijn voor het opmaken van dergelijk verslag en moet worden bezorgd aan de PAB-cel. Het inschalingsverslag wordt opgemaakt met de software "Griffoen", die het VAPH ter beschikking stelt. Voor uitgebreide info omtrent “Griffoen “ zie http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/1014014-Griffoen.html Sinds 1 januari 2008 is een nieuwe PAB-aanvraag pas volledig als ook het inschalingsverslag aan het VAPH werd bezorgd. Elke nieuwe PAB-aanvrager zal door de PA gevraagd worden om onmiddellijk naar een PAB-MDT te gaan voor de opmaak van een inschalingsverslag. 83 van 115 DE PROVINCIALE EVALUATIECOMMISSIE – PEC Zodra de PA het aanvraagformulier en het multidisciplinair verslag (en indien nodig andere documenten ter ondersteuning van de aanvraag) ontvangen heeft, zal nagekeken worden of het dossier volledig is en kan voorgelegd worden aan de PEC. De persoon wordt op de hoogte gebracht van de stand van zijn dossier alsook het multidisciplinair team. Als blijkt dat het dossier nog niet volledig is dan zal het VAPH contact opnemen met beide partijen. Eens het dossier volledig is, wordt het binnen de twee maanden voorgelegd aan de PEC. 1. Samenstelling van de PEC De PEC is vooral samengesteld uit mensen die geen deel uitmaken van de administratie van het VAPH, onder andere juristen, psychologen, pedagogen, artsen, maatschappelijk werkers, ergotherapeuten en ervaringsdeskundigen. 2. De zitting van de PEC Betrokkene wordt door de PA op de hoogte gebracht op welke datum de commissie zijn aanvraag zal bespreken. De zitting gaat altijd door in de gebouwen van de provinciale afdeling van het VAPH. De persoon met een handicap kan indien hij dit zelf wil, deze zitting bijwonen en zelf toelichting geven bij zijn aanvraag. De persoon met een handicap kan zich tijdens de zitting ook laten bijstaan door een persoon naar keuze. Indien de persoon met een handicap zelf niet aanwezig kan zijn op de zitting kan hij zich ook laten vertegenwoordigen door een persoon naar keuze. De betrokkene vult hiervoor het volmachtsformulier in dat samen met de uitnodigingsbrief werd meegestuurd. De persoon met een handicap is echter niet verplicht om aanwezig te zijn op de zitting van de PEC. De PEC formuleert een antwoord op de volgende vragen: Voldoen de beperkingen van betrokkene aan de definitie handicap zoals die gehanteerd wordt binnen het VAPH? Bij een vraag naar IMB: welk interventieniveau(s) en functiebeperking(en) zijn van toepassing? Bij een vraag naar zorg: beantwoordt het gevraagde ticket aan de doelgroep van de soort zorg die wordt gevraagd? Of meer algemeen: aan het aanbod van de zorg voor personen met een handicap? bv. geen woonvorm voor personen met een primair psychiatrische problematiek. Bij een vraag naar zorg: stemt het gevraagde ondersteuningsniveau overeen met het ondersteuningsbehoefteniveau van de aanvrager? Mocht blijken dat de gegevens uit het multidisciplinair verslag onvolledig of onduidelijk zijn, dan zal de PEC om bijkomende gegevens vragen, zowel aan de persoon met een handicap als aan het MDT. Het dossier wordt dan verdaagd naar een volgende zitting. 84 van 115 De PEC kan de persoon met een handicap ook verplichten om zijn dossier toe te lichten tijdens een volgende zitting (= verplichte uitnodiging). Bij een verplichte uitnodiging kan de persoon met een handicap aanspraak maken op de terugbetaling van de gemaakte kosten voor verplaatsing. 3. De beslissing van de PEC 3.1 Een positieve beslissing Gaat het VAPH over de volledige lijn akkoord met de gevraagde ondersteuning, dan ontvangt betrokkene een positieve beslissing (goedkeuring). Een vraag IMB De PEC oordeelt dat de aanvrager tot de doelgroep van het VAPH behoort en bepaalt welke functiebeperkingen en interventieniveaus van toepassing zijn. Verdere info in de infowijzer - inhoudelijke module: “Interventieniveau en functiebeperking” De administratie oordeelt dat betrokkene in aanmerking komt voor het gevraagde hulpmiddel. Een vraag zorg De PEC oordeelt dat de aanvrager behoort tot de doelgroep van het VAPH en dat de gevraagde specifieke ondersteuning kan geboden worden door het VAPH. Een vraag naar een PAB Bij een gunstige beoordeling van de PEC wordt een principiële beslissing verstuurd naar de persoon met een handicap. Daarna wordt het PAB-dossier overgemaakt aan de PAB-cel in het hoofdbestuur. Op basis van het inschalingsverslag en de jaarlijkse prioriteiten oordeelt de deskundigencommissie of de persoon in aanmerking komt voor een PAB. Deze commissie is samengesteld uit mensen werkzaam binnen en buiten het VAPH (dokter, mensen uit het werkveld, ervaringsdeskundigen, ...). Het is ook deze commissie die zal bepalen welk budget er op jaarbasis kan worden toegekend. 3.2 Een voornemen van beslissing Oordeelt het VAPH dat betrokkene niet behoort tot de doelgroep en/of niet in aanmerking komt voor de gevraagde ondersteuning of een deel ervan, dan ontvangt hij/zij een voornemen van beslissing. Een voornemen is nog geen definitieve weigering. Wanneer de aanvrager niet akkoord gaat met het "voornemen tot beslissing" kan er een verzoek tot heroverweging ingediend worden bij de Adviescommissie, ook wel gekend onder de naam “Heroverwegingscommissie”. Reageert betrokkene niet op het voornemen van beslissing, dan wordt het voornemen na 30 dagen automatisch omgezet naar een negatieve beslissing. Een uitgebreide toelichting vindt u verder In deze infowijzer bij “Heroverwegingscommissie” Voornemen handicap Het VAPH oordeelt dat betrokkene niet tot de doelgroep van het VAPH behoort. Betrokkene ontvangt een “voornemen tot beslissing geen handicap”. In deze situatie is de PEC van oordeel dat de problemen die worden ervaren, niet van die aard zijn dat er kan gesproken worden van een handicap zoals toepasselijk binnen het VAPH (oprichtingsdecreet van 7 mei 2004) In het voornemen wordt standaard volgende paragraaf opgenomen : 85 van 115 “Alle door u gevraagde hulp wordt niet toegestaan. De problemen die u ervaart, zijn niet van die aard dat wij kunnen spreken over een handicap zoals toepasselijk binnen het Vlaams Agentschap. Onder 'handicap' begrijpen wij: "elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren.” Er kunnen uiteraard ook nog bijkomende argumenten worden aangebracht. Voornemen vraag Het VAPH oordeelt dat betrokkene behoort tot de doelgroep van het VAPH , maar dat hij niet in aanmerking komt voor de gevraagde ondersteuning. Betrokkene ontvangt een "voornemen tot weigering van de gevraagde ondersteuning" 3.3 Een negatieve beslissing Het VAPH oordeelt dat betrokkene behoort tot de doelgroep maar dat de gevraagde ondersteuning omwille van reglementaire redenen niet kan worden toegekend, dan ontvangt betrokkene een negatieve beslissing.(weigering) Tegen een negatieve beslissing kan enkel nog beroep aangetekend worden bij de arbeidsrechtbank. Een uitgebreide toelichting vindt u verder In deze infowijzer “Arbeidsrechtbank” 86 van 115 DE HEROVERWEGINGSCOMMISSIE – HOC Wanneer de aanvrager niet akkoord gaat met het "voornemen tot beslissing" kan er een verzoek tot heroverweging ingediend worden bij de Adviescommissie, ook wel gekend onder de naam “Heroverwegingscommissie”. Binnen de 30 dagen na ontvangst van het voornemen tot beslissing, stuurt de betrokkene het "verzoek tot heroverweging" (document dat werd meegestuurd met het voornemen) al dan niet aangetekend naar de provinciale afdeling van het VAPH. In dit verzoekschrift is er de mogelijkheid te motiveren waarom betrokkene niet akkoord gaat met het voornemen tot beslissing van het VAPH (eventueel gestaafd door bijkomende verslaggeving) en of betrokkene gehoord wil worden door de Adviescommissie. Indien betrokkene het verzoekschrift niet aangetekend verstuurt en/of geen motivering geeft wordt dit wel aanvaard, het is dus geen strikte ontvankelijkheidsvoorwaarde. Het feit dat hij geen motivering geeft is evenwel een gemiste kans. De Heroverwegingscommissie [HOC] zetelt te Brussel. Het dossier wordt door de PA voor advies overgemaakt aan deze commissie op vraag van de persoon die ondersteuning nodig heeft. De persoon met een handicap wordt door de adviescommissie ingelicht over datum en tijdstip van de bespreking van zijn dossier. De persoon met een handicap kan zich tijdens deze zitting laten bijstaan door iemand naar keuze. Indien de betrokkene niet aanwezig kan zijn, kan hij zich laten vertegenwoordigen, deze vertegenwoordiging moet gestaafd worden door een volmacht. De aanwezigheid of vertegenwoordiging is echter niet verplicht. Nadat betrokkene al dan niet gehoord werd, brengt de heroverwegingscommissie binnen de 60 dagen een advies uit, op basis van dit advies wordt door de administratie een definitieve beslissing opgemaakt. Na de heroverweging kan zowel een positieve als een negatieve beslissing volgen. Reageert betrokkene binnen de 30 dagen niet op het voornemen van beslissing, dan wordt het voornemen automatisch omgezet naar een negatieve beslissing. 