Mensenrechteneducatie in geschiedenis

advertisement
Mensenrechteneducatie in
geschiedenis
Leerlijn:
Sociale (on)rechtvaardigheid
Mensenrechteneducatie in
geschiedenis
Leerlijn Sociale
onrechtvaardigheid
1.
Wat?
Naast politieke en burgerlijke mensenrechten, zijn er ook de economische, sociale en
culturele mensenrechten. Met het thema sociale (on)rechtvaardigheid vestigen wij de
aandacht op deze sociale (en economische) rechten. Hieronder verstaan wij o.a. het
recht op gezondheid en medische bijstand, op sociale zekerheid, op onderdak, op
voeding, op kleding, op bescherming tegen armoede en sociale uitsluiting, op goede
arbeidsomstandigheden, op een eerlijk loon, op vrije tijd, op werk… Ook onderwijs
behoort tot deze sociale rechten, maar dat behandelen we in een aparte leerlijn. 1
Onder sociale onrechtvaardigheid wordt de schending van de sociale (en economische)
rechten verstaan. Mensen die leven in armoede hebben het moeilijker om hun sociale
rechten te realiseren. Zo hebben zij het moeilijk om onderdak te vinden, om dagelijks te
kunnen eten, om hun gezondheid op peil te houden… De tegenstelling met de rijkeren in
de samenleving kan enorm zijn. Deze leerlijn streeft ernaar dat leerlingen inzien dat niet
iedereen dezelfde mogelijkheden heeft om de sociale mensenrechten te realiseren.
Uiteraard proberen we bij de leerlingen via deze bewustwording ook een attitude van
respect bij te brengen en waar mogelijk trachten we te bereiken dat leerlingen zich actief
inzetten voor een menswaardig bestaan voor iedereen.
2.
Hoe?
Voor elk jaar werkten werd een methodiek uitgewerkt die perfect aansluit bij de
respectievelijke historische inhouden. Per methodiek worden volgden onderdelen
toegelicht:
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
h.
i.
j.
k.
l.
Sluit aan bij..: bij welke historische inhouden sluit de methodiek aan
Mensenrechten: welke mensenrechten komen aan bod
Doel: algemeen doel
Niveau: in welk jaar te gebruiken
Type: inleefspel, debat, stellingenspel, audio-visueel materiaal
Duur: per fase wordt de nodige tijd aangegeven
Materiaal: wat heb je nodig
Voorbereiding: welke voorbereidingen moet je treffen
Doelstellingen: concrete doelstellingen
Vakgebonden eindtermen
Vakoverschrijdende eindtermen: welke VOET worden gerealiseerd?
Lesverloop:
a. Instructies
b. Starter/gespreksfase
c. Verwerking
d. Nabespreking
Informatiefiche: historische achtergrondinformatie
1
REYNDERS, N., VAN PUYMBROECK, M., VORMEN VZW, RECHT-vaardig, menswaardig, Educatief pakket rond
economische, sociale en culturele rechten, internet, 2006,
(http://www.vormen.org/Rechtvaardig/downloads/RechtvaardigVolledig.pdf)
3.
Overzicht methodieken
Niveau
1ste jaar
2de jaar
3de jaar
4de jaar
5de jaar
6de jaar
Sociale onrechtvaardigheid
Historische inhouden
Actualisering
Type
Sociale piramide in Egypte
Sociale ongelijkheid in
Piramidespel: Egypte
onze samenleving:
Groepswerk: sociale ongelijkheid bij ons
armoede
Groepswerk: situaties vergelijken
Stellingenspel
Arm en rijk in het oude
Armoede in Vlaanderen
Beeldfragment armoede in Vlaanderen
Rome
en in Europa
Groepswerk: horoscoop van de armoede
adhv woningen in het oude
Stellingenspel
Rome
Ambachten en gilden in de
Economische en sociale Onderwijsleergesprek ambachten- gilden
ME
rechten
Vergelijking huidige situaties met lijst van
economische en sociale rechten
Groepswerk: bespreking rechten
Klassikaal: bespreking groepswerk+ link fair
trade
De standen tijdens de
Franse Revolutie
Kinderarbeid tijdens de
industriële Revolutie
/
Sociale onrechtvaardigheid
in de Eigen Tijd: historiek
sociale zekerheid + rol van
de vakbonden
Sociale
onrechtvaardigheid bij
ons
Kinderarbeid nu?
3│Mensenrechten in geschiedenis│ (on)gelijke onderwijskansen
p.
3
17
28
Beeldfragment: de 3 standen in Frankrijk
48
Rollenspel: standen in de Nieuwe Tijd
Beeldfragment Daens met opdrachten+ link
met Kinderrechtentekeningen
55
Groepswerk + opdracht thuis: pro/contra’s
van kinderarbeid via internetsites
Beeldfragment: de geschiedenis van de
sociale zekerheid: individuele opdrachten+
64
klassikale bespreking
Rollenspel: sociale onderhandelingen in een
school (of vakbondsvergadering)
THEMA
SOCIALE PIRAMIDE IN EGYPTE
Sluit aan bij
Mensenrechten
De standenmaatschappij (sociale piramide) van Egypte
- recht om op dezelfde manier behandeld te worden als iedereen
- recht op arbeid
- recht op een rechtvaardig loon
- recht op vrije tijd
- recht op voedsel
- recht op maatschappelijke zekerheid
- recht op onderwijs
De leerlingen worden zich ervan bewust dat niet iedereen dezelfde
kansen krijgt in het leven.
1e jaar
Groepswerk, stellingen
Doel
Niveau
Type
Duur
Materiaal
Voorbereiding
Doelstellingen
Vakgebonden
eindtermen
50 minuten
- beroepskaartjes (10 kaartjes X aantal groepjes)
- situatieblad en vragen bij situatieblad
- informatiefiche
- Knip de beroepskaartjes uit voor elk groepje
- Lees de informatiefiche, de situaties en de bijhorende vragen.
De leerlingen kunnen:
- het sociale aspect van de samenleving in het oude Egypte en bij ons
vergelijken
- de opbouw van de Egyptische samenleving gestructureerd uitleggen
- hedendaagse beroepen ordenen volgens hun sociale status
- uitleggen waarom niet iedereen dezelfde kansen krijgt om zich
volledig te ontplooien
De leerlingen willen:
- verklaren hoe hun ordening volgens de sociale status tot stand is
gekomen
- een kritische houding aannemen
- een standpunt innemen t.o.v. de stellingen
1.2 CRITERIA IN VERBAND MET DE BESTUDEERDE SAMENLEVINGEN.
1.2.5 Benaderingswijze
23 De studie getuigt van een probleem- en actualiteitsgerichte
benadering.
1.3 CRITERIA IN VERBAND MET DE INTEGRATIE TUSSEN HET
HISTORISCH REFERENTIEKADER EN DE BESTUDEERDE
SAMENLEVINGEN
1.3.4 Socialiteit
30 De klemtoon wordt gelegd op het zoeken naar analogieën en
verschillen met vroegere en latere samenlevingen, en vooral met de
hedendaagse.
2.1 KENNIS EN INZICHT
2.1.2 Kennis en inzicht in verband met de bestudeerde samenlevingen
De leerlingen
7 verduidelijken belangrijke kenmerken van onderscheiden
maatschappelijke domeinen.
16 vergelijken de bestudeerde samenlevingen met elkaar en met
probleemstellingen van de hedendaagse samenleving.
2.3 ATTITUDES
4│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
VOET
26 leren belangstelling aan de dag leggen voor de problemen van een
samenleving.
Gemeenschappelijke stam
empathie
5 houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van
anderen;
initiatief
10 engageren zich spontaan;
kritisch denken
11 kunnen gegevens, handelwijzen en redeneringen
ter discussie stellen a.d.h.v. relevante
criteria;
13 kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende
invalshoeken;
respect
18 gedragen zich respectvol;
samenwerken
19 dragen actief bij tot het realiseren van gemeenschappelijke
doelen;
zorgzaamheid
26 gaan om met verscheidenheid;
27 dragen zorg voor de toekomst van zichzelf en
de ander;
Context 2
Mentale gezondheid
3 erkennen probleemsituaties en vragen, accepteren
en bieden hulp;
Context 3
Sociorelationele ontwikkeling
5 handelen discreet in situaties die dat vereisen;
6 doorprikken vooroordelen, stereotypering, ongepaste
beïnvloeding en machtsmisbruik;
Context 5
Politiek-juridische samenleving
3 tonen het belang en dynamisch karakter aan van
mensen- en kinderrechten;
4 zetten zich actief en opbouwend in voor de eigen
rechten en die van anderen;
5 tonen aan dat het samenleven in een democratische
rechtsstaat gebaseerd is op rechten en plichten
die gelden voor burgers, organisaties en overheid;
Context 6
Socio-economische samenleving
3 zetten zich in voor de verbetering van het welzijn
en de welvaart in de wereld;
8 geven kenmerken, mogelijke oorzaken en gevolgen
van armoede aan;
Context 7
Socioculturele samenleving
3 illustreren het belang van sociale samenhang en
solidariteit;
5│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Instructies
Starter/gespreksfase Piramidespel
Teken op het bord de piramide van de Egyptische standenmaatschappij, met de
benamingen van de 3 standen (zie schema).
Verdeel enkele kaartjes met daarop de verschillende beroepen:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
de farao (en zijn familie)
de topambtenaren
de priesters
de officieren
handelaars
ambtenaren
boeren
ambachtslieden
kooplieden
slaven
Laat leerlingen de kaartjes (afbeeldingen) op de juiste plaats in de piramide plakken.
Vraag hen telkens om te verklaren waarom ze een groep op een bepaalde plaats
zetten. Vraag ook of ze elk beroep kennen en leg eventueel uit. Leg telkens uit waarom
een groep op een bepaalde plaats staat en wat de kenmerken van een bepaalde groep
zijn. Vertel dat doorheen de periode van het Egyptische Rijk de sociale structuren
regelmatig wijzigden. (zie achtergrondinfo)
Vraag aan de leerlingen of wij ook nog zo’n sociale piramide hebben in onze
samenleving en laat hen hun antwoord verklaren.
Verwerking/ actualisering
Beroepenkaartjes
Deel de leerlingen op in groepen van vier en geef elk groepje een pakketje
beroepenkaartjes (bijlage)
Laat de leerlingen de gekregen kaartjes ordenen volgens sociale status, m.a.w. welk
beroep heeft het meeste aanzien? Het beroep met de hoogste sociale status leggen ze
bovenaan, het beroep met de laagste sociale status onderaan. Het is belangrijk dat de
leerling onderling overleggen.
Bespreek klassikaal en laat de leerlingen hun ordening motiveren.
Situatiekaartjes
Deel per groepje drie situatiekaartjes met bijhorende vragen uit. Geef de leerlingen de
opdracht om deze situaties door te nemen en vervolgens de vragen al in groep te
bespreken en kernwoorden noteren. Bespreek de vragen klassikaal
Wat is het verschil tussen de drie situaties?
- Hoe komt het dat de kinderen van Hugo een groot kot kunnen huren, terwijl de
kinderen van Maria amper op schoolreis kunnen gaan en de kinderen van Afram niet
eens naar school kunnen?
- Hoe verklaar je het loonverschil als je weet dat Afram en Maria langer werken en toch
minder verdienen dan Hugo?
- Wat zal later het beroep zijn van de kinderen van Hugo? En van Maria? Zullen ze een
beroep uitoefenen dat eerder in onze top 5 lag of eerder bij de laatste 5? Waarom
denk je dat?
- Wat zal later het beroep zijn van de kinderen van Afram? Waarom denk je dat?
- Ziet de toekomst er voor de kinderen van Maria en Afram beter uit dan de situatie
waarin ze nu zitten? Verklaar.
Nabespreking:
Klasgesprek
- Wat is je algemeen gevoel na het lezen van die situaties en de bespreking van de
vragen?
6│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
- Heb je er al ooit bij stil gestaan dat zulke situaties voor vele mensen werkelijkheid
zijn? Wanneer dan?
- Vind je dat rechtvaardig? Waarom wel/niet?.
Stellingenspel
Geef de leerlingen de opdracht om in het midden van de klas te gaan staan. Zeg hen
dat je enkele stellingen gaat voorlezen en dat leerlingen die akkoord gaan aan de
linkerkant moeten gaan staan, leerlingen die niet akkoord zijn moeten aan de
rechterkant gaan staan. Lees vervolgens de stellingen voor.
Laat de leerlingen na elke stelling uitleggen waarom ze voor een bepaalde kant hebben
gekozen en laat hen elkaar overtuigen (indien nodig). Geef na elke discussie de
leerlingen de kans om nog van kant te wisselen. Begin steeds met een leerling van de
meerderheid.
Stellingen:
- Wie hard werkt, wordt daar altijd voor beloond.
- Iedereen krijgt dezelfde kansen.
- Armoede komt enkel voor in Afrika.
- Rijken moeten een deel van hun loon afstaan aan minderbedeelden.
7│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Historische informatiefiche:
De sociale piramide in het oude Egypte
Het Egyptische rijk in de Oudheid was sterk afhankelijk van de farao. Hij was de heer
van het hele land en zijn functie werd gezien als goddelijk. Om Egypte te besturen riep
de farao de hulp in van vertegenwoordigers of ambtenaren. De belangrijkste daarvan
was de vizier. Eerst was er één vizier voor heel Egypte, maar Thoetmosis III verdubbelde
die functie. Daardoor was er zowel in het noorden (in Thebe) als in het zuiden (in
Heliopolis) een vizier. De vizier was het hoofd van alle bestuurlijke takken van Egypte en
had functies zoals die van onze minister van oorlog, van binnenlandse zaken, van
landbouw en van justitie.
De schatkist werd gespijsd door belastingen die betaald werden door de burgers. Ze
werden belast volgens hun inkomen en het land moest metingen ondergaan, zodat er
precies geweten was wat de kwaliteit van het land was en voor welke bebouwing het land
het best geschikt was.
De farao had ook land dat enkel eigendom was van hem. De burgers moesten hier
gedwongen werken uitvoeren die van publiek belang waren (bijvoorbeeld m.b.t. de
aanleg van kanalen).
Het beroep van ambtenaar was in het Oude Rijk niet erfelijk en ook de afkomst uit een
bepaalde sociale klasse was niet noodzakelijk. Boeren die werkten voor privé- personen,
voor de koninklijke heren of voor de tempels vormden de grootste bevolkingsgroep.
Daarnaast waren er ook staatsarbeiders die werkten in de groeves en de mijnen.
Verder waren er ook nog ambachtslieden, vooral in de steden, zoals timmerlieden,
wasvrouwen, bakkers, pottenbakkers, metselaars.
Ook waren er kooplieden en overzeese handelaars. Dit waren allen vrije mensen.
De laagste klasse werd gevormd door personen die gezien werden als eigendom van de
koning, de tempels of van privé- personen. Zij werden niet echt beschouwd als slaven,
maar eerder als dienaren. De mannelijke slaven waren vooral bestemd voor het werk op
8│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
de velden en de vrouwelijke voor het werk rondom het huis. Voor zover geweten werden
deze personen goed behandeld.
Aan het einde van het Oude Rijk ontstonden de er eerste verschillen in de sociale
klassen. Het beroep van ambtenaar werd erfelijk en de hoogste ambtenaren kregen een
bepaalde adellijke rang toegekend door de farao. De adel verwierf meer privileges, zoals
vrijstelling van belastingen, en hun leven werd luxueuzer. Voordelen en inkomsten
werden ook verbonden met bepaalde priestertaken en de functies van de priesterklasse
werden erfelijk. De tempels moesten niet langer belastingen betalen. De inferieure
klassen kwamen hiertegen in opstand.
Doorheen de verdere historie van het Egyptische Rijk evolueerde dit altijd verder. De ene
periode was er sprake van weinig tot geen privileges voor de hogere klassen, terwijl de
sociale ongelijkheid in andere periodes dan weer groter werd. 2
Ongelijke kansen nu
De binnenkant van armoede
De zeven koppen van de draak zie je duidelijk .
Even belangrijk zijn zeven gevoeligheden bij gezinnen in armoede. In sprookjestaal, zou
ik willen verwijzen naar de zeven dwergen. Kabouters vallen veel minder op en toch
spelen ze in de sprookjeswereld een zeer belangrijke rol. Mensen in armoede zeggen dat
deze gevoeligheden vaak zwaarder wegen dan de materiële of financiële armoede.
Zeven gevoeligheden:
1) “Ik tel niet mee”
Uitsluiting is de rode draad in het leven van mensen in armoede.
Stel je volgende situatie voor, die iedereen herkent: je zit in de wachtzaal van een
specialist voor een onderzoek. Je voelt je niet op je gemak, je weet niet wat er gaat
gebeuren, en je komt maar niet aan de beurt, het is net of iedereen voor jou binnen
mag, je durft aan niemand in die vreemde wereld uitleg te vragen… Zo’n gevoel, maar
dan bijna altijd en overal hebben mensen in armoede… Het is net of ze in een wereld
leven waar ze een stuk buitenstaan. Ze voelen zich niemand.
Mensen in armoede ondervinden in de samenleving, in hun buurt, op school, in hun
werksituatie,… niet dezelfde welwillendheid als andere mensen wanneer ze er met een
vraag of moeilijkheden aankomen. Zij zijn altijd en overal een “probleemgeval”. Ze
ervaren minachting, weerstand, onbegrip, afkeuring,… en dat kwetst hen.
2) “Ik kan het niet.”
Mensen in armoede hebben bepaalde vaardigheden niet geleerd van hun ouders, omdat
zij ook arm waren. Ze weten soms niet hoe kinderen het best op te voeden, hoe om te
gaan met geld, hoe papieren en administratie bij te houden In instellingen of
pleeggezinnen gaat het er ook anders aan toe dan in een “klassiek gezin”, hoe goed
hulpverleners ook hun best doen.
Kinderen helpen thuis bij de afwas omdat ze nadien door hun mama eens geknuffeld
worden of graag gezien worden. In een instelling doen ze de afwas omdat het moet van
de opvoeder…
Dat is een totaal andere manier van leren.
We leren ook veel doordat anderen voor ons model staan: wijdoen na wat we zien bij
anderen. Als je alleen contacten hebt met mensen die ook in armoede leven, neem je
over wat zij doen.
Soms hebben mensen de combinatie van een aantal vaardigheden niet geleerd of kunnen
ze in andere omstandigheden een vaardigheid niet toepassen. Soms overschatten, soms
onderschatten ze zichzelf.
Daardoor ontstaat afhankelijkheid van anderen, van de hulpverlening.
2
Naar: GRANDI OPERE (red.), Wereldgeschiedenis, 1 Van de prehistorie tot het oude Egypte, UTET SpA, 2007,
p. 477-483
9│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Een vrouw van 40 jaar vroeg mij om te bellen naar een huisbaas. Ik zei dat ze mocht
bellen met mijn telefoontoestel.
Dat was een probleem voor haar. Ze kon het niet. Als je belt naar een huisbaas moet je
zorgen dat je goed overkomt en niet teveel dialect spreekt. Het is ook nodig om een
aantal belangrijke zaken te vragen: hoeveel kamers zijn er, welke verwarming is er, wat
is de huurprijs. Tenslotte moet er ook een datum en uur afgesproken worden om te gaan
kijken naar de woning.
Zo’n “eenvoudig” telefoontje vraagt veel vaardigheden en voor sommige mensen lukt dat
niet.
3) “Ik ken het niet”
Mensen in armoede kennen de wereld van de niet- armen niet. Ze denken soms dat bij
de niet-armen alles altijd goed loopt, dat er geen problemen zijn,…
Wanneer hulpverleners op hun werk aankomen, toveren ze een glimlach op hun gezicht
of verbergen ze de problemen die ze misschien hebben met hun partner of met de
kinderen. Ze hebben immers geleerd dat ze zichzelf niet bloot mogen geven tijdens hun
werk. Mensen in armoede krijgen daardoor soms een onrealistische kijk op niet-armen.
(Kans)armen weten vaak niet waarop ze recht hebben. Als je niet eens weet dat je op
iets recht hebt, kan je het ook niet vragen. Als je bijvoorbeeld niet weet dat je recht hebt
op een tussenkomst voor de bosklassen van de kinderen, vraag je het niet aan bij het
ziekenfonds of het OCMW.
Mensen in armoede zoeken meestal hulp in hun eigen vrienden- en familiekring die ook
in armoede leeft. Ze krijgen niet de raadgevingen die ze nodig hebben.
Veel mensen die in armoede leven, beseffen niet dat zij de “armen” zijn waarover op de
televisie wordt gesproken. Ze noemen zichzelf niet “arm” omdat ze hun manier van leven
“gewoon” zijn. Ze vinden het normaal.
Veel armoede zit verborgen achter gewone huisgevels in gewone straten in onze dorpen
en steden.
