Mensenrechteneducatie in geschiedenis Leerlijn: Sociale (on)rechtvaardigheid Mensenrechteneducatie in geschiedenis Leerlijn Sociale onrechtvaardigheid 1. Wat? Naast politieke en burgerlijke mensenrechten, zijn er ook de economische, sociale en culturele mensenrechten. Met het thema sociale (on)rechtvaardigheid vestigen wij de aandacht op deze sociale (en economische) rechten. Hieronder verstaan wij o.a. het recht op gezondheid en medische bijstand, op sociale zekerheid, op onderdak, op voeding, op kleding, op bescherming tegen armoede en sociale uitsluiting, op goede arbeidsomstandigheden, op een eerlijk loon, op vrije tijd, op werk… Ook onderwijs behoort tot deze sociale rechten, maar dat behandelen we in een aparte leerlijn. 1 Onder sociale onrechtvaardigheid wordt de schending van de sociale (en economische) rechten verstaan. Mensen die leven in armoede hebben het moeilijker om hun sociale rechten te realiseren. Zo hebben zij het moeilijk om onderdak te vinden, om dagelijks te kunnen eten, om hun gezondheid op peil te houden… De tegenstelling met de rijkeren in de samenleving kan enorm zijn. Deze leerlijn streeft ernaar dat leerlingen inzien dat niet iedereen dezelfde mogelijkheden heeft om de sociale mensenrechten te realiseren. Uiteraard proberen we bij de leerlingen via deze bewustwording ook een attitude van respect bij te brengen en waar mogelijk trachten we te bereiken dat leerlingen zich actief inzetten voor een menswaardig bestaan voor iedereen. 2. Hoe? Voor elk jaar werkten werd een methodiek uitgewerkt die perfect aansluit bij de respectievelijke historische inhouden. Per methodiek worden volgden onderdelen toegelicht: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. Sluit aan bij..: bij welke historische inhouden sluit de methodiek aan Mensenrechten: welke mensenrechten komen aan bod Doel: algemeen doel Niveau: in welk jaar te gebruiken Type: inleefspel, debat, stellingenspel, audio-visueel materiaal Duur: per fase wordt de nodige tijd aangegeven Materiaal: wat heb je nodig Voorbereiding: welke voorbereidingen moet je treffen Doelstellingen: concrete doelstellingen Vakgebonden eindtermen Vakoverschrijdende eindtermen: welke VOET worden gerealiseerd? Lesverloop: a. Instructies b. Starter/gespreksfase c. Verwerking d. Nabespreking Informatiefiche: historische achtergrondinformatie 1 REYNDERS, N., VAN PUYMBROECK, M., VORMEN VZW, RECHT-vaardig, menswaardig, Educatief pakket rond economische, sociale en culturele rechten, internet, 2006, (http://www.vormen.org/Rechtvaardig/downloads/RechtvaardigVolledig.pdf) 3. Overzicht methodieken Niveau 1ste jaar 2de jaar 3de jaar 4de jaar 5de jaar 6de jaar Sociale onrechtvaardigheid Historische inhouden Actualisering Type Sociale piramide in Egypte Sociale ongelijkheid in Piramidespel: Egypte onze samenleving: Groepswerk: sociale ongelijkheid bij ons armoede Groepswerk: situaties vergelijken Stellingenspel Arm en rijk in het oude Armoede in Vlaanderen Beeldfragment armoede in Vlaanderen Rome en in Europa Groepswerk: horoscoop van de armoede adhv woningen in het oude Stellingenspel Rome Ambachten en gilden in de Economische en sociale Onderwijsleergesprek ambachten- gilden ME rechten Vergelijking huidige situaties met lijst van economische en sociale rechten Groepswerk: bespreking rechten Klassikaal: bespreking groepswerk+ link fair trade De standen tijdens de Franse Revolutie Kinderarbeid tijdens de industriële Revolutie / Sociale onrechtvaardigheid in de Eigen Tijd: historiek sociale zekerheid + rol van de vakbonden Sociale onrechtvaardigheid bij ons Kinderarbeid nu? 3│Mensenrechten in geschiedenis│ (on)gelijke onderwijskansen p. 3 17 28 Beeldfragment: de 3 standen in Frankrijk 48 Rollenspel: standen in de Nieuwe Tijd Beeldfragment Daens met opdrachten+ link met Kinderrechtentekeningen 55 Groepswerk + opdracht thuis: pro/contra’s van kinderarbeid via internetsites Beeldfragment: de geschiedenis van de sociale zekerheid: individuele opdrachten+ 64 klassikale bespreking Rollenspel: sociale onderhandelingen in een school (of vakbondsvergadering) THEMA SOCIALE PIRAMIDE IN EGYPTE Sluit aan bij Mensenrechten De standenmaatschappij (sociale piramide) van Egypte - recht om op dezelfde manier behandeld te worden als iedereen - recht op arbeid - recht op een rechtvaardig loon - recht op vrije tijd - recht op voedsel - recht op maatschappelijke zekerheid - recht op onderwijs De leerlingen worden zich ervan bewust dat niet iedereen dezelfde kansen krijgt in het leven. 1e jaar Groepswerk, stellingen Doel Niveau Type Duur Materiaal Voorbereiding Doelstellingen Vakgebonden eindtermen 50 minuten - beroepskaartjes (10 kaartjes X aantal groepjes) - situatieblad en vragen bij situatieblad - informatiefiche - Knip de beroepskaartjes uit voor elk groepje - Lees de informatiefiche, de situaties en de bijhorende vragen. De leerlingen kunnen: - het sociale aspect van de samenleving in het oude Egypte en bij ons vergelijken - de opbouw van de Egyptische samenleving gestructureerd uitleggen - hedendaagse beroepen ordenen volgens hun sociale status - uitleggen waarom niet iedereen dezelfde kansen krijgt om zich volledig te ontplooien De leerlingen willen: - verklaren hoe hun ordening volgens de sociale status tot stand is gekomen - een kritische houding aannemen - een standpunt innemen t.o.v. de stellingen 1.2 CRITERIA IN VERBAND MET DE BESTUDEERDE SAMENLEVINGEN. 1.2.5 Benaderingswijze 23 De studie getuigt van een probleem- en actualiteitsgerichte benadering. 1.3 CRITERIA IN VERBAND MET DE INTEGRATIE TUSSEN HET HISTORISCH REFERENTIEKADER EN DE BESTUDEERDE SAMENLEVINGEN 1.3.4 Socialiteit 30 De klemtoon wordt gelegd op het zoeken naar analogieën en verschillen met vroegere en latere samenlevingen, en vooral met de hedendaagse. 2.1 KENNIS EN INZICHT 2.1.2 Kennis en inzicht in verband met de bestudeerde samenlevingen De leerlingen 7 verduidelijken belangrijke kenmerken van onderscheiden maatschappelijke domeinen. 16 vergelijken de bestudeerde samenlevingen met elkaar en met probleemstellingen van de hedendaagse samenleving. 2.3 ATTITUDES 4│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid VOET 26 leren belangstelling aan de dag leggen voor de problemen van een samenleving. Gemeenschappelijke stam empathie 5 houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van anderen; initiatief 10 engageren zich spontaan; kritisch denken 11 kunnen gegevens, handelwijzen en redeneringen ter discussie stellen a.d.h.v. relevante criteria; 13 kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende invalshoeken; respect 18 gedragen zich respectvol; samenwerken 19 dragen actief bij tot het realiseren van gemeenschappelijke doelen; zorgzaamheid 26 gaan om met verscheidenheid; 27 dragen zorg voor de toekomst van zichzelf en de ander; Context 2 Mentale gezondheid 3 erkennen probleemsituaties en vragen, accepteren en bieden hulp; Context 3 Sociorelationele ontwikkeling 5 handelen discreet in situaties die dat vereisen; 6 doorprikken vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik; Context 5 Politiek-juridische samenleving 3 tonen het belang en dynamisch karakter aan van mensen- en kinderrechten; 4 zetten zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen; 5 tonen aan dat het samenleven in een democratische rechtsstaat gebaseerd is op rechten en plichten die gelden voor burgers, organisaties en overheid; Context 6 Socio-economische samenleving 3 zetten zich in voor de verbetering van het welzijn en de welvaart in de wereld; 8 geven kenmerken, mogelijke oorzaken en gevolgen van armoede aan; Context 7 Socioculturele samenleving 3 illustreren het belang van sociale samenhang en solidariteit; 5│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Instructies Starter/gespreksfase Piramidespel Teken op het bord de piramide van de Egyptische standenmaatschappij, met de benamingen van de 3 standen (zie schema). Verdeel enkele kaartjes met daarop de verschillende beroepen: • • • • • • • • • • de farao (en zijn familie) de topambtenaren de priesters de officieren handelaars ambtenaren boeren ambachtslieden kooplieden slaven Laat leerlingen de kaartjes (afbeeldingen) op de juiste plaats in de piramide plakken. Vraag hen telkens om te verklaren waarom ze een groep op een bepaalde plaats zetten. Vraag ook of ze elk beroep kennen en leg eventueel uit. Leg telkens uit waarom een groep op een bepaalde plaats staat en wat de kenmerken van een bepaalde groep zijn. Vertel dat doorheen de periode van het Egyptische Rijk de sociale structuren regelmatig wijzigden. (zie achtergrondinfo) Vraag aan de leerlingen of wij ook nog zo’n sociale piramide hebben in onze samenleving en laat hen hun antwoord verklaren. Verwerking/ actualisering Beroepenkaartjes Deel de leerlingen op in groepen van vier en geef elk groepje een pakketje beroepenkaartjes (bijlage) Laat de leerlingen de gekregen kaartjes ordenen volgens sociale status, m.a.w. welk beroep heeft het meeste aanzien? Het beroep met de hoogste sociale status leggen ze bovenaan, het beroep met de laagste sociale status onderaan. Het is belangrijk dat de leerling onderling overleggen. Bespreek klassikaal en laat de leerlingen hun ordening motiveren. Situatiekaartjes Deel per groepje drie situatiekaartjes met bijhorende vragen uit. Geef de leerlingen de opdracht om deze situaties door te nemen en vervolgens de vragen al in groep te bespreken en kernwoorden noteren. Bespreek de vragen klassikaal Wat is het verschil tussen de drie situaties? - Hoe komt het dat de kinderen van Hugo een groot kot kunnen huren, terwijl de kinderen van Maria amper op schoolreis kunnen gaan en de kinderen van Afram niet eens naar school kunnen? - Hoe verklaar je het loonverschil als je weet dat Afram en Maria langer werken en toch minder verdienen dan Hugo? - Wat zal later het beroep zijn van de kinderen van Hugo? En van Maria? Zullen ze een beroep uitoefenen dat eerder in onze top 5 lag of eerder bij de laatste 5? Waarom denk je dat? - Wat zal later het beroep zijn van de kinderen van Afram? Waarom denk je dat? - Ziet de toekomst er voor de kinderen van Maria en Afram beter uit dan de situatie waarin ze nu zitten? Verklaar. Nabespreking: Klasgesprek - Wat is je algemeen gevoel na het lezen van die situaties en de bespreking van de vragen? 6│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid - Heb je er al ooit bij stil gestaan dat zulke situaties voor vele mensen werkelijkheid zijn? Wanneer dan? - Vind je dat rechtvaardig? Waarom wel/niet?. Stellingenspel Geef de leerlingen de opdracht om in het midden van de klas te gaan staan. Zeg hen dat je enkele stellingen gaat voorlezen en dat leerlingen die akkoord gaan aan de linkerkant moeten gaan staan, leerlingen die niet akkoord zijn moeten aan de rechterkant gaan staan. Lees vervolgens de stellingen voor. Laat de leerlingen na elke stelling uitleggen waarom ze voor een bepaalde kant hebben gekozen en laat hen elkaar overtuigen (indien nodig). Geef na elke discussie de leerlingen de kans om nog van kant te wisselen. Begin steeds met een leerling van de meerderheid. Stellingen: - Wie hard werkt, wordt daar altijd voor beloond. - Iedereen krijgt dezelfde kansen. - Armoede komt enkel voor in Afrika. - Rijken moeten een deel van hun loon afstaan aan minderbedeelden. 