Prof. Dr. Jos Egger is P-opleider en co-directeur van het Topklinisch Centrum voor Neuropsychiatrie van Vincent van Gogh voor geestelijke gezondheidszorg. Dit centrum is al meer dan 10 jaar gespecialiseerd in de diagnostiek en behandeling van patiënten met complexe, zeldzame of chronische psychiatrische aandoeningen. Tevens is hij verbonden aan het Centrum voor Wetenschappelijk Onderzoek en Opleiding van Vincent van Gogh. Hersenen en gedrag in context Jos Egger is met ingang van 1 september 2010 benoemd tot bijzonder hoogleraar contextuele neuropsychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Op vrijdag 17 juni aanstaande zal Jos zijn oratie uitspreken in de aula van de Radboud Universiteit Nijmegen. De titel van de rede luidt: Ziende blind? Naar een neuropsychologische benadering van de trade-off tussen diagnostiek en behandeling. Reden voor de redactie van Mentaal om op pad te gaan. Je bent bijzonder hoogleraar geworden? Wat houdt dit concreet in? Jos: “Hoogleraar zijn betekent dat je beschikt over het zogenoemde ius promovendi. Dat is het recht om op te treden als promotor. Dus als iemand een universitaire studie heeft afgerond en daarna een proefschrift wil schrijven om de doctorsgraad, de hoogste academische graad, te verkrijgen, dan gaat hij of zij op zoek naar een professor in dat betreffende vakgebied. Die kan dan als het past, soms samen met anderen, het onderzoek begeleiden en treedt op als promotor tijdens de verdediging van dat proefschrift. Je ziet in die omschrijving dat ‘professor’ dus niet 10 | mentaal een academische graad is, maar een academische functie. In beginsel bestaan er in Nederland gewoon hoogleraren en bijzonder hoogleraren. Gewoon hoogleraren oefenen de functie meestal voltijds uit en zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een bepaald breder wetenschapsgebied, hun leeropdracht. In dat betreffende wetenschapsgebied wordt dan onderwijs en onderzoek verzorgd dat vernieuwend is en van hoge kwaliteit. Elke universiteit heeft zo een vast aantal leeropdrachten die de kern van haar bezigheden bepaalt. Bijzonder hoogleraren hebben meestal elders hun primaire werkkring (zo breng ik bijvoorbeeld het leeuwendeel van m'n tijd hier in Venray door) en zijn daarnaast in deeltijd verbonden aan de universiteit. Ook zij hebben echter zo'n leeropdracht met verantwoordelijkheden, maar die is vaak toegespitst op een specialistisch onderwerp binnen dat bredere wetenschapsgebied. In mijn geval is dat de Contextuele neuropsychologie waarbij ik dan weer speciale aandacht heb voor psychiatrische aandoeningen met een genetische achtergrond. Voor mij persoonlijk betekent het bijzonder hoogleraarschap dus een ideale combinatie van wetenschap en praktijk”. 11 | mentaal “Van thuis uit kreeg ik al vroeg mee dat je niet in de eerste plaats voor jezelf leeft, maar met je talenten zodanig moet woekeren dat je ze ook ten nutte van, liefst zoveel mogelijk, anderen kunt inzetten”. tials (een soort real-time registratie van hersenactiviteit gedurende de uitvoering van relevante taken). Deze gecombineerde aanpak kan in groot detail het functioneren in kaart brengen en behulpzaam zijn bij het formuleren van behandeldoelen en trainingsvormen. We zijn dan ook blij om te zien dat er vanuit alle hoeken binnen en buiten de organisatie in toenemende mate een beroep wordt gedaan op deze vorm van functionele diagnostiek. Hoe word je bijzonder hoogleraar? “In Nijmegen is de aannameprocedure voor beide typen hoogleraren hetzelfde. Je gaat een proces van uitgebreide en strenge selectie door waarbij voorwaarde nummer één is dat je een aanvullende wetenschappelijke bijdrage kunt leveren waarin binnen de huidige leeropdrachten nog niet is voorzien. Daarnaast moet je zowel op het gebied van onderwijs als onderzoek een uitgebreide staat van dienst hebben, voldoen aan allerlei criteria en een actieve internationale samenwerking hebben”. Wat betekent contextuele neuropsychologie? “De neuropsychologie is het wetenschapsgebied dat zich bezighoudt met de psychologie van hersenen en gedrag. De klinische neuropsychologie is de toepassing daarvan in de individuele gezondheidszorg en richt zich op de diagnostiek en behandeling van de gevolgen van hersenletsel en -stoornissen. Die gevolgen liggen op het gebied van de cognitieve functies (aandacht, geheugen e.d.), emotionele functies (bijv. ervaren, herkennen, uitdrukken van emoties) en het gedrag (bijv. ontremming, apathie, agressie). Als je nu aan de hersenen denkt, dan kun je grofweg onderscheid maken tussen structuur en functie. De structuur vind ik meer op het pad liggen van neurologen en neurochirurgen, maar als klinisch neuropsycholoog ben ik vooral sterk geïnteresseerd in die neuropsychologische functies en vooral in de ontwikkeling daarvan in de tijd. Het begrip contextueel slaat dan weer vooral op de invloed van de omgevingskenmerken op de ontwikkeling van hersenfuncties. Daar zit naar mijn idee ook de sleutel tot