87 van 115 BEROEP BIJ DE ARBEIDSRECHTBANK Is de definitieve beslissing (al dan niet na een voornemen) van het VAPH negatief, dan kan betrokkene binnen de 3 maand beroep aantekenen bij de Arbeidsrechtbank van zijn gerechtelijk arrondissement. Betrokkene doet dit door een verzoekschrift persoonlijk te bezorgen op de griffie van de rechtbank of het per aangetekend schrijven te versturen. Een lijst met de arbeidsrechtbanken per provincie wordt met de beslissing meegestuurd. Betrokkene ontvangt per aangetekend schrijven de beslissing die genomen werd door de arbeidsrechtbank. De PA wordt hiervan ook op de hoogte gebracht en geeft hieraan het nodige gevolg. 88 van 115 TERUGKOMEN OP BESLISSINGEN Een beslissing die niet correct tot stand is gekomen, kan worden ingetrokken en vervangen door een correcte beslissing. Men moet uitleggen (motiveren) waarom de beslissing die in het verleden is genomen, wordt ingetrokken. Betalingen die uitgevoerd zijn op basis van een beslissing die nadien wordt ingetrokken, moeten teruggevorderd worden. In de rechtsleer en rechtspraak zijn er regels ontwikkeld die bepalen wanneer een instantie zoals het VAPH zijn foutief genomen beslissing kan intrekken. Een beslissing ‘intrekken’ wil zeggen dat ze wordt beschouwd nooit te hebben bestaan. Je wijzigt dus met terugwerkende kracht. Hieronder de regels die van belang kunnen zijn voor onze werking. 1. Negatieve beslissingen Negatieve beslissingen zijn ‘administratieve rechtshandelingen die geen rechten verlenen’. Zij kunnen altijd worden ingetrokken. Een negatieve beslissing (een weigering) kan dus later een positieve beslissing (een goedkeuring) worden. 2. Positieve beslissingen 2.1 Positieve beslissingen die correct zijn Positieve beslissingen zijn administratieve rechtshandelingen die rechten toekennen. Als zij volgens de regels tot stand zijn gekomen dan kunnen zij onder geen enkele omstandigheid worden ingetrokken. Er anders over oordelen is in strijd met de rechtszekerheid. 2.2 Positieve beslissingen die niet correct (in strijd met de regels) zijn Zij mogen worden ingetrokken, maar slechts gedurende een beperkte periode, namelijk zolang een beroep bij de arbeidsrechtbank kan ingesteld worden, d.w.z. binnen de drie maanden na kennisgeving van de beslissing (de datum waarop het aangetekend schrijven is afgestempeld door de post). Er zijn hier twee principes in het spel die tegenover elkaar staan : enerzijds is de beslissing onregelmatig en zou ze uit het rechtsverkeer moeten verdwijnen ; anderzijds heeft zij rechten doen ontstaan. Een compromis bestaat er dan in dat de intrekking kan, maar binnen een beperkte periode, namelijk de periode waarin ze nog kan aangevochten worden. Dit compromis wordt door het grootste deel van de rechtsleer en door de rechtspraak van de Raad van State gevolgd. 89 van 115 2.3 Uitzonderingen Een beslissing die ‘aangetast is door een grove onregelmatigheid’, kan worden beschouwd als onbestaande en kan op elk moment worden ingetrokken. Deze intrekking kan gemotiveerd worden vanuit het gegeven dat de persoon voor wie de beslissing bedoeld was duidelijk moest weten dat dergelijke beslissing niet correct kon zijn (bijvoorbeeld 1.000.000 euro toekennen voor een hulpmiddel). Een beslissing die door bedrog is uitgelokt, kan altijd worden ingetrokken. 90 van 115 DE BIJZONDERE BIJSTANDSCOMMISSIE – BBC Een aanvraag voor hulpmiddelen of aanpassingen die niet op de refertelijst voorkomen, of die een stuk duurder zijn dan het refertebedrag, kan voorgelegd worden aan de Bijzondere Bijstandscommissie (BBC). Voorwaarde is wel dat de tussenkomst niet reglementair is uitgesloten en dat voldaan is aan de algemene en specifieke voorwaarden. Meer informatie kan u terugvinden in het Hulpmiddelenlexicon : “BBC” Het is belangrijk dat bij de aanvraag onmiddellijk duidelijk gemaakt wordt of hulpmiddelen aangevraagd worden via de procedure van de BBC. 91 van 115 AANVRAAG VOLGENS ARTIKEL 6 BIS – VERSNELDE PROCEDURE Juridische basis Artikel 6bis van het Besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. 1. Wie komt in aanmerking ? In sommige situaties is het niet noodzakelijk om al deze stappen van de gewone aanvraag (art.2) te doorlopen en kan er een andere procedure gevolgd worden. Als de betrokkene beschikt over een attest waaruit duidelijk blijkt dat een andere instantie zijn handicap reeds heeft vastgesteld, dan kan hij beroep doen op de versnelde procedure. De attesten moeten automatisch bij de aanvraag gevoegd worden en worden door de provinciale afdeling niet systematisch opgevraagd. Concreet betekent dit dat de PA het dossier (aanvraagdocument + MDV) binnen de maand in plaats van twee maanden aan de PEC zal voorleggen. In dergelijke situatie is het voor de PEC duidelijk dat het om een persoon met een handicap gaat (blijkt uit het attest) en dient enkel nog de specifieke vraag naar ondersteuning geëvalueerd te worden. Deze procedure wordt ook procedure artikel 6bis genoemd. Indien een attest Art. 6 bis wordt voorgelegd, kan om geen enkele reden een erkenning als persoon met een handicap bij het VAPH geweigerd worden. Indien op het aanvraagformulier artikel 6 bis werd aangekruist maar de nodige attesten ontbreken, dan vraagt de Provinciale afdeling deze attesten niet systematisch op, maar wordt de gewone procedure in gang gezet. 2. Welke attesten ? Attest van recht op bijkomende kinderbijslag, hetzij een attest dat aangeeft dat er een zelfredzaamheid is van ten minste vier punten (KB. Van 03.05.1991), hetzij een attest dat aangeeft dat men een score heeft van ten minste 18 punten op de medisch-sociale schaal3 (K.B. van 28.03.2003) Dit attest wordt automatisch aan betrokkene bezorgd. Attest van recht op een integratietegemoetkoming, bij wie een graad van zelfredzaamheid van ten minste 12 punten werd vastgesteld, of categorie 3, 4 of 5. Indien de geldigheid van dit attest beperkt is in tijd, (bv. Bij chronisch vermoeidheidssyndroom) dan kan de beslissing van het VAPH eveneens beperkt worden in tijd. Attest van het buitengewoon onderwijs, meer bepaald een verklaring of attest van de laatste bezochte buitengewone onderwijsinstelling (buitengewoon kleuteronderwijs, buitengewoon lager onderwijs (type 2, 4 ,5 , 6 of 7) of buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 1 en 2) of een kopie van het inschrijvingsverslag. Attest waaruit blijkt dat de betrokkene verlengd minderjarig of onbekwaam verklaard is. 3 Vóór 1 mei 2009 vielen kinderen geboren vóór 1 januari 1993 onder een oud evaluatiesysteem waarin ze pas recht hadden op de toeslag als ze minstens 66 % lichamelijk of geestelijk gehandicapt waren. Sinds 1 mei 2009 vallen aanvragen voor die kinderen ook onder het evaluatiesysteem met punten. Hierdoor hebben kinderen die op 1 mei 2009 tussen 16 en 21 jaar zijn en vroeger geen recht hadden op de toeslag, dat nu misschien wel. Een medische evaluatie volgens het nieuwe systeem kan aangevraagd worden bij het kinderbijslagfonds. 92 van 115 AANVRAAG VOLGENS ARTIKEL 7 – VOORLOPIGE PROCEDURE Juridische basis artikel 7 van het Besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. 