7│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Historische informatiefiche: De sociale piramide in het oude Egypte Het Egyptische rijk in de Oudheid was sterk afhankelijk van de farao. Hij was de heer van het hele land en zijn functie werd gezien als goddelijk. Om Egypte te besturen riep de farao de hulp in van vertegenwoordigers of ambtenaren. De belangrijkste daarvan was de vizier. Eerst was er één vizier voor heel Egypte, maar Thoetmosis III verdubbelde die functie. Daardoor was er zowel in het noorden (in Thebe) als in het zuiden (in Heliopolis) een vizier. De vizier was het hoofd van alle bestuurlijke takken van Egypte en had functies zoals die van onze minister van oorlog, van binnenlandse zaken, van landbouw en van justitie. De schatkist werd gespijsd door belastingen die betaald werden door de burgers. Ze werden belast volgens hun inkomen en het land moest metingen ondergaan, zodat er precies geweten was wat de kwaliteit van het land was en voor welke bebouwing het land het best geschikt was. De farao had ook land dat enkel eigendom was van hem. De burgers moesten hier gedwongen werken uitvoeren die van publiek belang waren (bijvoorbeeld m.b.t. de aanleg van kanalen). Het beroep van ambtenaar was in het Oude Rijk niet erfelijk en ook de afkomst uit een bepaalde sociale klasse was niet noodzakelijk. Boeren die werkten voor privé- personen, voor de koninklijke heren of voor de tempels vormden de grootste bevolkingsgroep. Daarnaast waren er ook staatsarbeiders die werkten in de groeves en de mijnen. Verder waren er ook nog ambachtslieden, vooral in de steden, zoals timmerlieden, wasvrouwen, bakkers, pottenbakkers, metselaars. Ook waren er kooplieden en overzeese handelaars. Dit waren allen vrije mensen. De laagste klasse werd gevormd door personen die gezien werden als eigendom van de koning, de tempels of van privé- personen. Zij werden niet echt beschouwd als slaven, maar eerder als dienaren. De mannelijke slaven waren vooral bestemd voor het werk op 8│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid de velden en de vrouwelijke voor het werk rondom het huis. Voor zover geweten werden deze personen goed behandeld. Aan het einde van het Oude Rijk ontstonden de er eerste verschillen in de sociale klassen. Het beroep van ambtenaar werd erfelijk en de hoogste ambtenaren kregen een bepaalde adellijke rang toegekend door de farao. De adel verwierf meer privileges, zoals vrijstelling van belastingen, en hun leven werd luxueuzer. Voordelen en inkomsten werden ook verbonden met bepaalde priestertaken en de functies van de priesterklasse werden erfelijk. De tempels moesten niet langer belastingen betalen. De inferieure klassen kwamen hiertegen in opstand. Doorheen de verdere historie van het Egyptische Rijk evolueerde dit altijd verder. De ene periode was er sprake van weinig tot geen privileges voor de hogere klassen, terwijl de sociale ongelijkheid in andere periodes dan weer groter werd. 2 Ongelijke kansen nu De binnenkant van armoede De zeven koppen van de draak zie je duidelijk . Even belangrijk zijn zeven gevoeligheden bij gezinnen in armoede. In sprookjestaal, zou ik willen verwijzen naar de zeven dwergen. Kabouters vallen veel minder op en toch spelen ze in de sprookjeswereld een zeer belangrijke rol. Mensen in armoede zeggen dat deze gevoeligheden vaak zwaarder wegen dan de materiële of financiële armoede. Zeven gevoeligheden: 1) “Ik tel niet mee” Uitsluiting is de rode draad in het leven van mensen in armoede. Stel je volgende situatie voor, die iedereen herkent: je zit in de wachtzaal van een specialist voor een onderzoek. Je voelt je niet op je gemak, je weet niet wat er gaat gebeuren, en je komt maar niet aan de beurt, het is net of iedereen voor jou binnen mag, je durft aan niemand in die vreemde wereld uitleg te vragen… Zo’n gevoel, maar dan bijna altijd en overal hebben mensen in armoede… Het is net of ze in een wereld leven waar ze een stuk buitenstaan. Ze voelen zich niemand. Mensen in armoede ondervinden in de samenleving, in hun buurt, op school, in hun werksituatie,… niet dezelfde welwillendheid als andere mensen wanneer ze er met een vraag of moeilijkheden aankomen. Zij zijn altijd en overal een “probleemgeval”. Ze ervaren minachting, weerstand, onbegrip, afkeuring,… en dat kwetst hen. 2) “Ik kan het niet.” Mensen in armoede hebben bepaalde vaardigheden niet geleerd van hun ouders, omdat zij ook arm waren. Ze weten soms niet hoe kinderen het best op te voeden, hoe om te gaan met geld, hoe papieren en administratie bij te houden In instellingen of pleeggezinnen gaat het er ook anders aan toe dan in een “klassiek gezin”, hoe goed hulpverleners ook hun best doen. Kinderen helpen thuis bij de afwas omdat ze nadien door hun mama eens geknuffeld worden of graag gezien worden. In een instelling doen ze de afwas omdat het moet van de opvoeder… Dat is een totaal andere manier van leren. We leren ook veel doordat anderen voor ons model staan: wijdoen na wat we zien bij anderen. Als je alleen contacten hebt met mensen die ook in armoede leven, neem je over wat zij doen. Soms hebben mensen de combinatie van een aantal vaardigheden niet geleerd of kunnen ze in andere omstandigheden een vaardigheid niet toepassen. Soms overschatten, soms onderschatten ze zichzelf. Daardoor ontstaat afhankelijkheid van anderen, van de hulpverlening. 2 Naar: GRANDI OPERE (red.), Wereldgeschiedenis, 1 Van de prehistorie tot het oude Egypte, UTET SpA, 2007, p. 477-483 9│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Een vrouw van 40 jaar vroeg mij om te bellen naar een huisbaas. Ik zei dat ze mocht bellen met mijn telefoontoestel. Dat was een probleem voor haar. Ze kon het niet. Als je belt naar een huisbaas moet je zorgen dat je goed overkomt en niet teveel dialect spreekt. Het is ook nodig om een aantal belangrijke zaken te vragen: hoeveel kamers zijn er, welke verwarming is er, wat is de huurprijs. Tenslotte moet er ook een datum en uur afgesproken worden om te gaan kijken naar de woning. Zo’n “eenvoudig” telefoontje vraagt veel vaardigheden en voor sommige mensen lukt dat niet. 3) “Ik ken het niet” Mensen in armoede kennen de wereld van de niet- armen niet. Ze denken soms dat bij de niet-armen alles altijd goed loopt, dat er geen problemen zijn,… Wanneer hulpverleners op hun werk aankomen, toveren ze een glimlach op hun gezicht of verbergen ze de problemen die ze misschien hebben met hun partner of met de kinderen. Ze hebben immers geleerd dat ze zichzelf niet bloot mogen geven tijdens hun werk. Mensen in armoede krijgen daardoor soms een onrealistische kijk op niet-armen. (Kans)armen weten vaak niet waarop ze recht hebben. Als je niet eens weet dat je op iets recht hebt, kan je het ook niet vragen. Als je bijvoorbeeld niet weet dat je recht hebt op een tussenkomst voor de bosklassen van de kinderen, vraag je het niet aan bij het ziekenfonds of het OCMW. Mensen in armoede zoeken meestal hulp in hun eigen vrienden- en familiekring die ook in armoede leeft. Ze krijgen niet de raadgevingen die ze nodig hebben. Veel mensen die in armoede leven, beseffen niet dat zij de “armen” zijn waarover op de televisie wordt gesproken. Ze noemen zichzelf niet “arm” omdat ze hun manier van leven “gewoon” zijn. Ze vinden het normaal. Veel armoede zit verborgen achter gewone huisgevels in gewone straten in onze dorpen en steden. 4) “Ik ben niets waard” Vanuit die vele negatieve ervaringen hebben mensen in armoede een negatief zelfbeeld opgebouwd. Ze hebben soms weinig geloof in zichzelf en in hun mogelijkheden, ze voelen zich op den duur niet veel meer waard. Niet te verwonderen dat ze nog weinig vertrouwen hebben in mensen. Hun wantrouwen en achterdocht is zeer groot: ze kregen al zo vaak mensen over de vloer om hun problemen op te lossen. Mensen die het om de een of andere reden misschien opgaven, waardoor ze nog sterker vernederd werden, zich in de steek gelaten voelen. In veel gezinnen verschiet je van het aantal diensten waarmee ze al in contact kwamen, of van het aantal hulpverleners die elkaar aflossen. Vandaar dat je soms moeilijk bij ze binnen geraakt. Je komt soms letterlijk niet verder dan de deur , maar ook figuurlijk duurt het soms lang voor ze iets persoonlijk beginnen te vertellen. Je kan hun vertrouwen maar geleidelijk winnen met veel geduld, met vallen en opstaan. 5) “Het is mijn eigen fout” Mensen in armoede denken vaak dat armoede hun eigen schuld is. “Armen hebben het zelf gezocht!” Geen enkel kind droomt er echter van om later arm, werkloos of langdurig ziek te zijn. Niemand kiest waar zijn of haar wiegje terecht komt. -Sommigen leggen de schuld van de armoede bij de armen zelf en zeggen dat ze geld verkwisten of zich niet gedragen zoals het hoort in onze samenleving. Deze mensen willen de “hinder” die de armen veroorzaken beperken of ongedaan maken. -Anderen tonen iets meer begrip en wijten de armoede aan situaties die de armen overkomen zoals ziekte, een handicap of het overlijden van een kostwinner. Armen hebben tegenslag gehad in hun leven. Als samenleving heb je dan de plicht om deze mensen te helpen. Dat gebeurt via de sociale zekerheid of de (vrijwillige) hulpverlening. 10│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Het gevaar bestaat dat er onderscheid gemaakt wordt tussen de zogenaamde “goede” armen die een persoonlijke tegenslag hebben gekend en de “slechte” armen, die zelf zogezegd schuld hebben aan hun toestand. -Armoede kan ook veroorzaakt worden door een economische crisis, bedrijven die verhuizen naar lage – loonlanden of omdat bepaalde beroepen overbodig worden,… Wie op die manier naar armoede kijkt, veronderstelt dat zodra de situatie terug “normaal” wordt, de armoede zal verdwijnen. In afwachting moet de samenleving een opvangsysteem uitwerken. Dit gebeurt ook via de sociale zekerheid, maar op een grotere schaal. -Toch kunnen we niet uitleggen waarom in periodes dat de economie goed draait de armoede blijft bestaan. We moeten ons de vraag durven stellen: “Hoe kan het dat er armoede is in onze rijke westerse wereld “. Wie het beter heeft, haalt misschien wel voordeel uit de armoede. Het vuile, onaantrekkelijke en laagbetaalde werk in de samenleving wordt gedaan. De armen vormen een arbeidsreserve. Ze zijn een afzetmarkt voor tweedehands goederen, voedseloverschotten of producten van slechte kwaliteit. Ze dienen als voorbeeld om mensen op het rechte pad te houden. Wie het beter heeft, kan laten zien dat hij sociaal is door aan liefdadigheid te doen. Een beleid dat de armen opvangt en een systeem van sociale zekerheid blijven noodzakelijk, maar zijn onvoldoende. Armoede kan alleen opgelost worden, wanneer onze maatschappij wordt heringericht. De vraag is of wie het beter heeft afstand wil doen van een deel van zijn voordelen en een rechtvaardige herverdeling wil. (naar het “Verklaringsmodel van armoede-oorzaken” van Professor Vranken) 6) “Ik schaam mij” Veel gezinnen in armoede schamen zich voor hun miserie. Ze houden ze verborgen. Ze sluiten zichzelf af van de samenleving. Ze komen niet meer buiten. Alles kost ook te veel. Als je bijvoorbeeld naar de film gaat, moet je niet alleen een ticket betalen maar ook het vervoer en een drankje tijdens de pauze. Dat drankje willen ze absoluut kopen, want ze willen niet laten merken dat ze zich dat niet kunnen permitteren. Naar een cultureel centrum gaan ze niet, want ze kennen die wereld niet. De verplichte vestiaire, de aangepaste kledij die eventueel nodig is,… zorgen voor drempels die ze moeilijk over kunnen stappen. Op school durven ze niet vertellen dat er problemen zijn, uit schrik dat hun kinderen benadeeld zullen worden. De grootste angst blijft altijd dat iemand zou beslissen om de kinderen te plaatsen. “Armoede heeft een gewicht: het financiële, maar ook het schuldgevoel en de schaamte. Dat schuldgevoel weegt zwaar. Er zijn dingen misgelopen, het is belangrijk om te zien of je daar een aandeel in hebt of niet, en dat te aanvaarden. Afkeuring door anderen versterkt je schuldgevoel en maakt het zwaarder. Mensen in armoede leren zich aan te passen aan de hulpverleners, zij hebben hun goedkeuring nodig. Mensen dragen een masker, en mogen zichzelf niet zijn. Pas als je jezelf mag zijn, kan je weer groeien en als mens vooruit komen. Het gewicht wordt dan minder zwaar.” 