4) “Ik ben niets waard”
Vanuit die vele negatieve ervaringen hebben mensen in armoede een negatief zelfbeeld
opgebouwd. Ze hebben soms weinig geloof in zichzelf en in hun mogelijkheden, ze voelen
zich op den duur niet veel meer waard.
Niet te verwonderen dat ze nog weinig vertrouwen hebben in mensen. Hun wantrouwen
en achterdocht is zeer groot: ze kregen al zo vaak mensen over de vloer om hun
problemen op te lossen.
Mensen die het om de een of andere reden misschien opgaven, waardoor ze nog sterker
vernederd werden, zich in de steek gelaten voelen. In veel gezinnen verschiet je van het
aantal diensten waarmee ze al in contact kwamen, of van het aantal hulpverleners die
elkaar aflossen.
Vandaar dat je soms moeilijk bij ze binnen geraakt. Je komt soms letterlijk niet verder
dan de deur , maar ook figuurlijk duurt het soms lang voor ze iets persoonlijk beginnen
te vertellen.
Je kan hun vertrouwen maar geleidelijk winnen met veel geduld, met vallen en opstaan.
5) “Het is mijn eigen fout”
Mensen in armoede denken vaak dat armoede hun eigen schuld is.
“Armen hebben het zelf gezocht!”
Geen enkel kind droomt er echter van om later arm, werkloos of langdurig ziek te zijn.
Niemand kiest waar zijn of haar wiegje terecht komt.
-Sommigen leggen de schuld van de armoede bij de armen zelf en zeggen dat ze geld
verkwisten of zich niet gedragen zoals het hoort in onze samenleving. Deze mensen
willen de “hinder” die de armen veroorzaken beperken of ongedaan maken.
-Anderen tonen iets meer begrip en wijten de armoede aan situaties die de armen
overkomen zoals ziekte, een handicap of het overlijden van een kostwinner. Armen
hebben tegenslag gehad in hun leven. Als samenleving heb je dan de plicht om deze
mensen te helpen. Dat gebeurt via de sociale zekerheid of de (vrijwillige) hulpverlening.
10│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Het gevaar bestaat dat er onderscheid gemaakt wordt tussen de zogenaamde “goede”
armen die een persoonlijke tegenslag hebben gekend en de “slechte” armen, die zelf
zogezegd schuld hebben aan hun toestand.
-Armoede kan ook veroorzaakt worden door een economische crisis, bedrijven die
verhuizen naar lage – loonlanden of omdat bepaalde beroepen overbodig worden,… Wie
op die manier naar armoede kijkt, veronderstelt dat zodra de situatie terug “normaal”
wordt, de armoede zal verdwijnen. In afwachting moet de samenleving een
opvangsysteem uitwerken. Dit gebeurt ook via de sociale zekerheid, maar op een grotere
schaal.
-Toch kunnen we niet uitleggen waarom in periodes dat de economie goed draait de
armoede blijft bestaan. We moeten ons de vraag durven stellen: “Hoe kan het dat er
armoede is in onze rijke westerse wereld “.
Wie het beter heeft, haalt misschien wel voordeel uit de armoede. Het vuile,
onaantrekkelijke en laagbetaalde werk in de samenleving wordt gedaan. De armen
vormen een arbeidsreserve. Ze zijn een afzetmarkt voor tweedehands goederen,
voedseloverschotten of producten van slechte kwaliteit. Ze dienen als voorbeeld om
mensen op het rechte pad te houden. Wie het beter heeft, kan laten zien dat hij sociaal is
door aan liefdadigheid te doen.
Een beleid dat de armen opvangt en een systeem van sociale zekerheid blijven
noodzakelijk, maar zijn onvoldoende. Armoede kan alleen opgelost worden, wanneer
onze maatschappij wordt heringericht.
De vraag is of wie het beter heeft afstand wil doen van een deel van zijn voordelen en
een rechtvaardige herverdeling wil.
(naar het “Verklaringsmodel van armoede-oorzaken” van Professor Vranken)
6) “Ik schaam mij”
Veel gezinnen in armoede schamen zich voor hun miserie. Ze houden ze verborgen. Ze
sluiten zichzelf af van de samenleving. Ze komen niet meer buiten. Alles kost ook te veel.
Als je bijvoorbeeld naar de film gaat, moet je niet alleen een ticket betalen maar ook het
vervoer en een drankje tijdens de pauze. Dat drankje willen ze absoluut kopen, want ze
willen niet laten merken dat ze zich dat niet kunnen permitteren. Naar een cultureel
centrum gaan ze niet, want ze kennen die wereld niet. De verplichte vestiaire, de
aangepaste kledij die eventueel nodig is,… zorgen voor drempels die ze moeilijk over
kunnen stappen.
Op school durven ze niet vertellen dat er problemen zijn, uit schrik dat hun kinderen
benadeeld zullen worden. De grootste angst blijft altijd dat iemand zou beslissen om de
kinderen te plaatsen.
“Armoede heeft een gewicht: het financiële, maar ook het schuldgevoel en de schaamte.
Dat schuldgevoel weegt zwaar. Er zijn dingen misgelopen, het is belangrijk om te zien of
je daar een aandeel in hebt of niet, en dat te aanvaarden. Afkeuring door anderen
versterkt je schuldgevoel en maakt het zwaarder.
Mensen in armoede leren zich aan te passen aan de hulpverleners, zij hebben hun
goedkeuring nodig.
Mensen dragen een masker, en mogen zichzelf niet zijn. Pas als je jezelf mag zijn, kan je
weer groeien en als mens vooruit komen. Het gewicht wordt dan minder zwaar.”
7) “Het kan mij niet meer schelen.”
Mensen is armoede zien vaak geen uitweg, geen toekomst meer.
Daardoor worden ze soms moedeloos. Ze hebben weinig hoop… De vele problemen
nemen al hun energie weg. Vandaar dat hun huis soms zo wanordelijk ligt, dat ze soms
niet meer koken of wassen…
Uiteindelijk gaan ze leven van dag tot dag. Als er vandaag geld is omdat er bijvoorbeeld
een achterstal van kindergeld uitbetaald wordt, kopen ze de DVD – speler waar de
kinderen al zo lang om vragen. Al de buren hebben immers een DVD – speler. Ze willen
erbij horen, ze willen hun kinderen gelukkig maken.
Vandaag zijn er even geen problemen. Morgen zijn er weer de schuldeisers, de
rekeningen…, maar dat is morgen!
11│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Het lijkt wel alsof je in onze samenleving allerlei materiële zaken moet hebben om “er bij
te horen”. Als je alleen naar het uiterlijke kijkt, klopt dat. Gezinnen die in armoede leven,
kopen materiële zaken aan en in plaats van daardoor meer bij de samenleving te horen,
krijgen ze negatieve reacties op hun zogezegd “onverantwoorde” aankopen.
Deze zeven gevoeligheden beïnvloeden het volledige leven, denken en doen van
gezinnen in armoede. Ze met niets anders meer bezig dan met te bewijzen: “ik ben ook
iemand”. Dat vraagt zo veel energie dat er soms geen ruimte meer overblijft voor andere
zaken zoals studeren, werk zoeken, werken aan een relatie,…
De gevoelens beïnvloeden elkaar ook onderling en vormen opnieuw een spiraal waarin
mensen gevangen zitten.
© Lieven De Pril
Meer info op www.armoede.org
12│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Bijlagen
Beroepskaartjes
Advocaat
Landbouw(st)er
poetsman/- vrouw
Notaris
Vuilnisman/vrouw
Leerkracht
Bankbediende
Fabrieksarbeid(st)er
Zanger(es)
Priester
13│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Situaties
Lees de situaties in groep. Beantwoord daarna de vragen op de volgende bladzijde.
Situatie 1
Maria (32) is moeder van twee kinderen en gescheiden. Ze werkt in de horeca als
opdienster en verdient daarmee een bescheiden loon. Ze werkt gemiddeld 8 uur per dag,
ook in de weekends. Wanneer Maria thuiskomt, begint ze aan haar huishoudelijke taken.
Daarmee heeft ze nog heel wat werk, zeker omdat ze geen man meer heeft die haar kan
helpen. Ze heeft drie kleine kinderen. Gemiddeld is ze per dag toch zo’n 12 uur aan het
werk. Maria heeft niet veel tijd meer voor hobby’s . Ze is al blij als ze ’s avonds eens een
keertje tv kan kijken. Jammer genoeg heeft Maria ook daarvoor weinig tijd, want ze
werkt bovendien vaak tot ’s nachts. Voor de kinderen is dat ook niet ideaal, want zij zien
hun mama hierdoor weinig. Ze hebben wel het geluk dat ze op een goede babysitter
kunnen rekenen, al kost dit Maria natuurlijk heel wat. Tinneke, Maria’s dochtertje, gaat
bovendien binnenkort op schoolreis. Dat kost ook nog eens 15 euro extra! Maria krijgt
het zweet al op het voorhoofd als ze er nog maar aan denkt.
Situatie 2
Hugo (40) is vader van twee kinderen en gelukkig getrouwd. Hij is manager in het bedrijf
‘NICO’, dat zich bezig houdt met de beurs. Hugo krijgt een mooi loon en hoeft zich dan
ook nergens zorgen over te maken. Voor dat loon werkt hij gemiddeld 9 uur per dag. Op
zondag hoeft Hugo niet te werken, op zaterdag werkt hij vaak wel wat extra in de
voormiddag.
Hugo heeft heel wat hobby’s. Op maandag gaat hij golfen en op dinsdag en donderdag
gaat hij fitnessen. Woensdagavond is het gezinsavond, dan gaat hij samen met zijn
vrouw en kinderen iets doen. Elke vrijdagavond gaat hij samen met zijn vrouw uit eten.
De vrouw van Hugo werkt ook, in een parfumerie, maar slechts parttime. Zij neemt de
huishoudelijke taken en de zorg voor de kinderen op zich.
Hugo is heel trots op zijn kinderen. Ze doen het heel goed op school. Zijn oudste dochter
zit op kot in Leuven en studeert er aan de universiteit. Haar kot is wel wat groter en
duurder dan het gemiddelde kot, maar dat vond Hugo geen probleem. Als het haar helpt
om beter te studeren, heeft hij dat er wel voor over.
Situatie 3
Afram en zijn vrouw Adia wonen in Ghana. Samen hebben ze vier kinderen. Afram is een
cacaoboer en heeft dus een eigen kleine cacaoplantage. Samen met zijn vrouw werkt hij
hier van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Wat zijj daarmee verdienen, is afhankelijk
van de oogst. Per kilo is dat ongeveer 1,10 euro, een prijs die is vastgelegd door de
overheid. Zijn stuk grond is ongeveer 1,5 hectare groot, wat neerkomt op gemiddeld
600-650 euro. Dat wil zeggen dat zijn gezin per dag 2 euro ter beschikking heeft. Dat
geld is amper voldoende om iedereen van voedsel te voorzien, dus is er geen geld om de
kinderen naar school te sturen. Zij helpen hun vader zo veel mogelijk mee op de
cacaoplantage. Als de oogst mislukt door droogte of een insectenplaag is dit voor Afram
en zijn gezin een ramp. Zij hebben dan geen inkomen.
14│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Beantwoord de volgende vragen. Noteer enkel losse woorden.
•
Hoe is de verhouding tussen het loon en het aantal uren van de mensen in de
verschillende situaties
personen
aantal uren
loon
2) Hoe komt het dat de kinderen van Hugo een groot kot kunnen huren, terwijl de
kinderen van Maria amper op schoolreis kunnen gaan en de kinderen van Afram niet eens
naar school kunnen?
3) Hoe verklaar je het loonverschil als je weet dat Afram en Maria langer werken en toch
minder verdienen dan Hugo?
4) Welk beroep zullen later de kinderen van Hugo hebben? Zullen ze een beroep
uitoefenen dat eerder in onze top 5 lag of veeleer bij de laatste 5? Waarom denk je dat?
5) Welk beroep zullen later de kinderen van Maria hebben? Zullen ze een beroep
uitoefenen dat veeleer in onze top 5 lag of veeleer bij de laatste 5? Waarom denk je dat?
6) Welk beroep zullen later de kinderen van Afram hebben? Waarom denk je dat?
7) Ziet de toekomst er voor de kinderen van Maria en Afram beter uit dan de situatie
waarin ze nu zitten? Verklaar.
15│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Oplossingen
Oplossingen van de vragen bij de situaties. Let op, de leerlingen moeten dit niet allemaal
noteren. Het is voor de leerkracht eerder een leidraad voor de bespreking achteraf.
1)Hoe is de verhouding tussen het loon en het aantal uren van de mensen in de
verschillende situaties
personen
Maria
Hugo
Afram
aantal uren
12u/dag + weekend
9u/dag +
zaterdagvoormiddag
Van ’s morgens tot ‘s
avonds
loon
Bescheiden loon
Mooi loon
Klein loon
2) Hoe komt het dat de kinderen van Hugo een groot kot kunnen huren, terwijl de
kinderen van Maria amper op schoolreis kunnen gaan en de kinderen van Afram niet eens
naar school kunnen?
Hugo heeft een job waarmee hij meer verdient. Hij heeft waarschijnlijk meer kansen
gekregen om hogere studies af te werken dan Maria, die een druk leven leidt als
gescheiden vrouw. In Ghana zijn er veel ouders die geen onderwijs kunnen betalen voor
hun kinderen.
3) Hoe verklaar je het loonverschil als je weet dat Afram en Maria langer werken en toch
minder verdienen dan Hugo?
Hugo verdient waarschijnlijk meer omdat hij een hoger diploma heeft. Maria heeft een
minder goed betaalde job en werkt ook in het huishouden, waarvoor ze niet betaald
wordt.
Afram heeft niet de middelen die wij hebben, bv. machines om sneller te werken.
4) Welk beroep zullen later de kinderen van Hugo hebben? Zullen ze een beroep
uitoefenen dat eerder in onze top 5 lag of eerder bij de laatste 5? Waarom denk je dat?
De kinderen van Hugo zullen waarschijnlijk eerder een beroep uitoefenen uit de top 5
van de klas. Ze krijgen meer kansen om hun studies met succes af te ronden.
5) Welk beroep zullen later de kinderen van Maria hebben? Zullen ze een beroep
uitoefenen dat eerder in onze top 5 lag of eerder bij de laatste 5? Waarom denk je dat?
De kinderen van Maria zullen harder dan de kinderen van Hugo moeten knokken om een
beroep uit de top 5 te kunnen uitoefenen. Ze zullen minder kansen krijgen dan de
kinderen van Hugo, dus is een beroep buiten de top 5 waarschijnlijker.
6) Welk beroep zullen later de kinderen van Afram hebben? Waarom denk je dat?
De kinderen van Afram zullen waarschijnlijk het beroep van hun ouders (of hun man)
uitoefenen. Ze kunnen geen onderwijs volgen dus zullen ook niet kunnen lezen of
schrijven.
7) Ziet de toekomst er voor de kinderen van Maria en Afram beter uit dan de situatie
waarin ze nu zitten? Verklaar.
Het is niet onmogelijk dat de kinderen een betere toekomst zullen hebben, maar ze
zullen zeker minder kansen krijgen. Afram kan zijn kinderen bijvoorbeeld niet naar
school sturen en de kinderen van Maria zullen ook niet onbeperkt kunnen studeren. Zo
16│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
moeten ze mogelijk zelf gaan werken om later hun eigen studies te betalen, waardoor ze
minder tijd aan hun studie zullen kunnen besteden.
17│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
THEMA
ARM EN RIJK IN HET OUDE ROME
Sluit aan bij
De woningen van zowel de armen als de rijken in de keizertijd van het
oude Rome. De leerlingen hebben in een vorige les al gezien hoe arme
boeren massaal naar de stad trokken op zoek naar werk.
- Het recht op arbeid
- Het recht op gezondheid
- Het recht op voedsel en huisvesting
De leerlingen willen nadenken over de situatie van minderbedeelden
nu en in de klassieke oudheid.
2e jaar
Beeldfragment, groepswerk (horoscoop), stellingen
Mensenrechten
Doel
Niveau
Type
Duur
Materiaal
Voorbereiding
Doelstellingen
Vakgebonden
eindtermen
3
50 minuten
- Lokaal met computer, internet, beamer en geluidsboxen
- Fragment ‘armoede in Vlaanderen’
(http://www.youtube.com/watch?v=z-O78nj3MmY) 3
- Horoscoopkaarten
- Levenskaarten
- Rode en groene kaartjes (aantal = aantal leerlingen)
- powerpoint over woningen in het oude Rome
http://www.vormen.org/MREingeschiedenis/index.html
- informatiefiche
- Knip de levenskaarten uit
- Lees de informatiefiche
Leerlingen kunnen:
- het huis van de armen en rijken in het oude Rome bespreken,
alsook de gevaren van de insula.
Leerlingen willen:
- hun gedachten en gevoelens over de hedendaagse situatie van
arme mensen verwoorden.
- nadenken over de toekomst van mensen in een moeilijke
financiële en sociale situatie.
- hun visie op armoede verwoorden.
- nadenken over de oorzaken en (sociale) gevolgen van armoede.
- nadenken over een mogelijke eigen inzet voor daklozen of
armen.
1.2 CRITERIA IN VERBAND MET DE BESTUDEERDE SAMENLEVINGEN.
1.2.5 Benaderingswijze
23 De studie getuigt van een probleem- en actualiteitsgerichte
benadering.
24 De bestudeerde problematiek dient voor de leerling herkenbaar en
verstaanbaar te zijn.
1.3 CRITERIA IN VERBAND MET DE INTEGRATIE TUSSEN HET
HISTORISCH REFERENTIEKADER EN DE BESTUDEERDE
SAMENLEVINGEN
1.3.4 Socialiteit
30 De klemtoon wordt gelegd op het zoeken naar analogieën en
verschillen met vroegere en latere samenlevingen, en vooral met de
YOUTUBE, Armoede in Vlaanderen, internet, 25-01-10, (http://www.youtube.com/watch?v=z-O78nj3MmY&feature=related)
18│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
VOET
hedendaagse.
2.1 KENNIS EN INZICHT
2.1.2 Kennis en inzicht in verband met de bestudeerde samenlevingen
De leerlingen
7 verduidelijken belangrijke kenmerken van onderscheiden
maatschappelijke domeinen.
8 tonen aan dat er onderlinge verbanden en wisselwerkingen binnen en
tussen die domeinen bestaan.
16 vergelijken de bestudeerde samenlevingen met elkaar en met
probleemstellingen van de hedendaagse samenleving.
2.3 ATTITUDES
26 leren belangstelling aan de dag leggen voor de problemen van een
samenleving.
Gemeenschappelijke stam
empathie
5 houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van
anderen;
initiatief
10 engageren zich spontaan;
kritisch denken
13 kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende
invalshoeken;
open en constructieve houding
17 toetsen de eigen mening over maatschappelijke gebeurtenissen en
trends aan verschillende
standpunten;
respect
18 gedragen zich respectvol;
zorgzaamheid
26 gaan om met verscheidenheid;
27 dragen zorg voor de toekomst van zichzelf en
de ander;
Context 2
Mentale gezondheid
3 erkennen probleemsituaties en vragen, accepteren
en bieden hulp;
Context 3
Sociorelationele ontwikkeling
5 handelen discreet in situaties die dat vereisen;
6 doorprikken vooroordelen, stereotypering, ongepaste
beïnvloeding en machtsmisbruik;
Context 5
Politiek-juridische samenleving
4 zetten zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van
anderen;
Context 6
Socio-economische samenleving
2 toetsen de eigen opvatting aan de verschillende
opvattingen over welzijn en verdeling van welvaart;
3 zetten zich in voor de verbetering van het welzijn
en de welvaart in de wereld;
8 geven kenmerken, mogelijke oorzaken en gevolgen
van armoede aan;
19│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Context 7
Socioculturele samenleving
3 illustreren het belang van sociale samenhang en
solidariteit;
Instructies
Starter/gespreksfase
1. Stel aan de leerlingen volgende vragen:
- Hoe ziet jullie ideale huis eruit?
- Hoe denken jullie dat je huis er later echt zal uitzien, zonder te overdrijven?
- Kan iedereen zo’n huis betalen? Waarom wel/niet?
2. Stel aan de leerlingen volgende vragen:
- Waarom trokken boeren in het Romeinse Rijk ook al weer van het platteland naar de
stad?
- Waarom konden ze toch geen werk vinden in de stad?
- Welke gevolgen had dit?
Vul de antwoorden van de leerlingen indien nodig verder aan. (zie informatiefiche)
3. Vraag aan de leerlingen welke gevolgen die armoede zou gehad hebben voor de
huizen van de armen. Leg vervolgens de verschillen tussen een domus en een insula uit
en laat de leerlingen de verhouding tussen armen en rijken in het oude Rome
bespreken a.d.h.v. de sociale piramide. Hiervoor kan je gebruik maken van de
powerpoint over woningen in het oude Rome. Eventueel pas je een
onderwijsleergesprek toe, zodat de leerlingen zelf de informatie kunnen afleiden uit de
afbeeldingen. Uiteraard kan je dit dan aanvullen met extra informatie. (zie
informatiefiche)
Verwerking
1. Vraag aan de leerlingen of ze zich zo’n situatie nog steeds kunnen voorstellen in
Rome? Waarom wel/niet? En in België? Waarom wel/niet?
