Referentiekader competentieprofiel in het Informatie Management

advertisement
Referentiekader competentieprofiel in het
Informatie Management vakgebied voor lokale
overheden
Master Thesis
MSc INFORMATIEKUNDE
Business Information Systems
Studiejaar 2009-2010
Universiteit van Amsterdam
Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica en
Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Naam:
Merijn van der Laag
E-mail:
[email protected]
Versie:
2.38 – 31 mei 2010
Begeleider:
Dr. E. J. de Vries
Referentiekader competentieprofiel in het
Informatie Management vakgebied voor lokale
overheden
Master Thesis
MSc INFORMATIEKUNDE
Business Information Systems
Studiejaar 2009-2010
Universiteit van Amsterdam
Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica en
Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Eerste beoordelaar
Dr. E. J. de Vries, handtekening
..............................................
tweede beoordelaar
drs. A.W. Abcouwer, handtekening
..............................................
Inhoudsopgave
Inhoudopgave
VOORWOORD
6
HOOFDSTUK 1. INLEIDING
7
1.1 DOELSTELLING
1.2 VRAAGSTELLING
1.3 MOTIVATIE
1.4 ONDERZOEKSONTWERP
1.5
1.6
TYPE ONDERZOEK
ONDERZOEKSMODEL
ONDERZOEKSMETHODE
ONDERZOEKSMATERIAAL
LEESWIJZER
BEPERKINGEN VAN DIT ONDERZOEK
8
9
9
10
11
12
13
13
14
15
HOOFDSTUK 2. INFORMATIEMANAGEMENT
18
2.1 DIVERSITEIT IN INFORMATIEMANAGEMENT
2.2 DE BUSINESS – IT ALIGNMENT
2.3 INFORMATIEMANAGEMENT PROFESSIONAL: ROLLEN EN ACCENTEN
18
21
25
DE IM-PROFESSIONAL EN DE LITERATUUR
ACCENTEN VOOR DE IM-PROFESSIONAL
DE IM-PROFESSIONAL IN HET AIM
25
26
27
HOOFDSTUK 3. COMPETENTIES EN COMPETENTIEPROFIELEN
29
3.1 WAT IS EEN COMPETENTIE?
3.2 GEKOZEN COMPETENTIEDEFINITIE
29
33
HOOFDSTUK 4. COMPETENTIES VAN EEN IM-PROFESSIONAL
36
4.1 IM-PROFESSIONAL: ALGEMENE MANAGEMENT-VAARDIGHEDEN
36
WAT IS DE RELATIE TUSSEN ATTITUDE EN GEDRAG?
4.2
4.3
4.4
4.5
DE CONTEXT VAN DE MANAGER
MANAGEMENTROLLEN
MANAGEMENTTAKEN EN ACTIVITEITEN
IM-PROFESSIONAL: KENNIS EN VAARDIGHEDEN
BUSINESS KENNIS EN VAARDIGHEDEN
TECHNISCHE KENNIS EN VAARDIGHEDEN
MANAGEMENTVAARDIGHEDEN
SPECIFIEKE KENNIS EN VAARDIGHEDEN
IM-PROFESSIONAL: ATTITUDE
STANDAARDISATIE VAN COMPETENTIEPROFIELEN
ANALYSE VAN DE COMPETENTIEPROFIELEN
TUSSENCONCLUSIE
34
37
38
39
42
43
45
46
48
49
49
51
51
HOOFDSTUK 5. ONTWIKKELRICHTINGEN
53
5.1 TREND 1: DE WEG VAN ICT NAAR INFORMATIE
5.2 TREND 2: SOURCING VAN ICT, HET CENTRALISEREN VAN ICT
5.3 TREND 3: E-GOVERNMENT: TRANSPARANTIE EN BURGERGEMAK
53
54
56
Masterthesis – Merijn van der Laag
3
Inhoudsopgave
5.4 CONSEQUENTIES VAN DEZE TRENDS
57
HOOFDSTUK 6. IM PROFIELEN IN GEMEENTEN: EEN
PRAKTIJKONDERZOEK
59
6.1 DE HUIDIGE SITUATIE IN GEMEENTELIJKE ORGANISATIES
60
6.2
6.3
6.4
ERVARINGEN MET COMPETENTIES
COMPETENTIES INVOEREN OF NIET INVOEREN?
TWEE TYPEN COMPETENTIES
GEDRAGSCOMPETENTIES VAN DE IM-PROFESSIONAL
FOCUSGROEPBIJEENKOMST
INTERVIEWS EN BIJBEHORENDE DOCUMENTATIE
GEDRAGSCOMPETENTIES VERGELEKEN
VAKINHOUDELIJKE COMPETENTIES VAN EEN IM-PROFESSIONAL
FOCUSGROEPBIJEENKOMST
INTERVIEWS EN BIJBEHORENDE DOCUMENTATIE
VAKINHOUDELIJKE COMPETENTIES VERGELEKEN
61
61
63
63
64
66
67
69
69
73
75
HOOFDSTUK 7. SYNTHESE LITERATUUR EN PRAKTIJK
77
7.1 INHOUD VOOR HET REFERENTIEKADER COMPETENTIEPROFIEL
7.2 ELEMENTEN VOOR EEN REFERENTIEKADER COMPETENTIEPROFIEL
77
82
HOOFDSTUK 8. REFERENTIEKADER COMPETENTIEPROFIEL
84
8.1 EISEN AAN HET REFERENTIEKADER COMPETENTIEPROFIEL
86
8.2
8.3
8.4
EIS 1: MODULAIRE OPBOUW VAN HET REFERENTIEKADER
EIS 2: FLEXIBILITEIT VAN HET REFERENTIEKADER
EIS 3: TOEPASSEN VAN HET AMSTERDAMSE INFORMATIEMANAGEMENT MODEL
EIS 4: TOEPASSEN VAN HET EUROPEAN E-COMPETENCE FRAMEWORK
EIS 5: NIVEAUS IN HET REFERENTIEKADER COMPETENTIEPROFIEL
EIS 6: DEFINITIE VAN EEN COMPETENTIE
EIS 7: HERKENBAARHEID VAN HET IM VAKGEBIED
EIS 8: TOEKOMSTVAST
EIS 9: ABSTRACTIE VAN CONCRETE BEROEPEN, FUNCTIES EN BEROEPSGROEPEN.
OPBOUW VAN HET COMPETENTIEPROFIEL
EERSTE DIMENSIE: COMPETENTIEGEBIEDEN
TWEEDE DIMENSIE: KENNIS, VAARDIGHEDEN EN ATTITUDE
REFERENTIEKADER COMPETENTIEPROFIEL
GEBIED: BUSINESS
COMPETENTIEGEBIED BUSINESSBELEID
COMPETENTIEGEBIED BUSINESSSTRUCTUUR
COMPETENTIEGEBIED PROCESBEHEER
GEBIED: INFORMATIE EN COMMUNICATIE
COMPETENTIEGEBIED INFORMATIEBELEID
COMPETENTIEGEBIED INFORMATIESTRUCTUUR
COMPETENTIEGEBIED FUNCTIONEEL BEHEER
GEBIED: TECHNOLOGIE
COMPETENTIEGEBIED IT BELEID
COMPETENTIEGEBIED IT STRUCTUUR
COMPETENTIEGEBIED TECHNISCH BEHEER
REFERENTIE FUNCTIEPROFIELEN
CIO
INFORMATIEMANAGER
INFORMATIEARCHITECT
86
86
86
87
87
87
88
88
88
89
91
91
92
94
94
95
97
98
98
99
100
101
101
102
103
106
107
109
113
HOOFDSTUK 9. IMPLEMENTATIE
117
9.1 FASE 1: CONTEXTUELE INVENTARISATIE
117
Masterthesis – Merijn van der Laag
4
Inhoudsopgave
9.2 FASE 2: PERSOONLIJKE INVENTARISATIE
9.3 FASE 3: PERSOONLIJKE ONTWIKKELING
118
118
HOOFDSTUK 10. CONCLUSIES EN VERDER ONDERZOEK
120
10.1 CONCLUSIES
10.2 BEPERKINGEN
10.3 VERDER ONDERZOEK
120
125
126
LITERATUURLIJST
127
BIJLAGE 1 VERSCHILLENDE COMPETENTIEPROFIELEN
133
COMPETENTIES VAN EEN BACHELOR OF ICT
COMPETENTIEWOORDENBOEK INFORMATIEMANAGEMENT OP MAAT
133
136
BIJLAGE 2 COMPETENTIETABELLEN VAN DIVERSE
OVERHEIDSINSTELLINGEN
140
COMPETENTIETABEL VLAANDEREN
COMPETENTIETABEL PROVINCIE NOORD HOLLAND
COMPETENTIETABEL GEMEENTE HELMOND
COMPETENTIETABEL GEMEENTE TILBURG
COMPETENTIETABEL GEMEENTE EINDHOVEN
COMPETENTIETABEL UIT DE FOCUSGROEPBIJEENKOMST
DE GEDRAGSCOMPETENTIES VERGELEKEN
DE VAKINHOUDELIJKE COMPETENTIES VERGELEKEN
140
141
143
144
146
147
148
150
BIJLAGE 3 STROOMSCHEMA PERSOONLIJKE ONTWIKKELING
154
BIJLAGE 4 BETROKKENEN IN DIT ONDERZOEK
155
GEÏNTERVIEWDEN
DEELNEMERS IN DE FOCUSGROEPBIJEENKOMST
155
156
BIJLAGE 5 INTERVIEWSCHEMA
157
BIJLAGE 6 FOCUSGROEPVRAGENLIJST
159
Masterthesis – Merijn van der Laag
5
Voorwoord
Voorwoord
Ter afsluiting van mijn master Informatiekunde met als afstudeerrichting
Business
Information
Systems,
heb
ik
op
basis
van
onderzoek
een
referentiekader competentieprofiel ontwikkeld voor de Belgische en Nederlandse
lokale overheden.
Mijn onderzoek bestaat uit twee delen, een literatuurstudie en praktijkonderzoek.
Voor de literatuurstudie heb ik vele artikelen, publicaties en boeken gelezen. Voor
het praktijkonderzoek heb ik 10 interviews afgenomen in zowel België als
Nederland, en heb ik een focusgroepbijeenkomst uitgevoerd in België.
Het was een zeer leerzame ervaring om dit onderzoek uit te voeren naast een
baan als docent aan de Hogeschool van Amsterdam bij de opleidingen
Informatica en Technische Informatica.
Graag wil ik alle deelnemers aan dit onderzoek bedanken die hebben meegewerkt
aan dit onderzoek. Arend van Beek, Veerle van den Bossche, Herman Callens,
Marc Claus, John de Clerck, Peter van Gastel, Dany Goethem, Hemmo de Groot,
Pater Hautekiet, Chris Jacobs, Frank Kerkhoven, Jean Landri, Michel Louweret,
Louis Massage, Hugo Pauw, Martin Schellekens, Eddy van den Stock, Nienke
Vonk.
Daarnaast wil ik iedereen bedanken die een bijdrage hebben geleverd aan dit
onderzoek. In het bijzonder wil ik graag Erik de Vries, mijn begeleider, bedanken
voor de inzet en de kritische feedback op mijn werk. Dat heb ik in hoge mate
gewaardeerd. Ik wil Marjan Freriks bedanken voor de mogelijkheden die ze mij
geboden heeft om deze master te gaan volgen. Dick Heinhuis wil ik graag
bedanken voor het luisterende oor en de motiverende woorden tijdens dit
onderzoek. Verder wil ik mijn vriend, familie, vrienden en collega’s bedanken voor
de steun die ze mij hebben gegeven.
Ik wens u veel genoegen bij het lezen van dit onderzoek. Ik heb dit onderzoek
met plezier uitgevoerd.
Amersfoort, 31 mei 2010
Merijn van der Laag
Masterthesis – Merijn van der Laag
6
Hoofdstuk 1. Inleiding
Hoofdstuk 1. Inleiding
In
deze
thesis
staan
het
informatiemanagement
(IM)
vakgebied
en
competentiemanagement centraal. Het onderzoek biedt het referentiekader
competentieprofiel van een IM-professional in de lokale overheid.
De IM-professional vervult een rol als manager in het IM-vakgebied. Een
vakgebied waar informatie een belangrijke rol in speelt. In de huidige economie is
informatie van levensbelang. De hedendaagse economie is een informatieeconomie. Informatie zal, net als de afgelopen 25 jaar, de komende decennia van
grote waarde zijn. Informatie is de motor voor het creëren van waarde in
organisaties en zal van grote waarde zijn voor de visie en strategie in een
organisatie. Het managen van deze informatie in de organisatie bepaalt de
concurrentiepositie in de markt (Marchand et al., 2000). Informatiemanagement
dient om deze reden een prominente rol te krijgen in een organisatie.
Het
IM-vakgebied
technologische
is
een
benadering
vakgebied
vanuit
de
met
diverse
benaderingen.
informatiesystemen
(Schlögle,
Een
2005;
Gottschalk, 2000) en de generieke benadering (Maes 1999, 2003; Marchand,
2000) van het IM-vakgebied. Daarnaast is er de benadering gericht op de
afstemming tussen business en de IT (Chan et al., 2007; Coughlan, et al., 2005;
Maes, 1999, 2003) een veelvoorkomende benadering.
Informatiesystemen dragen bij aan de juiste informatie op de juiste plek in de
organisatie. De balans tussen informatiebehoefte en informatievoorziening dient
op de juiste manier gemanaged te worden. Een IM-professional heeft een
belangrijke rol om deze balans in de organisatie te brengen. Hoe zorgt deze IMprofessional voor deze balans? Welke kennis en vaardigheden dragen hier aan
bij?
Met behulp van het Amsterdams Informatiemanagement Model (AIM) kunnen de
verschillende posities van een IM-professional inzichtelijk worden gemaakt en
beschreven.
Het
inzichtelijk
maken
geeft
een
beeld
van
de
kennis
en
vaardigheden van de IM-professional in het vakgebied. Dit model biedt een
referentiekader voor de ontwikkeling van een
competentieprofiel voor een IM-
professional. De kern van het AIM dient als uitgangspunt voor de diverse rollen
van een IM-professional.
Masterthesis – Merijn van der Laag
7
Hoofdstuk 1. Inleiding
In de IM-literatuur is veel geschreven over de kennis en vaardigheden van een
manager (Grover et al., 2007; Basselier et al., 2004; 2003; Gottschalk, 2002;
Grover, 1993). In deze literatuur wordt veelal onderzoek gedaan naar de taken
en activiteiten van een manager in het IM-vakgebied. In de recente IM-literatuur
richt het onderzoek zich meer op de competenties van een IM-professional in
plaats van taken en activiteiten.
Competentiemanagement is een vakgebied uit de Human Resource Management
(HRM). Ondanks dat er steeds vaker geschreven wordt over IM en competenties,
is er weinig onderzoek gedaan naar de competenties van een manager in het IMvakgebied.
Deze
thesis
presenteert
op
basis
van
onderzoek
een
referentiekader
competentieprofiel in aansluiting op het boek ‘Informatiemanagement op maat,
competentieprofiel voor gemeenten’, 2005) van de VIAG1. De VIAG heeft in
samenwerking met de V-ICT-OR2 het verzoek ingediend om onderzoek te doen
naar de competenties van een IM-professional voor zowel de Nederlandse als de
Belgische
lokale
overheden.
In
een
aantal
Nederlandse
gemeenten
zijn
competenties ingevoerd, maar bij het gros van de Nederlandse en Belgische
lokale overheden worden de competenties nog niet toegepast. Het resultaat van
dit
onderzoek
referentiekader
levert
dient
een
als
referentiekader
uitgangspunt
competentieprofiel
voor
de
op.
implementatie
Dit
van
competentieprofielen voor de lokale overheden in België en Nederland.
1.1 Doelstelling
Dit onderzoek heeft als doel kennis bij te dragen over de professionele
ontwikkeling van het IM-vakgebied binnen de lokale overheid via de ontwikkeling
van een referentiekader van competentieprofielen voor specifieke rollen in dit
vakgebied.
Dit resulteert in de volgende subdoelstellingen:
1
VIAG staat voor Vereniging van coördinatoren Informatievoorziening en Automatisering
in Nederlandse Gemeenten. (www.viag.nl)
2
V-ICT-OR staat voor Vlaamse ICT Organisatie vzw.
Masterthesis – Merijn van der Laag
8
Hoofdstuk 1. Inleiding
1. Een literatuurstudie op het gebied van informatiemanagement en een
literatuurstudie op het gebied van competenties, zowel in het IM-vakgebied
als in het HRM-vakgebied.
2. De presentatie van een referentiekader competentieprofiel voor de IMprofessional, actief binnen een lokale overheid onafhankelijk van het land
waarin deze IM-professional werkzaam is.
1.2 Vraagstelling
Doordat er geen eenduidigheid bestaat over de definitie van een competentie
(Stoof, 2005) en het IM-werkveld op vele manieren kan worden benaderd, zijn er
verschillende opvattingen mogelijk voor de invulling van het werkveld van een
IM-professional bij de lokale overheid. De functie van IM-professional kan met
vele diverse taken en verantwoordelijkheden worden ingevuld. De rol van de IMprofessional in de organisatie en de competenties die hierbij horen kunnen
hierdoor divers opgevat worden. Om de onderzoeksdoelstelling te ondersteunen
staat de volgende vraag centraal:
“Welke rollen zijn typisch voor het informatiemanagement vakgebied in de lokale
overheid; wat is een gemeenschappelijk referentiekader van competentieprofielen
voor deze rollen ter ondersteuning van de persoonlijke professionele ontwikkeling
in het vakgebied?”
De deelvragen die hieruit ontstaan zijn:
1. Hoe wordt het IM-vakgebied gedefinieerd?
2. Welke rollen zijn typisch voor het IM-vakgebied?
3. Wat zijn competenties en wat zijn competentie profielen?
4. Welk
gemeenschappelijk
referentiekader
van
competentieprofielen
ondersteunt het doel van de persoonlijke professionele ontwikkeling in het IMvakgebied?
1.3 Motivatie
In de wetenschappelijke literatuur is veel geschreven over het IM-vakgebied en
meer recent wordt er meer aandacht geschonken aan de competenties in dit
werkveld. De wetenschappelijke literatuur geeft daarentegen geen eenduidig
beeld van noch het IM-vakgebied, het competentiemanagement vakgebied als de
combinatie van IM en competentiemanagement. Het ontwikkelen van een
Masterthesis – Merijn van der Laag
9
Hoofdstuk 1. Inleiding
referentiekader competentieprofiel biedt een eerste stap in de richting om deze
vakgebieden nader tot elkaar te brengen in een model.
Vanuit de VIAG en de V-ICT-OR ontstond de behoefte voor een vernieuwd
competentieprofiel voor een IM-professional. Aangezien de VIAG een aantal jaar
geleden het boek ‘informatiemanagement op maat, competentieprofiel voor
gemeenten’ heeft ontwikkeld en de V-ICT-OR stappen had ondernomen om
middels dit boek een competentieprofiel te ontwikkelen, zijn de handen in elkaar
geslagen en is er vanuit beide verenigingen een behoefte voor actualisatie van dit
boek ontstaan.
Mijn persoonlijke belangstelling voor onderwijs, door mijn werk als docente op de
Hogeschool van Amsterdam bij de opleidingen Informatica en Technische
Informatica
en
Informatiekunde,
de
interesse
heeft
er
voor
toe
het
geleid
IM-vakgebied
dat
ik
graag
vanuit
een
de
Master
referentiekader
competentieprofiel voor een IM-professional wilde ontwikkelen voor beide
verenigingen.
Met het referentiekader competentieprofiel kunnen de leden van de verenigingen
van de VIAG en de V-ICT-OR hun capaciteiten meten, de ontwikkeling van hun
loopbaan vormgeven, en richting geven aan hun professionele ontwikkeling en
dat van hun collega's. Voorts kunnen de competentieprofielen worden gebruikt
door P & O in bijvoorbeeld de wervingsprocessen of bij de aanschaf van
educatieve
programma's
of
cursussen,
dan
wel
als
referentie
voor
de
ontwikkeling en evaluatie hiervan.
1.4 Onderzoeksontwerp
Dit onderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste deel van het onderzoek bevat de
literatuurstudie
(Doornewaard
en
Verschuren,
1998)
over
IM
en
competentiemanagement. Het tweede deel van het onderzoek is een surveyonderzoek (Doornewaard en Verschuren, 1998) bij diverse lokale overheden
middels interviews en focusgroepbijeenkomst. Naast deze richtlijnen is er ook
gebruik gemaakt van de Prince2 methodiek. Om tot een plan van aanpak voor de
opdrachtgevers te komen is er gebruik gemaakt van het onderdeel project
initiation document (PID) template uit de Prince2 methodiek.
Masterthesis – Merijn van der Laag
10
Hoofdstuk 1. Inleiding
Type onderzoek
Dit onderzoeksproject wordt participatief uitgevoerd, waarbij onderscheid wordt
gemaakt tussen inventariserend en toekomstgericht onderzoek.
De onderzoeksaanpak omvat:
1. Interviews met leden van de verenigingen3 en andere deskundigen om dieper
de competentieprofielen in het IM-vakgebied in te gaan in hun specifieke
organisatie.
2. Expertbijeenkomsten, ofwel een focusgroepbijeenkomst, met leden van de
verenigingen, om te praten over het IM werkgebied in hun organisaties,
typische
IM
rollen,
competentieprofielen
en
ideeën
over
het
gemeenschappelijk referentiekader van competentieprofielen.
De interviews bieden de basis voor de expertbijeenkomsten, volgens de
focusgroepmethode, met leden van de verenigingen voor een inventariserend
deel van dit onderzoek. Daarnaast dienen deze interviews om een beeld te
krijgen van wat er op dit moment leeft bij de lokale overheden met betrekking tot
IM en competenties. De data van het toekomstgerichte onderzoeksdeel komen
voornamelijk uit de expertbijeenkomsten.
3
VIAG en V-ICT-OR
Masterthesis – Merijn van der Laag
11
Hoofdstuk 1. Inleiding
Onderzoeksmodel
Het onderzoeksmodel geeft een beeld van de stappen die gezet zijn om het doel
van dit onderzoek te behalen (Verschuren & Doorewaard, 1998). In figuur 1 is dit
onderzoeksmodel weergegeven.
Figuur 1. Het onderzoeksmodel
Het eerste deel van dit onderzoek is de literatuurstudie. De literatuurstudie levert
een
inventarisatie
en
een
toekomstbeeld
van
het
IM-vakgebied
op.
De
onderzochte literatuur bevat het IM-vakgebied en het competentiemanagement
vakgebied. Daarnaast wordt de CIO literatuur en de IM/IT competentie literatuur
onderzocht. Het tweede deel van het onderzoek is het praktijkonderzoek. De
resultaten van deze literatuurstudie worden getoetst in het praktijkonderzoek
door middel van interviews bij medewerkers die werkzaam zijn bij de lokale
overheden in zowel België als in Nederland. De resultaten van deze interviews
dienen aansluitend als input voor de expertbijeenkomsten.
De
resultaten
van
de
literatuurstudie
en
het
praktijkonderzoek
worden
geanalyseerd in het derde deel van dit onderzoek om met de vergaarde
Masterthesis – Merijn van der Laag
12
Hoofdstuk 1. Inleiding
informatie in deel vier van het onderzoek een referentiekader voor een
competentieprofiel te ontwikkelen.
Onderzoeksmethode
Om tot een referentiekader competentieprofiel te komen, wordt er in dit
onderzoeksproject gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek, bestaande uit de
interviewmethode
en
de
focusgroepmethode.
De
interviews
worden
gestructureerd aangepakt. Door middel van interviews is het mogelijk om een
goed beeld te krijgen van de werkwijze van diverse lokale overheden. Deze
informatie
is
van
belang
voor
een
goede
voorbereiding
van
de
focusgroepbijeenkomsten. Aangezien iedere lokale overheid anders georganiseerd
is, een andere cultuur heeft en verschillend van grootte is, is het mogelijk om
met de interviewmethode kwalitatief onderzoek te doen. Daarnaast is het
mogelijk om door middel van deze interviews het beeld vanuit de literatuur te
confronteren met de praktijk.
Beide methoden – interviewmethode en focusgroepmethode – zijn erop gericht
een toekomstbeeld te creëren om een geschikt referentiekader competentieprofiel
te ontwikkelen. Belangrijk bij de uitvoering van deze focusgroepbijeenkomsten is
dat
de
deelnemers
het
gevoel
hebben,
dat
zij
het
referentiekader
competentieprofiel mede hebben ontwikkeld.
Focusgroepmethode wordt om een aantal redenen toegepast in dit onderzoek. De
belangrijkste reden is het betrekken van de personen uit de dagelijkse praktijk en
deze personen door middel van onderlinge interactie met elkaar te laten
communiceren. Er wordt in focusgroepbijeenkomsten gediscussieerd met een
bepaalde focus om kwalitatieve data te verzamelen. De vragen worden logisch
opgebouwd volgens een van te voren aangebrachte structuur, zodat gewerkt
wordt naar een focusdiscussie in de groep, van algemeen naar zeer specifiek.
Onderzoeksmateriaal
Om een goed en gedegen beeld van de theorie en literatuur te geven, wordt er
voornamelijk gebruik gemaakt van wetenschappelijke literatuur. Hier ligt de
voorkeur bij A en B journals. Daarnaast wordt niet wetenschappelijke literatuur
gebruikt om te bezien waar op dit moment – in de actualiteit – de behoefte ligt
van het IM-vakgebied in relatie tot competentiemanagement. Er is gebruik
gemaakt van tijdschriften als IT Beheer, Global CIO survey 2008 van CapGemini
en de CIO.
Masterthesis – Merijn van der Laag
13
Hoofdstuk 1. Inleiding
De literatuur wordt zowel gebruikt voor het inventariserende deel in dit onderzoek
als het creëren van een toekomstbeeld van het IM-vakgebied. In de referentielijst
staat de literatuur welke gebruikt wordt in dit onderzoeksproject.
Om een eerste stap in de goede richting te zetten met betrekking tot
competentiemanagement is een gesprek met het EVC4 centrum van de
Hogeschool van Amsterdam gepland. Dit centrum heeft veel expertise op het
gebied van competentiemanagement. Deze stap is noodzakelijk om in een vroeg
stadium van het onderzoek een beeld te creëren van competentiemanagement
aangezien
dit
vakgebied
geen
onderdeel
uitmaakt
van
de
Master
Informatiekunde.
Voor de selectie van de geïnterviewden is geen specifieke methode gebruikt. In
overleg met de opdrachtgever is er gekozen voor een beperkt aantal personen.
Criteria
welke
essentieel
zijn:
beschikbaarheid
en
bereidwilligheid.
Beschikbaarheid: heeft de betreffende persoon de mogelijkheid om op relatief
korte termijn tijd vrij te maken voor een gesprek? Bereidwilligheid: is de persoon
bereid tijd vrij te maken en energie te steken in dit onderzoek?
In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van de personen die betrokken zijn bij
dit onderzoek.
1.5 Leeswijzer
Het eerste deel van deze thesis bevat de literatuurstudie en bestaat uit hoofdstuk
twee tot en met hoofdstuk vijf. In hoofdstuk twee wordt het IM-vakgebied
beschreven. Vanuit de algemene managementliteratuur naar het Amsterdamse
Informatiemanagement Model naar de rollen in het vakgebied. Dit hoofdstuk sluit
af met een overzicht van de vaardigheden en activiteiten van de IM-professional.
In hoofdstuk drie staan de competenties centraal. Vanuit de wetenschappelijke en
niet-wetenschappelijke
literatuur
wordt
een
definitie
vastgesteld
van
een
competentie. Deze definitie dient als uitgangspunt voor dit onderzoek en hiermee
wordt de basis gelegd voor het referentiekader competentieprofiel. In hoofdstuk
vier
wordt
de
aansluiting
gezocht
tussen
het
IM-vakgebied
en
competentiemanagement. Op basis van diverse rollen van een IM-professional uit
hoofdstuk drie wordt er een overzicht gegeven van de IM-competenties.
Hoofdstuk vijf geeft een overzicht van de huidige trends in het IM-vakgebied. De
4
EVC staat voor Extern Verworven Competenties
Masterthesis – Merijn van der Laag
14
Hoofdstuk 1. Inleiding
huidige stand van zaken in de lokale overheden, in de literatuur, de trends in het
IM-vakgebied bieden een basis voor de ontwikkeling van een referentiekader
competentieprofiel in het IM-vakgebied.
Hoofdstuk zes omvat het praktijkonderzoek. Dit hoofdstuk bevat de analyse van
de onderzoeksresultaten op basis van het veldwerk in de vorm van interviews, de
focusgroepbijeenkomst en de analyse van de ontvangen documentatie. Hoofdstuk
zeven van het onderzoek vormt een synthese van de wetenschappelijke en nietwetenschappelijke literatuur, de theorie en de praktijk.
In hoofdstuk acht wordt het referentiekader competentieprofiel gepresenteerd op
basis van de synthese uit hoofdstuk acht. In drie dimensies wordt het
referentiekader nader toegelicht. Hoofdstuk negen beschrijft in grote lijnen de
eerste fasen en stappen voor de implementatie van het referentiekader
competentieprofiel in de praktijk. Hoofdstuk tien biedt de conclusie van deze
thesis.
1.6 Beperkingen van dit onderzoek
De vorige paragraaf bevat de leeswijzer waarin een beeld wordt gegeven wat u,
als lezer van deze thesis, verwachten kan. Om een compleet beeld te geven van
dit onderzoek, worden de beperkingen in deze paragraaf toegelicht. Wat kan u,
als lezer, niet verwachten van dit onderzoek? Een aantal van deze beperkingen
wordt in deze paragraaf toegelicht.
In dit onderzoek is geen expliciet onderscheid gemaakt in de diversiteit van
gemeenten. Ieder gemeente is anders en dat heeft effect op de toepassing van
een
referentiekader
competentieprofiel.
Gemeenten
zijn
zeer
divers
op
verschillende manieren in:
-
grootte: gemeenten zijn divers in omvang, of grootte. Grote gemeenten zijn
anders georganiseerd dan kleinere gemeenten en hebben andere problemen
en/of zorgen;
-
beleidsterreinen: gemeenten bepalen in grote lijnen zelf de beleidsterreinen,
afhankelijk van de lokale politieke besluiten die zijn genomen;
-
aansluiting vinden bij buurgemeenten of het volgen van trends: kleinere
gemeenten zoeken naar samenwerkingsverbanden met buurgemeenten.
Samenwerkingsverbanden met buurgemeenten levert meer mogelijkheden tot
het volgen van trends, vergelijkbaar met grotere gemeenten;
-
informatiegeletterdheid: gemeenten gaan op verschillende manieren om met
informatie.
Masterthesis – Merijn van der Laag
15
Hoofdstuk 1. Inleiding
-
IM-competenties: sommige gemeenten zijn zeer actief met de invoering van
IM-competenties in de organisatie, andere gemeenten zijn nog niet zo ver.
Consequentie van de bovenstaande punten is dat gemeenten eerst stappen
moeten maken voor het referentiekader competentieprofiel geïmplementeerd kan
worden. In hoofdstuk negen wordt het implementatieproces in drie stappen
beschreven, maar voor deze stappen ondernomen kunnen worden, dient het
informatie- en competentiebeleid afgestemd te worden in de beleidvorming van
de organisatie. Aansluitend kunnen de stappen uit hoofdstuk negen doorlopen
worden om het competentiemodel succesvol te implementeren.
Door verschillende organisatorische redenen is het niet mogelijk geweest om
meer empirisch materiaal te verzamelen. Deze beperking heeft er toe geleid dat
de onderzoeksmethode tijdens het onderzoek aangepast moest worden. In plaats
van
een
aantal
focusgroepen,
is
er
slechts
één
focusgroepbijeenkomst
afgenomen. Ter compensatie zijn er een aantal extra interviews afgenomen. Deze
interviews
hebben
minder
empirisch
materiaal
opgeleverd
dan
een
effecten
van
focusgroepbijeenkomst.
Er
is
in
dit
onderzoek
geen
studie
gedaan
naar
de
competentiemanagement. Er zijn verschillende gemeenten waar competenties
zijn geïmplementeerd. De resultaten van al deze implementaties zijn niet
opgenomen in dit onderzoek. Er is slechts een kleine deel van de ervaringen van
deze implementaties opgenomen in dit onderzoek.
In de literatuur blijkt het IM-vakgebied zich te beperken tot informatie
management in organisaties. Er is weinig tot geen onderzoek gedaan naar de
effecten van IM in de gehele keten. Dit kan tot een beperking van dit onderzoek
leiden.
Door tijdsgebrek is een beperkt beeld van de ontwikkelrichtingen in dit onderzoek
gegeven. De trends in het vakgebied en de trends in de lokale overheden hadden
dieper uitgewerkt kunnen worden. Het is een belangrijk deel van dit onderzoek.
Desondanks was het niet mogelijk om meer tijd te investeren in dit deel van het
onderzoek.
IM is een jong vakgebied. Er wordt veel IM-literatuur gepubliceerd. In deze
publicaties wordt het IM-vakgebied op diverse manieren benaderd. Er is geen
eenduidigheid over de benadering van IM in dit vakgebied. Het is hierdoor van
Masterthesis – Merijn van der Laag
16
Hoofdstuk 1. Inleiding
belang om IM niet dicht te timmeren, zodat verschillende benaderingen mogelijk
blijven en nieuwe ontwikkelingen worden bevorderd. Iedereen zou open moeten
staan voor nieuwe ontwikkelingen.
Masterthesis – Merijn van der Laag
17
Hoofdstuk 2. Informatiemanagement
Hoofdstuk 2. Informatiemanagement
Het eerste deel van de thesis omvat de literatuurstudie van dit onderzoek. Dit
deel geeft antwoord op de deelvragen:
-
hoe wordt het IM-vakgebied gedefinieerd voor de lokale overheid?
-
wat zijn competenties en wat zijn competentie profielen?
Deze deelvragen worden per hoofdstuk beantwoord. Hoofdstuk twee richt zich op
de literatuur van het IM-vakgebied en hoofdstuk drie bevat de resultaten van de
literatuurstudie op het gebied van competentiemanagement. Gezamenlijk vormen
de antwoorden van deze deelvragen het uitgangspunt voor hoofdstuk vier.
Hoofdstuk vier presenteert de resultaten van de literatuurstudie van de
competenties van een IM-professional.
Dit eerste hoofdstuk van het eerste deel van de thesis richt zich op het werkveld
van de IM-professional. IM is een groot vakgebied en in de literatuur komen
diverse benaderingen van IM voor. Een technologische benadering vanuit de
informatiesystemen en architecturen, en een benadering vanuit de afstemming
tussen de business en IT. Verder is de verschuiving van technologie naar
informatie zichtbaar. De diverse benaderingen worden in de eerste paragraaf
toegelicht. In de daaropvolgende paragraaf worden de actuele thema’s uit het IMvakgebied toegelicht. Aansluitend worden veel voorkomende rollen en accenten in
het IM-vakgebied toegelicht, om de IM-professional te positioneren in het
vakgebied.
2.1 Diversiteit in informatiemanagement
Informatie en communicatietechnologie (ICT) is van groot belang in een
organisatie. ICT krijgt steeds meer een vergelijkbare waarde als de waarde van
bijvoorbeeld elektriciteit. We kunnen niet meer zonder ICT zoals we ook niet
meer zonder elektriciteit kunnen. Zonder ICT staat de productie stil en kunnen er
geen diensten geleverd worden. Door het belang van ICT, staat de ICT in vele
organisaties hoog op de agenda en wordt ICT op strategisch niveau besproken.
Door de grote hoeveelheid beschikbare informatie in en buiten de organisatie is
het voor de werknemers lastig geworden om de juiste informatie te verzamelen
voor de te verrichten werkzaamheden. Deze situatie is niet bevorderlijk voor de
effectiviteit van de werknemer. Hierdoor ontstaat de behoefte aan een goede
afstemming tussen de informatiebehoefte en de informatievoorziening.
Masterthesis – Merijn van der Laag
18
Hoofdstuk 2. Informatiemanagement
Het is noodzakelijk om de kosten van het verkrijgen, gebruiken, wijzigen en
opslaan van informatie in kaart te brengen. Hoewel de transactiekosten van
informatie fors dalen door de sterk verbeterde ICT, worstelt elke organisatie met
informatie-overaanbod en informatie-ondergebruik (Maes 2004).
Informatiemanagement is door het toenemende informatieaanbod essentieel
geworden voor iedere organisatie. Ondanks dat het meten van de waarde van
informatie ingewikkeld is, is het belangrijk te bepalen wat de waarde van de
informatie voor een organisatie is. Het is daarnaast van belang te weten wie deze
informatie dient te gebruiken, zodat de informatie optimaal zowel intern als
extern in de organisatie toegepast kan worden.
De boven genoemde factoren geven het belang van IM weer: het goed inspelen
op de vraag en aanbod van informatie. Het adequaat toepassen van IM in de
organisatie
leidt
er
toe
dat
informatie
gestructureerd
en
hierdoor
beter
beschikbaar is.
Het IM-vakgebied is een jong vakgebied. Hoewel het een jong vakgebied is, is er
veel literatuur gepubliceerd. In de praktijk lijkt de positie van IM steeds
belangrijker te worden. Hoewel dat IM meer volwassen is geworden, blijkt in de
praktijk en uit de literatuur het vakgebied een onduidelijk begrip, zoals het citaat
van Maes (2003) duidelijk maakt:
‘Informatiemanagement lijkt wel een vakgebied in zijn puberteit: het zet
zich af tegen de sterk technologie-gekleurde invulling van tot voor kort,
maar heeft het moeilijk om zijn eigen identiteit en plek in de organisatie te
vinden. Er bestaat niet eens een behoorlijk (standaard) werk over
informatiemanagement.’
Ondanks dat er in het IM-vakgebied geen standaardwerk is, is het belangrijk het
vakgebied een plek in de organisatie te geven. Het wordt steeds belangrijker voor
organisaties om de informatie op adequate manieren te managen. Niet alleen
door de grote hoeveelheden informatie, maar ook door de wisselende behoeften
en
de
mogelijkheden
in
de
informatievoorziening
door
middel
van
informatiesystemen.
Uit de grote hoeveelheid literatuur valt op te maken dat er diverse benaderingen
en vele thema’s worden beschreven. De onderstaande opsomming is slechts een
greep uit de publicaties en geeft een overzicht van een aantal belangrijke thema’s
uit de IM literatuur.
Masterthesis – Merijn van der Laag
19
Hoofdstuk 2. Informatiemanagement
Belangrijke thema’s uit de IM literatuur
•
Henderson & Venkatraman (1993): De auteurs beschrijven een model voor
afstemming businessstrategie en informatiesystemen (SAM model);
•
Abcouwer, Maes, Truijens (1997): Uitbreiding op het SAM model, het
negenvlak voor IM;
•
Marchand, Kettinger, Rollings (2000): Informatie oriëntatie: meet de
capaciteiten in het effectief managen en gebruik van informatie, gericht op
IT, IM en informatiewaarde en –gedrag;
•
Gottschalk (2000): studie van hoofdthema’s in informatie systems (IS)
management;
•
Peppard (2000): Organisaties moeten informatiecompetenties herkennen en
ontwikkelen in de organisatie om waarde te creëren uit IT investeringen;
•
Peppard (2001): Beschrijft het gat tussen de IS organisatie en de rest van de
business;
•
Maes (2003): Een uitbreiding op het eerder genoemde negenvlak;
•
Abcouwer, Truijens (2004): De auteurs beschrijven de rol van architectuur in
IM;
•
Coughlan, Lycett, Macredie (2005): De auteurs beschrijven de business – IT
relatie middels een research framework;
•
Marchand (2004): concurrentievoordeel behalen door effectief gebruik van
informatie en kennis bij managers en werknemers.