7) “Het kan mij niet meer schelen.” Mensen is armoede zien vaak geen uitweg, geen toekomst meer. Daardoor worden ze soms moedeloos. Ze hebben weinig hoop… De vele problemen nemen al hun energie weg. Vandaar dat hun huis soms zo wanordelijk ligt, dat ze soms niet meer koken of wassen… Uiteindelijk gaan ze leven van dag tot dag. Als er vandaag geld is omdat er bijvoorbeeld een achterstal van kindergeld uitbetaald wordt, kopen ze de DVD – speler waar de kinderen al zo lang om vragen. Al de buren hebben immers een DVD – speler. Ze willen erbij horen, ze willen hun kinderen gelukkig maken. Vandaag zijn er even geen problemen. Morgen zijn er weer de schuldeisers, de rekeningen…, maar dat is morgen! 11│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Het lijkt wel alsof je in onze samenleving allerlei materiële zaken moet hebben om “er bij te horen”. Als je alleen naar het uiterlijke kijkt, klopt dat. Gezinnen die in armoede leven, kopen materiële zaken aan en in plaats van daardoor meer bij de samenleving te horen, krijgen ze negatieve reacties op hun zogezegd “onverantwoorde” aankopen. Deze zeven gevoeligheden beïnvloeden het volledige leven, denken en doen van gezinnen in armoede. Ze met niets anders meer bezig dan met te bewijzen: “ik ben ook iemand”. Dat vraagt zo veel energie dat er soms geen ruimte meer overblijft voor andere zaken zoals studeren, werk zoeken, werken aan een relatie,… De gevoelens beïnvloeden elkaar ook onderling en vormen opnieuw een spiraal waarin mensen gevangen zitten. © Lieven De Pril Meer info op www.armoede.org 12│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Bijlagen Beroepskaartjes Advocaat Landbouw(st)er poetsman/- vrouw Notaris Vuilnisman/vrouw Leerkracht Bankbediende Fabrieksarbeid(st)er Zanger(es) Priester 13│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Situaties Lees de situaties in groep. Beantwoord daarna de vragen op de volgende bladzijde. Situatie 1 Maria (32) is moeder van twee kinderen en gescheiden. Ze werkt in de horeca als opdienster en verdient daarmee een bescheiden loon. Ze werkt gemiddeld 8 uur per dag, ook in de weekends. Wanneer Maria thuiskomt, begint ze aan haar huishoudelijke taken. Daarmee heeft ze nog heel wat werk, zeker omdat ze geen man meer heeft die haar kan helpen. Ze heeft drie kleine kinderen. Gemiddeld is ze per dag toch zo’n 12 uur aan het werk. Maria heeft niet veel tijd meer voor hobby’s . Ze is al blij als ze ’s avonds eens een keertje tv kan kijken. Jammer genoeg heeft Maria ook daarvoor weinig tijd, want ze werkt bovendien vaak tot ’s nachts. Voor de kinderen is dat ook niet ideaal, want zij zien hun mama hierdoor weinig. Ze hebben wel het geluk dat ze op een goede babysitter kunnen rekenen, al kost dit Maria natuurlijk heel wat. Tinneke, Maria’s dochtertje, gaat bovendien binnenkort op schoolreis. Dat kost ook nog eens 15 euro extra! Maria krijgt het zweet al op het voorhoofd als ze er nog maar aan denkt. Situatie 2 Hugo (40) is vader van twee kinderen en gelukkig getrouwd. Hij is manager in het bedrijf ‘NICO’, dat zich bezig houdt met de beurs. Hugo krijgt een mooi loon en hoeft zich dan ook nergens zorgen over te maken. Voor dat loon werkt hij gemiddeld 9 uur per dag. Op zondag hoeft Hugo niet te werken, op zaterdag werkt hij vaak wel wat extra in de voormiddag. Hugo heeft heel wat hobby’s. Op maandag gaat hij golfen en op dinsdag en donderdag gaat hij fitnessen. Woensdagavond is het gezinsavond, dan gaat hij samen met zijn vrouw en kinderen iets doen. Elke vrijdagavond gaat hij samen met zijn vrouw uit eten. De vrouw van Hugo werkt ook, in een parfumerie, maar slechts parttime. Zij neemt de huishoudelijke taken en de zorg voor de kinderen op zich. Hugo is heel trots op zijn kinderen. Ze doen het heel goed op school. Zijn oudste dochter zit op kot in Leuven en studeert er aan de universiteit. Haar kot is wel wat groter en duurder dan het gemiddelde kot, maar dat vond Hugo geen probleem. Als het haar helpt om beter te studeren, heeft hij dat er wel voor over. Situatie 3 Afram en zijn vrouw Adia wonen in Ghana. Samen hebben ze vier kinderen. Afram is een cacaoboer en heeft dus een eigen kleine cacaoplantage. Samen met zijn vrouw werkt hij hier van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Wat zijj daarmee verdienen, is afhankelijk van de oogst. Per kilo is dat ongeveer 1,10 euro, een prijs die is vastgelegd door de overheid. Zijn stuk grond is ongeveer 1,5 hectare groot, wat neerkomt op gemiddeld 600-650 euro. Dat wil zeggen dat zijn gezin per dag 2 euro ter beschikking heeft. Dat geld is amper voldoende om iedereen van voedsel te voorzien, dus is er geen geld om de kinderen naar school te sturen. Zij helpen hun vader zo veel mogelijk mee op de cacaoplantage. Als de oogst mislukt door droogte of een insectenplaag is dit voor Afram en zijn gezin een ramp. Zij hebben dan geen inkomen. 14│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Beantwoord de volgende vragen. Noteer enkel losse woorden. • Hoe is de verhouding tussen het loon en het aantal uren van de mensen in de verschillende situaties personen aantal uren loon 2) Hoe komt het dat de kinderen van Hugo een groot kot kunnen huren, terwijl de kinderen van Maria amper op schoolreis kunnen gaan en de kinderen van Afram niet eens naar school kunnen? 3) Hoe verklaar je het loonverschil als je weet dat Afram en Maria langer werken en toch minder verdienen dan Hugo? 4) Welk beroep zullen later de kinderen van Hugo hebben? Zullen ze een beroep uitoefenen dat eerder in onze top 5 lag of veeleer bij de laatste 5? Waarom denk je dat? 5) Welk beroep zullen later de kinderen van Maria hebben? Zullen ze een beroep uitoefenen dat veeleer in onze top 5 lag of veeleer bij de laatste 5? Waarom denk je dat? 6) Welk beroep zullen later de kinderen van Afram hebben? Waarom denk je dat? 7) Ziet de toekomst er voor de kinderen van Maria en Afram beter uit dan de situatie waarin ze nu zitten? Verklaar. 15│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Oplossingen Oplossingen van de vragen bij de situaties. Let op, de leerlingen moeten dit niet allemaal noteren. Het is voor de leerkracht eerder een leidraad voor de bespreking achteraf. 1)Hoe is de verhouding tussen het loon en het aantal uren van de mensen in de verschillende situaties personen Maria Hugo Afram aantal uren 12u/dag + weekend 9u/dag + zaterdagvoormiddag Van ’s morgens tot ‘s avonds loon Bescheiden loon Mooi loon Klein loon 2) Hoe komt het dat de kinderen van Hugo een groot kot kunnen huren, terwijl de kinderen van Maria amper op schoolreis kunnen gaan en de kinderen van Afram niet eens naar school kunnen? Hugo heeft een job waarmee hij meer verdient. Hij heeft waarschijnlijk meer kansen gekregen om hogere studies af te werken dan Maria, die een druk leven leidt als gescheiden vrouw. In Ghana zijn er veel ouders die geen onderwijs kunnen betalen voor hun kinderen. 3) Hoe verklaar je het loonverschil als je weet dat Afram en Maria langer werken en toch minder verdienen dan Hugo? Hugo verdient waarschijnlijk meer omdat hij een hoger diploma heeft. Maria heeft een minder goed betaalde job en werkt ook in het huishouden, waarvoor ze niet betaald wordt. Afram heeft niet de middelen die wij hebben, bv. machines om sneller te werken. 4) Welk beroep zullen later de kinderen van Hugo hebben? Zullen ze een beroep uitoefenen dat eerder in onze top 5 lag of eerder bij de laatste 5? Waarom denk je dat? De kinderen van Hugo zullen waarschijnlijk eerder een beroep uitoefenen uit de top 5 van de klas. Ze krijgen meer kansen om hun studies met succes af te ronden. 5) Welk beroep zullen later de kinderen van Maria hebben? Zullen ze een beroep uitoefenen dat eerder in onze top 5 lag of eerder bij de laatste 5? Waarom denk je dat? De kinderen van Maria zullen harder dan de kinderen van Hugo moeten knokken om een beroep uit de top 5 te kunnen uitoefenen. Ze zullen minder kansen krijgen dan de kinderen van Hugo, dus is een beroep buiten de top 5 waarschijnlijker. 6) Welk beroep zullen later de kinderen van Afram hebben? Waarom denk je dat? De kinderen van Afram zullen waarschijnlijk het beroep van hun ouders (of hun man) uitoefenen. Ze kunnen geen onderwijs volgen dus zullen ook niet kunnen lezen of schrijven. 7) Ziet de toekomst er voor de kinderen van Maria en Afram beter uit dan de situatie waarin ze nu zitten? Verklaar. Het is niet onmogelijk dat de kinderen een betere toekomst zullen hebben, maar ze zullen zeker minder kansen krijgen. Afram kan zijn kinderen bijvoorbeeld niet naar school sturen en de kinderen van Maria zullen ook niet onbeperkt kunnen studeren. Zo 16│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid moeten ze mogelijk zelf gaan werken om later hun eigen studies te betalen, waardoor ze minder tijd aan hun studie zullen kunnen besteden. 17│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid THEMA ARM EN RIJK IN HET OUDE ROME Sluit aan bij De woningen van zowel de armen als de rijken in de keizertijd van het oude Rome. De leerlingen hebben in een vorige les al gezien hoe arme boeren massaal naar de stad trokken op zoek naar werk. - Het recht op arbeid - Het recht op gezondheid - Het recht op voedsel en huisvesting De leerlingen willen nadenken over de situatie van minderbedeelden nu en in de klassieke oudheid. 2e jaar Beeldfragment, groepswerk (horoscoop), stellingen Mensenrechten Doel Niveau Type Duur Materiaal Voorbereiding Doelstellingen Vakgebonden eindtermen 3 50 minuten - Lokaal met computer, internet, beamer en geluidsboxen - Fragment ‘armoede in Vlaanderen’ (http://www.youtube.com/watch?v=z-O78nj3MmY) 3 - Horoscoopkaarten - Levenskaarten - Rode en groene kaartjes (aantal = aantal leerlingen) - powerpoint over woningen in het oude Rome http://www.vormen.org/MREingeschiedenis/index.html - informatiefiche - Knip de levenskaarten uit - Lees de informatiefiche Leerlingen kunnen: - het huis van de armen en rijken in het oude Rome bespreken, alsook de gevaren van de insula. Leerlingen willen: - hun gedachten en gevoelens over de hedendaagse situatie van arme mensen verwoorden. - nadenken over de toekomst van mensen in een moeilijke financiële en sociale situatie. - hun visie op armoede verwoorden. - nadenken over de oorzaken en (sociale) gevolgen van armoede. - nadenken over een mogelijke eigen inzet voor daklozen of armen. 1.2 CRITERIA IN VERBAND MET DE BESTUDEERDE SAMENLEVINGEN. 1.2.5 Benaderingswijze 23 De studie getuigt van een probleem- en actualiteitsgerichte benadering. 24 De bestudeerde problematiek dient voor de leerling herkenbaar en verstaanbaar te zijn. 1.3 CRITERIA IN VERBAND MET DE INTEGRATIE TUSSEN HET HISTORISCH REFERENTIEKADER EN DE BESTUDEERDE SAMENLEVINGEN 1.3.4 Socialiteit 30 De klemtoon wordt gelegd op het zoeken naar analogieën en verschillen met vroegere en latere samenlevingen, en vooral met de YOUTUBE, Armoede in Vlaanderen, internet, 25-01-10, (http://www.youtube.com/watch?v=z-O78nj3MmY&feature=related) 18│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid VOET hedendaagse. 2.1 KENNIS EN INZICHT 2.1.2 Kennis en inzicht in verband met de bestudeerde samenlevingen De leerlingen 7 verduidelijken belangrijke kenmerken van onderscheiden maatschappelijke domeinen. 8 tonen aan dat er onderlinge verbanden en wisselwerkingen binnen en tussen die domeinen bestaan. 16 vergelijken de bestudeerde samenlevingen met elkaar en met probleemstellingen van de hedendaagse samenleving. 