1. Wie komt in aanmerking ? Soms is het nog niet helemaal duidelijk of een kind een handicap heeft, maar er zijn sterke aanwijzingen in die richting. Er is echter nog verder onderzoek nodig. In die situatie kan men een ondersteuning aanvragen op basis van een attest van een MDT of een medisch attest. Concreet betekent dit dat er geen MDV moet opgemaakt worden. Op basis van een medisch attest waaruit blijkt dat er ernstige aanwijzingen zijn met betrekking tot het bestaan of ontwikkelen van een handicap kan betrokkene door het VAPH voorlopig erkend worden als persoon met een handicap. Dit attest kan worden opgemaakt door gelijk welke arts of door een MDT (waar een arts uiteraard deel uitmaakt van het team). 2. Welke ondersteuning ? Bij de procedure volgens artikel 7, kan men: Jongeren laten opnemen in een centrum voor ontwikkelingsstoornissen 4; een beroep doen op een thuisbegeleidingsdienst voor kinderen tot 6 jaar ; jongeren laten opnemen in een observatie- en behandelingscentrum [OBC]. De Provinciale Evaluatiecommissie (PEC) oordeelt over de termijn van opname of begeleiding. De maximumtermijn voor thuisbegeleiding bedraagt 12 maanden. Voor de opname in een OBC is er een afspraak om de termijn te beperken tot 6 maand, die periode lijkt lang genoeg om een MDV op te stellen. Wil men daarna nog beroep doen op het VAPH, dan moet men een nieuwe vraag stellen via de gewone procedure of via de versnelde inschrijvingsprocedure. Het is namelijk niet mogelijk om meerdere keren gebruik te maken van dit artikel daar artikel 7 de mensen net de tijd geeft om de diagnose in gang te zetten of verder uit te diepen. Zodra er duidelijkheid is dat er een handicap is en welke, kan de procedure waarbij een MDV wordt opgesteld, worden gestart. Artikel 7 geeft mensen bovendien de tijd om de bevindingen te verwerken. Ze kunnen het soms nog niet aan om een heel verslag te laten opmaken met de bijhorende vragen en diagnostiek. Er kan wel al hulp worden geboden voor de handicap én voor de verwerking/aanvaarding van de handicap. Normaal is na verloop van 12 maanden de verwerking voldoende begonnen om een gewone procedure met opmaak van een MDV te starten. 4 Dit heeft zich in de praktijk echter nog nooit voorgedaan. 93 van 115 Opmerking Een aanvraag volgens artikel 7 wordt aanzien als een voorlopige procedure en niet als een ‘eerste aanvraag’. Een aanvraag ingediend na een aanvraag volgens art.7 wordt beschouwd als een eerst aanvraag. 94 van 115 AANVRAAG VOLGENS ARTIKEL 7 BIS - SPOEDPROCEDURE PAB Juridische basis Besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap 1. Wie komt in aanmerking ? De persoon met een handicap wenst een PAB aan te vragen en lijdt aan een snel evoluerende aandoening. Deze personen kunnen beroep doen op de spoedprocedure voor toekenning van een PAB. Met het oog op een snelle toekenning van een PAB aan mensen met een snel degeneratieve aandoening, kan de PEC een beslissing nemen op basis van een medisch attest (van een geneesheerspecialist neurologie, kinderneurologie of kindergeneeskunde). Personen komen in aanmerking voor de PAB-spoedprocedure indien voldaan is aan de voorwaarden opgelijst in het PAB besluit van 15 december 2000. Ten eerste moet er sprake zijn van een snel degeneratieve aandoening. Hieronder wordt verstaan: Voor personen met een leeftijd van minimum 21 jaar: Amyotrofe lateraalsclerose (A.L.S.); Primaire lateraalsclerose (P.L.S.) ; Progressieve (spino)musculaire atrofie (P.M.A. of P.S.M.A.); Corticobasale degeneratie (C.B.D.); Multisysteematrofie (M.S.A.); Progressieve supranucleaire verlamming (P.S.P.). Sinds 1 november 2012 is de PAB-spoedprocedure bovendien uitgebreid voor personen met bepaalde vormen van hersentumoren. Volgende personen komen eveneens in aanmerking voor de spoedprocedure PAB: de personen met een laaggradig astrocytoom (graad II), die een snelle evolutie vertonen; de personen met een anaplastisch hooggradig astrocytoom (graad III); de personen met een vorm van hooggradig glioblastoma (graad IV) dat qua evolutieve kenmerken aansluit bij graad III. Voor kinderen en jongeren met een leeftijd van minimum 6 en maximum 20 jaar gaat het om volgende aandoeningen: Een evolutieve neuromusculaire aandoening; Een metabole stoornis met een ernstige en evolutieve weerslag op het algemeen functioneren. 95 van 115 Daarnaast moet aangetoond worden dat over een periode van één jaar of minder de zelfredzaamheid sterk verminderde. Concreet wil dat zeggen dat op één of meer van onderstaande domeinen veranderingen zijn opgetreden: domein verplaatsingen: van zelfstandig stappen naar onmogelijkheid om zonder hulp van derden op te staan en zich te verplaatsen; domein wassen en aankleden: van zich zelfstandig kunnen wassen en aankleden naar de onmogelijkheid daarvan; domein eten: van zelfstandig kunnen eten naar de onmogelijkheid daarvan; domein toiletgang: van alleen naar toilet kunnen gaan en zich reinigen naar de noodzaak om daarbij volledig te worden geholpen; domein ademhaling: van zelfstandig ademen tot nood aan voortdurend toezicht wegens beademing. 2. Hoe aanvragen ? Om in aanmerking te komen voor de spoedprocedure moet geattesteerd worden dat er binnen een termijn van één jaar of minder voorafgaand aan en aansluitend op de aanvraagdatum van de spoedprocedure sprake is van een snelle progressie van het ziektebeeld op één of meer specifieke domeinen. Voor personen met een laaggradig astrocytoom graad II wordt de eis gesteld dat deze snelle evolutie zich op minstens twee domeinen i.p.v. één voordoet. De diagnose, evenals de snelle ontwikkeling, moet aangetoond worden door middel van een medisch attest van een neuroloog of geneesheer-specialist in de kinderneurologie of kindergeneeskunde. Het model van het attest is vastgelegd door het VAPH en terug te vinden op de website. Dit medisch attest moet samen met het PAB-aanvraagformulier worden bezorgd aan de provinciale afdeling (PA). Er is geen multidisciplinair verslag en geen PAB-inschalingsverslag nodig bij indiening van de vraag. Deze dossiers kunnen meestal via de consensuslijst worden behandeld. Bij twijfel over het attest raadpleegt men de PA-arts. Zowel voor volwassenen als kinderen en jongeren moet binnen het jaar na toekenning van het PAB een PAB-inschalingsverslag worden overgemaakt aan het VAPH. Personen die een toekenning krijgen via de spoedprocedure, krijgen steeds het maximumbedrag. Opmerking Er dient steeds voldaan te worden aan de voorwaarden tot erkenning als persoon met een handicap (leeftijdsgrens, verblijfsvoorwaarden, … ) ! 96 van 115 AANVRAAG VOLGENS ARTIKEL 8 – PROCEDURE IN DRINGENDE SITUATIES Juridische basis Artikel 8 van het Besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. 1. Wie komt in aanmerking ? In bepaalde noodsituaties : "indien er ernstige indicaties zijn met betrekking tot het bestaan of ontwikkelen van een handicap en er dringend bijstand moet geboden worden om de sociale, lichamelijke of psychische toestand van de persoon met een handicap niet ernstig in gevaar te brengen" kunnen personen ondersteuning krijgen ’om dringende redenen’. Hierbij is geen MDV nodig. Bij plaatsing door de Jeugdrechtbank in een door het VAPH erkende voorziening of bij verwijzing door het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg naar een OBC (artikel 8. § 1) moeten de verblijfsvoorwaarden niet gecontroleerd worden. De procedure voor behartenswaardige minderjarigen hoeft in deze situatie dus niet doorlopen te worden. De aanvraag via artikel 8 gebeurt op basis van: een vonnis van de jeugdrechter ; een beslissing van het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg ; een gemotiveerd medisch attest ; een attest van een erkend MDT. De gevraagde ondersteuning via artikel 8 is gericht op: de opname in een voorziening (beslissing Jeugdrechtbank) of observatiecentrum (verwijzing Comité Bijzondere Jeugdzorg) (artikel 8 § 1,1°) ; de opname in een voorziening die kortverblijf organiseert (artikel 8 § 1, 2°) ; de dringende opname in een erkende voorziening of thuisbegeleiding of de combinatie van beide (artikel 8 § 1,3°). 