•
Schlögl (2005): drie dimensies van IM: technologisch georiënteerd, inhoud
gerichte IM en kennismanagement;
•
Ernest (2007): Model voor de weergave van de procesactiviteiten in de
business – IT relatie;
•
Peppard (2007): Waarom het moeilijk is voor een CIO om waarde te creëren
met IT die is aangeschaft door de organisatie, waarbij IT vaak als eiland in
de organisatie is gepositioneerd.
•
Grover, Sabherwal (2007): De auteurs beschrijven de invloed van IT kennis
bij business managers en welke invloed dat heeft bij IT beslissingen;
•
Chan, Reich (2007): Overzicht van de IT afstemmingsliteratuur (alignment);
•
Maes (2008): neemt afstand van IM interpretaties en brengt nieuw inzichten
in IM middels het negenvlak;
Tabel 1. Belangrijkste thema uit de informatiemanagement literatuur
De publicaties uit tabel 1. laten zien dat er vele thema’s de revue passeren en dat
er vele benaderingen in het vakgebied mogelijk zijn. Uit deze opsomming valt op
te maken dat een groot aantal publicaties betrekking heeft op management van
Masterthesis – Merijn van der Laag
20
Hoofdstuk 2. Informatiemanagement
informatiesystemen (Schlögl, 2005; Gottschalk, 2000), informatiemanagement
als generieke benadering (Maes, 1999, 2003; Marchand et al, 2000) en een
aantal specifieke benaderingen, zoals de afstemming business – IT relatie (Maes,
1999, 2003) in een organisatie.
Schlögl
(2005)
technologisch
toont
informatiemanagement
georiënteerde
in
drie
informatiemanagement:
richtingen
in
het
datamanagement,
IT-
management en strategisch gebruik van IT. Data is belangrijk voor de creatie van
informatie en moet daarom gemanaged worden. IT-management is meer dan het
management van informatiesystemen (IS). Het gebruik van informatie wordt
ondersteund
door
infrastructuur.
informatiesystemen
De
afstemming
en
tussen
de
het
onderliggende
informatie-
informatiegebruik
en
de
ondersteunende informatie-systemen en -infrastructuur behoren in z’n geheel tot
IT-management.
Het
strategisch
gebruik
van
IT
leidt
niet
tot
concurrentievoordeel omdat IT eenvoudig beschikbaar is voor iedere organisatie.
(Carr, 2004).
Gottschalk (2000) onderzocht de kernzaken in het IM-vakgebied die als uitdaging
gelden voor het IS-management. Hierin worden de kernzaken benoemd:
-
het
verbeteren
van
de
relatie
tussen
informatiemanagement
en
bedrijfsstrategie;
-
het ontwikkelen en implementeren van een informatie-architectuur;
-
het implementeren van kennismanagementsystemen;
-
het reduceren van kosten en tijd van IT-projecten.
In dit onderzoek wordt het belang van informatiesystemen genoemd, tevens
wordt benadrukt dat de technologische oriëntatie niet voldoende is om de
vraagstukken in IS-management op te lossen. De uitdaging zit in de afstemming
tussen de business en de technologie.
2.2 De business – IT alignment
Er is veel literatuur beschikbaar over de business – IT afstemming (Chan en
Reich, 2007; Coughlan et al., 2005; Reich en Benbasat, 1996). Reeds vele jaren
wordt er veelvuldig gesproken over de afstemming tussen de business en de IT,
de business – IT alignment. Maar wat is alignment? In de beschikbare literatuur
worden verschillende concepten benoemd. Reich en Benbassat (1996) definiëren
alignment als de mate waarin de missie, doelstellingen en plannen worden
benoemd in de business-strategie en worden ondersteund door de IT-strategie.
Henderson en Venkatraman (1993) hebben middels het Strategic Alignment
Model (SAM) deze afstemming tussen de business en de IT vormgegeven door
Masterthesis – Merijn van der Laag
21
Hoofdstuk 2. Informatiemanagement
een model. Dit model brengt in kaart wat de mate van integratie is tussen de
business-strategie,
de
IT-strategie,
de
business-infrastructuur
en
de
IT-
infrastructuur.
Het SAM verbindt business-strategie met IT-strategie, waarbij de scope gericht is
op de omgeving van de organisatie (extern gericht). Daarnaast richt het model
zich intern in de organisatie, op de infrastructuur. De infrastructuur is op intern
niveau verdeeld in de business-infrastructuur en de IT-infrastructuur. De
business-infrastructuur
bevat
de
organisatie-infrastructuur
en
organisatieprocessen en is direct gerelateerd aan de IT-infrastructuur en ITprocessen.
Maes baseert het Amsterdamse Informatiemanagement Model (AIM) op het SAM.
(Maes et al., 2003; Maes, 1999, Abcouwer et al., 1997) Het AIM is een
negenvlak. Middels de kolom Informatie en Communicatie en de lagenstructuur in
het IAM wordt het aspect informatie expliciet gemaakt, iets wat in het SAM
slechts verbindingen zijn. De informatie verbindt als het ware de business met de
technologie en verbindt de strategie met de uitvoering. Dit informatiedomein in
Figuur 2: Amsterdamse Informatiemanagement Model, een generiek model
voor informatiemanagement
het negenvlak plaatst de kennis, de communicatie en de coördinatie van
informatie in het model, maar kan daarbij niet zonder het business- en ITdomein. Zie figuur 2.
Het negenvlak is een model dat het mogelijk maakt de verschillende IMvraagstukken in onderling verband te positioneren. Vraagstukken die betrekking
hebben op het managen van informatie als bedrijfsresource en het managen van
Masterthesis – Merijn van der Laag
22
Hoofdstuk 2. Informatiemanagement
de business-IT-relatie (Maes, 2003). Het gaat hierbij om het delen van
informatie, het gebruik van informatie en de positie van informatie in de
organisatie.
Marchand et al (2000) laat net als Maes zien dat er een relatie is tussen de
business en technologie middels informatie. Marchand noemt dat Informatie
Oriëntatie
(IO).
IO
is
het
hoogst
haalbare
tussen
informatietechnologie,
informatiemanagement en informatiegebruik. De nadruk moet echter liggen bij
het informatiegebruik in plaats van bij de informatiesystemen. Het investeren in
IT kan niet zonder goed management en kennis over de behoefte van
informatiegebruik. Dit levert weinig of geen voordeel voor de organisatie op. Om
een goede positie in de markt te behalen of te behouden heeft Marchand tien
richtlijnen voor informatie oriëntatie opgesteld, zie tabel 2.
Tien richtlijnen voor ‘Informatie oriëntatie (IO)
Informatie oriëntatie is het overkoepelende begrip voor de componenten
informatiegebruik,
informatiemanagement
en
informatietechnologie.
De
onderstaande tien richtlijnen zijn opgesteld om deze componenten succesvol te
implementeren in de organisatie en te komen tot informatie oriëntatie.
Richtlijnen voor informatietechnologie
1.
Focus met de beste IT-resources op datgene waarin de organisatie zich
onderscheidt;
2.
Effectieve IT-operaties ondersteunen effectieve businessprocessen, die
informatie leveren om beslissingen te nemen;
3.
Goede IT-oplossingen kunnen nieuwe business kansen zichtbaar maken en
leiden tot innovatieve managementacties.
Richtlijnen voor informatiemanagement
4.
Organisaties met hoge IO managen actief alle fases van de informatielevenscyclus;
5.
Managers en werknemers moeten een expliciete, gefocuste kijk op noodzaak
van informatie ontwikkelen, om de business draaiende te houden;
6.
Wanneer mensen de business niet begrijpen, kunnen zij niet de juiste
informatie vatten om de business te veranderen;
Richtlijnen voor informatiegebruik
7.
Bezuinig niet op de integriteit van informatie;
8.
Het versterken van performance-informatie over teams creëert openheid en
verbetert informatie-uitwisseling;
Masterthesis – Merijn van der Laag
23
Hoofdstuk 2. Informatiemanagement
9.
Mensen die de business begrijpen en geïnformeerd worden, zijn proactief;
10. Managers kunnen bepaald gedrag makkelijker beïnvloeden dan ander
gedrag.
Tabel 2. Richtlijnen voor informatie oriëntatie (Marchand et al, 2000)
De afstemming van de business, informatie & communicatie en technologie
vraagt om een juiste balans van informatiebehoefte en informatieondersteuning
(Marchand et al., 2000; Maes, 2003, Coughlan et al., 2005). Hierbij dient de
organisatie de afstemming tussen informatiegebruik, informatiesysteem en
informatie-infrastructuur te vinden, waarbij het informatiegebruik centraal dient
te staan om concurrentievoordeel te behalen.
Het AIM geeft een breed en organisatie onafhankelijk overzicht van het IMvakgebied. Hierdoor zal in het verdere onderzoek gebruik worden gemaakt van
het AIM. De definitie van IM volgens Maes et al. (1999) zal worden gehanteerd:
“informatiemanagement is de managementdiscipline die is gericht op het
gebalanceerd
managen
van
(de
relaties
tussen)
de
verschillende
componenten uit het Amsterdamse Informatiemanagement Model”.
Maes en De Vries (2008) constateren dat er in het IM-vakgebied, zowel in de
literatuur als in de praktijk, veelvuldig gedacht wordt in termen van “strategic
business-ICT alignment”. In IM gaat het niet alleen om het aspect ‘in-for-meren’.
Het gaat om de integratie van de organisatie, informatie en technologie. Maes en
De Vries stellen: informatiemanagement is niet het management van IT en het is
niet
het
management
van
de
afstemming
van
de
business
en
de
IT.
Informatiemanagement is het management van informatie.
Wat betekent dit voor de invulling van het IM vakgebied in de praktijk? Welke
rollen en functies kunnen gedefinieerd worden? Wat betekent dat voor de
manager in kwestie? IM wordt door iedere manager bedreven. Het vakgebied
beperkt zich niet tot CIO of enkele functionariseren in een organisatie. Het
managen van informatie vraagt om specialistische kennis van iemand op deze
positie. De volgende paragraaf richt zich op de IM-professional in het werkveld.
Masterthesis – Merijn van der Laag
24
Hoofdstuk 2. Informatiemanagement
2.3 Informatiemanagement professional: rollen en
accenten
In deze paragraaf worden de rollen van de IM-professional weergegeven op basis
van de wetenschappelijke literatuur. Er zijn diverse rollen te benoemen uit deze
literatuur, zoals de Chief Information Officer (CIO), de informatiemanager, de
informatie-architect, de servicemanager, de business manager, etc. Deze
paragraaf richt zich voornamelijk op de professional uit het IM-werkveld, zodat er
geen expliciet onderscheid gemaakt wordt in deze rollen. Desalniettemin zal het
uitgangpunt voor de IM-professional de CIO-literatuur zijn, gezien de grote
hoeveelheid beschikbare publicaties.
In deze paragraaf zal op basis van de CIO literatuur onderzocht worden wat de
actuele thema’s zijn voor deze rol in de organisatie. Aansluitend zullen de diverse
accenten
gelegd
worden
op
de
rol
van
de
IM-professional,
met
welke
vraagstukken houdt een IM-professional zich bezig? Ter afsluiting wordt de IMprofessional gepositioneerd in het AIM.
De IM-professional en de literatuur
De CIO speelt een belangrijke rol in de informatieverwerking om de business en
de technologie bij elkaar te brengen. Het werkveld van de CIO heeft veel te
maken met informatiesystemen en informatietechnologie (Abcouwer, Truijens,
2004; Enns et al. 2003), maar ook met vormen van het informatiebeleid
(Abcouwer en Truijens, 2004; Gottschalk, 2002; Gottschalk, 2000; Grover et al.,
1993). Net als bij IM is er voor de CIO geen vastgestelde definitie. Desalniettemin
kan
vastgesteld
worden,
dat
de
CIO
verantwoordelijk
is
voor
de
informatiesystemen en de informatietechnologie en betrokken dient te worden bij
het vaststellen van het informatiebeleid.
Een actueel thema voor de CIO is de verschuiving van technologie naar
informatie. Marchand et al. (2004, 2000) heeft in zijn onderzoeken het belang
van informatie benadrukt boven technologie. Organisaties waarin managers en
werknemers
efficiënt
gebruik
maken
van
informatie
en
kennis
behalen
concurrentievoordeel. De taak van de CIO is de balans te vinden tussen de
informatiebehoeften en de investering in technologie.
Ondanks dat IM als een rode draad door het werkveld van de CIO loopt wordt er
nauwelijks over gepubliceerd. Er wordt daarentegen veelal gepubliceerd over de
rol van de CIO in de afstemming in business – IT relatie (Chan en Reich, 2007;
Chester, 2006; Abcouwer, Truijens, 2004; Maes, 2003; Gottschalk, 2002; 2000;
Masterthesis – Merijn van der Laag
25
Hoofdstuk 2. Informatiemanagement
Peppard et al., 2000), de rol van de CIO bij informatiesystemen en architectuur
(Peppard, 2007, Peppard et al., 2004; Abcouwer en Truijens, 2004; Maes, 2003;
Gottschalk, 2002; 2000; Gottschalk en Taylor, 2000) en de rol van de CIO bij de
vorming van het informatiebeleid (Abcouwer en Truijens, 2004; Maes, 2003;
Gottschalk 2002; 2000; Gottschalk en Taylor, 2000).
Accenten voor de IM-professional
De vraagstukken voor de IM-professional liggen hoofdzakelijk op het gebied van
de afstemming van de business – IT relatie, de informatiesystemen en –
architectuur en informatiebeleid.
In de literatuur, gericht op de afstemming tussen de business en technologie, ligt
de rol van de CIO voornamelijk op strategisch niveau. ICT wordt met name
ingezet ter ondersteuning van de strategie van de organisatie. Een CIO zal de
inzet van de informatiesystemen moeten afstemmen op de informatiebehoefte en
technologische mogelijkheden van het systeem om op deze wijze strategisch
voordeel te behalen. (Abcouwer, Truijens, 2004; Maes, 2003; Gottschalk, 2002;
2000; Gottschalk en Taylor, 2000; Peppard, 2000)
De
rol
van
de
CIO
komt
oorspronkelijk
vanuit
het
management
van
informatietechnologie en –systemen. Hoewel er door de technologie geen
concurrentievoordeel behaald kan worden (Carr, 2004; Marchand, 2000), is er
wel degelijk een sterke behoefte aan management op dit niveau. Vandaar dat er
in
de
literatuur
veelvuldig
wordt
gepubliceerd
vanuit
de
technologische
invalshoek. Naast deze technologische invulling van de rol van de CIO wordt er
specifiek meer aandacht geschonken aan de informatie-architectuur in een
organisatie. (Abcouwer, Truijens, 2004; Maes, 2003). De informatie-architectuur
is niet zozeer een technische blauwdruk – een blauwdruk voor het informerende
en communicerende vermogen van de organisatie5 - als wel een management
control-instrument in informatie-intensieve organisaties (Winterink en Truijens,
2002).
Hiermee
creëert
de
CIO
een
instrument
om
te
voorzien
in
de
informatiebehoefte.
De beleidsvorming met betrekking tot de informatie dient afgestemd te worden
met de strategie van de organisatie (Abcouwer en Truijens, 2004; Maes, 2003;
5
Maes, R. (2003), Informatiemanagement in kaart gebracht, blz. 12
Masterthesis – Merijn van der Laag
26
Hoofdstuk 2. Informatiemanagement
Gottschalk, 2002; Gottschalk en Taylor, 2000; Peppard et al., 2000). De
beleidsvorming beperkt zich niet tot de informatiesystemen en -architectuur,
maar voert via het informatiebeleid door tot de strategievorming van de
organisatie. In de literatuur wordt veelal de beleidsvorming gestuurd via de
business (Peppard, et al., 2000).
Het werkveld van de IM-professional bevindt zich in het spanningsveld van de
afstemming in de business – IT relatie, op het gebied van architectuur,
informatiebeleid en volgt de technologische ontwikkelingen. De taken en
verantwoordelijkheden zullen door deze diverse thema’s per IM-professional
verschillend zijn. In de volgende paragraaf worden accenten en nuances van de
diverse invullingen van de rol van IM-professional gepositioneerd in het AIM.
De IM-professional in het AIM
Gezien de diversiteit in de literatuur over de rollen van een CIO is het voor een
IM-professional in het werkveld afhankelijk van zijn of haar positie in de
organisatie welke taken uitgevoerd dienen te worden. De IM-professional kan zich
bezighouden met de afstemming in de business – IT relatie, kan zich bezig
houden met de informatiebeleidsvorming en kan de informatiesystemen en
architecturen managen.
Maes plaatst de CIO als primaire navigator in het AIM. Deze IM-professional
maakt deel uit van het bestuur en is voornamelijk verantwoordelijk voor de IMkoers die gevaren wordt in de organisatie. Een IM-professional op strategisch
niveau
is
verantwoordelijk
voor
het
opstellen
en
bewaken
van
de
informatiestrategie en houdt rekening met de bedrijfsdoelen en de ICTmogelijkheden. Deze IM-professional is het verbindende element tussen de
business en de technologie. Een IM-professional die meer richting de business
van het werkveld acteert in een informatie-intensieve organisatie, is mede
verantwoordelijk voor het opstellen van de businessstrategie vanuit het oogpunt
van de informatievoorziening. De IM-professional in een minder informatieintensieve organisatie zal een meer adviserende rol aannemen en rapporteren
aan het bestuur. Een IM-professional met een grote verantwoordelijkheid met
betrekking tot het ICT-beleid zal relaties onderhouden met de ICT-aanbieders.
Naast de rol van de IM-professional op strategisch niveau kan een IMprofessional ook op het niveau van structuur verantwoordelijkheden hebben.
Deze IM-professional werkt veelal in een team en ontwerpt architectuur voor de
gehele organisatie, waarbij de speciale aandacht gaat naar de informatieMasterthesis – Merijn van der Laag
27
Hoofdstuk 2. Informatiemanagement
architectuur. Ook op uitvoerend niveau is er een rol weggelegd voor de IMprofessional. De IM-professional is in hoge mate afhankelijk van de relaties die
worden onderhouden met de verschillende business unit managers bij de
realisatie van beleid, het inrichten van processen, etc.
Er is, naast de intern gerichte IM-professional, een extern gerichte rol voor de IMprofessional mogelijk. Deze IM-professional voert de rol van trendwatcher uit en
houdt maatschappelijke en organisatorische veranderingen met betrekking tot
informatiegebruik scherp in de gaten.
De bovenstaande accenten laten zien dat een IM-professional geen vast
afgebakende positie in het AIM heeft. De IM-professional is als een spin in het
web en zorgt voor meer dan informeren in de organisatie. De IM-professional
zorgt voor een inspirerende omgeving.
Masterthesis – Merijn van der Laag
28
Hoofdstuk 3. Competenties en compentieprofielen
Hoofdstuk 3. Competenties en
competentieprofielen
Voordat er een competentieprofiel ontwikkeld kan worden, zal de betekenis van
een competentie duidelijk moeten zijn. Er is veel geschreven over competenties
en competentieprofielen in de literatuur. Deze literatuur is geanalyseerd en het
resultaat hiervan staat in dit hoofdstuk. Het eerste deel van dit hoofdstuk zal
gericht zijn op een algemene definitie van een competentie. Vervolgens kan de
aansluiting gevonden worden naar ICT om de definitie in de context af te
stemmen op een competentieprofiel voor een IM-professional. Deze competenties
worden besproken in het aansluitende hoofdstuk 4. Dit hoofdstuk geeft antwoord
op de deelvraag: wat zijn competenties en wat zijn competentie profielen?
3.1 Wat is een competentie?
Het woord competentie staat in het Nederlands woordenboek Van Dale
(studiewoordenboek Nederlands, 2006) als volgt omschreven: Com⋅pe⋅ten⋅tie
[v;~s] [1] deskundigheid, geschiktheid [2] bevoegdheid tot handelen of oordelen.
Hiermee is duidelijk gemaakt wat een competentie is, maar wat is de betekenis
van een competentie? In de literatuur worden hier zeer uiteenlopende definities
voor gegeven. Enkele voorbeelden staan in tabel 3 hieronder genoemd.
Enkele definities van een competentie
“A competency is: a cluster of related knowledge, skills and attitudes that affects
a major part of one’s job (a role or responsibility), that correlates with
performance on the job, that can be measured against well-accepted standards,
and that can be improved via training and development.” (Parry, 1996, p. 50)
“Een
competentie
is
een
vakinhoudelijke
bekwaamheid
of
persoonlijke
vaardigheid die benodigd is om een taak op adequaat niveau uit te voeren en /
of die een medewerker bezit. Competenties worden bepaald door de uit te
voeren taken in de betreffende rol context, respectievelijk bepaald door de
eigenschappen van een persoon in zijn omgeving (door bijvoorbeeld opleiding,
training en ervaring).” (Op de Coul, 2001, p. 26)
“A competency is a measurable pattern of knowledge, skills, abilities, behaviours
and other characteristics that an individual needs in order to perform work roles
or
occupational
functions
successfully.”
(Delegated
Examining
Operations
Handbook, Job Analyses Tools p. 232)
Masterthesis – Merijn van der Laag
29
Hoofdstuk 3. Competenties en compentieprofielen
“Competency is a knowledge, skill, ability, or characteristic associated with high
performance on a job, such as problem solving, analytical thinking, or
leadership. Some definitions of a competency include motives, beliefs and
values.” (Mirabile, 1997, p. 75)
“Competence is a demonstrated ability to apply knowledge, skills and attitudes
to achieving observable results.” (European e-Competence Framework 1.0,
(2008), p. 5)
Tabel 3. Enkele definities van het begrip competentie.
Deze greep van definities betreft lang niet alle definities. Er zijn vele vastgelegd.
Desondanks vertoont de inhoud van deze definities een grote overlap; sommige
zijn net iets anders geformuleerd of leggen een ander accent. Net als in de
literatuur worden in de praktijk ook verschillende definities aangehouden, maar
worden lang niet altijd formeel vastgelegd. Kortom er bestaat geen eenduidigheid
over de term competentie.
In het begin van de jaren ’90 verscheen er vakliteratuur over competenties van
management tot personeelsmanagement. In deze beginjaren was er geen
eenduidigheid over de competenties. In de literatuur wordt in de jaren 2000 tot
2005 nog steeds geen helder beeld gegeven van een competentie. Ieder
onderzoek hanteert een ‘eigen’ definitie en dat levert verwarring op. Desondanks
is het noodzakelijk dat eenduidigheid bestaat over de term competentie, om een
aantal redenen. Er ontstaan misverstanden als men elkaar verkeerd begrijpt of
interpreteert in de toepassing van competenties in de business en in educatie.
Daarnaast is de inrichting van de educatie veelal ingericht met behulp van
competenties.
Aangezien er geen wijdverspreide definitie van de term competentie is, is het
noodzakelijk deze vast te leggen voor de eigen organisatie. Steeds meer lokale
overheden werken al met de principes van competentiemanagement en om van
elkaar te leren is het noodzakelijk een gelijke basis te hebben.
In de literatuur wordt bijvoorbeeld een aanpak beschreven waarbij de persoon
kijkt naar zijn of haar eigen situatie en zijn of haar eigen behoefte door middel
van drie variabelen: mens, doel en context. Met deze aanpak is het mogelijk om
een ‘organisatie’ afhankelijke definitie van een competentie vast te stellen. Door
de variabelen mens, doel en context in te vullen voorkom je miscommunicatie in
de ‘eigen’ organisatie, de lokale overheid.
Masterthesis – Merijn van der Laag
30
Hoofdstuk 3. Competenties en compentieprofielen
Stoof (2005) heeft een methode ontwikkeld om een competentie vast te stellen in
het eigen domein. Bij de vaststelling van een competentie in het eigen domein
kan vanuit twee kanten gekeken worden: de dimensies van een competentie
(inside-out aanpak) en de verschillen in de gerelateerde termen (outside-in
aanpak). Bij de inside-out aanpak wordt vanuit de organisatie gekeken naar
(persoonlijke) karakteristieken van een persoon of taak. Is er sprake van een
individuele of een verdeelde competentie, een specifieke of een generieke
competentie, niveaus van competenties of competentie als een niveau.
Bij de outside-in aanpak wordt met zorg een aantal termen geselecteerd om tot
een definitie van competentie te komen. Termen in een niet-complete lijst zoals
kennis, vaardigheden, houding, gedrag, performance, ervaring, rollen, taken,
context, kwalificaties, inzichten, capaciteit, etc. Dit proces gaat in drie stappen:
(1) er wordt een relevant voorbeeld geselecteerd. Dit kan een persoon of een
taak zijn. (2) een lijst met relevante termen wordt geconstrueerd in bijvoorbeeld
een brainstormsessie. (3) het voorbeeld kan gebruikt worden om te bepalen
welke termen het best passen.
Een andere, maar vergelijkbare beschouwing, van het begrip competentie is die
van Thijssen (1998). Thijssen ziet een competentie ook als het samenspel tussen
kennis, vaardigheden en attitude en hoe deze adequaat in de praktijk worden
gehanteerd. Thijssen betrekt de omgeving in de definitie van een competentie.
Verschillende auteurs, zoals Bergenhenegouwen, sluiten zich aan bij deze
definitie en menen dat individuele competenties meer zijn dan kennis en
vaardigheden. Het gaat om individuele persoonlijke bekwaamheid. Competenties
bevatten hierdoor meer dan alleen kennis en vaardigheden, maar omvatten ook
de normen en waarden van iemand. Hierdoor omvatten de competenties ook de
persoonlijke ervaringen, visies, creativiteit, zelfvertrouwen en gedrevenheid.
Allemaal aspecten die belangrijk zijn in het professionele gedrag en functioneren.
In tegenstelling tot kennis en vaardigheden zijn deze aspecten zeer lastig om aan
te leren.
Berghenegouwen heeft een model in de vorm van een ijsberg of piramide
ontwikkeld, die is weergegeven in figuur 3. Net als bij een ijsberg is de punt
zichtbaar. Het zichtbare van een competentie is de kennis en de vaardigheden in
de uitvoering van de functie van iemand. Het gaat hier om de uitvoering van de
vakkennis en technische vaardigheden.
Masterthesis – Merijn van der Laag
31
Hoofdstuk 3. Competenties en compentieprofielen
Deze vakkennis en technische vaardigheden zijn aangeleerd middels opleiding.
Veranderbaarheid
Belangrijkheid
hoog
laag
Vakkennis en
vaardigheden
Intermediaire
vaardigheden
Waarden, normen, beroepsethiek
en morele maatstaven
laag
Zelfconcept, motieven, inzet,
gedrevenheid en overtuigingskracht
hoog
Figuur 3. De competentie ijsberg (gebaseerd op Bergenhenegouwen, 1999)
De tweede laag bestaat uit intermediaire vaardigheden die niet specifiek
functieafhankelijk zijn. Dit zijn breed toepasbare vaardigheden, sociale en
communicatieve vaardigheden, algemene technische en beroepsmatige inzichten
en organisatorische kwaliteiten. Deze vaardigheden zijn gemakkelijk te leren en
vragen om individuele begeleiding.
De derde laag bestaat uit normen en waarden, de ethiek en de moraal van de
persoon zelf. De waarden en normen zijn ‘eigen’ en zijn ontstaan in de loop van
de jaren door ervaring, inzichten en opleiding. Deze aspecten bepalen de
mentaliteit van de persoon, de kijk op de wereld, op cultuur, waardigheid en
tradities. De bovenste drie lagen vormen te samen de professionele kwalificatie
van iemand.
De vierde en tevens onderste laag van de piramide zijn aspecten die niet of
nauwelijks zichtbaar zijn, maar daarentegen wel sterk bepalend zijn voor het
handelen in bepaalde situaties. Het gaat om kenmerken als persoonlijke
geaardheid, de eigen motieven en de intrinsieke motivatie. Deze laag is sterk
bepalend voor hoe iemand omgaat of contact maakt met anderen.
Masterthesis – Merijn van der Laag
32
Hoofdstuk 3. Competenties en compentieprofielen
3.2 Gekozen competentiedefinitie
Aangezien dit onderzoek een referentiekader competentiemodel vormgeeft, is het
essentieel om een definitie van een competentie vast te stellen voor het verdere
gebruik in dit onderzoek.
Hoewel er geen algemeen geaccepteerde definitie is, zijn er een paar belangrijke
overeenkomsten en verschillen tussen de definities. Eén van de overeenkomsten
is dat alle definities het component kennis bevatten. Daarnaast vormen
vaardigheden een belangrijke component die in alle definities staat. Het
voornaamste verschil zit in de component ‘houding’ / ‘attitude’ / ‘gedrag’. In de
ene definitie wordt de houding of attitude genoemd, in een andere definitie
worden deze aspecten niet genoemd en bevat de definitie het component gedrag.
In alle gevallen kan het component attitude of houding niet gelijk geschaard
worden met het component gedrag.
Op de Coul geeft een algemenere definitie voor een competentie, maar heeft in
de context van informatica ook een vaktechnische definitie van een competentie
vastgesteld.
vaktechnische
Deze
luidt
kennis
als
van
volgt:
theorie
“Vaktechnische
of
theoretische
competenties
kaders,
die
zijn
de
technische
vaardigheden en de toepassing daarvan in de praktijk om een taakcluster op
adequaat niveau uit te kunnen voeren.” (Op de Coul, 2001, p. 36) Deze definitie
combineert net als een aantal andere definities de componenten kennis,
vaardigheden en houding.
Naast Op de Coul laat de definitie van de European e-Competence Framework 1.0
ook een duidelijke relatie zien tussen de aspecten kennis, vaardigheden en
attitude. Deze definitie luidt: ”Competence is a demonstrated ability to apply
knowledge, skills and attitudes to achieving observable results”. Vrij vertaald
komt dat op de volgende definitie in het Nederlands neer: “Een competentie toont
de capaciteit aan om kennis, vaardigheden en houdingen toe te passen bij op het
tot stand brengen van het waarneembare resultaat.
Beide definities passen goed in de context van een referentiekader voor een
competentieprofiel voor het IM-vakgebied voor lokale overheden. Op basis van de
definities van het European e-Competence Framework 1.0 en van Op de Coul
wordt de volgende definitie vastgesteld voor dit project:
“Een competentie toont de capaciteit aan die betrekking heeft op de
vakinhoudelijke kennis (K), de vaardigheden (V), en de attitude (A) en op
Masterthesis – Merijn van der Laag
33
Hoofdstuk 3. Competenties en compentieprofielen
de toepassing daarvan in de praktijk om een taak (T) op adequaat niveau
uit te kunnen voeren met waarneembaar resultaat (R).”
Met andere woorden: het uitvoeren van een taak door middel van de
componenten
kennis,
vaardigheden
en
attituden
gezamenlijk
levert
het
waarneembare resultaat met bijbehorend gedrag (T: K + V + A = Gedrag  R).
In de volgende paragraaf worden de aspecten attitude en gedrag expliciet
toegelicht, om verwarring van betekenis van deze begrippen te voorkomen.
Wat is de relatie tussen attitude en gedrag?
In het verdere onderzoek is van belang om onderscheid te maken in attitude en
gedrag. In de definitie van een competentie wordt het aspect attitude expliciet
benoemd, maar het gedrag niet. De competentie dient tot bepaald gedrag te
leiden en daar heeft het individu de kennis, vaardigheden en attitude voor nodig.
In het boek Psychologie en Sociologie (Wijsman, 2008) wordt het begrip attitude
uitgebreid behandeld. In deze paragraaf wordt een korte samenvatting gegeven
van dat hoofdstuk, die de relatie tussen attitude en gedrag toelicht.
Een attitude is een consistente en voorspelbare manier waarop een persoon:
-
denkt over een object van de attitude;
-
voelt met betrekking tot een attitudeobject;
-
geneigd is zich te gedragen ten opzichte van een attitudeobject
(Keers en Wilke, 1981, zoals aangehaald in Wijsman, 2008)
Attitudeobjecten
kunnen
dieren
of
mensen
zijn,
maar
ook
voorwerpen,
activiteiten of maatschappelijke vraagstukken. Uit het gedrag valt vaak de
attitude af te leiden. Je volgt bijvoorbeeld een managementcursus om later een
betere functie in te vullen in de organisatie. De attitude ten opzichte van de
cursus is positief. Maar helaas is gedrag vaak minder eenduidig dan je zou
wensen. Je kunt ook naar de cursus gaan, terwijl je een negatieve attitude hebt.
Een reden kan zijn dat je naar de cursus gaat, omdat je vrouw wil dat je meer
gaat verdienen met een betere functie.
De relatie tussen attitude en gedrag is niet eenvoudig. De attitude van iemand
bepaalt niet iemands gedrag. Het gedrag kan onvoorspelbaar zijn. Dat komt
doordat gedrag niet alleen bepaald wordt door de sterkte van de attitude, maar
Masterthesis – Merijn van der Laag
34
Hoofdstuk 3. Competenties en compentieprofielen
ook
door
andere
factoren.
De
sterkte
van
de
attitude
(uit
het
gedragsintentiemodel van Ajzen en Fishbein, 1980, zoals aangehaald in Wijsman,
2008) wordt bepaald door de sterkte van de overwegingen (cognities) en de
waarderingen die daaraan gekoppeld zijn. De sociale normen, de persoonlijke
effectiviteit of persoonlijke belemmeringen, en de situationele belemmeringen
spelen een bemiddelende rol in de overwegingen die genomen worden.
De persoonlijke effectiviteit of persoonlijke belemmeringen hebben te maken met
de kennis en vaardigheden waarover men beschikt om bepaald gedrag te kunnen
vertonen. Onvoldoende zelfvertrouwen of minder sterk ontwikkelde sociale
vaardigheden hinderen een sociaal praatje met mensen.
Situationele belemmeringen kunnen externe barrières zijn, die verhinderen dat
bepaald gedrag wordt uitgevoerd. Deze externe barrières zijn bijvoorbeeld een
telefoongesprek, maar ook het ontbreken van (financiële) middelen.
Attitudes zijn vaak heel duurzaam en sterk op overtuigingen en emoties
gebaseerd. Vooral het emotionele aspect van de attitude maakt het zo moeilijk
veranderbaar. Een attitude kan een zelfbeschermende functie hebben.
In het verdere onderzoek worden beide termen gebuikt. De attitude is het aspect
dat deel uitmaakt van de competentie en het effect van de competentie op de
persoon levert het gedrag op.
Masterthesis – Merijn van der Laag
35
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
Hoofdstuk 4. Competenties van een IMprofessional
In aansluiting op de hoofdstukken Informatiemanagement en Competenties en
competentieprofielen worden in dit hoofdstuk de competenties van de IMprofessional
vastgesteld
vanuit
de
wetenschappelijke
literatuur.
Door
de
diversiteit in het IM-vakgebied is het voor de IM-professional mogelijk om
verschillende rollen aan te nemen. In de wetenschappelijke literatuur wordt veelal
geschreven over de rol van de CIO. Deze literatuur dient als uitgangspunt voor
dit hoofdstuk.
In de eerste paragraaf worden de algemene managementvaardigheden van de
IM-professional vastgesteld. Deze algemene managementvaardigheden vormen
de basis van het functioneren van een IM-professional in het IM-werkveld. Deze
paragraaf bevat naast de algemene managementvaardigheden een aantal
specifieke managementvaardigheden voor een IM-professional.
Aansluitend wordt het hoofdstuk gestructureerd op basis van de definitie van een
competentie uit hoofdstuk 3. De kennis en vaardigheden van een IM-professional
worden besproken. Vervolgens wordt ingegaan op de attitude van een IMprofessional.
Er wordt in dit hoofdstuk antwoord gegeven op de vraag: welke competenties zijn
belangrijk voor een IM-professional? Welke specifieke kennis en vaardigheden
sluiten aan bij de IM-professional in het vakgebied? En welke attitude wordt
verwacht bij een IM-professional?
4.1 IM-professional: algemene managementvaardigheden
Een professional in het informatiemanagement vakgebied bezit belangrijke
vakinhoudelijke kennis om zijn of haar rol uit te voeren. De IM-professional heeft
kennis van de business, is op de hoogte van de laatste technologische
ontwikkelingen en kent de wegen binnen de eigen organisatie. Naast deze kennis
zijn de nodige algemene managementvaardigheden nodig. Deze paragraaf richt
zich
op
de
veelvoorkomende
algemene
managementvaardigheden
uit
de
wetenschappelijke literatuur.
Masterthesis – Merijn van der Laag
36
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
Een manager voert het management uit, maar wat is management? Management
is zaken door anderen gedaan krijgen (Introna, 1997). Management behelst de
activiteiten die nodig zijn om een organisatie te laten werken en bij elkaar te
houden (Introna, 1997). De manager is de persoon die deze activiteiten ontplooit
in de organisatie. In veel gevallen moet een manager samenwerken, met het
bestuur, de werknemers, ondergeschikten en collega’s. Een manager werkt
hierdoor weinig alleen, en communiceert met vele partijen. Daarnaast heeft de
manager vele andere belangrijke taken en activiteiten, maar de belangrijkste is
het nemen van beslissingen.
Mintzberg
(zoals
aangehaald
in
Introna,
1997)
definieert
een
viertal
karakteristieken van het werk van een manager:
•
Managers besteden gemiddeld genomen korte tijd aan gefragmenteerde
activiteiten en worden vaak onderbroken;
•
Managers hebben de neiging om hun aandacht te besteden aan concrete
vraagstukken en aan de meest actuele informatie, in plaats van te
reflecteren;
•
Managers besteden één derde van hun totale tijd aan het communiceren met
buitenstaanders en één derde tot de helft van hun tijd aan de communicatie
met ondergeschikten;
•
Managers verrichten twee derde van hun communicatie mondeling, meestal
per telefoon of ongeplande vergaderingen;
In deze paragraaf komen de rollen en activiteiten van een manager aan bod.
Tevens wordt er gekeken naar op de managementvaardigheden.
De context van de manager
De context van een manager is de werkomgeving waarin de manager zijn of haar
werk uitvoert. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen een commerciële
organisatie en een dienstverlenende organisatie, zoals de overheid. Dit stelt
andere eisen aan de manager. Een belangrijke reden hiervoor is, dat in de
overheidsmanagementfunctie de bestuurlijk-politieke factor van groot belang is.
De leiderschapsfuncties bij de overheid kunnen onderverdeeld worden in die van
een bestuur en die van de ambtelijke top. Het bestuur is verantwoordelijk voor
het beleid. Dit geldt alleen voor centrale overheidsinstellingen zoals ministeries,
en niet voor lokale overheden. In decentrale (semi-) overheidsinstellingen, zoals
gemeenten, komt steeds vaker een managementprofiel voor dat overeenkomt
met een commerciële organisatie. Daarom zal er in de context van dit onderzoek
Masterthesis – Merijn van der Laag
37
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
geen onderscheid gemaakt worden in de rollen en functies tussen een
commerciële organisatie en een lokale overheid.