2.3 ATTITUDES 26 leren belangstelling aan de dag leggen voor de problemen van een samenleving. Gemeenschappelijke stam empathie 5 houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van anderen; initiatief 10 engageren zich spontaan; kritisch denken 13 kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende invalshoeken; open en constructieve houding 17 toetsen de eigen mening over maatschappelijke gebeurtenissen en trends aan verschillende standpunten; respect 18 gedragen zich respectvol; zorgzaamheid 26 gaan om met verscheidenheid; 27 dragen zorg voor de toekomst van zichzelf en de ander; Context 2 Mentale gezondheid 3 erkennen probleemsituaties en vragen, accepteren en bieden hulp; Context 3 Sociorelationele ontwikkeling 5 handelen discreet in situaties die dat vereisen; 6 doorprikken vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik; Context 5 Politiek-juridische samenleving 4 zetten zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen; Context 6 Socio-economische samenleving 2 toetsen de eigen opvatting aan de verschillende opvattingen over welzijn en verdeling van welvaart; 3 zetten zich in voor de verbetering van het welzijn en de welvaart in de wereld; 8 geven kenmerken, mogelijke oorzaken en gevolgen van armoede aan; 19│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Context 7 Socioculturele samenleving 3 illustreren het belang van sociale samenhang en solidariteit; Instructies Starter/gespreksfase 1. Stel aan de leerlingen volgende vragen: - Hoe ziet jullie ideale huis eruit? - Hoe denken jullie dat je huis er later echt zal uitzien, zonder te overdrijven? - Kan iedereen zo’n huis betalen? Waarom wel/niet? 2. Stel aan de leerlingen volgende vragen: - Waarom trokken boeren in het Romeinse Rijk ook al weer van het platteland naar de stad? - Waarom konden ze toch geen werk vinden in de stad? - Welke gevolgen had dit? Vul de antwoorden van de leerlingen indien nodig verder aan. (zie informatiefiche) 3. Vraag aan de leerlingen welke gevolgen die armoede zou gehad hebben voor de huizen van de armen. Leg vervolgens de verschillen tussen een domus en een insula uit en laat de leerlingen de verhouding tussen armen en rijken in het oude Rome bespreken a.d.h.v. de sociale piramide. Hiervoor kan je gebruik maken van de powerpoint over woningen in het oude Rome. Eventueel pas je een onderwijsleergesprek toe, zodat de leerlingen zelf de informatie kunnen afleiden uit de afbeeldingen. Uiteraard kan je dit dan aanvullen met extra informatie. (zie informatiefiche) Verwerking 1. Vraag aan de leerlingen of ze zich zo’n situatie nog steeds kunnen voorstellen in Rome? Waarom wel/niet? En in België? Waarom wel/niet? 2. Toon het filmpje over daklozen/armoede in onze huidige maatschappij. 3. Stel aan de leerlingen volgende vragen: - Als jullie dit zien, welk gevoel komt er dan bij jullie op? - Waarover ging het filmpje? - Hoe kan het dat er mensen dakloos zijn in een land als België? - In welke landen verwachtte je dakloosheid dan eerder? Waarom? - Voor welke mensen zie je een dakloze toekomst weggelegd? Kan je dat voorspellen? - Hoe voorspel je zoiets? - Waarin wordt iemands toekomst nog voorspeld? - Hebben jullie ooit je horoscoop gelezen? Wat stond erin? - Wie gelooft er in horoscopen? - Welke informatie bevatten horoscopen meestal? 4. Verdeel vervolgens de klas onder in 4 tot 6 groepen. Geef elk groepje een levens- en horoscoopkaart. Laat de leerlingen een horoscoop opstellen voor het personage van hun levenskaart, maar benadruk heel sterk dat het een realistische voorspelling moet zijn. Ze moeten nadenken over het toekomstperspectief van hun personage, op vlak van de woning, werk en gezondheid. Zorg dat zeker het personage Krista aan bod komt, om het contrast tussen iemand afkomstig uit een rijkere en uit een minderbedeelde familie aan te tonen. 5. Laat elk groepje de gemaakte horoscoop voorlezen, nadat ze eerst de levenskaart hebben voorgelezen. Zo kent iedereen de situatie van het personage. 4 4 VORMEN VZW (red.), Kompas: horoscoop van de armoede, internet, 29-04-10, (http://vormen.org/Kompas/Horoscooparmoede.html) 20│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Nabespreking 1. Vraag aan iedere groep om uit te leggen hoe ze hebben beslist over de toekomst van een personage. 2. Deel vervolgens groene en rode kaartjes uit. Elke leerling krijgt van elke kleur een kaartje. 3. Leg aan de leerlingen uit dat je 6 stellingen zal voorlezen. Nadat je een stelling hebt voorgelezen, moeten de leerling een groen (akkoord) of rood (niet akkoord) kaartje opsteken. Daarna krijgen ze even de tijd om met hun buur te overleggen over hun standpunt en om enkele argumenten voor en tegen te vinden. 4. Laat de leerlingen hierna hun standpunt verdedigen en bespreek samen de argumenten voor en tegen. Stellingen: - Iemand die rijk is in een bepaald land, kan arm zijn in een ander land. Wie arm is, heeft dat vooral aan zichzelf te danken. Wie het wil maken in de samenleving, die kan dat ook. Ontsnappen uit de armoede is onmogelijk. Onze samenleving kan niets aan armoede doen. Ik kan niets aan armoede doen. 21│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid 22│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Informatiefiche: arm en rijk in Rome Historische informatie Rome was op korte tijd een enorme stad geworden met het grootste aantal inwoners ter wereld. En laat nu net dat het grootste pijnpunt geweest zijn voor de Romeinse maatschappij. De Tweede Punische Oorlog eindigde dan wel met een overwinning, maar deze kon niet op tegen de geëiste tol. Het Romeinse leger bestond in die tijd nog uit Romeinse burgers die door het bezitten van een bepaalde hoeveelheid land tot de landeigenaars gerekend werden, beter: die hun velden tijdens de oorlog niet konden bewerken. Tijdens de oorlog werden vele van hen vermoord. Daarnaast verwoestte de oorlog zelf ook veel land in Italië, wat voor de plattelandsbevolking een ramp was. Waar het op het platteland uitbrak tot een crisis, beleefde Rome zelf een gouden periode. Door plunderingen en de naoorlogse herstelbetalingen werd de schatkist van Rome gespijsd. Door de uitzichtloze situatie op het land, vluchtte een massa naar de stad, aangetrokken door de enorme weelde. Het inwonersaantal van Rome steeg op die manier enorm. Toch leverde dit de nieuwe stadsbewoners weinig op, want al het geld bleef in handen van een beperkte groep patriciërs werd netjes verdeeld over een kleine groep. Deze nieuwe rijken kochten enorme stukken land op en waren nu de eigenaars van immense landgoederen, waarvan ze de grond door slaven lieten bewerken. De eerdere eigenaars waren nu hun grond kwijt en trokken massaal naar de stad, op zoek naar werk. Daar was het werk echter al ingepikt door de vele slaven die dankzij de Romeinse overwinningen buit waren gemaakt. De grote groep arme Romeinen zakten nu nog verder weg in armoede, terwijl de kleine groep rijken alsmaar rijker werden (de verhouding van de kleine groep rijken tegenover de grote groep armen kan je duidelijk terugvinden in de sociale piramide). De kloof tussen arm en rijk groeide. Die kloof was ook duidelijk te zien aan het verschil in woning. Zo woonden de rijken in een domus, de armen in een insula. Een domus bestond uit twee grote delen. Een eerste deel bestond uit een binnenplaats, het atrium, met daar rond verschillende kamers. Zo was er bijvoorbeeld achteraan de werkkamer, waar de man des huizes zaken deed. Aan de zijkanten van het atrium bevonden zich de slaapkamers, die in principe enkel gebruikt werden om te slapen en daarom klein waren. Het atrium had in het midden een opening in het dak voor het zonlicht, met daaronder een vijvertje (impluvium) om het regenwater voor het huiselijk gebruik in op te vangen. In het atrium werden gasten ontvangen en stond een altaar voor de huisgoden en de voorouderlijke goden. Het tweede gedeelte, het peristilium, was een tuintje omgeven door zuilen. Rondom die tuin waren de keuken, de woonkamer, de gastenkamers en de eetkamer te vinden. Die laatste werd enkel gebruikt als het te koud was om buiten te eten. In een domus trof je meestal weinig meubels aan, wat het huis ruimer deed lijken dan het in werkelijkheid was. Het huis was soms ook uitvoerig opgesmukt om het grootser te maken. Aan beide zijden van de ingang werden winkeltjes verhuurd. De meeste van de domi beschikten over een eigen watervoorziening en eigen toiletten, die aangesloten waren op de riolering. Een insula of huurkazerne was dan weer heel wat minder luxueus. Daarin woonde dan ook de meerderheid van de Romeinse bevolking. In bepaalde periodes moesten dan ook meer dan een miljoen mensen woonruimte vinden in de buurt van het centrum van Rome, want er waren nog niet de nodige transportmiddelen om verder weg te kunnen wonen. Daardoor werd de grond duur, waardoor er in de hoogte moest worden gebouwd. Op die manier kon er voor het gewone volk een betaalbare woonruimte voorzien worden. Omdat de huurprijzen toch nog vaak de pan uit swingden, waren vele families verplicht 23│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid om samen te wonen in één kamer. Op de benedenverdieping bevond zich vaak een winkelruimte. Een insula kon wel twintig meter hoog zijn en uit zeven verdiepingen bestaan. Instortingsgevaar was dus zeker niet onbestaande. Omdat de bovenste verdiepingen van hout waren en het regelmatig gebeurde dat er bij het koken brand ontstond, was er ook een groot brandgevaar. Door het brandgevaar waren de houten bovenverdiepingen dus het minst populair. Die waren dan ook voorbestemd voor de allerarmsten, terwijl de middenklasse betere woonblokken kon betalen en vaak ook meerdere kamers had. De meeste appartementen hadden kleine open ramen. Sommige daarvan keken uit op de binnenplaats en kregen daardoor weinig licht binnen. Er wordt zelfs gedacht dat er ook appartementen waren zonder daglicht. De insula bezaten geen watervoorzieningen en een eigen toilet was er ook niet. Voor water kon men terecht bij de publieke fonteinen, voor toiletgebruik ging men naar de openbare toiletten.5 Informatie armoede Wanneer je hoort over armoede, denk je wellicht eerst aan werelddelen zoals Afrika, Azië of Latijns-Amerika. Toch zijn er ook in Europa miljoenen mensen die te maken krijgen met armoede. Zo leven bijna 1 500 000 Belgen met een armoederisico. Veel mensen zijn ervan overtuigd dat wie het wil maken in de samenleving, dat ook kan. Daarvoor zijn dan wel inzet, verantwoordelijkheidsgevoel en de juiste keuzes nodig. Door je vast te pinnen op die overtuiging, leg je de verantwoordelijkheid van armoede dan ook bij de armen zelf. Dat is dan wellicht te kortzichtig. De gevolgen van armoede (zoals mogelijk drugsmisbruik, alcoholgebruik, het weigeren van arbeid…) worden hierbij verward met de basisoorzaken. Het is moeilijk om uit de vicieuze cirkel van de armoede te geraken. Oorzaken en gevolgen volgen mekaar op. Armoede wordt o.a. bepaald door de sociale positie van iemand. Dit kan te maken hebben met het gezin waar je uit komt, het beroep dat je uitoefent, de opleidingen die je wel of net niet kan volgen… Ook door een ongeluk of persoonlijke tegenslag kan je arm worden. Mensen zien deze mensen vaak als ‘goede’ armen, want het is niet hun eigen schuld, ze hebben pech gehad.6 5 HILL, D., Rome, Een wereldrijk uit oude dagen, Parragon, Bath, 2008, p. 60, 206-208; GORIK, G., DE VOLDER, P., e.a., Storia 2, handboek, Van In, Wommelgem, 2005, p. 157-159; SWERTS, J., MULLENS, M., Tekens 2, sporen van mensen, Standaard Educatieve Uitgeverij, Antwerpen, 1998, p. 96-97 6 REYNDERS, N., VAN PUYMBROECK, M., VORMEN VZW, RECHT-vaardig, menswaardig, Educatief pakket rond economische, sociale en culturele rechten, internet, 2006, (http://www.vormen.org/Rechtvaardig/downloads/RechtvaardigVolledig.pdf); (red.), ARMOEDE.BE, Schuld of ongeval, maatschappij of individu, internet, 2006, (http://www.armoede.be/armoede/default.asp?id=430) 24│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Powerpoint 25│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid 26│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Levenskaarten Maria, een alleenstaande moeder met drie