2. Toon het filmpje over daklozen/armoede in onze huidige maatschappij.
3. Stel aan de leerlingen volgende vragen:
- Als jullie dit zien, welk gevoel komt er dan bij jullie op?
- Waarover ging het filmpje?
- Hoe kan het dat er mensen dakloos zijn in een land als België?
- In welke landen verwachtte je dakloosheid dan eerder? Waarom?
- Voor welke mensen zie je een dakloze toekomst weggelegd? Kan je dat voorspellen?
- Hoe voorspel je zoiets?
- Waarin wordt iemands toekomst nog voorspeld?
- Hebben jullie ooit je horoscoop gelezen? Wat stond erin?
- Wie gelooft er in horoscopen?
- Welke informatie bevatten horoscopen meestal?
4. Verdeel vervolgens de klas onder in 4 tot 6 groepen. Geef elk groepje een levens- en
horoscoopkaart. Laat de leerlingen een horoscoop opstellen voor het personage van
hun levenskaart, maar benadruk heel sterk dat het een realistische voorspelling moet
zijn. Ze moeten nadenken over het toekomstperspectief van hun personage, op vlak
van de woning, werk en gezondheid.
Zorg dat zeker het personage Krista aan bod komt, om het contrast tussen iemand
afkomstig uit een rijkere en uit een minderbedeelde familie aan te tonen.
5. Laat elk groepje de gemaakte horoscoop voorlezen, nadat ze eerst de levenskaart
hebben voorgelezen. Zo kent iedereen de situatie van het personage. 4
4
VORMEN VZW (red.), Kompas: horoscoop van de armoede, internet, 29-04-10, (http://vormen.org/Kompas/Horoscooparmoede.html)
20│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Nabespreking
1. Vraag aan iedere groep om uit te leggen hoe ze hebben beslist over de toekomst van
een personage.
2. Deel vervolgens groene en rode kaartjes uit. Elke leerling krijgt van elke kleur een
kaartje.
3. Leg aan de leerlingen uit dat je 6 stellingen zal voorlezen. Nadat je een stelling hebt
voorgelezen, moeten de leerling een groen (akkoord) of rood (niet akkoord) kaartje
opsteken. Daarna krijgen ze even de tijd om met hun buur te overleggen over hun
standpunt en om enkele argumenten voor en tegen te vinden.
4. Laat de leerlingen hierna hun standpunt verdedigen en bespreek samen de
argumenten voor en tegen.
Stellingen:
-
Iemand die rijk is in een bepaald land, kan arm zijn in een ander land.
Wie arm is, heeft dat vooral aan zichzelf te danken.
Wie het wil maken in de samenleving, die kan dat ook.
Ontsnappen uit de armoede is onmogelijk.
Onze samenleving kan niets aan armoede doen.
Ik kan niets aan armoede doen.
21│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
22│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Informatiefiche: arm en rijk in Rome
Historische informatie
Rome was op korte tijd een enorme stad geworden met het grootste aantal inwoners ter
wereld. En laat nu net dat het grootste pijnpunt geweest zijn voor de Romeinse
maatschappij.
De Tweede Punische Oorlog eindigde dan wel met een overwinning, maar deze kon niet
op tegen de geëiste tol. Het Romeinse leger bestond in die tijd nog uit Romeinse burgers
die door het bezitten van een bepaalde hoeveelheid land tot de landeigenaars gerekend
werden, beter: die hun velden tijdens de oorlog niet konden bewerken. Tijdens de oorlog
werden vele van hen vermoord. Daarnaast verwoestte de oorlog zelf ook veel land in
Italië, wat voor de plattelandsbevolking een ramp was.
Waar het op het platteland uitbrak tot een crisis, beleefde Rome zelf een gouden periode.
Door plunderingen en de naoorlogse herstelbetalingen werd de schatkist van Rome
gespijsd. Door de uitzichtloze situatie op het land, vluchtte een massa naar de stad,
aangetrokken door de enorme weelde. Het inwonersaantal van Rome steeg op die manier
enorm. Toch leverde dit de nieuwe stadsbewoners weinig op, want al het geld bleef in
handen van een beperkte groep patriciërs werd netjes verdeeld over een kleine groep.
Deze nieuwe rijken kochten enorme stukken land op en waren nu de eigenaars van
immense landgoederen, waarvan ze de grond door slaven lieten bewerken. De eerdere
eigenaars waren nu hun grond kwijt en trokken massaal naar de stad, op zoek naar
werk. Daar was het werk echter al ingepikt door de vele slaven die dankzij de Romeinse
overwinningen buit waren gemaakt. De grote groep arme Romeinen zakten nu nog
verder weg in armoede, terwijl de kleine groep rijken alsmaar rijker werden (de
verhouding van de kleine groep rijken tegenover de grote groep armen kan je duidelijk
terugvinden in de sociale piramide). De kloof tussen arm en rijk groeide.
Die kloof was ook duidelijk te zien aan het verschil in woning. Zo woonden de rijken in
een domus, de armen in een insula.
Een domus bestond uit twee grote delen. Een eerste deel bestond uit een binnenplaats,
het atrium, met daar rond verschillende kamers. Zo was er bijvoorbeeld achteraan de
werkkamer, waar de man des huizes zaken deed. Aan de zijkanten van het atrium
bevonden zich de slaapkamers, die in principe enkel gebruikt werden om te slapen en
daarom klein waren. Het atrium had in het midden een opening in het dak voor het
zonlicht, met daaronder een vijvertje (impluvium) om het regenwater voor het huiselijk
gebruik in op te vangen. In het atrium werden gasten ontvangen en stond een altaar
voor de huisgoden en de voorouderlijke goden.
Het tweede gedeelte, het peristilium, was een tuintje omgeven door zuilen. Rondom die
tuin waren de keuken, de woonkamer, de gastenkamers en de eetkamer te vinden. Die
laatste werd enkel gebruikt als het te koud was om buiten te eten. In een domus trof je
meestal weinig meubels aan, wat het huis ruimer deed lijken dan het in werkelijkheid
was. Het huis was soms ook uitvoerig opgesmukt om het grootser te maken.
Aan beide zijden van de ingang werden winkeltjes verhuurd. De meeste van de domi
beschikten over een eigen watervoorziening en eigen toiletten, die aangesloten waren op
de riolering.
Een insula of huurkazerne was dan weer heel wat minder luxueus. Daarin woonde dan
ook de meerderheid van de Romeinse bevolking. In bepaalde periodes moesten dan ook
meer dan een miljoen mensen woonruimte vinden in de buurt van het centrum van
Rome, want er waren nog niet de nodige transportmiddelen om verder weg te kunnen
wonen. Daardoor werd de grond duur, waardoor er in de hoogte moest worden gebouwd.
Op die manier kon er voor het gewone volk een betaalbare woonruimte voorzien worden.
Omdat de huurprijzen toch nog vaak de pan uit swingden, waren vele families verplicht
23│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
om samen te wonen in één kamer. Op de benedenverdieping bevond zich vaak een
winkelruimte.
Een insula kon wel twintig meter hoog zijn en uit zeven verdiepingen bestaan.
Instortingsgevaar was dus zeker niet onbestaande. Omdat de bovenste verdiepingen van
hout waren en het regelmatig gebeurde dat er bij het koken brand ontstond, was er ook
een groot brandgevaar. Door het brandgevaar waren de houten bovenverdiepingen dus
het minst populair. Die waren dan ook voorbestemd voor de allerarmsten, terwijl de
middenklasse betere woonblokken kon betalen en vaak ook meerdere kamers had.
De meeste appartementen hadden kleine open ramen. Sommige daarvan keken uit op de
binnenplaats en kregen daardoor weinig licht binnen. Er wordt zelfs gedacht dat er ook
appartementen waren zonder daglicht.
De insula bezaten geen watervoorzieningen en een eigen toilet was er ook niet. Voor
water kon men terecht bij de publieke fonteinen, voor toiletgebruik ging men naar de
openbare toiletten.5
Informatie armoede
Wanneer je hoort over armoede, denk je wellicht eerst aan werelddelen zoals Afrika, Azië
of Latijns-Amerika. Toch zijn er ook in Europa miljoenen mensen die te maken krijgen
met armoede. Zo leven bijna 1 500 000 Belgen met een armoederisico. Veel mensen zijn
ervan overtuigd dat wie het wil maken in de samenleving, dat ook kan. Daarvoor zijn dan
wel inzet, verantwoordelijkheidsgevoel en de juiste keuzes nodig. Door je vast te pinnen
op die overtuiging, leg je de verantwoordelijkheid van armoede dan ook bij de armen
zelf.
Dat is dan wellicht te kortzichtig. De gevolgen van armoede (zoals mogelijk
drugsmisbruik, alcoholgebruik, het weigeren van arbeid…) worden hierbij verward met de
basisoorzaken.
Het is moeilijk om uit de vicieuze cirkel van de armoede te geraken. Oorzaken en
gevolgen volgen mekaar op. Armoede wordt o.a. bepaald door de sociale positie van
iemand. Dit kan te maken hebben met het gezin waar je uit komt, het beroep dat je
uitoefent, de opleidingen die je wel of net niet kan volgen…
Ook door een ongeluk of persoonlijke tegenslag kan je arm worden. Mensen zien deze
mensen vaak als ‘goede’ armen, want het is niet hun eigen schuld, ze hebben pech
gehad.6
5
HILL, D., Rome, Een wereldrijk uit oude dagen, Parragon, Bath, 2008, p. 60, 206-208;
GORIK, G., DE VOLDER, P., e.a., Storia 2, handboek, Van In, Wommelgem, 2005, p. 157-159;
SWERTS, J., MULLENS, M., Tekens 2, sporen van mensen, Standaard Educatieve Uitgeverij, Antwerpen, 1998, p. 96-97
6
REYNDERS, N., VAN PUYMBROECK, M., VORMEN VZW, RECHT-vaardig, menswaardig, Educatief pakket rond economische,
sociale en culturele rechten, internet, 2006, (http://www.vormen.org/Rechtvaardig/downloads/RechtvaardigVolledig.pdf);
(red.), ARMOEDE.BE, Schuld of ongeval, maatschappij of individu, internet, 2006, (http://www.armoede.be/armoede/default.asp?id=430)
24│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Powerpoint
25│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
26│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Levenskaarten
Maria, een alleenstaande moeder met drie kinderen, woont in een heel arme buurt in
Madeira (Portugal). Haar laatste vriend heeft haar net verlaten. Ze werkt als meid voor
een rijke familie, maar onlangs heeft iemand een dure ring van de vrouw des huizes
gestolen en deze verdenkt één van de meiden. De schuldige kan niet worden gevonden,
dus zullen alle meiden worden ontslagen. Kan Maria de huur van haar woning nog wel
betalen na een eventueel ontslag? Maria is Steenbok.
Bengt is een jonge Zweedse skinhead. Dit jaar is hij al twee keer gearresteerd wegens
geweldpleging. Hij heeft al twee jaar geen werk meer en toch weigert hij in te gaan op
werkaanbiedingen. Liever brengt hij zijn tijd door op straat waar hij rondhangt met zijn
maten, die in verband gebracht worden met meerdere racistische incidenten. Zijn ouders
staan op het punt om hem uit huis te zetten als hij niet snel werk zoekt. Bengt is Ram.
Ricardo woont alleen in Barcelona (Spanje) in een klein flatje dat hij nauwelijks kan
betalen. Hij is al meerdere maanden ziek en leeft van een sociale zekerheidsuitkering
van de staat. Vroeger deed hij allerhande klusjes om in zijn onderhoud te voorzien. Zijn
vrouw liet hem in de steek en nam de kinderen mee, toen ze hoorde dat Ricardo aids
heeft. Hij is Weegschaal.
Krista, 30 jaar, heeft alles wat ze wil. Haar vader heeft een goede job en een hoog
inkomen. Krista heeft hoge studies gedaan en heeft nu een belangrijke job. Hoewel ze
nog maar 30 is, komt ze in aanmerking om de directeur van haar bedrijf, die volgend
jaar op pensioen gaat, op te volgen. Krista is Boogschutter.
Jane is een bejaarde weduwe die in Schotland woont. Haar echtgenoot was een
alcoholicus en werkte bijna nooit. Jane moet zien te leven van een pover
staatspensioentje, maar haar gezondheidstoestand gaat snel achteruit, zodat ze
bijkomende zorg nodig heeft. Jane is Vissen.
Marc , een 55-jarige ex-arbeider, heeft een huurwoning in Aarschot. Zijn vrouw is vorig
jaar overleden aan kanker. De ziekte sleepte een lange tijd aan en heeft ook heel wat
kosten met zich meegebracht.
Op Marcs werk zijn onlangs vele ontslagen gevallen en ook Marc was bij de
ongelukkigen. Hij is volop op zoek naar een nieuwe job, maar dat is op zijn leeftijd niet
vanzelfsprekend. Toch zal hij snel een nieuwe job moeten vinden, anders lijkt het erop
dat de deurwaarder zijn bezittingen in beslag zal komen nemen. Marc is Tweelingen.
27│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Horoscoopkaarten
Ram (Bengt)
(21 maart – 21 april)
Weegschaal (Ricardo)
(23 september – 22 oktober)
Huis
Huis
Werk
Werk
Gezondheid
Gezondheid
Tweelingen (Marc)
(22 mei – 21 juni)
Huis
Boogschutter (Krista)
(23 november – 21 december)
Huis
Werk
Werk
Gezondheid
Gezondheid
28│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Vissen (Jane)
(20 februari – 20 maart)
Huis
Steenbok (Maria)
(22 december – 20 januari)
Huis
Werk
Werk
Gezondheid
Gezondheid
29│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
THEMA
AMBACHTEN EN GILDEN IN DE MIDDELEEUWEN
Sluit aan bij
Deze les sluit aan bij de opkomst van de steden en het ontstaan van
ambachten en gilden.
De sociale en economische rechten komen aan bod, met o.a.:
- Recht op kleding
- Recht op medische verzorging
- Recht op een behoorlijk loon
- Recht op voedsel
- Recht op onderdak
De leerlingen worden zich ervan bewust dat ambachten zich in de
middeleeuwen al bogen over kwesties die wij vandaag als sociale en
economische rechten beschouwen, maar dat nu nog steeds niet
iedereen van die rechten kan genieten.
3e jaar
Groepswerk met getuigenisfiches
Mensenrechten
Doel
Niveau
Type
Duur
Materiaal
Voorbereiding
Doelstellingen
Vakgebonden
50 minuten
- Informatiekaarten ‘Mozambique en suiker’ en ‘Nike’
- Getuigenissen
- Schema met economische en sociale rechten.
- Informatiefiche
- Powerpoint met beroepen
http://www.vormen.org/MREingeschiedenis/index.html
- vereenvoudigde versie van de Universele Verklaring van de Rechten
van de Mens
- Kopieer voor iedereen een informatiekaart en een schema met de
economische en sociale rechten.
- Kopieer voor elk groepje de getuigenissen.
- Knip de getuigenissen uit voor elk groepje.
- Lees de informatiefiche
De leerlingen kunnen:
- de verschillende beroepen in de middeleeuwse stad benoemen en
uitleggen wat ze inhouden
- het ontstaan van ambachten en gilden verklaren
- de functie van ambachten en gilden uitleggen
- de functies binnen een ambacht opsommen en verklaren
- de sociale en economische situatie van boeren in armere landen of
lageloonarbeiders beknopt weergeven
- de rol van de EU in de situatie van de arme boeren uitleggen
- de rol van de bedrijven in de situatie van lageloonarbeiders uitleggen
De leerlingen willen:
- zich grondig bezinnen over de ongunstige sociale situatie waarin veel
mensen zich bevinden
- de ernst van de ongunstige sociale situatie waarin veel mensen zich
bevinden, inzien
- mogelijkheden ontdekken om de ongelijke verdeling van rijkdom in
de wereld te veranderen
- zich inzetten om de situatie van mensen waarvan de sociale en
economische rechten worden geschonden, te verbeteren
8.1.1 Kennis, inzichten vaardigheden in verband met tijd,
30│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
eindtermen
VOET
historische ruimte en socialiteit
8.1.1.2 Kennis, inzicht en vaardigheden in verband met de
bestudeerde samenlevingen (tot ca.1800)
De leerlingen
4 omschrijven per ontwikkelingsfase van de westerse samenleving
enkele fundamentele kenmerken uit verschillende maatschappelijke
domeinen en beoordelen deze als vernieuwend of behoudend.
8.1.1.3 Kennis, inzicht en vaardigheden in verband met de integratie
tussen het historisch referentiekader en de samenlevingen tot ca. 1800
13 lichten uit de bestudeerde samenlevingen enkele elementen toe die
in latere samenlevingen of vandaag invloed uitoefenen.
8.1.2.3 Historische redenering
De leerlingen kunnen
22 met coherente argumenten hun eigen standpunt tegenover een
historisch of actueel maatschappelijk probleem verdedigen.
8.1.3 Attitudes
De leerlingen
25 hechten waarde aan de bevraging van het heden en het verleden bij
de motivering van meningen en standpunten in de confrontatie met
historische en actuele spanningsvelden.
28 zijn bereid waarden en normen uit heden, verleden en andere
culturen vanuit de historische en actuele context te benaderen.
Gemeenschappelijke stam
creativiteit
2 kunnen originele ideeën en oplossingen ontwikkelen
en uitvoeren;
empathie
5 houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van
anderen;
initiatief
10 engageren zich spontaan;
kritisch denken
11 kunnen gegevens, handelwijzen en redeneringen ter discussie
stellen a.d.h.v. relevante criteria;
12 zijn bekwaam om alternatieven af te wegen en een bewuste keuze
te maken;
13 kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende invalshoeken;
open en constructieve houding
16 houden rekening met ontwikkelingen bij zichzelf en bij anderen, in
samenleving en wereld;
respect
18 gedragen zich respectvol;
samenwerken
19 dragen actief bij tot het realiseren van gemeenschappelijke
doelen;
verantwoordelijkheid
20 nemen verantwoordelijkheid op voor het eigen handelen, in relaties
met anderen en in de samenleving;
zorgzaamheid
27 dragen zorg voor de toekomst van zichzelf en
de ander;
Context 2
Mentale gezondheid
3 erkennen probleemsituaties en vragen, accepteren
en bieden hulp;
31│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Context 5
Politiek-juridische samenleving
3 tonen het belang en dynamisch karakter aan van
mensen- en kinderrechten;
4 zetten zich actief en opbouwend in voor de eigen
rechten en die van anderen;
13 geven voorbeelden die duidelijk maken hoe de mondialisering
voordelen, problemen en conflicten inhoudt.
Context 6
Socio-economische samenleving
3 zetten zich in voor de verbetering van het welzijn en de welvaart in
de wereld;
4 hebben bij het kopen van goederen en het gebruiken van diensten
zowel oog voor prijskwaliteit en duurzame ontwikkeling als voor de
rechten van de consument;
5 geven voorbeelden van het veranderlijke karakter van arbeid en
economische activiteiten;
6 geven voorbeelden van factoren die de waardering van goederen en
diensten beïnvloeden;
9 lichten de rol toe van ondernemingen, werkgevers en
werknemersorganisaties in een nationale en internationale context.
Context 7
Socioculturele samenleving
3 illustreren het belang van sociale samenhang en
solidariteit;
Instructies
Starter/gespreksfase
1. Toon de leerlingen een snelle diaprojectie van allerlei beroepen. Vraag hen om zoveel
mogelijk beroepen te onthouden.
2. Vraag hen vervolgens welke van die beroepen volgens hen ook al in de
middeleeuwen bestonden. Vul hierna, indien nodig, hun lijstje aan. (zie informatiefiche)
3. Noteer op het bord in twee kolommen ‘export’ en ‘eigen markt’. Laat een leerling,
met behulp van de klas, volgende beroepen in de juiste kolom plaatsen: wevers,
volders, bakkers, slagers, metaalbewerkers, schoenmakers. Verklaar de beroepen
indien nodig. (zie informatiefiche)
4. Vraag aan de leerlingen of er bij ons bepaalde afspraken zijn gemaakt i.v.m. het loon
dat je met een bepaald beroep kan verdienen, of over de werkomstandigheden.
5. Vertel daarna zelf dat in de middeleeuwen, hetzij in een heel andere context dan nu,
ook bepaalde afspraken werden gemaakt. Leg nu het ontstaan en de functie van
ambachten en gilden uit. (zie informatiefiche)
6. Stel de volgende vragen aan de leerlingen:
- Gelden onze afspraken over de lonen of werkomstandigheden voor een bepaald
gebied of voor de hele wereld? Voor welk gebied?
- Kan iedereen gebruik maken van deze rechten?