Managementrollen
Volgens Mintzberg voert de manager een rol uit. Mintzberg definieert de rol van
manager als volgt: “De manager moet het werk organiseren, houdt toezicht op de
interne en externe omgeving, neemt het initiatief voor veranderingen wanneer
dat wenselijk is, en herstelt de stabiliteit wanneer men wordt geconfronteerd met
storingen. De manager leidt de ondergeschikten om doeltreffend te werken voor
de organisatie, en houdt hen op de hoogte met de benodigde informatie, die hij
krijgt via het netwerk van contactpunten welke hij heeft ontwikkeld. Daarnaast
voert de manager een aantal 'huishoudelijke' taken uit, inclusief het informeren
van buitenstaanders, het figureren als boegbeeld, en het nemen van leiding van
grote onderhandelingen.” (Mintzberg, 1990)
Mintzberg
maakt
onderscheidt
in
interpersoonlijke,
informationele
en
besluitvormende rollen. Een manager in de interpersoonlijke rol geeft leiding aan
medewerkers en is verantwoordelijk voor de voortgang en het resultaat van
processen die onder zijn verantwoordelijkheid vallen. Deze manager onderhoudt
de relaties in de organisatie, maar ook naar buiten toe. Een manager in de
informationele rol dient te beschikken over voldoende informatie om zijn
organisatie te kunnen besturen. Daarom zal deze manager steeds op de hoogte
moeten blijven van de veranderingen in de organisatie en de resultaten van zijn
afdeling. Deze informatie communiceert de manager in de organisatie en
belanghebbende buiten de organisatie. De manager in de besluitvormende rol
dient richting te geven aan het uit te voeren beleid. Deze manager neemt
voordurende beslissingen over een optimale inzet van mensen en middelen voor
de realisatie van doelstellingen. (Marcus en van Dam, 2005)
Een manager kan alleen een manager zijn als hij of zij zich betrokken in de
organisatie beweegt, een onderdeel is van de wereld waarin hij of zij functioneert
(Introna, 1997). Een manager kan zich niet isoleren of terugtrekken. Een
manager is een onderdeel van het geheel, de wereld. Het is onverstandig om
zonder anderen doelstellingen te bepalen, problemen op te lossen en beslissingen
te nemen. Uiteraard zijn niet alle beslissingen de keuze van de manager. Een
manager wordt in vele gevallen geconfronteerd met situaties, beslissingen,
problemen, zelfs oplossingen, en is niet altijd verantwoordelijk voor die
gebeurtenissen. Slechts in een enkel geval kan de manager invloed uitoefenen op
de te varen koers, de structuur, de mensen, de apparatuur en de procedures.
Masterthesis – Merijn van der Laag
38
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
Maar nog belangrijker: de manager bepaalt niet de cultuur, de waardes of de
traditie van een organisatie. Wellicht met veel moeite en vele hindernissen zou
het
kunnen
zijn
dat
een
manager
invloed
heeft
op
veranderingen,
hoogstwaarschijnlijk in het aspect cultuur.
Managementtaken en activiteiten
Iedere
manager
bezit
algemene
managementvaardigheden.
Zonder
deze
vaardigheden is een manager geen manager. Vaardigheden als leiderschap,
personeelsmanagement
(bemensen),
budgetbeheer,
plannen,
controleren,
organiseren en coördineren.
Er
zijn
vele
managementmodellen
ontwikkeld
en
gevisualiseerd
om
de
werkelijkheid weer te geven. In deze modellen worden vaardigheden van een
manager gepositioneerd, maar ook de managementtaken en activiteiten. Welke
vaardigheden heeft een manager nodig? Welke taken moeten volbracht worden
om goed te managen? En welke activiteiten horen hier bij?
Een model geeft door middel van een visualisatie een beeld van de werkelijkheid,
om op deze manier meer inzicht te krijgen in de verschillende situaties in deze
vaak
complexe
wereld.
Eén
van
deze
modellen
is
het
concurrerende
waardenkader van Quinn (Quinn et al, 1997). Dit model is een gefundamenteerd
raamwerk ontwikkeld door vier wetenschappers, waardoor dit managementmodel
een theoretische basis biedt voor dit onderzoek. Naast deze theoretische basis
wordt in dit goed gedocumenteerde managementmodel een vertaling naar de
praktijk gemaakt. De vertaling naar de praktijk biedt een meerwaarde voor dit
onderzoek in vergelijking met andere managementmodellen.
Quinn heeft de vaardigheden en leiderschapsrollen in een model geplaatst. In
figuur 4. wordt het model van het concurrerende waardenkader weergegeven.
Masterthesis – Merijn van der Laag
39
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
Figuur 4. Vaardigheden en leiderschapsrollen van het concurrerende waardenkader
(Quinn, 1997)
In
dit
model
wordt
onderscheid
gemaakt
in
een
aantal
verschillende
leiderschapsrollen voor een manager in één raamwerk. Dit raamwerk is
gebaseerd op het werk van een viertal wetenschappers, te weten
1. de vier managementprincipes van Taylor.
2. de algemene managementprincipes van Fayol
3. de kenmerken van de bureaucratie volgens Weber, en
4. de contingentietheorie volgens Fiedler.
Deze vier modellen zijn in één raamwerk samen gebracht tot het concurrerende
waardenkader. Dit theoretische kader integreert vier verschillende invalshoeken
van
organiseren.
Volgens
deze
invalshoeken
moet
een
manager
acht
verschillende rollen vervullen, die verbonden zijn met vier manieren van
handelen: samenwerken, creëren, concurreren en controleren. De manager als
mentor of stimulator moet samenwerken om individuen te laten excelleren en te
laten samenwerken in teams. Anderzijds moet een manager als producent en
bestuurder productieve functies op zich nemen. De ene rol is meer intern
gerelateerd en de andere rol is meer op de buitenwereld gericht vanuit de
organisatie. Intern zal een manager als controleur en coördinator moeten
Masterthesis – Merijn van der Laag
40
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
optreden
om
het
werk
informatieoverdracht.
te
continueren
Daartegenover
staat
en
de
zorgen
manager
voor
als
de
juiste
innovator
en
bemiddelaar om te anticiperen op gebeurtenissen in de buitenwereld met
betrekking tot trends in de markt en flexibiliteit in de omgang met veranderingen
in de organisatie.
De complexiteit van de rol van de manager is gevisualiseerd in dit kader. Voor de
ene manager zal de nadruk op een rol als bestuurder liggen en voor de andere
manager op de rol van stimulator. Iedere manager heeft zijn of haar eigen stijl en
afhankelijk van de context en situatie zal een manager met al deze aspecten om
moeten kunnen gaan om evenwicht in de vaardigheden te krijgen.
Welke taken en verantwoordelijkheden heeft een manager volgens dit model?
Taken en verantwoordelijkheden van een manager zijn per context verschillend
en kunnen variëren per niveau in de organisatiestructuur. Ondanks dat er
verschillen optreden, zal een manager een aantal vereiste vaardigheden nodig
hebben die voor alle rollen identiek zijn. Iedere manager heeft sociale
vaardigheden nodig en de nodige zelfkennis en zelfbewustzijn. Een andere
vaardigheid is het kunnen opstellen van plannen. Volgens dit model zijn de
volgende vaardigheden belangrijk voor de acht rollen:
1.
Mentor - Inzicht in jezelf en in anderen; Effectief communiceren; Ontwikkelen
van medewerkers.
2.
Stimulator
–
Teambuilding;
participerende
besluitvorming
gebruiken;
conflicten managen.
3.
Controleur – Informatie beheren door kritisch denken; omgaan met een
overvloed aan informatie; kernprocessen beheren.
4.
Coördinator
–
Projecten
managen;
taken
ontwerpen;
crossfunctioneel
management.
5.
Bestuurder – Visie ontwikkelen en communiceren; doelen en doelstellingen
formuleren; ontwerpen en organiseren.
6.
Producent – Productief werken; een productieve werkomgeving bevorderen;
tijd en stress managen.
7.
Bemiddelaar – Een machtsbasis opbouwen en handhaven; onderhandelen
over inzet en overeenstemming; ideeën presenteren.
8.
Innovator – Leven met veranderingen; creatief denken; managen van
veranderingen.
Het is ondenkbaar dat iemand zich slechts één van de acht genoemde rollen
eigen maakt. Een combinatie van een aantal rollen vormt de manager op de
Masterthesis – Merijn van der Laag
41
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
werkvloer in zijn of haar eigen functie. De hiervoor genoemde vaardigheden zijn
relatief algemeen. Een manager in de rol van IM-professional zal geen algemene
manager zijn en dient specifieke managementvaardigheden eigen te maken voor
zijn of haar functie.
De managementrol, de managementactiviteiten en de managementvaardigheden
bepalen het gedrag hoe iemand de rol van manager invult. Daarnaast bepaalt de
specialisatie van de manager de rol in het vakgebied.
Door de uitgebreide activiteiten en taken en de diverse accenten in het IMvakgebied is het essentieel voor een IM-professional om snel te kunnen
schakelen. De managementrollen van Quinn tonen dat een manager voortdurend
moet kunnen wisselen van rol en zich niet moet vastbijten in één er van. Het ene
moment moet een IM-professional een leidende rol nemen in het uitstippelen van
de informatie-architectuur, op een ander moment moet de IM-professional
adviseren over het IT-beleid aan tafel van het bestuur. De technisch inhoudelijke
kennis en ervaring dragen bij aan de invulling van de rol van de IM-professional
net als de algemene managementvaardigheden van de IM-professional (Bassellier
et al., 2003; 2000).
In de volgende paragraaf wordt hier nader op ingegaan. Welke vakinhoudelijke
kennis en vaardigheden zijn nodig voor het goed uitvoeren van de rol van IMprofessional in het vakgebied. Om tot een overzicht van kernbegrippen uit de
bestaande wetenschappelijke literatuur te komen, is de literatuur uitvoerig
onderzocht op publicaties gerelateerd aan deze vakinhoudelijke kennis en
vaardigheden. Uit deze publicaties zijn kernbegrippen gedestilleerd en zijn met de
bijbehorende auteurs in verschillende tabellen weergegeven in de volgende
paragraaf.
4.2 IM-professional: kennis en vaardigheden
Recentelijk wordt in de literatuur meer onderzoek gedaan naar de competenties
in het IM-werkveld. Enerzijds richten publicaties zich op de organisatiebrede
competenties (Enns, et al., 2007; Peppard, 2007; Shee, 2006; Tippens, 2003;
Drejer,
2001;
2000;
Drejer
en
Riis,
1999;).
Anderzijds
worden
de
persoonsgerichte competenties onderzocht (Yoon, 2007; Abraham, et al., 2006;
Wu, et al., 2004; Bassellier en Benbasat, 2004; Bassellier, et al., 2003; Gorman
en Corbitt, 2002; Bassellier, et al., 2000). Veelal wordt onderzocht welke
capaciteiten van een CIO betrekking hebben op de performance van de
organisatie. Bijna al deze publicaties starten met het definiëren van een
Masterthesis – Merijn van der Laag
42
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
competentie, aangezien er geen vastgestelde definitie is van een competentie
(Yoon, 2007; Bassellier en Benbassat, 2004; Bassellier, et al., 2003; Tippens,
2003; Wu, et al., 2003; Gorman en Corbitt, 2002; Bassellier, et al., 2000; Drejer,
2000; Drejer en Riis, 1999;). Deze definities hebben grote overeenkomsten op
het gebied van kennis en vaardigheden, maar richten de definitie specifiek op het
eigen onderzoek.
Aangezien de IM-professional in diverse rollen kan functioneren in het IMvakgebied (Gottschalk, 2000; Grover, 1994), zoals beschreven in paragraaf 2.3,
zijn competenties divers.
Daarnaast besteedt een beperkt aantal publicaties aandacht aan de resultaten
van
competentieonderzoek
in
het
IM-werkveld
gerelateerd
aan
educatie
(Abraham, et al., 2006; Nerz, et al., 2001; ).
Business kennis en vaardigheden
Op het gebied van kennis kan onderscheid gemaakt worden in impliciete en
expliciete kennis. Impliciete kennis is kennis opgedaan via opleiding of ervaring.
Deze kennis kan expliciet gemaakt worden, maar dat wordt niet altijd gedaan.
Expliciete kennis is informatie verkregen uit teksten, beelden en formules. Deze
kennis is eenvoudig overdraagbaar. Naast impliciete en expliciete kennis wordt
onderscheid gemaakt in ‘tacit knowledge’, ofwel onbewuste kennis (Polanyi).
Deze kennis zit in het hoofd en is niet overdraagbaar. Dit is kennis die
‘onbereikbaar’ is voor een buitenstaander. Iemand die deze kennis bezit, moet
deze eerst expliciet maken, waardoor kennis delen, laat staan vastleggen,
onmogelijk wordt gemaakt. In dit onderzoek gaat het om impliciete en expliciete
kennis.
Uit het onderzoek van Basselier en Benbasat (2004) blijkt dat een IT professional
kennis dient te hebben van de business. Deze businesskennis verhoogt de
bijdrage van IT aan de organisatiebrede doelen. Met andere woorden, de waarde
van een IT professional in de organisatie wordt verhoogd op het moment dat
deze persoon de juiste businesskennis bezit. De businesskennis bestaat uit
organisatiespecifieke kennis (welke processen vinden waar in de organisatie
plaats?) en interpersoonlijke en managementkennis. Het gaat hier om overzicht
van en inzicht in de organisatie, organisatieverantwoordelijkheid en de ITbusiness integratie van de organisatiespecifieke kennis.
Masterthesis – Merijn van der Laag
43
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
Het succes van een onderneming wordt mede bepaald door de mate waarin het
IT- en businessproces geïntegreerd is. Het op de hoogte zijn van de trends en het
effectief en volledig gebruiken van de informatiesystemen zijn mede bepalend
voor het succes van de onderneming. Dit draagt bij aan het succes van de
onderneming (Eikkebrok en Olson, 2007).
Uit het onderzoek van Abraham, et al. (2006) blijkt dat de businessdomein
vaardigheden, de algemene en kennisgebaseerde vaardigheden (in het bijzonder
op functioneel en organisatorisch gebied, kennis van de industrie en kennis van
het business proces) het meest essentieel zijn voor de organisatie.
De kennis op het gebied van business-IT afstemming draagt bij aan de verhoging
van de organisatieperformance. Het is van belang dat IM-professionals voldoende
kennis van de business en organisatiespecifieke kennis hebben (Bassellier en
Benbasat, 2004).
Peppard (2007) onderzocht hoe waarde gecreëerd kan worden door de inzet van
IT. Uit dit onderzoek blijkt dat niet alleen de IT gemanaged dient te worden. De
coördinatie en integratie van kennis door de gehele organisatie kan middels de
inzet van IT businesswaarde genereren.
In de onderstaande tabel staat een greep uit de businesskennis.
Business domein kennis
Auteurs
Kennis van de industrie
Peppard, 2007; Simon, et al., 2007; Lee,
1995; Abraham, et al., 2006;
Organisatie specifieke kennis
Peppard, 2007; Simon, et al., 2007;
Abraham, et al., 2006; Bassellier en
Benbasat, 2004;
Tabel 4. Businesskennis en vaardigheden van een IM-professional
Kennis van de industrie en organisatie specifieke kennis wordt in veel publicaties
genoemd. Deze kennis dient als basis om iedere andere activiteit uit te voeren.
Daarnaast wordt in het onderzoek van Simon, et al. (2007) functionele
gebiedskennis, verandermanagement, verwachtingen managen genoemd. De
auteurs van dit artikel onderzochten welke kennis en vaardigheden in de
organisatie essentieel zijn en welke eventueel gesourced kunnen worden.
Masterthesis – Merijn van der Laag
44
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
Technische kennis en vaardigheden
Naast de businesskennis bij een technisch georiënteerde IM-professional blijken
de technische kennis en vaardigheden van een business georiënteerde IMprofessional ook van belang te zijn. Dit blijkt uit diverse publicaties. Echter in veel
van deze publicaties wordt niet expliciet benoemd om welke technische kennis en
vaardigheden het gaat.
Bassellier, et al. hebben vele competentieonderzoeken uitgevoerd, waaruit blijkt
dat technische kennis en vaardigheden belangrijk zijn. Zo blijken de IT
competenties van een IM-professional de invloed in de besluitvorming om IT in te
zetten in de organisatie te vergroten (Basselier, et al, 2003).
In de onderstaande tabel staat een overzicht van de technische vaardigheden die
essentieel zijn in een organisatie te hebben en te behouden voor de toekomst.
Technische kennis en vaardigheden
Technologie
Peppard, 2007; Simon, et al., 2007; Abraham, et al.,
2006; Yoon, 2005; Basselier, et al., 2003; Tippens, et al.,
2003; Gorman & Corbitt, 2002; Basselier, et al., 2001;
Gottschalk en Taylor, 2000; Lee, 1995;
Applicaties
Abraham, et al. 2006; Basselier, et al. 2003; Basselier, et
al., 2001; Lee, 1995;
Systeem ontwerp
Abraham, et al., 2006; Basselier, et al., 2003; 2001;
Gottschalk en Taylor, 2000; Lee, 1995;
Architectuur
Abraham, et al., 2006; Gorman & Corbitt, 2002;
Tabel 5. Technische vaardigheden van een IM-professional
In tegenstelling tot veel publicaties hebben Abraham, et al (2006) expliciet
gemaakt welke kennis en vaardigheden aanwezig dienen te zijn in de organisatie.
De technische kennis en vaardigheden zijn: systeemanalyse, systeemontwerp,
programmeren, systeemtesting, databaseontwerp en databasemanagement, IT
architectuur en IT standaards, voice- en datacommunicatie, operating systems,
desktop ondersteuning en helpdesk.
Een IM-professional in de rol van een architect bezit andere specifieke technische
kennis en vaardigheden. De meest voorkomende architect is de informatie
architect of ICT architect (Wieringa, et al., 2008). Een IM-professional in de rol
van een architect analyseert bedrijfsbehoeften en ontwerpt daarbij passende ICTMasterthesis – Merijn van der Laag
45
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
oplossingen (Wieringa, 2005). Veel van de business- en technische kennis en
vaardigheden komen overeen met de kennis en vaardigheden uit tabel 4 en 5. De
IM-professional in de rol van architect bezit in het business domein een aantal
andere soorten kennis en vaardigheden, zoals in de onderstaande tabel staat
weergegeven.
Kennis en vaardigheden
op het gebied van…
Business domein
•
Business proces modelleren
•
Business proces design
•
Interne controle op integriteit van het proces,
kwaliteitsbewaking
(Enterprise) software
•
Programmeren
•
Technische analyse en design
•
ERP
•
Bouwen van informatiesystemen, applicaties
en componenten
Infrastructuur
•
Datamodelleren
•
Beveiling en risicomanagement
•
Frameworks
•
Middleware, operating systems, server
technologie, netwerk technologie,
telefoontechnologie, opslag technologie.
Tabel 6. De vakinhoudelijk kennis en vaardigheden van een IM-professional in de rol van
een architect (bron: Wieringa, et al., 2008)
Managementvaardigheden
Naast
deze
technische
vaardigheden
heeft
de
IM-professional
voldoende
managementvaardigheden nodig om een goede relatie met het bestuur op te
bouwen. Een goede relatie met het bestuur zorgt voor draagvlak en inzicht in het
belang van de technologie in de organisatie op bestuurlijk niveau. (Abcouwer en
Truijens, 2004; Maes, 2003; Enns, 2001; Peppard, 2000;)
In het onderzoek naar de managementactiviteiten en vaardigheden van de
auteurs Wu, et al., (2004) wordt onderscheid gemaakt in de drie niveaus van IS
management.
controleren
De
drie
van
het
belangrijkste
werkschema
managementactiviteiten
(informatie
zijn:
verkrijgen
(1)
van
het
het
organisatieproces); (2) Het creëren van standaarden voor elementaire taken in
de organisatie; (3) het oplossen van conflicten en het motiveren van het
Masterthesis – Merijn van der Laag
46
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
personeel. De belangrijkste vaardigheden die hierbij horen zijn: Leiderschap,
planning-
en
mondelinge
organiseervaardigheden,
en
schriftelijke
toezicht
en
communicatie
controle
vaardigheden,
vaardigheden
en
coördinatievaardigheden.
In de onderstaande tabel staat een opsomming van de managementkennis en
managementvaardigheden.
Managementkennis en - vaardigheden
Auteurs
Mondelinge communicatie
Simon, et al., 2007; Abraham, et
al., 2006; Wieringa, 2005; Wu et
al., 2004; Lee, 1995;
Schriftelijke communicatie
Simon, et al., 2007; Abraham, et
al., 2006; Wieringa, 2005; Wu et
al., 2004; Lee, 1995;
Leiderschap
Wieringa, 2005; Bassellier en
Benbasat, 2004; Wu et al., 2004;
Bassellier, et al, 2003; 2001;
Gottschalk, 2000; Lee, 1995;
Projectmanagement
Abraham, et al., 2006; Wieringa,
2005; Wu et al., 2004; Lee, 1995;
Strategisch denken
Wu et al., 2004; Gottschalk,
2000; Lee, 1995;
Samenwerkingsvaardigheden met bestuur
Wu et al., 2004; Abcouwer &
Truijens, 2004; Maes, 2003; Enns,
2001; Gottschalk en Taylor, 2000;
Peppard, 2000;
(lange termijn) planning en
Wu et al., 2004; Gottschalk en
organiseervaardigheden
Taylor, 2000; Lee, 1995
Kosten / baten analyse
Wu et al., 2004;
Tabel 7. managementkennis en -vaardigheden voor een IM-professional
Opvallend is dat in de recente literatuur expliciet wordt gesproken van
projectmanagement als onderdeel van de managementkennis en vaardigheden.
De auteurs Abraham, et al. (2006) en Simon, et al. (2007) benoemen in hun
onderzoek projectleiderschap en het managen van relaties. In het onderzoek van
Abraham, et al. (2006) worden daarnaast de volgende vaardigheden genoemd:
-
Projectplanning / project budgettering;
Masterthesis – Merijn van der Laag
47
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
-
Project risicomanagement;
-
Onderhandelen;
-
Werken met virtuele teams;
-
Wereldwijd werken;
-
Gebruik van Capability Maturity Model;
Specifieke kennis en vaardigheden
Naast de business-, technische-, managementkennis en vaardigheden is er ook
onderzoek gedaan naar specifieke kennis en vaardigheden in een organisatie.
Specifieke kennis en vaardigheden zoals sourcing (Simon, et al., 2007, Abraham,
et al., 2006), IT administratie (Abraham, et al., 2006), en kennis op het gebied
van ICT innovaties (Wu, et al., 2004).
In het onderzoek van Abraham, et al., (2006) worden expliciet alle eerdere
kennis en vaardigheden benoemd. In de lijst met essentiële technische kennis en
vaardigheden wordt onderscheid gemaakt in welke kennis en vaardigheden in de
organisatie dienen te zijn en welke de organisatie kan outsourcen.
Bij het outsourcen gaat het expliciet om technische kennis en vaardigheden:
support, continuïteit- en herstelbeheer, en serverhosting. Bij de kennis en
vaardigheden met betrekking tot sourcing gaat het ook om de sourcingsstrategie,
derde
partij
leverancierselectie,
contracteren
en
juridische
aspecten
met
betrekking tot scourcing en het managen van de leveranciers (Delen, 2008;
Simon, et al., 2007; Wieringa, 2005).
De benodigde kennis en vaardigheden voor een IT administratie heeft betrekking
op het financiële management, de interne IT human resource management en IT
government (Abraham, et al., 2006).
ICT
innovaties
hebben
te
maken
met
het
volgen
van
technologische
ontwikkelingen om vervolgens met deze kennis en vaardigheden innovaties te
creëren en mogelijk te maken (Wu, et al., 2004).
Uit het bovenstaande blijkt dat een IM-professional zowel kennis en vaardigheden
moet bezitten van de business als van de technologie. Afhankelijk van de
specifieke rol die de IM-professional invult, zal dit meer business of technisch
georiënteerd zijn. Daarnaast blijken de managementkennis en -vaardigheden
essentieel.
Masterthesis – Merijn van der Laag
48
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
In slechts een aantal onderzoeken wordt expliciet genoemd welke kennis en
vaardigheden essentieel zijn. Aangezien hier niet voldoende onderzoek naar is
gedaan, gaat dit onderzoek dieper in op de kennis en vaardigheden van een IMprofessional in het praktijkonderzoek, in deel twee van deze thesis.
4.3 IM-professional: attitude
De definitie van een competentie bevat naast de componenten kennis en
vaardigheden,
het
component
attitude.
Zonder
de
toevoeging
van
deze
component is er geen sprake van een competentie.
In geen van de publicaties uit de wetenschappelijk literatuur is aandacht
geschonken aan attitude. Op basis van de uitkomsten uit de vorige paragraaf,
zou er meer onderzoek gedaan moeten worden naar de kennis en vaardigheden
van de IM-professional in relatie to de attitude van de IM-professional.
In een beperkt aantal publicaties (Abraham, et al., 2006; Wu, et al., 2004) wordt
attitude in het onderzoek genoemd als onderdeel dat buitenbeschouwing
genomen wordt. Tussen de regels door wordt de attitude weldegelijk impliciet
benoemd, zoals de business houding en een innovatieve houding tonen (Maes,
2008).
4.4 Standaardisatie van competentieprofielen
Naast de wetenschappelijke literatuur zijn er standaarden ontwikkeld op het
gebied
van
IT-competentieprofielen.
Deze
standaardisaties
zijn
competentiemodellen toegepast in de praktijk, ontwikkeld door gerenommeerde
organisaties, zoals NGI6, HBO-i7 en CEN8. Allen bieden een standaard waaruit
geput kan worden voor de ontwikkeling van opleidingen en de invulling van het
professionele functioneren in organisaties. In deze paragraaf vindt een analyse
van de competentieprofiel-standaarden plaats.
Het NGI heeft middels het boek Taken, functies, rollen en competenties in de
Informatica een standaard geleverd voor vele functies en rollen met de
6
NGI – Nederlandse Genootschap voor Informatica
7
HBO-i - De HBO-I stichting is het samenwerkingsverband van ict-opleidingen in het hoger
beroepsonderwijs in Nederland.
8
CEN - European Committee for Standardization (Comité Européan de Normalisation)
Masterthesis – Merijn van der Laag
49
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
bijbehorende competenties. In dit boek worden verschillende type functies en
rollen beschreven van operationele functies tot leidinggevende functies en van
ontwikkeling tot beheer van alle aspecten van (bestuurlijke) informatiesystemen.
In dit boek worden alle varianten met betrekking tot deze mogelijke taken,
functies en rollen in de informatica uitgeschreven. Op basis van clusters van
taken
en
activiteiten
competenties,
worden
functies
(vak)technische
kennis
vorm
en
gegeven
vaardigheden
door
middel
en
van
persoonlijke
vaardigheden.
De HBO-i stichting heeft voor de Nederlandse HBO informatica instellingen een
competentieprofiel voor een Bachelor of ICT (BICT)9 opgesteld. Het profiel is
opgebouwd uit vijf beroepsspecifieke en tien algemene beroepscompetenties
(voor het volledige competentieprofiel BICT wordt verwezen naar bijlage 1). De
vijf beroepsspecifieke competenties zijn: Analyseren, Adviseren, Ontwerpen,
Realiseren,
Beheren.
De
tien
algemene
beroepscompetenties
zijn:
brede
professionalisering, multidisciplinaire integratie, (wetenschappelijke) toepassing,
transfer en brede inzetbaarheid, creativiteit en complexiteit in handelen,
probleemgericht
werken,
methodisch
sociaalcommunicatieve
en
bekwaamheid,
reflectief
denken
en
handelen,
basiskwalificering
voor
managementfuncties, besef van maatschappelijke verantwoordheid.
Met dit profiel ontwerpen HBO instellingen informatica opleidingen. Een opleiding
mag een student een Bachelor of ICT diploma uitreiken als de opleiding positief is
geaccrediteerd.
Het CEN heeft een referentiekader van 32 ICT competenties ontwikkeld, het
Europese e-Competence Framework (e-CF). Dit referentiekader kan worden
gebruikt en begrepen door de ICT-professionals en Human Resource managers
van ICT in bedrijven, in de publieke sector, onderwijs en sociale partners in heel
Europa.
Het
framework
is
ontwikkeld
in
samenwerking
met
vele
grote
organisaties in de gehele Europese Unie.
Het kader vormt een internationaal instrument voor:
•
ICT-beoefenaars
en
managers,
met
duidelijke
richtlijnen
voor
hun
de
anticipatie
op
planning
van
competentie-ontwikkeling
•
Human
resources
managers,
die
en
competentievereisten
9
Bachelor of ICT (BICT) van het HBO-i komt uit het jaar 2004
Masterthesis – Merijn van der Laag
50
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
•
Onderwijs en opleiding, zodat een doeltreffende planning en ontwerp van ICT
opleidingen kunnen worden ontwikkeld
•
Beleidsmakers en marktonderzoekers, die een duidelijke en voor Europa
overeengekomen referentie voor ICT-vaardigheden en competenties in een
lange termijn perspectief.
Analyse van de competentieprofielen
Er zijn een aantal overeenkomsten en verschillen vast te stellen op basis van
deze competentieprofielen. Eén van de overeenkomsten is dat alle drie de
competentieprofielen
overeenkomst
is
gaan
dat
het
uit
van
BICT
de
informatietechnologie.
competentieprofiel
vijf
Een
andere
beroepsspecifieke
competenties heeft die grote overeenkomsten vertonen met de structuur van het
Europese e-Competence Framework.
Een verschil tussen deze competentieprofielen is dat het competentieprofiel van
de NGI gestructureerd is vanuit rollen en functies, terwijl beide andere
competentieprofielen uitgaan van het lineaire systeemontwikkelproces.
Een andere verschil is dat het BICT competentieprofiel van het HBO-i in tegen
stelling tot de andere profielen onderscheid maakt tussen algemene competenties
en beroepsspecifieke competenties.
De
bovenstaande
analyse
van
de
competentieprofiel-standaarden
worden
meegenomen in hoofdstuk acht. In hoofdstuk acht van dit onderzoek wordt het
resultaat van de analyse van de literatuur en het resultaat van de analyse van
het praktijkonderzoek samengevoegd. De standaarden op het gebied van
competentieprofielen worden hierin meegenomen.
4.5 Tussenconclusie
De rol van de IM-professional bepaalt welke taken en activiteiten tot de functie
behoord. Deze taken en activiteiten vragen om specifieke kennis, vaardigheden
en attitude van de IM-professional. Naar aanleiding van de voorgaande
paragrafen kan gesteld worden dat een IM-professional over het algemeen de
volgende taken en activiteiten uitvoert:
-
Het formuleren van een strategische IT visie;
-
Het afstemmen van de IT- en businessstrategie;
-
Het identificeren van de bijdrage van IT ten behoeve van de business;
-
Het afstemmen van de IT op de business doelen;
Masterthesis – Merijn van der Laag
51
Hoofdstuk 4. De competenties van een IM-professional
Op basis van het literatuuronderzoek in dit hoofdstuk en de opsomming van de
bovenstaande taken en activiteiten dient de IM-professional de kennis en
vaardigheden te bezitten op het gebied van:
-
-
-
het business domein met:
o
kennis van de industrie;
o
organisatie specifieke kennis;
het technisch domein, zoals de kennis en vaardigheden van:
o
technologie;
o
applicaties;
o
systeemontwerp;
o
architectuur:

(enterprise) software;

infrastructuur;
het management, zoals de kennis en vaardigheden van:
o
mondelinge- en schriftelijke communicatie;
o
leiderschap;
o
projectmanagement;
o
strategisch denken;
o
samenwerkingsvaardigheden met bestuur;
o
(lange termijn) planning en organiseervaardigheden;
De managementvaardigheden zijn minder afhankelijk van de rol van de IMprofessional dan de business domein- en technische kennis en vaardigheden. In
de literatuur vindt de grootste overlap van kennis en vaardigheden op het gebied
van management.
In de onderzochte literatuur werden onvoldoende bronnen gevonden uit het IMvakgebied om een conclusie te verbinden aan het aspect attitude van een
competentie, hier is meer onderzoek nodig.
Vanuit het bovenstaande kan een tweeledigheid worden gezien in de literatuur,
zonder dat dit geconcretiseerd wordt. Enerzijds het technologische domein en
anderzijds het informatie domein. In de literatuur is veel aandacht voor de
technologische invalshoek van IM en informatie. Hierbij valt op dat de
technologische invalshoek concreet is gemaakt en de informatieliteratuur op
abstractniveau blijft.
Masterthesis – Merijn van der Laag
52
Hoofdstuk 5. Ontwikkelrichtingen
Hoofdstuk 5. Ontwikkelrichtingen
In dit hoofdstuk worden de ontwikkelrichtingen van het IM vakgebied in de lokale
overheid geschetst. Er is in voorgaande hoofdstukken een overzicht gegeven van
de
huidige
situatie
in
de
IM
literatuur.
Om
een
goed
referentiekader
competentieprofiel te ontwikkelen is het van belang een beeld te schetsen van de
toekomst. Welke trends ontstaan er in het IM-vakgebied en welke trends
ontstaan er bij de lokale overheden? In dit hoofdstuk wordt een overzicht
gegeven van de mogelijke trends in het IM-vakgebied.
5.1 Trend 1: De weg van ICT naar informatie
IM-professionals zitten nu nog vaak in een spagaat tussen de business en de ICT,
waarbij ze vooral geassocieerd worden met de techniek aan de operationele zijde
van de organisatie en slechts zelden worden betrokken bij de (ICT)strategie van
de organisatie.
Informatie is het bindende element van een organisatie. Het is niet de ICT die
activiteiten aan elkaar verbindt, maar informatie. De IM-professional is als het
ware de verbinder die de informatiegerelateerde activiteiten van een organisatie
samensmeedt.
De organisatie kan ICT niet meer als los element binnen de organisatie
beschouwen. De technologie is het instrument om informatie te delen in de
organisatie volgens een vooraf bepaalde strategie.
Hoe zou een organisatie binding kunnen krijgen tussen de business en de
technologie? Een essentieel element is informatie en gerelateerd aan het AIM
model kan de middelste kolom business en technologie met elkaar verbinden.
Maes (2007) noemt dit ‘in-form-eren’ middels architecturen, variërend van
business architecturen tot technische architecturen. Informeren is het bindende
element in de organisatie: de infrastructuur die door architecturen wordt
gerealiseerd geeft de competenties een plek in de organisatie en bepaalt tot op
zekere
hoogte
de
identiteit
van
de
organisatie.
Daarmee
worden
ook
organisatiebrede competenties als de competenties van de informatiemanager en
andere rollen in de organisatie bepaald.
Het is de capaciteit van de organisatie om informatie effectief te managen in de
‘levensloop
van
informatiegebruik’.
Deze
capaciteiten
zijn
te
vertalen
in
competenties voor iedere werknemer om gedrag te bevorderen voor effectief
gebruik van informatie. Onderstaande aspecten dragen bij aan de competenties
om het informatiegebruik in de organisatie te optimaliseren:
Masterthesis – Merijn van der Laag
53
Hoofdstuk 5. Ontwikkelrichtingen
•
Het integer gebruik maken van informatie: de juiste gevoelige informatie
delen met juiste personen op de juiste plaats.
•
Het gebruik maken van formeel informatiegebruik: het vertrouwen van
informatiebronnen.
•
Het openbaar maken van bedrijfsprestaties aan alle medewerkers om
medewerkers te betrekken bij de bedrijfsvoering.
•
Het delen van gevoelige en niet gevoelige informatie tussen individuen in
teams
over
de
functionele
en
organisatiebrede
grenzen
heen,
zoals
consumenten, leveranciers en partners.
•
Informatietransparantie: iedere medewerker dient vertrouwen te hebben in
elkaar. Openlijk praten over storingen, fouten en vergissingen op een
opbouwende en constructieve manier, zonder angst voor de gevolgen van
oneerlijkheid.
•
Proactieve houding ten aanzien van informatie door medewerkers door te
zoeken en te reageren op veranderingen uit de concurrentiële omgeving en na
te denken over het gebruik van deze informatie ter verbetering van nieuwe
producten en services.
Kortom, ICT is het middel en informatie is de productfactor. Dit dient te leiden tot
een grotere bewustwording van het belang van informatie in de organisatie en de
daarbij behorende rol van ICT. ICT is een belangrijke factor, maar is
ondergeschikt aan de rol van informatie. In de toekomst zal het gaan om het
beleid van informatie met betrekking tot de toegankelijkheid en kwaliteit van
informatie, en de privacy en beveiliging van informatie.
5.2 Trend 2: Sourcing van ICT, het centraliseren
van ICT
De trend van het centraliseren van ICT houdt in dat de ICT wordt ondersteund
door een andere partij, maar het kan ook zijn dat de ICT buiten de lokale
overheid wordt geplaatst, het outsourcen van de ICT. Voor een grote gemeente
kan dit betekenen dat er slechts weinig technologische activiteiten in de
organisatie zelf zullen plaats vinden. Voor een kleinere gemeente kan dit een
intensieve samenwerking betekenen met een grotere, buurgemeente. Als de
vergelijk gemaakt wordt met het AIM zal er op strategisch niveau zeer weinig tot
niets buiten de organisatie worden geplaatst. Daarentegen zal de rest van de
technologie kolom buiten de organisatie worden gepositioneerd en zelfs de
uitvoering van de kolom informatie en communicatie wordt buiten de organisatie
Masterthesis – Merijn van der Laag
54
Hoofdstuk 5. Ontwikkelrichtingen
geplaatst. Op strategisch niveau dienen afspraken gemaakt te worden en is
informatie uitwisseling tussen partijen van essentieel belang.
Er wordt steeds meer gebruik gemaakt van het centraal organiseren van de ICT
dienst, waarbij de ICT afdeling een meer centrale rol in de organisatie krijgt. Wat
zijn de trends op het gebied van outsoursing, waarom zou een organisatie de IT
diensten centraal aanbieden? Om een aantal redenen. De organisatie kan kosten
besparen door, een uniforme manier van werken hanteren en door het aanbieden
van een centrale dienst zal de ICT een nadrukkelijke positie in de organisatie
krijgen. Dit laatste kan er toe leiden dat het belang van ICT in de organisatie als
hogere prioriteit wordt gezien door het management.
Voor de organisatie is het van belang te beseffen welke delen van de ICT
organisatie uitbesteed kunnen worden. De organisatie dient het ICT portfolio
goed op orde te hebben. Goed inzicht in het ICT portfolio houdt in, dat in de
organisatie bekend is welke diensten geleverd worden. Alsmede dat er inzicht is
in de omschrijving van de processen van deze diensten. Daarnaast moet bekeken
worden welke processen worden ondersteund, zodat bepaald kan worden wat de
‘belangrijkheid’ van de ICT in de organisatie is. Pas dan wordt duidelijk welke
‘onderdelen van de ICT-organisatie’ uitbesteed kunnen worden, intern of extern.
Het uitbesteden van de ICT dient gefaseerd aangepakt te worden, waarbij het
advies is niet meer uit te besteden dan gemanaged kan worden. Besteed alleen
de stabiele en de niet-core business onderdelen van de organisatie uit, waar
eenvoudig contracten voor op te stellen zijn. Kostenbesparing is hierbij een
belangrijk element. (Willcocks, Lacity, Cullen, 2007).