kinderen, woont in een heel arme buurt in Madeira (Portugal). Haar laatste vriend heeft haar net verlaten. Ze werkt als meid voor een rijke familie, maar onlangs heeft iemand een dure ring van de vrouw des huizes gestolen en deze verdenkt één van de meiden. De schuldige kan niet worden gevonden, dus zullen alle meiden worden ontslagen. Kan Maria de huur van haar woning nog wel betalen na een eventueel ontslag? Maria is Steenbok. Bengt is een jonge Zweedse skinhead. Dit jaar is hij al twee keer gearresteerd wegens geweldpleging. Hij heeft al twee jaar geen werk meer en toch weigert hij in te gaan op werkaanbiedingen. Liever brengt hij zijn tijd door op straat waar hij rondhangt met zijn maten, die in verband gebracht worden met meerdere racistische incidenten. Zijn ouders staan op het punt om hem uit huis te zetten als hij niet snel werk zoekt. Bengt is Ram. Ricardo woont alleen in Barcelona (Spanje) in een klein flatje dat hij nauwelijks kan betalen. Hij is al meerdere maanden ziek en leeft van een sociale zekerheidsuitkering van de staat. Vroeger deed hij allerhande klusjes om in zijn onderhoud te voorzien. Zijn vrouw liet hem in de steek en nam de kinderen mee, toen ze hoorde dat Ricardo aids heeft. Hij is Weegschaal. Krista, 30 jaar, heeft alles wat ze wil. Haar vader heeft een goede job en een hoog inkomen. Krista heeft hoge studies gedaan en heeft nu een belangrijke job. Hoewel ze nog maar 30 is, komt ze in aanmerking om de directeur van haar bedrijf, die volgend jaar op pensioen gaat, op te volgen. Krista is Boogschutter. Jane is een bejaarde weduwe die in Schotland woont. Haar echtgenoot was een alcoholicus en werkte bijna nooit. Jane moet zien te leven van een pover staatspensioentje, maar haar gezondheidstoestand gaat snel achteruit, zodat ze bijkomende zorg nodig heeft. Jane is Vissen. Marc , een 55-jarige ex-arbeider, heeft een huurwoning in Aarschot. Zijn vrouw is vorig jaar overleden aan kanker. De ziekte sleepte een lange tijd aan en heeft ook heel wat kosten met zich meegebracht. Op Marcs werk zijn onlangs vele ontslagen gevallen en ook Marc was bij de ongelukkigen. Hij is volop op zoek naar een nieuwe job, maar dat is op zijn leeftijd niet vanzelfsprekend. Toch zal hij snel een nieuwe job moeten vinden, anders lijkt het erop dat de deurwaarder zijn bezittingen in beslag zal komen nemen. Marc is Tweelingen. 27│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Horoscoopkaarten Ram (Bengt) (21 maart – 21 april) Weegschaal (Ricardo) (23 september – 22 oktober) Huis Huis Werk Werk Gezondheid Gezondheid Tweelingen (Marc) (22 mei – 21 juni) Huis Boogschutter (Krista) (23 november – 21 december) Huis Werk Werk Gezondheid Gezondheid 28│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Vissen (Jane) (20 februari – 20 maart) Huis Steenbok (Maria) (22 december – 20 januari) Huis Werk Werk Gezondheid Gezondheid 29│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid THEMA AMBACHTEN EN GILDEN IN DE MIDDELEEUWEN Sluit aan bij Deze les sluit aan bij de opkomst van de steden en het ontstaan van ambachten en gilden. De sociale en economische rechten komen aan bod, met o.a.: - Recht op kleding - Recht op medische verzorging - Recht op een behoorlijk loon - Recht op voedsel - Recht op onderdak De leerlingen worden zich ervan bewust dat ambachten zich in de middeleeuwen al bogen over kwesties die wij vandaag als sociale en economische rechten beschouwen, maar dat nu nog steeds niet iedereen van die rechten kan genieten. 3e jaar Groepswerk met getuigenisfiches Mensenrechten Doel Niveau Type Duur Materiaal Voorbereiding Doelstellingen Vakgebonden 50 minuten - Informatiekaarten ‘Mozambique en suiker’ en ‘Nike’ - Getuigenissen - Schema met economische en sociale rechten. - Informatiefiche - Powerpoint met beroepen http://www.vormen.org/MREingeschiedenis/index.html - vereenvoudigde versie van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens - Kopieer voor iedereen een informatiekaart en een schema met de economische en sociale rechten. - Kopieer voor elk groepje de getuigenissen. - Knip de getuigenissen uit voor elk groepje. - Lees de informatiefiche De leerlingen kunnen: - de verschillende beroepen in de middeleeuwse stad benoemen en uitleggen wat ze inhouden - het ontstaan van ambachten en gilden verklaren - de functie van ambachten en gilden uitleggen - de functies binnen een ambacht opsommen en verklaren - de sociale en economische situatie van boeren in armere landen of lageloonarbeiders beknopt weergeven - de rol van de EU in de situatie van de arme boeren uitleggen - de rol van de bedrijven in de situatie van lageloonarbeiders uitleggen De leerlingen willen: - zich grondig bezinnen over de ongunstige sociale situatie waarin veel mensen zich bevinden - de ernst van de ongunstige sociale situatie waarin veel mensen zich bevinden, inzien - mogelijkheden ontdekken om de ongelijke verdeling van rijkdom in de wereld te veranderen - zich inzetten om de situatie van mensen waarvan de sociale en economische rechten worden geschonden, te verbeteren 8.1.1 Kennis, inzichten vaardigheden in verband met tijd, 30│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid eindtermen VOET historische ruimte en socialiteit 8.1.1.2 Kennis, inzicht en vaardigheden in verband met de bestudeerde samenlevingen (tot ca.1800) De leerlingen 4 omschrijven per ontwikkelingsfase van de westerse samenleving enkele fundamentele kenmerken uit verschillende maatschappelijke domeinen en beoordelen deze als vernieuwend of behoudend. 8.1.1.3 Kennis, inzicht en vaardigheden in verband met de integratie tussen het historisch referentiekader en de samenlevingen tot ca. 1800 13 lichten uit de bestudeerde samenlevingen enkele elementen toe die in latere samenlevingen of vandaag invloed uitoefenen. 8.1.2.3 Historische redenering De leerlingen kunnen 22 met coherente argumenten hun eigen standpunt tegenover een historisch of actueel maatschappelijk probleem verdedigen. 8.1.3 Attitudes De leerlingen 25 hechten waarde aan de bevraging van het heden en het verleden bij de motivering van meningen en standpunten in de confrontatie met historische en actuele spanningsvelden. 28 zijn bereid waarden en normen uit heden, verleden en andere culturen vanuit de historische en actuele context te benaderen. Gemeenschappelijke stam creativiteit 2 kunnen originele ideeën en oplossingen ontwikkelen en uitvoeren; empathie 5 houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van anderen; initiatief 10 engageren zich spontaan; kritisch denken 11 kunnen gegevens, handelwijzen en redeneringen ter discussie stellen a.d.h.v. relevante criteria; 12 zijn bekwaam om alternatieven af te wegen en een bewuste keuze te maken; 13 kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende invalshoeken; open en constructieve houding 16 houden rekening met ontwikkelingen bij zichzelf en bij anderen, in samenleving en wereld; respect 18 gedragen zich respectvol; samenwerken 19 dragen actief bij tot het realiseren van gemeenschappelijke doelen; verantwoordelijkheid 20 nemen verantwoordelijkheid op voor het eigen handelen, in relaties met anderen en in de samenleving; zorgzaamheid 27 dragen zorg voor de toekomst van zichzelf en de ander; Context 2 Mentale gezondheid 3 erkennen probleemsituaties en vragen, accepteren en bieden hulp; 31│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Context 5 Politiek-juridische samenleving 3 tonen het belang en dynamisch karakter aan van mensen- en kinderrechten; 4 zetten zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen; 13 geven voorbeelden die duidelijk maken hoe de mondialisering voordelen, problemen en conflicten inhoudt. Context 6 Socio-economische samenleving 3 zetten zich in voor de verbetering van het welzijn en de welvaart in de wereld; 4 hebben bij het kopen van goederen en het gebruiken van diensten zowel oog voor prijskwaliteit en duurzame ontwikkeling als voor de rechten van de consument; 5 geven voorbeelden van het veranderlijke karakter van arbeid en economische activiteiten; 6 geven voorbeelden van factoren die de waardering van goederen en diensten beïnvloeden; 9 lichten de rol toe van ondernemingen, werkgevers en werknemersorganisaties in een nationale en internationale context. Context 7 Socioculturele samenleving 3 illustreren het belang van sociale samenhang en solidariteit; Instructies Starter/gespreksfase 1. Toon de leerlingen een snelle diaprojectie van allerlei beroepen. Vraag hen om zoveel mogelijk beroepen te onthouden. 2. Vraag hen vervolgens welke van die beroepen volgens hen ook al in de middeleeuwen bestonden. Vul hierna, indien nodig, hun lijstje aan. (zie informatiefiche) 3. Noteer op het bord in twee kolommen ‘export’ en ‘eigen markt’. Laat een leerling, met behulp van de klas, volgende beroepen in de juiste kolom plaatsen: wevers, volders, bakkers, slagers, metaalbewerkers, schoenmakers. Verklaar de beroepen indien nodig. (zie informatiefiche) 4. Vraag aan de leerlingen of er bij ons bepaalde afspraken zijn gemaakt i.v.m. het loon dat je met een bepaald beroep kan verdienen, of over de werkomstandigheden. 5. Vertel daarna zelf dat in de middeleeuwen, hetzij in een heel andere context dan nu, ook bepaalde afspraken werden gemaakt. Leg nu het ontstaan en de functie van ambachten en gilden uit. (zie informatiefiche) 6. Stel de volgende vragen aan de leerlingen: - Gelden onze afspraken over de lonen of werkomstandigheden voor een bepaald gebied of voor de hele wereld? Voor welk gebied? - Kan iedereen gebruik maken van deze rechten? - Ken je situaties waar dat niet het geval is? Welke? - Hoe gaat men daar in West-Europa mee om? 7. Vertel nu dat er een Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is waarin verklaard wordt dat alle mensen ter wereld bepaalde rechten hebben omwille van hun menszijn op zich. Overloop welk deze rechten zijn (zie bijlage). Deze verklaring en de opvatting dat ieder mens bepaalde rechten heeft, is nog zeer recent (1948). Vertel dat er ook een lijst is met sociaal- economische rechten die voor iedereen gelden. Toon het schematische overzicht van de sociaal- economische rechten (zie 32│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid biljage). Vertel dat de leerlingen in het vervolg van de les met deze rechten aan de slag zullen gaan. 33│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Verwerking 1. Vraag aan de leerlingen waar en wanneer zij gebruik maken van hun sociale rechten en wanneer deze rechten voor hen geschonden worden. Vraag hen hun eigen situatie te vergelijken met leeftijdsgenoten in het Zuiden. 2. Verdeel de klas in groepjes van vier. Geef elke leerling van het groepje een informatiekaart, een schema met de rechten en een getuigenis. In bijlage is er telkens een extra getuigenis bijgevoegd, voor het geval er een groepje van vijf is. Er zijn twee verschillende situaties:‘Mozambique en suiker’ en ‘Nike’. Verdeel beide situaties gelijk over het aantal groepjes. 