- Ken je situaties waar dat niet het geval is? Welke?
- Hoe gaat men daar in West-Europa mee om?
7. Vertel nu dat er een Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is waarin
verklaard wordt dat alle mensen ter wereld bepaalde rechten hebben omwille van hun
menszijn op zich. Overloop welk deze rechten zijn (zie bijlage). Deze verklaring en de
opvatting dat ieder mens bepaalde rechten heeft, is nog zeer recent (1948).
Vertel dat er ook een lijst is met sociaal- economische rechten die voor iedereen
gelden. Toon het schematische overzicht van de sociaal- economische rechten (zie
32│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
biljage). Vertel dat de leerlingen in het vervolg van de les met deze rechten aan de slag
zullen gaan.
33│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Verwerking
1. Vraag aan de leerlingen waar en wanneer zij gebruik maken van hun sociale rechten
en wanneer deze rechten voor hen geschonden worden.
Vraag hen hun eigen situatie te vergelijken met leeftijdsgenoten in het Zuiden.
2. Verdeel de klas in groepjes van vier. Geef elke leerling van het groepje een
informatiekaart, een schema met de rechten en een getuigenis. In bijlage is er telkens
een extra getuigenis bijgevoegd, voor het geval er een groepje van vijf is.
Er zijn twee verschillende situaties:‘Mozambique en suiker’ en ‘Nike’. Verdeel beide
situaties gelijk over het aantal groepjes.
3. Laat de leerlingen in stilte de informatiekaart en de getuigenis lezen. Daarna moeten
ze in het schema met rechten op zoek gaan naar de rechten die geschonden worden in
de getuigenis. Deze duiden ze aan.
4. De leerlingen kunnen hierna in groep gaan zitten en de volgende vragen bespreken:
- Hoe komt het dat deze rechten van de personages geschonden worden?
- Wat is hiervan de belangrijkste oorzaak?
- Wat moet er veranderen?
De vragen gaan niet individueel over de getuigenissen, maar over het gehele plaatje.
Voor stap drie en vier krijgen de leerlingen vijftien minuten tijd.
Nabespreking
1. Bespreek nu met de hele groep de resultaten van het individuele werk en het
groepswerk. Stel hierbij de volgende vragen:
- Welke economische en sociale rechten worden er zoal geschonden? Wat is de oorzaak
ervan? Wat moet er veranderen?
- Welke schendingen hebben rechtstreeks/onrechtstreeks te maken met de Europese
subsidies? Welke met grote bedrijven zoals Nike?
- Geef voorbeelden van veranderingen voor de Mozambikanen wanneer de suikerhandel
op volle toeren zou draaien.
- Geef voorbeelden van veranderingen voor de werknemers in lage loonlanden wanneer
hun lonen rechtvaardig zouden worden.
- Wie wist er dat Europa en grote bedrijven invloed hebben op zo’n situaties buiten
Europa? Had je hierover al gehoord? Ben je verbaasd?
- Wie zal er, nu je dit alles weet, hiermee rekening houden wanneer hij iets koopt?
- Kunnen we zelf ons steentje bijdragen om bijvoorbeeld de suikerboeren in het Zuiden
te helpen? Hoe? (bv. Fair Trade- suiker kopen (o.a. in wereldwinkel))
- Wat kunnen doen om boeren uit de armere wereldlanden te steunen? (bv.
wereldwinkel openen op school- sensibilisering rond Fair Trade opzetten)
- Wat kunnen we doen tegen uitbuiting in lageloonlanden? 7
7
REYNDERS, N., VAN PUYMBROECK, M., VORMEN VZW, RECHT-vaardig, menswaardig, Het suikerspel: minder zoet dan het lijkt…,
internet, 2006, (http://www.vormen.org/Rechtvaardig/Suikerspel.html);
REYNDERS, N., VAN PUYMBROECK, M., VORMEN VZW, RECHT-vaardig, menswaardig, Nike: het verhaal achter de sportschoenen,
internet, 2006, (http://www.vormen.org/Rechtvaardig/Nike.html)
34│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Informatiefiche: ambachten en gilden in de Middeleeuwen
Historische informatie
In de 13e eeuw trof je in de stad heel wat economische activiteiten aan. Er leefden
landbouwers, maar ook veel ambachtslieden. Voor de export werkten bijvoorbeeld
volders, wevers, metaalbewerkers… Voor binnen de stadsmuren werkten bijvoorbeeld
brouwers, slagers, bakkers, schoenmakers… Daarnaast waren er ook de rijken, die
meestal ondernemer of groothandelaar beter koopman waren.
Niet iedereen kreeg inspraak in het bestuur van de steden. Ondernemers, meesters en
belangrijke figuren uit die stad wilden wel die inspraak en wilden meer controle over de
economie. Daarom organiseerden ze zich per stiel of beroep in ambachten. Deze
verdedigden de belangen van haar leden en had een eigen bestuur, een eigen reglement,
een eigen kas een eigen militie. De vastgelegde reglementen uit de 13 e eeuw hadden
betrekking op de beroepszaken, maar ook op de plicht van de leden om de erediensten
bij te wonen en te zorgen voor de familieleden van overleden leden. De ambachten
bepaalden ook de prijzen en lonen, de kwaliteit van de afgewerkte producten en regelden
meningsverschillen tussen leden. Op die manier werd onderlinge concurrentie
uitgeschakeld.
De ambachten kunnen we niet vergelijken met de vakbonden zoals wij die nu kennen,
want bij een ambacht waren alle ambachtslieden met hetzelfde beroep aangesloten,
zowel meesters als leerjongens. Dat waren functies binnen een ambacht. De leider van
een vereniging was de deken. Daarnaast waren er de meesters. Dat waren volwaardige
leden die een eigen bedrijfje hadden. In hun dienst werkten dan weer gezellen die
leerjongens opleidden. De leerjongens betaalden daarvoor ‘leergeld’. We kunnen ook
stellen dat dit een vorm van opleiding binnen het ambacht was. Vaak kregen ambachten
het alleenrecht om een bepaald beroep in hun stad uit te oefenen. Ze stelden looneisen
tegenover hun opdrachtgevers en verzetten zich tegen te hoge belastingen.
Het was niet zo dat alle beroepen zich mochten verenigen. Welke beroepen dat mochten
hing af van stad tot stad. Soms werd de vereniging in ambachten zelfs gewoon verboden.
Het is niet zo dat de vereniging in ambachten kon leiden tot een gezamenlijk protest
tegen slechte werkomstandigheden. Daarvoor waren de arbeiders over te veel ateliers
verdeeld en was er een te sterke hiërarchie aanwezig in de organisatie, waarbij de
meesters de dienst uitmaakten.
Ook de handelaars werkten samen om hun gemeenschappelijke belangen te beschermen.
Daartoe verenigden ze zich in gilden. Wanneer de handelaars naar jaarmarkten reisden,
gebeurde dit in groep. Zo waren ze beter beschermd tegen overvallen. Daarnaast
verenigden ze zich ook in hanzen. De hanzen waren een verbond tussen steden die
handel met elkaar dreven. Om de prijzen van goederen de hoogte in te jagen, maakten
handelaars van verschillende steden afspraken om met elkaar handel te drijven in
bepaalde goederen.8
Wereldlandbouw
96% van alle boeren in de wereld maken deel uit van ontwikkelingslanden. In die landen
is landbouw de belangrijkste bron van inkomsten. Ongeveer drie vierde van de
werkenden in de minst ontwikkelde landen zijn tewerkgesteld in de landbouw. De
landbouwsector is noodzakelijk voor voedselzekerheid, armoedevermindering en
economische groei.
GORIS, G., DECAT, F., e.a., Storia 3ASO, leerboek, Van In, Wommelgem, 2006, p. 90-91;
MATTHEW, D., Atlas van de middeleeuwen, Atrium, Alphen aan den Rijn, p. 144-145;
(red.), 7000 jaar wereldgeschiedenis, de middeleeuwen, Lekturama, Rotterdam, p. 339, 348-350
8
35│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Toch worden in de praktijk vooral de rijken bevoordeeld door de regels rond
landbouwhandel. Rijke landen kunnen hoge bedragen investeren om hun landbouwers te
beschermen. Arme landen worden dan weer gedwongen om hun markten te openen voor
die gesubsidieerde importen, terwijl de rijke landen hun eigen landbouwers wel
beschermen. Zo kunnen die gesubsidieerde landbouwoverschotten gedumpt worden of
veel goedkoper verkocht worden dan in het land van herkomst. De lokale boeren kunnen
hiertegen niet concurreren en zo worden de plaatselijke landbouwmarkten in
ontwikkelingslanden aangetast door de goedkope producten uit de rijke landen. Zelf
hebben de ontwikkelingslanden niet de mogelijkheden om hun landbouw te subsidiëren.
Daarnaast zorgen de hoge invoertaksen van de rijke landen
ontwikkelingslanden zelf moeilijk kunnen invoeren in de rijke landen. 9
ervoor
dat
de
Eerlijke handel
Via eerlijke handel betalen we een eerlijke prijs. Die prijs houdt rekening met allerlei
factoren, zoals de aard van het werk, de geleverde inspanning en de koopkracht van de
producent. Op basis daarvan wordt een fairtrademinimumprijs vastgelegd. Daarnaast
ontvangen de producentgroepen ook nog een fairtradepremie die dient voor de sociale en
economische ontwikkeling van de hele gemeenschap. Bovendien houdt eerlijke handel
ook in dat men correcte arbeidsomstandigheden garandeert, net als respect voor het
milieu en het uitsluiten van kinderarbeid. Het doel is om de arme producent sterker te
maken.
Deze eerlijke handel kan je stimuleren door zelf eerlijke producten te kopen. Dit kan
bijvoorbeeld in de Oxfam wereldwinkels. Op school kan je zelfs met de hulp van minstens
8 leerlingen en 2 leerkrachten een winkeltje openen met eerlijke producten. 10
9
Reynders, N., Van Puymbroeck, M., VORMEN VZW, RECHT-vaardig, menswaardig, Educatief pakket rond economische, sociale en
culturele rechten, internet, 2006, (http://www.vormen.org/Rechtvaardig/downloads/RechtvaardigVolledig.pdf)
10
OXFAM WERELDWINKELS (red.), Eerlijke handel?, Wat is eerlijke handel?, internet, 10-11-2009,
(http://www.oww.be/pageview.aspx?pv_mid=4901)
36│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Powerpoint
landbouwer – volder – wever - metaalbewerker – brouwer
37│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
slager – bakker – schoenmaker - ondernemer/apotheker – textielnijverheid – glasblazen
38│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
timmerman – kunstschilder – bankier – visser
39│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)
(vereenvoudigde versie)
Artikel 1
Alle mensen worden vrij geboren en moeten op dezelfde manier worden
behandeld.
Artikel 2
Ieder heeft recht op alle rechten, ongeacht of je jong of oud, man of vrouw
bent, welke huidskleur je hebt, welke godsdienst je belijdt of welke taal je spreekt.
Artikel 3
Je hebt recht op leven in vrijheid en in veiligheid.
Artikel 4
Slavernij is verboden.
Artikel 5
Je mag niemand martelen.
Artikel 6
Je hebt recht op dezelfde bescherming als iedereen.
Artikel 7
De wet moet voor iedereen hetzelfde zijn; iedereen moet volgens de wet op
dezelfde manier behandeld worden.
Artikel 8
Je hebt recht om hulp van een rechter te vragen, als je vindt dat je volgens de
wetten
van je land niet goed wordt behandeld.
Artikel 9
Niemand heeft het recht je zonder goede reden gevangen te zetten of het land
uit te
sturen.
Artikel 10 Als je terecht moet staan, moet dat in het openbaar gebeuren. De mensen die je
berechten, mogen zich niet door anderen laten beïnvloeden.
Artikel 11 Je bent onschuldig tot je schuld bewezen is; je hebt het recht je te verdedigen
tegen
beschuldigingen.
Artikel 12 Je hebt het recht op privacy: op bescherming als iemand je lastig valt, je brieven
opent of kwaad van je spreekt.
Artikel 13 Je hebt het recht om te gaan en te staan waar je wilt, in eigen land en in het
buitenland.
Artikel 14 Als je slachtoffer wordt van mensenrechtenschendingen, heb je het recht om
naar een
ander land te gaan en dat land te vragen om jou te beschermen.
Artikel 15 Je hebt het recht een eigen nationaliteit te hebben.
Artikel 16 Je hebt het recht te trouwen en een gezin te stichten.
Artikel 17 Je hebt het recht op eigendom en niemand mag je bezittingen zonder goede
redenen afnemen.
Artikel 18 Je hebt het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst.
Artikel 19 Je hebt het recht op vrijheid van mening en meningsuiting.
Artikel 20 Je hebt het recht om te vergaderen als je dat wilt.
Artikel 21 Je hebt het recht om deel te nemen aan de politiek van je land.
Artikel 22 Je hebt het recht op maatschappelijke zekerheid en om jezelf te ontwikkelen.
Artikel 23 Je hebt het recht op werk in het beroep dat je zelf kiest. Je hebt ook recht op
een
rechtvaardig loon voor je werk. Mannen en vrouwen moeten voor hetzelfde werk
evenveel betaald krijgen.
Artikel 24 Je hebt het recht op vrije tijd en vakantie.
Artikel 25 Je hebt het recht op alles wat nodig is om ervoor te zorgen dat je niet ziek
wordt, geen honger hebt en een dak boven je hoofd hebt. Moeder en kind hebben
recht op bijzondere zorg en bijstand.
40│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Artikel 26 Je hebt het recht op onderwijs dat gericht is op de volle ontwikkeling van de
menselijkepersoonlijkheid en op de versterking van de eerbied voor de rechten
van de mens en de fundamentele vrijheden.
Artikel 27 Je hebt het recht om te genieten van wat kunst en wetenschappen
voortbrengen.
Artikel 28 De overheid moet ervoor zorgen dat er een "orde" is die al deze rechten
beschermt.
Artikel 29 Je hebt ook plichten tegenover de mensen om je heen, zodat ook hun
mensenrechten
kunnen worden beschermd. De wetten in je land mogen niet ingaan tegen deze
mensenrechten.
Artikel 30 Geen enkel land en geen enkel mens mag proberen om de rechten te
vernietigen die in deze Verklaring staan.
41│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Informatiekaart ‘Mozambique en suiker…’
Lees onderstaande informatiekaart over de suikerlandbouw in Mozambique. Lees daarna
de getuigenis die je gekregen hebt en duidt in het schema met de sociale en
economische rechten aan en welke rechten er geschonden worden.
Beantwoord vervolgens in groep de volgende vragen:
- Hoe komt het dat deze rechten van de personages geschonden worden?
- Wat is hiervan de belangrijkste oorzaak?
- Wat moet er veranderen?
Mozambique en suiker ...
Mozambique is één van de armste landen in de wereld. 80% van de bevolking leeft op
het platteland, waar landbouw de belangrijkste bron van werkgelegenheid is.
Suiker is het belangrijkste exportproduct. De kosten om suiker te maken zijn
minder dan EUR 286 per ton, ongeveer de laagste in de wereld.
De suikerlandbouw is de grootste werkgever in Mozambique, ongeveer 23 000
arbeiders (in 2001) werken op suikerplantages of in suikermolens.
Maar als Mozambique meer suiker zou kunnen verkopen op de wereldmarkt,
zouden er veel meer mensen kunnen werken in de suikerlandbouw.
Doordat Europa de eigen suikeroverschotten in Afrika verkoopt aan heel lage prijzen,
kunnen de suikerlandbouwers van Mozambique zelf minder verkopen. Ondanks het feit
dat het maken van suiker binnen de EU het duurste is in de hele wereld, is Europa toch
de tweede grootste suikerexporteur. Dit komt omdat Europese landen hun suiker buiten
Europa veel goedkoper verkopen, omdat de Europese staat hen subsidies geeft om het
verlies te compenseren.
Mozambique kan niet meer concurreren met de goedkope gesubsidieerde suiker uit
Europa. In 2001 voerde Europa bijvoorbeeld 770 000 ton witte suiker uit naar Algerije
en 150 000 ton naar Nigeria, 2 belangrijke exportlanden voor Mozambique ...
Bron: Stop the Dumping (Oxfam)
42│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Getuigenissen
Getuigenis van Maria Gulela
Suikerriet oogsten is fysiek heel zwaar en de werkdagen zijn lang. Soms moeten we 12
uur aan één stuk werken onder slechte omstandigheden. We werken zonder stoppen
zowel in de brandende zon als in de gietende regen. We hebben ook veel problemen
met malaria door de muggen. We hebben aan de bazen gevraagd of ze de muggen
willen bestrijden met insecticiden maar ze vonden dat te duur en zeiden dat de
arbeiders dat maar zelf moeten betalen. Maar als we dat moeten betalen, blijft er haast
niets meer over van ons loon.
(Maria Gulela, arbeidster op de suikerplantage Maragra, Mozambique)
Getuigenis van Chico Chivone
Er is wel voedsel maar het is heel duur. Het geld dat ik verdien op de suikerplantage is
niet voldoende om het te kopen. Als ik meer zou verdienen, zou ik een goed huis
kunnen kopen voor mijn familie. Mijn ouders zijn gestorven en ik moet nu als oudste in
de familie zorgen voor tien broers en zussen. Als ik aan de bazen vraag waarom mijn
loon zo laag is, zeggen ze dat het slecht gaat met de suikermarkt in Afrika. Ze zeggen
dat niemand onze suiker wil kopen.
(Chico Chivone, Arbeider op de suikerplantage Maragra, Mozambique)
Getuigenis van Joao Bila
Ik werk soms zo’n 9 uur aan een stuk, zonder pauze en verdien dan maar 37 400
Metical (ongeveer 1,5 euro) per dag. Ons loon is wel iets meer dan het wettelijke
minimum in Mozambique maar je kan er ook maar 6 maanden per jaar, tijdens het
oogstseizoen, werken. Ik ben zeker heel blij dat ik deze job heb want veel jobs buiten
de suikerlandbouw zijn er niet. Toch is het loon amper genoeg om van te leven.
(Joao Bila, Arbeider suikerrietplantage Maragra, Mozambique)
Getuigenis van Joao Bila
Ik heb vier kinderen en er is niet genoeg geld voor kleding en medicijnen. Ook kan ik
mijn kinderen maar enkele maanden per jaar naar school sturen. Bovendien lopen wij,
de arbeiders op de suikerrietplantages, grote kans om malaria te krijgen omdat er
zoveel muggen zijn.
Mijn grote droom is een fulltime job, onder goede werkomstandigheden en een loon
waar we een behoorlijk leven van kunnen leiden.
(Joao Bila, Arbeider suikerrietplantage Maragra, Mozambique)
Wij, de arbeiders van Manhica, willen betere arbeidsomstandigheden. Ook willen we dat
er meer jobs komen in de suikerindustrie zodat onze familie of buren er ook werk
kunnen krijgen. Daardoor zouden de inkomens kunnen stijgen, de criminaliteit dalen,
meer kinderen zouden naar school kunnen gaan, en de zieken zouden verzorgd kunnen
worden ...
(Maria Gulela, arbeidster op de suikerplantage Maragra, Mozambique)
43│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Getuigenissen met geschonden sociale en economische rechten
Getuigenis van Maria Gulela
Suikerriet oogsten is fysiek heel zwaar en de werkdagen zijn lang. Soms moeten we 12
uur aan één stuk werken onder slechte omstandigheden. We werken zonder stoppen
zowel in de brandende zon als in de gietende regen. We hebben ook veel problemen
met malaria door de muggen. We hebben aan de bazen gevraagd of ze de muggen
willen bestrijden met insecticiden maar ze vonden dat te duur en zeiden dat de
arbeiders dat maar zelf moeten betalen. Maar als we dat moeten betalen, blijft er haast
niets meer over van ons loon.
(Maria Gulela, arbeidster op de suikerplantage Maragra, Mozambique)
Veilige arbeidsomstandigheden
Recht op rustpauzen
Voorkoming, behandeling en bestrijding van ziekten
Getuigenis van Chico Chivone
Er is wel voedsel maar het is heel duur. Het geld dat ik verdien op de suikerplantage is
niet voldoende om het te kopen. Als ik meer zou verdienen, zou ik een goed huis
kunnen kopen voor mijn familie. Mijn ouders zijn gestorven en ik moet nu als oudste in
de familie zorgen voor tien broers en zussen. Als ik aan de bazen vraag waarom mijn
loon zo laag is, zeggen ze dat het slecht gaat met de suikermarkt in Afrika. Ze zeggen
dat niemand onze suiker wil kopen.
(Chico Chivone, Arbeider op de suikerplantage Maragra, Mozambique)
Recht op voedsel
Recht op onderdak
Recht op voldoende loon
Getuigenis van Joao Bila
Ik werk soms zo’n 9 uur aan een stuk, zonder pauze en verdien dan maar 37 400
Metical (ongeveer 1,5 euro) per dag. Ons loon is wel iets meer dan het wettelijke
minimum in Mozambique maar je kan er ook maar 6 maanden per jaar, tijdens het
oogstseizoen, werken. Ik ben zeker heel blij dat ik deze job heb want veel jobs buiten
de suikerlandbouw zijn er niet. Toch is het loon amper genoeg om van te leven.