Afhankelijk van de soort uitbesteding – core business of niet-core business
activiteiten van de organisatie – is de integratie van de diensten in de organisatie
essentieel. Het uitbesteden van een niet-core business ICT taak, zoals het
verzorgen en onderhouden van een werkplek, is op eenvoudige wijze te
realiseren. Bij de uitbesteding van een core business element uit de organisatie is
de afstemming tussen de business, informatie en communicatie èn technologie
zeer belangrijk. De organisatie zal de business en informatie en communicatie
niet uit besteden, maar een deel van de strategie van de technologie wel.
Als er een relatie gelegd wordt met het AIM zal bij de uitbesteding van niet-core
business de rechterkolom (technologie) geheel worden uitbesteed. Er zal op
operationeel niveau een service level agreement (SLA) worden vastgesteld om
contractueel vast te leggen welke diensten tegen welke prijs worden geleverd. Bij
de uitbesteding van core business is er sprake van een meer ingewikkelde
situatie. De organisatie zal het strategische gedeelte van de technologie
Masterthesis – Merijn van der Laag
55
Hoofdstuk 5. Ontwikkelrichtingen
gedeeltelijk in eigen hand houden en gedeeltelijk overgedragen worden aan de
leverancier. Op structuurniveau zal de Informatie en communicatie gedeeltelijk
overgedragen worden, maar zal de technologie geheel overdragen aan de
leverancier. Operationeel zal de leverancier de overhand hebben, waarbij er op
business niveau controle wordt gehouden door de organisatie. De business
monitort het gehele proces, maar laat een deel hiervan over aan de leverancier.
De leverancier zal de organisatie op de hoogte houden op het gebied van de
service levels en de operationele performance (Willcocks, Lacity, Cullen, 2007).
5.3 Trend 3: E-Government: transparantie en
burgergemak
Gemeenten hebben een belangrijke taak om zich te ontwikkelen tot een egemeente. Dat betekent een vergaande e-dienstverlening aan burgers en
bedrijven. Veel gemeenten zijn reeds bezig met de invoering van de e-gemeente,
zoals bijvoorbeeld voor basisregistraties. Basisregistraties bevatten de vitale
gegevens van de overheid, zoals gegevens van alle burgers, bedrijven en
instellingen. Voor elke registratie is één organisatie verantwoordelijk.
De overheid heeft gegevens uit de basisregistraties nodig om burgers en
bedrijven zo goed mogelijk van dienst te zijn voor de vergroting van
klantgerichtheid en het verlichten van administratieve lasten. Het stelsel van
basisregistratie levert naast klantgerichtheid een bijdrage aan de openbare orde
en
veiligheid
van
burgers.
Ook
het
bestrijden
van
fraude,
zoals
belastingontduiking, uitkeringsfraude, zal door middel van het stelsel van
basisregistratie worden vereenvoudigd. Dit vraagt om een solide infrastructuur
van een gemeente. In Nederland wordt via het NUP10 een basisinfrastructuur voor
de e-overheid benoemd die voor eind 2010 door alle overheden moet wordt
gerealiseerd.
Om de infrastructuur van de basisregistratie zo goed mogelijk in te voeren zijn in
Nederland via het NUP afspraken gemaakt. Voor deze invoering wordt gebruik
gemaakt van de Gemma11. Gemma is een afgeleide van de NORA12 en specifiek
ontwikkeld voor gemeenten. Door middel van deze standaarden en de gemaakte
10
NUP staat voor Nationaal Uitvoeringsprogramma Betere Dienstverlening en e-overheid.
11
GEMMA staat voor Gemeentelijke Model Architectuur en is gebaseerd op de NORA en is
speciaal ontwikkeld door EGEM-i voor gemeenten.
12
NORA staat voor Nederlandse Overheidsreferentie-architectuur
Masterthesis – Merijn van der Laag
56
Hoofdstuk 5. Ontwikkelrichtingen
afspraken is het mogelijk voor gemeenten om een architectuur en infrastructuur
aan te leggen ten dienste van een optimale service aan de burgers, bedrijven en
instellingen.
Gemeenten maken als onderdeel van de ICT strategie uitsluitend gebruik van
open standaarden. Standaarden zijn verbonden aan (primaire) bedrijfsprocessen
in de organisatie en mede ontwikkeld in contact met andere organisaties. Het is
hierdoor essentieel dat de gemeente dit erkent en breed toepast als ICT
gebruiker en naar de leverancier.
Standaardisaties en open standaarden geven zicht op bedrijfsprocessen en
dragen bij aan de transparantie in de organisatie om als dienstverlener optimale
service te bieden aan de burgers, bedrijven en instellingen. Bijvoorbeeld bij het
aanbieden van informatie op het web. De toegankelijkheid van de gemeente zal
toenemen naarmate de organisatie meer is gestandaardiseerd.
5.4 Consequenties van deze trends
Deze bovenstaande trends leiden tot een andere manier van beleidsvoering. De
beleidsvoering zal zich primair richten op informatie. Informatie krijgt een steeds
belangrijkere rol in de organisatie. Door de juiste inzet van informatie wordt het
mogelijk om intensiever samen te werken met (buur)gemeenten en om
ketenintegratie te bewerkstelligen met leveranciers. Daarnaast leidt dit tot een
grotere klantgerichtheid richting de burger. Dit leidt tot een nieuwe manier van
samenwerken op verschillende gebieden en niveaus, zowel binnen de organisatie
als met partners en de burger.
Door
de
informatie-intensieve
organisatie
worden
er
nieuwe
en
andere
competenties van de werknemers gevraagd. Er zal een grotere nadruk gelegd
worden op het ‘informatiemanagement’-vakgebied dan op het ICT-vakgebied. Een
werknemer
moet
I-vaardiger
worden
in
plaats
van
IT-vaardig.
Door
de
bewustwording van de plaats van informatie zal van de werknemer ander gedrag
verwacht worden. De focus verschuift van technologie naar informatie. Net als bij
de technologie zal ook de kwaliteit, beveiliging en beleidvorming van informatie
hoog moeten zijn.
Dit hoofdstuk, over de trends in het IM-vakgebied in lokale overheden, sluit de
literatuurstudie van deze thesis af. Hiermee wordt tevens het eerste deel van het
onderzoek afgerond.
Masterthesis – Merijn van der Laag
57
Hoofdstuk 5. Ontwikkelrichtingen
Het volgende hoofdstuk presenteert de resultaten van het praktijkonderzoek. Het
tweede deel van deze thesis bevat de resultaten van dit praktijkonderzoek. De
resultaten van de interviews, de focusgroepbijeenkomst en de ontvangen
documentatie worden daarin geanalyseerd.
Masterthesis – Merijn van der Laag
58
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een
praktijkonderzoek
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de competenties in een aantal
gemeenten in Nederland en België aan de hand van een focusgroepbijeenkomst,
een tiental interviews, diverse documentatie en het boek “Informatiemanagement
op maat” competentiemodel voor gemeenten. De focusgroepbijeenkomst vond
plaats in België met deelnemers uit diverse Belgische gemeenten en de interviews
zijn voornamelijk afgenomen bij Nederlandse gemeenten. De deelnemers aan de
interviews en de focusgroepbijeenkomst staan open voor vernieuwing, hebben
enige ervaring met competenties of werken in een gemeente waarin de
competenties reeds zijn ingevoerd.
De
ontvangen
documentatie
competentieprofielen,
plannen
bevat
om
informatie
competenties
te
over
ingevoerde
implementeren
of
achtergrondinformatie van gemeenten met betrekking tot de invoering van
competenties, afkomstig uit zowel Vlaamse als Nederlandse gemeenten. Verder is
er documentatie afkomstig van de Vlaamse overheid. Door middel van de
focusgroepbijeenkomst,
de
semigestructureerde
interviews,
de
ontvangen
documentatie en het boek uitgegeven door de VIAG wordt in dit hoofdstuk een
beeld gegeven van de huidige stand van zaken met betrekking tot competenties
in diverse gemeenten in België en Nederland.
De
vragenlijst
voor
de
interviews
en
de
focusgroepbijeenkomsten
zijn
13
geformuleerd op basis van de resultaten uit vorige hoofdstukken . Om voor dit
onderzoek geschikte personen te vinden, is gebruik gemaakt van het netwerk van
de VIAG en V-ICT-OR. Er zijn medewerkers van diverse gemeenten in België en
Nederland benaderd die een functie als IM-professional in een gemeente
vervullen en actief bezig zijn met competenties. Deze personen zijn per e-mail
benaderd voor een interview of voor de deelname in een focusgroepbijeenkomst.
In de eerste fase van het onderzoek is gebruik gemaakt van zeven interviews.
Deze interviews vormden voornamelijk de input voor de focusgroepbijeenkomst.
Gezien de beperkte beschikbaarheid van deze personen is het onderzoek beperkt
gebleven tot slechts één focusgroepbijeenkomst.
13
Het interviewschema is opgenomen in bijlage 5 en de focusgroepvragenlijst is
opgenomen in bijlage 6.
Masterthesis – Merijn van der Laag
59
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
De
eerste
zeven
interviews
zijn
afgenomen
om
de
vragenlijst
voor
focusgroepbijeenkomst vorm te geven. Drie van de interviews zijn afgenomen in
België en vier interviews zijn afgenomen met personen afkomstig uit Nederland.
Van deze zeven interviews zijn de eerste vijf interviews in het begin van het
onderzoekstraject afgenomen, om een goed beeld van het werkveld te krijgen.
Deze eerste vijf interviews zijn afgenomen in Willebroek (B), Bornem (B),
Lokeren (B), Rotterdam (NL) en Arnhem (NL). De overige twee interviews zijn
afgenomen in Zaanstad (NL) en Wijk bij Duurstede (NL), vlak voor de
focusgroepbijeenkomst.
Om
organisatorische
focusgroepbijeenkomst
redenen
te
is
het
organiseren
niet
in
mogelijk
geweest
Nederland.
In
plaats
om
een
van
een
focusgroepbijeenkomst in Nederland, zijn er drie extra interviews afgenomen in
een drietal Nederlandse gemeenten, te weten: Helmond, Tilburg en Eindhoven.
Deze gemeenten zijn benaderd vanwege hun ervaring met de invoering van
competenties en het werken in een competentiegerichte organisatie.
De eerste paragraaf van dit hoofdstuk gaat in op de huidige stand van zaken met
betrekking tot de invoering van competenties bij lokale overheden, de diverse
implementaties
van
competenties
en
het
tot
stand
komen
van
competentieprofielen in gemeenten. De competenties van de IM-professional zijn
geanalyseerd op basis van de focusgroepbijeenkomst en de interviews. In deze
paragraaf
wordt
onderscheid
gemaakt
in
de
gedragscompetenties
en
vakinhoudelijke competenties ondanks dat dit onderscheid niet gemaakt kan
worden volgens de definitie van een competentie, vastgesteld in hoofdstuk 3. In
de
tweede
paragraaf
daaropvolgende
wordt
paragrafen
het
worden
onderscheid
de
nader
resultaten
toegelicht.
per
type
In
de
competentie
toegelicht.
6.1 De huidige situatie in gemeentelijke
organisaties
Iedere gemeente heeft een eigen organisatiestructuur. Dit leidt er toe dat iedere
gemeente een specifieke structuur voor de organisatie van de technologie, ICT
en/of de organisatie van informatiemanagement heeft. In sommige gemeenten is
dit één afdeling of dienst, in andere gemeenten is deze afdeling ergens
ondergebracht, of is de dienst of afdeling verder uitgesplitst in sub-afdelingen.
Kortom, een grote diversiteit aan structuren. Dat houdt ook in, dat de ICT
gerelateerde functies vaak op diverse manieren worden vormgegeven.
Masterthesis – Merijn van der Laag
60
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
Een functienaam maakt duidelijk wat deze functie inhoudt, en wat iemand van
deze functie verwachten kan. Het kan verwarring opleveren als er niet aan deze
verwachting voldaan kan worden. Voor de persoon zelf, maar ook voor de
organisatie, afdeling of buitenwereld. Er bestaat geen standaard voor IM-functies.
De standaard voor deze typen functies worden door iedere organisatie zelf
bepaald. Er kan geconstateerd worden dat er een grote diversiteit bestaat aan de
invulling van de rol van een IM-professional.
Ervaringen met competenties
In meerdere gemeenten zijn verschillende ervaringen met competenties. Er zijn
gemeenten waar geen enkele ervaring is met competenties en er zijn gemeenten
waar de competenties al jaren zijn ingevoerd. In gemeenten waar competenties
niet zijn ingevoerd, worden in een aantal gevallen stappen ondernomen om deze
op termijn in te voeren.
Er is geen overzicht van het percentage gemeenten dat al dan niet competenties
heeft ingevoerd of hiermee bezig is. Desalniettemin blijkt dat de term
competenties in een groot aantal gemeenten leeft. Met name de grotere
gemeenten hebben de stap genomen om competenties in te voeren. De kleinere
gemeenten hebben of de eerste stappen ondernomen om met competenties aan
de slag te gaan, of hebben de prioriteit nog niet bij competenties gelegd. Lang
niet iedere gemeente heeft concrete plannen om een competentietraject te
starten in de organisatie.
De initiatieven die ondernomen worden zijn verschillend. De ene gemeente start
een werkgroep waarin bepaald moet worden wat competenties kunnen betekenen
voor de organisatie, in een andere gemeente worden ervaringen gedeeld met
gemeenten die enige ervaringen hebben met de invoering van competenties. Er is
hier sprake van kennisdeling.
Competenties invoeren of niet invoeren?
De belangrijkste reden om nog geen competentieprofiel in te voeren is dat een
gemeente net een reorganisatie achter de rug heeft, waardoor de functieprofielen
recentelijk zijn gewijzigd. Daarnaast zijn er gemeenten die dusdanig klein zijn,
dat de inspanning om competenties in te voeren weinig toegevoegde waarde
oplevert.
Het kan ook zijn dat een gemeente kiest voor een gefaseerde implementatie van
competenties. Zo zijn er gemeenten waar management- en gedragscompetenties
zijn ingevoerd, maar op specifiek functieniveau nog geen volledige implementatie
heeft plaats gevonden.
Masterthesis – Merijn van der Laag
61
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
Belangrijke
redenen
waarom
competenties
worden
ingevoerd,
hebben
voornamelijk betrekking op meetbaarheid van de functie en invulling van de
functie, zowel voor het huidige als nieuw personeel. Een andere belangrijke reden
is dat hierdoor inzichtelijk wordt wat de bekwaamheden van iemand moeten zijn
in een bepaalde functie. Het moet meetbaar worden aan welke eisen een
bepaalde persoon moet voldoen.
In de gemeenten waar de competenties gedeeltelijk of organisatiebreed zijn
ingevoerd, is er niet altijd een definitie van een competentie vastgesteld. Veelal
benoemt een gemeente een competentie als een combinatie van vaardigheden
en/of van een houding. Vaak zijn deze vaardigheden en/of houdingen gericht op
algemene vaardigheden. De vakinhoudelijk kennis wordt meestal niet benoemd in
het profiel of de competentiecatalogus.
In diverse gemeenten komt een competentieprofiel tot stand in samenwerking
met medewerkers en de afdeling Personeel en Organisatie. In een aantal andere
gemeenten
is
er
een
extern
bureau
ingeschakeld
om
een
passend
competentieprofiel vast te stellen.
Het boek ’Informatiemanagement op maat, competentiemodel voor gemeenten’
dient
in
diverse
gemeenten
als
uitgangspunt
voor
de
ontwikkeling
en
implementatie van een competentieprofiel.
Er zijn vele methoden om tot een competentieprofiel te komen. Uit de analyse
blijkt dat er twee methoden worden gebruikt bij diverse gemeenten die
vergelijkbaar zijn met de inside out en outside in benadering uit hoofdstuk 3.
Vanuit de inside out methode wordt een competentieprofiel ontwikkeld dat uit
gaat van de huidige taken in de organisatie. Ook wordt er een competentieprofiel
ontwikkeld vanuit de resultaatgebieden. Uit deze resultaatgebieden worden taken
en activiteiten vastgesteld om aansluitend de competenties te definiëren.
Bij de outside in benadering wordt gebruik gemaakt van ervaringen bij andere
gemeenten. Op basis van deze ervaringen en beschikbare documentatie kan een
competentieprofiel worden opgesteld.
In de onderzochte gemeenten waar competenties zijn ingevoerd, zijn deze
gemeentebreed geïmplementeerd. Per afdeling of dienst worden er specifieke
afdelingsafhankelijke competenties opgesteld.
Masterthesis – Merijn van der Laag
62
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
De
invoering
van
functieomschrijving
invoering
van
competenties
met
daar
beperkt
bijbehorende
competenties
tot
een
zich
niet
alleen
competenties.
volledig
tot
Veelal
een
leidt
beoordelingssysteem:
de
van
functionerings-, evaluatie- en beoordelingsgesprek met de leidinggevende.
Afhankelijk van de organisatie en de mate van ingevoerde competenties worden
er resultaatgerichte afspraken gemaakte en stelt de werknemer een persoonlijk
ontwikkelplan (POP) op. Door middel van het POP en de resultaatgerichte
afspraken wordt er minimaal één maal per jaar een functioneringsgesprek
gevoerd om te bepalen hoe de werknemer functioneert. Aansluitend vindt er op
basis van resultaatgerichte afspraken een evaluatie plaats en aan het eind van
het jaar wordt er een beoordelingsgesprek gevoerd. Aan de hand van de
competenties is het mogelijk om het functioneren meetbaar te maken.
Door
de
implementatie
van
competenties
wordt
het
personeel
zelf
verantwoordelijk voor zijn of haar functioneren en de groei in de organisatie. Dit
leidt
tot
meer
werkplezier.
De
verantwoordelijkheid
voor
het
algehele
functioneren wordt zo lager in de organisatie gelegd.
6.2 Twee typen competenties
Uit het praktijkonderzoek blijkt dat er onderscheid gemaakt wordt in twee typen
competenties,
namelijk
de
gedragscompetenties
en
de
vakinhoudelijke
competenties. In de volgende twee paragrafen worden deze gedrags- en
vakinhoudelijke competenties nader toegelicht.
In hoofdstuk drie is de definitie van een competentie vastgesteld. Daarin werd
geen
onderscheid
gemaakt
in
type
competenties,
aangezien
in
de
wetenschappelijke literatuur dit onderscheid niet bestaat. In de praktijk blijkt wel
degelijk
een
onderscheid
te
zijn
in
type
competenties,
namelijk
de
gedragscompetenties en de vakinhoudelijke competenties. Om verwarring en
onduidelijkheid te voorkomen, wordt in de bespreking van de resultaten van het
praktijkonderzoek onderscheid gemaakt tussen deze twee typen competenties.
6.3 Gedragscompetenties van de IM-professional
In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de gedragscompetenties van een IMprofessional. Op basis van de analyse van de focusgroepbijeenkomst, de
interviews
en
de
documentatie
zal
er
een
overzicht
van
belangrijke
gedragscompetenties gegeven worden.
Masterthesis – Merijn van der Laag
63
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
In de analyse van de gedragscompetenties wordt onderscheid gemaakt in de
focusgroepbijeenkomst,
de
interviews
en
de
documentatie.
In
de
focusgroepbijeenkomst werd voornamelijk over competenties gesproken die tot
een profiel ontwikkeld zouden moeten worden. In de meeste interviews werd
gesproken over de ervaringen van het gebruik van competenties in de
organisatie. Veelal gaf de ontvangen documentatie ondersteuning aan het
interview.
Focusgroepbijeenkomst
Uit de focusgroepbijeenkomst bleek dat men niet veel ervaring heeft met
competenties in de eigen gemeente. In een aantal gemeenten zijn initiatieven
genomen om er mee aan de slag te gaan. In een aantal andere gemeenten is
interesse aanwezig om met competenties te werken, maar is er geen initiatief
ondernomen om te starten.
Aangezien de deelnemers weinig tot geen ervaring hebben met competenties,
richtte het gesprek in de focusgroepbijeenkomst zich op de toekomst. De centrale
vraag van de focusgroepbijeenkomst was: welke competentie dient een IMprofessional te bezitten om optimaal te functioneren bij een gemeentelijke
organisatie?
Uit het gesprek kwam naar voren dat het lastig is om ICT ‘op de agenda’ van het
bestuur te krijgen. Met het ‘op de agenda’ krijgen wordt bedoeld dat het
management of bestuur overtuigd moeten worden van nut en noodzaak van ICT.
ICT wordt in diverse gemeenten niet als essentieel ervaren. Het ‘op de agenda
krijgen’ van ICT vraagt speciale capaciteiten van de IM-professional.
“…Het op de agenda zetten lukt niet vanaf dag één. Bij de ene gemeente
gaat dit makkelijker dan bij de andere gemeente. Het blijkt dat als op het
niveau van het management of secretaris oog is voor ICT, de ICT-dienst ook
heel sterk kan meegroeien met de organisatie. Wat echt nodig is, is de
competentie om het bestuur te overtuigen en doorzettingsvermogen te
hebben om ICT op de agenda te blijven zetten… …De competentie ‘niet
opgeven’, sterk karakter hebben, stressbestendig zijn en tegenslagen
kunnen incasseren zijn belangrijke competenties.”
Het ‘op de agenda’ zetten vraagt een aantal gedragscompetenties voor de IMprofessional:
Masterthesis – Merijn van der Laag
64
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
-
Assertiviteit;
-
Doorzettingsvermogen, niet opgeven tegenslagen kunnen incasseren;
-
Overtuigingskracht;
-
Overredingskracht;
-
Stressbestendigheid;
Tegelijkertijd zal de verantwoordelijke vanuit het bestuur de capaciteiten moeten
ontwikkelen om tot een goede samenwerking te komen. Deze dient vooral de
vertaalslag te maken van de politieke agenda naar beleidsvorming voor de ICT
afdeling en andersom.
“De
topmanagers
(de
secretarissen
van
lokale
overheden)
dienen
voldoende competenties te hebben om aan de leiding te staan voor het
ontwikkelen van een strategisch IT plan. Met andere woorden, er wordt
een competentie toegevoegd aan de secretaris van een lokaal bestuur,
niet aan de IT verantwoordelijke.”
Dit wil niet zeggen dat een secretaris de volledige capaciteiten dient te hebben
om een strategisch IT plan te schrijven. De bestuurder moet de competenties
bezitten om sturing te geven aan dit proces. Er wordt goed leiderschap van de
secretaris verwacht.
“…de topmanager moet de capaciteiten hebben om zich als topmanager te
laten omringen door allemaal specialisten. En één van deze specialisten is
de IT’er. …Secretarissen moeten competenties hebben, maar niet zeer
strikte ICT competenties van het niveau van leiding.”
Men is het in de focusgroepbijeenkomst eens over de capaciteiten van de
secretaris. De secretaris moet leiding nemen voor de ontwikkeling van een IT
plan, maar hoeft deze niet zelf te ontwikkelen. Op dit niveau worden de grote
lijnen uitgezet, de prioriteiten gesteld en worden knopen doorgehakt. Daarnaast
ligt de verantwoordelijkheid voor de operationalisering bij de ICT dienst.
De belangrijkste competenties van een beleidsmedewerker van een ICT-afdeling
zijn met name overtuigingskracht en kennis. Bij kennis gaat het om technische
competenties. In gesprek blijken de gedragscompetenties meer belangrijk te zijn
dan
de
technische
competenties,
waarbij
communicatie
de
belangrijkste
competenties is.
Masterthesis – Merijn van der Laag
65
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
“… het gaat om de inzichten die nodig zijn in de eigen organisatie, veel
overtuigingskracht, veel vertaalkunst en het motiveren van mensen tot
samenwerken. “
Interviews en bijbehorende documentatie
In een groot aantal gemeenten zijn gedragscompetenties op diverse manieren
ingevoerd. Het vastleggen van deze competenties, in de vorm van documentatie,
verschilt
per
gemeente.
Het
resultaat
loopt
uiteen
van
een
lijst
met
gedragscompetenties tot een boekwerk waarbij iedere competentie is uitgewerkt
in verschillende niveaus.
Uit de analyse van de interviews en bijbehorende documentatie blijkt, dat bij de
invoering van competenties in de gemeente deze invoering altijd wordt
ondersteund door documentatie voor het personeel. Het complete overzicht van
de competentietabellen, in totaal zes, worden in bijlage twee weergegeven. In
deze bijlage wordt per overheidsinstelling de competentietabel kort toegelicht.
Over het algemeen is de documentatie gericht op de gedragscompetenties,
verdeeld over een aantal clusters of categorieën. De competenties uit deze
clusters of categorieën zijn vaak opgedeeld in niveaus. Het aantal niveaus
verschilt van drie tot zes. Een klein percentage documentatie richt zich naast de
gedragscompetenties
ook
op
de
vakgerichte
en
algemene
kennis
en
vaardigheden, deze worden in de volgende paragraaf besproken.
Door de manier waarop competenties zijn gecategoriseerd of geclusterd is het
mogelijk om gelijksoortige competenties bij elkaar te voegen, zodat het overzicht
behouden blijft.
Uit de analyse van de interviews en de documentatie blijken een aantal
verschillen en overeenkomsten. De belangrijkste verschillen zijn:
-
de mate van structurering;
-
de mate van het aanbrengen van niveaus;
-
de mate van detaillering;
De mate van structurering bepaalt hoe de competentielijst is gestructureerd. In
de gemeente Helmond, Tilburg en Eindhoven is gekozen voor een lange lijst,
terwijl de lijst van competenties van de provincie Noord Holland en Vlaanderen
gecategoriseerd is.
Masterthesis – Merijn van der Laag
66
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
De competentielijst van de gemeente Helmond bestaat uit 15 competenties, maar
per competentie is een zestal niveaus benoemd. Ook de gemeente Tilburg heeft
een niveaus aangebracht in de lijst met competenties. Er worden per competentie
drie
niveaus
benoemd.
Dit
worden
ontwikkelniveaus
genoemd.
De
competentielijst van Vlaanderen is niet opgedeeld in niveaus, maar heeft
indicatoren per competentie vastgelegd. Dit is een andere manier om de
competentie meetbaar te maken.
De detaillering van de competentielijsten is voor de meeste overheidsinstellingen
verschillend te noemen. De competentietabel van de gemeente Tilburg bestaat uit
41 competenties, waarbij bijvoorbeeld onderscheid wordt gemaakt in schriftelijke
uitdrukkingsvaardigheid en mondelinge presentatie, terwijl de competentielijst
van de gemeente Helmond met slechts 15 competenties, de competentie
communicatief vermogen benoemt.
De belangrijkste overeenkomsten betreffen de inhoud van de competenties. Veel
van de competenties komen in diverse competentielijsten voor ondanks dat deze
niet hetzelfde worden genoemd. In de volgende paragraaf wordt de inhoud van
de gedragscompetenties met elkaar vergeleken.
Gedragscompetenties vergeleken
Op basis van de analyse van de zes competentielijsten is een vergelijking
gemaakt tussen de competentielijsten. Wat zijn de grootste overeenkomsten?
Om de overeenkomsten van de diverse competentielijsten van de verschillende
overheidsinstellingen te analyseren, is een drietal stappen doorlopen. In de eerste
stap zijn de competenties per competentielijsten zo veel mogelijk geclusterd. Dit
resulteerde in de onderstaande clusters:
-
Persoonlijke vaardigheid;
-
Persoonlijke kracht;
-
Interpersoonlijke vaardigheid;
-
Omgang met informatie;
-
Sturend vermogen;
In de tweede stap is de vertaalslag gemaakt. In deze stap zijn dezelfde type
competenties zo veel mogelijk hetzelfde genoemd. In het voorbeeld van
communicatief vermogen: dit heeft zowel met de mondelinge- als met de
schriftelijke communicatieve vaardigheid te maken. In dit geval is er voor
gekozen om de competentie communicatief vermogen op te delen in mondelinge–
Masterthesis – Merijn van der Laag
67
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
en schriftelijke communicatieve vaardigheid. Er is voor deze oplossing gekozen,
omdat de competentielijst in de nieuwe samenstelling reeds geclusterd is. De
competentie communicatieve vaardigheden duidt ook op een clustering. Hierdoor
zou er een dubbele clustering ontstaan, wat mogelijk verwarring oplevert.
In de derde stap zijn de resultaten in een tabel verwerkt inclusief het aantal
keren dat deze competentie in de diverse competentielijsten is benoemd. Het
resultaat van deze drie stappen staat in bijlage twee in tabel 17.
Op basis van de totale lijst is gebleken dat een aantal competenties veelvuldig
voorkomt. Als een competentie in vier, vijf of zes van de lijsten voorkwam, is
deze opgenomen in de tabel met de meest voorkomende competenties. Deze zijn
gekenmerkt
als
belangrijk.
Het
resultaat
van
de
meest
voorkomende
gedragscompetenties is weergegeven in tabel 8.
Cluster
Competentie
Aantal keer
genoemd
Persoonlijke
•
Voortdurend verbeteren / ambitie
5
vaardigheid
•
Klantgerichtheid
5
•
Samenwerken
6
•
Stressbestendigheid
5
•
Initiatief
5
•
Omgevingsbewustzijn
5
Interpersoonlijke
•
Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid
6
vaardigheid
•
Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid
6
•
Overtuigingskracht
4
Omgaan met
•
Probleemanalyse
5
informatie
•
Oordeelsvorming
4
•
Visie ontwikkelen
4
•
Leiderschap
4
•
Resultaatgerichtheid
5
•
Besluitvaardigheid
5
•
Planmatig werken
5
•
Organiserend vermogen
5
Persoonlijke kracht
Sturend vermogen
Tabel 8. Meest voorkomende gedragscompetenties afkomstig van de verschillende
competentielijsten
Opvallend is dat het aantal competenties per cluster in vier van de vijf clusters
gelijk is. Het cluster Sturend vermogen is twee competenties groter. De
Masterthesis – Merijn van der Laag
68
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
competenties samenwerken, schriftelijke- en mondelinge communicatie komen
het meest voor in de geanalyseerde competentielijsten.
Het cluster Sturend vermogen blijkt het meest belangrijk te worden ervaren. Er
wordt van een IM-professional verwacht dat de capaciteiten op het gebied van
leiderschap,
resultaatgerichtheid,
besluitvaardigheid,
planmatig
werken
en
organiserend vermogen in bezit zijn.
Daarnaast worden de competenties samenwerken, schriftelijke en mondelinge
communicatie in alle gevallen genoemd of is in de documentatie opgenomen. Op
basis van deze resultaten kan gesteld worden, dat de eerder genoemde aspecten
van sturend vermogen en de competenties samenwerken, schriftelijke en
mondelinge communicatie essentieel zijn.
6.4 Vakinhoudelijke competenties van een IMprofessional
Uit de analyse van de focusgroepbijeenkomst, interviews en documentatie komt
nadrukkelijk naar voren dat het voornamelijk om gedragscompetenties gaat.
Daarnaast de gedragscompetenties is het van belang dat iemand de inhoudelijke
capaciteiten heeft om een functie uit te voeren. In deze paragraaf worden de
vakinhoudelijke competenties vastgesteld en staat dus de volgende vraag
centraal:
welke
belangrijke
vakinhoudelijke
competenties
heeft
een
IM-
professional nodig om goed te functioneren?
Net als de paragraaf over de gedragscompetenties zal deze paragraaf opgedeeld
worden in een aantal subparagrafen. Er zal in de analyse een onderscheid
gemaakt
worden
in
de
focusgroepbijeenkomst
en
de
interviews
en
de
documentatie.
Focusgroepbijeenkomst
Uit de analyse van de focusgroepbijeenkomst blijkt dat voornamelijk de
gedragscompetenties als belangrijk worden gekenmerkt. De vakinhoudelijke
competenties worden als minder belangrijk beschouwd, maar blijken wel
essentieel te zijn.
Masterthesis – Merijn van der Laag
69
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
De
competentie
klantgerichtheid
wordt
als
meest
belangrijk
beschouwd.
Klantgerichtheid bepaalt in hoeverre je onderhandelt met leveranciers en hoe de
interne en externe dienstverlening optimaal ingezet kan worden.
Naast de klantgerichtheid is het belangrijk dat de medewerkers de volgende
competenties bezitten:
-
managementvaardigheden;
-
adviesvaardigheden;
Deze
vaardigheden
zijn
belangrijk,
omdat
er
op
verschillende
niveaus
onderhandeld en samengewerkt moet worden: met de leidinggevende, de
mensen die onder je werken en de naaste collega’s. Niet alleen binnen de eigen
afdeling of departement, maar met name over de grenzen van de afdeling of het
departement heen. De deelnemers aan de focusgroepbijeenkomst merkten
daarnaast op, dat architecturen in de organisatie belangrijk zijn.
“Als ik kijk naar de moeilijkheden die we hebben in ons lokale bestuur en
we kijken hoe elke dienst op zijn eilandje bezig is, zijn data-architecturen
heilig en het liefst niet gedeeld met zijn collega’s van twee deuren verder.”
De vakinhoudelijke competenties die als belangrijk naar voren komen, zijn de
competenties die te maken hebben met:
-
architectuur;
-
mid office pakketten;
-
outsourcen;
Vertalen van business naar ICT
Door de klantgerichte opstelling van de IM-professional kan de ICT behoefte
vertaald worden naar de businessbehoefte van de beleidsmakers.
“De boodschap dient in businesstaal gebracht te worden om er zeker van
te zijn dat de boodschap aankomt. Eén van de competenties is het
brengen van de boodschap in businesstaal en niet in ICT nerdtaal.”
De term klantgerichtheid blijkt meerder betekenissen te hebben. Naast het
optimaal inzetten van de dienstverlening betekent klantgerichtheid ook de
vertaalslag maken van de business naar de technologie. De juiste taal spreken
zowel naar het management als naar de afdeling waar ICT onder valt.
Masterthesis – Merijn van der Laag
70
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
“Niet alleen in kleine gemeenten, ook in grote gemeenten, evolueert de
techneut.”
Iemand met een technologische achtergrond dient zich steeds meer bezig te
houden met het beleid, met de lange termijn planning en het verkopen van de
ICT naar het management en de politiek. De afstemming tussen de business en
technologie is een probleem waar zowel grotere als kleine gemeenten mee
kampen. Er is bij het management nog te weinig besef dat ICT op een relatief
hoog niveau moet worden bekeken. Hierdoor ontstaat de competentie ‘het op de
agenda’ krijgen van het management. Door deze competentie te combineren met
de competentie ‘klantgerichtheid’, waarin de vertaalslag gemaakt wordt van de
business naar technologie en vice versa, wordt het mogelijk het bestuur of het
management bewust te maken van het belang van ICT en wordt ICT op de
agenda gezet.
Beleidscompetenties
Competenties specifiek voor lokale overheden zijn ‘beleidscompetenties’. Uit de
focusgroepbijeenkomst blijkt dat beleidscompetenties belangrijk zijn:
“Het inschatten van dossiers met betrekking tot het bepalen welke
projecten
deze
behoren.
Het
herkennen
van
behoeften
over
de
departementen, diensten en afdelingen heen.”
Herkennen van de behoeften houdt in dat niet alleen de vraag vanuit de politiek
begrepen moet worden, maar dat duidelijk moet zijn wat de werkelijke behoeften
zijn, en wat het effect van deze behoeften is op de rest van de ICT organisatie.
Naast is het van belang dat men de politiek begrijpt en leert werken met de
politiek.
De
competentie
‘de
politiek
begrijpen’
is
specifiek
voor
een
overheidsinstelling. Dat houdt in dat het management van een lokale overheid
geregeld te maken krijgt met beleidsvoorstellen vanuit de politiek. Het effect van
een besluit op politiek niveau kan in een kort tijdsbestek en nog jaren erna een
behoorlijk effect hebben op de ICT voorziening in de organisatie.
“De keuze om bijvoorbeeld een klantvriendelijke website te lanceren, de
invoering van de wet op de rechtspositie of de invoering van een nieuw
servicekanaal hebben behoorlijk wat effect op de ICT van de gemeente.
De business is hierdoor in grote mate bepalend voor wat de ICT
doelstellingen zijn.”
Masterthesis – Merijn van der Laag
71
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
Trend: informatie
Het begrip informatie dient een plaats in de organisatie te krijgen. Men is het er
over eens dat informatie een belangrijk aspect is in de organisatie en dat de
kwaliteit van de informatie niet bij ICT ligt. Kwaliteitzorg en ICT dienen samen te
werken om zowel de inhoud als bijvoorbeeld de architectuur aan te laten sluiten
bij de doelstellingen van de organisatie.
“We hebben nu anderhalf jaar IKZ (integrale kwaliteitszorg) in dienst.
Eigenlijk is dat één van de diensten waar we het meest mee samenwerken
en waarbij ook heel veel vertaalslagen worden gemaakt. De persoon die
bij kwaliteitzorg zit, is niet echt ICT georiënteerd, en komt met heel veel
vragen. Bijvoorbeeld bij het organiseren van evenementen: hoe vertaal je
dat naar ICT oplossingen? Kwaliteitszorg en ICT zijn heel nauw met elkaar
verbonden.
Deze vertaalslag moet in twee richtingen plaatsvinden. Je moet een ICT
oplossing kunnen vertalen naar de business en men moet ook de input
van de business kunnen vertalen naar de ICT oplossingen.”
Trend: outsourcing
De deelnemers van de focusgroepbijeenkomst laten blijken dat de term
outsourcing niet echt leeft.
“Ik merk toch bij heel veel ICT’ers in de Vlaamse gemeenten enorme
schrik om dingen te gaan outsourcen.”
Er zijn veel ICT’ers die met hart en nieren de technologie bedienen en het
bijzonder lastig vinden om dit uit handen te geven.
Anderzijds begrijpt men de noodzaak om de kosten en baten tegen over elkaar te
zetten om te bepalen of (delen van) de ICT geoutsourced dient te worden.
De vraag voor de organisatie die hieruit voortvloeit: zijn de capaciteiten in huis
om de ICT werkzaamheden uit te voeren? Deze vraag is eenvoudig met ja of nee
te beantwoorden, maar het is de vraag of het loont om bepaalde activiteiten in
huis te behouden?
Masterthesis – Merijn van der Laag
72
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
Interviews en bijbehorende documentatie
Uit de interviews blijkt dat de vakinhoudelijke kennis en vaardigheden niet
expliciet is vastgelegd, zoals dat wel is vastgelegd voor de gedragscompetenties.
De vakinhoud wordt voornamelijk expliciet gemaakt in functieomschrijvingen en
vacatureteksten.
In de analyse van een verschillend aantal functieomschrijvingen en vacatures van
een
zestal
gemeenten
is
een
grote
overlap
aan
technische
kennis
en
vaardigheden aangetroffen. De functies variëren van hoofd van een afdeling tot
technisch medewerker. Iedere omschrijving heeft een functienaam, een korte
omschrijving van de functie, een aantal resultaatgebieden, vakinhoudelijke kennis
en vaardigheden. De analyse in deze paragraaf richt zich met name op de
functienaam en de vakinhoudelijke competenties.
Om de overeenkomsten van de diverse vakinhoudelijke competenties van de
verschillende overheidsinstellingen te analyseren, is er een tweetal stappen
doorlopen.
In
de
eerste
stap
zijn
de
vakinhoudelijke
competenties
per
functieomschrijving of vacature geclusterd. Dat resulteerde in de onderstaande
vier clusters:
-
het cluster management;
-
het cluster informatiemanagement;
-
het cluster coördinatie;
-
het cluster operationeel.