3. Laat de leerlingen in stilte de informatiekaart en de getuigenis lezen. Daarna moeten ze in het schema met rechten op zoek gaan naar de rechten die geschonden worden in de getuigenis. Deze duiden ze aan. 4. De leerlingen kunnen hierna in groep gaan zitten en de volgende vragen bespreken: - Hoe komt het dat deze rechten van de personages geschonden worden? - Wat is hiervan de belangrijkste oorzaak? - Wat moet er veranderen? De vragen gaan niet individueel over de getuigenissen, maar over het gehele plaatje. Voor stap drie en vier krijgen de leerlingen vijftien minuten tijd. Nabespreking 1. Bespreek nu met de hele groep de resultaten van het individuele werk en het groepswerk. Stel hierbij de volgende vragen: - Welke economische en sociale rechten worden er zoal geschonden? Wat is de oorzaak ervan? Wat moet er veranderen? - Welke schendingen hebben rechtstreeks/onrechtstreeks te maken met de Europese subsidies? Welke met grote bedrijven zoals Nike? - Geef voorbeelden van veranderingen voor de Mozambikanen wanneer de suikerhandel op volle toeren zou draaien. - Geef voorbeelden van veranderingen voor de werknemers in lage loonlanden wanneer hun lonen rechtvaardig zouden worden. - Wie wist er dat Europa en grote bedrijven invloed hebben op zo’n situaties buiten Europa? Had je hierover al gehoord? Ben je verbaasd? - Wie zal er, nu je dit alles weet, hiermee rekening houden wanneer hij iets koopt? - Kunnen we zelf ons steentje bijdragen om bijvoorbeeld de suikerboeren in het Zuiden te helpen? Hoe? (bv. Fair Trade- suiker kopen (o.a. in wereldwinkel)) - Wat kunnen doen om boeren uit de armere wereldlanden te steunen? (bv. wereldwinkel openen op school- sensibilisering rond Fair Trade opzetten) - Wat kunnen we doen tegen uitbuiting in lageloonlanden? 7 7 REYNDERS, N., VAN PUYMBROECK, M., VORMEN VZW, RECHT-vaardig, menswaardig, Het suikerspel: minder zoet dan het lijkt…, internet, 2006, (http://www.vormen.org/Rechtvaardig/Suikerspel.html); REYNDERS, N., VAN PUYMBROECK, M., VORMEN VZW, RECHT-vaardig, menswaardig, Nike: het verhaal achter de sportschoenen, internet, 2006, (http://www.vormen.org/Rechtvaardig/Nike.html) 34│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Informatiefiche: ambachten en gilden in de Middeleeuwen Historische informatie In de 13e eeuw trof je in de stad heel wat economische activiteiten aan. Er leefden landbouwers, maar ook veel ambachtslieden. Voor de export werkten bijvoorbeeld volders, wevers, metaalbewerkers… Voor binnen de stadsmuren werkten bijvoorbeeld brouwers, slagers, bakkers, schoenmakers… Daarnaast waren er ook de rijken, die meestal ondernemer of groothandelaar beter koopman waren. Niet iedereen kreeg inspraak in het bestuur van de steden. Ondernemers, meesters en belangrijke figuren uit die stad wilden wel die inspraak en wilden meer controle over de economie. Daarom organiseerden ze zich per stiel of beroep in ambachten. Deze verdedigden de belangen van haar leden en had een eigen bestuur, een eigen reglement, een eigen kas een eigen militie. De vastgelegde reglementen uit de 13 e eeuw hadden betrekking op de beroepszaken, maar ook op de plicht van de leden om de erediensten bij te wonen en te zorgen voor de familieleden van overleden leden. De ambachten bepaalden ook de prijzen en lonen, de kwaliteit van de afgewerkte producten en regelden meningsverschillen tussen leden. Op die manier werd onderlinge concurrentie uitgeschakeld. De ambachten kunnen we niet vergelijken met de vakbonden zoals wij die nu kennen, want bij een ambacht waren alle ambachtslieden met hetzelfde beroep aangesloten, zowel meesters als leerjongens. Dat waren functies binnen een ambacht. De leider van een vereniging was de deken. Daarnaast waren er de meesters. Dat waren volwaardige leden die een eigen bedrijfje hadden. In hun dienst werkten dan weer gezellen die leerjongens opleidden. De leerjongens betaalden daarvoor ‘leergeld’. We kunnen ook stellen dat dit een vorm van opleiding binnen het ambacht was. Vaak kregen ambachten het alleenrecht om een bepaald beroep in hun stad uit te oefenen. Ze stelden looneisen tegenover hun opdrachtgevers en verzetten zich tegen te hoge belastingen. Het was niet zo dat alle beroepen zich mochten verenigen. Welke beroepen dat mochten hing af van stad tot stad. Soms werd de vereniging in ambachten zelfs gewoon verboden. Het is niet zo dat de vereniging in ambachten kon leiden tot een gezamenlijk protest tegen slechte werkomstandigheden. Daarvoor waren de arbeiders over te veel ateliers verdeeld en was er een te sterke hiërarchie aanwezig in de organisatie, waarbij de meesters de dienst uitmaakten. Ook de handelaars werkten samen om hun gemeenschappelijke belangen te beschermen. Daartoe verenigden ze zich in gilden. Wanneer de handelaars naar jaarmarkten reisden, gebeurde dit in groep. Zo waren ze beter beschermd tegen overvallen. Daarnaast verenigden ze zich ook in hanzen. De hanzen waren een verbond tussen steden die handel met elkaar dreven. Om de prijzen van goederen de hoogte in te jagen, maakten handelaars van verschillende steden afspraken om met elkaar handel te drijven in bepaalde goederen.8 Wereldlandbouw 96% van alle boeren in de wereld maken deel uit van ontwikkelingslanden. In die landen is landbouw de belangrijkste bron van inkomsten. Ongeveer drie vierde van de werkenden in de minst ontwikkelde landen zijn tewerkgesteld in de landbouw. De landbouwsector is noodzakelijk voor voedselzekerheid, armoedevermindering en economische groei. GORIS, G., DECAT, F., e.a., Storia 3ASO, leerboek, Van In, Wommelgem, 2006, p. 90-91; MATTHEW, D., Atlas van de middeleeuwen, Atrium, Alphen aan den Rijn, p. 144-145; (red.), 7000 jaar wereldgeschiedenis, de middeleeuwen, Lekturama, Rotterdam, p. 339, 348-350 8 35│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Toch worden in de praktijk vooral de rijken bevoordeeld door de regels rond landbouwhandel. Rijke landen kunnen hoge bedragen investeren om hun landbouwers te beschermen. Arme landen worden dan weer gedwongen om hun markten te openen voor die gesubsidieerde importen, terwijl de rijke landen hun eigen landbouwers wel beschermen. Zo kunnen die gesubsidieerde landbouwoverschotten gedumpt worden of veel goedkoper verkocht worden dan in het land van herkomst. De lokale boeren kunnen hiertegen niet concurreren en zo worden de plaatselijke landbouwmarkten in ontwikkelingslanden aangetast door de goedkope producten uit de rijke landen. Zelf hebben de ontwikkelingslanden niet de mogelijkheden om hun landbouw te subsidiëren. Daarnaast zorgen de hoge invoertaksen van de rijke landen ontwikkelingslanden zelf moeilijk kunnen invoeren in de rijke landen. 9 ervoor dat de Eerlijke handel Via eerlijke handel betalen we een eerlijke prijs. Die prijs houdt rekening met allerlei factoren, zoals de aard van het werk, de geleverde inspanning en de koopkracht van de producent. Op basis daarvan wordt een fairtrademinimumprijs vastgelegd. Daarnaast ontvangen de producentgroepen ook nog een fairtradepremie die dient voor de sociale en economische ontwikkeling van de hele gemeenschap. Bovendien houdt eerlijke handel ook in dat men correcte arbeidsomstandigheden garandeert, net als respect voor het milieu en het uitsluiten van kinderarbeid. Het doel is om de arme producent sterker te maken. Deze eerlijke handel kan je stimuleren door zelf eerlijke producten te kopen. Dit kan bijvoorbeeld in de Oxfam wereldwinkels. Op school kan je zelfs met de hulp van minstens 8 leerlingen en 2 leerkrachten een winkeltje openen met eerlijke producten. 10 9 Reynders, N., Van Puymbroeck, M., VORMEN VZW, RECHT-vaardig, menswaardig, Educatief pakket rond economische, sociale en culturele rechten, internet, 2006, (http://www.vormen.org/Rechtvaardig/downloads/RechtvaardigVolledig.pdf) 10 OXFAM WERELDWINKELS (red.), Eerlijke handel?, Wat is eerlijke handel?, internet, 10-11-2009, (http://www.oww.be/pageview.aspx?pv_mid=4901) 36│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Powerpoint landbouwer – volder – wever - metaalbewerker – brouwer 37│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid slager – bakker – schoenmaker - ondernemer/apotheker – textielnijverheid – glasblazen 38│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid timmerman – kunstschilder – bankier – visser 39│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) (vereenvoudigde versie) Artikel 1 Alle mensen worden vrij geboren en moeten op dezelfde manier worden behandeld. Artikel 2 Ieder heeft recht op alle rechten, ongeacht of je jong of oud, man of vrouw bent, welke huidskleur je hebt, welke godsdienst je belijdt of welke taal je spreekt. Artikel 3 Je hebt recht op leven in vrijheid en in veiligheid. Artikel 4 Slavernij is verboden. Artikel 5 Je mag niemand martelen. Artikel 6 Je hebt recht op dezelfde bescherming als iedereen. Artikel 7 De wet moet voor iedereen hetzelfde zijn; iedereen moet volgens de wet op dezelfde manier behandeld worden. Artikel 8 Je hebt recht om hulp van een rechter te vragen, als je vindt dat je volgens de wetten van je land niet goed wordt behandeld. Artikel 9 Niemand heeft het recht je zonder goede reden gevangen te zetten of het land uit te sturen. Artikel 10 Als je terecht moet staan, moet dat in het openbaar gebeuren. De mensen die je berechten, mogen zich niet door anderen laten beïnvloeden. Artikel 11 Je bent onschuldig tot je schuld bewezen is; je hebt het recht je te verdedigen tegen beschuldigingen. Artikel 12 Je hebt het recht op privacy: op bescherming als iemand je lastig valt, je brieven opent of kwaad van je spreekt. Artikel 13 Je hebt het recht om te gaan en te staan waar je wilt, in eigen land en in het buitenland. Artikel 14 Als je slachtoffer wordt van mensenrechtenschendingen, heb je het recht om naar een ander land te gaan en dat land te vragen om jou te beschermen. Artikel 15 Je hebt het recht een eigen nationaliteit te hebben. Artikel 16 Je hebt het recht te trouwen en een gezin te stichten. Artikel 17 Je hebt het recht op eigendom en niemand mag je bezittingen zonder goede redenen afnemen. Artikel 18 Je hebt het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Artikel 19 Je hebt het recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Artikel 20 Je hebt het recht om te vergaderen als je dat wilt. Artikel 21 Je hebt het recht om deel te nemen aan de politiek van je land. Artikel 22 Je hebt het recht op maatschappelijke zekerheid en om jezelf te ontwikkelen. Artikel 23 Je hebt het recht op werk in het beroep dat je zelf kiest. Je hebt ook recht op een rechtvaardig loon voor je werk. Mannen en vrouwen moeten voor hetzelfde werk evenveel betaald krijgen. Artikel 24 Je hebt het recht op vrije tijd en vakantie. Artikel 25 Je hebt het recht op alles wat nodig is om ervoor te zorgen dat je niet ziek wordt, geen honger hebt en een dak boven je hoofd hebt. Moeder en kind hebben recht op bijzondere zorg en bijstand. 40│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Artikel 26 Je hebt het recht op onderwijs dat gericht is op de volle ontwikkeling van de menselijkepersoonlijkheid en op de versterking van de eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Artikel 27 Je hebt het recht om te genieten van wat kunst en wetenschappen voortbrengen. Artikel 28 De overheid moet ervoor zorgen dat er een "orde" is die al deze rechten beschermt. Artikel 29 Je hebt ook plichten tegenover de mensen om je heen, zodat ook hun mensenrechten kunnen worden beschermd. De wetten in je land mogen niet ingaan tegen deze mensenrechten. Artikel 30 Geen enkel land en geen enkel mens mag proberen om de rechten te vernietigen die in deze Verklaring staan. 41│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Informatiekaart ‘Mozambique en suiker…’ Lees onderstaande informatiekaart over de suikerlandbouw in Mozambique. Lees daarna de getuigenis die je gekregen hebt en duidt in het schema met de sociale en economische rechten aan en welke rechten er geschonden worden. Beantwoord vervolgens in groep de volgende vragen: - Hoe komt het dat deze rechten van de personages geschonden worden? - Wat is hiervan de belangrijkste oorzaak? - Wat moet er veranderen? Mozambique en suiker ... Mozambique is één van de armste landen in de wereld. 