Romantiek en idealisme: Herder, Hegel ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ de eenzijdige nadruk van de Verlichtings-filosofie op het individu als rationeel subject had 3 tekortkomingen: 1] het subject wordt afgeschilderd als alleen op de wereld, als individu zonder sociaal-maatschappelijke dimensie 2] het subject wordt afgeschilderd als tijdloos, en dus zonder historisch-culturele dimensie 3] het subject wordt afgeschilderd als rationeel, en dus in volledige controle over zijn driften en emoties 4] het subject wordt afgeschilderd als kennend subject, in staat tot objectieve kennis als reactie op het Verlichtingsdenken ontstaat als tegenbeweging (counter-enlightenment) de Romantiek de Romantiek kan gezien worden als een stroming binnen de Verlichting, anderzijds als een reactie erop Verlichting = "age of reason" (1650-1800): emipirie, analytisch, rationaliteit, beheersing, vorming, statisch Romantiek = "age of reflection" (1750 -1850): introspectie, passie, spontaniteit, natuurlijkheid, historiciteit de Romantiek waardeert voelen boven denken, het subjectieve boven het objectieve, directe ervaring (beleving) boven empirie, synthese en holisme boven analyse, ambiguiteit en ironie boven zekerheid en helderheid, kunst boven wetenschap, artistieke creativiteit boven nabootsing, spiritualiteit boven materialisme, zin boven nut, kwalitatief beschrijven boven kwantitatief verklaren, organische natuurbeschouwing boven mechanicisme en natuurbeheersing, etc. kenmerken van het romantische wereldbeeld t.a.v. natuur en cultuur: 1] anti-analytisch en anti-reductionistisch (holistisch) t.a.v. mens & natuur (subject/object): combinaties en structuren leiden tot nieuwe gehelen met eigen eigenschappen, niet afleidbaar uit de onderdelen dus verwerping van het mechanistische wereldbeeld (Bacon, Descartes, Hobbes, Newton) het mechanistisch denken reduceert natuur, universum, en het leven tot een betekenisloos en koud systeem de natuurwetenschappelijke methode is teveel gebaseerd op controle / beheersing (Bacon: "kennis is macht") het subject ziet zichzelf als rationeel, plaatst zichzelf tegenover het object, en wil begrijpen om te beheersen maar de mens maakt deel uit van de natuur, kan haar niet beheersen, zonder van zichzelf vervreemd te raken de natuur heeft een eigen dynamiek, en is niet onderworpen aan deterministische natuurwetten en formules om de natuur te begrijpen moeten we onszelf begrijpen, onze eigen natuur doorgronden ("age of reflection") naast ratio moet er ook aandacht zijn voor passie, gevoel, en de ervaring dat er meer is dan we kunnen bevatten wetenschap moet de mens dus niet tegenover de natuur plaatsen (als subject en object), maar beide verenigen i.p.v. mechanische metaforen gebruikt de Romantiek daarom organische metaforen de Naturphilosophie van het Duits idealisme (Schelling, Fichte, Hegel begin 19e eeuw) komt hier deels uit voort 2] dit anti-reductionisme en holisme gold ook t.a.v. de samenleving / de cultuur dit impliceert kritiek op het individualisme & liberale vrijheidsbegrip van de vroeg-modernen (bij uitstek Locke) de mens mag niet gereduceerd worden tot een rationeel calculerend individu, vrij van sociale context de mens is deel van de natuur, maar ook van de cultuur, de traditie en de geschiedenis (historicisme) Verlichting age of reason kwantitatief objectiviteit analytisch / reductief universele wetten materialistisch mechanistisch Bacon, Descartes tijd is lineair Romantiek age of refelection kwalitatief (Wesensschau) (inter)-subjectiviteit holistisch historische processen idealistisch organisch Goethe, Herder geschiedenis is cyclisch / dialectisch 1 met de Romantiek ontstaan er minder individualistische, meer "holistische" contract-theorieën (à la Rousseau) het subject wordt minder gezien als van nature egoïstisch (Hobbes, Mandeville), en meer als sociaal wezen het kwaad komt niet vanuit de menselijke natuur, maar vanuit de ongelegitimeerde macht die de mens knecht Immanuel Kant: "Verlichting betekent