In deze eerste stap is tevens een opsomming gemaakt van de functienamen
passend bij het cluster. In de tweede stap is bekeken welke technische termen bij
deze clusters aansluiten. Tevens is in deze stap de vertaalslag gemaakt om
gelijksoortige termen samen te voegen.
In het cluster Management zijn de vakinhoudelijke competenties met name
gericht op het bepalen van de strategie en het bepalen van het beleid. Een IMprofessional in een managementrol:
-
vormt beleid;
-
bepaalt de (ICT) strategie;
-
heeft kennis van architecturen;
-
heeft kennis van project- en programmamanagement;
-
draagt de zorg voor kwaliteit.
De IM-professional in een managementrol voert activiteiten uit waar de
analyseren de en adviserende vaardigheden een belangrijke rol spelen. Deze
Masterthesis – Merijn van der Laag
73
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
vaardigheden zijn nodig om kwalitatief goede informatieplannen te schrijven, om
de informatie en ICT behoefte te analyseren en de kosten te bepalen van de
informatievoorziening.
Daarnaast bezit deze IM-professional de benodigde vakinhoudelijke kennis en
vaardigheden om projecten te leiden en de kennis om de juiste personen op het
juiste moment in de organisatie in te zetten.
In het cluster informatiemanagement zijn de vakinhoudelijke competenties
gericht op het vertalen van het ICT beleid en het coördineren van de
(gemeentelijke)
architectuur.
Een
IM-professional
in
een
informatiemanagementrol:
-
heeft kennis van informatieanalyse, architecturen en infrastructuur;
-
heeft inzicht in de informatiebehoefte van de organisatie;
-
bezit projectmanagementvaardigheden;
-
volgt de technische ontwikkelingen op de markt;
De IM-professional in een informatiemanagementrol voert activiteiten uit waar
inventariserende vaardigheden een belangrijke rol spelen. De IM-professional
heeft een goed beeld van de eigen organisatie: kan de vertaalslag maken van
beleid naar de ICT dienstverlening, kent de informatievoorzieningsystemen, en
kent de structuur en werking van de bestaande infrastructuur op gemeentelijk
niveau. Daarnaast volgt de IM-professional de markt op het gebied van
beschikbare ICT oplossingen.
In het cluster coördinatie zijn de vakinhoudelijke competenties gericht op het
coördineren van gegevens, het netwerk- en ICT beheer. Een IM-professional in de
rol van coördinator:
-
adviseert en informeert het management;
-
analyseert de interne (beheer) processen voor de te leveren diensten;
-
stelt een service level agreement op;
-
heeft kennis van ICT beheerprocessen en projectportfolio.
Een IM-professional in de rol van coördinator is de schakel tussen het
management en de uitvoering in de organisatie. De IM-professional heeft goed
zicht op de ICT beheersprocessen en ICT diensten, analyseert deze processen en
informeert het management over de beschikbaarheid van de dienstverlening.
In het cluster operationeel zijn de vakinhoudelijke competenties voornamelijk
technisch inhoudelijk georiënteerd. Een IM-professional in een operationele rol
heeft veel vakinhoudelijke kennis zoals kennis van:
Masterthesis – Merijn van der Laag
74
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
-
netwerken en netwerkbeheer;
-
hardware en benodigde applicaties;
-
webtechnologieën;
-
databasemanagement;
-
softwareontwikkeling.
Een IM-professional in een operationele rol is voornamelijk actief met de
hardware en software van de werkplek, de hardware en software van het
serverpark en het beheer en configuratie van deze hardware en software.
Daarnaast
draagt
de
IM-professional
zorg
voor
ondersteuning
voor
informatievoorziening en webapplicaties.
De bovenstaande resultaten zijn verwerkt in een tabel. Deze tabel met het
overzicht van functienamen en de vakinhoudelijke competenties staan in tabel 18
van bijlage 2.
Vakinhoudelijke competenties vergeleken
De analyse van de resultaten van de focusgroepbijeenkomst en de interviews en
documentatie levert een aantal overeenkomsten en een aantal verschillen op.
De deelnemers van de focusgroepbijeenkomst hebben het zwaartepunt voor de
vakinhoudelijke competentie gelegd bij de kennis en vaardigheden die nodig zijn
om de vertaalslag te maken tussen de business en de technologie. Uit de
geanalyseerde documentatie wordt deze vertaalslag ook benoemd en wordt deze
voornamelijk op informatiemanagementniveau van een IM-professional verwacht.
Op managementniveau worden management- en adviesvaardigheden van een
IM-professional verwacht. Deze vaardigheden blijken uit de analyse van de
documentatie een belangrijke rol te spelen bij het bepalen van de strategie en het
opstellen van het te voeren beleid.
In de focusgroepbijeenkomst zijn een drietal vakinhoudelijk termen genoemd, te
weten: architecturen, mid office pakketten en outsourcing. Deze termen komen
op verschillende niveaus tevens uit de analyse van de documentatie.
De architecturen hebben een belangrijke positie op het informatiemanagementniveau. De mid office pakketten hebben betrekking op de uitvoering, op
operationeel niveau. Sourcing heeft op verschillende niveaus betrekking. Het
management dient sourcing op te nemen in het beleid op basis van de adviezen,
Masterthesis – Merijn van der Laag
75
Hoofdstuk 6. IM profielen in gemeenten: een praktijkonderzoek
afkomstig van het informatiemanagement. De beslissingen hebben voornamelijk
effect op operationeel niveau in het geval besloten wordt om operationele
activiteiten uit te besteden. De mid office pakketten worden voornamelijk op
operationeel niveau toegepast.
De beleidscompetenties, specifiek gericht op de gemeentelijke politiek, worden
ook in de documentatie beschreven, maar worden niet zodanig expliciet
genoemd. De IM-professional moet de eigen organisatie goed kennen met
betrekking tot de beleidsvorming, de informatievoorziening en de inrichting ervan
door middel van architectuur en infrastructuur. De competenties om de effecten
van politieke beslissingen op hoog niveau in te zien, worden niet expliciet
genoemd in de documentatie.
Het resultaat van de analyse van de documentatie is voor de vakinhoudelijke
competenties uitgebreider dan vanuit de focusgroepbijeenkomst. De resultaten
van tabel 18 uit bijlage 2 zijn daarom een goede aanvulling op de competenties
die genoemd zijn in de focusgroepbijeenkomst.
In het volgende hoofdstuk worden de resultaten van het praktijkonderzoek
vergeleken met de resultaten van de literatuurstudie. Het geheel leidt tot een
aantal uitgangspunten voor het referentiekader competentieprofiel.
Masterthesis – Merijn van der Laag
76
Hoofdstuk 7. Synthese literatuur en praktijk
Hoofdstuk 7. Synthese literatuur en praktijk
In
dit
hoofdstuk
praktijkonderzoek
vindt
de
plaats.
verbinding
Hier
wordt
tussen
de
de
literatuurstudie
vergelijking
gemaakt
en
tussen
het
de
resultaten van de literatuurstudie en de resultaten van het praktijkonderzoek,
zoals gepresenteerd in de voorgaande hoofdstukken.
De
eerste
paragraaf
toont
de
resultaten
van
de
analyse
van
de
gedragscompetenties, de vakinhoudelijke competenties en de trends. Het
resultaat van dit hoofdstuk levert input voor de eisen die aan het referentiekader
competentieprofiel kunnen worden gesteld. Deze eisen worden aan het begin van
het volgende hoofdstuk vastgesteld. Dit hoofdstuk sluit af met de input voor de
vorm van het referentiekader competentieprofiel, zodat in het volgende hoofdstuk
deze eisen opgesteld kunnen worden.
7.1 Inhoud voor het referentiekader
competentieprofiel
In hoofdstuk drie is de definitie van een competentie vastgesteld. In deze
definitie spelen de aspecten kennis, vaardigheden en attitude een belangrijke rol.
Er wordt vastgesteld dat gedrag het resultaat is van de optelling van kennis,
vaardigheden en attitude. Op basis van die definitie wordt vastgesteld dat er
geen onderscheid gemaakt kan worden in diverse type competenties. Er is slechts
één definitie van een competentie van één type competentie waarbij sprake is
van een combinatie van kennis, vaardigheden en attituden.
Uit de resultaten van de analyse van het praktijkonderzoek blijkt, dat in de
praktijk
onderscheid
gemaakt
wordt
in
gedrags-
en
vakinhoudelijke
competenties. Hoewel dit in theorie niet mogelijk is, vindt dit onderscheid in de
praktijk veelvuldig plaats. In de focusgroepbijeenkomst, de interviews en
documentatie wordt gesproken en geschreven over competenties, terwijl deze
competenties
niet
voldoen
aan
de
definitie
van
een
competentie.
De
gedragscompetenties blijken persoonlijkheidskenmerken te zijn. Dat zijn dus
feitelijk geen competenties.
Bij de vakinhoudelijke competenties wordt veelal het aspect attitude buiten
beschouwing gelaten waardoor ook hier geen sprake kan zijn van een formele
competentie, zoals vastgesteld in hoofdstuk 3.
Masterthesis – Merijn van der Laag
77
Hoofdstuk 7. Synthese literatuur en praktijk
In
het
vorige
hoofdstuk
werd
onderscheid
gemaakt
in
diverse
typen
competenties, terwijl dit volgens de definitie van een competentie niet mogelijk
is. Hoewel in de wetenschappelijke literatuur het onderscheid tussen de twee
typen competenties niet wordt gemaakt, wordt het competentieprofiel van een
Bachelor of ICT14 opgedeeld in algemene competenties en beroepsspecifieke
competenties. Als gevolg van deze opdeling zal in het vervolg van dit hoofdstuk
onderscheid gemaakt worden tussen gedragscompetenties en vakinhoudelijke
competenties.
Gedragscompetenties
In de IM-literatuur blijkt het aspect attitude in relatie tot het vakgebied niet te
zijn onderzocht. In de sociale psychologie is veelvuldig onderzoek gedaan op het
gebied van attitude. Goldberg (1990) heeft onderzoek gedaan naar de attitude en
heeft dit vormgegeven in diverse persoonlijkheidskenmerken. Deze kenmerken
zijn
vervolgens
opgedeeld
in
vijf
groepen.
De
groepen
vertonen
grote
overeenkomsten met de uitkomsten van de gedragscompetenties uit de praktijk
in dit onderzoek.
Ondanks dat er grote overeenkomsten zijn, is onvoldoende onderzoek gedaan om
de resultaten van de analyses van het literatuuronderzoek en praktijkonderzoek
te analyseren. Op het gebied van managementkennis en -vaardigheden zijn er
overeenkomsten. In de vakliteratuur is veel onderzoek gedaan naar de
managementkennis en vaardigheden van een IM-professional (Simon, et al.,
2007; Abraham, et al., 2006; Wieringa, 2005; Abcouwer & Truijens, 2004;
Bassellier en Benbasat, 2004; Wu et al., 2004; Bassellier, et al, 2003; 2001;
Maes, 2003; Enns, 2001; Gottschalk, 2000; Gottschalk en Taylor, 2000; Peppard,
2000; Lee, 1995;)15.
Het overzicht in tabel 7, uit hoofdstuk 4, toont grote overeenkomsten met de
gedragscompetenties afkomstig van de resultaten van de analyse van de
focusgroepbijeenkomst en de analyse van de interviews en documentatie. De
grootste overeenkomsten zijn:
-
Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid;
-
Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid;
-
Samenwerken;
14
Competentieprofiel van de Bachelor of ICT ontwikkeld door het HBO-i, zie bijlage 1
15
Tabel 7 uit hoofdstuk 4 toont een overzicht van de managementkennis en -vaardigheden
van een IM-professional.
Masterthesis – Merijn van der Laag
78
Hoofdstuk 7. Synthese literatuur en praktijk
-
Leiderschap;
-
Planmatig werken;
-
Organiserend vermogen;
In de IM-literatuur worden de mondelinge en schriftelijke vaardigheden als
belangrijk beschouwd (Simon, et al., 2007; Abraham, et al., 2006; Wieringa,
2005; Wu et al., 2004; Lee, 1995;). In de praktijk worden deze vaardigheden
eveneens
als
meest
belangrijke
focusgroepbijeenkomsten
als
in
vaardigheid
de
benoemd,
interviews
en
zowel
documentatie.
in
de
Deze
communicatieve vaardigheden worden in het cluster interpersoonlijke vaardigheid
samen met overtuigingskracht genoemd. In de literatuur is de overtuigingskracht
niet expliciet genoemd.
De competentie samenwerken wordt in de praktijk minstens zo belangrijk ervaren
als de competentie mondelinge en schriftelijke communicatieve vaardigheden. Bij
de competentie samenwerken gaat het om zowel de samenwerking met het
bestuur
als
met
de
naaste
collega’s.
In
de
IM-literatuur
wordt
de
samenwerkingsvaardigheid specifiek met het bestuur benoemd (Wu et al., 2004;
Abcouwer & Truijens, 2004; Maes, 2003; Enns, 2001; Gottschalk en Taylor,
2000; Peppard, 2000;). Deze competentie komt in grote mate overeen met de
competentie uit de literatuur en wordt als belangrijk beschouwd.
De competentie samenwerken valt in het cluster persoonlijke vaardigheid waar,
tevens
de
competentie
klantgerichtheid
is
geplaatst.
De
competentie
klantgerichtheid komt in de literatuur veelvuldig voor, (Simon, et al., 2007;
Abraham, et al., 2006; Wieringa, 2005; Abcouwer & Truijens, 2004; Wu et al.,
2004; Maes, 2003; Enns, 2001; Gottschalk en Taylor, 2000; Peppard, 2000; Lee,
1995;) maar wordt niet als zodanig expliciet benoemd. Klantgerichtheid heeft met
een aantal aspecten te maken, die veelal te maken hebben met communicatie.
De houding bepaalt in welke mate de communicatie klantgericht is. De
communicatie, zowel mondeling als schriftelijk, dient gericht te zijn op de vraag
van de klant, leverancier, collega of bestuurslid. Het gaat om het spreken van de
juiste taal.
In tabel 8, uit hoofdstuk 6, wordt het cluster sturend vermogen als belangrijk
ervaren. In dit cluster staan vijf competenties die bepalend zijn voor het sturend
vermogen van een IM-professional. Van deze vijf competenties is het meeste
onderzoek gedaan naar competentie leiderschap in de IM-literatuur (Broadbent,
Masterthesis – Merijn van der Laag
79
Hoofdstuk 7. Synthese literatuur en praktijk
et al., 2005; Wieringa, 2005; Bassellier en Benbasat, 2004; Wu et al., 2004;
Bassellier, et al, 2003; 2001; Gottschalk, 2000; Lee, 1995;).
In de IM-literatuur komen de termen resultaatgerichtheid, besluitvaardigheid,
planmatig werken en organiserend vermogen voor, maar vallen onder de
noemer:
plannen
en
organiseervaardigheden,
strategisch
denken,
projectmanagement (Abraham, et al., 2006; Wieringa, 2005; Wu et al., 2004;
Gottschalk, 2000; Gottschalk en Taylor, 2000; Lee, 1995).
Opvallende verschillen tussen praktijkonderzoek en literatuurstudie zijn dat de
competenties uit het praktijkonderzoek vaak zeer specifiek zijn, terwijl dat in
termen uit de IM-literatuur vaak generiek is.
Vakinhoudelijke competenties
In de IM-vakliteratuur wordt onderscheid gemaakt tussen de businesskennis en vaardigheden en de technologisch inhoudelijke kennis en vaardigheden. In de
onderzoeken uit de IM-literatuur valt op, dat er aanzienlijk minder aandacht is
voor de vakinhoud dan voor de management- en gedragscompetenties van een
IM-professional. De onderzoekers Wu et al. (2004) hebben onderzoek gedaan
naar de kennis en vaardigheden van een IM-professionel, waarbij de attitude
buiten beschouwing werd gelaten.
De trend van ICT naar informatie, is nadrukkelijk aanwezig in de actuele IMliteratuur. Desalniettemin vindt men het lastig om afstand te nemen van de
technologie en de focus te leggen bij de business. In de resultaten van de
interviews en de analyse van de documentatie kwam een gelijkwaardig beeld
naar voren. De diverse gemeenten hebben in de competentieprofielen zeer weinig
ruimte gecreëerd voor de technisch inhoudelijke kant van de IM-professional. Het
gevolg zal zijn dat de ICT-afdeling in een gemeente een andere taak zal gaan
vervullen in vergelijking met een aantal jaren geleden.
In de praktijk blijkt er een opdeling in clusters van de vakinhoudelijke
competenties
mogelijk
te
zijn,
namelijk
in
het
cluster
management,
informatiemanagement, coördinatie en operationeel. Het cluster management
bevat competenties die gericht zijn op: het vormen van beleid, het bepalen van
de (ICT)strategie, kennis hebben van architecturen, kennis van project- en
programmamanagement
en
zorg
dragen
voor
kwaliteit.
In
het
cluster
informatiestructuur gaat het om de competenties die betrekking hebben op de
kennis hebben van informatieanalyse, architecturen en infrastructuren, inzicht
hebben
in
de
informatiebehoefte
van
de
organisatie,
het
bezitten
van
projectmanagementvaardigheden en het volgen van de technische ontwikkelingen
Masterthesis – Merijn van der Laag
80
Hoofdstuk 7. Synthese literatuur en praktijk
op de markt. In het cluster coördinatie zijn de vakinhoudelijke competenties
gericht op het gebied van adviseren en informeren van het management,
analyseren van de interne (beheer) processen voor de te leveren diensten, het
opstellen van service level argreements, kennis hebben van ICT beheerprocessen
en projectportfolio. Het cluster operationeel bevat voornamelijk competenties
gericht op de kennis van netwerken en netwerkbeheer, op hardware en de
benodigde applicaties, op webtechnologieën, databasemanagement en de kennis
van softwareontwikkeling.
In de analyse van het praktijkonderzoek lag het zwaartepunt bij de managementen adviesvaardigheden van een IM-professional. Deze vaardigheden worden ook
in de literatuur als belangrijk ervaren, zoals de resultaten van tabel 7, uit
hoofdstuk 4, tonen (Simon, et al., 2007; Abraham, et al., 2006; Wieringa, 2005;
Abcouwer & Truijens, 2004; Bassellier en Benbasat, 2004; Wu et al., 2004;
Bassellier, et al, 2003; 2001; Maes, 2003; Enns, 2001; Gottschalk, 2000;
Gottschalk en Taylor, 2000; Peppard, 2000; Lee, 1995;).
In de focusgroepbijeenkomst werden beleidsgerichte competenties als belangrijk
ervaren voor het goed functioneren in de organisatie. In de literatuur wordt geen
onderscheid gemaakt tussen de omgeving van een overheidsinstelling en het
bedrijfsleven. Deondanks is het voor beide omgevingen belangrijk de eigen
organisatie
goed
te
kennen
met
betrekking
tot
beleidsvorming,
informatievoorziening en architectuur met bijbehorende infrastructuur van de
organisatie.
Trends
In de focusgroepbijeenkomst is nadrukkelijk gesproken over trends in het
vakgebied. De trend van ICT naar informatie uit hoofdstuk 5 kwam sterk naar
voren. Met name de kwaliteit van de informatie wordt als belangrijk ervaren. De
belangrijkheid van informatie en de kwaliteit van deze informatie wordt van
steeds grotere waarde voor een organisatie. De vraag die ontstaat bij deze trend:
waar
ligt
de
verantwoordelijkheid
voor
de
inhoudelijke
kwaliteit
van
de
informatie? De verantwoordelijkheid ligt bij de eigenaar van de informatie. De ICT
afdeling dient de informatie beschikbaar te maken, maar zal door de verschuiving
van de verantwoordelijkheden steeds meer verantwoordelijk worden voor de
inhoudelijke kwaliteit van de informatie. Het gedrag van de werknemer zal hier
op in moeten spelen. Er zullen andere competenties voor nodig zijn, meer
informatiegericht in plaats van technologisch gericht.
Masterthesis – Merijn van der Laag
81
Hoofdstuk 7. Synthese literatuur en praktijk
Een ander aspect uit de focusgroepbijeenkomst betrof het punt van uitbesteding
of samenwerking. De operationele ICT-activiteiten zullen voor een groot gedeelte
worden uitbesteed of de dienstverlening zal door middel van gemeentelijke
samenwerking
aan
meerdere
lokale
overheden
worden
aangeboden.
Dit
centraliseren van de ICT leidt tot een meer business georiënteerde IMprofessional.
De laatste trend genoemd in de focusgroepbijeenkomst en tevens benoemd in
hoofdstuk 5, is de trend e-government, de elektronische overheid. In Nederland
is recentelijk onderzoek (Mulder, 2008) gedaan door Het Expertice Centrum, HEC
naar innovatieve architectuur voor e-government. In deze publicatie worden
lessons learned en good practices in kaart gebracht. Een heldere strategie en een
goede organisatie dragen bij aan een goede implementatie van e-government.
7.2 Elementen voor een referentiekader
competentieprofiel
In de analyse is een aantal belangrijke bevindingen gedaan die meegenomen
worden naar het volgende hoofdstuk. Op basis van de definitie van een
competentie
zal
er
geen
onderscheid
gemaakt
worden
in
diverse
type
competenties, ondanks de bevindingen in het praktijkonderzoek. Het onderscheid
tussen de gedragscompetenties en de vakinhoudelijke competenties leidt tot
verwarring voor bijvoorbeeld de managementgerichte competenties. Zijn de
competenties op het gebied van het management: gedragscompetenties of
vakinhoudelijke competenties? Het referentiekader competentieprofiel is een
model, waarin geen onderscheid gemaakt wordt in type competenties. Een
competentie
bestaat
uit
een
optelling
van
de
combinatie
van
kennis,
vaardigheden en attitude. Deze optelling levert een resultaat op middels
waarneembaar gedrag.
Verder blijkt dat de niveaulering van een competentie belangrijk is. Zowel in het
boek “Informatiemanagement op maat, competentieprofiel voor gemeenten” als
het European e-Competence Framework en de verschillende competentielijsten
worden verschillende niveaus van competenties vastgelegd. Naast het boek en dit
framework worden in de competentielijsten van diverse overheidinstanties
verschillende niveaus gehanteerd, variërend van drie tot zes niveaus.
In
het
boek
‘Informatiemanagement
op
maat,
competentieprofiel
voor
gemeenten’ wordt gebruik gemaakt van drie verschillende niveaus in het model,
Masterthesis – Merijn van der Laag
82
Hoofdstuk 7. Synthese literatuur en praktijk
namelijk manager, adviseur en uitvoerder. Daarnaast wordt er in dit boek gebruik
gemaakt van het Amsterdamse Informatiemanagement Model waarin deze drie
rollen passen.
Het European e-Competence Framework hanteert de vijf hoogste niveaus van de
acht die gerelateerd zijn aan het European Qualification Framework for Livelong
Learning (EQF). In het EQF wordt het raamwerk van niveaus vastgelegd wat
betreft het niveau voor kennis, vaardigheden en competenties. In het eerste
niveau is de kennis basaal en algemeen. De vaardigheid op niveau één, is op
basisniveau een eenvoudige taak uitvoeren. Een competentie op niveau één is in
een context het uitvoeren van gestructureerde werkzaamheden onder toezicht.
Het European e-Competence Framework (EeCF) voldoet aan de bovenstaande
punten, maar het raamwerk is groot en ingewikkeld. Daarnaast staat het lineaire
systeem ontwikkeltraject aan de basis van het EeCF. De lineaire systeem
ontwikkeling staat ter discussie aangezien deze niet toekomstvast lijkt te zijn. Er
zijn andere ontwikkelmethoden, zoals bijvoorbeeld Agile ontwikkelmethoden.
Door de invoering van een model op basis van de lineaire systeem ontwikkeling
sluiten we deze andere ontwikkelmethoden uit. Tevens stelt de trend sourcing
een deel van het EeCF ter discussie. Naast de eerder genoemde argumenten
bouwen lokale overheden zelden eigen systemen en lijkt dit model niet de juiste
structurering van het referentiekader competentiemodel.
Bovendien is een groot aantal gemeenten op basis van het IM maatwerk uit het
boek Informatiemanagement op maat al de weg ingeslagen van op AIM
gebaseerd competentiemodel.
De volgende elementen uit het EeCF model die zullen worden toegepast, zijn: het
element dimensies, het aanbrengen van niveaus en de aspecten van een
competentie, namelijk kennis, vaardigheden en attitude. Daarnaast zal de
naamgeving van de niveaus in het boek “informatiemanagement op maat,
competentieprofiel voor gemeenten”, gehanteerd blijven. De namen manager,
adviseur en uitvoerder zijn de meest aansprekende en herkenbare termen voor
deze niveaus. Deze termen zijn relatief algemeen en laten ruimte voor specifieke
invulling.
Op basis van de bovenstaande elementen en een aantal belangrijke andere eisen
wordt het competentieprofiel opgebouwd. Deze eisen worden aan het begin van
het volgende hoofdstuk vastgesteld, waarna het complete referentiekader
competentieprofiel wordt gepresenteerd.
Masterthesis – Merijn van der Laag
83
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
Hoofdstuk 8. Referentiekader
competentieprofiel
Dit hoofdstuk presenteert het referentiekader competentieprofiel voor een IMprofessional.
Op
basis
van
de
analyse
van
de
resultaten
van
de
focusgroepbijeenkomst, de interviews, de documentatie, de trends, en de diverse
standaarden wordt duidelijk dat het boek ‘Informatiemanagement op maat, een
competentieprofiel voor gemeenten’ op een aantal punten een aanvulling behoeft.
Om een referentiekader competentieprofiel te ontwikkelen dat aansluit bij de
lokale overheid, de trends en het IM-vakgebied is het belangrijk dat er een aantal
uitgangspunten wordt vastgesteld bij de ontwikkeling van dit competentieprofiel.
Deze uitgangspunten komen deels uit de literatuur en documentatie, en komen
deels vanuit de ervaring van gemeenten waar reeds een aantal jaren gewerkt
wordt in een omgeving waar competenties volledig zijn geïntegreerd.
Iedere lokale overheid is een op zichzelf staande en draaiende organisatie met
een eigen structuur en cultuur. Geen enkele gemeente is gelijk en dat maakt een
gemeente uniek. Waarin verschillen de gemeenten onderling in structuur en
cultuur?
1. De managementfilosofie en organisatiestructuur.
2. De grootte inclusief de consequentie die dit heeft op het aantal FTE’s.
3. De doelen ten aanzien van de dienstverlening en bedrijfsvoering en de
beoogde inzet van ICT.
4. Houding ten opzichte van kwaliteit en samenwerken. Te denken valt aan
ketenintegratie, samenwerkingsverbanden met andere gemeenten.
5. Beleidscultuur.16
Deze vijf punten zullen invloed hebben op het functioneren van een IMprofessional in de gemeente. Ondanks dat een gemeente in de kern niet anders is
dan een commercieel bedrijf, zal dit invloed hebben op het competentieprofiel
van de IM-professional.
Iedere gemeente heeft gelijksoortige verantwoordelijkheden en doelen. De
overheid verzorgt de wet- en regelgeving en de gemeente zorgt voor een goede
implementatie. Dat gebeurt op vele vlakken, zo ook op het gebied van ICT. Zaken
als de basisregistratie hebben invloed op de ICT van de gemeente. De
16
Bron: ‘Informatiemanagement op maat, competentiemodel voor gemeenten’, blz. 41
Masterthesis – Merijn van der Laag
84
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
bedrijfsvoering van de gemeente wordt op verschillende manieren beïnvloed door
factoren van buitenaf. Daarnaast zijn er ook visies van het gemeentebestuur die
invloed uitoefenen op de inzet van mensen en middelen in de organisatie. In
iedere gemeente draait het om informatie en informatievoorziening.
Het ontwikkelen van een referentiekader competentieprofiel voor het IMvakgebied voor een ideale gemeentelijke organisatie bestaat niet. Ondanks dat
de trend wordt ingezet om zo veel mogelijk te standaardiseren, blijft iedere
gemeente uniek en behoudt het eigen karakter. Deze diversiteit zal blijven
bestaan. Het referentiekader competentieprofiel levert een bijdrage aan het
behoud van het karakter van de gemeentelijke organisatie.
Iedere lokale overheid kiest een eigen weg om het IM-vakgebied in te vullen,
afhankelijk van visies en speerpunten van het bestuur en de trends van buitenaf.
Iedere lokale overheid heeft behoefte aan een ‘eigen’ invulling van een generiek
competentieprofiel. Dit referentiekader moet voldoen aan de eerder genoemde
behoeften, dient toekomstvast te zijn en dient aan te sluiten bij het IMvakgebied. Om deze eisen vast te stellen worden in de eerste paragraaf van dit
hoofdstuk de eisen van een referentiekader competentieprofiel gepositioneerd.
Welke eisen stelt men aan een referentiekader en welke eisen zijn belangrijk om
aan dit competentieprofiel te stellen?
Aansluitend wordt in de tweede paragraaf de opbouw van het competentieprofiel
beschreven. Het competentieprofiel bestaat uit drie dimensies en deze dimensies
worden omschreven in de derde paragraaf. Het complete referentiekader
competentieprofiel wordt in een overzicht getoond en beschreven. Dit hoofdstuk
sluit af met de referentie functieprofielen voor een IM-professional in een
specifieke
rol.
Deze
functieprofielen
worden
opgebouwd
middels
het
referentiekader competentieprofiel.
Masterthesis – Merijn van der Laag
85
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
8.1 Eisen aan het referentiekader
competentieprofiel
Op basis van de resultaten van de analyse worden zeven eisen gesteld, welke
hieronder worden toegelicht.
Eis 1: Modulaire opbouw van het referentiekader
Een belangrijk uitgangspunt is, dat het nieuw te ontwikkelen competentieprofiel
geen reorganisatie behoeft. Dit is één van de voornaamste redenen dat het gaat
om een referentiekader. De andere reden waarom het competentieprofiel
modulair opgebouwd moet zijn is, dat het model in delen geïmplementeerd moet
kunnen worden. Elke lokale overheid kan een keuze maken om bepaalde delen
van het competentieprofiel te implementeren. Het moet hierdoor mogelijk zijn om
slechts een deel van het competentieprofiel toe te passen in de organisatie,
zonder dat dit effect heeft op zowel de uitwerking van het model als resultaten op
de werkvloer. Kortom een competentiemodel biedt de mogelijkheid om flexibel in
te passen.
Eis 2: Flexibiliteit van het referentiekader
Het competentieprofiel bestaat uit drie dimensies. Deze dimensies zorgen voor de
structuur in het competentieprofiel. Hiermee wordt ruimte gecreëerd in het
profiel,
zodat
er
flexibel
omgegaan
kan
worden
met
de
invulling
het
competentieprofiel. Aangezien iedere gemeente een eigen organisatiestructuur en
cultuur heeft, is het belangrijk dat dit competentieprofiel de flexibiliteit heeft om
in iedere organisatie in te passen. Hierdoor is het niet nodig om de organisatie
drastisch aan te passen door de implementatie van dit model.
De eerste twee eisen maken, dat het model goed gestructureerd dient te worden.
De werkelijke structurering wordt in de eisen drie, vier en vijf vastgelegd.
Eis 3: Toepassen van het Amsterdamse
Informatiemanagement Model
Uitgangspunt voor de ontwikkeling van een referentiekader competentieprofiel is
de herkenbaarheid van het Amsterdamse Informatiemanagement Model. Dit
model
biedt
de
structuur
voor
Masterthesis – Merijn van der Laag
het
referentiekader.
Primair
wordt
het
86
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
referentiekader competentiemodel gestructureerd middels het AIM. Hierin wordt
onderscheid gemaakt in Business, Informatie en Communicatie, en Technologie.
Tevens is dit model reeds toegepast in het boek ‘Informatiemanagement op
maat, een competentiemodel voor gemeenten’. En aangezien dit boek voor vele
gemeenten het uitgangspunt is voor de invoering van een competentieprofiel is
de toepassing van het AIM in het referentiekader een eis.
Eis 4: Toepassen van het European e-Competence
Framework
De dimensies in het referentiekader bepalen de secundaire structurering in het
referentiekader
competentiemodel.
Deze
dimensies
zijn
afkomstig
uit
het
European e-Competence Framework. In dit framework worden de dimensies van
competenties in het competentiemodel vastgelegd. In het referentiekader
competentieprofiel worden twee dimensies toegepast.
Eis 5: Niveaus in het referentiekader competentieprofiel
De vijfde eis is het vaststellen van de niveaus in het competentieprofiel. In het
boek ‘Informatiemanagement op maat, competentiemodel voor gemeenten’
worden drie niveaus vastgesteld: manager, adviseur en uitvoerder.
De structurering van het competentieprofiel is door de voorgaande eisen
vastgelegd. Niet alleen de structuur van het competentieprofiel is belangrijk, de
inhoud is eveneens bepalend voor een goed competentieprofiel. Het is van belang
dat de definitie van een competentie in dit onderzoek en het IM vakgebied wordt
toegepast.
Eis 6: Definitie van een competentie
De definitie van een competentie wordt herkenbaar in het referentiekader
competentieprofiel opgenomen. In hoofdstuk drie is de definitie van een
competentie in dit onderzoek vastgesteld. Deze definitie bepaalt dat de kennis,
vaardigheden en attitude bepalend zijn voor het gedrag van de IM professional.
Het geheel van kennis, vaardigheden en attitude maakt de competentie en het
effect van deze competentie levert het gedrag van een IM professional op. Het
referentiekader competentieprofiel beschrijft de competenties, waardoor het
Masterthesis – Merijn van der Laag
87
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
gewenste
gedrag
het
resultaat
is
van
de
juiste
toepassing
van
het
referentiekader.
Eis 7: Herkenbaarheid van het IM vakgebied
De resultaten van het literatuuronderzoek en de analyse van de resultaten uit het
praktijkonderzoek dienen herkenbaar in het competentieprofiel opgenomen te
worden.
Eis 8: Toekomstvast
In het referentiekader competentieprofiel worden de trends uit hoofdstuk 6,
Ontwikkelrichting, opgenomen. De huidige trends in het IM-vakgebied en de
lokale overheden worden opgenomen in het referentiekader competentieprofiel.
Deze trends dragen bij aan de inhoud van dit competentieprofiel.
Eis 9: Abstractie van concrete beroepen, functies en
beroepsgroepen.
Het referentiekader competentieprofiel is een abstractie van concrete beroepen,
functies en beroepsgroepen.
De bovenstaande eisen staan in tabel 9 opgesomd.
De eisen gesteld aan het referentiekader competentieprofiel
Eis vanuit de lokale
o
Eis 1: Modulaire opbouw van het referentiekader
overheid
o
Eis 2: De flexibiliteit van het referentiekader
Structurering van het
•
Eis 3: toepassing van het Amsterdamse
competentiemodel
Informatiemanagement Model
o
Eis 4: Toepassen van het European eCompetence Framework
o
Eis 5: Niveaus in het referentiekader
competentieprofiel
Toepassing van de
o
Eis 6: Definitie van een competentie
o
Eis 7: Herkenbaarheid van het IM vakgebied
o
Eis 8: Toekomstvast
definitie van een
competentie
Toepassing van het IM
vakgebied
Inhoud van het
Masterthesis – Merijn van der Laag
88
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
referentiekader
Eis 9: Abstractie van concrete beroepen, functies
o
competentieprofiel
en beroepsgroepen
Tabel 9. Eisen aan het referentiekader competentieprofiel
De bovenstaande tabel met eisen leidt er toe, dat het referentiekader voldoende
sturend dient te zijn voor de specifieke invulling van het competentieprofiel.
Daarnaast dient het profiel generiek genoeg te zijn voor de eigen invulling en
toepassing
in
de
lokale
overheid.
Kortom,
het
competentieprofiel
dient
toekomstvast te zijn.
Het referentiekader competentiemodel is gebaseerd op de wetenschappelijke
literatuur,
gebaseerd
referentiekaders.
In
op
de
best
volgende
practices
paragraaf
en
gebaseerd
wordt
de
op
opbouw
bestaande
van
het
competentieprofiel toegelicht op basis van de eerder gestelde eisen.
8.2 Opbouw van het competentieprofiel
Een competentieprofiel bestaat uit competenties die essentieel zijn voor het
succesvol functioneren in een bepaalde functie. In het profiel is niet alleen de
structuur van de competenties, maar is ook het niveau van de competenties
vastgelegd. De vakinhoudelijke competenties zijn er in opgenomen. Naast het
toepassen van deze vakinhoudelijke competenties wordt een specifiek gedrag van
de IM-professional verwacht. Dit gedrag bepaalt hoe de competenties in de
functie worden vormgegeven.
Het referentiekader competentieprofiel is primair gestructureerd door het AIM,
volgens eis 3. De kolommen van het AIM, Business, Informatie en communicatie,
en technologie zijn in het competentieprofiel opgenomen als gebieden. Deze
gebieden hebben dezelfde naam als de kolommen in het AIM. De rijen van het
AIM
vormen
in
het
competentieprofiel
de
besturingsniveaus.
De
besturingsniveaus hebben dezelfde naam gekregen als de rijen in het AIM, te
weten: strategie, structuur en uitvoeren. Vergelijkbaar met het AIM ontstaat
hierdoor een negenvlak. Eén vlak uit het negenvlak van het referentiekader
competentieprofiel noemen we een competentiegebied.
Het competentieprofiel is secundair gestructureerd door het European eCompetence Framework, volgens eis 4. Er is gekozen voor een beperkte
toepassing van het framework in dit onderzoek. In het European e-Competence
Framework wordt het model gestructureerd middels dimensies. De dimensies uit
Masterthesis – Merijn van der Laag
89
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
dit framework zijn overgenomen. In het referentiekader competentieprofiel is
ieder competentiegebied gestructureerd door deze dimensies.
De laatste structurering wordt gedaan middels het aanbrengen van niveaus,
volgens eis 5. Door het aanbrengen van niveaus is het voor een IM-professional
mogelijk om in één competentiegebied verschillende rollen aan te nemen.
Het indelen in niveaus is noodzakelijk, maar is organisatie en context afhankelijk.
In de literatuur en het boek ‘Informatiemanagement op maat, competentiemodel
voor gemeenten’ worden de niveaus manager, adviseur en uitvoerder genoemd.
•
De manager is beslisser, inspirator en strateeg. Een manager is iemand die
directe invloed heeft op de uitvoering.
•
De adviseur zorgt voor informeren en signaleren en zorgt voor verbindingen,
heeft geen formele bevoegdheden. Hij of zij voert (probleem) analyses uit en
formuleert oplossingen. Hij of zij behoudt het overzicht en heeft analytisch
vermogen. Hierdoor heeft hij of zij geen directe invloed om veranderingen
door te voeren of programma’s te implementeren.
•
De uitvoerder analyseert, ontwerpt en is een doener.
In dit referentiekader competentieprofiel wordt het onderscheid in niveaus niet
gemaakt.
Er
wordt
uitgegaan
van
het
niveau:
manager.
Het
huidige
referentiekader competentieprofiel bestaat uit twee in plaats van drie dimensies.
Het
competentieprofiel
is
opgebouwd
uit
negen
vlakken,
ofwel
negen
competentiegebieden. Deze gebieden zijn gecodeerd en voorzien van een naam
om ze van elkaar te kunnen onderscheiden. Een competentiegebied bestaat uit
één of meerder competenties en iedere competentie is gestructureerd in twee
dimensies. In de volgende paragrafen worden de dimensies stuk voor stuk
toegelicht. Aansluitend wordt het complete referentiekader competentieprofiel
gepresenteerd. Figuur 5 toont de complete structuur van het profiel.