(Joao Bila, Arbeider suikerrietplantage Maragra, Mozambique)
Recht op rustpauze
Recht op behoorlijk loon
Recht op behoorlijke levensstandaard
Getuigenis van Joao Bila
Ik heb vier kinderen en er is niet genoeg geld voor kleding en medicijnen. Ook kan ik
mijn kinderen maar enkele maanden per jaar naar school sturen. Bovendien lopen wij,
de arbeiders op de suikerrietplantages, grote kans om malaria te krijgen omdat er
zoveel muggen zijn.
Mijn grote droom is een fulltime job, onder goede werkomstandigheden en een loon
waar we een behoorlijk leven van kunnen leiden.
(Joao Bila, Arbeider suikerrietplantage Maragra, Mozambique)
Recht op kleding
Recht op medische verzorging
Recht op onderwijs
Recht op bescherming tegen ziekten
Recht op behoorlijke arbeidsomstandigheden
Behoorlijk loon
44│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Wij, de arbeiders van Manhica, willen betere arbeidsomstandigheden. Ook willen we dat
er meer jobs komen in de suikerindustrie zodat onze familie of buren er ook werk
kunnen krijgen. Daardoor zouden de inkomens kunnen stijgen, de criminaliteit dalen,
meer kinderen zouden naar school kunnen gaan, en de zieken zouden verzorgd kunnen
worden ...
(Maria Gulela, arbeidster op de suikerplantage Maragra, Mozambique)
Recht
Recht
Recht
Recht
op
op
op
op
goede arbeidsomstandigheden
werk
onderwijs
gezondheidszorg
45│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Informatiekaart Nike
Lees onderstaande informatiekaart over Nike. Lees daarna de getuigenis die je gekregen
hebt en duidt in het schema met de sociale en economische rechten aan en welke
rechten er geschonden worden.
Beantwoord vervolgens in groep de volgende vragen:
- Hoe komt het dat deze rechten van de personages geschonden worden?
- Wat is hiervan de belangrijkste oorzaak?
- Wat moet er veranderen?
Het verhaal van Nike
Vanaf de jaren ’80 werd Nike het grootste sportmerk ter wereld. Nike betaalde enorme
bedragen aan wereldberoemde sportmensen voor promotie. Toch bleef de concurrentie
met Reebok (en andere sportmerken) aanhouden. Het was dus belangrijk om op de
productiekosten te besparen, om zo meer geld te kunnen uitgeven aan reclame. Dit is
de reden waarom Nike haar producten liet maken in fabrieken in landen waar de lonen
laag liggen, vooral in Azië.
Nike zoekt voortdurend naar landen waar de productiekosten het laagst liggen, waar de
minimumlonen met andere woorden het laagst liggen en waar de arbeiders zo weinig
mogelijk rechten hebben. Eerst gebeurde de massaproductie van Nikesportschoenen
(en van andere sportmerken) vooral bij onderaannemingen in Zuid-Korea, Taiwan,
Filippijnen en Maleisië. Wanneer arbeiders in deze landen meer rechten kregen, sloten
vooral de fabrieken in Zuid-Korea hun deuren en hun eigenaars trokken naar China,
Indonesië en Thailand om daar nieuwe fabrieken te bouwen. In deze landen mochten
arbeiders zich namelijk niet organiseren om meer rechten te eisen.
Rond 1995 begonnen vooral de Indonesische arbeiders onrustig te worden, protesten
voor een hoger loon en betere werkomstandigheden volgden al snel. De toen grote
sporthelden Michael Jordan en Andre Agassi moesten jaarlijks betaald worden voor het
dragen van Nike sportschoenen (respectievelijk 20 miljoen en 10 miljoen Dollar per
jaar). Bovendien gaf Nike jaarlijks in totaal 300 miljoen dollar aan reclame uit.
Het werd voor Nike weer tijd om landen met nog lagere lonen op te zoeken. Vietnam
werd één van de nieuwe productielanden. De fabrieken die geopend werden in Vietnam
bleven nog steeds in handen van Zuid-Koreaanse en Taiwanese onderaannemers.
Tegenwoordig laat Nike haar producten vooral in China, Vietnam, Thailand en Indonesië
produceren maar ook nog in Zuid-Korea en Taiwan (vooral voor het moeilijkere werk)
en in Cambodja, Bangladesh, Pakistan, Mexico, El Salvador, Dominicaanse Republiek...
In Azië zijn er tegenwoordig zo’n 50 onderaannemingen of fabrieken die sportschoenen
produceren in opdracht van Nike en zo’n 300 kledingfabrieken.
Nike is Amerikaans en laat haar producten (vooral) in Azië produceren maar verkoopt
natuurlijk ook massaal in Europa. Het hoofdkwartier van Nike Europa bevindt zich sinds
1999 in Nederland en de plaats van waaruit alle Nike producten over heel Europa
verspreid worden is in ons land, in Laakdal.
Ook in Australië en Nieuw-Zeeland is er een Nikekantoor, net als in verschillende
Aziatische landen. De zogenaamde Niketowns schieten als paddestoelen uit de grond:
dit zijn gigantische winkels (van enkele verdiepingen hoog) waar Nikeproducten
verkocht worden. In Europa kan je zo’n Nike Town vinden in Berlijn en Londen,
daarbuiten kan je in een tiental Amerikaanse grootsteden terecht voor zo’n Nike Town
maar ook in vb. Melbourne in Australië en in Honolulu... Zo zie je maar: Nike vind je
overal!!
46│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Getuigenissen
getuigenis van Sadisah
Ik ben Sadisah en ik werk in een fabriek in Jakarta in Indonesië waar schoenen
gemaakt worden voor Nike. In de fabriek werken 13 000 mensen waarvan 85 % jonge
vrouwen.
Ik moet soms 18 uur per dag werken en verdien maar 56 EUR per maand. Dit is het
minimumloon dat vastgelegd werd door de overheid. Het minimumloon is wel
aanzienlijk verhoogd ten opzichte van vorig jaar maar de prijzen van de levensmiddelen
zijn ook gigantisch gestegen. Rijst is bijvoorbeeld dubbel zo duur als vorig jaar.
Ik woon samen met mijn 3 kinderen in een klein huisje in een voorstad van Jakarta. We
hebben er twee kleine kamertjes voor ons alleen, de waskamer en de keuken moeten
we delen met 4 andere gezinnen. Er is geen elektriciteit, noch stromend water... De
vrouwen die bij ons wonen, werken ook in de Nikefabriek.
getuigenis van Laura
Hi, ik ben Laura Powell en ik ben 17 jaar. Enkele jaren geleden ben ik met mijn ouders
en mijn oudere broer in Indonesië op vakantie geweest. Daar heb ik een meisje leren
kennen, Utami. Ze was 17 jaar. We hebben elkaar leren kennen op een bus in Jakarta.
Ik vroeg haar of ze nog naar school ging. Ze vertelde me dat ze maar tot haar 12de
naar school kon gaan en dat ze toen in een schoenenfabriek is gaan werken waar ze
vooral schoenen maakten voor Nike. De omstandigheden waarin ze moest werken,
waren vreselijk en het loon stelde amper iets voor. Vanaf dat moment moest ik telkens
aan Utami en al die duizenden andere vrouwen denken wanneer ik mijn Nikeschoenen
aandeed.
getuigenis van Nguyen
Mijn naam is Nguyen Thi Lap. Ik werk voor de firma Sam Yang en ben arbeider met het
nummer 11204. Sam Yang is een schoenenfabriek in Ho Chi Minh City, Vietnam. Wij
maken vooral Nikeschoenen.
Ik werk in de fabriek sinds oktober 1995. In maart 1996 kreeg ik promotie. Ik werd
verantwoordelijke van naaiafdeling 15. Vanaf dat moment heb ik zeer veel voor het
bedrijf gedaan. Ik werkte zelfs speciale programma’s uit om de arbeiders aan te sporen
sneller te werken. Hiervoor kreeg ik een geldbonus. Enkele jaren geleden ging ik op
een dag ziek naar het werk. Het was een zondag, normaal gezien onze enige rustdag.
Maar die dag moest ik overuren doen, zoals op de meeste zondagen. Ik had een
vreselijke pijn in mijn hoofd. Toen ik even mijn hand op mijn hoofd legde, in een poging
de pijn te verzachten, sloeg mijn baas me. Ik ging naar de verpleegster omdat ik door
de slag mijn arm amper kon bewegen. Ze zei dat mijn arm gekneusd was en dat ik
maar beter naar huis kon gaan om te rusten. De volgende dag kreeg ik te horen dat ik
ontslagen was als afdelingsverantwoordelijke en dat ik gewoon terug moest werken als
arbeidster. Ik ging terug aan de naaimachines zitten, maar werd daar al snel
weggehaald. Ik mocht vanaf dat moment alleen nog maar de vuile en de zware werkjes
opknappen. Mijn loon is nu ook nog maar de helft van dat als
afdelingsverantwoordelijke. Ik kan er amper van leven...
47│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
getuigenis van Chung
Ik ben Chung Tsai, Manager van de fabriek Yu Yuan in Dongguan City (China), één van
de 1350 dochterbedrijven van de Pou Chen-groep. Sinds 1985 laat ik in opdracht van
Nike producten maken, toen nog in Taiwan. Ik richtte toen een fabriek op om schoenen
voor Nike te kunnen maken. We probeerden de lonen zo laag mogelijk te houden, zodat
Nike zeker bestellingen zou plaatsen. Want hoe lager de loonkosten, hoe minder Nike
ons moet betalen... Toen de overheid de minimumlonen verhoogde en we dus verplicht
waren onze arbeiders meer te betalen, zocht Nike naar fabrieken in landen waar de
lonen lager lagen. Toen kregen we het idee om zelf fabrieken te bouwen in andere
landen, vooral China was ideaal om uit te wijken. Mede dankzij ons, produceren ze in
China ongeveer de helft van alle sportschoenen in de wereld, van alle mogelijke
merken.
Toch merken we dat onze arbeiders in China meer en meer onrustig worden omdat ze
de lonen te laag vinden. Aangezien Nike niet meer wil betalen voor de productie
kunnen wij onze arbeiders ook geen opslag geven. Bovendien is Nike ertegen dat de
Chinese overheid de wetgeving die vakverenigingen verbiedt, misschien zal afschaffen.
Want, vakbonden betekenen vaak loonsverhoging en vermindering van de
arbeidsduur... We zijn aan het overwegen om de Yu Yuan fabriek naar Vietnam te
verplaatsen, omdat de lonen daar lager liggen en er nog niet zo veel geprotesteerd
wordt.
getuigenis van Ida
Mijn naam is Ida en ik werkte 9 jaar in de PT Doson fabriek in Indonesië. Wij maakten
sportschoenen voor Nike. Na die 9 jaar dienst verdiende ik nog steeds maar 70 EUR per
maand. Dit is niet voldoende om van te leven. Ik heb een man en 2 kinderen. We
hebben zo’n 250 EUR per maand nodig om van te leven. Als we allebei heel veel
overuren werkten, kwamen we net rond.
Omdat we ons geen kinderopvang konden veroorloven, stuurden we onze kinderen
naar mijn ouders die op 36 uren reisafstand van ons wonen. Ik zag mijn kinderen maar
één keer per jaar, gedurende 4 dagen. Meer verlofdagen kon ik niet krijgen.
In september 2002 werden de 7000 arbeiders uit PT Doson ontslagen omdat Nike geen
bestellingen meer plaatste en de fabriek gesloten moest worden. PT Doson weigerde de
wettelijke ontslagpremies volledig uit te betalen. Veel van deze 7000 arbeiders hebben
een gezin dat ze nu niet meer kunnen onderhouden, terwijl Nike meer dan 10 jaar
geprofiteerd heeft van hun noeste arbeid. Nike vindt dat de uitbetaling van de
ontslagpremies volledig de verantwoordelijkheid is van PT Doson. Nike heeft
ondertussen beloofd om te helpen, maar hetgeen aangeboden werd, stelt niets voor
tegenover dat waar de arbeiders wettelijk recht op hebben. Sommige ontslagen
arbeiders zijn nu wel een rechtszaak aan het voeren tegen PT Doson, op eigen kosten
natuurlijk. Zo’n rechtszaak kan echter jaren duren en daar heeft niemand het geld voor.
48│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
49│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Getuigenissen met geschonden sociale en economische rechten
getuigenis van Sadisah
Ik ben Sadisah en ik werk in een fabriek in Jakarta in Indonesië waar schoenen
gemaakt worden voor Nike. In de fabriek werken 13 000 mensen waarvan 85 % jonge
vrouwen.
Ik moet soms 18 uur per dag werken en verdien maar 56 EUR per maand. Dit is het
minimumloon dat vastgelegd werd door de overheid. Het minimumloon is wel
aanzienlijk verhoogd ten opzichte van vorig jaar maar de prijzen van de levensmiddelen
zijn ook gigantisch gestegen. Rijst is bijvoorbeeld dubbel zo duur als vorig jaar.
Ik woon samen met mijn 3 kinderen in een klein huisje in een voorstad van Jakarta. We
hebben er twee kleine kamertjes voor ons alleen, de waskamer en de keuken moeten
we delen met 4 andere gezinnen. Er is geen elektriciteit, noch stromend water... De
vrouwen die bij ons wonen, werken ook in de Nikefabriek.
Recht
Recht
Recht
Recht
op
op
op
op
een eerlijk loon
vrije tijd
voeding, kleding en huisvesting
verbetering van hygiëne
getuigenis van Laura
Hi, ik ben Laura Powell en ik ben 17 jaar. Enkele jaren geleden ben ik met mijn ouders
en mijn oudere broer in Indonesië op vakantie geweest. Daar heb ik een meisje leren
kennen, Utami. Ze was 17 jaar. We hebben elkaar leren kennen op een bus in Jakarta.
Ik vroeg haar of ze nog naar school ging. Ze vertelde me dat ze maar tot haar 12de
naar school kon gaan en dat ze toen in een schoenenfabriek is gaan werken waar ze
vooral schoenen maakten voor Nike. De omstandigheden waarin ze moest werken,
waren vreselijk en het loon stelde amper iets voor. Vanaf dat moment moest ik telkens
aan Utami en al die duizenden andere vrouwen denken wanneer ik mijn Nikeschoenen
aandeed.
Recht
Recht
Recht
Recht
op
op
op
op
onderwijs
een eerlijk loon
veilige en hygiënische arbeidsomstandigheden
bescherming van kinderen tegen economische en sociale uitbuiting
getuigenis van Nguyen
Mijn naam is Nguyen Thi Lap. Ik werk voor de firma Sam Yang en ben arbeider met het
nummer 11204. Sam Yang is een schoenenfabriek in Ho Chi Minh City, Vietnam. Wij
maken vooral Nike-schoenen.
Ik werk in de fabriek sinds oktober 1995. In maart 1996 kreeg ik promotie. Ik werd
verantwoordelijke van naaiafdeling 15. Vanaf dat moment heb ik zeer veel voor het
bedrijf gedaan. Ik werkte zelfs speciale programma’s uit om de arbeiders aan te sporen
sneller te werken. Hiervoor kreeg ik een geldbonus. Enkele jaren geleden ging ik op
een dag ziek naar het werk. Het was een zondag, normaal gezien onze enige rustdag.
Maar die dag moest ik overuren doen, zoals op de meeste zondagen. Ik had een
vreselijke pijn in mijn hoofd. Toen ik even mijn hand op mijn hoofd legde, in een poging
de pijn te verzachten, sloeg mijn baas me. Ik ging naar de verpleegster omdat ik door
de slag mijn arm amper kon bewegen. Ze zei dat mijn arm gekneusd was en dat ik
maar beter naar huis kon gaan om te rusten. De volgende dag kreeg ik te horen dat ik
ontslagen was als afdelingsverantwoordelijke en dat ik gewoon terug moest werken als
arbeidster. Ik ging terug aan de naaimachines zitten, maar werd daar al snel
weggehaald. Ik mocht vanaf dat moment alleen nog maar de vuile en de zware werkjes
opknappen. Mijn loon is nu ook nog maar de helft van dat als
afdelingsverantwoordelijke. Ik kan er amper van leven...
Recht op een eerlijk loon
50│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Recht
Recht
Recht
Recht
op
op
op
op
gelijke kansen op het werk
lichamelijke en geestelijke gezondheid
geneeskundige bijstand
voorkoming, behandeling en bestrijding van ziekten
getuigenis van Chung
Ik ben Chung Tsai, Manager van de fabriek Yu Yuan in Dongguan City (China), één van
de 1350 dochterbedrijven van de Pou Chen-groep. Sinds 1985 laat ik in opdracht van
Nike producten maken, toen nog in Taiwan. Ik richtte toen een fabriek op om schoenen
voor Nike te kunnen maken. We probeerden de lonen zo laag mogelijk te houden, zodat
Nike zeker bestellingen zou plaatsen. Want hoe lager de loonkosten, hoe minder Nike
ons moet betalen... Toen de overheid de minimumlonen verhoogde en we dus verplicht
waren onze arbeiders meer te betalen, zocht Nike naar fabrieken in landen waar de
lonen lager lagen. Toen kregen we het idee om zelf fabrieken te bouwen in andere
landen, vooral China was ideaal om uit te wijken. Mede dankzij ons, produceren ze in
China ongeveer de helft van alle sportschoenen in de wereld, van alle mogelijke
merken.
Toch merken we dat onze arbeiders in China meer en meer onrustig worden omdat ze
de lonen te laag vinden. Aangezien Nike niet meer wil betalen voor de productie
kunnen wij onze arbeiders ook geen opslag geven. Bovendien is Nike ertegen dat de
Chinese overheid de wetgeving die vakverenigingen verbiedt, misschien zal afschaffen.
Want, vakbonden betekenen vaak loonsverhoging en vermindering van de
arbeidsduur... We zijn aan het overwegen om de Yu Yuan fabriek naar Vietnam te
verplaatsen, omdat de lonen daar lager liggen en er nog niet zo veel geprotesteerd
wordt.
Recht op een eerlijk loon
Recht op vakverenigingen
Recht op stakingen
getuigenis van Ida
Mijn naam is Ida en ik werkte 9 jaar in de PT Doson fabriek in Indonesië. Wij maakten
sportschoenen voor Nike. Na die 9 jaar dienst verdiende ik nog steeds maar 70 EUR per
maand. Dit is niet voldoende om van te leven. Ik heb een man en 2 kinderen. We
hebben zo’n 250 EUR per maand nodig om van te leven. Als we allebei heel veel
overuren werkten, kwamen we net rond.
Omdat we ons geen kinderopvang konden veroorloven, stuurden we onze kinderen
naar mijn ouders die op 36 uren reisafstand van ons wonen. Ik zag mijn kinderen maar
één keer per jaar, gedurende 4 dagen. Meer verlofdagen kon ik niet krijgen.
In september 2002 werden de 7000 arbeiders uit PT Doson ontslagen omdat Nike geen
bestellingen meer plaatste en de fabriek gesloten moest worden. PT Doson weigerde de
wettelijke ontslagpremies volledig uit te betalen. Veel van deze 7000 arbeiders hebben
een gezin dat ze nu niet meer kunnen onderhouden, terwijl Nike meer dan 10 jaar
geprofiteerd heeft van hun noeste arbeid. Nike vindt dat de uitbetaling van de
ontslagpremies volledig de verantwoordelijkheid is van PT Doson. Nike heeft
ondertussen beloofd om te helpen, maar hetgeen aangeboden werd, stelt niets voor
tegenover dat waar de arbeiders wettelijk recht op hebben. Sommige ontslagen
arbeiders zijn nu wel een rechtszaak aan het voeren tegen PT Doson, op eigen kosten
natuurlijk. Zo’n rechtszaak kan echter jaren duren en daar heeft niemand het geld voor.