bevrijding van de mens uit zijn door hemzelf veroorzaakte onmondigheid" Engeland & Schotland de Angelsaksische filosofie bleef meer trouw aan haar empirische en sceptische traditie (natuurwetenschap) maar kende ook romantici (met name in de dicht- en schilderkunst): Wordsworth, Taylor Coleridge, William Blake, Thomas Carlyle, Lord Byron, John Keats, Mary Shelley 1 Romantiek als counter-enlightenment 2 wordt gekenmerkt door wantrouwen jegens de Verlichting: rationalisme, wetenschap, technologische vooruitgang, liberalisme, individualisme, de moderne maatschappij, etc dit leidde tot een heel andere visie op mens, maatschappij, vrijheid, en kennis John Stuart Mill (1806-1873) karakteriseert deze twee verschillende scholen als Benthamites & Coleridgeans 3 Frankrijk & Duitsland Rousseau (1712 -1778) wordt wel beschouwd als voorloper van de Romantiek, dan wel als eerste romanticus Rousseau heeft grote invloed gehad op de Duitse filosofie en het Duits idealisme: Kant, Herder, Goethe, Heine, Hoffmann, Novalis, Schelling, Hölderlin, Schleiermacher, Fichte, Hegel internationale ontwikkelingen, zoals de vorming van natie-staten buiten Duitsland, stimuleren Duits nationalisme natie = das Volk, de collectieve identiteit, als eenheid van geschiedenis, taal, cultuur, traditie, geloof, belangen, etc. staat = objectieve bevestiging van de identiteit en soevereiniteit van dat volk t.o.v. andere (politiek & territorium) idealen van de Verlichting (vrijheid, emancipatie, zelf-determinatie en bewustzijn) werden toegepast op de natie het nationalisme, als ideologische strijd voor collectieve vrijheid van de natie (collectieve identiteit), was geboren daarmee was het collectief bewustzijn geboren: de werkelijkheid is niet objectief, noch subjectief, maar cultureel de Sturm und Drang-beweging (ca. 1770) is deels een reactie op het universalisme van de Franse Verlichting, dat volgens Duitse romantici Duitsland had gekolonialiseerd: zij stelden Kultur boven het franse civilisation het schrikbewind (la Terreur: 1792-1794) na de Revolutie had anti-Verlichtings-sentimenten aangewakkerd Duitse romantici zien de philosophes en de Aufklärer als koudbloedige rationalisten die schoonheid, creativiteit, geestdrift en traditie inruilden voor een zielloos, doelloos, en verschraald mechanistisch wereldbeeld zij hadden kritiek op de Franse Verlichting, op het gelijkheidsideaal, en op de filosofische objectiviteits-pretentie ze waren anti-rationalistisch: "we kunnen ons denken nooit losmaken van andere facetten van ons mens-zijn" ze vestigden de aandacht op geschiedenis en (volks)cultuur (folklore): antropologie avant-la-lettre met de Romantiek wordt zo ook het historicisme en het idee mensheids-geschiedenis geboren: geen beschrijving van politieke geschiedenis en historische gebeurtenissen, maar van volkeren / culturen deze ontwikkeling zien we in het werk van Hamann, Herder, von Humboldt, Hegel, Marx, Comte, Weber, etc. behalve de rede werden nu passie en gevoel erkend als motor achter de vooruitgang Hegel: "zonder passie is nog nooit iets in de wereld bereikt" Johann Gottfried von Herder (1744-1803), belangrijkste proponent van de Sturm und Drang-beweging Ideen zur Philosophie der Geschichte der Menschheit (1784-91): de geschiedenis van mens en natuur is één groot ontwikkelingsproces, de zelfontplooiing van God ieder mens en iedere cultuur draagt de harmonieuze vorm tot welke hij zich zal ontwikkelen al in zich holisme: elk afzonderlijk wezen is onvolkomen, en opgenomen in een groter geheel: het individu maakt deel uit van zijn cultuur, en elk volk is weer verbonden met andere door geschiedenis "alle volkeren op aarde (...) hebben een unieke, onherhaalbare identiteit", een Volksgeist deze volksaard hangt nauw samen met de taal de er gesproken wordt 4 het harmoniserende principe is de Rede, zij het dat de geschiedenis zich niet redelijk en lineair voltrekt elke cultuur kent zijn eigen historische periode van bloei: de moderne tijd is die van West-Europa - nationalisme: elke natie heeft een eigen volksaard, en een eigen historische taak / waarde - universalisme: het beschavings-proces kent wel een richting: vooruitgang richting redelijkheid & harmonie 2 het cultuur-begrip speelde een dubbelrol: als eigen volksaard en als universeel beschavings-principe denk aan de uitdrukking: een regio of gemeenschap "opstoten in de vaart der volkeren" Duits Idealisme (Fichte, Schelling & Hegel) er bestaat geen Ding an sich, geen noumenale wereld achter de fenomenale het aannemen van een Ding an sich is dogmatisme, een irrationeel geloof in iets dat niet aantoonbaar is de werkelijkheid bestaat niet op zichzelf, maar altijd in relatie tot een bepaalde ervaring (als fenomeen) het idealisme schaft het Ding an sich (dogmatisme) af; er is slechts het subjectieve / ideële / geest Descartes' "ik denk dus ik ben" was vanuit een methodologische twijfel (skepsis) Fichte: het "Ik" stelt zichzelf: Zijn = "het er-zijn van het Ik" (romantische zelfverzekerdheid: Sturm und Drang) dit Duits idealisme verwerpt de statische, a-historische, ken-theorethische benadering van Kant subject & object zijn niet statisch en gescheiden, maar verwikkeld in een dialectisch ontwikkelingsproces - objectief idealisme: Schelling gaat uit van de geestelijke grondstructuur van en in de natuur (vgl: Aristoteles) - subjectief idealisme: Fichte gaat uit van het subject: door interactie van het Ik met de wereld ontstaat dynamiek - absoluut idealisme: Hegel gaat uit van de Absolute Geest = de supra-individuele Idee, het collectief bewustzijn bij alle 3 leidt de dynamiek tot evolutie; niet Darwiniaans (divergerend), maar dialectisch (convergerend) de statische subject-object dichotomie (2-deling) wordt aangevuld met een dynamisch beginsel: dialectiek dialectiek = van oudsher redeneervorm die d.m.v. tegenstellingen tot hoger / dieper inzicht wil komen (logica): • Socrates: overtuiging → kritische ondervraging → dieper inzicht • Augustinus & Anselmus: geloofsovertuiging → filosofische reflexie → dieper inzicht dus: stelling → tegenwerping → aangescherpte stelling (hierin zijn stelling en tegenwerping beide nog aanwezig) in het Duits idealisme is de dialectiek metafysisch / ontologisch: heeft ook betrekking op het "Zijn" die dialectiek verloopt als volgt: these → antithese → synthese (geïntroduceerd door Kant, uitgewerkt door Fichte) Hegel werkt dit idee verder uit tot een idealistische dialectiek, waarin God, Geist, en cultuur synoniem zijn de Geest objectiveert (realiseert / verwezenlijkt) zich, en wordt zo tot objectieve cultuur deze nieuwe realiteit is de omgeving waarbinnen het subject (individu) zich moet ontplooiien (realiseren) vrijheid is het overwinnen van de tegenstelling tussen subject en object, tussen individu en cultuur als het individu zich realiseert: "de maatschappij, dat ben jij", heeft de mens zijn vrijheid verwezenlijkt de Absolute Geest is is de realisatie (verwerkelijking) van het streven naar vrijheid in de geschiedenis het Bildungsprozess de vraag hoe een moderne staat eruit moest zien, en welke macht deze over z'n burgers moest hebben, was door de Verlichtings-denkers gebaseerd op het ideaal van individuele vrijheid maar hoe kan de samenleving gezien worden als bestaande uit (Latijn:) individuen (Grieks: atomen)? m.a.w: hoe is sociale cohesie te rijmen met individuele vrijheid? in de 17e (& 18e) eeuw werd deze cohesie verklaard door verwijzing naar principes als: invisible hand (Adam Smith), private vices / public benefits (Mandeville), harmonia praestabilita (Leibniz) Hobbes zag de mens als wolf voor zijn medemens, en vanuit dat idee legitimeerde hij de (al)macht van de staat Locke, Kant en de Franse verlichtingsfilosofen benadrukten dat de staat ten dienste staat van de burger de vrijheidsidealen van de verlichtings-filosofie legden de nadruk op emancipatie door rationeel denken Locke benadrukte daarbij de natuurlijke grondrechten van het individu, die hij wilde beschermen tegen de staat vanuit subjectivisme ontstond eind 18e