adequate psychologische behandeling”! Welke veranderingen brengt dit voor jou met zich mee? Jos: “Nou, ja,... ik zou liegen als ik 12 | mentaal zei dat de agenda er veel rustiger op geworden is. Maar dat zij zo; het opleiden van mensen in de patiëntenzorg en het doen van goed onderzoek is dankbaar werk en kost nu eenmaal tijd. Op dit moment vrees ik overigens dat het thuisfront er het meeste van merkt. Niet alleen ben ik zelf druk bezig, maar mijn vrouw voert in haar eentje een advocatenpraktijk en werkt minstens zo hard. Een gezin met vier kinderen, aangevuld met honden, katten en konijnen, kenmerkt zich sowieso al niet door serene rust; maar in deze fase is het nog een tandje drukker. We hanteren een beetje een zuidelijke strategie: zoveel als mogelijk eten we met z'n allen wat later op de avond en is er “kindertijd” met aandacht voor de dingen van de dag. Als ze daarna allemaal in bed liggen, is het heel gezellig om getweeën “op kantoor” nog wat post en mails weg te werken; genoeg saillante dingen te bespreken en genoeg te doen dus. Je begrijpt dat we een incidentele vrije zondag allebei nog steeds een heel bijzonder geschenk vinden! Verbazingwekkend trouwens, hoe zo'n benoeming gepaard gaat met de meest uiteenlopende vragen en verzoeken die op je pad komen. Ik merk dus direct dat het bewaken van mijn tijd één van de grootste uitdagingen is voor de aankomende jaren. Selecteren is dan het parool. Niet altijd gemakkelijk hoor als je breed geïnteresseerd bent, maar wat wel helpt is dat ik thuis een tuin heb waar het groen me om de oren groeit; daar kan ik dus prima oefenen met snoeien”. Gaat Vincent van Gogh iets merken van de veranderingen? ‘Ik denk het wel! Eén van de veranderingen die al is ontstaan, is de ontwikkeling van ons neuropsychologisch lab. Daarin kunnen we mensen onderzoeken zoals je het zou wíllen kunnen: door het gebruik van onderling aanvullende methoden gecombineerd kijken naar gedrag, cognitie, emotie en hersenactiviteit. Dat laatste gebeurt door de meting van zogenaamde event-related poten- Tja, en verder...; we hadden het al over de combinatie wetenschappraktijk. In goed Nederlands wordt dat wel eens het “scientist-practitioner” model genoemd. Dat hebben we voor de patiëntenzorg hard nodig want noch de psychologie, noch de psychiatrie bevindt zich reeds in het ontwikkelingsstadium van de wiskunde of de raketwetenschap. Daarom zul je steeds aan theorieontwikkeling moeten doen geïnspireerd door observaties uit de praktijk. Als je je in ons gebied alléén zou richten op de wetenschap of alléén op de praktijk dan zou je onrecht doen aan de ingewikkeldheid van vele aandoeningen en aan de noodzaak om uit te zoeken hoe het komt dat een patiënt zich zo gedraagt. Want het kennen van de externe en interne oorzaken van een probleem gaat naar mijn overtuiging steeds vooraf aan de vraag of je er wat aan kunt doen en zo ja, wat dan. Daarom zal ik in mijn oratie ook ingaan op de voor- en nadelen van het stepped care model en het belang van een tijdig ingezette, geïndividualiseerde diagnostiek die een blauwdruk voor behandeling kan vormen. Als instelling kunnen we er blij mee zijn dat dit proactieve besef ook leeft bij bestuur en medewerkers: de scientist-practitioner-strategie is zowel in de patiëntenzorg als in de opleiding onontkoombaar als je tenminste streeft naar een toetsbare, effectieve, zichzelf verbeterende zorg voor patiënten met complexe aandoeningen”. Wat zijn je toekomstplannen? Ga je je nog verder bekwamen of is dit ‘de top’? “Haha; dat er nu hooggeleerd voor mijn naam staat betekent nog niet dat ik uitgeleerd ben! Van thuis uit kreeg ik al vroeg mee dat je niet in de eerste plaats voor jezelf leeft, maar met je talenten zodanig moet woekeren dat je ze ook ten nutte van, liefst zoveel mogelijk, anderen kunt inzetten. In dat opzicht is het natuurlijk TOP om hoogleraar te zijn, een positie van waaruit ik jonge collega's wegwijs kan maken in het vak, onderzoek kan aanzwengelen en vooral ook kan helpen om bevindingen uit dat onderzoek te vertalen naar de praktijk van de gezondheidszorg. En over de omgeving heb ik niets te klagen. Er is een plezierige samenwerking met collega-opleider Willem Verhoeven binnen onze eigen topklinische omgeving, “de Neuro”; we hebben uitstekende mensen in huis voor de specialistische neuropsychologie en er is een hechte onderzoeksband met de afdelingen Neuro- en Revalidiatiepsychologie en Klinische Psychologie in Nijmegen (Roy Kessels en Eni Becker). Vergeten we ook niet de collegiale partnerships met het Centrum voor Alcoholgerelateerde Cognitieve Stoornissen/Korsakov en het Centrum voor Angst en Dwang. Genoeg te doen voor jaren dus”! Tot slot Wie meer wil weten over het nieuwe specialisme klinische neuropsychologie in de geestelijke gezondheidszorg, kan verder lezen in het gelijknamige artikel in het tijdschrift GZ-psychologie [invoegen weblink: GZ-psychologie, 2009, nr. 1, pp.34-39]. Redactie Mentaal 13 | mentaal