Recht
Recht
Recht
Recht
Recht
op
op
op
op
op
een eerlijk loon
bescherming van het gezin
voeding, kleding en huisvesting
vakantie met behoud van loon
vrije tijd
51│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
52│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Schema economische en sociale rechten
Recht op
gelijke kansen
op het werk
Recht op werk
Recht op een
eerlijk loon
Recht op
vakantie met
behoud van
loon
Recht op vrije
tijd
Recht op
Vakverenigingen
Recht om te
staken
Recht op
Bescher-ming
van het gezin
Recht op
bescherming
voor moeders
Recht op
voeding,
kleding en
huisvesting
Recht op
sociale
zekerheid
Recht op
eerlijke
verdeling van
het voedsel in
de wereld
Recht op
lichamelijke
en
geestelijke
gezondheid
Recht op
verbetering van
hygiëne
Recht op
geneeskundige
bijstand
Recht op
gratis
(en verplicht)
primair
onderwijs
Recht op
verschillende
vormen van
secundair
onderwijs
Recht op vrije
keuze van
school
Recht op
studiebeurzen
Recht op veilige
en hygiënische
arbeidsomstandigheden
Recht op
bescherming van
kinderen tegen
economische en
sociale uitbuiting
Recht op
bescherming van
kinderen tegen
economische en
sociale uitbuiting
Recht op
vermindering
van het aantal
dood-geborenen
en van
kindersterfte
Recht op
voorkoming,
behandeling en
bestrijding van
ziekten
Recht op goede
materiële
omstandigheden
en goede
leerkrachten
53│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
THEMA
DE STANDEN TIJDENS DE FRANSE REVOLUTIE
Sluit aan bij
Mensenrechen
of
kinderrechten
Doel
De Franse revolutie
Eenieder heeft het recht om vrij te zijn van discriminatie en op
gelijkheid
niveau
Type
De leerlingen begrijpen dat voor en tijdens de Franse revolutie niet
iedereen tot dezelfde stand behoorde en dat niet iedereen hetzelfde
verdiende.
4de jaar
Rollenspel
Duur
Materiaal
50 min.
- Fragment ‘De drie standen in Frankrijk
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20070618_franserevolutie01 11
- Computer met internetverbinding + beamer
- Situatie voor het rollenspel
- Werkblad
- Bord
Doelstellingen
De leerlingen kunnen:
- de verschillende standen tijdens de Franse Revolutie benoemen
- de verschillen tussen de verschillende standen verwoorden.
- uit het rollenspel afleiden welke mensenrechten geschonden worden.
- het belang van de gelijkheid tussen mensen verwoorden.
Kennis en inzicht
- De leerlingen moeten per ontwikkelingsfase van de westerse
samenleving een samenhangend beeld kunnen formuleren. Daarbij
moeten ze aandacht hebben voor verbanden tussen en
wisselwerkingen binnen maatschappelijke domeinen.
- Daarnaast moeten de leerlingen mogelijke verklaringen voor een
fundamenteel maatschappelijke probleemstelling voor elk van de
ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader kunnen
formuleren
- Ook moeten ze uit de bestudeerde samenlevingen enkele elementen
kunnen toelichten die in latere samenlevingen of vandaag invloed
uitoefenen
Vakgebonden
eindtermen
Vaardigheden
De leerlingen moeten met samenhangende argumenten hun eigen
standpunt tegenover een historisch of actueel maatschappelijk
probleem kunnen verdedigen.
Attitudes
De leerlingen moeten bereid zijn om waarden en normen uit het
heden, het verleden en uit andere culturen vanuit de historische en
actuele context te benaderen.
11
SCHOOLTV, de drie standen in Frankrijk, internet, 10-06- 2010, (http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20070618_franserevolutie01)
54│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
VOETEN
De gemeenschappelijke stam
Communicatief vermogen
1. brengen belangrijke elementen van communicatief handelen in
praktijk.
Empathie
5. houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van
anderen.
Exploreren
8. benutten leerkansen in diverse situaties.
Flexibiliteit
9. zijn bereid zich aan te passen aan wisselende eisen en
omstandigheden.
Respect
18. gedragen zich respectvol.
Verantwoordelijkheid
20. nemen verantwoordelijkheid op voor het eigen handelen, in
relaties met anderen en in de samenleving.
Context 2
Mentale gezondheid
2. gaan gepast om met vreugde, verdriet, angst, boosheid, verlies en
rouw.
Context 3
Sociorelationele ontwikkeling
2. erkennen het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van
gelijkwaardigheid, afspraken en regels
in relaties.
5. handelen discreet in situaties die dat vereisen.
6. doorprikken vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding
en machtsmisbruik.
9. zoeken naar constructieve oplossingen voor conflicten.
Context 5
Politiek-juridische samenleving
3. tonen het belang en dynamisch karakter aan van mensen- en
kinderrechten.
4. zetten zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van
anderen.
Context 6
Socio-economische samenleving
8. geven kenmerken, mogelijke oorzaken en gevolgen van armoede
aan.
Instructies
1. Starterfase/ gespreksfase
Leid de les over de standenmaatschappij in Frankrijk in de Nieuwe Tijd in.
1. Deel het werkblad uit en overloop de opdrachten klassikaal.
Geef leerlingen de opdracht tijdens het bekijken van het filmpje over de verschillende
standen in Frankrijk de eerste drie vragen te beantwoorden.
2. Toon het filmpje. Stel enkele algemene inhoudsvragen:
- Wanneer speelt het filmpje zich af?
- Wie was er toen koning van Frankrijk?
- Wat waren de drie standen in Frankrijk?
55│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
- Wie behoorde tot de eerste stand? Wie tot de tweede? Wie tot de derde?
- Wat moest de derde stand allemaal doen?
- Wat moest de tweede stand allemaal doen?
- Waarom was de derde stand niet tevreden?
Vul het werkblad aan
2. Verwerkingsfase
1. Verdeel de verschillende rollen onder de leerlingen. De leerlingen behoren ofwel tot de
clerus, adel of derde stand. Zorg dat maar een beperkt aantal tot de clerus of de adel
hoort. Zorg dat de meeste leerlingen tot de derde stand horen. Zorg bij de derde stand
dat je een onderscheid maakt tussen de boeren en de burgerij.
2. Deel daarna de situatie uit aan de leerlingen die ze moeten naspelen. Geef ze 10
minuten om deze situatie te lezen. Controleer daarna of de leerlingen alles begrepen
hebben van de situatie. Laat de leerlingen na het lezen van de situatie de rest van de
vragen invullen op het werkblad.
3. Laat leerlingen plaatsnemen in de U-vorm van banken en stoelen. Degene die tot de
adel behoren zitten samen, degene die tot de clerus behoren zitten samen en degene die
tot de derde stand behoren zitten samen. Laat dan de adel, clerus en derde stand hun
eisen één voor één op tafel leggen.
4. Wanneer de verschillende standen hun eisen op tafel hebben gelegd, laat ze dan
proberen tot een akkoord te komen.
5. Wanneer de leerlingen tot een akkoord zijn gekomen, vraag je wat hun akkoord is.
Vraag ook waarom ze tot dit akkoord zijn gekomen.
6. Wanneer dit gedaan is, laat de leerlingen dan uit hun rol stappen en begin met de
nabespreking.
2. Nabespreking van het rollenspel
De leerkracht stelt verschillende vragen over het rollenspel.
- Was het rollenspel moeilijk? Waarom wel/niet?
- Welke verschillende standen waren er in dit rollenspel? Hoeveel standen waren er in
de Franse samenleving?
- Welke stand is het grootst?
- Wie behoorde er tot de eerste stand? Wie behoorde er tot de tweede stand? behoorde
er tot de derde stand?
- Was het gemakkelijk om tot een akkoord te komen tussen de verschillende standen?
Waarom wel/niet?
- Vinden jullie het belangrijk dat er gelijkheid tussen de verschillende standen is?
Waarom wel/ niet?
- Zijn er nu nog altijd verschillende standen? Is iedereen nu gelijk voor de wet? Zo nee,
wat is dan niet gelijk?
- Welke mensenrechten worden er geschonden als er geen gelijkheid is tussen de
verschillende standen?
(zie informatiefiche)
56│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Informatiefiche: de standen tijdens de Franse Revolutie
Historische informatie
De
standenmaatschappij
in
Frankrijk
bestond
uit
drie
standen.
Deze
standenmaatschappij bestond al vanaf de middeleeuwen.
Je had de eerste stand die bestond uit de clerus. Ongeveer 140 000 van de 25 miljoen
Fransen behoorden tot de clerus. De clerus mocht zelfs bijkomende belastingen innen bij
de Franse bevolking. De leden van de eerste stand behoorden tot de minderheid van de
bevolking. Zij waren de enigen die konden lezen en schrijven en daarom hielpen ze de
koning in het bestuur.
De tweede stand bestond uit de adel. Deze bestond uit ongeveer 400 000 Fransen. Aan
het hoofd van de adel stond de koning, die in mateloze luxe met zijn familie in het paleis
van Versailles verbleef. 15 000 personen stonden in dienst van de koning, koningin,
prinsen en prinsessen. De adel en hoge clerus hadden vele voorrechten. De adel bezette
alle politieke en rechterlijke functies, leidde het leger en de vloot en 2/3 van Frankrijk
was in haar bezit. Ze moesten ook geen belastingen betalen. 12 De edelen moesten de
vorst wel dienen in tijden van oorlogen. De leden van de adel konden meestal ook lezen
en schrijven, maar waren doorgaans niet heel geïnteresseerd in verdere scholing.
De derde stand tenslotte bestond uit 24,5 miljoen Fransen. De leden van deze stand
waren zowel geneesheren, juristen en ambtenaren als boeren, ambachtslui, handelaars
en enige manufactuurarbeiders. De Franse boeren waren horigen en hadden zware
financiële en materiële verplichtingen, zoals de tienden en de karwijen tegenover de adel
en clerus. Vooral in tijden van misoogst en oorlog of epidemie heerste er vaak
hongersnood. De derde stand had geen rechten, maar enkel plichten.
Door de economische veranderingen in de 18 de eeuw en vooral door de toename van
wereldhandel was er bovendien een burgerij ontstaan van handelaars, vrije beroepen en
middenstanders. Zij waren soms zeer kapitaalkrachtig, goed opgeleid en beïnvloed door
de ideeën van de Verlichting, maar behoorden tot de derde stand en waren uitgesloten
van de politieke macht. Ze leden ook onder de mercantilistische handelsbeperkingen en
de cesuur in drukpers en meningsuiting. Oorspronkelijk konden de rijksten onder hen dit
omzeilen door adellijke titels op te kopen, maar onder druk van de edellieden, verhoogde
de koning zijn prijs. De ontevredenheid groeide. 13
De situatie nu bij ons
In de nieuwe tijd had niet iedereen stemrecht, nu heeft iedereen, mannen zowel als
vrouwen opkomstplicht. We moeten naar het kiesbureau gaan, maar we kunnen wel
blanco of ongeldig stemmen. Vreemdelingen mogen alleen stemmen bij de
gemeenteraadsverkiezingen als ze hier al vijf jaar legaal wonen.
Onze rechten en plichten staan opgeschreven in de grondwet.
12
ALAERTS, L., cursustekst de nieuwste tijd, KHL, Leuven, 2009
GRANDI OPERE (red.), wereldgeschiedenis 8, Van de moderne wereld tot het absolutisme en de verlichting,
UTET Spa, 2007, p. 181
13
57│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Situatie14
Jullie leven in de Franse samenleving in 1789. Degenen die tot de adel behoren hebben
veel privileges. Jullie bezetten alle politieke en rechterlijke functies, leiden het leger en
de vloot en 2/3 van Frankrijk is in jullie bezit. Jullie hoeven ook geen belastingen te
betalen.
Degene die tot de clerus behoren, hoeven ook geen belastingen te betalen. Jullie hebben
zelf het recht om bij de Franse bevolking belastingen te innen.
De derde stand: jullie zijn horigen. Jullie hebben zware financiële en materiële
verplichtingen, zoals de tienden en karwijen (vorm van belastingen) voor de adel en de
clerus. Na een slechte oogst houden jullie nauwelijks of voldoende over om te overleven.
De stedelijke werklieden leven ook in ongezonde en onveilige omstandigheden.
Degenen die tot de burgerij behoren: jullie zijn zeer kapitaalkrachtig, goed opgeleid en
beïnvloed door de ideeën van de Verlichting. Jullie behoren echter tot de derde stand en
jullie hebben geen politieke macht. Oorspronkelijk konden de rijksten onder jullie wel
adellijke titels opkopen, maar onder druk van de edellieden verhoogde de koning zijn
prijs..
Het is duidelijk dat niet iedereen gelijk is. Hierdoor gaat de ontevredenheid groeien.
Jullie, al de standen, gaan verschillende dingen eisen:
14
-
eisen over de stemming: de adel en clerus eisten een stemming per stand (op
deze manier zou het twee tegen één zijn). De derde stand wilde een hoofdelijke
stemming ( dit zou de verhouding op 291- 270- 578 brengen) De derde stand wil
deel uitmaken van de vergadering.
 Probeer in deze fase tot een akkoord te komen over de manier van stemmen.
-
Als tweede eiste de Derde stand dat iedereen belastingen zou betalen, want zoals
jullie al hiervoor hebben gelezen, moest enkel de Derde Stand belastingen
betalen. Probeer hier tot een akkoord te komen.
-
Als derde wil de Derde stand dat er grondwet komt. Hiervoor is er een
grondwettelijk vergadering georganiseerd. In deze vergadering willen jullie tot
een besluit komen over wie mag stemmen, welk bestuursapparaat er moet
komen, ...  probeer hier tot een grondwet te komen.
ALAERTS, L., cursustekst de nieuwste tijd, KHL, Leuven, 2009
58│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Werkblad: de verschillende standen tijdens de Franse Revolutie
1. Schrijf hier de verschillende standen op en zeg wie ertoe behoort. Vul dit in tijdens het
filmpje.
Stand
Wie behoorde tot deze stand?
2. Over welke periode gaat dit filmpje?
..............................................................................................................................
3. Wat is het verschil in macht tussen de verschillende standen?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
Vul deze vraag in na dat je de situatie van het rollenspel hebt gelezen.
4. Hoe is de macht verdeeld in de derde stand? Waaruit besluit je dit?
..............................................................................................................................
.............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
5. Tot welke stand zou jij zeker niet willen horen? Waarom niet?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
59│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Ingevulde
Revolutie
versie
Werkblad:
de
verschillende
standen
tijdens
de
Franse
1. Schrijf hier de verschillende standen op en zeg wie ertoe behoort.
Stand
Wie behoorde tot deze stand?
Eerste stand
- De hoge clerus
- De lagere clerus
Tweede stand
- De hofadel en de ambtsadel in Parijs en
provincies
- De lagere adel
Derde stand
- De hogere burgerij
- De ambtelijke burgerij
- Handelaars/ winkeleigenaars
- Boerenproletariaat
- Stedelijke proletariaat
2. Over welke periode gaat dit filmpje?
Dit speelt zich af ten tijde van de Franse Revolutie. Rond 1789.
Vul deze vraag in na dat je de situatie van het rollenspel hebt gelezen.
3. Wat is het verschil in macht tussen de verschillende standen?
De eerste en de tweede stand moeten geen directe belastingen betalen. De derde stand wel. Zo
kan je al zeggen dat de derde stand het minste macht heeft.
4. Tot welke stand zou jij zeker niet willen horen? Waarom niet?
Persoonlijk antwoord.
60│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
THEMA
Sluit aan bij
Mensenrechten
of
kinderrechten
Doel
Niveau
Type
Duur
Materiaal
Voorbereiding
Doelstellingen
Vakgebonden
eindtermen
KINDERARBEID TIJDENS DE INDUSTRIËLE REVOLUTIE
Kinderarbeid tijdens de industriële revolutie.
- Elk kind heeft recht op een eigen mening en op inspraak.
- Elk kind heeft recht op veiligheid en bescherming
- Elk kind heeft recht op onderwijs en informatie
- Elk kind heeft recht op spel en vrije tijd
- Elk kind heeft recht op bescherming tegen uitbuiting
De leerlingen kunnen de kinderarbeid van vroeger en van nu met
elkaar vergelijken. Leerlingen kunnen voor- en nadelen van
kinderarbeid tegenover elkaar zetten.
5de jaar
Beeldfragmenten, discussie
Startfase + verwerkingsfase deel 1 in de eerste les+ thuis
Verwerkingsfase deel 2+ nabespreking in de volgende les.
- fragment uit Film: ‘Daens’ Vanaf minuut 43 tot 45
- afbeeldingen van de kinderrechten
(http://www.vormen.org/educatie/illustraties.html)
- Internetsites ( zie werkbladen)
Zoek zelf eventueel nog enkele internetsites over kinderarbeid op,
zodat de leerlingen dit als hulp kunnen gebruiken.
Leerlingen kunnen:
- in eigen woorden uitleggen waarom kinderarbeid ingaat tegen
bepaalde kinderrechten.
- voor- en nadelen geven van kinderarbeid door middel van
internetsites.
- discussiëren in groep over de voor- en nadelen van kinderarbeid.
- uitleggen waarom de nadelen van kinderarbeid overheersen.
- de rechten van anderen respecteren.
Leerlingen willen:
- beseffen dat kinderarbeid nog altijd een deel uitmaakt van onze
maatschappij.
- inzien welke gevolgen kinderarbeid heeft voor de kinderen.
- respect opbrengen voor de mening van anderen.
Kennis en inzicht
- De leerlingen moeten per ontwikkelingsfase van de westerse
samenleving een samenhangend beeld kunnen formuleren. Daarbij
moeten ze aandacht hebben voor verbanden tussen en
wisselwerkingen binnen maatschappelijke domeinen.
- Daarnaast moeten de leerlingen mogelijke verklaringen voor een
fundamenteel maatschappelijke probleemstelling voor elk van de
ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader kunnen
formuleren
- Ook moeten ze uit de bestudeerde samenlevingen enkele elementen
kunnen toelichten die in latere samenlevingen of vandaag invloed
uitoefenen
Vaardigheden
De leerlingen moeten met samenhangende argumenten hun eigen
standpunt tegenover een historisch of actueel maatschappelijk
probleem kunnen verdedigen.
Attitudes
De leerlingen moeten bereid zijn om waarden en normen uit het
heden, het verleden en uit andere culturen vanuit de historische en
61│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
actuele context te benaderen.
VOET
De gemeenschappelijke stam:
Communicatief vermogen
1. brengen belangrijke elementen van communicatief handelen in
praktijk
Doorzettingsvermogen
4. blijven, ondanks moeilijkheden, een doel nastreven.
Empathie
5. houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van
anderen.
Kritisch denken
11. kunnen gegevens, handelwijzen en redeneringen ter discussie
stellen a.d.h.v. relevante criteria.
12. zijn bekwaam om alternatieven af te wegen en een bewuste keuze
te maken.
13. kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende
invalshoeken.
Respect
18. gedragen zich respectvol.
Samenwerken
19. dragen actief bij tot het realiseren van gemeenschappelijke
doelen.
Verantwoordelijkheid
20. nemen verantwoordelijkheid op voor het eigen handelen, in
relaties met anderen en in de samenleving.
Zelfredzaamheid
24. maken gebruik van de gepaste kanalen om hun vragen,
problemen, ideeën of meningen kenbaar te maken.
Zorgvuldigheid
25. stellen kwaliteitseisen aan hun eigen werk en aan dat van
anderen.
Context 5
Politiek-juridische samenleving
3. tonen het belang en dynamisch karakter aan van mensen- en
kinderrechten.
4. tonen het belang en dynamisch karakter aan van mensen- en
kinderrechten.
Instructies
1. Starter- gespreksfase
1. Inleiding fragment, situering in tijd. Toon een fragment uit Daens. Geef enkele
kijkopdrachten mee:
- Wie werkt er in de fabriek?
- In welke omstandigheden werken deze mensen?
- Welk werk moeten zij doen?
-…
Bespreek de opdrachten klassikaal. Verklaar ook waarom het juist vrouwen en kinderen
zijn die in de fabrieken werkten. (zie informatiefiche)
2. Deel de afbeeldingen met onderaan de geschreven kinderrechten op uit aan de
leerlingen. Bespreek kort welke kinderrechten worden voorgesteld en wat ze betekenen.
Leg eventueel kort de historiek van het Kinderrechtenverdrag uit (goedgekeurd in 1989
en door bijna alle landen in de wereld ondertekend).
62│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Vraag aan de leerlingen welke kinderrechten er geschonden worden in het fragment uit
Daens.
3. Vraag daarna of de leerlingen zelf werkervaringen hebben en stel volgende vragen:
- Waar en wanneer werken jullie?
- Wat doen jullie met het geld dat jullie verdienen? Wie moet dit thuis afgeven?
- Hebben jullie voor jullie 15 de verjaardag al betaalde arbeid verricht?
- Welke stappen zouden jullie ondernemen als jullie tijdens een vakantie uitgebuit
zouden worden? Wie zouden jullie daarbij inschakelen? Kennen jullie voorbeelden van
jongeren die in hun job werden uitgebuit?
- Beschouwen jullie vakantie- en weekendwerk als kinderarbeid?
- Is meehelpen thuis kinderarbeid?
- Zijn jullie trots op het feit dat jullie arbeid verrichten en zelf geld verdienen?
2. Verwerkingsfase deel 1 (Dit hoort nog bij de eerste les en opdracht voor thuis)
1. Deel de leerlingen in twee groepen: een pro- en een contra groep. De ene groep vindt
dat kinderarbeid mag en de andere groep vindt dat kinderarbeid verboden moet
worden. De leerlingen die in de groep voor kinderarbeid zitten, moeten argumenten
zoeken voor kinderarbeid. De leerlingen die in de groep tegen kinderarbeid zitten,
moeten argumenten zoeken tegen kinderarbeid.