begin 19e eeuw in Duitsland het idealisme en het idee Bildungsprozess op maatschappelijk vlak: nationale ontwikkeling ; Hegel (liberalisme / nationalisme) & Marx (socialisme) op persoonlijk vlak: Bildung = persoonlijke vorming / zelf-realisatie (burgerlijk ideaal; vgl. Aristoteles) als ontwikkeld persoon diende men over van alles iets te weten, en zijn competenties te ontwikkelen 3 persoonlijke vorming / ontplooiing en sociale harmonie liggen in elkaars verlengde (Kant / Hegel) Bildung & Beruf 5 zijn bijna synoniem: orde, punctualiteit, vlijt, spaarzaamheid zo worden arbeid & mens-zijn ook synoniem (vgl. communistische propaganda) de burger wordt drager van de subjectieve en de objectieve cultuur; en belichaming van de burgerlijke vrijheid Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) het Duitsland waarin Hegel opgroeide leek nog sterk op de feodale tijd: het bestond uit vele kleine staatjes die geen politieke, sociale of militaire eenheid vormden de koningen van de staten waren op z'n best verlicht despoten: "alles voor het volk, niets door het volk" tegen deze achtergrond maakte de Franse Revolutie grote indruk op de (dan nog) jonge Hegel die stond symbool voor de ontwikkeling van de moderne staat, gebaseerd op de vrijheids-idealen van de verlichting na de periode van terreur (jegens vijanden van de revolutie) werd Napoleon in 1799 1 e consul van de republiek dat hij formeel geen staatshoofd was oogstte internationale sympathie onder revolutionairen en republikeinen maar in 1804 wordt de Franse Republiek een keizerrijk, en groeit de argwaan jegens Bonaparte (zo verandert Beethoven de titel van zijn 3e symphonie van "Buonaparte" naar "Erocia") maar Hegel zag in Napoleon een hervormer die de Verlichting kwam brengen, toen deze in 1806 Jena binnenviel voor Hegel moeten staat en burger niet tegenover elkaar geplaatst worden, maar complementair zijn Hegel's filosofie is er één van zelf-beschikking, autonomie, soevereiniteit, geënt op het positieve vrijheids-begrip "de geschiedenis is het voortschrijdende bewustzijn van de vrijheid" ... maar zegt daar meteen bij: "als men het over vrijheid heeft, moeten we ervoor waken dat niet slechts het verdedigen van private belangen wordt bedoeld" Hegel vreesde voor individualisme, normloosheid, grenzeloosheid, mateloosheid en eenzaamheid hij wilde de mens in een sociaal-maatschappelijke, en historische context plaatsen dus niet het individualistische liberalisme van Locke, maar het denken vanuit de gemeenschap zoals Rousseau dialectiek Hegel verenigt de filosofieën van Fichte en Schelling in zijn eigen synthese: de vervolmaking van de filosofie deze moet alle tegenstellingen opheffen om de Absolute Totaliteit te bereiken: "Das Wahre ist das Ganze" hij vat de wereld(geschiedenis) op als een proces van zelf-verwerkelijking en zelf-bewustwording van de Geest de Geest is het eerste en enige principe van de werkelijkheid, en is niet alleen subjectief, maar ook objectief de Geest kan zichzelf slechts verwerkelijken en leren kennen wanneer hij zich eerst veruiterlijkt (objectiveert) en deze gerealiseerde realiteit vervolgens weer denkend in zich opneemt (zich realiseert, zelf-bewust wordt) in Wissenschaft der Logik (1816) zet Hegel de structuur van de werkelijkheid uiteen: de wet van de dialectiek zijn = abstract = idee, algemeen begrip, onbepaald, leeg, betekenisloos (zoals Aristoteles al zei) niet (zo)zijn = negatie = anders-zijn, wat het zijnde (nog) niet is, contingentie, in contrast met de idee: potentie worden = concreet = actualisering van de potentialiteit, realisering van het ware zijn elk fenomeen kent deze triadische ontwikkeling: Kant, Fichte, Marx gebruiken: these → antithese → synthese Hegel gebruikt: abstract → negatie → concreet Hegel's werkelijkheidsbegrip is niet statisch (Plato), maar dynamisch (worden & proces) wat iets is kan niet los gezien worden van dialectische wordingsgeschiedenis ervan (een evolutionaire gedachte) zoals evolutie-bioloog Ernst Haeckel (1834-1919) stelde: "Jedes Sein wird nur durch sein Werden erkannt" 4 Philosophie des Geistes: bewustzijn & vrijheid de werkelijkheid is wat het subject zich voorstelt, en tevens de omgeving waarin het ik zich realiseert om een bepaald Ik te worden (individu te worden), moet de subjectieve geest begrenst, beperkt worden de ontdekking van de begrensdheid maakt het ik mogelijk (de ander erkennen, jezelf bewijzen, leer-proces) om een ik (een zelf-bewust persoon) te worden moet de geest zich objectiveren (realiseren, actualiseren) zelf-bewustzijn is afhankelijk van weerstand of verificatie door iets anders dat geen deel uitmaakt van het ik een ik (een zelf-bewust persoon) kan alleen ontstaan te midden van anderen die niet-ik (maar jij of jullie) zijn zelf-bewustzijn (persoonlijke identiteit) is dus een sociaal fenomeen: wederzijdse erkenning van rationele individuen is een voorwaarde voor het ik als persoon het ik moet zich positioneren t.o.v. een niet-ik (de ander) om überhaupt een ik te kunnen zijn (feral child Genie) implicatie: vrijheid & verantwoordelijkheid zijn 2 kanten van de medaille van het begrenst zijn - An-sich = these - Anderssein = antithese - An-und-für-sich = synthese = = = abstract subject (bijv. een peuter; nog vóór "ik denk dus ik ben") negatie (jij bent ook een ik, maar anders, niet ik, dus wie ben ik?) concreet (ik ben iemand, met een eigen mening en persoonlijkheid) meester-slaaf-dialectiek (Hegel's invulling van het sociaal contract) = ontwikkeling van het individu (van kind tot volwassenheid) en van de samenleving (van natuur-staat tot republiek) het subject (ik) wil zijn omgeving (de natuur, zijn lichaam, anderen) beheersen twee subjecten (ik-ken) ontmoeten elkaar elk van beide kan de ander negeren, of in de ban raken van de ander (als zijnde hetzelfde maar dan niet ik) ze zien elkaar als bedreiging: hun beider macht kan ingeperkt worden door de ander ze zien de ander niet als ander persoon, maar als een zelfde ik buiten zichzelf (dus geen reflectie, geen respect) ze confronteren elkaar en willen de ander overheersen, controleren, hun wil opleggen ze hebben zichzelf verloren, ze zijn van zichzelf vervreemd geraakt, in de ban van de ander hun zelf-verzekerdheid en absolute waarheid zijn aan diggelen de enige manier om deze vervreemding teniet te doen, zo menen ze, is te strijden voor overheersing een strijd op leven en dood volgt: als een van de twee sterft is alles weer bij het oude maar: de één heeft meer angst voor de dood dan de ander, en geeft zich gewonnen (onderwerpt zich) meester = autoriteit zonder verantwoordelijkheid slaaf / knecht = verantwoordelijkheid zonder autoriteit wederzijdse erkenning van de meester-slaaf-relatie leidt tot hun beider zelf-bewustzijn als meester & als slaaf maar deze wederzijdse erkenning is niet duurzaam: de slaaf erkent de meester louter vanwege angst (voor straf, of om te sterven, maar niet uit vrije wil), de meester bestaat bij de gratie van erkenning door de slaaf (zonder slaaf is hij geen meester, dus afhankelijk) daarbij bewerkt de slaaf de natuur tot producten voor de meester, wat de meester nog afhankelijker maakt op een zeker moment ziet de slaaf dat hij niet vervreemd is van zijn arbeid en wordt zelfbewust, terwijl de meester in gaat zien dat hij afhankelijk (slaaf) is van de slaaf oplossing van de contradictie is wanneer slaaf & meester beide erkennen dat ze van elkaar afhankelijk zijn daarin ligt de vrijheid van beiden besloten: uitbannen van asymmetrische machtsverhoudingen: pas wanneer autoriteit & verantwoordelijkheid samengaan is er sprake van zelfbewustzijn & autonomie dat betekent niet dat Hegel voor gelijkheid pleit: "Consequent toegepast verwerpt het beginsel van de gelijkheid elk onderscheid en laat op die manier geen enkele staatsvorming toe" 5 vervreemding uit zich in de strijd van de mens tegen de natuur en de strijd tussen de mensen onderling de vervreemding wordt overwonnen wanneer de natuur (waaronder het instinct) wordt onderworpen, en de mensen zich neerleggen bij het