80% van de bevolking leeft op het platteland, waar landbouw de belangrijkste bron van werkgelegenheid is. Suiker is het belangrijkste exportproduct. De kosten om suiker te maken zijn minder dan EUR 286 per ton, ongeveer de laagste in de wereld. De suikerlandbouw is de grootste werkgever in Mozambique, ongeveer 23 000 arbeiders (in 2001) werken op suikerplantages of in suikermolens. Maar als Mozambique meer suiker zou kunnen verkopen op de wereldmarkt, zouden er veel meer mensen kunnen werken in de suikerlandbouw. Doordat Europa de eigen suikeroverschotten in Afrika verkoopt aan heel lage prijzen, kunnen de suikerlandbouwers van Mozambique zelf minder verkopen. Ondanks het feit dat het maken van suiker binnen de EU het duurste is in de hele wereld, is Europa toch de tweede grootste suikerexporteur. Dit komt omdat Europese landen hun suiker buiten Europa veel goedkoper verkopen, omdat de Europese staat hen subsidies geeft om het verlies te compenseren. Mozambique kan niet meer concurreren met de goedkope gesubsidieerde suiker uit Europa. In 2001 voerde Europa bijvoorbeeld 770 000 ton witte suiker uit naar Algerije en 150 000 ton naar Nigeria, 2 belangrijke exportlanden voor Mozambique ... Bron: Stop the Dumping (Oxfam) 42│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Getuigenissen Getuigenis van Maria Gulela Suikerriet oogsten is fysiek heel zwaar en de werkdagen zijn lang. Soms moeten we 12 uur aan één stuk werken onder slechte omstandigheden. We werken zonder stoppen zowel in de brandende zon als in de gietende regen. We hebben ook veel problemen met malaria door de muggen. We hebben aan de bazen gevraagd of ze de muggen willen bestrijden met insecticiden maar ze vonden dat te duur en zeiden dat de arbeiders dat maar zelf moeten betalen. Maar als we dat moeten betalen, blijft er haast niets meer over van ons loon. (Maria Gulela, arbeidster op de suikerplantage Maragra, Mozambique) Getuigenis van Chico Chivone Er is wel voedsel maar het is heel duur. Het geld dat ik verdien op de suikerplantage is niet voldoende om het te kopen. Als ik meer zou verdienen, zou ik een goed huis kunnen kopen voor mijn familie. Mijn ouders zijn gestorven en ik moet nu als oudste in de familie zorgen voor tien broers en zussen. Als ik aan de bazen vraag waarom mijn loon zo laag is, zeggen ze dat het slecht gaat met de suikermarkt in Afrika. Ze zeggen dat niemand onze suiker wil kopen. (Chico Chivone, Arbeider op de suikerplantage Maragra, Mozambique) Getuigenis van Joao Bila Ik werk soms zo’n 9 uur aan een stuk, zonder pauze en verdien dan maar 37 400 Metical (ongeveer 1,5 euro) per dag. Ons loon is wel iets meer dan het wettelijke minimum in Mozambique maar je kan er ook maar 6 maanden per jaar, tijdens het oogstseizoen, werken. Ik ben zeker heel blij dat ik deze job heb want veel jobs buiten de suikerlandbouw zijn er niet. Toch is het loon amper genoeg om van te leven. (Joao Bila, Arbeider suikerrietplantage Maragra, Mozambique) Getuigenis van Joao Bila Ik heb vier kinderen en er is niet genoeg geld voor kleding en medicijnen. Ook kan ik mijn kinderen maar enkele maanden per jaar naar school sturen. Bovendien lopen wij, de arbeiders op de suikerrietplantages, grote kans om malaria te krijgen omdat er zoveel muggen zijn. Mijn grote droom is een fulltime job, onder goede werkomstandigheden en een loon waar we een behoorlijk leven van kunnen leiden. (Joao Bila, Arbeider suikerrietplantage Maragra, Mozambique) Wij, de arbeiders van Manhica, willen betere arbeidsomstandigheden. Ook willen we dat er meer jobs komen in de suikerindustrie zodat onze familie of buren er ook werk kunnen krijgen. Daardoor zouden de inkomens kunnen stijgen, de criminaliteit dalen, meer kinderen zouden naar school kunnen gaan, en de zieken zouden verzorgd kunnen worden ... (Maria Gulela, arbeidster op de suikerplantage Maragra, Mozambique) 43│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Getuigenissen met geschonden sociale en economische rechten Getuigenis van Maria Gulela Suikerriet oogsten is fysiek heel zwaar en de werkdagen zijn lang. Soms moeten we 12 uur aan één stuk werken onder slechte omstandigheden. We werken zonder stoppen zowel in de brandende zon als in de gietende regen. We hebben ook veel problemen met malaria door de muggen. We hebben aan de bazen gevraagd of ze de muggen willen bestrijden met insecticiden maar ze vonden dat te duur en zeiden dat de arbeiders dat maar zelf moeten betalen. Maar als we dat moeten betalen, blijft er haast niets meer over van ons loon. (Maria Gulela, arbeidster op de suikerplantage Maragra, Mozambique) Veilige arbeidsomstandigheden Recht op rustpauzen Voorkoming, behandeling en bestrijding van ziekten Getuigenis van Chico Chivone Er is wel voedsel maar het is heel duur. Het geld dat ik verdien op de suikerplantage is niet voldoende om het te kopen. Als ik meer zou verdienen, zou ik een goed huis kunnen kopen voor mijn familie. Mijn ouders zijn gestorven en ik moet nu als oudste in de familie zorgen voor tien broers en zussen. Als ik aan de bazen vraag waarom mijn loon zo laag is, zeggen ze dat het slecht gaat met de suikermarkt in Afrika. Ze zeggen dat niemand onze suiker wil kopen. (Chico Chivone, Arbeider op de suikerplantage Maragra, Mozambique) Recht op voedsel Recht op onderdak Recht op voldoende loon Getuigenis van Joao Bila Ik werk soms zo’n 9 uur aan een stuk, zonder pauze en verdien dan maar 37 400 Metical (ongeveer 1,5 euro) per dag. Ons loon is wel iets meer dan het wettelijke minimum in Mozambique maar je kan er ook maar 6 maanden per jaar, tijdens het oogstseizoen, werken. Ik ben zeker heel blij dat ik deze job heb want veel jobs buiten de suikerlandbouw zijn er niet. Toch is het loon amper genoeg om van te leven. (Joao Bila, Arbeider suikerrietplantage Maragra, Mozambique) Recht op rustpauze Recht op behoorlijk loon Recht op behoorlijke levensstandaard Getuigenis van Joao Bila Ik heb vier kinderen en er is niet genoeg geld voor kleding en medicijnen. Ook kan ik mijn kinderen maar enkele maanden per jaar naar school sturen. Bovendien lopen wij, de arbeiders op de suikerrietplantages, grote kans om malaria te krijgen omdat er zoveel muggen zijn. Mijn grote droom is een fulltime job, onder goede werkomstandigheden en een loon waar we een behoorlijk leven van kunnen leiden. (Joao Bila, Arbeider suikerrietplantage Maragra, Mozambique) Recht op kleding Recht op medische verzorging Recht op onderwijs Recht op bescherming tegen ziekten Recht op behoorlijke arbeidsomstandigheden Behoorlijk loon 44│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Wij, de arbeiders van Manhica, willen betere arbeidsomstandigheden. Ook willen we dat er meer jobs komen in de suikerindustrie zodat onze familie of buren er ook werk kunnen krijgen. Daardoor zouden de inkomens kunnen stijgen, de criminaliteit dalen, meer kinderen zouden naar school kunnen gaan, en de zieken zouden verzorgd kunnen worden ... (Maria Gulela, arbeidster op de suikerplantage Maragra, Mozambique) Recht Recht Recht Recht op op op op goede arbeidsomstandigheden werk onderwijs gezondheidszorg 45│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Informatiekaart Nike Lees onderstaande informatiekaart over Nike. Lees daarna de getuigenis die je gekregen hebt en duidt in het schema met de sociale en economische rechten aan en welke rechten er geschonden worden. Beantwoord vervolgens in groep de volgende vragen: - Hoe komt het dat deze rechten van de personages geschonden worden? - Wat is hiervan de belangrijkste oorzaak? - Wat moet er veranderen? Het verhaal van Nike Vanaf de jaren ’80 werd Nike het grootste sportmerk ter wereld. Nike betaalde enorme bedragen aan wereldberoemde sportmensen voor promotie. Toch bleef de concurrentie met Reebok (en andere sportmerken) aanhouden. Het was dus belangrijk om op de productiekosten te besparen, om zo meer geld te kunnen uitgeven aan reclame. Dit is de reden waarom Nike haar producten liet maken in fabrieken in landen waar de lonen laag liggen, vooral in Azië. Nike zoekt voortdurend naar landen waar de productiekosten het laagst liggen, waar de minimumlonen met andere woorden het laagst liggen en waar de arbeiders zo weinig mogelijk rechten hebben. Eerst gebeurde de massaproductie van Nikesportschoenen (en van andere sportmerken) vooral bij onderaannemingen in Zuid-Korea, Taiwan, Filippijnen en Maleisië. Wanneer arbeiders in deze landen meer rechten kregen, sloten vooral de fabrieken in Zuid-Korea hun deuren en hun eigenaars trokken naar China, Indonesië en Thailand om daar nieuwe fabrieken te bouwen. In deze landen mochten arbeiders zich namelijk niet organiseren om meer rechten te eisen. Rond 1995 begonnen vooral de Indonesische arbeiders onrustig te worden, protesten voor een hoger loon en betere werkomstandigheden volgden al snel. De toen grote sporthelden Michael Jordan en Andre Agassi moesten jaarlijks betaald worden voor het dragen van Nike sportschoenen (respectievelijk 20 miljoen en 10 miljoen Dollar per jaar). Bovendien gaf Nike jaarlijks in totaal 300 miljoen dollar aan reclame uit. Het werd voor Nike weer tijd om landen met nog lagere lonen op te zoeken. Vietnam werd één van de nieuwe productielanden. De fabrieken die geopend werden in Vietnam bleven nog steeds in handen van Zuid-Koreaanse en Taiwanese onderaannemers. Tegenwoordig laat Nike haar producten vooral in China, Vietnam, Thailand en Indonesië produceren maar ook nog in Zuid-Korea en Taiwan (vooral voor het moeilijkere werk) en in Cambodja, Bangladesh, Pakistan, Mexico, El Salvador, Dominicaanse Republiek... In Azië zijn er tegenwoordig zo’n 50 onderaannemingen of fabrieken die sportschoenen produceren in opdracht van Nike en zo’n 300 kledingfabrieken. Nike is Amerikaans en laat haar producten (vooral) in Azië produceren maar verkoopt natuurlijk ook massaal in Europa. Het hoofdkwartier van Nike Europa bevindt zich sinds 1999 in Nederland en de plaats van waaruit alle Nike producten over heel Europa verspreid worden is in ons land, in Laakdal. Ook in Australië en Nieuw-Zeeland is er een Nikekantoor, net als in verschillende Aziatische landen. De zogenaamde Niketowns schieten als paddestoelen uit de grond: dit zijn gigantische winkels (van enkele verdiepingen hoog) waar Nikeproducten verkocht worden. In Europa kan je zo’n Nike Town vinden in Berlijn en Londen, daarbuiten kan je in een tiental Amerikaanse grootsteden terecht voor zo’n Nike Town maar ook in vb. Melbourne in Australië en in Honolulu... Zo zie je maar: Nike vind je overal!! 46│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Getuigenissen getuigenis van Sadisah Ik ben Sadisah en ik werk in een fabriek in Jakarta in Indonesië waar schoenen gemaakt worden voor Nike. In de fabriek werken 13 000 mensen waarvan 85 % jonge vrouwen. Ik moet soms 18 uur per dag werken en verdien maar 56 EUR per maand. Dit is het minimumloon dat vastgelegd werd door de overheid. Het minimumloon is wel aanzienlijk verhoogd ten opzichte van vorig jaar maar de prijzen van de levensmiddelen zijn ook gigantisch gestegen. Rijst is bijvoorbeeld dubbel zo duur als vorig jaar. Ik woon samen met mijn 3 kinderen in een klein huisje in een voorstad van Jakarta. We hebben er twee kleine kamertjes voor ons alleen, de waskamer en de keuken moeten we delen met 4 andere gezinnen. Er is geen elektriciteit, noch stromend water... De vrouwen die bij ons wonen, werken ook in de Nikefabriek. getuigenis van Laura Hi, ik ben Laura Powell en ik ben 17 jaar. Enkele jaren geleden ben ik met mijn ouders en mijn oudere broer in Indonesië op vakantie geweest. Daar heb ik een meisje leren kennen, Utami. Ze was 17 jaar. We hebben elkaar leren kennen op een bus in Jakarta. Ik vroeg haar of ze nog naar school ging. Ze vertelde me dat ze maar tot haar 12de naar school kon gaan en dat ze toen in een schoenenfabriek is gaan werken waar ze vooral schoenen maakten voor Nike. De omstandigheden waarin ze moest werken, waren vreselijk en het loon stelde amper iets voor. Vanaf dat moment moest ik telkens aan Utami en al die duizenden andere vrouwen denken wanneer ik mijn Nikeschoenen aandeed. getuigenis van Nguyen Mijn naam is Nguyen Thi Lap. Ik werk voor de firma Sam Yang en ben arbeider met het nummer 11204. Sam Yang is een schoenenfabriek in Ho Chi Minh City, Vietnam. Wij maken vooral Nikeschoenen. Ik werk in de fabriek sinds oktober 1995. In maart 1996 kreeg ik promotie. Ik werd verantwoordelijke van naaiafdeling 15. Vanaf dat moment heb ik zeer veel voor het bedrijf gedaan. Ik werkte zelfs speciale programma’s uit om de arbeiders aan te sporen sneller te werken. Hiervoor kreeg ik een geldbonus. Enkele jaren geleden ging ik op een dag ziek naar het werk. Het was een zondag, normaal gezien onze enige rustdag. Maar die dag moest ik overuren doen, zoals op de meeste zondagen. Ik had een vreselijke pijn in mijn hoofd. Toen ik even mijn hand op mijn hoofd legde, in een poging de pijn te verzachten, sloeg mijn baas me. Ik ging naar de verpleegster omdat ik door de slag mijn arm amper kon bewegen. Ze zei dat mijn arm gekneusd was en dat ik maar beter naar huis kon gaan om te rusten. De volgende dag kreeg ik te horen dat ik ontslagen was als afdelingsverantwoordelijke en dat ik gewoon terug moest werken als arbeidster. Ik ging terug aan de naaimachines zitten, maar werd daar al snel weggehaald. Ik mocht vanaf dat moment alleen nog maar de vuile en de zware werkjes opknappen. Mijn loon is nu ook nog maar de helft van dat als afdelingsverantwoordelijke. Ik kan er amper van leven... 