Geef leerlingen enkele sites waarop zij meer informatie over kinderarbeid kunnen
vinden.
Geef leerlingen een blad met een duidelijke omschrijving van de opdracht en het
precieze aantal voor- en nadelen dat ze moeten vinden.
2. Verwerkingsfase deel 2 ( Dit hoort bij de tweede les)
Discussieforum
Laat leerlingen aan de hand van enkele stellingen over kinderarbeid discussiëren over
kinderarbeid. De leerlingen vertegenwoordigen in deze discussie het standpunt van de
groep waartoe zij behoren (pro of contra)
Voorbeeld van stellingen:
- Wanneer ouders het moeilijk hebben om rond te komen, moeten/mogen kinderen mee
uit werken gaan.
- Kinderen moeten hun opleiding stopzetten als ze hiermee de economische situatie
kunnen verbeteren.
- Kinderen horen niet thuis op de werkvloer, zij moeten naar school gaan.
- Sommige kinderen gaan liever uit werken dan naar school te gaan. Zij moeten die kans
krijgen.
- Soms moeten kinderen uit werken gaan om te overleven, ook al wordt hun fysieke of
mentale gezondheid daardoor geschaad.
- ...
3. Nabespreking van de discussie
Enkele mogelijke vragen:
- Welke moeilijkheden ondervonden jullie tijdens de discussie.
- Was het moeilijk was om goede argumenten te vinden.
- Was het moeilijk was om een stelling te ondersteunen waar je niet mee akkoord gaat?
- Waarom wel/niet?
- Ben je van gedachten veranderd door de argumenten van de tegenstanders?
63│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Informatiefiche: kinderarbeid tijdens de industriële revolutie
Historische achtergrond
We mogen er niet van uit gaan dat er voor de industriële revolutie geen kinderarbeid
bestond. Ook toen bestond er al kinderarbeid, maar toen was dit huisnijverheid. Die
gezinnen maakten bijvoorbeeld kleren of schoenen, maar er werden ook tapijten,
manden, matten en nog veel meer andere dingen gemaakt waarmee je geld kon
verdienen. Andere kinderen hielpen op het land mee met wieden, aardappelen rapen,
bonen plukken of zaadjes in de grond stoppen.
Met de industriële revolutie veranderen de productiemethodes.
Van handmatig
vervaardigde goederen
gaan we over naar machinaal vervaardigde goederen. De
ndustriële revolutie begon aan het einde van de 18 de eeuw in Engeland en breidde zich
begin 19de eeuw uit over de rest van Europa. De ontwikkeling van de stoommachine gaf
een enorme impuls aan de ontwikkeling van de vervaardiging van producten.
Tijdens de industriële revolutie moesten de kinderen in de fabrieken gaan werken. Dit
moesten ze doen zodat het gezin in hun levensonderhoud kon voorzien. De
omstandigheden waaronder er gewerkt moest worden, waren bijzonder slecht. De
fabrieken waren een onhygiënische en onveilige werkplek. Er gebeurden veel
ongelukken, vaak met een dodelijke afloop. De arbeidstijden waren onmogelijk lang (tot
14 uur) en de lonen waren zeer laag (vaak slechts 1/3 van een mannenloon).
Kinderarbeid was in die tijd heel normaal, maar het type arbeid, weg van de thuissituatie,
maakte de situatie wraakroepend. Deze kinderarbeid had allerlei negatieve gevolgen voor
het kind: zo kreeg het geen gepaste opleiding en de fysieke en mentale gezondheid werd
bedreigd als gevolg van de arbeidsomstandigheden en het type werk dat zij moesten
doen (in mijnschachten wagonnetjes voortduwen, machines onderhouden, levende
schoorsteenveger). Kinderarbeid leidde dan ook vaak tot ernstige gezondheidsproblemen
zoals skelet- of spiermisvorming, chemische vergiftiging, sneden en andere
lichaamsverwondingen, ademhalingsmoeilijkheden, ernstige verbrandingen...
Kinderarbeid kwam al voor vanaf zeer jonge leeftijd, soms vanaf 6, meestal vanaf 10
jaar.
In de loop der jaren kwam het besef dat kinderarbeid aan banden moest worden gelegd
en werden er maatregelen getroffen om kinderen te beschermen:
- Kinderarbeid werd voor bepaalde sectoren afgeschaft in 1889
- Er kwamen loonsverhogingen waardoor ouders het zich konden veroorloven om
hun kinderen naar school te sturen.
- De technologieën werden verbeterd waardoor kinderen minder nodig waren;
- Er kwamen wetten die leerplicht instelden en een minimumleeftijd om te mogen
werken. 15
15
(red.), Industriële revolutie, internet, 2006,
(http://www.worldexplorer.be/industriele_revolutie_socialisme.htm);
VORMEN VZW (red.), Kompas: kinderen, internet, 06-03-2010,
(http://www.vormen.org/Kompas/PDFfiles/Kinderen.pdf);
(red.), Kinderarbeid, internet, 05-06-2010, (http://www.pedagogiek.net/content/artikel.php?
contentID=1514&name1=tweede&name2=derde&name3=vierde&sectieNR=&sectie=&haalsectie=&haalsectie2=&haalsectie3=&sectienam
e=&headID1=1&rubriek=&rubriekname=&headID2=&rubriek2=&rubriek2name)
64│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Voor- en nadelen van kinderarbeid wereldwijd
De ‘voordelen’ van kinderarbeid:
- Het inkomen aangebracht door kinderen kan noodzakelijk zijn om te overleven en in
hun levensonderhoud te voorzien. Zo worden toch verschillende rechten vervuld zoals
het recht om te overleven en recht op gezondheid. Het kind als arbeidskracht is van
grote waarde als de ouders arm zijn.
- Kinderarbeid kan er voor zorgen dat kinderen zich financieel kunnen veroorloven om
naar school te gaan. Zo wordt het recht op onderwijs niet geschonden.
- Door kinderarbeid te verbieden kan er voor gezorgd worden dat de kinderarbeid in de
illegaliteit verdwijnt en men er helemaal geen vat meer op heeft. Als dit wel het geval
zou zijn dan zou het recht op bescherming geschonden worden.
- Kinderen kunnen ook zelf vragen om te mogen werken. Zo wordt het recht op
participatie niet geschonden.
- De kinderen zijn heel goedkoop, waardoor het voor de werkgevers een groot voordeel is
omdat ze deze arbeidskrachten minder moeten betalen. 16
De nadelen van kinderarbeid 17:
- De werkende kinderen zitten niet op school en zo wordt het recht op onderwijs
geschonden.
-
De werkende kinderen hebben minder tijd om te spelen en op deze manier wordt het
recht op vrije tijd geschonden.
-
Het lichaam van een kind is nog niet voldoende ontwikkeld om fysieke arbeid te
verrichten. Op deze manier wordt het recht op gezondheid geschonden.
-
De werkende kinderen worden vaak blootgesteld aan onveilige en/of
kindonvriendelijke situaties. Zo wordt het recht op fysieke en morele bescherming
geschonden.
-
Door het bijkomen van kinderen op de arbeidsmarkt gaan de lonen dalen en is het
nog belangrijker dat de kinderen blijven werken.
-
Het land kan zich niet verder ontwikkelen, want door de kinderen werken krijgen ze
geen onderwijs en krijgt het land geen meer ontwikkelde arbeiders.
-
Doordat kinderen goedkoop zijn, zich moeilijk kunnen organiseren, niet vechten voor
hun rechten en gevaarlijk werk doen, ondermijnen ze het salaris en de
werkomstandigheden van de volwassenen.
16
PLAN BELGIE (red.), Kinderarbeid, internet, 28-05-2010, (http://www.planbelgie.be/kinderarbeid/)
17
PLAN BELGIE (red.), Kinderarbeid, internet, 28-05-2010, (http://www.planbelgie.be/kinderarbeid/)
65│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Werkblad: kinderarbeid tijdens de industriële revolutie
De Industriële Revolutie begon op het einde van de 18 de eeuw in Engeland. Begin 19 de
eeuw breidde ze uit over de rest van West-Europa.
De film ‘Daens’ speelt zich af begin 19 de eeuw in Vlaanderen.
1. Vragen bij het fragment uit Daens.
- Wie werkt in de fabriek?
- Wat moeten deze mensen doen in de fabriek?
- In welke omstandigheden werken deze mensen?
- Wat gebeurt er in dit fragment?
- Welke kinderrechten worden niet gerespecteerd in dit fragment? (hiervoor krijgen jullie
allemaal een afbeelding met een kinderrecht op)
2. Kinderarbeid: ja of nee?
De klas wordt ingedeeld in 2 groepen: 1 pro en 1 contra kinderarbeid
Opdracht 1: voorbereiding discussie
Nu is het aan jullie. Los onderstaande opdrachten op afhankelijk van de groep waartoe je
behoort.
1. Wat is kinderarbeid?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
2. Argumenten waarom kinderarbeid toegelaten zou mogen worden:
- ...........................................................................................................................
..............................................................................................................................
- ...........................................................................................................................
..............................................................................................................................
- ...........................................................................................................................
..............................................................................................................................
- ...........................................................................................................................
..............................................................................................................................
3. Argumenten waarom kinderarbeid verboden zou moeten worden:
- ...........................................................................................................................
66│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
..............................................................................................................................
-............................................................................................................................
..............................................................................................................................
-............................................................................................................................
..............................................................................................................................
-............................................................................................................................
..............................................................................................................................
Enkele sites over het thema kinderarbeid:
-
http://www.vormen.org/Kompas/PDFfiles/Kinderen.pdf
-
http://www.vormen.org/Kinderarbeid/IVRKoverKinderarbeid.html
-
http://www.vormen.org/Kinderarbeid/Kundapur.html
-
http://www.vormen.org/Kompas/PDFfiles/Kinderen.pdf
-
http://nl.wikipedia.org/wiki/Kinderarbeid
-
http://www.indianet.nl/a9703.html
-
http://www.pedagogiek.net/content/artikel.php?
contentID=1514&name1=tweede&name2=derde&name3=vierde&sectieNR=&sect
ie=&haalsectie=&haalsectie2=&haalsectie3=&sectiename=&headID1=1&rubriek=
&rubriekname=&headID2=&rubriek2=&rubriek2name=
-
http://www.planbelgie.be/kinderarbeid/
Uiteraard bestaan er nog andere sites over voor- en nadelen van kinderarbeid naar
zoeken.
Opdracht 2: na de discussie
- Wat is jullie besluit na deze discussie? Wat is jouw mening over kinderarbeid? Staaf met
argumenten.
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
67│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Ingevulde versie werkblad: kinderarbeid tijdens de industriële revolutie
De industriële revolutie begon op het einde van de 18 de eeuw in Engeland. In het begin
van de 19de eeuw begon deze ook in de rest van West-Europa. De film Daens speelt zich
in deze tijd af. Deze film speelt zich af in Vlaanderen.
1. Vragen bij het fragment uit Daens.
- Wie werkt er in de fabriek?
Vrouwen en kinderen.
- Wat moeten deze mensen doen in de fabriek?
De vrouwen en kinderen moeten aan de weefgetouwen werken. De kinderen moeten
onder de weefgetouwen werken. Ze moeten de restjes van de touwen opruimen.
- Wat gebeurt er tijdens dat deze mensen in de fabriek werken?
Er sterft een kind terwijl het de restjes aan het opruimen is, want het was niet op tijd
van onder het weefgetouw weg.
- Welke kinderrechten worden niet gerespecteerd in dit fragment? ( hiervoor krijgen jullie
allemaal een afbeelding met een kinderrecht op)
- Elk kind heeft recht op een eigen mening en op inspraak.
- Elk kind heeft recht op veiligheid en bescherming
- Elk kind heeft recht op onderwijs en informatie
- Elk kind heeft recht op spel en vrije tijd
- Elk kind heeft recht op bescherming tegen uitbuiting
2. Voor of tegen kinderarbeid?
De klas wordt ingedeeld in 2 groepen: 1 pro en 1 contra kinderarbeid
Opdracht 1: voorbereiding discussie:
Nu is het aan jullie. Tegen volgende les gaan jullie op zoek naar:
-
een juiste definitie van kinderarbeid
-
Zoveel mogelijk argumenten zoeken waarom kinderarbeid mag toegelaten worden
of waarom niet, afhankelijk van de groep waartoe je behoort. Hier onder vind je
enkele sites over het thema.
-
http://www.vormen.org/Kompas/PDFfiles/Kinderen.pdf
-
http://www.vormen.org/Kinderarbeid/IVRKoverKinderarbeid.html
-
http://www.vormen.org/Kinderarbeid/Kundapur.html
-
http://www.vormen.org/Kompas/PDFfiles/Kinderen.pdf
-
http://nl.wikipedia.org/wiki/Kinderarbeid
68│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
-
http://www.indianet.nl/a9703.html
-
http://www.pedagogiek.net/content/artikel.php?
contentID=1514&name1=tweede&name2=derde&name3=vierde&sectieNR=&sect
ie=&haalsectie=&haalsectie2=&haalsectie3=&sectiename=&headID1=1&rubriek=
&rubriekname=&headID2=&rubriek2=&rubriek2name=
-
http://www.planbelgie.be/kinderarbeid/
Je kan natuurlijk ook nog op andere sites over kinderarbeid naar voor- en nadelen
zoeken.
In de les vul je dan de andere argumenten aan.
Wat is kinderarbeid?
Kinderarbeid is werk dat voltijds wordt uitgevoerd door kinderen onder de 15 jaar. Dit
werk verhindert de kinderen om naar school te gaan. Het werk dat ze moeten doen, is
meestal gevaarlijk en vormt een bedreiging voor hun fysieke, mentale of emotionele
gezondheid.
Argumenten waarom kinderarbeid toegelaten zou mogen worden:
- Het kind is een extra arbeidskracht in een gezin zodat ze iets meer geld kunnen
verdienen.
- Kinderen zijn goedkoop: de werkgever moet de kinderen minder betalen.
- Ze kunnen zich niet zo gemakkelijk verzetten.
- Kinderarbeid kan er ook voor zorgen dat kinderen het zich financieel kunnen
veroorloven om naar school te gaan.
- …..
Argumenten waarom kinderarbeid verboden zou moeten worden:
- Doordat de kinderen moeten werken, krijgen ze geen gepaste opleiding.
- De mentale en fysieke ontwikkeling wordt bedreigd.
- Er kunnen ernstige gezondheidsproblemen ontstaan.
- Door het bestaan van kinderarbeid kan het land zich niet verder ontwikkelen.
-De werkloosheid wordt groter omdat de kinderarbeid het salaris en de
werkomstandigheden van de volwassenen ondermijnen.
Opdracht 2 ( na de discussie):
- Wat is jullie besluit na deze discussie? Wat is jouw mening over kinderarbeid? Staaf met
argumenten.
Persoonlijk antwoord
69│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
THEMA
SOCIALE (ON)RECHTVAARDIGHEID IN DE EIGEN TIJD
Sluit aan bij
Mensenrechten
of
kinderrechten
Doel
De sociale situatie in België in de eigen tijd.
Artikels 1, 2, 3, 6, 7, 19, 20, 22, 23,
niveau
Type
Duur
Materiaal
De leerlingen kunnen in eigen woorden uitleggen wat het belang is
van overleg binnen een samenleving voor de realisatie van sociale en
economische rechten.
De leerlingen zien het belang in van een goed uitgebouwde sociale
zekerheid
6e jaar
Videofragment + overleg
50 min.
- inleidend filmpje over sociale zekerheid
http://www.youtube.com/watch?v=qkbvHgr20UY
- fragment ‘De geschiedenis van de Belgische sociale zekerheid’
(http://www.youtube.com/watch?v=3ihIFYJkjKo) 18
- Computer met internetaansluiting en beamer.
Voorbereiding
Doelstellingen
Vakgebonden
eindtermen
Leerlingen kunnen:
- uit een fragment de belangrijkste informatie afleiden.
- in eigen woorden verwoorden waarom de sociale zekerheid zo
belangrijk is.
- het tot stand komen van de sociale zekerheid in België situeren in
de tijd.
- uit de informatie die ze gekregen hebben voor de vergadering de
belangrijkste feiten halen.
- de rol van de vakbonden begrijpen.
- vaardigheden ontwikkelen om in consensus tot beslissingen te
komen.
- participatie, verantwoordelijkheid en solidariteit promoten.
1. Kennis en inzicht en vaardigheden in verband met tijd,
ruimte en socialiteit
a) kennis, inzicht en vaardigheden in verband met het historisch
referentiekader
- vergelijken ontwikkelingsfasen van de westerse samenleving
onderling op basis van een probleemstelling uit de
Socialiteitdimensie
b) Kennis, inzicht en vaardigheden in verband met de bestudeerde
samenlevingen uit de 19 de en de 20ste eeuw
- vergelijken ontwikkelingsfasen van de westerse samenleving
onderling op basis van een probleemstelling uit de socialiteitdimensie
c) Kennis, inzicht en vaardigheden in verband met de integratie tussen
het historisch referentiekader en de bestudeerde samenlevingen uit de
19de en de 20ste eeuw
18
YOUTUBE, de geschiedenis van de Belgische sociale zekerheid, internet, 11-06-2010,
(http://www.youtube.com/watch?v=3ihIFYJkjKo)
70│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
- tonen aan dat ideologieën, mentaliteiten, waardestelsels en
wereldbeschouwingen invloed uitoefenen op samenlevingen,
menselijke gedragingen en beeldvorming over het verleden.
VOET
Gemeenschappelijke stam
Communicatief vermogen
1 brengen belangrijke elementen van communicatief handelen in
praktijk.
Creativiteit
2 kunnen originele ideeën en oplossingen ontwikkelen en uitvoeren.
Doorzettingsvermogen
4. blijven, ondanks moeilijkheden, een doel nastreven.
Empathie
5 houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van
anderen.
Flexibiliteit
9. zijn bereid zich aan te passen aan wisselende eisen en
omstandigheden.
Initiatief
10. engageren zich spontaan.
Kritisch denken
11. kunnen gegevens, handelwijzen en redeneringen ter discussie
stellen a.d.h.v. relevante criteria.
12. zijn bekwaam om alternatieven af te wegen en een bewuste keuze
te maken.
13. kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende
invalshoeken.
Open en constructieve houding
16. houden rekening met ontwikkelingen bij zichzelf en bij anderen, in
samenleving en wereld.
17. toetsen de eigen mening over maatschappelijke gebeurtenissen en
trends aan verschillende standpunten.
Respect
18. gedragen zich respectvol.
Samenwerken
19 dragen actief bij tot het realiseren van gemeenschappelijke doelen.
Verantwoordelijkheid
20. nemen verantwoordelijkheid op voor het eigen handelen, in
relaties met anderen en in de samenleving.
Zorgvuldigheid
25. stellen kwaliteitseisen aan hun eigen werk en aan dat van
anderen.
Context 2
Mentale gezondheid
2. gaan gepast om met vreugde, verdriet, angst, boosheid, verlies en
rouw.
3. erkennen probleemsituaties en vragen, accepteren en bieden hulp.
Context 3
Sociorelationele ontwikkeling
2. erkennen het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van
gelijkwaardigheid, afspraken en regels
in relaties.
4. kunnen ongelijk toegeven en zich verontschuldigen.
6. doorprikken vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding
en machtsmisbruik.
71│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
9. zoeken naar constructieve oplossingen voor conflicten.
Context 5
Politiek-juridische samenleving
3. tonen het belang en dynamisch karakter aan van mensen- en
kinderrechten.
4. zetten zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van
anderen.
5. tonen aan dat het samenleven in een democratische rechtsstaat
gebaseerd is op rechten en plichten die gelden voor burgers,
organisaties en overheid.
Context 6
Socio-economische samenleving
2. toetsen de eigen opvatting aan de verschillende opvattingen over
welzijn en verdeling van welvaart.
5. geven voorbeelden van het veranderlijke karakter van arbeid en
economische activiteiten.
9. lichten de rol toe van ondernemingen, werkgevers en
werknemersorganisaties in een nationale en internationale context.
Context 7
Socioculturele samenleving
3. illustreren het belang van sociale samenhang en solidariteit.
Instructies
Startfase/ gesprekfase
1.Toon leerlingen het inleidende filmpje over sociale zekerheid (zie link bij materiaal) en
vraag hen wat ze weten over de sociale zekerheid in België.
2. Deel het werkblad met vragen bij het filmpje over de geschiedenis van de sociale
zekerheid uit. Verdeel de vragen onder de leerlingen zodat ze niet alle vragen moeten
oplossen. Geef elke leerling één thema zoals:
- de situatie halverwege de 19de eeuw ( vraag 1-5)
- De lijfrentekas (Vraag 6-7)
- Het coalitieverbond ( Vraag 8-9)
- De sociale maatregelen van eind 1886 (Vraag 10)
- De wet rond arbeidsongevallen (Vraag 11- 12)
- De werklozen ( Vraag 13- 15)
- De mindervaliden en de kinderbijstand ( Vraag 16-18)
- De besluitwet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. (Vraag 19-20)
- Economische crisis van de jaren 1970 (Vraag 21-24)
3. Toon leerlingen het filmpje ‘De geschiedenis van de sociale zekerheid’ 19 (Zie link bij
materiaal) en laat leerlingen de opdrachten oplossen.