2. Welke ondersteuningsvormen ? Een vonnis van de jeugdrechter kan verwijzen naar alle voorzieningen van het VAPH. Hiermee worden alle voorzieningen bedoeld die residentiële zorg verstrekken zowel in internaatsregime (dag en nachtopvang) als in semi-internaatsregime (dagopvang), met name: internaten, semi-internaten, dagcentra, observatiecentra, tehuizen werkenden, tehuizen niet-werkenden, kortverblijf en pleegzorg. Deze spoedprocedure kan dus niet worden ingeroepen voor bijvoorbeeld begeleid wonen of zelfstandig wonen. De nieuwe ondersteuningsvormen beschermd wonen, DIO, geïntegreerd wonen worden (voorlopig) eveneens niet toegestaan. 97 van 115 Het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg kan enkel verwijzen naar een OBC. De PA beslist of de persoon al dan niet voldoet aan de voorwaarden voor deze procedure en aldus ondersteuning kan krijgen van het VAPH. Personen met een handicap kunnen via deze procedure maximaal drie maanden opgenomen worden in een voorziening. Bij kortverblijf kan de toegekende ondersteuning worden gespreid over een periode van maximum één jaar. Opmerking Wil men daarna beroep doen op verdere ondersteuning door het VAPH, dan dient men de gewone of de versnelde procedure te volgen. Deze aanvraag wordt dan geregistreerd als “eerste aanvraag” aangezien de vraag naar ondersteuning via artikel 8 niet als definitieve vraag als erkenning als persoon met een handicap wordt beschouwd. 3. Datum van toewijzing 3.1 Dringende vraag tot ondersteuning via een attest De toewijzing van ondersteuning met toepassing van artikel 8, §1, 2° en 3°, kan op zijn vroegst uitwerking krijgen vanaf de datum van de aanvraag. De datum van de aanvraag is de datum van de poststempel of de datum van het ontvangstbewijs, in geval van afgifte. Als die datum op een maandag valt, is de datum van de zaterdag die daar onmiddellijk aan voorafgaat de datum van de aanvraag. Hoewel de administratie erop aandringt, worden In de praktijk attest en aanvraagdocument vaak niet gelijktijdig ingediend. Daarom wordt als datum van toewijzing de dag van indiening van het eerste document genomen, op voorwaarde dat het tweede document binnen de 14 dagen wordt ingediend. Zo niet, verschuift de datum van toewijzing naar de dag van indiening van dit tweede document. 3.2 Dringende vraag tot ondersteuning via een vonnis van de jeugdrechtbank of verwijzing door het Comité bijzondere Jeugdzorg In principe berust de opname als gevolg van een vonnis van de jeugdrechter of een verwijzing door het comité voor bijzondere jeugdzorg niet op een aanvraag om ondersteuning zoals vermeld in het decreet van 7.05.2004 maar vloeit ze voort uit het vonnis of de verwijzing. De reglementering bijzondere jeugdzorg voorziet toegang tot voorzieningen uit de sector personen met een handicap. Bijgevolg is het zo dat het vonnis dient uitgevoerd te worden en dat in dergelijke gevallen dus wordt afgeweken van de bepaling in het Besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Bij een vonnis van de jeugdrechtbank of een verwijzing door het Comité bijzondere Jeugdzorg nemen we de datum vanaf wanneer de beschikking telt als datum van toewijzing. Begin- en einddatum van de beslissing zijn gelijk aan de data in het vonnis. Met de komst van Integrale Jeugdhulp (IJH) zal deze bepaling in VAPH regelgeving herbekeken worden. 98 van 115 TWEEDE OF VOLGENDE AANVRAAG BIJ HET VAPH Eenmaal betrokkene naar aanleiding van een eerste aanvraag door het VAPH erkend is als persoon met een handicap, wordt het eenvoudiger om een tweede, derde, en volgende vraag om ondersteuning in te dienen. Afhankelijk van de vraag zal het dossier beoordeeld worden door de PEC, de administratie van het VAPH, de BBC of de Deskundigencommissie. De PEC hoeft echter niet te worden geraadpleegd (procedure ZP) voor aanvragen: met betrekking tot zorgvormen die onder een al toegekend ondersteuningsveld vallen; voor hulpmiddelen die onder een al toegekend interventiedoel vallen; voor een PAB, als de aanvrager al erkend is als persoon met een handicap. Uit ervaring weten we dat het dikwijls voor alle partijen duidelijker is om ook bij een tweede of volgende aanvraag een A.001-formulier te gebruiken. Zo worden ook geen gegevens vergeten. In een aantal gevallen zal ook een multidisciplinair verslag noodzakelijk zijn. 1. Wanneer een MDV bij een tweede of volgende aanvraag ? De aanvrager is door het VAPH reeds erkend als persoon met een handicap, maar stelt voor de eerste keer een vraag naar Zorg ; De aanvrager is reeds erkend als een persoon met een handicap bij het VAPH maar stelt voor de eerste keer een vraag naar hulpmiddelen en/of aanpassingen sinds 1 januari 2002 (cf. gespecialiseerd MDV; B.V.R. 13 juli 2001) Opgelet ! Dit geldt niet voor een eerste aanvraag tolkuren ! De toekenning van tolkuren gebeurt volgens de bepalingen in het BVR van 20 juli 1994 en niet via het IMB-besluit, een aanvraag tolkuren wordt dus niet beschouwd als een IMB-vraag. Iemand die al erkend is als persoon met een handicap en voor het eerst een aanvraag doet voor tolkuren, moet aantonen dat hij/zij voldoet aan de voorwaarden uit het doventolkbesluit. Beoordeling gebeurt door de arts. voor verder toelichting zie Handleiding IMB : “Doventolken” De aanvrager kreeg vroeger al een bepaald zorgticket toegekend maar stelt nu een vraag naar ondersteuning die niet valt onder het vroeger toegekende ondersteuningsveld (of gelijkstelling met het ondersteuningsveld). De aanvrager kreeg vroeger al een zorgticket voor een bepaalde doelgroep toegekend maar stelt nu een vraag naar ondersteuning voor zorg voor een andere doelgroep ; De aanvrager stelt een vraag naar hulpmiddelen en/of aanpassingen (IMB) en er is geen MDV dat een accuraat beeld geeft van de huidige situatie. Zo is het mogelijk dat de toestand (en/of omgeving) van de persoon met een handicap sterk is veranderd sinds de opmaak van het laatste MDV, en de wijzigingen onvoldoende naar voor kunnen worden gebracht in een adviesrapport. 99 van 115 Met uitzondering van eerste aanvragen IMB sinds 1 januari 2002, is in volgende situaties toch geen MDV noodzakelijk: o de aanvrager kreeg in het verleden al een positieve beslissing voor het hulpmiddel, de aanpassing of de ondersteuning ; o de aanvrager vraagt enkel een tegemoetkoming voor de herstelling of het onderhoud van een hulpmiddel waarvoor vroeger een tegemoetkoming werd verleend ; o de aanvrager stelt een vraag naar tegemoetkoming voor incontinentiemateriaal ; o de aanvrager vraagt enkel een tegemoetkoming in de aankoop van een rolstoel, duwwagen of buggy ; o de aanvrager heeft in het verleden al een tegemoetkoming gekregen voor een hulpmiddel of aanpassing van het VAPH, en vraagt nu enkel eenvoudige hulpmiddelen met een refertebedrag tot 375 euro (niet geïndexeerde bedrag). Deze hulpmiddelen zijn aangeduid met een asterisk (*) in de refertelijsten . In die situatie is niet langer een MDV nodig. 2. Documenten bij een volgende vraag naar hulpmiddelen en/of aanpassingen In volgende situaties moet het MDT voor een vraag naar hulpmiddelen en/of aanpassingen een adviesrapport (AR) opstellen: De aanvrager vraagt een tegemoetkoming in de kosten van hulpmiddelen en/of aanpassingen, waarvoor in het verleden nog geen positieve beslissing werd verkregen. In volgende situaties kreeg men in het verleden nog geen positieve beslissing voor tegemoetkoming in de kosten van hulpmiddelen en/of aanpassingen, maar is toch geen AR noodzakelijk: o De aanvrager vraagt enkel een tegemoetkoming voor de herstelling of het onderhoud van een hulpmiddel dat eerder werd toegekend ; o de aanvrager vraagt een tegemoetkoming in de kosten van incontinentiemateriaal (de aanvraag gebeurt aan de hand van “ Aanvraag voor tegemoetkoming in de kosten van incontinentiemateriaal”; o de aanvrager vraagt een tegemoetkoming voor rolstoel, duwwagen of buggy (de aanvraag gebeurt via de RIZIV-bundel); o de aanvrager heeft in het verleden al een tegemoetkoming gekregen voor een hulpmiddel of aanpassing van het VAPH en vraagt nu enkel eenvoudige hulpmiddelen met een refertebedrag tot 375 euro (niet geïndexeerde bedrag). Deze hulpmiddelen zijn aangeduid met een asterisk (*) in de refertelijsten. In die situatie is niet langer 100 van 115 een AR nodig, een gemotiveerde aanvraag door de persoon die ondersteuning nodig heeft of zijn wettelijke vertegenwoordiger volstaat. Dit gebeurt bij voorkeur aan de hand van een standaarddocument “Vereenvoudigde aanvraag van hulpmiddelen en aanpassingen”. Wanneer men gebruik maakt van dit formulier is het niet nodig een A.001 in te vullen. De aanvrager vraagt een tegemoetkoming voor een hulpmiddel waarvoor in het verleden een positieve beslissing werd verkregen en waarvoor de refertetermijn nog niet verstreken is. o Is de refertetermijn verstreken, dan is er geen adviesrapport nodig, maar volstaat een aanvraag aan de hand van het formulier “Vereenvoudigde aanvraag van hulpmiddelen en aanpassingen” 101 van 115 DATUM VAN TOEWIJZING Juridische basis Artikel 11 van het Besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. 