Masterthesis – Merijn van der Laag
90
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
Gebieden
Business
Informatie &
Technologie
(B)
Communicatie
(T)
(IC)
Besturingsniveau
Strategie
(richten)
Structuur
(verrichten)
4
(IC1)
(T1)
7
Business
Informatie
IT
beleid
beleid
beleid
(B2)
2
(inrichten)
Uitvoeren
(B1)
1
5
(IC2)
(T2)
8
Business
Informatie
IT
structuur
structuur
structuur
(B3)
3
6
(IC3)
(T3)
9
Proces
Functioneel
Technisch
Beheer
Beheer
beheer
Figuur 5. Eerste dimensie van het referentiekader competentie profiel op basis van het
Amsterdamse Informatiemanagement Model
Eerste dimensie: competentiegebieden
In de eerste dimensie van het referentiekader competentieprofiel wordt een
aantal competenties geïdentificeerd per competentiegebied. Een gebied wordt
geïdentificeerd door een naam, een code en een omschrijving. Ieder gebied kan
uit
meerdere
competenties
bestaan.
Niet
ieder
gebied
bevat
evenveel
competenties.
Tweede dimensie: kennis, vaardigheden en attitude
In dimensie twee wordt de competentie opgesplitst in de aspecten kennis,
vaardigheden en attitude. Per competentie wordt de kennis, de vaardigheden en
de attitude vastgelegd, niet per niveau.
Enkele voorbeelden van kennis zijn: heeft kennis van informatiesystemen,
analyseert
businessprocessen.
Twee
voorbeelden
van
vaardigheden
zijn:
definieert behoefte van de klant, stelt prioriteiten. En twee voorbeelden van
attitude: het nemen van initiatief, verantwoordelijkheid nemen.
Masterthesis – Merijn van der Laag
91
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
8.3 Referentiekader competentieprofiel
Het referentiekader competentieprofiel wordt in figuur 7 in een overzicht
weergegeven (volgende pagina). Ieder competentiegebied heeft een eigen naam
en is uniek gecodeerd. Deze naamgeving en codering is ook gehanteerd in figuur
5. Een competentie kan op verschillende niveaus uitgevoerd worden, met de
daarbij behorende aspecten: kennis, vaardigheden en attitude. In deze tabel
staat slechts de eerste dimensie.
In deze paragraaf zal het gehele referentiekader competentieprofiel in detail
worden beschreven. De competentiegebieden worden stuk voor stuk uitgebreid
beschreven
in
de
volgorde
van
de
gebieden,
business,
informatie
en
communicatie, en technologie. Vanwege de diverse benaderingen in de literatuur
en de diversiteit in de praktijk, is het gebied informatie en communicatie het
meest complexe gebied van competentiemodel om een juiste invulling te geven.
Voor de duidelijkheid wordt ieder gebied aangeduid met een aparte kleur. Per
competentiegebied worden vervolgens de competenties omschreven.
Masterthesis – Merijn van der Laag
92
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
Gebieden
Strategie
Business (B)
Informatie & Communicatie (IC)
Technologie (T)
B1
IC1
T1
(beleid-
Businessbeleid
B1.1. Initiëren van de business
Informatiebeleid
IC1.1. Informatiebeleidvorming
IT beleid
T1.1. IT beleid vormgeven
vorming)
Besturingsniveau
Structuur
B2
(managen)
Businessstructuur
IC2
Informatiestructuur
T2
IT structuur
B2.1. Processen managen
IC2.1. Informatiestructuur
T2.1. IT architectuur managen
B2.2. Project managen
managen
T2.2. Technische voorzieningen
managen
Uitvoeren
(beheren)
B3
Procesbeheer
B3.1. Uitvoering werkprocessen
IC3
Functioneel beheer
T3
Technisch beheer
IC3.1. Uitvoering informatie en
T3.1. Beheer IT architectuur
communicatie
T3.2. Beheer en onderhoud
netwerk en applicaties
T3.3. Service Level Management
Figuur 7. Het referentiekader competentieprofiel uitgewerkt tot op de eerste dimensie.
Masterthesis – Merijn van der Laag
93
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
In aansluiting op figuur 7 wordt in deze paragraaf het complete referentiekader
competentieprofiel uitgewerkt. Naast de eerste dimensie uit deze tabel worden
ook de tweede dimensie gepresenteerd.
GEBIED: BUSINESS
Competentiegebied Businessbeleid
Dimensie 1: B1.1. -- Initiëren van de business
Opstellen van (informatie)beleid, inventariseren, analyseren, definiëren en
afstemmen van doelstellingen, uitgangspunten en randvoorwaarden voor de
informatievoorziening en de automatisering afstemmen op het beleid van de
organisatie. Bepalen van de visie, strategie en ketenbeleid voor (een deel van) de
lokale overheid. Opstellen van jaarplannen. Visie communiceren. Inspireren van
de organisatie.
Dimensie 2
Kennis:
•
Conceptuele kennis van (administratieve) organisatie
•
Kennis van de mogelijkheden van informatietechnologie
•
Ervaring met en kennis van organisatiegerichte
analysemethoden en –technieken
•
Kennis van kwaliteitsmanagement
•
Kennis van managementmethoden
•
Inzicht in en kennis van de politiek-bestuurlijke
aangelegenheden
•
Inzicht in en kennis van het beleid van andere lokale
overheden en overheidsinstanties
•
Inzicht en kennis van de keten
•
Kennis van financiële en juridische randvoorwaarden en
eisen
Vaardigheden:
•
Prioriteiten stellen, plannen
•
Onderhandelen
•
Mondelinge- en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden
•
Adviesvaardigheden
•
Managementvaardigheden
Masterthesis – Merijn van der Laag
94
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
Attitude:
•
Verantwoordelijkheid nemen
•
Visie hebben
•
Organisatie bewustzijn
•
Bewust zijn van de omgeving van de organisatie, blik naar
buiten gericht.
•
Initiatief
•
Resultaatgerichtheid
Competentiegebied Businessstructuur
Dimensie 1: B2.1. -- Processen managen
Besturen van de organisatie, organisatie voorzien van informatie en uitvoeren
van het beleid. Zorg dragen voor de samenwerking tussen de strategische
beleidsontwikkeling en bedrijfsprocessen. Zorg dragen voor het integreren van de
gehele keten. Analyseren, optimaliseren en (her)definiëren in overleg met direct
en indirect betrokkenen de bedrijfsprocessen. Bepalen noodzakelijke
functionaliteiten informatiesystemen.
Dimensie 2
Kennis:
•
Kennis van (administratieve) organisatie, dienstenconcepten
en bedrijfsprocessen
•
Kennis van en ervaring met organisatiegerichte
analysemethoden en technieken
Vaardigheden:
Attitude:
•
Kennis van mogelijkheden van informatietechnologie
•
Kennis van en ervaring met procesmodellen
•
Leiding geven
•
Mondelinge- en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden
•
Adviesvaardigheden
•
Modelleervaardigheden
•
Projectmanagement
•
Veranderingsvaardigheden
•
Oog hebben voor de gehele organisatie: over diensten,
afdelingen en organisatie heen kunnen kijken.
•
Innovatief
•
Onafhankelijk
Masterthesis – Merijn van der Laag
95
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
Dimensie 1: B2.2. -- Project managen
Starten, initiëren, organiseren, realiseren, managen en evalueren van een ICT
project. Zorg dragen voor een planmatige aanpak. Coördineren van
werkzaamheden. Risicomanagement uitvoeren. Verantwoording voor het budget
nemen. Eindverantwoordelijkheid dragen voor ICT projecten en
verantwoordelijkheid afdragen aan opdrachtgever en/of management.
Dimensie 2
Kennis:
•
Kennis van de externe organisatie, zoals: maatschappelijk,
economisch, politiek, technologisch en marktontwikkelingen
•
Kennis van de interne organisatie, zoals strategie,
doelstellingen, inrichting en bedrijfsprocessen en financiële
besturing
•
Kennis van methoden en technieken van
projectmanagement
•
Kennis van methoden en technieken voor ontwikkeling van
informatiesystemen
Vaardigheden:
Attitude:
•
Managementtechnieken
•
Mondelinge- en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden
•
Leiding en sturing geven
•
Visie
•
Besluitvaardigheid
•
Aansturen en leiderschap
•
Resultaatgericht
•
Plannen
•
Organiseren
Masterthesis – Merijn van der Laag
96
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
Competentiegebied Procesbeheer
Dimensie 1: B3.1. -- Beheer werkprocessen
Vormgeven aan en zorg dragen voor de primaire- en secundaire werkprocessen.
Kwaliteitsniveau van de werkprocessen vaststellen. Leiding geven aan de
bedrijfsvoering en dienstlening operationeel management.
Dimensie 2
Kennis:
Vaardigheden:
Attitude:
•
Kennis van (administratieve) organisatie
•
Kennis van en ervaring met kwaliteit
•
Kennis van de uitvoering
•
Leiding geven
•
Adviseren
•
Samenwerken
•
Productie output gericht
•
Kwaliteitsgericht
•
Accuraat
Masterthesis – Merijn van der Laag
97
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
GEBIED: INFORMATIE EN COMMUNICATIE
Competentiegebied Informatiebeleid
Dimensie 1: IC1.1. -- Informatiebeleidvorming
Inventariseren, analyseren, definiëren, ontwikkelen, opstellen en beschrijven van
de informatiebeleid. Beleid vormen op strategische informatiebronnen.
Informatiedeling met externe partners/keten. Beleid opstelling voor
informatiebeveiliging, informatiekwaliteit en privacy. Beleid opstellen en
onderhouden voor informatiedeling, informatiegedrag, kennis en betrokkenheid
naar burgers. Visie hebben op informatiebeleid en visie hebben op informatiecompetentiebeleid. Bewaken van de informatiestrategie. Informatiestructuur
afstemmen op het beleid van de organisatie.
Dimensie 2
Kennis:
Vaardigheden:
Attitude:
•
Kennis van privacy
•
Kennis van openbaarbestuur
•
Kennis van informatiegebruik in de organisatie en ketens
•
Kennis van sociaal psychologisch gebruik van informatie
•
Kennis van informatiebeveiliging
•
Kennis van kennismanagement en beleid
•
Kennis van informatiekwaliteitsbewaking
•
Analytisch vermogen
•
Bewustwording bevorderen
•
Communicatief vermogen
•
Mondelinge- en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden
•
Visie
•
Onafhankelijk
•
Berekende openheid
Masterthesis – Merijn van der Laag
98
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
Competentiegebied Informatiestructuur
Dimensie 1: IC2.1. – Informatiestructuur managen
Vertalen van informatiebeleid naar informatiearchitectuur. Analyseren,
inventariseren, opstellen en beschrijven van informatiearchitectuur op basis van
functionele eisen en bedrijfsprocessen. Kwaliteitbewaking van informatie en
kennisdeling bevorderen. Vervaardigen van documentatie met betrekking tot
informatiearchitectuur en diverse (informatie)modellen. Structureren van
informatie, content en informatiestromen. Opstellen en uitdragen van de te
hanteren standaarden en principes bij het gebruik van informatiearchitectuur.
Managen van het informatiebeleid en informatiegedrag. Implementeren van
competentieprofielen.
Dimensie 2
Kennis:
Vaardigheden:
Attitude:
•
Kennis en mogelijkheden van informatietechnologie
•
Kennis van informatiegebruik in de organisatie en ketens
•
Kennis van sociaal psychologisch gebruik van informatie
•
Analytisch vermogen
•
Methodisch werken
•
Adviseren
•
Leiding geven
•
Sociaal psychologische kennis van informatiegedrag
•
Sociaal communicatieve vaardigheden
•
Modelleren
•
Visie
•
Onafhankelijk
•
Communicatie bevorderen
Masterthesis – Merijn van der Laag
99
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
Competentiegebied Functioneel beheer
Dimensie 1: IC3.1. – Uitvoering informatie en communicatie
Beheren van informatie. Zorg dragen voor het optimale informatiegebruik.
Rapporteren met betrekking tot informatiegebruik. Zorg dragen voor het delen
van kennis. Beheren van informatie. Kwaliteitscontrole van informatie.
Dimensie 2
Kennis:
Vaardigheden:
Attitude:
•
Kennis van informatiegebruik in de organisatie
•
Kennis van (administratieve) organisatie
•
Kennis van en ervaring met kwaliteit
•
Kennis van de uitvoering
•
Mondelinge en schriftelijke communicatieve vaardigheden
•
Adviseren
•
Informatie verzamelen, gebruiken en selecteren op kwaliteit
•
Samenwerken
•
Initiatief nemen
•
Resultaatgerichtheid
•
Dienstverlenend
•
Kwaliteitsgericht
•
Accuraat
•
Verantwoordelijkheidsgevoel
Masterthesis – Merijn van der Laag
100
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
GEBIED: TECHNOLOGIE
Competentiegebied IT beleid
Dimensie 1: T1.1. -- IT Beleid vormgeven
Opstellen van ICT beleid. Inventariseren en analyseren van de technologische
mogelijkheden. Technologie afstemmen met de doelstellingen. Uitgangspunten en
randvoorwaarden voor informatievoorziening afstemmen op het beleid van de
organisatie. Bepalen en bewaken van het ICT budget. Opstellen open source
beleid, sourcingsbeleid en beveiligingsbeleid. Volgen van de ICT trends. ICT
assessments voor de organisatie managen. ICT beleid van de overheid vertalen.
ICT leveranciers strategie volgen. ICT inkoopbeleid managen.
Dimensie 2
Kennis:
•
Kennis van de ICT markt
•
Kennis van inkoop
•
Kennis van leveranciermarkt
•
Algemene kennis van ICT en informatica
•
Kennis van technologie en de ICT bedrijfsstrategie
•
Inzicht in en kennis van de nieuwste en meest innovatieve
ICT-beleid binnen de overheid en daarbuiten.
Vaardigheden:
Attitude:
•
Analytisch vermogen
•
Leiderschap
•
Extern gericht, marktgericht
•
Zicht op de economische en markt belangen
•
Belangenspel kunnen spelen
•
Visie
•
Onderhandelen
•
Overtuigingskracht
•
Realistisch
•
Afstand tot technologie en leverancier kunnen bewaren
Masterthesis – Merijn van der Laag
101
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
Competentiegebied IT structuur
Dimensie 1: T2.1. -- IT architectuur managen
ICT beleid en business / informatie en communicatie inrichting vertalen naar
gemeentelijke IT architectuur. Vertalen van informatiebeleid en IT beleid naar IT
architectuur. Gemeentelijke architectuur standaarden en principes opstellen,
afstemmen en uitdragen.
Analyseren, ontwerpen en beschrijven van de architectuur van de technische
infrastructuur. Beschrijven van de functies van deze componenten en hun
functionele en technische specificaties. Architectuurprojecten leiden.
Architecturen onderhouden.
Dimensie 2
Kennis:
•
Kennis van en ervaring met architectuurprincipes
•
Kennis van en ervaring met de architectuurmethoden en –
technieken
Vaardigheden:
Attitude:
•
Kennis van de markt van architectuurmethoden
•
Algemene ICT en informatica kennis dient up to date te zijn
•
Kennis van projectmanagement
•
Analytisch vermogen
•
Methodisch werken
•
Kunnen organiseren
•
Planmatig werken
•
Onderhandelen
•
Visie hebben
•
Overtuigingskracht
•
Resultaatgerichtheid
•
Klantgericht
Dimensie 1: T2.2. -- Managen technische voorzieningen
Ontwerpen en ontwikkelen van programmatuur voor onderhoud. Ontwikkelen van
procedures en programma’s voor optimalisatie. Opstellen en managen van
migratieprogramma’s. Toezien op de juiste toepassing van de database en
databaseprocedures. Ontwerp, aanschaf en implementatie van
informatiesystemen. Zorg dragen voor de implementatie van de IT architectuur in
Masterthesis – Merijn van der Laag
102
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
de organisatie. Zorg dragen voor (informatie)beveiliging. Verandermanagement
uitvoeren.
Dimensie 2
Kennis:
•
Kennis van ICT en de onderlinge relatie tussen de hardware
en software. Inclusief de eigen IT infrastructuur.
•
Kennis van de IT infrastructuur
•
Kennis van ICT, systeemverwerkingsstrategieën
•
Kennis van de structuur en de organisatie van de lokale
overheid, de werkpleksystemen en de technische
infrastructuur
Vaardigheden:
Attitude:
•
Kennis van ITIL en beheersmethoden
•
Kennis van (informatie)beveiliging
•
Projectmanagement
•
analyse en ontwerpvaardigheden
•
systeemmodelleren, zoals UML
•
Werken onder architectuur
•
Verandermanagement
•
Planmatig werken
•
Gebruikersgericht
•
Resultaatgericht
•
Bewust gedrag met betrekking tot het nemen van risico’s
Competentiegebied Technisch beheer
Dimensie 1: T3.1. -- Beheer IT architectuur
Bewaken van systeemontwikkelingen en infrastructuurontwikkelingen voldoen
aan de gestelde informatiearchitectuur. Leiding geven aan een beheerorganisatie.
Toezicht houden op de gemeentebrede IT architectuur. Coördineren van technisch
beheer. ICT gebruikerbehoeften, -problemen en ontwikkelingen vertalen naar
voorstellen voor aanpassingen of vernieuwingen in de IT architectuur.
Dimensie 2
Masterthesis – Merijn van der Laag
103
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
Kennis:
•
Kennis van ICT en de onderlinge relatie tussen de hardware
en software. Inclusief de eigen IT infrastructuur.
Vaardigheden:
Attitude:
•
Kennis van de IT infrastructuur
•
Kennis van beheermethoden
•
Kunnen werken onder tijdsdruk
•
Luisteren, onderhandelen en samenwerken
•
Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden
•
Initiatief nemen
•
(ICT) dienstverlenend
Dimensie 1: T3.2. – Technisch beheer en onderhoud netwerk en
applicaties
Leiding geven aan een beheerorganisatie. Zorg dragen voor de beschikbaarheid
van de IT diensten en IT producten. Structureren van de bewakingsprocedures
voor de kwaliteit, integriteit en volledigheid van gegevensbestanden.
Optimaliseren van samenhang tussen de ICT componenten. Zorg dragen voor de
beveiliging van de ICT diensten en producten, zowel sofware- als hardwarematig.
Beheren van SLA’s. Prioriteiten stellen van verzoeken om ondersteuning volgens
daarvoor geldende voorschriften en procedures. Opstellen van werkplannen en
managementrapportages over performance van de technische infrastructuur.
Dimensie 2
Kennis:
•
Kennis van ICT, zoals netwerken, apparatuur,
programmatuur, (standaard werkplek)applicaties, tele- en
datacommunicatievoorzieningen
•
Kennis van de structuur en de organisatie van de lokale
overheid, de werkpleksystemen en de technische
infrastructuur
Vaardigheden:
•
Kennis van applicaties
•
Kennis van SLA’s
•
Luisteren
•
Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid
•
Vertalen van gebruikersbehoefte naar ICT
Masterthesis – Merijn van der Laag
104
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
Attitude:
•
Stressbestendig
•
Initiatief nemen
•
Klantvriendelijk
•
Resultaatgericht
•
Hulpvaardig
•
(ICT) dienstverlenend
Dimensie 1: T3.3. -- Service level management
Leiding geven aan een beheerorganisatie. Opstellen van SLA’s, dienstencatalogus.
SLA bewaking en geschillen oplossen. Opstellen, inrichten en sturen van
processen om aan de kwaliteit en de levering van de ICT ondersteuning te
kunnen voldoen.
Dimensie 2
Kennis:
•
Kennis van SLA’s
•
Contractkennis
•
Kennis van beheerprocessen
•
Ruime kennis van ICT-beheersprocessen, zoals bijvoorbeeld
ITIL
Vaardigheden:
•
Omgang met machtsverhoudingen en weerstand in de
organisatie
Attitude:
•
Sturen en ontwikkelen van beheersprocessen
•
Onderhandelen en afstemmen
•
Stressbestendig
Masterthesis – Merijn van der Laag
105
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
8.4 Referentie functieprofielen
In deze paragraaf wordt op basis van het referentiekader competentieprofiel een
viertal functieprofielen gepresenteerd. De IM-professional in de rol van:
-
Chief Information Officer, CIO;
-
Informatiemanager;
-
Informatiearchitect;
Deze referentie functieprofielen bieden een uitgangspunt voor een organisatie om
een rol vorm te geven. Het is goed mogelijk om met behulp van het
referentiekader competentieprofiel deze profielen naar behoefte aan te passen of
om andere functieprofielen samen te stellen. Op deze manier is het voor iedere
organisatie mogelijk om een functieprofiel te ontwikkelen dat aansluit bij de
behoefte van de organisatie en de behoefte van het personeel.
Een
functieprofiel
competentiegebieden
is
uit
opgebouwd
het
uit
competenties
referentiekader
van
een
competentieprofiel.
aantal
Diverse
belangrijke competenties worden opgesomd, waarna de benodigde kennis,
vaardigheden en attitude behorende bij de functie worden weergegeven.
Ter ondersteuning wordt er per referentie functieprofiel een klein AIM model
getoond om de plaats van de rol in het model te positioneren.
Masterthesis – Merijn van der Laag
106
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
CIO
Functienaam: CIO (Chief Information Officer)
Belangrijkste
Competenties
competentiegebieden
Businessbeleid
•
Opstellen van (informatie)beleid, inventariseren,
analyseren, definiëren en afstemmen van
doelstellingen, uitgangspunten en randvoorwaarden voor de informatievoorziening en de
automatisering afstemmen op het beleid van de
organisatie.
Informatiebeleid
•
Inventariseren, analyseren, definiëren,
ontwikkelen, opstellen en beschrijven van de
informatiebeleid.
•
Bewaken van de informatiestrategie.
•
Informatiestructuur afstemmen op het beleid van
de organisatie.
IT beleid
•
Opstellen van IT beleid.
•
Inventariseren en analyseren van de
technologische mogelijkheden.
•
Technologie afstemmen met de doelstellingen.
•
Uitgangspunten en randvoorwaarden voor
informatievoorziening afstemmen op het beleid van
de organisatie.
Masterthesis – Merijn van der Laag
107
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
Kennis
•
Conceptuele kennis van (administratieve) organisaties
•
Kennis van en ervaring met organisatiegerichte analysemethoden en –
technieken
•
Kennis van managementmethoden
•
Inzicht in en kennis van de politiek-bestuurlijke aangelegenheden
•
Inzicht in en kennis van het beleid van andere lokale overheden en
overheidsinstanties
•
Inzicht en kennis van de keten
•
Kennis van financiële en juridische randvoorwaarden en eisen
•
Kennis van Informatiegebruik in de organisatie
•
Kennis van beleidvorming
•
Kennis van privacy en informatiebeveiliging
•
Kennis van informatiekwaliteitsbewaking en kwaliteitsmanagement
•
Kennis van de mogelijkheden van informatietechnologie en de ICT markt
•
Kennis van de leveranciermarkt
•
Inzicht in en kennis van de politiek-bestuurlijke aangelegenheden
•
Inzicht in en kennis van het beleid van andere lokale overheden en
overheidsinstanties
•
Inzicht en kennis van de nieuwste en meest innovatieve ICT-beleid binnen de
overheid en daarbuiten.
Vaardigheden
•
Analytisch vermogen
•
Organisatie sensitiviteit
•
Mondelinge- en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid
•
Prioriteiten stellen, plannen
•
Onderhandelen
•
Adviesvaardigheden
•
Managementvaardigheden
•
Leiderschap
Attitude
•
Visie hebben
•
Onafhankelijk
•
Overtuigingskracht
•
Verantwoordelijkheid nemen
•
Organisatie bewustzijn
•
Initiatief
•
Resultaatgericht
Masterthesis – Merijn van der Laag
108
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
Informatiemanager
Functienaam: Informatiemanager
Belangrijkste
Competenties
Competentiegebieden
Informatiebeleid
•
Inventariseren, analyseren, definiëren,
ontwikkelen, opstellen en beschrijven van de
informatiebeleid.
•
Bewaken van de informatiestrategie.
•
Informatiestructuur afstemmen op het beleid van
de organisatie.
Procesmanagement
•
Besturen van de organisatie, organisatie voorzien
in informatie en uitvoeren van het beleid.
•
Analyseert, optimaliseert en (her)definieert in
overleg met direct en indirect betrokkenen de
bedrijfsprocessen.
Informatiemanagement
•
Vertalen van informatiebeleid naar
informatiearchitectuur.
•
Analyseren, inventariseren, opstellen en
beschrijven van informatiearchitectuur.
•
Kwaliteitbewaking van informatie en kennisdeling
bevorderen.
IT management
•
ICT beleid en business / informatie en
communicatie inrichting vertalen naar
Masterthesis – Merijn van der Laag
109
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
gemeentelijke IT architectuur.
•
Vertalen van informatiebeleid en IT beleid naar IT
architectuur.
•
Gemeentelijke architectuur standaarden en
principes opstellen, afstemmen en uitdragen.
•
Analyseren, ontwerpen en beschrijven van de
architectuur van de technische infrastructuur.
Beschrijven van de functies van deze
componenten en hun functionele en technische
specificaties.
•
Ontwerpen en ontwikkelen van programmatuur
voor onderhoud.
•
Ontwikkelen van procedures en programma’s
voor optimalisatie.
•
Opstellen en managen van migratieprogramma’s.
•
Toezien op de juiste toepassing van de database
en databaseprocedures.
•
Ontwerp, aanschaf en implementatie van
informatiesystemen.
•
Zorg dragen voor de implementatie van de IT
architectuur in de organisatie. Zorg dragen voor
(informatie)beveiliging.
Functioneel beheer
•
Beheren van informatie.
•
Zorg dragen voor het optimale informatiegebruik.
•
Rapporteren met betrekking tot informatiegebruik.
Werk- en denkniveau
Academisch
Kennis
•
Kennis van Informatiegebruik in de organisatie
•
Kennis van beleidvorming
•
Kennis van en inzicht in de politiek-bestuurlijke aangelegenheden
•
Kennis van privacy en informatiebeveiliging
•
Kennis van informatiekwaliteitsbewaking en kwaliteitsmanagement
•
Kennis van de mogelijkheden van informatietechnologie en de ICT markt
•
Kennis van (administratieve) organisatie, dienstenconcepten en
bedrijfsprocessen
•
Kennis van en ervaring met organisatiegerichte analysemethoden en
Masterthesis – Merijn van der Laag
110
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
technieken
•
Kennis van en ervaring met procesmodellen
•
Kennis van de externe organisatie, zoals: maatschappelijk, economisch,
politiek, technologisch en marktontwikkelingen
•
Kennis van de interne organisatie, zoals strategie, doelstellingen, inrichting
en bedrijfsprocessen en financiële besturing
•
Kennis van methoden en technieken van projectmanagement
•
Kennis van methoden en technieken voor ontwikkeling van
informatiesystemen
•
Kennis van informatiegebruik in de organisatie en ketens
•
Kennis van sociaal psychologisch gebruik van informatie
•
Kennis van en ervaring met architectuurprincipes
•
Kennis van en ervaring met de architectuurmethoden en –technieken
•
Kennis van de markt van architectuurmethoden
•
Kennis van ICT en de onderlinge relatie tussen de hardware en software.
Inclusief de eigen IT infrastructuur.
•
Kennis van de IT infrastructuur, ITIL en beheermethoden
•
Kennis van de structuur en de organisatie van de lokale overheid, de
werkpleksystemen en de technische infrastructuur
Vaardigheden
•
Analytisch vermogen
•
Bewustwording bevorderen
•
Communicatief vermogen
•
Mondelinge- en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden
•
Leiding en sturing geven
•
Adviesvaardigheden
•
Modelleervaardigheden
•
Projectmanagement
•
Veranderingsvaardigheden
•
Managementtechnieken
•
Methodisch werken
•
Planmatig werken
•
Informatie verzamelen, gebruiken en selecteren op kwaliteit
Attitude
•
Visie hebben
•
Onafhankelijk zijn
•
Berekende openheid
•
Verantwoordelijkheid nemen
Masterthesis – Merijn van der Laag
111
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
•
Organisatie bewustzijn en bewust zijn van de omgeving van de organisatie,
blik naar buiten gericht.
•
Initiatief
•
Resultaatgerichtheid
•
Besluitvaardigheid
•
Aansturen en leiderschap tonen
•
Communicatie bevorderen
•
Overtuigingskracht
•
Klantgericht
•
Gebruikersgericht
•
Bewust gedrag met betrekking tot het nemen van risico’s
•
Samenwerken
•
Dienstverlenend
•
Kwaliteitsgericht
•
Accuraat
•
Verantwoordelijkheidsgevoel
Masterthesis – Merijn van der Laag
112
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
Informatiearchitect
Functienaam: Informatie architect
Belangrijkste
Competenties
competentiegebieden
Businessbeleid
•
Opstellen van (informatie)beleid,
inventariseren, analyseren, definiëren en
afstemmen van doelstellingen,
uitgangspunten en randvoor-waarden voor
de informatievoorziening en de
automatisering afstemmen op het beleid
van de organisatie.
Procesmanagement
•
Besturen van de organisatie, organisatie
voorzien in informatie en uitvoeren van
het beleid.
•
Analyseert, optimaliseert en
(her)definieert in overleg met direct en
indirect betrokkenen de bedrijfsprocessen.
Informatiemanagement
•
Vertalen van informatiebeleid naar
informatiearchitectuur.
•
Analyseren, inventariseren, opstellen en
beschrijven van informatiearchitectuur.
•
Kwaliteitbewaking van informatie en
kennisdeling bevorderen.
IT management
•
ICT beleid en business / informatie en
communicatie inrichting vertalen naar
Masterthesis – Merijn van der Laag
113
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
gemeentelijke IT architectuur.
•
Vertalen van informatiebeleid en IT beleid
naar IT architectuur.
•
Gemeentelijke architectuur standaarden
en principes opstellen, afstemmen en
uitdragen.
•
Analyseren, ontwerpen en beschrijven van
de architectuur van de technische
infrastructuur.
Beschrijven van de functies van deze
componenten en hun functionele en
technische specificaties.
•
Ontwerpen en ontwikkelen van
programmatuur voor onderhoud.
•
Ontwikkelen van procedures en
programma’s voor optimalisatie.
•
Opstellen en managen van
migratieprogramma’s.
•
Toezien op de juiste toepassing van de
database en databaseprocedures.
•
Ontwerp, aanschaf en implementatie van
informatiesystemen.
•
Zorg dragen voor de implementatie van de
IT architectuur in de organisatie. Zorg
dragen voor (informatie)beveiliging.
Werk- en denkniveau
Academisch
Kennis
•
Conceptuele kennis van (administratieve) organisatie
•
Kennis van de mogelijkheden van informatietechnologie
•
Ervaring met en kennis van organisatiegerichte analysemethoden en –
technieken
•
Kennis van kwaliteitsmanagement
•
Kennis van managementmethoden
•
Inzicht in en kennis van de politiek-bestuurlijke aangelegenheden
•
Inzicht in en kennis van het beleid van andere lokale overheden en
overheidsinstanties
•
Inzicht en kennis van de keten
Masterthesis – Merijn van der Laag
114
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
•
Kennis van financiële en juridische randvoorwaarden en eisen
•
Kennis van de mogelijkheden van informatietechnologie en de ICT markt
•
Kennis van (administratieve) organisatie, dienstenconcepten en
bedrijfsprocessen
•
Kennis van en ervaring met organisatiegerichte analysemethoden en
technieken
•
Kennis van en ervaring met procesmodellen
•
Kennis van de externe organisatie, zoals: maatschappelijk, economisch,
politiek, technologisch en marktontwikkelingen
•
Kennis van de interne organisatie, zoals strategie, doelstellingen, inrichting
en bedrijfsprocessen en financiële besturing
•
Kennis van methoden en technieken van projectmanagement
•
Kennis van methoden en technieken voor ontwikkeling van
informatiesystemen
•
Kennis van informatiegebruik in de organisatie en ketens
•
Kennis van sociaal psychologisch gebruik van informatie
•
Kennis van en ervaring met architectuurprincipes
•
Kennis van en ervaring met de architectuurmethoden en –technieken
•
Kennis van de markt van architectuurmethoden
•
Kennis van ICT en de onderlinge relatie tussen de hardware en software.
Inclusief de eigen IT infrastructuur.
•
Kennis van de IT infrastructuur, ITIL en beheermethoden
•
Kennis van (informatie)beveiliging
Vaardigheden
•
Analytisch vermogen
•
Bewustwording bevorderen
•
Communicatief vermogen
•
Mondelinge- en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden
•
Leiding en sturing geven
•
Adviesvaardigheden
•
Modelleervaardigheden
•
Projectmanagement
•
Veranderingsvaardigheden
•
Managementtechnieken
•
Methodisch werken
•
Planmatig werken
•
Informatie verzamelen, gebruiken en selecteren op kwaliteit
Masterthesis – Merijn van der Laag
115
Hoofdstuk 8. Referentiekader competentieprofiel
Attitude
•
Visie hebben
•
Onafhankelijk zijn
•
Berekende openheid
•
Verantwoordelijkheid nemen
•
Organisatie bewustzijn en bewust zijn van de omgeving van de organisatie,
blik naar buiten gericht.
•
Initiatief
•
Resultaatgerichtheid
•
Besluitvaardigheid
•
Aansturen en leiderschap tonen
•
Communicatie bevorderen
•
Overtuigingskracht
•
Klantgericht
•
Gebruikersgericht
•
Bewust gedrag met betrekking tot het nemen van risico’s
Masterthesis – Merijn van der Laag
116
Hoofdstuk 9. Implementatie
Hoofdstuk 9. Implementatie
In
dit
hoofdstuk
wordt
een
eerste
stap
gezet
om
het
referentiekader
competentieprofiel te implementeren in de organisatie. Het informatiebeleid voor
de implementatie van het competentieprofiel dient opgenomen te worden in de
beleidvorming
van
competeniteprofiel
de
deel
organisatie.
uit
van
Hierdoor
zowel
het
maakt
het
informatiebeleid
complete
als
het
competentiebeleid in de organisatie. De implementatie vormt als het ware de
toepassing van het competentieprofiel in de organisatie. Hierna wordt in drie
fases op basis van het competentiemodel de behoefte van de organisatie
vormgegeven ten aanzien van de persoonlijke groei van de werknemers.
In de eerste fase vindt de contextuele inventarisatie plaats. In deze fase wordt op
basis van inventarisatie bepaald wat de competentiebehoefte is in de organisatie.
De tweede fase is de persoonlijke inventarisatie. In deze fase wordt vastgesteld
welke competenties van een werknemer verwacht worden. In de laatste fase
wordt de persoonlijke ontwikkeling van de werknemers vastgelegd.
9.1 Fase 1: contextuele inventarisatie
In deze eerste fase wordt een inventarisatie gedaan van de huidige situatie van
de afdeling of dienst waar het competentieprofiel een rol gaat spelen. De vraag is
in hoeverre de organisatie, afdeling of dienst competenties hebben ingevoerd.
Voor een lokale overheid waar de competenties reeds zijn ingevoerd, zal het een
kwestie van inventariseren zijn om een passend profiel maken te kunnen van de
competenties. Voor een lokale overheid zonder competenties zal invoering
aanzienlijk meer werk opleveren. Dat neemt niet weg dat het voor een afdeling
goed mogelijk om in fases een competentieprofiel te implementeren.
De inventarisatie houdt in, dat er een overzicht gemaakt dient te worden van de
activiteiten op de afdeling of dienst, in de huidige situatie. Vragen als: welke
taken worden uitgevoerd, hoe liggen de relaties met de overige afdelingen of
diensten in de organisatie. Wat doet de organisatie zelf en welke taken of
diensten zijn uitbesteed, welke samenwerkingsverbanden liggen op stapel.
Op basis van de inventarisatie van de huidige situatie dient er, met het
referentiekader competentieprofiel in de hand, een overzicht gemaakt te worden
van de toekomstige situatie van de organisatie. Belangrijk is dat er vooral
gekeken wordt naar toekomstige ontwikkelingen in de organisatie die invloed
hebben op de bedrijfsvoering op de afdeling.
Masterthesis – Merijn van der Laag
117
Hoofdstuk 9. Implementatie
9.2
Fase 2: persoonlijke inventarisatie
Inventarisatie op organisatieniveau per afdeling of dienst zal omgezet moeten
worden naar de persoonsgerichte taken en activiteiten. Er dient een overzicht per
werknemer te worden opgesteld. In drie stappen wordt er een persoonlijke
functie omschrijving opgesteld.
De eerste stap in deze fase is het inventariseren welke competentiegebieden de
behoefte
dekt.
Binnen
deze
competentiegebieden
worden
competenties
toegewezen. In de tweede stap wordt afhankelijk van de positie in de organisatie,
afdeling of dienst het niveau van de rol bepaald. Een werknemer kan de rol
invullen op het niveau van manager, adviseur of uitvoerende. Pas bij de laatste
stap wordt er een persoonsgerichte omschrijving vastgesteld. In deze laatste stap
worden kennis, vaardigheden en attitude toegekend aan de nieuwe rol. Op deze
manier wordt in drie stappen een persoonlijke omschrijving vastgesteld gericht op
de toekomst. Het huidige referentiekader competentieprofiel is gebaseerd op het
niveau van een manager. Het is hierdoor wellicht noodzakelijk een aanpassing
van het competentieprofiel door te voeren afhankelijk van de context en de
organisatie.
9.3 Fase 3: persoonlijke ontwikkeling
In die laatste fase kan iedere actieve werknemer zijn of haar eigen ontwikkeling
in
kaart
brengen
middels
een
stroomschema.
Door
middel
van
dit
stroomschema17 is het mogelijk om in een aantal stappen een persoonlijk
ontwikkelplan
te
realiseren.
Hiervoor
wordt
het
persoonlijk
ontwikkelplan
SMART18 gebruikt.
In de eerste stap bepaalt de werknemer zijn of haar doel. In deze stap worden de
vragen gesteld: wat wil ik bereiken en welke rol hoort hierbij?
De tweede en derde stap worden gezamenlijk uitgevoerd. In de tweede stap
wordt bepaald welke competentiegebieden en competenties hierbij horen.
Aansluitend kan in deze stap bepaald worden welke kennis, vaardigheden en
attitude nodig zijn. In de derde stap bepaalt de werknemer het niveau waarop de
functie uitgevoerd dient te worden. Is dat manager, adviseur of uitvoerende?
Afhankelijk van het niveau dient opnieuw gekeken te worden naar kennis,
vaardigheden en attitude om de lijst compleet te maken.
17
Stroomschema is volledig uitgewerkt in bijlage 3
18
SMART staat voor: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden
Masterthesis – Merijn van der Laag
118
Hoofdstuk 9. Implementatie
In de vierde stap wordt het pad vastgesteld hoe het doel bereikt kan worden.
Inventarisatie van de middelen omschrijving van de aanpak bepalen het pad naar
het doel.
In de laatste stap wordt een tijdspad vastgesteld om de ontwikkeling te
concretiseren. De stappen die ondernomen moeten worden om het doel te
bereiken. De werknemer kan met deze input een persoonlijk ontwikkel plan (POP)
schrijven voor zijn of haar eigen groei in de organisatie. In een cyclus van een
beoordelingssysteem
van
functioneringsgesprek,
evaluatie-
en
beoordelingsgesprek met de leidinggevende wordt de ontwikkeling van de
werknemer middels de POP inzichtelijk(er) gemaakt.