3. Overloop mondeling alle vragen met de leerlingen en deel vervolgens een
oplossingensleutel uit.
5. Geef alle leerlingen een blad met de 30 artikels van de mensenrechten. Laat
leerlingen zelf een link leggen tussen de mensenrechten en het systeem van sociale
zekerheid.
Verwerkingsfase20
19
YOUTUBE, de geschiedenis van de Belgische sociale zekerheid, internet, 11-06-2010,
(http://www.youtube.com/watch?v=3ihIFYJkjKo)
20
VORMEN VZW (red.), Kompas: Vakbondsvergadering, internet, 09-06-2010, (http://vormen.org/Kompas/Vakbondsvergadering.html)
72│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
1. Leg nu uit dat vakbonden ijveren voor de rechten van de arbeiders. Stel hierover
eerst een aantal vragen:
- Bestaan vakbonden nog steeds?
- Welke ken je?
- Wat doen de vakbonden?
- Ken je een recent voorbeeld van vakbondacties in een bepaald bedrijf?
2. Zeg dat niet alleen in bedrijven sociale onderhandelingen plaatsvinden die ervoor
zorgen dat de mensenrechten gerespecteerd worden, maar dat ook in de school ‘sociale
onderhandelingen’ plaatsvinden.
Vraag leerlingen of zij hier zelf voorbeelden van kunnen geven?
Leg uit dat je een rollenspel gaat spelen.
3. Deel de leerlingen in verschillende groepen op: directie, leerkrachten, leerling. Zorg
dat de grootste groep uit de leerkrachten bestaat. Er zijn 1 of 2 directieleden, 2 ouders
en 1 probleemleerling
4. Deel de situatie uit die de leerlingen gaan naspelen. Geef de leerlingen 10 minuten de
tijd om de situatie door te lezen en controleer of zij alles begrijpen.
5. Vertel kort hoe de simulatie er zal uitzien.
Voor sterke groepen die een meer inhoudelijke aanpak aankunnen is er ook de
mogelijkheid om een echt vakbondsvergadering na te spelen. Alle info over deze
werkvorm op http://www.vormen.org/Rechtvaardig/Vakbondsvergadering.html
De directie riep op vraag van de leerkrachten de vergadering samen en zij zullen deze
vergadering leiden. Zij zullen als eerste hun voorstel op tafel leggen. De ouders en Jan
kunnen zich hier niet direct akkoord mee verklaren. Daarom zullen alle partijen
onderhandelen om te proberen een akkoord te bereiken.
6. Zeg dat elke deelnemer maximum 2 minuten spreektijd krijgt.
7. Geef de leerlingen de tijd om de vergadering voor te bereiden in groep en zorg dat ze
volgende dingen zeker doen:
- nadenken met welk voorstel ze akkoord zullen gaan en met welk zeker niet.
- Laat de leerlingen in de groep van de directie en leerkracht een directeur aanduiden
en één leerkracht die de andere leerkrachten zal vertegenwoordigen.
- De ouders en de ‘probleemleerling’ moeten sowieso ook aan de onderhandelingstafel
zitten.
8. Als de groepen klaar zijn, vraag dan de vertegenwoordigers in de vijf stoelen in de
binnenste kring plaats te nemen en de anderen achter hen. Vraag de directeur om de
vergadering te openen.
9. Als de vergadering gedaan is, neem dan een korte pauze om de deelnemers toe te
laten uit hun rol te stappen en ga dan over tot de nabespreking en de evaluatie.
Nabespreking
1. Begin met een korte bespreking van wat ze van de activiteit vonden, wat zich precies
heeft voorgedaan en wat ze hieruit geleerd hebben:
- Hoe werkten de twee groepen samen om te komen tot hun eerste voorstellen? Was het
gemakkelijk of juist moeilijk?
- Als de groepen hun oorspronkelijke voorstellen opstelden, namen de groepen dan hun
eigen belangen of de belangen van de hele school in beschouwing?
- Hebben de groepen onderhandelingstactieken ontwikkeld?
- Hoe verliep de vergadering? Kreeg iedereen die wilde spreken hiervoor de kans?
- Konden de partijen tot een voor iedereen aanvaardbaar akkoord komen?
- Het recht om vrij je mening te uiten is een erkend mensenrecht. Hoe belangrijk is dit
recht? Wat zouden de gevolgen zijn als men dit recht niet zou hebben?
73│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
2. Leg daarna nog eens de link met de vergaderingen die gevoerd werden voor de
werkgevers en werknemers om tot akkoorden te komen.
74│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Informatiefiche: Sociale (on)rechtvaardigheid in de eigen tijd
Historische informatie
Tot ver in de 19de eeuw was de economische en de sociale positie van de meeste
werknemers gekenmerkt door rechteloosheid en willekeur vanwege de werkgevers. Bij
afwezigheid van enige sociale reglementering leidde de industrialisatie tot zware ellende:
werkdagen van meer dan 14 uur, ongezonde werkplaatsen, vrouwen- en kinderarbeid in
erbarmelijke omstandigheden, extreem lage lonen… Het ontbrak de werknemers, die
vaak ongeletterd waren, aan probate middelen om hun recht op een menswaardig
bestaan te laten respecteren. Hun meest evidente macht, die van het getal, werd politiek
aan banden gelegd door het toenmalig kiesstelsel en sociaal door artikel 310 van het
strafwetboek dat het samenspannen om het werk stop te zetten zondermeer verbood.
Begin 1886 braken, in strijd met dit verbod, eerst in Luik en daarna in de rest van het
land gewelddadige rellen uit. De regering reageerde bijzonder repressief. Tegelijkertijd
richtte zij de zogenaamde commissie voor de nijverheidsarbeid op, belast met de studie
van de sociale situatie in de nijverheid en het formuleren van voorstellen ter verbetering.
In 1887 legde de commissie haar rapport neer en nog hetzelfde jaar werden de eerste
sociale wetten gestemd.
De verdere uitbouw van het sociaalrechtelijk systeem, tot aan de Tweede Wereldoorlog,
verliep nog uiterst moeizaam. Tijdens de tweede wereldoorlog ontstonden er officiële en
minder officiële comités die, meestal clandestien, samenkwamen om de naoorlogse
(re)constructie van het sociale systeem voor te bereiden.
Op 24 april 1944 nam het met eenparigheid van stemmen een tekst aan van 56
paragrafen met als titel 'ontwerp van akkoord van sociale solidariteit'. Het is uit dit
sociale pact dat ons systeem van sociale zekerheid en collectieve arbeidsbetrekkingen is
gegroeid.
Het sociaal pact dat de fundamenten legt van onze moderne welvaartsstaat, wordt
tijdens de Tweede Wereldoorlog voorbereid in clandestiene gesprekken tussen
vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers.
Met het Sociaal Pact, gegoten in een besluitwet van 28 december 1944, wordt een nieuw
tijdperk ingeluid. Zo krijgen alle werknemers recht op gezinsvergoeding, vakantiegeld en
een vervangingsinkomen in geval van ziekte, invaliditeit, ouderdom en werkloosheid. Als
tweede krijgen ze toezicht op prijzen en lonen. Als laatste komt er de uitbouw van de
socio-economische overlegorganen. 21
Achtergrondinformatie
De geschiedenis van de vakbonden gaat zeer ver terug (eind 19 de eeuw socialistische
vakbond, begin 20ste eeuw christelijke). De rechten van de werknemers zijn verbeterd en
de vakbonden hebben in dit proces een cruciale rol gespeeld.
De dag van de Arbeid herdenkt de historische strijd van de socialistische arbeiders
wereldwijd, Rerum novarum op 13 mei herdenkt de christelijke strijd.
Vakverenigingen zijn organisaties van werknemers. Hun belangrijkste doel is de belangen
van de werknemers tegenover de werkgevers de vertegenwoordigen. Het recht om een
vakbond op te richten en er zich bij aan te sluiten is een fundamenteel mensenrecht. De
vakverenigingen streven naar betere arbeidsvoorwaarden.22
21
(red.), De sociale zekerheid, internet, 11-06-2010, (http://scratchpad.wikia.com/wiki/Historiek_van_de_sociale_zekerheid);
GORIS. G., e.a., Storia 6, Van In, Wommelgem, 2006, p. 64
22
VORMEN VZW (red.) Sociale rechten, internet, 16-02-2010,
(http://www.vormen.org/Kompas/PDFfiles/SocialeRechten.pdf)
75│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Werkblad: de geschiedenis van de sociale zekerheid
De situatie halverwege de 19 de eeuw
1. Hoe was de situatie van de arbeiders halverwege de 19 de eeuw?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
2. Waarom kunnen de arbeiders niet reageren op deze situatie?
..............................................................................................................................
3. Wie komt er toch in opstand tegen deze situatie?
..............................................................................................................................
4. Wat hield de maatschappij voor de onderlinge bijstand in?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
5. Wat richtten de werkgevers toen op?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
De lijfrentekas
6. In 1848 werd de lijfrentekas opgericht. Wat hield deze kas in?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
7. Had de lijfrentekas succes? Waarom wel/niet?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
Het coalitieverbond
8. Welke belangrijke beslissing wordt er in 1866 genomen?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
9. Wat is het gevolg van deze beslissing?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
De sociale maatregelen van eind 1886
10. Welke sociale maatregelen worden er eind 1886 door de overheid genomen?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
76│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
De wet rond arbeidsongevallen
11. Welke wet wordt er in 1903 goedgekeurd? Waarom is deze wet er gekomen?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
12. Wat hield de wet van 1903 in?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
De werklozen
13. Wat doen de jonge vakbonden om de werklozen te helpen?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
14. Toch hebben ze nog geen geld genoeg. Wat vragen de vakbonden aan de
gemeenteraden?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
15. Wie kan hier genieten van deze uitkeringen?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
De mindervaliden en kinderbijstand
16. Welke wet wordt er in 1928 goedgekeurd?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
17. Welke wet wordt er in 1930 goedgekeurd? Wat houdt deze wet in?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
18. Wat is het resultaat van de staking in de Antwerpse haven van 1936?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
De besluitwet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
19. Wat houdt de besluitwet in? Wat wordt er verplicht?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
77│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
..............................................................................................................................
20. Wat wordt er in 1963 gedaan?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
Economische crisis van de jaren 1970
21. Wat is het gevolg van de economische crisis van 1970?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
22. Hoe wil men de werkloosheid bestrijden?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
23. Welke wet wordt er in 1974 goedgekeurd?
..............................................................................................................................
24. Wat houdt de wet van het bestaansminimum in?
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
78│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)
(vereenvoudigde versie)
Artikel 1
Alle mensen worden vrij geboren en moeten op dezelfde manier worden
behandeld.
Artikel 2
Ieder heeft recht op alle rechten, ongeacht of je jong of oud, man of vrouw
bent, welke huidskleur je hebt, welke godsdienst je belijdt of welke taal je spreekt.
Artikel 3
Je hebt recht op leven in vrijheid en in veiligheid.
Artikel 4
Slavernij is verboden.
Artikel 5
Je mag niemand martelen.
Artikel 6
Je hebt recht op dezelfde bescherming als iedereen.
Artikel 7
De wet moet voor iedereen hetzelfde zijn; iedereen moet volgens de wet op
dezelfde manier behandeld worden.
Artikel 8
Je hebt recht om hulp van een rechter te vragen, als je vindt dat je volgens de
wetten
van je land niet goed wordt behandeld.
Artikel 9
Niemand heeft het recht je zonder goede reden gevangen te zetten of het land
uit te
sturen.
Artikel 10 Als je terecht moet staan, moet dat in het openbaar gebeuren. De mensen die
je
berechten, mogen zich niet door anderen laten beïnvloeden.
Artikel 11 Je bent onschuldig tot je schuld bewezen is; je hebt het recht je te verdedigen
tegen
beschuldigingen.
Artikel 12 Je hebt het recht op privacy: op bescherming als iemand je lastig valt, je
brieven opent of kwaad van je spreekt.
Artikel 13 Je hebt het recht om te gaan en te staan waar je wilt, in eigen land en in het
buitenland.
Artikel 14 Als je slachtoffer wordt van mensenrechtenschendingen, heb je het recht om
naar een
ander land te gaan en dat land te vragen om jou te beschermen.
Artikel 15 Je hebt het recht een eigen nationaliteit te hebben.
Artikel 16 Je hebt het recht te trouwen en een gezin te stichten.
Artikel 17 Je hebt het recht op eigendom en niemand mag je bezittingen zonder goede
redenen afnemen.
Artikel 18 Je hebt het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst.
Artikel 19 Je hebt het recht op vrijheid van mening en meningsuiting.
Artikel 20 Je hebt het recht om te vergaderen als je dat wilt.
Artikel 21 Je hebt het recht om deel te nemen aan de politiek van je land.
Artikel 22 Je hebt het recht op maatschappelijke zekerheid en om jezelf te ontwikkelen.
Artikel 23 Je hebt het recht op werk in het beroep dat je zelf kiest. Je hebt ook recht op
een
rechtvaardig loon voor je werk. Mannen en vrouwen moeten voor hetzelfde werk
evenveel betaald krijgen.
Artikel 24 Je hebt het recht op vrije tijd en vakantie.
Artikel 25 Je hebt het recht op alles wat nodig is om ervoor te zorgen dat je niet ziek
wordt, geen honger hebt en een dak boven je hoofd hebt. Moeder en kind hebben
recht op bijzondere zorg en bijstand.
79│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Artikel 26 Je hebt het recht op onderwijs dat gericht is op de volle ontwikkeling van de
menselijke persoonlijkheid en op de versterking van de eerbied voor de rechten
van de mens en de fundamentele vrijheden.
Artikel 27 Je hebt het recht om te genieten van wat kunst en wetenschappen
voortbrengen.
Artikel 28 De overheid moet ervoor zorgen dat er een "orde" is die al deze rechten
beschermt.
Artikel 29 Je hebt ook plichten tegenover de mensen om je heen, zodat ook hun
mensenrechten
kunnen worden beschermd. De wetten in je land mogen niet ingaan tegen deze
mensenrechten.
Artikel 30 Geen enkel land en geen enkel mens mag proberen om de rechten te
vernietigen die in deze Verklaring staan.
80│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
De situatie
Wat ging vooraf:
Jan zit in het derde middelbaar en is 15 jaar. Jan is een leerling die veel spijbelt en vaak
te laat komt. Tijdens de lessen stoort hij de rest van de klas door veel te praten. Hij
maakt regelmatig botte opmerkingen tegen medeleerlingen of leerkrachten en heeft
onlangs op school gevochten met een mede- leerling.
Er werden al verschillende malen maatregelen getroffen door leerkrachten en directie.
Toch blijft Jan zich misdragen. De directie heeft in samenspraak met de leerkrachten
beslist jan van school te sturen. Ze beleggen een vergadering om dit samen met jans
ouders te bespreken. Tijdens dit overleg vragen de ouders van Jan om hem nog een kans
te geven.
Deze situatie kan best aangepast, aangevuld worden met concrete maatregelen die
binnen
de
eigen
school
genomen
worden
in
gelijkaardige
situaties:bv.
begeleidingsrapporten- contracten-…
Verloop van het overleg:
Rond de tafel zitten enkele vertegenwoordigers van de leerkrachten, de directie, de
ouders en Jan
De leerkrachten leggen hun beslissing voor aan de ouders en leggen uit waarom zij tot
dit besluit gekomen zijn.
De ouders leggen hun voorstel op tafel en geven argumenten om de leerkrachten en de
directie van hun gelijk te overtuigen.
Doel van het overleg:
Besluit over de te nemen maatregelen waarin alle betrokken partijen zich kunnen vinden.
81│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Oplossingensleutel werkblad: de geschiedenis van de sociale zekerheid
De situatie halverwege de 19 de eeuw
1. Hoe was de situatie van de arbeiders halverwege de 19 de eeuw?
Ze waren van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat aan het werken voor een laag loon. Kinderen en
vrouwen werken ook om het gezinsinkomen te verhogen.
2. Waarom kunnen de arbeiders niet reageren op deze situatie?
Ze kunnen niet reageren omdat arbeidersbonden verboden zijn.
3. Wie komt er toch in opstand tegen deze situatie?
De geschoolde arbeiders en de zelfstandige arbeidslieden.
4. Wat hield de maatschappij voor de onderlinge bijstand in?
Dit is een soort van ziekenfonds. Wie een bijdrage betaalt, krijgt een kleine vergoeding bij ziekte of
ongeval.
5. Wat richtten de werkgevers toen op?
Deze richtten de voorzorgskassen op. Ze bepalen hoeveel de werknemers moeten betalen. De
werkgevers houden deel van het loon van de arbeiders af en dan krijgen arbeiders een uitkering
als ze ziek, invalide of oud worden.
De lijfrentekas
6. In 1848 werd de lijfrentekas opgericht. Wat hield deze kas in?
Men mag hier geld op storten en de staat waarborgt dan de pensioenen.
7. Had de lijrentekas succes? Waarom wel/niet?
Nee, omdat de fabrieksarbeider te weinig verdiende om deel van zijn inkomen af te staan.
Het coalitieverbond
8. Welke belangrijke beslissing wordt er in 1866 genomen?
Het coalitieverbond wordt opgeheven.
9. Wat is het gevolg van de beslissing die in 1866 werd genomen?
De arbeiders krijgen nu officieel de kans om zich te organiseren. Ze wettelijk toegelaten en er
komen dan ook nieuwe ziekenfondsen. Er volgt een stijging van het aantal leden.
De sociale maatregelen van eind 1886
10. Welke sociale maatregelen worden er eind 1886 door de overheid genomen?
- Werkgevers moeten arbeiders met waar geld betalen en niet met levensmiddelen.
- Er komen geleidelijk wetten om de vrouwen- en kinderarbeid te beperken.
82│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
De wet rond arbeidsongevallen
11. Welke wet wordt er in 1903 goedgekeurd? Waarom is deze wet er gekomen?
De eerste wet op arbeidsongevallen is er dan gekomen. Deze kwam er doordat de toename van
het
aantal
grotere
en
gevaarlijkere
machines
het
arbeidsongevallen
deed
stijgen.
12. Wat hield de wet van 1903 in?
De slachtoffers kregen een uitkering, maar deze bedroeg maar de helft van hun loon.
De werklozen
13. Wat doen de jonge vakbonden om de werklozen te helpen?
Deze richtten werklozenkassen. Deze komen er eerst in het Gentse, later over het hele land.
14. Toch hebben ze nog geen geld genoeg. Wat vragen de vakbonden aan de
gemeenteraden?
Ze vragen subsidies.
15. Wie kan hier genieten van deze uitkeringen?
Alleen de werknemers die door allerlei omstandigheden geen inkomen meer hebben. De
mindervaliden kunnen op geen enkele tussenkomst rekenen.
De mindervaliden en kinderbijstand
16. Welke wet wordt er in 1928 goedgekeurd?
Een wet die sommige categorieën van gebrekkigen en vernekten een financiële tegemoetkoming
doet.
17. Welke wet wordt er in 1930 goedgekeurd? Wat houdt deze wet in?
De wet op de kinderbijslag. Deze zorgt ervoor dat alle werkgevers een bijdrage moeten betalen
aan het kinderbijslagfonds en dat stort een bijdrage op de rekening van werknemers die kinderen
hebben.
18. Wat is het resultaat van de staking in de Antwerpse haven van 1936?
De leden krijgen 6 dagen betaalde vakantie.
De besluitwet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
19. Wat houdt de besluitwet in? Wat wordt er verplicht?
Alle sociale verzekeringen worden verplicht:
- Ziekte- en invaliditeitsverzekering
- pensioenen
- kinderbijslagregeling
- werkloosheidsverzekering
83│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
- en voor arbeiders: jaarlijkse vakantie.
20. Wat wordt er in 1963 gedaan?
Alle tegemoetkomingen worden verhoogd én uitkeringsvoorwaarden worden versoepeld.
Economische crisis van de jaren 1970
21. Wat is het gevolg van de economische crisis van 1970?
Er is een stijging van het aantal werklozen.
22. Hoe wil men de werkloosheid bestrijden?
Men gaat het brugpensioen invoeren. Zo kunnen mannen vanaf 60 jaar en vrouwen vanaf 55 jaar
met pensioen en maken ze plaats voor jonge werknemers.
23. Welke wet wordt er in 1974 goedgekeurd?
De wet op het bestaansminimum.
24. Wat houdt de wet van het bestaansminimum in?
Wie ondanks de sociale zekerheid door de mazen van het sociale vangnet valt, krijgt een
tegemoetkoming van de staat.
84│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid
Download