1. De datum van toewijzing In de beslissingsbrief waarin staat van welke ondersteuning de persoon met een handicap gebruik kan maken, staat ook steeds de datum vanaf wanneer dit kan of voor welke periode. Binnen het VAPH gebruikt men hiervoor, in overeenstemming met het begrippenkader van het oprichtingsdecreet van het VAPH, de term toewijzing (vroeger ‘tenlasteneming’). De datum van toewijzing bepaalt vanaf welk moment het VAPH ondersteuning kan verlenen: het subsidiëren van een zorgvoorziening, het terugbetalen van facturen enzovoort. 1.1 Bepaling van de datum van toewijzing De datum van toewijzing is afhankelijk van het tijdstip waarop het dossier volledig is. De datum van toewijzing is de eerste dag van de kalendermaand waarin het aanvraagdocument (A001-formulier, brief, …) werd ingediend, op voorwaarde dat de aanvraag binnen de 6 maand vervolledigd wordt met de noodzakelijke documenten (het multidisciplinair verslag (A002), het adviesrapport, …). Komen deze gegevens later toe, dan wordt de datum van toewijzing de eerste dag van de maand waarin het ontbrekende wordt ingediend. Voor de bepaling van de datum van indiening geldt de poststempel of de datum van het ontvangstbewijs, in geval van afgifte. Valt deze datum op een maandag dan wordt de datum van de daar onmiddellijk aan voorafgaande zaterdag beschouwd als datum van indiening. Bij een verslag opgemaakt in Griffoen is de verzendingsdatum in uitzonderlijke gevallen verschillend van de ontvangstdatum. Deze datum kan belangrijk zijn voor de bepaling van de datum van toewijzing. Naar analogie met de datum van verzending bij een gewone zending (=poststempel) is ook hier de datum van verzending de meest correcte. De procedure voor het bepalen van de datum van toewijzing is identiek bij een eerste of een volgende aanvraag. 1.2 Datum van toewijzing bij de aanvraag van een incontinentieforfait Hiervoor geldt een volledig aparte regelgeving. De procedure voor bepaling van de datum van toewijzing via artikel 11 is niet van toepassing bij het incontinentieforfait. De beslissing over de toekenning van een refertebedrag voor incontinentiemateriaal, geldt vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag volledig is. Van zodra de nodige documenten worden ingediend, is het dossier volledig, ongeacht of er nog bijkomende informatie wordt gevraagd door de arts van de PA. Voor uitgebreide info zie handleiding IMB “Incontinentiemateriaal” 102 van 115 1.3 Datum van toewijzing bij de aanvraag van een mobiliteitshulpmiddel De algemene procedure voor het bepalen van de datum van toewijzing is bij de aanvraag van een mobiliteitshulpmiddel met een RIZIV-bundel niet van toepassing. De datumstempel op de RIZIVbundel, of bij het ontbreken hiervan de beslissingsdatum van de adviserend geneesheer, wordt in dit geval beschouwd als de datum van toewijzing bij het VAPH. 2. Tussenkomst in de kosten 2.1 Zorg Het VAPH betaalt nooit de dagen van een opname of begeleiding vóór de eerste dag van de maand waarin de vraag schriftelijk werd gesteld (postdatum, datum afgifte of datum elektronische verzending). De opname of begeleiding kan gesubsidieerd worden vanaf de datum van toewijzing. Bv. A001 wordt verstuurd op 14 maart 2013, 1 maart 2013 is de datum van toewijzing op voorwaarde dat de aanvraag vervolledigd wordt met de nodige verslagen uiterlijk op 13 september 2013. Bij de procedure die opgestart wordt in dringende situaties (art. 8) geldt een andere regeling. zie het hoofdstuk artikel 8. 2.2 Hulpmiddelen en/of aanpassingen Voor de bepaling van de datum van toewijzing geldt de regeling zoals ze hierboven werd toegelicht. Indien de persoon met een handicap voor het eerst een aanvraag doet voor hulpmiddelen en/of aanpassingen, komen facturen van één jaar voor de datum van toewijzing in aanmerking om terugbetaald te worden. Voor volgende aanvragen komen facturen van één maand voor de datum van toewijzing in aanmerking voor terugbetaling. 2.3 Uitzonderingen Het incontinentieforfait Het incontinentieforfait beoogt niet reeds gemaakte kosten te vergoeden maar wel een forfaitaire tegemoetkoming te verlenen in de doorgaans permanente kosten van aankoop van incontinentiemateriaal. De kosten moeten dus ook niet bewezen worden aan de hand van facturen, uiteraard komen in dit geval facturen van voor de datum van toewijzing niet in aanmerking voor terugbetaling. Voorbeeld : Incontinentieforfait = eerste vraag IMB maar aangezien het om een forfait gaat worden er geen facturen ingediend en kan men in de praktijk dus ook niet 1 jaar terug gaan. De daaropvolgende IMB-vraag = 1 maand terug voor terugbetaling facturen. Eerste aanvraag = aanvraag voor een mobiliteitshulpmiddel De aanvraag (RIZIV-bundel) wordt rechtstreeks door het RIZIV aan het VAPH overgemaakt, voor deze aanvragen wordt geen jaar teruggegaan voor de uitbetaling. Aangezien sommige personen met een 103 van 115 handicap niet op de hoogte zijn dat een aanvraag bij het VAPH werd ingediend, wordt de aanvraag voor een mobiliteitshulpmiddel nooit als eerste aanvraag beschouwd. De volgende aanvraag bij het VAPH wordt als eerste aanvraag geregistreerd, dit heeft tot gevolg dat voor deze aanvraag één jaar kan teruggegaan worden voor de terugbetaling van facturen. Doventolken Bij de aanvraag van tolkuren wordt een goedkeuring verleend vanaf de eerste van de maand waarin de aanvraag werd ingediend. Aangezien een aanvraag voor tolkuren niet beschouwd wordt als een aanvraag IMB, worden ook de principes voor de bepaling van de datum van toewijzing bij aanvragen voor tolkuren niet toegepast. Een vraag naar tolkuren kan dus ook nooit beschouwd worden als een eerste vraag IMB. Eerste vraag IMB wordt stopgezet op initiatief van de administratie Een eerste vraag voor hulpmiddelen en/of aanpassingen die door het VAPH wordt stopgezet omdat bijvoorbeeld geen gevolg gegeven werd aan de vraag naar bijkomende inlichtingen, wordt beschouwd als een eerste vraag. Elke vraag volgend op deze stopgezette vraag is een volgende vraag. Er kan dus maar één maand teruggegaan worden voor de uitbetaling van facturen. Eerste vraag IMB wordt stopgezet op initiatief van betrokkene Een eerste vraag voor hulpmiddelen en/of aanpassingen die op initiatief van betrokkene wordt stopgezet vóór de A002 werd ingediend, wordt niet beschouwd als “eerste vraag”, aangezien de vraag op dit moment nog onvolledig is. Elke vraag volgend op deze stopgezette vraag is een eerste vraag. Er kan dus één jaar teruggegaan worden voor de uitbetaling van facturen. De eerste vraag is onontvankelijk Indien de eerste vraag voor hulpmiddelen en/of aanpassingen onontvankelijk wordt verklaard, bijvoorbeeld omwille van de verblijfsvoorwaarden, wordt de eerste ontvankelijke vraag beschouwd als “eerste aanvraag”. Bij deze vraag kunnen facturen tot één jaar terug uitbetaald worden. 