feit dat ze allen deel uitmaken van de redelijke Absolute Geest Hegel's filosofie over individu & samenleving is een poging om: het vrijheidsdenken van Kant te verenigen met het gemeenschapsdenken van Aristoteles (en Rousseau) de moderniteit die Kant vertegenwoordigde kenmerkt zich door de emancipatie van het subject t.o.v. de natuur: het subject stelt zichzelf centraal, koestert zijn vrijheid, niet gebonden door de wetten van de natuur maar de keerzijde hiervan is arrogantie, overmoed, mateloosheid, uitbuiting, normloosheid, decadentie het gevaar bestaat dan dat vrijheid omslaat in haar tegendeel (Franse revolutie → la Terreur) net als Aristoteles ziet Hegel de mens als een rationeel dier, dat zijn redelijke potentie dient te verwerkelijken de mens reproduceert zich niet (alleen) door zijn instinct te volgen, maar is in staat om zelf wetten op te stellen; wetten die ten grondslag liggen aan zijn samenleving: m.a.w. cultuur de samenleving is een proces is waarin burgers de samenleving voortdurend voortbrengen, namelijk door te handelen volgens de wet die aan die samenleving ten grondslag ligt niet (alleen) het leven (an sich) wordt gereproduceerd (nageslacht), maar het goede leven (de cultuur) dat betekent dat er meerdere culturen, en meerdere opvattingen over het goede leven bestaan de wet van de samenleving brengt aan de ene kant de menselijke vrijheid tot uitdrukking, aan de andere kant staat deze wet niet tegenover de natuur: zij is de menselijke vorm van reproductie de wetstructuur zegt dus iets over de werkelijkheid zelf (vgl. evolutionaire antropologie) Philosophie der Weltgeschichte alles is een historisch proces, dus een geschiedenis van het worden (staat, recht, kunst, religie, filosofie) dit worden is Geest op zoek naar vrijheid, en deze ontplooit zich in de wereldgeschiedenis de geschiedenis van de filosofie reflecteert de geest van de tijd (vgl: pre-socraten, renaissance, romantiek) Zeitgeist (geïntroduceerd door Herder, 1769) = de Absolute Geest in een bepaald stadium van zijn ontwikkeling we moeten hierbij denken aan cultuur, moraal, ideologie, smaak, wereldbeeld, geestelijk klimaat, etc. fenomenologie van de Geest = hoe de geest (bewustzijn) verschijnt voor zichzelf op het wereld-toneel alle culturen en religies zijn fasen in de trapsgewijze ontwikkeling van de beschaving (bewustzijn) alle hebben hun eigen reden (zin) van bestaan, en daarmee hun bestaansrecht t.o.v. het geheel ! de geschiedenis is een onomkeerbaar dialectisch proces... er is geen rechtlijnige voortgang, maar een voortdurend omslaan in het tegendeel zodra een bepaalde fase tot aan het einde toe doorlopen is geschiedenis is het drama van identiteit en niet-identiteit, van vervreemding en de drang naar verzoening uiteindelijk vinden we de waarde (waarheid) van elke fase (bewustzijn) terug op een hoger plan (zelf-bewustzijn) spiraal: elk onderdeel ontwikkelt zich zo, dat het op zijn begin-punt terugkeert, zij het op een hoger niveau Weltgeschichte: cultuur, traditie en vrijheid Hegel ziet het oude Griekenland als bakermat van de westerse cultuur het ontstaan van de Griekse democratie is de vonk van de historische vooruitgang en de moderne vrijheid de Griekse democratie sloot vrouwen, vreemdelingen en slaven uit, maar begeep toch al dat de wet van de samenleving een menselijk product is, en niet door goden gegeven wie kan gehoorzamen aan een menselijke wet (die niet van nature geldt) beschikt over een innerlijke vrijheid hij moet zich losgemaakt hebben van zijn instinctieve driften, moet zelfbeheersing hebben en dan ben je in principe niet alleen in staat om te handelen volgens de normen en waarden van de heersende wet; je bent ook in staat om je vrij op te stellen t.o.v. de heersende wet, en andere normen kunnen gehoorzamen 6 hier ligt voor Hegel de voedingsbodem voor een historische ontwikkeling die steeds meer vrijheid mogelijk maakt de vrijheid van de Griekse polis is nog gebonden aan de lokale normen en waarden van een bepaalde traditie maar dat