Masterthesis – Merijn van der Laag
119
Hoofdstuk 10. Conclusies en verder onderzoek
Hoofdstuk 10. Conclusies en verder
onderzoek
In het laatste hoofdstuk van dit onderzoek wordt een aantal conclusies getrokken
op basis van de gepresenteerde onderzoeksresultaten. Dit wordt gedaan door
antwoord te geven op de centrale onderzoeksvraag en de deelvragen. Het
resultaat hiervan wordt gepresenteerd in de eerste paragraaf. Na de conclusies
worden de beperkingen van het onderzoek besproken in de tweede paragraaf en
worden de suggesties voor verder onderzoek gepresenteerd in de laatste
paragraaf van dit hoofdstuk.
10.1 Conclusies
De kern van dit onderzoek is het tot stand komen van een referentiekader
competentieprofiel voor lokale overheden. De onderzoeksvraag leidt tot het
referentiekader competentieprofiel. De centrale onderzoeksvraag is:
“Welke rollen zijn typisch voor het informatiemanagement vakgebied in de lokale
overheid; wat is een gemeenschappelijk referentiekader van competentieprofielen
voor deze rollen ter ondersteuning van de persoonlijke professionele ontwikkeling
in het vakgebied?”
In deze paragraaf zullen de conclusies gepresenteerd worden aan de hand van de
antwoorden op de deelvragen, hetgeen leidt tot de beantwoording van de
centrale onderzoeksvraag.
Deelvraag 1: Hoe wordt het IM-vakgebied gedefinieerd voor de lokale
overheid?
Het IM vakgebied is een relatief jong vakgebied. Uit de vele publicaties valt op te
maken dat er diverse benaderingen mogelijk zijn. Een groot aantal heeft
betrekking op management van informatiesystemen (Schögle, 2005; Gottschalk
2000), informatiemanagement als generieke benadering (Maes, 2003, 1999;
Marchand et al., 2000), en een aantal betreft specifieke benaderingen zoals de
afstemming tussen de business en IT (Maes, 2003, 1999).
In al deze benaderingen speelt informatie een belangrijke rol. Informatie speelt
een rol bij management van informatiesystemen, en bij de generieke benadering.
Masterthesis – Merijn van der Laag
120
Hoofdstuk 10. Conclusies en verder onderzoek
Informatie is het bindende element in de relatie tussen de business en de
technologie.
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van het AIM, waarin de afstemming tussen
de business, informatie & communicatie en technologie om de juiste balans van
informatiebehoefte en informatieondersteuning vraagt. Het AIM is een model dat
het mogelijk maakt de verschillende IM vraagstukken in onderling verband te
positioneren.
In de literatuur is geen onderscheid gemaakt tussen een commerciële organisatie
en
een
(lokale)
overheidsinstelling.
In
lokale
overheidsinstellingen,
zoals
gemeenten, komt steeds vaker een organisatiestructuur voor die overeenkomt
met een commerciële organisatie. In de praktijk blijkt iedere lokale overheid op
een eigen manier te werken, vergelijkbaar met de diverse werkwijzen binnen
commerciële organisatie. Om deze reden is er in de context van dit onderzoek
geen onderscheid gemaakt in de rollen en functies tussen een commerciële
organisatie en een lokale overheid.
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de definitie van IM volgens Maes et al.
(1999): informatiemanagement is de managementdiscipline die is gericht op het
gebalanceerd managen van (de relaties tussen) de verschillende componenten uit
het Amsterdamse Informatiemanagement Model.
Deelvraag 2: Welke rollen zijn typisch voor de IM-vakgebied bij de lokale
overheid?
In vele publicaties wordt veruit het meest geschreven over de rol van de CIO. In
deze publicaties wordt een CIO in vele contexten onderzocht. Veelal heeft de CIO
de taak en verantwoordelijkheid om een belangrijke rol te spelen in de
informatieverwerking om de business en de technologie met elkaar te verbinden,
het informatiebeleid op te stellen, de visie te bepalen, de technologische
ontwikkelingen en innovaties te volgen. De CIO verricht deze taken en
verantwoordelijkheden veelal op strategisch niveau, als hoofd van een afdeling of
dienst. Naast de rol van de CIO worden er meerdere posities in het AIM bekleed.
Er is sprake van een IM professional. Deze is in staat om op verschillende posities
in het AIM te functioneren, naast de rol van de CIO. In de literatuur wordt onder
andere genoemd: de informatiemanager, de business manager, de informatiearchitect en de servicemanager. In de praktijk blijkt een grotere diversiteit aan
functienamen te zijn vastgesteld, zoals: informatiemanager,
hoofd afdeling
informatiemanagement, diensthoofd informatica, teamleider, informatiemanager
concern en adjunct hoofd ICT, maar ook adviseur informatiemanagement, senior
business-technology manager, informatie-architect en informatie-analist.
Masterthesis – Merijn van der Laag
121
Hoofdstuk 10. Conclusies en verder onderzoek
Deelvraag 3: Wat zijn competenties en wat zijn competentieprofielen?
Om te bepalen wat een competentieprofiel is, wordt eerst de definitie van een
competentie vastgesteld. Uit de vele HRM-literatuur blijkt dat er verschillende
definities zijn (Stoof, 2005). In dit vakgebied is er geen standaarddefinitie. Ieder
onderzoek maakt gebruik van een ‘eigen’ gedefinieerde definitie. Op basis van de
vele HRM-literatuur is in dit onderzoek gebruik gemaakt van de volgende
definitie:
’Een competentie toont de capaciteit aan die betrekking heeft op de
vakinhoudelijke kennis, de vaardigheden, en de attitude en op de
toepassing daarvan in de praktijk om een taak op adequaat niveau uit te
kunnen voeren met waarneembaar resultaat.’
Het uitvoeren van een taak levert waarneembaar resultaat en gedrag op. De
componenten kennis, vaardigheden en attitude zijn de ingrediënten voor de
competentie die bijdragen in het leveren van het waarneembare resultaat en
gedrag. Belangrijk is het essentiële verschil tussen gedrag en attitude. Het
component attitude bepaalt gezamenlijk met de kennis en vaardigheden het
gedrag van iemand. De attitude is de houding, het gedrag houdt meer in dan de
houding. Zowel in de literatuur als in de praktijk wordt dit onderscheid niet altijd
even duidelijk gemaakt.
Een competentieprofiel is meer dan een verzameling van competenties in een
bepaalde context. In het competentieprofiel wordt veelal het niveau van een
competentie vastgelegd en wordt de competentie uitgekristalliseerd tot de
elementen kennis, vaardigheden en attitude.
In de meer recentere IM literatuur wordt onderzoek gedaan naar de competenties
van een IM professional. Deze onderzoeken zijn vaak gericht op de CIO, stellen
een ‘eigen’ definitie van een competentie in het onderzoek vast en beperken het
onderzoek veelal door slechts twee componenten van een competentie te
onderzoeken. Daarnaast wordt het element attitude vaak met het gedrag gelijk
gesteld.
De beperking in de literatuur blijkt in de praktijk eveneens voor te komen. Bij het
opstellen van een competentieprofiel blijkt de definitie van een competentie niet
te worden vastgesteld. Hierdoor wordt bij diverse lokale overheden beperkt
onderscheid gemaakt tussen gedrag en attitude. Door dit beperkte onderscheid
en het ontbreken van de definitie van een competentie, worden gedrag en
attitude
gelijk
gesteld
aan
Masterthesis – Merijn van der Laag
een
competentie.
Vakinhoudelijke
kennis
en
122
Hoofdstuk 10. Conclusies en verder onderzoek
vaardigheden
worden
hierdoor
veelal
niet
benoemd
in
de
onderzochte
competentieprofielen.
Deelvraag
4:
Welk
competentieprofielen
gemeenschappelijk
ondersteunt
het
doel
referentiekader
van
de
van
persoonlijke
professionele ontwikkeling in het IM-vakgebied?
Uit
het
literatuuronderzoek
blijken
diverse
referentiekaders
van
competentieprofielen te bestaan gerelateerd aan IM. Diverse organisaties (NGI,
HBO-i, en CEN) hebben vastgesteld dat een competentieprofiel bestaat uit
competenties in diverse niveaus, opgedeeld in kennis, vaardigheden en attitude.
Op basis van het literatuuronderzoek en het praktijkonderzoek zijn een zevental
eisen
opgesteld
(hoofdstuk
9,
tabel
9),
waaruit
het
referentiekader
competentieprofiel is opgebouwd. Deze eisen zijn in vier clusters verdeeld. In het
eerste cluster zijn de eisen opgesteld vanuit de lokale overheidsinstellingen en
dienen voor een optimale aansluiting bij de huidige reeds geïmplementeerde
competentieprofielen.
De
modulaire
opbouw
en
de
flexibiliteit
van
het
referentiekader bieden de mogelijkheid om het referentiekader competentieprofiel
in delen te implementeren.
Het tweede cluster met eisen bepaalt de structuur van het referentiekader
competentieprofiel. Het competentieprofiel is primair gestructureerd door het
AIM. Secundair is het competentieprofiel gestructureerd door de dimensies uit het
European e-Competence Framework. De derde eis is de niveaulering en wordt in
vele bestaande competentieprofielen (Op de Coul, 2001; Louweret, 2005; CEN
2008), gehanteerd. Aangezien vele gemeenten het boek Informatiemanagement
op maat, competentieprofiel voor gemeenten als uitgangspunt hebben gebruikt
voor de implementatie van competentieprofielen in de organisatie, wordt in dit
onderzoek gebruik gemaakt van de hierin omschreven niveaustructurering.
In
het
derde
en
vierde
cluster
wordt
aansluiting
gezocht
bij
huidige
wetenschappelijke HRM- en IM-literatuur.
Door deze eisen is het mogelijk om aansluiting te vinden bij bestaande
competentieprofielen zoals reeds ingevoerd in diverse gemeenten. Daarnaast sluit
dit referentiekader competentieprofiel aan op de wetenschappelijke en nietwetenschappelijke IM-literatuur.
Het referentiekader competentieprofiel is een complex profiel: in de context van
het AIM en met de niveaulering van de competenties, is een balans tussen
vakinhoudelijke
kennis,
vaardigheden
en
attitude
gevonden.
Een
lokale
overheidsinstelling kan middels dit competentieprofiel werkzaamheden inzichtelijk
maken in de organisatie, groei stimuleren bij werknemers, en kan mogelijkerwijs
Masterthesis – Merijn van der Laag
123
Hoofdstuk 10. Conclusies en verder onderzoek
toekomstgerichte stappen ondernemen, zoals taken outsourcen of (meer)
samenwerken met externe partijen.
Naast de vorm van het referentiekader competentieprofiel kunnen er ook
conclusies getrokken worden over de inhoud. In de analyse van dit onderzoek
wordt
een
duidelijk
onderscheid
gemaakt
in
de
vakinhoudelijke
en
gedragcompetenties. In het referentiekader competentieprofiel is bewust gekozen
om dit onderscheid niet te maken. Doordat de definitie van een competentie
structureel verwerkt is in het competentieprofiel is het niet nodig en zelfs niet
mogelijk om een onderscheid te maken in de diverse type competenties.
Een IM-professional functioneert op vele posities in het AIM, zowel op strategisch
niveau als manager, als op structuurniveau in de rol van adviseur en uitvoerend
in de rol van beheerder.
Op strategisch niveau voert de IM-professional taken uit waarbij de competenties
gericht zijn op het vormen van beleid, bepalen van de (ICT)strategie, kennis
hebben van architecturen, kennis van project- en programmamanagement en
zorg dragen voor kwaliteit.
Op structuurniveau voert de IM-professional taken uit, waarbij de competenties
gericht zijn op kennis van informatieanalyse, architectuur en infrastructuren,
inzicht hebben in de informatiebehoefte van de organisatie, bezitten van
projectmanagementvaardigheden.
Daarnaast
worden
de
technische
ontwikkelingen op de markt gevolgd. Op structuurniveau dient een IMprofessional de competenties te bezitten die gericht zijn op adviseren en
informeren van het management, analyseren van de interne (beheer) processen
voor de te leveren diensten, het opstellen van service level argreements, kennis
van ICT beheerprocessen en kennis van het projectportfolio.
In de uitvoering zijn de competenties van een IM-professional gericht op de
kennis van netwerken en netwerkbeheer, op hardware en de benodigde
applicaties, op webtechnologieën, databasemanagement en de kennis van
softwareontwikkeling.
Afsluitend kan geconcludeerd worden dat dit referentiekader competentieprofiel
een nieuw competentieprofiel is in aansluiting op bestaande literatuur en
bestaande competentieprofielen uit de praktijk. Het competentieprofiel kan in
delen geïmplementeerd worden, organisatiebreed of per dienst of afdeling, door
de uitvoering van de stappen zoals genoemd in hoofdstuk 10 afhankelijk van de
behoeften in de organisatie.
Masterthesis – Merijn van der Laag
124
Hoofdstuk 10. Conclusies en verder onderzoek
10.2 Beperkingen
Een belangrijke beperking in dit onderzoek is het feit dat slechts één
focusgroepbijeenkomst
organisatorische
heeft
redenen
plaatsgevonden,
is
het
niet
en
wel
mogelijk
in
België.
geweest
om
Door
een
focusgroepbijeenkomst te houden in Nederland. Ter compensatie zijn er in
Nederland drie extra interviews afgenomen. De vraag is of dit voldoende is om
conclusies
te
trekken
die
betrekking
hebben
op
de
vorming
van
het
referentiekader competentieprofiel. Dit heeft tot een beperking van het empirisch
materiaal geleid.
Voor de selectie van de deelnemers van de focusgroepbijeenkomsten en de
interviews in Nederland en België zijn geen richtlijnen gevolgd. In relatief korte
tijd is gebruik gemaakt van de bestaande netwerken. Daarnaast was niet iedere
deelnemer in de gelegenheid om tijd vrij te maken om deel te nemen aan het
onderzoek. Op basis van beschikbaarheid, bereikbaarheid en bereidheid is een
selectie van deelnemers opgesteld. De interviews ter compensatie van de
Nederlandse focusgroepbijeenkomst zijn allen afgenomen in het zuiden van
Nederland, Brabant.
Naast beschikbaarheid, bereikbaarheid en bereidheid zijn de gemeenten zeer
divers. Er is bij de selectie van de deelnemers beperkt onderscheid gemaakt in
grootte van de gemeente en verschillen in beleidsterreinen.
Een andere beperking heeft te maken met vakinhoudelijke kennis. Er zijn weinig
raakvlakken gevonden tussen vakinhoudelijke kennis, zoals gevonden in de
literatuur en in de praktijk. In de IM-literatuur ligt de focus voornamelijk op
vakinhoud, terwijl de focus in de praktijk veel meer ligt bij gedrag. De vakinhoud
is om die reden minder diepgaand onderzocht.
Het testen van het referentiekader competentieprofiel is de laatste beperking van
dit onderzoek. Door het verschil in focus in literatuur en in praktijk is het
belangrijk dat het competentieprofiel door domeindeskundigen wordt getest. Het
referentiekader competentieprofiel in deze samenstelling zoals gepresenteerd in
hoofdstuk acht, is niet getest. De eerste stap voor de implementatie dient, het
testen van het referentiekader competentieprofiel te zijn.
Masterthesis – Merijn van der Laag
125
Hoofdstuk 10. Conclusies en verder onderzoek
10.3 Verder onderzoek
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van bestaande IM-literatuur en bestaande
IM-literatuur gericht op de competenties van een IM-professional. De IMliteratuur, waarin de competenties van een IM-professional worden onderzocht, is
beperkt en bevat onderzoeksresultaten en de nodige beperkingen. Wu et al.
(2004) heeft onderzoek gedaan naar de competenties van een CIO, maar laat de
attitude buiten beschouwing om kennis en vaardigheden vast te stellen. In geen
van de onderzochte IM-literatuur wordt expliciet onderzoek gedaan naar de
competenties van een IM-professional.
Door meer onderzoek te doen naar de competenties van een IM-professional kan
het referentiekader competentieprofiel met meer precisie ingevuld worden. In het
huidige competentieprofiel zijn te weinig bronnen beschikbaar om het direct te
implementeren. Om deze redenen dient meer onderzoek gedaan te worden naar
de competenties van een IM-professional, waarna het competentieprofiel verder
ontwikkeld kan worden.
In verder onderzoek zullen er meer focusgroepbijeenkomsten uitgevoerd moeten
worden om te bepalen, of het referentiekader competentieprofiel past in de
ontwikkelingen in de lokale overheid, zowel in België als in Nederland. Daarnaast
dient het referentiekader competentieprofiel uitvoerig getest te worden. Het
referentiekader competentieprofiel is een competentieprofiel in ontwikkeling.
Masterthesis – Merijn van der Laag
126
Literatuurlijst
Literatuurlijst
•
Abcouwer, A.W., Gels, H., Truijens, J.H.J.M., (2006), Informatie management
en beleid. Sdu Uitgevers bv, Den Haag.
•
Abcouwer, A.W., Truijens, J.H.J.M., (2004), Who’s managing the information?
About the work of the information manager and his CIO. PrimaVera Working
Paper no 2004-14.
•
Abcouwer, A.W., Maes, R., Truijens, J.H.J.M., (1997), Contouren van een
generiek model voor Informatiemanagement. PrimaVera Working Paper no
97-07.
•
Abraham, T., Beath, C., Bullen, C., Gallagher, K., Goles, T. Kaiser, K., Simon,
J.,
(2006),
IT
workforce
Trends:
Implications
for
IS
Programs.
Communications of AIS. Vol 17. Article 50.
•
Barbour, R., (2007), Doing Focusgroups, Sage Publications Ltd.
•
Bassellier, G, Benbasat, I., (2004), Business Competence of Information
Technology Professionals: Xonceptual Development and Influence on IT –
Business Partnership, MIS Quarterly. Vol. 28, no. 4, pp. 673-694.
•
Bassellier, G., Reich, B. H., Benbasat, I., (2001), Information Technology
Competence of Business Managers: A definition and Research Model. Journal
of Management Information System. Vol 17, nr 4, pp. 159 – 182.
•
Bassellier, G., Reich, B. H., Benbasat, I., (2003), The influence of Business
managers’s IT competence on champignon IT, Information System Research.
Vol. 14, no. 4, pp. 317-336.
•
Bergenhenegouwen,
G.J.,
(1999),
Strategisch
opleiden
en
leren
in
e
organisaties, Kluwer, 2 druk.
•
Block, P. (2001), Feilloos adviseren, 2e druk, Acadamic Service, Schoonhoven.
•
Carr, N. (2004). Does IT matter? Boston, Massachusetts, Harvard Business
School Press.
•
CEN (2008), European e-Competence Framework 1.0.
•
Chan, Y.E., Reich, B.H., (2007) IT alignment: what have we learned? Journal
of Information Technology, Vol 22, pp. 297-315.
•
Chester, T.M., (2006), A Roadmap for IT Leadership and the Next Ten Years,
Educause Quarterly. Nr.2, 56-60.
•
CIO Interest Group, (2007), Human Resource Management, CIO platform
Nederland.
Masterthesis – Merijn van der Laag
127
Literatuurlijst
•
Coughlan, J., Lycett, M., Macredie, R.D., (2005), Understanding the businessIT relationship, International Journal of Information Management, vol. 25 pp.
303-319.
•
Cumps, B., Dedene, G., Viaene, S., (2007), ICT-outsourcing: A ResourceBased Information Managment Perspective, Perspective on Information
Management
Volume
I,
Information
Management:
Setting
the
Scene.
Uitgeverij Elsevier.
•
Dael, R. Van, Henneman, I., (2002), De I-functie verklaard, Competenties op
het snijvlak van ICT en beleid. 1e druk, Papernote nr. 13. Stichting Het
Expertise Centrum.
•
Delen, G, (2008), IT Outsourcing, een introductie, Van Haren Publishing,
Zaltbommel, 1e druk.
•
Drejer, A., Riis, J.O., (1999), Competence development and techology How
learning and technology can be meaningfully integrated, Elsevier Science
Technovation, vol. 19, pp. 631-644.
•
Drejer, A., (2001), How can we define and understand competencies and their
development? Elsevier Science Technovation, vol. 21, pp. 135-146
•
Ellström, P.E., (2007), The many meanings of occupational competence and
Qualification, Journal of European Industrial Training. Vol 1997, pp. 266-273.
•
Emans, B. (2002), Interviewen, theorie, techniek en training. 4e druk.
Stenfert Kroese Groningen.
•
Enns, H. G., Huff, S. L. & Golden, B. R. (2003). "CIO influence behaviors: the
impact of technical background." Information & Management Vol. 40: 467485.
•
Ernest, M., Nisavic, J.M., (2007), Adding Value to the IT organization with the
Component Business Model. IBM Systems Journal. Vol. 46, nr. 3, pp 387-403.
•
Goldberg, L.R., (1990), An Alternative "Description of Personality": The BigFive Factor Structure, Journal of Personality and Social Psychology, Vol. 59,
No. 6, pp. 1216-1229.
•
Gorman, G.E., Corbitt, B.J., (2002) Core Competencies in information
management education, New Library World, vol. 103, nr., 1182/1183 pp.
436-445.
•
Gottschalk, P., (2002), The Chief Information Officer: A Study of managerial
Roles in Norway. Proceedings of the 35th Hawaii International Conference on
Systems Sciences Hawaii IEEE ComputerSociety.
•
Gottschalk, P., (2000), IS/IT Leadership Roles. Proceedings of the 33th Hawaii
International Conference on Systems Sciences, Hawaii IEEE ComputerSociety.
Masterthesis – Merijn van der Laag
128
Literatuurlijst
•
Gottschalk, P., (2000), Strategic Management of IS/IT Functions: The Role of
the CIO. Proceedings of the 33th Hawaii International Conference on Systems
Sciences, Hawaii IEEE ComputerSociety.
•
Gottschalk, P., (2000), Studies of key issues in IS Management around the
world, International Journal of Information Management. Vol. 20, pp 169-180.
•
Grover, S.K., Sabherwal, R., (2007), Strategic Alignment Between Business
and
Information
Technology:
A
Knowledge-Based
View
of
Behavours,
Outcomes, and Consequences, Journal of Management Information Systems.
Vol. 23, nr. 3, pp. 129-162.
•
Grover, V., Jeong, S.R., Kettinger, W.J., Lee, C.C., (1993) The Chief
Information Officer: A Study of Managerial Roles. Vol.10, nr. 2, pp. 107-130
•
HBO-I
stichting
(2004),
Bachelor
of
ICT
een
competentiegerichte
profielbeschrijving.
•
Henderson, J. C. & Venkatraman, N. (1993). Strategic alignment: leveraging
information technology for transforming organizations. IBM Systems Journal
32(1): 472-484.
•
Heunks, J., Gedragscompetenties maken het verschil, IT Beheer, vol. 6 pp. 913
•
Introna, L.D. (1997) Management, Information and Power. London: Macmillan
press ltd.
•
Kitzinger, J., (1994), The Methology of Focus Groups: the importance of
interaction between research participants, Socioloy of Health & Illness, Vol.
16, no. 1, pp. 103-119.
•
Lee, D.M.S., Trauth, E.M., Farwell, D., (1995), Critical Skills and knowledge
requirements of IS professionals: A Joint Acadamic/Industry Investigation,
MIS Quarterly, Vol. 19, No. 3, pp. 313-340.
•
Louweret, M., (2005) Informatiemanagement op maat, competentiemodel
voor gemeenten, Van Eersel Culemborg.
•
Maes, R., DeVries, E.J., (2008), Information Leadership: The CIO as
Orchestrator and Eqquilibrist, PrimaVera Working Paper Series, no 2008-07.
•
Maes, R., (2008), Informatiemanagement of de kunde van het balanceren:
van maakbaarheid naar taalbaarheid. PrimaVera Working Paper Series, no
2008-06.
•
Maes,
R.,
(2004),
Information
Management
Reconstructed.
PrimaVera
Working Paper Series, no 2004-19.
•
Maes, R., (2004), Information Management: A Roadmap, PrimaVera Working
Paper Series, no 2004-13.
Masterthesis – Merijn van der Laag
129
Literatuurlijst
•
Maes, R., (2003), On The Alliance of Excutive Education and Research in
Information at the University of Amsterdam, PrimaVera Working Paper Series,
no 2003-01.
•
Maes,
R.,
(1999),
Reconsidering
Information
Management
Through
A
Genernic Framework, PrimaVera Working Paper Series, no 1999-15.
•
Marchand, D.A (2004). Reaping the business value of IT: focus on usage, not
just deployment, to optimize payback. IMD 114.
•
Marchand,
D.A.,
Kettinger,
W.J.,
Rollings,
J.D.,
(2000),
Information
Orientation: People, Technology and the Bottom Line, MIT Sloan Management
Review, vol. 4, nr. 41, pp. 69-80
•
Marcus, J., Van Dam, N., (2005), Een praktijkgerichte benadering van
Organisatie en Management, Nordhoff Uitgevers.
•
McLagan, P. A., (1997), Competencies: The Next Generation, Training &
Development, pp. 40-47
•
Meijer, R., (2008), Een CIO, hoezo?, Digitaal bestuur, www.digitaalbestuur.nl
•
Mintzberg, H., (1990), The Manager’s Job: Folklore and Fact. Harvard
Business Review, pp. 163-176.
•
Mirabile, R. J., (1997), Everything you want to know about Competency
Modeling. Training and Development. August, pp. 73-77.
•
Morgan, D.L., (1996), Focus groups, Annual Reviews Inc. Vol. 22, pp. 129152.
•
Mulder, E.J., (2008), Innovatieve Atchitectuur voor eGovernment, Estland,
Het Expertise Centrum, http://www.hec.nl/home/actueel/publicaties/artikelen/hic4-innovatieve-architectuur-voor-egovernment/1001
•
Mulder, E.J., (2009), eGovernment in Zweden, Het Expertise Centrum,
http://www.hec.nl/home/actueel/publicaties/artikelen/hic5-egovernment-inzweden/1106
•
Nord, J.H., Nord., G.D., Cormack, S., Cater-Steel, A., (2006),
‘An
Investigations of the Effect of Information Technologiy (IT) Culture on the
Relationship between IT and Business Professionals’. International Journal of
Management and Enterprise Development. Vol. , No. , pp.
•
Op de Coul, J. (2001), Taken, Functies, Rollen en Competenties in de
Informatica, ten Hagen Stam uitgevers.
•
Parry, S. B. (1996), The quest for competences: competency studies can help
you make HR decision, but the results are only as good as the study. Training,
33, 48-56.
•
Peppard, J., (2007), The Conundrum of IT management, European Journal of
Information Systems. Vol. 16, pp. 36-345.
Masterthesis – Merijn van der Laag
130
Literatuurlijst
•
Peppard, J., (2001), Bridging the gap between the IS organization and the
rest of the business: plotting a route, Information Systems Journal. Vol. 11,
pp. 249–270.
•
Peppard, J., Lambert, R., Edwards, C., (2000), Whose job is it anyway?:
organizational information competencies for value creation. Information
Systems Journal, Vol. 10, pp 291-322.
•
Quinn, R.E., Fearman, S.R., Thompson, M.P., McGrath, M.R., St. Clair, L.S.,
(2007), Sdu Uitgevers bv Den Haag.
•
Reich, B.H., Benbassat, I., (1996), Measuring the Linkage between Business
and Information Technology Objectives, MIS Quarterly, Vol. 20, No. 1, pp. 5581.
•
Rychen D.S., (2000), Definition and Selection of Key Competencies, The INES
Compendium Contributions from the INES Networks and Working Groups,
OECD, Japan.
•
Saunders, M., Lewis, P., Thornhill, A. (2006), Methoden en Technieken van
onderzoek, 3e editie, Uitgeverij Pearson Education Benelux.
•
Schellekens,
M.A.C.,
(2000),
ICT
in
vernieuwde
gemeentelijke
dienstverleningsconcepten, Overheid en Informatie, Hoofdstuk 9, Uitgeverij
Lemma.
•
Schlögl, C., (2005), Information and Knowledge management: dimensions
and approaches. Information research, vol. 10, nr. 4.
•
Simon, J.C., Kaiser, K.M., Beath, C., Goles, T., Gallagher, K., (2007),
Information Technology Workforce Skills: Does Size Matter? Information
Systems Management. Vol. 24, pp. 345-359.
•
Smijsters, H., Sproken, S., (2004), Van taak tot competentie, ‘leren leren’
voor het hoger beroepsonderwijs, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten.
•
Stoof, A. (2005), Tools for the identification and description of competencies,
Open University of the Netherlands.
•
Stoof, A., Martens, R.L., Van Merriënboer, J.J.G., Bastiaens, T.J. (2002), The
boundery approach of competence: a constructivist aid for understanding and
using the concept of competence, Human Resource Development Review, 1,
pp. 345-365.
•
Thijssen, J., (1998), Hindernissen voor competentiemanagement, Opleiding
en Ontwikkeling, 10, 17-23.
•
Tippens, M.J., Sohi, R.S. (2003), IT Competency and firm performance: is
organizational learning a missing link?, Strategic Management Journal, vol.
24, pp. 745-761.
Masterthesis – Merijn van der Laag
131
Literatuurlijst
•
Verschuren, P., Doorewaard, H. (2007, 2004), Het ontwerpen van een
onderzoek. Utrecht, 3e en 4e druk, Uitgeverij LEMMA BV.
•
Vreeken, A. (2005), The History of Information: Lessons for Information
Management. PrimaVera Working Paper Series, no 2005-19.
•
Wieringa, R., Eck, P. Van, Steghuis, C., Proper, E., (2008), Competences of IT
Architects. Sdu Uitgevers bv, Den Haag.
•
Wijsman,
E.,
(2008),
Psychologie
en
sociologie,
Noordhoff
Uitgevers
Groningen/Houten, 5e druk.
•
Willcocks, L., Lacity, M., Cullen, S., (2007), Information Technology Sourcing:
Reflections
Management
and
Lessons
Volume
I,
1991
–
Information
2007.
Perspective
Management:
on
Setting
Information
the
Scene.
Uitgeverij Elsevier.
•
Winterink, J., Truijens, J. (2002), Management (in) Control met informatiearchitectuur? PrimaVera Working Paper Series, no 2002-09.
•
Wu, J.H., Chen, Y.C., Lin, H.H., (2004), Developing a set of management
needs for IS managers: a study of necessary managerial activities and skils.
Information and Management, Vol. 41, pp. 413-429.
•
Yoon,
Y.C.,
(2005),
Measuring
Personal
Information
Compentency
for
Organizational Computing, Fourth Annual ACIS International Conference on
Computer and Information Science, pp. 344-349.
Masterthesis – Merijn van der Laag
132
Bijlage 1 Verschillende competentieprofielen
Bijlage 1 Verschillende competentieprofielen
Competenties van een Bachelor of ICT
Het competentieprofiel voor de Bachelor of ICT (BICT) van het HBO-i platform is
opgebouwd uit 10 algemene competenties en 5 beroepsspecifieke competenties.
De algemene competenties met de daar bij behorende termen zijn:
1. Brede professionalisering
a. Werkt
zelfstandig
en
werkt
resultaatgericht
samen
in
een
multidisciplinair team, ook internationaal;
b. Geeft richting en inhoud aan de ontwikkeling van persoonlijke
competenties op basis van reflectie, feedback geven en ontvangen;
c. Past kennis en inzichten toepas in verschillende beroepssituaties;
d. Neemt initiatief, durft risico’s te nemen;
e. Toegerust met actuele kennis die aansluit op kennis, inzichten,
concepten en onderzoeksresultaten;
f.
Resultaatgericht en stressbestendig.
2. Multidisciplinaire integratie
a. Toegerust om oplossingen te bieden voor vraagstukken gesteld
vanuit verschillende disciplines van het beroepenveld;
b. Kan kennis inzichten, houdingen en vaardigheden van verschillende
vakinhoudelijke disciplines integreren vanuit het perspectief van
beroepsmatig handelen als ICT’er.
3. (Wetenschappelijke) toepassing
a. Kan (recente wetenschappelijke) kennis, inzichten, theorieën,
concepten en onderzoeksresultaten toepassen op een voorspelbare
en betrouwbare manier in verschillende beroepssituaties;
b. Kan relevante informatie verzamelen uit verschillende bronnen.
4. Transfer en brede inzetbaarheid
a. Kan kennis, inzichten, en vaardigheden toepassen in verschillende
beroepssituaties;
b. Kan kennis, inzichten en vaardigheden overdragen aan ICTprofessionals en aan andere professionals binnen de organisatie.
5. Creativiteit en complexiteit in handelen
a. Kan een nieuw, onduidelijk probleem zonder standaardprocedure
analyseren;
b. Komt met ideeën voor oplossingen;
c. Is creatief, en heeft zicht op (on)mogelijkheden van nieuwe media;
Masterthesis – Merijn van der Laag
133
Bijlage 1 Verschillende competentieprofielen
d. Denkt vanuit de gebruiker.
6. Probleemgericht werken
a. Kan
zelfstandig
een
probleem
definiëren
in
een
(complexe)
praktijksituatie;
b. Analyseert gestelde eisen en mogelijkheden;
c. Pakt de problemen uit het vakgebied stelselmatig aan op basis van
relevante kennis en (theoretische) inzichten;
d. Ontwikkelt en past zinvolle (nieuwe) oplossingsstrategieën toe en
kan de effectiviteit hiervan beoordelen.
7. Methodisch en reflectief denken en handelen
a. Kan in een (multidisciplinaire) omgeving een onderzoekstraject,
ontwikkeltraject
en
beheertraject
(projectmatig)
inrichten
en
geschikte methoden kiezen en toepassen;
b. Stelt realistische doelen, stelt projectplannen op;
c. Kan een projectplan beoordelen op inhoudelijke, financiële en
organisatorische gronden;
d. Voert werkzaamheden van het project uit volgens de geselecteerde
methoden en technieken;
e. Reflecteert op het (beroepsmatige) handelen op basis van het
verzamelen en analyseren van relevante informatie.
8. Sociaalcommunicatieve bekwaamheid
a. Communiceert op diverse manieren effectief met verschillende
geledingen;
b. Werkt
zelfstandig
en
werkt
resultaatgericht
samen
in
een
multidisciplinair team;
c. Kan luisteren naar de inbreng van een ander;
d. Kan vakliteratuur in de Nederlandse en Engelse taal lezen;
e. Kan een verslag of rapport opstellen conform de richtlijnen.
9. Basiskwalificering voor managementfuncties
a. Kan eenvoudige leidinggevende en managementtaken uitvoeren;
b. Is in staat om duidelijke instructies te geven en plannen op te
stellen;
c. Controleert de voortgang in een project en kan anticiperen op
onvoorziene omstandigheden. Voert effectief en efficiënt overleg
met betrokkenen;
d. Kan werk verdelen en delegeren.
10. Besef van maatschappelijke verantwoordheid
Masterthesis – Merijn van der Laag
134
Bijlage 1 Verschillende competentieprofielen
a. Heeft de juiste beroepshouding en betrekt daarin relevante
ethische aspecten;
b. Is
betrokken
bij
zijn
of
haar
taakstelling,
kwaliteitsgericht,
prestatiegericht en gericht op dienstverlening.
De beroepsspecifieke competenties zijn:
1. Analyseren
-
Voert een analyse uit van processen, producten, informatiestromen in hun
onderlinge samenhang en de context van de omgeving;
-
Stelt functionele specificaties op.
2. Adviseren
-
Formuleertop basis van een analyse en in overleg met stakeholders een
onderbouwd
advies
voor
de
herinrichting
van
processen
en/of
informatiestromen en voor een nieuw te ontwikkelen of aan te schaffen
ICT-systeem.
Betrekt
hierin
financiële
aspecten,
tijdsaspecten,
de
organisatie(verandering), haalbaarheid en risico’s en mogelijkheden voor
outsourcing.
3. Ontwerpen
-
Ontwerpt een ICT-systeem op basis van een architectuurbeschrijving en
specificaties, in samenhang met een analyse en binnen de gestelde kaders
voor kwaliteit, testen, beveiliging en doorlooptijd, budget en exploitatie en
beheer.
4. Realiseren
-
Bouwt en implementeert een ICT-systeem op basis van een functioneel en
technisch ontwerp en binnen de gestelde kaders voor kwaliteit, testen,
beveiliging, doorlooptijd, budget en exploitatie en beheer.
5. Beheren
-
Geeft vorm aan exploitatie en beheer van ICT-systemen. Zorgt voor
invoeren, testen, integreren en in bedrijfstelling van een nieuw(e release
van een) ICT-systeem.
-
Verleent
diensten
die
zijn
overeengekomen
(in
een
Service
Level
Agreement) binnen de gestelde kaders voor kwaliteit en financiën. Zorgt in
samenhang met ontwerp en bouw voor het onderhoud van ICT-systemen.
Masterthesis – Merijn van der Laag
135
Bijlage 1 Verschillende competentieprofielen
Competentiewoordenboek Informatiemanagement
op maat
In
deze
bijlage
staat
het
complete
woordenboek
uit
het
VIAG
boek
“Informatiemanagement op maat” competentiemodel voor gemeenten.
Competentie
Definitie
Gedrag of
Synoniemen
resultaat
Leidinggevende
1.
Visievormend (Vv)
Richting kunnen
Helder beeld van
Strategisch
aangeven waarin
toekomst
bewustzijn
organisatie/proces/do
formuleren, weten
mein zich moet
waar het over 5 jaar
bewegen;
naar toe gaat,
doelstellingen
ontwikkelingen
formuleren
verbinden tot een
geheel, langer
termijn oriëntatie
2.
Initiatiefrijk (Ir)
Signalen uit de
Voorstellen
Omgevingsbew
organisatie en
bedenken, zelf
ustzijn
omgeving ontvangen,
veranderingen
Doortastend
ideeën bedenken,
willen bereiken,
Ondernemend
mogelijkheden zien en
kansen en
Durf
deze transformeren in
mogelijkheden zien,
concrete
mensen bij elkaar
beslisvoorstellen
brengen en nieuwe
projecten starten
3.
4.
Communicatief
Mondeling de
Overtuigend
(Co)
boodschap op
presentaties geven
duidelijke en
voor afdelingen,
aansprekende wijze
duidelijk
kunnen vertellen,
standpunten
zowel voor individuen
voorwaarden, goed
als groepen
schrijven
In staat zijn mensen te
Mensen tot
motiveren door woord
beweging brengen,
en gedrag, perspectief
uitdagen, verleiden
Inspirerend (In)
Masterthesis – Merijn van der Laag
Presenteren
Aansprekend
136
Bijlage 1 Verschillende competentieprofielen
kunnen bieden,
en verlokken
beweging creëren
5.
Beslisvaardig (Bv)
Alternatieven
Knopen doorhakken,
Oordeelsvormin
beoordelen op basis
alternatieven
g
van beleid en
overwegen en
Besluitvaardig
wetgeving en op grond
kiezen, discussies
hiervan tot een keuze
afronden met een
komen
conclusie, beweging
vasthouden
6.