104 van 115 OVERMACHT Wanneer het een MDT niet lukt om het gevraagde verslag binnen de gestelde termijn in te dienen en daardoor de datum van toewijzing dreigt op te schuiven, kan overmacht ingeroepen worden. Het is niet de bedoeling dat overmacht een algemene regel wordt ! Er is slechts sprake van overmacht bij abnormale en onvoorzienbare omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil van de persoon die de overmacht inroept, en waarvan de gevolgen ondanks alle voorzorgsmaatregelen niet konden worden vermeden. Redenen waarom overmacht kan worden ingeroepen kunnen zijn : Betrokkene kon niet de nodige medewerking verlenen omwille van zware ziekte, hospitalisatie, ...; In zeer uitzonderlijke omstandigheden: medische gegevens noodzakelijk ter vervollediging van het verslag laten op zich wachten; Andere ...... 1. Wie kan overmacht inroepen ? Overmacht kan zowel door het MDT als door de persoon met een handicap of diens wettelijke vertegenwoordiger ingeroepen worden. 2 Wanneer overmacht inroepen ? Het is in ieders belang om dit zo vlug mogelijk te doen. Indien binnen de 3 maand na het opvragen van de ontbrekende info geen overmacht werd aangevraagd, wordt vanuit de PA een rappel verstuurd. In deze rappel wordt het MDT er aan herinnerd dat het dossier zal beschouwd worden als afgesloten, bv. als het multidisciplinair verslag ontbreekt, of onvolledig aan de PEC zal worden voorgelegd indien de aanvraag niet binnen de 3 maanden wordt vervolledigd. Overmacht kan nog ingeroepen worden tot uiterlijk drie maanden na verzendingsdatum van deze rappel. 3 Procedure 3.1 Overmacht aanvragen Overmacht in het kader van het behoud van de datum van toewijzing wordt schriftelijk aangevraagd bij de PA met duidelijke vermelding van de reden en de motivatie en dit aan de hand van het standaarddocument dat te downloaden is via de website van het VAPH. http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/2872767-Verklaring+overmacht.html 105 van 115 3.2 Stopzetten van de aanvraag Wanneer het dossier nog niet volledig is 6 maand na het inroepen van de overmacht, wordt een rappel verstuurd. In de rappel wordt vermeld dat de aanvraag zal afgesloten of het onvolledig aan de PEC zal worden voorgelegd, indien de aanvraag niet binnen 3 maanden wordt vervolledigd. 106 van 115 RESIDUARITEIT EN WETTELIJKE SUBROGATIE De omschrijving van handicap in het decreet laat toe om de doelgroep af te bakenen ten aanzien van categorieën die op andere vormen van welzijns- of gezondheidszorg zijn aangewezen. Bovendien beoogt artikel 14 in hetzelfde decreet dat het VAPH niet de kosten moet dragen die normaal ten laste vallen van andere wetgevingen. In ieder afzonderlijk dossier moet men zich over de nood aan speciale zorg uitspreken. Iedere persoon vertoont bepaalde beperkingen die echter niet steeds het beroep op de specifieke voorzieningen of diensten van het VAPH verantwoorden. De beperkingen van de kansen tot sociale integratie moeten de gewone beperkingen waar elke persoon mee geconfronteerd wordt, en die geen bijzondere hulpverlening vereisen, overschrijden. Het VAPH houdt er ook rekening mee dat vanuit andere wetgevingen eveneens voorzieningen of hulpmiddelen voor personen met een handicap worden gesubsidieerd. Zoals bv. de diensten voor geestelijke gezondheidszorg, de revalidatiecentra, het buitengewoon onderwijs, het ziekenfonds. Dubbel gebruik en overlappingen moeten worden vermeden. Desgevallend kan het VAPH wel een aanvullende rol spelen. Na een ongeval, arbeidsongeval, beroepsziekte,… kan iemand nood hebben aan hulpmiddelen, gespecialiseerde begeleiding of kan zelfs een opname nodig zijn. Wanneer de handicap het gevolg is van een ongeval bestaat de mogelijkheid dat de betrokkene recht heeft op een uitkering van de verzekering voor de hulpmiddelen/begeleiding/opvang. Vaak gaat het om de verzekeringsmaatschappij van de derde verantwoordelijke van een ongeval of de arbeidsongevallenverzekeraar van de werkgever van de persoon. Maar ook het Fonds voor Arbeidsongevallen of het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds zijn mogelijke derde vergoedingsdebiteurs. De persoon met een handicap moet in eerste instantie aan de verzekeringsmaatschappij vragen om alle, ook toekomstige, kosten die het gevolg zijn van het ongeval en de daaruit voortvloeiende handicap op zich te nemen. Het VAPH kan bij wijze van voorschot tegemoetkomingen verlenen aan de persoon met een handicap, dit in afwachting van een definitieve vergoeding van de derde vergoedingsdebiteur. Het VAPH kan pas over de brug komen met voorschotten als de persoon met een handicap zijn aanspraken doet gelden tegenover de derde vergoedingsdebiteur. Wanneer er een definitieve regeling (hetzij een overeenkomst, hetzij een rechterlijke uitspraak) bestaat tussen de derde vergoedingsdebiteur en de persoon met een handicap inzake de vergoeding van de schade, dan mag het VAPH geen tussenkomsten meer verlenen aan de persoon met een handicap, tenzij voor schade die niet is begrepen in de definitieve regeling. In het geval de vergoeding die voorzien is in de definitieve regeling lager is dan deze die het VAPH kan toekennen, dan betaalt het VAPH het verschil. Indien bepaalde ondersteuning echter niet is vergoed krachtens de definitieve regeling omdat de persoon met een handicap heeft nagelaten hiervoor vergoeding te vragen aan de derde vergoedingsdebiteur, dan kan het VAPH ook weigeren om nadien nog tegemoetkomingen te verlenen met betrekking tot deze ondersteuning. De persoon met een handicap heeft in dat geval immers zijn aanspraak niet laten gelden ten opzichte van de derde vergoedingsdebiteur. Belangrijk: Om een zo volledig mogelijke schadevergoeding te bekomen, rekening houdende met alle zorgvragen die de persoon met een handicap tot het VAPH richtte en in de toekomst nog zal richten, is het belangrijk dat het VAPH bij de schaderegeling (zowel minnelijk als gerechtelijk) wordt 107 van 115 betrokken. Het VAPH is immers het best geplaatst om informatie te verstrekken inzake haar tussenkomsten en de kostprijs hiervan. Heeft hij recht op een tussenkomst van het VAPH, dan zal hij die tussenkomst onmiddellijk verkrijgen. Ook als een verzekering later nog een tegemoetkoming zal storten. Met andere woorden: wie een handicap heeft opgelopen door een ongeval, krijgt een tussenkomst van het VAPH in afwachting van de verzekeringsvergoeding waar hij of zij eventueel recht op heeft. Aangezien het VAPH met haar tussenkomst eigenlijk in de plaats van de verzekering betaalt, mag het door de wettelijke subrogatieregeling automatisch in plaats van de persoon met een handicap optreden om dat verzekeringsbedrag terug te krijgen van de verzekering. En dit voor alle vormen van ondersteuning waarvoor het VAPH tussenkomst kan geven. Sinds 2002 geldt dit dus niet enkel voor hulpmiddelen in de thuissituatie maar ook voor zorg en een PAB. Deze regeling heeft niets dan voordelen, zowel voor de persoon als voor het VAPH zelf. Het VAPH zal het geld kunnen terugkrijgen dat het uitgeeft voor handicaps waarvoor een derde aansprakelijk is. Daardoor komen middelen vrij waarmee meer personen beter kunnen worden geïntegreerd in de maatschappij. En de persoon zelf ondervindt geen hinder van het systeem: als de verzekeringsmaatschappij uiteindelijk minder geld geeft dan het VAPH al heeft toegekend, vordert het VAPH die som niet terug van hem. De toegekende tussenkomsten blijven wat ze zijn, de persoon met een handicap blijft recht hebben op ondersteuning van het VAPH. Het is belangrijk om een persoon met een handicap, wiens handicap het gevolg is van een ongeval, te begeleiden en erover te waken dat het VAPH betrokken wordt bij het tot stand komen van een definitieve regeling. Voor verder praktische afspraken zie “Handleiding voor de provinciale afdeling : behandeling van een dossier wettelijke subrogatie en de toepassing ervan in Feniks”. 