geldt al minder voor de vrijheid van de Romeinse burger (het Romeinse Rijk omvatte vele culturen) pas ten tijde van de Franse Revolutie verwierven de vrijheidsrechten een universele status (mensenrechten) de Franse Revolutie ontaardt echter in de Jacobijnse terreur (Robespierre / Saint-Just) dat is het gevaar van een doorgeschoten subjectivistische vrijheids-ideologie, volgens Hegel Hegel neigt meer naar Hobbes staatsopvatting (Leviathan), dan naar Locke's bescherming van het individu een abstract, niet ingevuld vrijheidsbegrip ("vrij zijn van..." / negatieve vrijheid) leidt tot ontsporing het vrijheidsbegrip behoeft concrete invulling (positieve vrijheid), bijv. de relatie tot verantwoordelijkheid de Franse Revolutie was zodoende een these (abstract, een ideaal), de Jacobijnse terreur anti-these (negatie), en de burgerlijke samenleving de synthese (concreet) Hegel meent dat de ervaring van de Franse Revolutie het mogelijk maakt om de menselijke vrijheid te begrijpen de Franse Revolutie wilde elke traditie afschaffen (zoals Mao's culturele revolutie), en dat was haar mislukking moderne vrijheid is resultaat van een ontwikkeling, die de traditionele samenleving tot haar vooronderstelling had wie de traditie volledig afschaft, snijdt ook de wortels van de moderne vrijheid door (Hobbes, Edmund Burke) met de strijd op leven en dood treedt een natuurtoestand in, waarin elke cultuur te gronde gaat geschiedenis is het proces waarin culturen, elk op hun manier, inhoud geven aan de verwerkelijking van vrijheid de moderne vrijheid is alleen levensvatbaar wanneer ze te verzoenen valt met de traditie: evolutie i.p.v. revolutie de burgerlijke samenleving is de opheffing (Aufhebung / synthese) waarin de tegengestelden bewaard blijven (!) zo kunnen we begrijpen aan welke criteria een staat moet voldoen om deze vrijheid gestalte te geven Hegel komt met een institutionele transformatie van de traditionele samenleving: naast familie en staat als hoeksteen van de samenleving, moet de burgerlijke maatschappij een fundamentele institutie worden (civil society) de burgerlijke maatschappij is zelf niet aan tradities gebonden, maar staat steeds open voor nieuwe ideeën in die zin vormt zij het revolutionaire aspect van de samenleving: nieuwe inhouden die haaks staan op de traditie vrijheid als burger binnen de gemeenschap - subjectieve geest (= onderdeel van de collectieve Zeitgeist) - objectiveert zich in recht, moraal, zedelijkheid (= objectieve Geest) - komt tot zichzelf in kunst, religie, filosofie (= Absolute Geest) de Geest (these) verwerkelijkt zichzelf en wordt zo objectieve Geest (cultuur, maatschappelijke instellingen) in 1e instantie staan moraal en recht buiten (schijnbaar tegenover ;antithese) de individuele mens als vrij wezen recht en moraal zijn geen beperking van buitenaf, maar de objectieve neerslag van het streven naar vrijheid, maar dat wordt pas door het subject ingezien in het bewustzijn: "de maatschappij, dat ben jij!" wezenlijk voor de totale werkelijkheid is dus het begrip ervan, dat er zelf deel van uitmaakt zedelijkheid / moraliteit is de verzoening (synthese) van de uitwendige rechtsorde & innerlijke geweten de morele maatschappelijke orde is zo de universalisering van zelf-bewustzijn = vrijheid dialectiek van zelf-determinatie is inherent in de structuur van vrijheid, het ultieme kenmerk van de Geest de verwerkelijking van de Geest vereist daarom een toenemende individualiteit, (niet: individualisme) die begint met de realisering door het zelf-bewustzijn van de waarheid van zelf-zekerheid ("ik denk dus ik ben") en uitmondt in de vorm van een gedeeld gemeenschappelijk leven in een geïntegreerde gemeenschap van liefde en redelijkheid, en gebaseerd op de verwerkelijking van menswording (de mens = sociaal wezen) uiteindelijk is de totaliteit van alles voor zichzelf inzichtelijk geworden, door een subject dat deze totaliteit begrijpt, en zichzelf hierin herkent hij ziet vrijheid niet in termen van vrij zijn van bepaling, maar als