Sturend (St)
Opdrachten
Heldere opdrachten
Leiding geven
verstrekken aan
geven,
Delegeren
medewerkers,
medewerkers
Voortgang
voldoende ruimte
instrueren, directief
bewaken
bieden, uitvoering
zijn, vertellen wat er
volgen en op tijd
gebeuren moet
bijsturen
Vakinhoudelijk
7.
Analytisch (An)
Situaties doorgronden,
Van hoofdlijnen tot
relevante informatie
detail afdalen,
verzamelen, tot de
processen in
kern doordringen
stappen ontleden,
willen begrijpen hoe
dingen werken,
oorzaak en gevolg
doorgronden
8.
Organisatie-
In staat zijn benodigde
Project- en
vermogen (Or)
taken te benoemen,
bedrijfsplannen
middelen te ramen en
opstellen, teams
verantwoordelijkheden
samenstellen, van
toe te wijzen.
idee tot actie
Plannen
komen, processen
implementeren
9.
Conceptueel
Problemen en
Opstellen van
Abstractie
denken (Cd)
oplossingen in een
architecturen,
vermogen
breder kader
meedenken over
Modelmatig
plaatsten, over de
strategische kaders,
denken
grenzen van het
altijd door de
bekende kijken,
bomen het bos zien,
Masterthesis – Merijn van der Laag
137
Bijlage 1 Verschillende competentieprofielen
nieuwe verbindingen
verbanden leggen
leggen
tussen
beleidsterreinen
10. Creatief (Cr)
Nieuwe oplossingen en
Voor elk probleem is
Oplossings-
aanpakken bedenken
er een oplossing,
gericht
voor problemen en
bekende
uitdagingen
oplossingen zijn niet
leuk, collega’s
verbazen, hoe is het
mogelijk?
Procesmatig
11. Sensitiviteit (Se)
Bewust zijn van andere
Gevoelig zijn voor
Sociabiliteit
mensen en de
emoties van de
Omgevings-
omgeving en de eigen
ander, snel in de
bewustzijn
invloed daarop,
gaten hebben hoe
Empathie
rekening houden met
iemand zich voelt,
Organisatie-
de gevoelens van een
een luisterend oor
bewust zijn
ander
bieden, stemmingen
peilen
12. Overtuigingskracht
(Ov)
Met kracht van
Staan voor je
Overreden
argumenten en
mening, andere
Effectief
uitstraling standpunten
mensen overtuigen,
handelen
en meningen
merkbaar aanwezig
Optreden
presenteren zodat
zijn in de
anderen deze
vergadering,
aanvaarden
duidelijk
standpunten naar
voren brengen
13. Flexibel (Fl)
Doeltreffendheid
Enthousiast zijn
Aanpassings-
behouden door zich
voor nieuwe
vermogen
aan te passen aan
plannen, graag
nieuwe
meewerken aan
omstandigheden,
veranderingen,
veranderingen, nieuwe
eerste de voordelen
collega’s en nieuwe
zien dan de nadelen
taken
14. Luisteren (Lu)
Aandachtig naar een
Niet snel reageren,
ander luisteren, in
actief luisteren,
Masterthesis – Merijn van der Laag
Inleven
138
Bijlage 1 Verschillende competentieprofielen
staat zijn de juiste
eigen mening
boodschap uit een
uitstellen,
mededeling of verhaal
verplaatsen in de
te halen, doorvragen
ander, mensen laten
zonder zijn mening te
uitpraten
verkondigen
15. Vasthoudend (Va)
Vermogen om
Afspraak =
Verantwoordelij
afspraken na te
afspraak, collega’s
k
komen, vasthouden
op de huid zitten,
Resultaat
aan de afgesproken
niet eenvoudig laten
gericht
beslissingen, niet
afschepen, dingen
Doortastend
onder druk bezwijken,
voor elkaar krijgen
totdat de afspraak is
gemaakt dat het
anders moet
Procedureel
16. Accuraat werken
(Aw)
17. Onderhandelen
(On)
Zicht voegen naar de
Zorgvuldig zijn,
Discipline
procedures en
altijd compleet werk
Nauwgezet
afspraken in de
afleveren, een
organisatie, volgens
methode volgen, tot
het boek werken,
de details gaan,
effectief omgaan met
concretiseren,
detailinformatie
procedures volgen
Belangen van de eigen
Resultaat bereiken
organisatie en de
bij leveranciers,
ander zondaging
steun verwerven
schatten dat voor
voor eigen
beide partijen een
standpunt, uiruilen
bevredigend resultaat
van belangen
Contracteren
wordt bereikt
18. Monitoren (Mo)
Voortgang en
Regelmatig de stand
Controleren
resultaten van werk
van zaken
Controllen
systematisch
bespreken, plannen
Toezicht houden
beoordelen, bewaken
volgen, voorgang
van de uitkomt,
opnemen, afspraken
vastleggen
lijsten afvinken
Tabel 10. Competentiewoordenboek uit het boek Informatiemanagement op maat,
competentiemodel voor gemeenten.
Masterthesis – Merijn van der Laag
139
Bijlage 2 Competentietabellen van diverse overheidsinstellingen
Bijlage 2 Competentietabellen van diverse
overheidsinstellingen
In
deze
bijlage
staan
overheidsinstellingen.
een
Iedere
diverse
competentietabellen
overheidsinstelling
heeft
van
een
verschillende
eigen
invulling
gegeven aan de competentietabel. Grootste overeenkomsten zijn dat er geen
technisch inhoudelijke competenties in de tabellen zijn opgenomen en dat het
voornamelijk gaat om gedrag of vaardigheden. Belangrijkste verschillen is het
aantal competenties en mate van structureren. Daarnaast hebben Vlaanderen en
de provincie Noord Holland de competenties geclusterd, waarbij andere lokale
overheden een lijst van competenties hebben samengesteld. Ondanks dat de
niveaus van competenties zijn opgenomen, zijn hier ook de nodige verschillen te
vinden.
Competentietabel Vlaanderen
Het
competentiemodel
van
Vlaanderen
bevat
32
competenties
in
een
woordenboek. Deze competenties zijn geclusterd in zeven clusters. Ieder cluster
bevat een aantal competenties en deze competenties bevatten elk drie of vier
niveaus,
waaronder
telkens
een
aantal
meetpunten
of
indicatoren
zijn
ondergebracht. In de onderstaande tabel staan de 32 competenties in zeven
clusters in een overzicht.
Cluster
Competentie
Persoonlijke vaardigheid
•
voortdurend verbeteren
•
klantgerichtheid
•
samenwerken
•
betrouwbaarheid
•
omgaan met stressfactoren
•
optreden
•
organisatiebetrokkenheid
•
mondelinge uitdrukkingsvaardigheid
•
overtuigingskracht
•
luisteren
•
assertiviteit
•
coachen
Persoonsgerelateerde vaardigheid
Interpersoonlijke vaardigheid
Masterthesis – Merijn van der Laag
140
Bijlage 2 Competentietabellen van diverse overheidsinstellingen
Omgaan met informatie
Probleemoplossend vermogen
Beheersmatige vaardigheid
Leiderschap
•
360o-inlevingsvermogen
•
didactische vaardigheid
•
schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid
•
netwerken
•
probleemanalyse
•
oordeelsvorming
•
visie
•
creatief
•
organisatiesensitiviteit
•
initiatief
•
resultaatgerichtheid
•
beslissen
•
flexibel
•
gedrag
•
nauwgezetheid
•
plannen
•
organiseren
•
voortgangscontrole
•
delegeren
•
richting geven
•
ontwikkelen van medewerkers
(resultaatgericht coachen)
Tabel 11. competenties uit de competentiewoordenboek van de Vlaamse Gemeenschap
Om de competenties goed te implementeren wordt het woordenboek toegepast
om een competentieanalyse uit te voeren. In deze analyse wordt gekeken naar
de functies in de organisatie en aan de hand daarvan bepaald wat de norm en
welke competenties inclusief de niveaus van toepassing zijn.
Competentietabel Provincie Noord Holland
In de gemeente Zaanstad, waar de competenties beperkt zijn ingevoerd, heeft
een plan van aanpak gemaakt met betrekking tot de implementatie van de
competenties. Deze gemeente heeft gebruik gemaakt van de ervaring van een
andere lokale overheid, de provincie Noord Holland, om de eerste fase van de
implementatie van competenties uit te voeren. De beperkte invoer houdt in op
leidinggevend niveau, waarbij de ontwikkeling van de werknemer wordt gestuurd
Masterthesis – Merijn van der Laag
141
Bijlage 2 Competentietabellen van diverse overheidsinstellingen
vanuit
de
resultaat
gerichte
afspraken,
gemeten
wordt
via
een
functioneringsgesprek en beoordeeld wordt middels een beoordelingsgesprek.
Categorie
Competentie
Sturend vermogen
•
Leiderschap
•
Coaching
•
Resultaatgerichtheid
•
Besluitvaardigheid
•
Planmatig werken
•
Organiserend vermogen
•
Managementidentificatie
•
Inventiviteit
•
Verantwoordelijkheid
•
Prestatievermogen
•
Vasthoudendheid
•
Ambitie
•
Omgang met details
•
Omgevingsbewustzijn
•
Organisatiebewustzijn
•
Visie ontwikkelen
•
Klantgerichtheid
•
Bestuurlijke effectiviteit
•
Effectieve communicatie en impact
•
Overtuigingskracht
•
Samenwerken
•
Netwerken
•
Probleemanalyse
•
Oordeelsvorming
•
Conceptueel denken
•
Creativiteit
•
Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid
•
Durf
•
Initiatief
•
Onafhankelijkheid
•
Stressbestendigheid
•
Reflectief vermogen
•
Integriteit
Werkhouding
Externe Oriëntatie
Sociale Effectiviteit
Denkkracht
Persoonlijke kracht
Tabel 12. competenties uit de competentiecatalogus van de provincie Noord Holland
Masterthesis – Merijn van der Laag
142
Bijlage 2 Competentietabellen van diverse overheidsinstellingen
Competentietabel gemeente Helmond
In de gemeente Helmond is een heel systeem van competenties ingevoerd in de
organisatie. Niet alleen bij de dienst waar de afdeling ‘Automatisering en
Informatica’ onder valt, maar ook de andere diensten en afdelingen. De afdeling
‘Personeel en Organisatie’ heeft in een intensief traject een systeem van
competenties voor de gehele organisatie ontwikkeld. Door de invoering van
functiegroepen is de wildgroei aan functies gestopt. Er zijn generieke functies
gedefinieerd, die per afdeling vorm zijn gegeven. Per functiegroep is een
competentieprofiel ontwikkeld. In een cyclus van drie gesprekken met de
leidinggevende wordt de groei in de organisatie besproken en vastgelegd. De
eerste stap worden de resultaatgerichte afspraken vastgelegd. Deze afspraken
worden vastgelegd tijdens het planningsgesprek. In de tweede stap wordt er
tussentijds naar de voortgang gekeken en vindt plaats in het voortgangsgesprek.
De cyclus wordt afgelopen in de laatste stap met een evaluatiegesprek. Het
evaluatiegesprek levert samen met het afdelingsplan, de functiebeschrijving en
het competentieprofiel een basis voor het eerst volgende planningsgesprek van
de volgende cyclus.
Het competentieprofiel is goed geïmplementeerd in de organisatie en geeft een
duidelijke motivatie voor medewerkers om zich te ontwikkelen en door te groeien
in de organisatie. Daarnaast maakt competentieprofiel met de gesprekscyclus het
functioneren van personeelsleden bespreekbaar.
Ter ondersteuning van de invoering van het resultaatgericht competentiemanagement,
ideeënboek
en
is
er
een
ondersteunende
werkboek
documentatie
ontwikkeld.
Het
opgesteld.
ideeënboek
Er
bevat
is
de
een
15
competenties die in de gehele organisatie zijn ingevoerd. Iedere competentie is
uitgewerkt met een algemene beschrijving van de competentie en uitgewerkt in
zes niveaus. Per niveau wordt beschreven wat het effect moet zijn als de
competentie succesvol wordt ingezet (het resultaat), wat daarvoor gedaan moet
worden (de actieve vaardigheid) en wat daarvoor nodig is (de succesfactor).
Aansluitend wordt er per niveau opgesomd wat de werknemer kan doen,
ondernemen om dit niveau te bereiken of handhaven.
Iedere werknemer heeft een functieomschrijving en een competentieprofiel die
aansluit bij de betreffende functie. In het competentieprofiel staan 11 van de 15
competenties op maat van de functie. Middels een stroomschema kan de
medewerker zelf bepalen welk pad bewandeld dient te worden om het gewenste
resultaat te behalen, waardoor de werknemer zijn of haar eigen groei kan
vormgeven.
Masterthesis – Merijn van der Laag
143
Bijlage 2 Competentietabellen van diverse overheidsinstellingen
Het werkboek is een hulpmiddel voor de werknemer om met het ideeënboek aan
de slag te gaan. Via het stroomschema kunnen de gesprekken voorbereid worden
en te werken aan de ontwikkeling en resultaten. Daarnaast wordt er per type
gesprek uit de cyclus beschreven wat het doel is, hoe het gesprek voorbereid kan
worden, wat de inhoud van het gesprek bevat, wat de rol van de leidinggevende
is, wanneer in het jaar dit gesprek plaats vindt, en wat het resultaat van het
gesprek is. In de onderstaande tabel staan de competenties van Helmond
opgesomd.
Competentie
•
Omgevingsbewust
•
Integraal denken
•
Analytisch vermogen
•
Creativiteit
•
Besluitvaardigheid
•
Communicatief vermogen
•
Samenwerkend vermogen
•
Resultaatgericht leidinggeven
•
Initiatief
•
Plannen en organiseren
•
Probleemoplossend vermogen
•
Resultaatgerichtheid
•
Klantgerichtheid
•
Kwaliteitsbewustzijn
•
Lerend vermogen
Tabel 13. Competenties gemeente Helmond
Competentietabel gemeente Tilburg
In de gemeente Tilburg is de organisatiestructuur anders gestructureerd. De
afdeling informatiemanagement is bij de diensten weggehaald en tot een eigen
afdeling gevormd. Deze afdeling is een ‘zelfstandig’ opererende afdeling die
werkzaamheden voor de gehele gemeente doet.
In deze gemeente wordt al jaren gewerkt met competentieprofielen. Er wordt
gestuurd op competenties en er wordt beoordeeld middels competenties. De
beoordeling en sturing is vormgegeven door een waaier. Deze waaier bevat 41
voorgedefinieerde
ingevoerd.
Iedere
competenties.
competentie
Masterthesis – Merijn van der Laag
Deze
wordt
competenties
kort
zijn
omschreven
gemeentebreed
en
kent
drie
144
Bijlage 2 Competentietabellen van diverse overheidsinstellingen
ontwikkelniveaus.
Van
deze
41
competenties
zijn
er
een
aantal
samenwerkingscompetenties en een aantal specifieke competenties die niet voor
de
gehele
organisatie
functioneringsgesprek
als
zijn.
de
De
competenties
beoordelingsgesprek
worden
met
zowel
de
bij
het
leidinggevende
gebruikt. In de onderstaande tabel staan de competenties opgesomd.
Competentie
•
Interpersoonlijke sensitiviteit
•
Voortgangscontrole
•
Luisteren
•
Snel schakelen
•
Flexibel gedrag
•
Omgang met details
•
Samenwerken
•
Toewijding
•
Overtuigingskracht
•
Bestuurssensitiviteit
•
Vasthoudendheid
•
Initiatief
•
Gezag
•
Conceptuele flexibiliteit
•
Zelfvertrouwen
•
Samenbindend leiderschap
•
Probleemanalyse
•
Individugericht leiderschap
•
Oordeelsvorming
•
Delegeren
•
Besluitvaardigheid
•
Ontwikkelen medewerkers
•
Vernieuwingskracht
•
Visie
•
Integriteit
•
Omgevingsbewustzijn
•
Mondelinge presentatie
•
Resultaatgerichtheid
•
Onafhankelijkheid
•
Organisatiesensitiviteit
•
Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid
•
Netwerkvaardigheid
•
Energie
•
Klantgerichtheid
•
Prestatiemotivatie
•
Leervermogen
•
Stressbestendigheid
•
Ondernemerschap
•
Aanpassingsvermogen
•
Collegiale alertheid (colert)
•
Plannen en organiseren
Tabel 14. 41 Competenties gemeente Tilburg
Masterthesis – Merijn van der Laag
145
Bijlage 2 Competentietabellen van diverse overheidsinstellingen
Competentietabel gemeente Eindhoven
In de gemeente Eindhoven, waar al jaren gewerkt wordt met competenties,
maken de competenties deel uit van het werkplan van een werknemer. Een
werknemer stelt een werkplan op en bespreekt deze met zijn of haar
leidinggevende. In het werkplan staan naast de taken/werkzaamheden in het
werkdomein, de beoogde resultaten en de competenties van de werknemer. Deze
competenties zijn uitgewerkt in kennis, vaardigheden en gedrag. De kennis is de
vakinhoudelijke kennis die nodig is om de taken en werkzaamheden uit te voeren
in het werkdomein. De vaardigheden en gedrag hebben betrekking op de houding
van de werknemer, zoals omgevingsbewustzijn, resultaatgerichtheid, zelfsturend
vermogen, communicatief, georganiseerdheid, analytisch, dichtbij, durven en
doen. Dit werkplan leidt tot actiepunten en afhankelijk van de mogelijkheden en
doelen tot een opleidingsplan. In de onderstaande tabel staan de competenties
van de gemeente Eindhoven opgesomd.
Competentie
•
Adviescompetentie
•
Resultaatgerichtheid
•
Omgevingsbewustzijn
•
Onderhandelen
•
Visie
•
Communicatie
•
Integriteit
•
Samenwerken
•
Stressbestendig
•
Samenbindend vermogen
•
Plannen organiseren
•
Zelfsturend vermogen
•
Probleemoplossend gedrag
•
Analytisch vermogen
•
Besluitvaardigheid
•
Flexibiliteit
•
Accuratesse
•
Loyaliteit
Tabel 15. Competenties voor adviseurs
Interne Dienstverlening gemeente
Eindhoven
Masterthesis – Merijn van der Laag
146
Bijlage 2 Competentietabellen van diverse overheidsinstellingen
Competentietabel uit de focusgroepbijeenkomst
De onderstaande tabel is het resultaat van de focusgroepbijeenkomst. In deze
tabel
worden
elementen
focusgroepbijeenkomst
als
genoemd
belangrijk
die
achten
de
in
deelnemers
het
van
functioneren
in
de
de
gemeentelijke organisatie. De elementen vertalen van business naar ICT, het ‘op
de agenda’ zetten werden als meest belangrijk ervaren.
Gedragscompetenties
•
Klantgerichtheid
•
Voordurend jezelf verbeteren
•
Management competenties
•
Adviserende capaciteiten
•
Sociale vaardigheden
•
Beleidscompetenties
•
Inschatten van dossiers
o
Opvolging van dossiers
o
Bewaking van de uitvoering van dossiers
•
Herkennen van behoeften
•
Leren werken met de politiek
•
Vertalen van business naar ICT
•
Het ‘op de agenda’ zetten van de ICT bij het management en de politiek, en
het bestuur het hiervan overtuigen. Hier is doorzettingsvermogen voor nodig.
•
Assertiviteit
•
Doorzettingsvermogen
•
Overredingskracht (door argumenten iemand overhalen)
•
Geduld
•
Niet opgeven
•
Stressbestendig
•
Tegenslagen kunnen incasseren
•
Leiderschap
•
Inlevingsvermogen
•
Communicatie
o
Communiceren met je naast collega’s
o
Communiceren met de bestuursmensen
•
Samenwerken
•
Inzicht hebben in de eigen organisatie, je collega’s goed kennen
•
Bewustwording vanuit ICT naar de business
Tabel 16. Gedragscompetenties uit de focusgroepbijeenkomst
Masterthesis – Merijn van der Laag
147
Bijlage 2 Competentietabellen van diverse overheidsinstellingen
De gedragscompetenties vergeleken
In de onderstaande tabel staat het overzicht van gedragscompetenties van de
voorgaande competentielijsten uit deze bijlage. Achter iedere competentie staat
het aantal keren dat een gedragcompetentie opgenomen is op één van de
verschillende competentielijsten. In de kolom Competentielijst is weergegeven in
welke competentielijst deze gedragscompetentie is opgenomen.
Cluster
Competentie
Aantal
genoemd
Persoonlijke
•
kernvaardigheden
Voortdurend verbeteren /
Competentielijst*
5
V, P, H, T, F
ambitie
•
Klantgerichtheid
5
V, P, H, T, F
•
Samenwerken
6
V, P, H, T, E, F
•
Betrouwbaarheid
1
V
Persoonlijke
•
Stressbestendigheid
5
V, P, T, E, F
kracht
•
Durf
1
P
•
Initiatief
5
V, P, H, T, E
•
Onafhankelijkheid
2
P, T
•
Reflectief vermogen
1
P
•
Optreden
1
V
•
Zelfvertrouwen
1
T
•
Prestatievermogen /
2
P, T
prestatiemotivatie
Interpersoonlijk
•
Energie
1
T
•
Integriteit
3
P, T, E
•
Omgevingsbewustzijn
5
P, H, T, E, F
•
Organisatiebetrokkenheid
2
V, F
•
Mondelinge
6
V, P, H, T, E, F
6
V, P, H, T, E, F
gedrag
uitdrukkingsvaardigheid
•
Schriftelijke
uitdrukkingsvaardigheid
•
Luisteren
2
V, T
•
Assertiviteit
2
V, F
•
Coachen (ontwikkelen
3
V, P, T
van anderen)
•
360o-inlevingsvermogen
1
V
•
Snel schakelen
1
T
Masterthesis – Merijn van der Laag
148
Bijlage 2 Competentietabellen van diverse overheidsinstellingen
•
Loyaliteit
2
E, F
•
Didactische vaardigheid
2
V, T
(kennisdeling)
•
Werkhouding
1
V
•
Verantwoordelijkheid
2
V, P
•
Vernieuwingskracht
1
T
•
Onderhandelen
1
E
•
Doorzettingsvermogen
1
F
•
Ondernemerschap
1
T,
•
Vasthoudendheid
3
P, T, F
•
Kwaliteitsbewustzijn
1
H
•
Nauwgezetheid
2
V, E
•
Aanpassingsvermogen
3
V, T, E
(flexibel gedrag)
•
Overtuigingskracht
4
V, P, T, F
•
Netwerken
3
V, P, T
Omgaan met
•
Probleemanalyse
5
V, P, H, T, E
informatie
•
Oordeelsvorming
4
V, P, H, T
•
Conceptueel
3
P, H, E
denken/analytisch
vermogen
•
Omgang met details
2
P, T
•
Behoefte herkenning
1
F
•
Visie ontwikkelen
4
V, P, T, E
•
Inventiviteit / oplossend
3
P, H, E
vermogen
•
Creativiteit
3
V, P, H
•
Organisatiesensitiviteit
2
V, T
Sturend
•
Leiderschap
4
P, H, T, F
vermogen
•
Resultaatgerichtheid
5
V, P, H, T, E
•
Besluitvaardigheid
5
V, P, H, T, E
•
Planmatig werken
5
V, P, H, T, E
•
Organiserend vermogen
5
V, P, H, T, E
•
Managementidentificatie
1
P
•
Delegeren
2
V, T
•
Samenbindend vermogen
1
E,
•
Gezag
1
T
Masterthesis – Merijn van der Laag
149
Bijlage 2 Competentietabellen van diverse overheidsinstellingen
•
Richting geven
1
V
•
Voortgangscontrole
2
V, T
•
Bestuurlijke effectiviteit
2
P, F
Tabel 17. Gedragscompetenties inclusies het aantal keren dat een gedragscompetentie in
één van de verschillende competentielijsten naar voren kwam.
* V staat voor Vlaanderen; P staat voor Provincie Noord Holland; H staat voor Helmond;
T staat voor Tilburg; E staat voor Eindhoven; F staat voor focusgroepbijeenkomst;
De vakinhoudelijke competenties vergeleken
In
de
onderstaande
tabel
staat
het
overzicht
van
de
vakinhoudelijke
competenties. Deze lijst is een opsomming van de functieomschrijvingen en
vacatures van zes verschillende gemeenten.
Cluster Management
Functienamen
•
Diensthoofd informatica;
•
Hoofd afdeling informatiemanagement;
•
Informatiemanager;
•
Manager (strategisch/tactisch);
•
Teamleider / Teamleider informatiemanager concern;
•
Adjunct hoofd ICT;
Technische vakinhoudelijke kennis en vaardigheden
•
Adviseren m.b.t. organisatie en marktontwikkelingen;
•
Formuleert een i-visie passend bij het gemeentebeleid ;
•
Vertaalslag van i-visie naar lange termijn strategie, vertaalslag van strategie
naar uitvoeringsplannen;
•
Analyseert informatie- en ICT behoefte;
•
Levert input voor concern informatie- en ICT beleid;
•
Kosten bepalen van informatievoorziening;
•
Kennis en methoden van informatiearchitectuur;
•
Kennis en methoden van project en programmamanagement;
•
Realiseren van informatieplannen;
•
Kwaliteitbewaking
Cluster Informatiemanagement
Functienamen
Masterthesis – Merijn van der Laag
150
Bijlage 2 Competentietabellen van diverse overheidsinstellingen
•
(Senior/junior) adviseur informatiemanagement;
•
Senior business-technology manager;
•
Informatie architect;
•
Informatie analist;
•
I-adviseur / A-adviseur;
Technische vakinhoudelijke kennis en vaardigheden
•
Kennis van methoden voor informatieanalyse;
•
Kennis van architectuur, structuur en werking van de bestaande
infrastructuur op ICT-gebied op gemeentelijk niveau;
•
Kennis en methoden voor project/programmamanagement;
•
Inzicht in de behoefte van de organisatie op het gebied van
informatievoorziening;
•
Inzicht in de ontwikkelingen op ICT-gebied op landelijk en Europees niveau;
•
Inzicht in de structuur, toepassingsmogelijkheden en kosten van de diverse
op de markt beschikbare ICT-oplossingen;
•
Vaardigheden in het inventariseren van informatiebehoeften inclusief
werkprocesverbeteringsmethoden;
•
Projectmanagementvaardigheden (organiseren, bewaken, beslissen,
onderhandelen);
•
Kennis van methoden voor verbetering van werkprocessen;
•
Kennis van technische ontwikkelingen op het gebied van ICT en de
vertaalmogelijkheden daarvan qua ontwikkelingrichting voor gemeentelijke
toepassingen;
•
Kennis van gemeentelijk informatiebeleid en de vertaalmogelijkheden
daarvan qua ontwikkelingrichting van de gemeentelijke ICT-dienstverlening;
•
Kennis van bedrijfsprocessen van de gemeente;
Cluster Coördinatie
Functienamen
•
(senior) Projectleider;
•
Servicemanager;
•
Informaticus-netwerkbeheerder;
•
Gegevensbeheerder;
•
Project en change coördinator;
•
Service level coördinator;
•
Database administrator;
•
Senior ICT-Beheerder (coördinator);
Masterthesis – Merijn van der Laag
151
Bijlage 2 Competentietabellen van diverse overheidsinstellingen
Technische vakinhoudelijke kennis en vaardigheden
•
Adviseren en informeren van het management;
•
Vernieuwen, ontwikkelen en implementeren van beleid rond projectportfolio;
•
Project- en programma management kennis;
•
Procesanalyse voor te leveren diensten en service levels;
•
Opstellen van een dienstencatalogus;
•
Opstellen van een SLA;
•
Ruime kennis van ICT beheerprocessen;
•
Kennis van organisatie- en veranderingskundige aspecten die aan de orde
komen bij processturing van een organisatie;
•
Grondige kennis van het vakgebied, algemene kennis van andere
vakspecialisaties en inzicht in het algemeen rijks- provinciaal- gemeentelijk
beleid op het beleidsveld voor inhoudelijke ontwikkeling en toetsing;
Cluster Operationeel
Functienamen
•
Medewerker telefonie en informatica;
•
Technisch medewerker dienst informatica;
•
Senior ICT-Beheerder;
•
ICT-Beheerder;
•
Medewerker werkplekautomatisering;
Technische vakinhoudelijke kennis en vaardigheden
•
TCP/IP-netwerken;
•
Windows networking;
•
Windows 2003 server en Active Directory;
•
Het nieuwe gemeentedecreet;
•
De wetgeving die toepasbaar is op de verschillende domeinen van de
desbetreffende dienst;
•
Managementtechnieken;
•
Exchange server 2003, ISA server 2004, etc.;
•
Scriptingtalen en webtechnologie;
•
Databasemanagementsystemen;
•
Hardware en bijbehorende applicatiesoftware;
•
Softwareontwikkeling;
•
Configuratie;
•
Netwerkbeheer;
•
Gangbare PC en softwareprogramma’s.
Masterthesis – Merijn van der Laag
152
Bijlage 2 Competentietabellen van diverse overheidsinstellingen
Tabel 18. Totaaloverzicht van functies met de daar bijbehorende vakinhoudelijke kennis
en vaardigheden
Masterthesis – Merijn van der Laag
153
Bijlage 3 Stroomschema persoonlijke ontwikkeling
Bijlage 3 Stroomschema persoonlijke
ontwikkeling
1. Doel: Wat wil ik
bereiken?
Welke functie hoort
daarbij?
2.1. Welke kennis?
2. Competenties: In welk
competentiegebied(en)?
En welke competenties heb
ik hierbij nodig?
2.2. Welke
vaardigheden?
2.3. Welke attitude?
3. Niveau: Op welk
niveau?
4. Pad: Hoe bereik ik dit
doel?
Past het in mijn huidige
functie?
4.1. Welke
middelen heb ik
hierbij nodig?
4.2. Hoe ga ik het
aanpakken?
5. Tijdspad: Wanneer is
het doel bereikt?
5.1. Hoe zit de
ontwikkeling er
concreet uit?
5.2. Uit welke
stappen bestaat de
ontwikkeling
Figuur 7: Stroomschema persoonlijke ontwikkeling
Masterthesis – Merijn van der Laag
154
Bijlage 4 Betrokkenen in dit onderzoek
Bijlage 4 Betrokkenen in dit onderzoek
In deze bijlage zijn de betrokken personen van dit onderzoek in een overzicht
weergegeven. Het gaat zowel om de personen die betrokken zijn bij de interviews
als de deelnemers die betrokken zijn bij de focusgroepbijeenkomst.
Geïnterviewden
Voor de oriënterende interviews zijn de onderstaande personen benaderd:
-
Veerle van den Bossche, afdelingshoofd algemeen bestuur OCMW Willebroek
(B);
-
Hugo de Pauw, Cel ICT gemeente Bornem (B);
-
Eddy van der Stock, Diensthoofd Informatieveiligheidsconsultant Dienst ICT &
GIS Stad en OCMW Lokeren (B)
-
Hemmo de Groot, Informatiemanagement Arnhem (NL)
-
Arend van Beek, projectleider stelselvorming kernregistraties, Rotterdam (NL)
-
Frank Kerkhoven,
-
Nienke Vonk,
-
Chris Jacobs,
-
Martin Schellekens,
-
Peter van Gastel,
Naam geïnterviewde
Type overheid
Veerle van den Bossche
Willebroek, Belgie
Gemeente + los OCMW
Hugo de Pauw
Bornem, Begie
Gemeente incl OCMW
Eddy van den Stock
Lokeren, Belgie
Gemeente incl. OCMW
Michiel Louweret
Schrijver boek
n.v.t.
Informatiemanagement
op maat,
competentieprofiel voor
gemeenten
Hemmo de Groot
Arnhem, Nederland
Gemeente
Arend van Beek
Rotterdam, Nederland
Gemeente
Frank Kerkhoven
Zaanstad, Nederland
Gemeente
Nienke Vonk
Wijk bij Duurstede,
Gemeente
Nederland
Chris Jacobs
Helmond, Nederland
Masterthesis – Merijn van der Laag
Gemeente
155
Bijlage 4 Betrokkenen in dit onderzoek
Martin Schellekens
Tilburg, Nederland
Gemeente
Peter van Gastel
Eindhoven, Nederland
Gemeente
Tabel 19. Achtergrondgegevens van de geïnterviewden
Naast deze interviews zal tijdens het jaarlijkse VIAGcongres op 30 november en
1 en 2 december de mogelijkheid worden geboden om met mensen te praten uit
de verschillende Nederlandse gemeenten.
Deelnemers in de focusgroepbijeenkomst
In de onderstaande tabel zijn de personen opgesomd die betrokken zijn bij de
focusgroepbijeenkomst in België.
Naam
Eddy van den Stock
Lokeren
Jeroen Meilaen
Projectmedewerker V-ICT-OR
Peter Hautekiet
Coordinator V-ICT-OR kenniscentrum
Louis Massage
Dilbeek
Jean Landri
Oudenaarde
Dany Goethem
Beveren
Marc Claus
Hamme
Herman Callens
VVSG – vereniging voor Vlaamse steden en
gemeenten
John de Clerck
Roeselare
Tabel 20. Achtergrondgegevens van de geïnterviewden
Masterthesis – Merijn van der Laag
156
Bijlage 5 Interviewschema
Bijlage 5 Interviewschema
In deze bijlage is het interviewschema opgenomen. Dit interviewschema is
gebruikt bij de interviews ter voorbereiding van de focusgroepbijeenkomst in
België tijdens het onderzoek voor de ontwikkeling van een referentiekader
competentieprofiel.
Doel van het interview:
‘Gezamenlijk komen tot een invulling van het referentiekader competentiemodel’
Subdoelen
•
Welke functies zijn er in de toekomst op de ICT afdeling bij een gemeente?
•
Welke competentie zijn er in de toekomst op de ICT afdeling van een
gemeente nodig?
•
Wat zijn de trends die zich ontwikkelen in een gemeente?
•
Welke thema’s worden actueel in de toekomst?
Opening
•
Bent u bekend met het boekje Informatiemanagement op maat,
competentiemodel voor gemeenten?
•
Is de organisatie bekend met competenties? Zijn er competenties of
competentieprofielen ingevoerd? Worden er stappen ondernomen om dit in te
voeren? Wat zijn de bronnen? VIAG boekje?
•
(afhankelijk van de voorgaande vragen) Zijn er ervaringen met het werken
met competenties in de organisatie?
o
Wat zijn deze ervaringen?
o
Wat zijn de do’s en don’ts?
o
Heeft een competentieprofiel een aantal onderdelen? Hoe is een
competentieprofiel vormgegeven?
Inhoudelijk
Functies – taken en activiteiten
•
Kunt u, kort, de organisatiestructuur schetsen? Afdelingen, diensten?
•
Welke functie voert u uit? Titel van de functie?
•
Aan wie legt u verantwoording af?
•
Welke functies zijn er op de ICT afdeling?
Masterthesis – Merijn van der Laag
157
Bijlage 5 Interviewschema
o
Voorbeeld functies:

Informatiemanager

Adviseur informatievoorziening

CIO

ICT- / Informatie Architect

Projectmanager
o
Welke taken / activiteiten horen bij deze functie?
o
Wat is de plaats van deze functie in de organisatie?
o
Waar houdt deze persoon in die functie zich mee bezig in het
werkveld?
o
Wat is het bereik van deze functie?
o
Op welke terreinen heeft deze functie zeggenschap?
o
Is de functie IT gestuurd of IT ondersteunend? Of meer Business
gerelateerd?
TOEKOMT: Functies – taken en activiteiten
•
Welke functies worden er over 5/10 jaar ingevuld op een gemeente?
o
Welke ontwikkelingen verwacht u die gaan ontstaan zodat er functies
(taken/activiteiten) bij zijn gekomen of verdwijnen uit de gemeente?
o
Hoe is ICT in de organisatie gepositioneerd? Is de bewustwording (het
op de agenda krijgen) ook op politiek niveau doorgedrongen?
o
Wat wordt de plek van deze functie in de organisatie? En het
werkveld?
o
Wat zijn de persoonlijke vaardigheden van deze persoon in deze
functie?
o
Welke competenties heeft iemand in deze functie nodig? Kunt u een
aantal competenties opsommen?
o
Met welke thema’s houdt deze persoon zich in deze functie mee bezig?
o
Welke relatie heeft deze functie met het management?
Actuele thema’s in de gemeente
•
Trends: Wat is de relatie tussen de business en ICT?
•
Trends: wat zijn de thema waar men op dit moment mee bezig is?
•
Trends: waar is een gemeente over een aantal jaar mee bezig?
o
Outsourcing, e-government, architectuur (Gemma)?
o
Van technologie naar informatie?
Masterthesis – Merijn van der Laag
158
Bijlage 6 Focusgroepvragenlijst
Bijlage 6 Focusgroepvragenlijst
In deze bijlage is de vragenlijst van de focusgroepbijeenkomst opgenomen. Deze
vragenlijst is gebruikt bij de focusgroepbijeenkomst in België tijdens het
onderzoek voor de ontwikkeling van een referentiekader competentieprofiel.
Doel van de focusgroep:
‘Gezamenlijk komen tot een invulling van het referentiekader competentiemodel’
Subdoelen
•
Welke functies zijn er in de toekomst op de ICT afdeling bij een gemeente?
•
Wat zijn de trends die zich ontwikkelen in een gemeente?
•
Welke thema’s worden actueel in de toekomst?
Toelichting op de focusgroep
•
Korte uitleg over het competentieproject en de context van deze focusgroep
toelichten.
•
Doel van deze bijeenkomst vastleggen (iedereen kan zich hier in vinden?)
•
Hoe is de aanpak van deze focusgroep?
•
Wat zijn de ‘regels’?
Opening:
•
Is het boekje Informatiemanagement op maat, competentiemodel voor
gemeenten bekend?
•
Is men bekend met competenties in de organisatie? Al in gevoerd? Stappen
aan het nemen om het in te voeren? Wat zijn de bronnen? VIAG boekje?
•
(evt.) Zijn er ervaringen met het werken met competenties in de organisatie?
o
Wat zijn de do’s en don’ts?
Inhoudelijk
Actuele thema’s in de gemeente
•
Trends: wat zijn de onderwerpen waar men op dit moment mee bezig is?
•
Trends: waar is een gemeente over een aantal jaar mee bezig?
o
Outsourcing, e-government, architectuur (Gemma)?
o
Van technologie naar informatie?
Masterthesis – Merijn van der Laag
159
Bijlage 6 Focusgroepvragenlijst
Functies – taken en activiteiten
•
Welke functies zijn er op de ICT afdeling? (alle vlakken van het negenvlak,
voornamelijk gericht het niveau manager en/of adviseur.)
o
Voorbeeld functies:

Informatiemanager

Adviseur informatievoorziening

CIO

ICT- / Informatie Architect

Projectmanager
o
Welke taken / activiteiten horen bij deze functie?
o
Wat is de plaats van deze functie in de organisatie?
o
Waar houdt deze persoon in die functie zich mee bezig in het
werkveld?
•
Welke functies worden er over 5/10 jaar ingevuld op een gemeente?
o
Welke ontwikkelingen gaan ontstaan zodat er functies
(taken/activiteiten) bij zijn gekomen of verdwijnen uit de gemeente?
o
Wat wordt de plek van deze functie in de organisatie? En het
werkveld?
o
Wat zijn de persoonlijke vaardigheden van deze persoon in deze
functie?
o
Met welke thema’s houdt deze persoon zich in deze functie mee bezig?
o
Welke relatie heeft deze functie met het management?
Masterthesis – Merijn van der Laag
160
Download