108 van 115 CENTRALE REGISTRATIE VAN ZORGVRAGEN – CRZ Een goedkeuring van het VAPH volstaat niet om effectief een plaats voor begeleiding of opvang te krijgen. Daar is een procedure voor uitgewerkt, waarbij meerdere actoren een rol te spelen hebben, met name de Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ), de contactpersonen en de Provinciale coördinatiepunten handicap. De persoon met een handicap moet zijn vraag voor begeleiding of opvang laten registreren bij de Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ) van de provincie waar hij woont of van de provincie waar hij een plaats zoekt. Onder de benaming CRZ gaat de procedure schuil om personen met een handicap op een vlotte en zo rechtvaardig mogelijke manier begeleiding of opvang te bezorgen. Er is een schaarste aan beschikbare plaatsen en daarom wil de overheid voorrang geven aan diegenen met de dringendste en zwaarste noden. De databank van de CRZ maakt het mogelijk om voor alle aanvragen te zoeken naar een geschikte plaats en hierbij rekening te houden met de dringendheid van de vraag. De CRZ wordt beheerd door de Provinciale coördinatiepunten handicap. De aanmelding bij de CRZ is niet van toepassing op kortverblijf, gaan logeren en trajectbegeleiding. Hoe meldt de persoon met een handicap zich aan bij de CRZ ? De aanmelding bij de CRZ moet gebeuren door de contactpersoon van de persoon met een handicap. Wie kan uw contactpersoon zijn? Er zijn 4 mogelijkheden: de dienst of voorziening die de persoon voor ogen heeft voor begeleiding of opvang het multidisciplinair team (MDT) dat het verslag opmaakte rond de aanvraag voor begeleiding of opvang bij het VAPH of een ander MDT een gebruikersorganisatie: dit is een organisatie die erkend is om personen met een handicap of hun gezin te vertegenwoordigen een derde aanmelder: dit is een andere organisatie (bijv. een school), die als contactpersoon gemachtigd is door het provinciaal regionaal overleg. De contactpersoon is een belangrijke schakel in het zoekproces naar een effectieve opvangplaats. De contactpersoon is de persoonlijke bemiddelaar op het provinciaal overleg tussen alle diensten voor begeleiding en opvang. Hij/zij doet dit tot er een gepaste begeleidings- of opvangplaats gevonden is in een dienst of een voorziening die het best aan de noden beantwoordt. Voor uitgebreide info zie website VAPH http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/20577-Hoe+begeleiding+of+opvang+zoeken.html Provinciaal coördinatiepunten handicap http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/512003 109 van 115 DE LIJN Sinds 2000 worden door verschillende overheidsorganisaties gegevens van personen doorgestuurd naar De Lijn die recht hebben op een gratis abonnement: Sinds 2000 personen met een handicap die ingeschreven zijn bij het VAPH ; Sinds 2000 personen met een handicap die een tegemoetkoming (maandelijkse inkomensvervangende tegemoetkoming of integratietegemoetkoming) krijgen van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. Deze laatste mensen moeten bovendien woonachtig zijn in Vlaanderen. Sinds 2011 biedt de VDAB ook personen aan in kader van arbeidshandicap Kinderen jonger dan 6 jaar en personen ouder dan 65 jaar vallen niet onder bovenstaande procedure, omdat zij ofwel sowieso gratis reizen met De Lijn ofwel via een ander kanaal (toelevering naar De Lijn via gemeenten) automatisch een gratis abonnement krijgen. De gratis abonnementen worden rechtstreeks naar de gerechtigden gestuurd. Concreet levert het VAPH, de VDAB en de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid maandelijks de adressenbestanden van nieuw gerechtigden aan de Kruispuntbank van Sociale Zekerheid [KSZ]. Deze instelling filtert de bestanden op dubbels, maakt één bestand en levert dit rechtstreeks aan De Lijn. Een overeenkomst werd afgesloten tussen de KSZ en De Lijn om de privacy te garanderen. De Lijn stuurt dit bestand door naar haar mailingfirma. Deze firma verzorgt dan de verzending van de abonnementen onder omslag en briefpapier van De Lijn naar de rechthebbenden. Zelf het initiatief nemen om het abonnement te krijgen, is dus niet nodig. Pas als iemand nog geen abonnement gekregen heeft en denkt er wel recht op te hebben, is het nuttig om naar de dienst abonnementen van de De Lijn te bellen (http://www.delijn.be/verkooppunten/dienst_abo.htm). Ook wanneer de persoonsgegevens op het abonnement niet (meer) juist zijn of het abonnement beschadigd of verloren is, kan hij op dit nummer terecht. Wenst de persoon met een handicap, die gerechtigd is via het VAPH, toch geen gratis abonnement bij De Lijn, dan moet hij dat melden aan het VAPH. Momenteel dient dit schriftelijk gemeld te worden, in de nabije toekomst kan dit rechtstreeks gemeld worden via het aanvraagformulier (nieuwe A001). 110 van 115 SCHRAPPING VAN EEN DOSSIER De reglementering m.b.t. het VAPH (meer in het bijzonder het decreet van 7.05.2004 houdende oprichting van het VAPH) voorziet dat iemand die ondersteuning tot maatschappelijke integratie wenst een aanvraag hiertoe kan indienen bij het agentschap. Het VAPH kan slechts ondersteuning verlenen aan de personen die beantwoorden aan de definitie van handicap, vermeld in artikel 2 van het decreet van 7.05.2004. De PEC is bevoegd om te oordelen of iemand een persoon met een handicap is of niet. De PEC beoordeelt tevens de nood aan de gevraagde ondersteuning en stelt een integratieprotocol op, dit bepaalt waaruit deze ondersteuning moet bestaan. Als de PEC heeft geoordeeld dat een aanvrager een persoon met een handicap is en nood heeft aan de gevraagde ondersteuning, kan het VAPH na aftoetsing van de reglementaire voorwaarden een positieve beslissing over de toewijzing van de gevraagde ondersteuning nemen. Een persoon die zijn dossier wil laten schrappen, wil door het VAPH niet langer als persoon met een handicap (zoals als vermeld in artikel 2 van het decreet van 7.05.2004) erkend worden. Als een persoon niet langer erkend wordt als een persoon met een handicap kan hij niet langer aanspraak maken op ondersteuning vanwege het VAPH, aangezien niet langer wordt voldaan aan de decretale voorwaarde. Een vraag tot schrapping van het dossier heeft tot gevolg dat de betrokken persoon afstand doet van de rechten die hem door het VAPH werden toegekend in de positieve beslissingen. Attesten die uitgereikt werden voor het bekomen van één of ander voordeel, bijvoorbeeld om het bekomen van korting op het inschrijvingsgeld voor het volgen van een opleiding, kunnen niet teruggevorderd worden. Wanneer betrokkene later opnieuw een vraag tot ondersteuning zou indienen, wordt deze vraag terug als eerste aanvraag geregistreerd. 1. Gevolgen van de schrapping van een dossier het VAPH erkent de betrokken persoon niet langer als een persoon met handicap; de in hoofde van de betrokken persoon met een handicap genomen positieve beslissingen over toekenning van ondersteuning worden opgeheven, ze houden op te bestaan met ingang van de datum van de beslissing tot schrapping van het dossier. Dit heef tuiteraard gevolgen voor de persoon met een handicap en de reeds eerder genomen beslissing door het VAPH. 1.1 Ondersteuning vanuit de zorgsector Een persoon heeft een geldig ticket, maar maakt er nog geen gebruik van op het moment van de vraag tot schrapping van het dossier. Het ticket vervalt, het recht op ondersteuning vanuit het VAPH vervalt vanaf de datum van schrapping van het dossier. Maakt de persoon wel gebruik van het ticket, dan houdt het recht op subsidiëring van de zorg op te bestaan met ingang van de datum van schrapping van het dossier. Betrokkene kan vanaf 111 van 115 de schrapping van zijn dossier niet langer gebruik maken van de ondersteuning vanuit het VAPH. Opgelet ! Een vraag tot schrapping van een dossier is niet mogelijk wanneer een minderjarige in een voorziening werd opgenomen op grond van een verwijzing door het comité voor de bijzondere jeugdbijstand of op grond van een vonnis van de jeugdrechter. 1.2 Het persoonlijke assistentiebudget - PAB Er werd een PAB toegekend aan een persoon en deze vraagt vervolgens om schrapping van zijn dossier. De betrokkene kan niet langer beroep doen op een PAB. In het kader van PAB wordt er gewerkt met voorschotten en afrekeningen. Bij de schrapping van een dossier zal een afrekening gemaakt worden op basis van de reeds betaalde voorschotten en de gemaakte kosten tot de datum van schrapping van het dossier. Dit kan tot gevolg hebben dat uitgekeerde voorschotten gedeeltelijk teruggevorderd worden. 