noodzakelijkheid (vgl. Spinoza) vrijheid veronderstelt wederkerigheid in handelen (Kant's categorische imperatief) 7 mensen zijn pas zelfbewust (vrij) als ze zichzelf herkennen als onderdeel van cultuur & geschiedenis als ze het individuele overstijgen en zich als sociaal wezen deel voelen van (niet opgaan in) het collectief vrijheid = zelf-bewustzijn = individualiteit binnen collectiviteit = is absolute verwerkelijking (synthese) Geest-zijn is leven binnen een gemeenschap, dat geldt daarmee ook voor de Absolute Geest ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ de filosofie van de 19e eeuw is deels een kritiek op het burgerlijk ideaal van Kant en Hegel, alsmede een kritiek op en radicalisering van de idealistische / rationalistische vooronderstellingen van de Verlichting - het materialisme (Feuerbach, Marx), positivisme (Compte) en naturalisme (Darwin, Mill) bekritiseren het metafysisch idealisme, en leggen het primaat bij de natuur: wetenschap en empirie - de geradicaliseerde Romantiek, existentialisme en levensfilosofie (Kierkegaard, Schopenhauer, Nietzsche) bekritiseren de nadruk op orde en rationaliteit, en zoeken naar een filosofie geworteld in het concrete leven deze "stromingen" sluiten elkaar echter niet uit, en komen in diverse stromingen als kruisbestuivingen terug een belangrijke bijdrage van Hegel was dat hij de werkelijkheid niet statisch, maar dynamisch opvatte: de natuurlijke en maatschappelijke orde zijn geen vast gegeven, maar een product van een historisch proces, en als zodanig aan verandering onderhevig (en dus kan de maatschappelijke orde ook veranderd worden!) na Hegel ontstaan er 2 stromingen: links-Hegelianen (jong-Hegelianen, Feuerbach en Marx) & rechts-Hegelianen - volgens de rechts-Hegelianen was de staat belichaming van vrijheid, waar het individu zich in moet herkennen "Consequent toegepast verwerpt het beginsel van de gelijkheid elk onderscheid en laat op die manier geen enkele staatsvorming toe" - volgens de links-Hegelianen (Feuerbach, Marx) was de vrijheid nog niet gerealiseerd in de toenmalige staat: kerk en geloof werden gezien als ideologisch instrument in de handen van de conservatieve macht 1 Shelley's roman Frankenstein; or the modern Prometheus (1818) verwoordt de argwaan jegens wetenschap & technologie 2 counter-enlightenment is een term afkomstig van Isaiah Berlin (1949), maar Nietzsche sprak al over Gegenaufklärung kenmerken volgens Berlin: relativistisch, anti-rationalistisch, vitalistisch en organisch, met wortels in de Duitse Romantiek 3 Jeremy Bentham (1748–1832) / Samuel Taylor Coleridge (1772–1834) Johann Georg Hamann (1730-1788) stelt dat we ons denken nooit kunnen losmaken van andere facetten van ons mens-zijn, ook niet van onze taal elk mens wordt geboren in een taal-werkelijkheid, en deze talige werkelijkheid stempelt ons denken ons denkvermogen is afhankelijk van ons spraakvermogen, en de rede is dus aangewezen op de taal Hamann was volgens Berlin "the most passionate, consistent, extreme and implacable enemy of the Enlightenment" Wilhelm von Humboldt (1767-1835): taal is geen ergon (gereedschap) maar een energeia (dynamisch proces waar wij deel van uitmaken) de mens geeft voor een belangrijk deel actief vorm aan de werkelijkheid waarin hij leeft (vgl. Schopenhauer) anders dan Kant meende gebeurt dit vormgeven niet door een universeel kenvermogen, maar door de taal die gesproken wordt verschillende talen geven op verschillende wijze vorm aan de wereld "de mens leeft met zijn objecten [...] zoals de taal ze aan hem presenteert" "elke taal tekent rondom de mensen die haar spreken een magische cirkel waar men niet aan kan ontsnappen" "de diversiteit van talen is niet een diversiteit van tekens en geluiden, maar een diversiteit van wereldbeelden" taal bepaalt onze gedachten-wereld (grondslag voor de Sapir-Whorf-hypothese; linguïstische relativiteit, en structuralisme) 4 5 beroep is geen baan (job, werk) maar roeping (gold alleen voor de elite, het volk moest een ambacht leren) 8