Hegel – college 1 Het gaat om de ontwikkeling van de zelfbewustwording van de menselijke geest. Dialectiek is de structuur van het menselijk denken en van de werkelijkheid. Geschiedenis is de wederzijdse constitutie van denken en zijn(/werkelijkheid). De dialectiek is de drijvende kracht achter ontwikkeling, maar hoezo is dialectiek noodzakelijk? Ieder object heeft interne spanning en deze uit zich en zet zich voort op kwalitatieve veranderende wijze. Ieder object ondergaat verandering. De oplossing van de spanning is het vinden van een nieuwe positie, waar een nieuwe, andere spanning optreedt. De vraag die resteert is: waarom is er verandering? Het menselijk denken ontwikkelt zich. Het denken gaat aan de slag. Denken probeert de wereld te (be)grijpen, greep te krijgen op de werkelijkheid. Zo gaat bewustzijn met de wereld om. Hoe? Het grijpt de wereld in begrippen. En begrippen veranderen de werkelijkheid. Het is het toe-eigenen van de werkelijkheid. De werkelijkheid staat tot beschikking van het bewustzijn. (Aggressieve filosofie. De werkelijkheid wordt vermalen door het bewustzijn.) De geest ontwikkelt zich en de werkelijkheid ontwikkelt zich (onlosmakelijk verbonden) = geschiedenis. Filosofie is het denken van de werkelijkheid op een bepaald moment. Wat op dat moment gedacht wordt wordt op dat moment noodzakelijkerwijs gedacht. Filosofen kunnen net iets verder denken dan het heden. Tijd in gedachten vatten en een vermoeden hebben van de toekomst. Anders dan Hobbes waarbij een mens een deeltje onderhevig aan krachten is en waar dus geen ontwikkeling is. Anders dan Aristoteles zit de vorm van de werkelijkheid er niet al van te voren in. Denken grijpt in op het denken en verandert zichzelf. Denken grijpt in op de werkelijkheid is en deze plooit zich naar je denken. Als het weerstand biedt heb je te maken met een ander bewustzijn. Dan moet er iets gebeuren, iets veranderen. De praktische dimensie hiervoor legt hij uit in de rechtsfilosofie. Wat gebeurt er als een bewustzijn zich wil veruitwendigen? Dat is de primaire beweging. Veruitwendigen en terugkeren bij zichzelf. Rechtsfilosofie: een mens heeft recht op ontwikkeling, op het zich toe-eigenen van de werkelijkheid. De denker verandert. Denken is denken op een bepaald moment. Er is ontwikkeling, maar je kunt niet je tijd (ver) vooruit denken. Je kunt je eigen tijd in gedachten vatten. Denken is de tijd in gedachten vatten. Hegel probeerde zijn tijd te vatten, maar werd ook ingehaald door de tijd en de romantici. Hij verzet zich tegen het einde van het klassieke tijdperk. Zodra je met begrip komt is het al te laat. Vanaf Hegel wordt de filosofie historisch. De geschiedenis wordt voltooid met de Franse Revolutie (FR). Het einde van de geschiedenis betekent: de interne spanning is opgeheven. De wil is de praktische kant van het denken. De geest richt zich op iets en eigent het zich toe, wat makkelijk is met dode natuur, maar moeilijk met een ander bewustzijn, ook iets dat een wil heeft. Er is een conflict/spanning. Er is of ontstaat moraal om overeenstemming van de willen te bereiken. De geest die zich eerst veruitwendigt keert terug bij zichzelf. Structuur van het boek: zich ontvouwende logica, de wil verwerkelijkt, stofwisseling, bewust van andere willen, moraal = hoe handelen in de aanwezigheid van anderen, eindigt bij welzijn, zowel op jezelf als de ander betrokken zijn. Daarna de zedelijkheid, het historische deel, zowel recht als moraal zijn geworteld, kunnen bestaan in de maatschappij in ontwikkeling, als er al instituties zijn. Recht en moraal bestaan in een wereld van zedelijkheid, in een maatschappij in instituties: 3 delen: natuurlijke zedelijkheid = gezin, waarin iedereen geboren wordt → ontwikkelt zich, kinderen groeien op en maken kennis met de buitenwereld, de markt, dingen zijn te koop, overgeleverd aan de smaak, voorkeur van anderen. Hier ontstaat de burgerlijke samenleving, een wijze van bestaan die niet gereduceerd kan worden tot familie-verhoudingen of de staat. De burgsamlev is een product van interacterende mensen op een bepaald moment in de geschiedenis. De burgsamlev is zelfstandig. Er is pers, discussie, vrije meningsuiting, systeem/eigen sfeer waarin mensen opnieuw leren zich tot elkaar te verhouden. De burgsamlev is instabiel en daarom is de staat nodig. In de burgsamlev worden velerlei verlangens bevredigd, mede via de markt. Markt is instabiel, een opeenhoping van rijkdom en van armoede die elkaar niet opheffen. Hoe moet je al die verschillen overstijgen/ beeindigen? Dat is wat de moderne staat doet. Waarom? Dat is de staat die niet vreemd is van ons, die niet wezenlijk verschilt van onszelf. Wij zijn zelf de staat in een andere vorm van denken, van handelen. Het is niet iets van buitenaf dat die verschillen oplost. Wat als er niet die erkenning van verlangens mogelijk is? Marx zegt: precies, maar na de revolutie wel. Anderen zeggen: verschillen blijven altijd bestaan. Geest is niet transparant en stuit op dingen die hij zich niet eigen kan maken, die wezenlijk vreemd voor hem blijven. Bv, Nietzsch, structuralisme (= systeem, wereld van louter verschillen wat de geest fundamenteel niet kan begrijpen, ligt achter ons bewustzijn). (Duits) Idealisme – causaliteit, tijd en ruimte komen voort uit de menselijke geest. Er is geen wereld los van de wereld waarop we hem denken. Bij Hegel zijn fenomenale en noumenale wereld niet meer zo rigide gescheiden. Uiteindelijk vallen denken en zijn samen.