1.3 Individuele materiële bijstand – IMB Het toegekende hulpmiddel werd nog niet aangekocht : de beslissing kan niet meer aangewend worden na schrapping van het dossier, er kan geen tussenkomst in de kosten meer verleend worden door het VAPH. Het toegekende hulpmiddel werd aangekocht, maar nog niet terugbetaald : er kan geen terugbetaling meer gebeuren na schrapping van het dossier. Het lijkt ons echter onwaarschijnlijk dat iemand een vraag tot schrapping van zijn dossier indient, indien er nog aangekochte hulpmiddelen zijn die niet werden terugbetaald. Lopende beslissingen bijvoorbeeld onderhoud en herstel : vanaf de datum van schrapping van het dossier kan geen onderhoud en herstel meer betaald worden ongeacht het feit of er nog een restbedrag was of niet. 1.4 Tewerkstelling – VDAB Op basis van artikel 3 van het BVR van 18.07.2008 betreffende de professionele integratie van personen met een handicap worden de personen met een handicap erkend door het VAPH als personen met een indicatie van een arbeidshandicap. Ze behoren daarmede tot de categorieën van personen aan wie de VDAB bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregelen kan toekennen. De personen aan wie het Vlaams Fonds tewerkstellingsondersteunende maatregelen had toegekend behouden deze rechten. Met het oog op de vaststelling van een indicatie van arbeidshandicap door de VDAB maakt het VAPH gegevens in verband met de erkenning als een persoon met een handicap over aan de VDAB. 112 van 115 In het kader van de overdracht van bevoegdheden van het VAPH naar de VDAB voor wat betreft de professionele integratie van personen met een handicap (september 2008) werden de gegevens van personen met een handicap die een positieve beslissing voor ondersteuning bij werk hadden door het VAPH overgemaakt aan de VDAB. De gegevens van personen die nadien nog een positieve beslissing voor ondersteuning bij werk kregen (overgangsfase) evenals de wijzigingen in deze VAPH-dossiers worden systematisch aan de VDAB overgemaakt. In geval van vraag tot schrapping van een dossier dient te worden nagegaan of er gegevens over deze persoon werden overgemaakt aan de VDAB. Is dit het geval dan moeten de gewijzigde gegevens (schrapping van het dossier)eveneens overgemaakt worden aan de VDAB. Er wordt zowel schriftelijk als per mail een kopie van de “Beslissing tot schrapping van het dossier” overgemaakt aan de diensten van de VDAB. Na de nodige registratie in hun eigen systeem, zal de betrokkene ook door de VDAB op de hoogte gebracht worden van de gevolgen naar aanleiding van de schrapping van het dossier bij het VAPH. 1.5 Gratis abonnement De Lijn Personen die door het VAPH worden erkend als personen met een handicap krijgen van De LIJN een gratis pasje met een geldigheidsduur van 5 jaar. Maandelijks worden via de kruispuntbank sociale zekerheid de afgesproken gegevens van de door het VAPH erkende personen met een handicap aan De Lijn overgemaakt. Momenteel zijn alle pasjes van De Lijn geldig tot eind 2017. Een schrapping van het dossier bij het VAPH heeft tot gevolg dat het pasje van De Lijn nog verder kan gebruikt worden tijdens de geldigheidsperiode. Het pasje wordt niet ingetrokken, het zal echter niet meer verlengd worden. 2 Procedure tot schrapping van een dossier5 De procedure zoals hieronder omschreven, dient zo goed mogelijk toegepast te worden. Hou er echter rekening mee, dat de mogelijkheden in Feniks nog niets beschikbaar zijn ! 1. De vraag tot schrapping van het dossier wordt schriftelijk gesteld en wordt ondertekend door de PMH zelf of door zijn wettelijke vertegenwoordiger. 2. De vraag tot schrapping moet worden ingediend bij de provinciale afdeling, die bevoegd is uit hoofde van de woonplaats van de persoon met een handicap. De inwoners van Brussel Hoofdstad dienen hun aanvraag in bij de PA Brabant. Feniks Gebeurtenis : Registreren verzoek tot schrapping van een dossier Documenttype: Verzoek tot schrapping dossier 3. De PA bevestigt schriftelijk de ontvangst van de vraag tot schrapping. In dit schrijven wordt toelichting gegeven omtrent de gevolgen van de schrapping van het dossier. De persoon met 5 In tegenstelling tot andere informatie in deze infowijzer is dit enkel van toepassing voor interne gebruikers. 113 van 115 een handicap wordt gevraagd om te bevestigen dat hij met de vraag tot schrapping van zijn dossier wil doorgaan. Feniks Gebeurtenis: Vraag naar bevestiging schrapping dossier Versturen van typebrief : Vermoeden tot schrapping van een dossier 4. Nadat de persoon met een handicap zijn vraag tot schrapping van het dossier schriftelijk bevestigt, neemt de PA de beslissing tot schrapping van het dossier. In de beslissing wordt de datum van ingang van schrapping expliciet vermeld. Naar analogie met artikel 11 van het inschrijvingsbesluit kan hier de datum van aanvraag om schrapping worden genomen als ingangsdatum van de schrapping. In deze beslissing wordt tevens meegedeeld dat de verzamelde gegevens nog gedurende een bepaalde termijn zullen bijgehouden worden door het VAPH, omdat wettelijke bepalingen dit vereisen. De beslissing tot schrapping van het dossier wordt ondertekend door het hoofd van de PA. Feniks Gebeurtenis : Schrapping dossier Versturen van de typebrief : Beslissing tot schrapping van uw dossier Rubriek handicap wordt neen, bijhorende datum = datum van schrapping van het dossier Beslissingen krijgen een einddatum : Zorg : gunstige beslissingen krijgen een einddatum PAB : gunstige beslissing krijgt een einddatum, afrekening wordt gemaakt. IMB : niet aangekochte hulpmiddelen worden uit de korf gezet, de korf wordt afgesloten (einddatum) Bij de rubriek aanvullende rechten wordt aangeduid dat betrokkene afziet van de bijkomende rechten. 3 dossiergegevens na schrapping van het dossier Sinds 2010 worden geen papieren dossiers meer aangemaakt waardoor de Provinciale afdelingen enkel nog beschikken over een elektronisch dossier. In dat dossier moet duidelijk worden aangebracht dat de persoon met ingang van een bepaalde datum niet meer erkend wordt als een persoon met een handicap en vanaf die datum ook geen aanspraak meer kan maken op ondersteuning vanwege het agentschap. Het elektronisch dossier de rubriek handicap wordt neen en krijgt een einddatum de beslissingen moeten een einddatum krijgen Hier kan dezelfde praktijk worden gehanteerd als deze voor andere afgesloten dossiers, bijvoorbeeld de dossiers van personen die overleden zijn. De gegevens blijven in de databank beschikbaar, maar bij het openen van het dossier krijgt men automatisch een pop up met de vermelding “Het dossier werd op aanvraag van betrokkene geschrapt” 114 van 115 In eerste instantie kan dit volstaan. Op termijn zal het VAPH een beleid moeten opstellen in verband met de bewaring en verwijdering van digitale gegevens. De verwijdering van de digitale dossiers van uitgeschreven personen met een handicap kan in functie van dit beleid bekeken worden. De dossiergegevens moeten niet onmiddellijk worden verwijderd. Er zijn immers nog een aantal wettelijke bepalingen die het bewaren van de gegevens gedurende langere termijn verantwoorden o.a.: Volgens artikel 26 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 mei 2004 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de controle inzake subsidies en de controle door het Rekenhof, moeten alle boekhoudstukken bewaard worden gedurende een periode van 10 jaar die aanvangt op de eerste januari volgend op het jaar waarop het boekhoudstuk betrekking heeft. Voor stukken die niet dienen als bewijs tegen derden, wordt de bewaringstermijn beperkt tot minimum drie jaar. Boekhoudingsgegevens mogen bijgevolg 10 jaar bewaard worden. Openbaarheid van bestuursdocumenten Archiefwetgeving Het papieren dossier Voor wat de archivering betreft is het VAPH momenteel bezig met de opmaak van een documentbeheersplan. Het bewaren en eventueel verwijderen van papieren dossiers kan gebeuren volgens de afspraken die in dit verband zullen gemaakt worden. 115 van 115