47│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid getuigenis van Chung Ik ben Chung Tsai, Manager van de fabriek Yu Yuan in Dongguan City (China), één van de 1350 dochterbedrijven van de Pou Chen-groep. Sinds 1985 laat ik in opdracht van Nike producten maken, toen nog in Taiwan. Ik richtte toen een fabriek op om schoenen voor Nike te kunnen maken. We probeerden de lonen zo laag mogelijk te houden, zodat Nike zeker bestellingen zou plaatsen. Want hoe lager de loonkosten, hoe minder Nike ons moet betalen... Toen de overheid de minimumlonen verhoogde en we dus verplicht waren onze arbeiders meer te betalen, zocht Nike naar fabrieken in landen waar de lonen lager lagen. Toen kregen we het idee om zelf fabrieken te bouwen in andere landen, vooral China was ideaal om uit te wijken. Mede dankzij ons, produceren ze in China ongeveer de helft van alle sportschoenen in de wereld, van alle mogelijke merken. Toch merken we dat onze arbeiders in China meer en meer onrustig worden omdat ze de lonen te laag vinden. Aangezien Nike niet meer wil betalen voor de productie kunnen wij onze arbeiders ook geen opslag geven. Bovendien is Nike ertegen dat de Chinese overheid de wetgeving die vakverenigingen verbiedt, misschien zal afschaffen. Want, vakbonden betekenen vaak loonsverhoging en vermindering van de arbeidsduur... We zijn aan het overwegen om de Yu Yuan fabriek naar Vietnam te verplaatsen, omdat de lonen daar lager liggen en er nog niet zo veel geprotesteerd wordt. getuigenis van Ida Mijn naam is Ida en ik werkte 9 jaar in de PT Doson fabriek in Indonesië. Wij maakten sportschoenen voor Nike. Na die 9 jaar dienst verdiende ik nog steeds maar 70 EUR per maand. Dit is niet voldoende om van te leven. Ik heb een man en 2 kinderen. We hebben zo’n 250 EUR per maand nodig om van te leven. Als we allebei heel veel overuren werkten, kwamen we net rond. Omdat we ons geen kinderopvang konden veroorloven, stuurden we onze kinderen naar mijn ouders die op 36 uren reisafstand van ons wonen. Ik zag mijn kinderen maar één keer per jaar, gedurende 4 dagen. Meer verlofdagen kon ik niet krijgen. In september 2002 werden de 7000 arbeiders uit PT Doson ontslagen omdat Nike geen bestellingen meer plaatste en de fabriek gesloten moest worden. PT Doson weigerde de wettelijke ontslagpremies volledig uit te betalen. Veel van deze 7000 arbeiders hebben een gezin dat ze nu niet meer kunnen onderhouden, terwijl Nike meer dan 10 jaar geprofiteerd heeft van hun noeste arbeid. Nike vindt dat de uitbetaling van de ontslagpremies volledig de verantwoordelijkheid is van PT Doson. Nike heeft ondertussen beloofd om te helpen, maar hetgeen aangeboden werd, stelt niets voor tegenover dat waar de arbeiders wettelijk recht op hebben. Sommige ontslagen arbeiders zijn nu wel een rechtszaak aan het voeren tegen PT Doson, op eigen kosten natuurlijk. Zo’n rechtszaak kan echter jaren duren en daar heeft niemand het geld voor. 48│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid 49│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Getuigenissen met geschonden sociale en economische rechten getuigenis van Sadisah Ik ben Sadisah en ik werk in een fabriek in Jakarta in Indonesië waar schoenen gemaakt worden voor Nike. In de fabriek werken 13 000 mensen waarvan 85 % jonge vrouwen. Ik moet soms 18 uur per dag werken en verdien maar 56 EUR per maand. Dit is het minimumloon dat vastgelegd werd door de overheid. Het minimumloon is wel aanzienlijk verhoogd ten opzichte van vorig jaar maar de prijzen van de levensmiddelen zijn ook gigantisch gestegen. Rijst is bijvoorbeeld dubbel zo duur als vorig jaar. Ik woon samen met mijn 3 kinderen in een klein huisje in een voorstad van Jakarta. We hebben er twee kleine kamertjes voor ons alleen, de waskamer en de keuken moeten we delen met 4 andere gezinnen. Er is geen elektriciteit, noch stromend water... De vrouwen die bij ons wonen, werken ook in de Nikefabriek. Recht Recht Recht Recht op op op op een eerlijk loon vrije tijd voeding, kleding en huisvesting verbetering van hygiëne getuigenis van Laura Hi, ik ben Laura Powell en ik ben 17 jaar. Enkele jaren geleden ben ik met mijn ouders en mijn oudere broer in Indonesië op vakantie geweest. Daar heb ik een meisje leren kennen, Utami. Ze was 17 jaar. We hebben elkaar leren kennen op een bus in Jakarta. Ik vroeg haar of ze nog naar school ging. Ze vertelde me dat ze maar tot haar 12de naar school kon gaan en dat ze toen in een schoenenfabriek is gaan werken waar ze vooral schoenen maakten voor Nike. De omstandigheden waarin ze moest werken, waren vreselijk en het loon stelde amper iets voor. Vanaf dat moment moest ik telkens aan Utami en al die duizenden andere vrouwen denken wanneer ik mijn Nikeschoenen aandeed. Recht Recht Recht Recht op op op op onderwijs een eerlijk loon veilige en hygiënische arbeidsomstandigheden bescherming van kinderen tegen economische en sociale uitbuiting getuigenis van Nguyen Mijn naam is Nguyen Thi Lap. Ik werk voor de firma Sam Yang en ben arbeider met het nummer 11204. Sam Yang is een schoenenfabriek in Ho Chi Minh City, Vietnam. Wij maken vooral Nike-schoenen. Ik werk in de fabriek sinds oktober 1995. In maart 1996 kreeg ik promotie. Ik werd verantwoordelijke van naaiafdeling 15. Vanaf dat moment heb ik zeer veel voor het bedrijf gedaan. Ik werkte zelfs speciale programma’s uit om de arbeiders aan te sporen sneller te werken. Hiervoor kreeg ik een geldbonus. Enkele jaren geleden ging ik op een dag ziek naar het werk. Het was een zondag, normaal gezien onze enige rustdag. Maar die dag moest ik overuren doen, zoals op de meeste zondagen. Ik had een vreselijke pijn in mijn hoofd. Toen ik even mijn hand op mijn hoofd legde, in een poging de pijn te verzachten, sloeg mijn baas me. Ik ging naar de verpleegster omdat ik door de slag mijn arm amper kon bewegen. Ze zei dat mijn arm gekneusd was en dat ik maar beter naar huis kon gaan om te rusten. De volgende dag kreeg ik te horen dat ik ontslagen was als afdelingsverantwoordelijke en dat ik gewoon terug moest werken als arbeidster. Ik ging terug aan de naaimachines zitten, maar werd daar al snel weggehaald. Ik mocht vanaf dat moment alleen nog maar de vuile en de zware werkjes opknappen. Mijn loon is nu ook nog maar de helft van dat als afdelingsverantwoordelijke. Ik kan er amper van leven... Recht op een eerlijk loon 50│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Recht Recht Recht Recht op op op op gelijke kansen op het werk lichamelijke en geestelijke gezondheid geneeskundige bijstand voorkoming, behandeling en bestrijding van ziekten getuigenis van Chung Ik ben Chung Tsai, Manager van de fabriek Yu Yuan in Dongguan City (China), één van de 1350 dochterbedrijven van de Pou Chen-groep. Sinds 1985 laat ik in opdracht van Nike producten maken, toen nog in Taiwan. Ik richtte toen een fabriek op om schoenen voor Nike te kunnen maken. We probeerden de lonen zo laag mogelijk te houden, zodat Nike zeker bestellingen zou plaatsen. Want hoe lager de loonkosten, hoe minder Nike ons moet betalen... Toen de overheid de minimumlonen verhoogde en we dus verplicht waren onze arbeiders meer te betalen, zocht Nike naar fabrieken in landen waar de lonen lager lagen. Toen kregen we het idee om zelf fabrieken te bouwen in andere landen, vooral China was ideaal om uit te wijken. Mede dankzij ons, produceren ze in China ongeveer de helft van alle sportschoenen in de wereld, van alle mogelijke merken. Toch merken we dat onze arbeiders in China meer en meer onrustig worden omdat ze de lonen te laag vinden. Aangezien Nike niet meer wil betalen voor de productie kunnen wij onze arbeiders ook geen opslag geven. Bovendien is Nike ertegen dat de Chinese overheid de wetgeving die vakverenigingen verbiedt, misschien zal afschaffen. Want, vakbonden betekenen vaak loonsverhoging en vermindering van de arbeidsduur... We zijn aan het overwegen om de Yu Yuan fabriek naar Vietnam te verplaatsen, omdat de lonen daar lager liggen en er nog niet zo veel geprotesteerd wordt. Recht op een eerlijk loon Recht op vakverenigingen Recht op stakingen getuigenis van Ida Mijn naam is Ida en ik werkte 9 jaar in de PT Doson fabriek in Indonesië. Wij maakten sportschoenen voor Nike. Na die 9 jaar dienst verdiende ik nog steeds maar 70 EUR per maand. Dit is niet voldoende om van te leven. Ik heb een man en 2 kinderen. We hebben zo’n 250 EUR per maand nodig om van te leven. Als we allebei heel veel overuren werkten, kwamen we net rond. Omdat we ons geen kinderopvang konden veroorloven, stuurden we onze kinderen naar mijn ouders die op 36 uren reisafstand van ons wonen. Ik zag mijn kinderen maar één keer per jaar, gedurende 4 dagen. Meer verlofdagen kon ik niet krijgen. In september 2002 werden de 7000 arbeiders uit PT Doson ontslagen omdat Nike geen bestellingen meer plaatste en de fabriek gesloten moest worden. PT Doson weigerde de wettelijke ontslagpremies volledig uit te betalen. Veel van deze 7000 arbeiders hebben een gezin dat ze nu niet meer kunnen onderhouden, terwijl Nike meer dan 10 jaar geprofiteerd heeft van hun noeste arbeid. Nike vindt dat de uitbetaling van de ontslagpremies volledig de verantwoordelijkheid is van PT Doson. Nike heeft ondertussen beloofd om te helpen, maar hetgeen aangeboden werd, stelt niets voor tegenover dat waar de arbeiders wettelijk recht op hebben. Sommige ontslagen arbeiders zijn nu wel een rechtszaak aan het voeren tegen PT Doson, op eigen kosten natuurlijk. Zo’n rechtszaak kan echter jaren duren en daar heeft niemand het geld voor. Recht Recht Recht Recht Recht op op op op op een eerlijk loon bescherming van het gezin voeding, kleding en huisvesting vakantie met behoud van loon vrije tijd 51│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid 52│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Schema economische en sociale rechten Recht op gelijke kansen op het werk Recht op werk Recht op een eerlijk loon Recht op vakantie met behoud van loon Recht op vrije tijd Recht op Vakverenigingen Recht om te staken Recht op Bescher-ming van het gezin Recht op bescherming voor moeders Recht op voeding, kleding en huisvesting Recht op sociale zekerheid Recht op eerlijke verdeling van het voedsel in de wereld Recht op lichamelijke en geestelijke gezondheid Recht op verbetering van hygiëne Recht op geneeskundige bijstand Recht op gratis (en verplicht) primair onderwijs Recht op verschillende vormen van secundair onderwijs Recht op vrije keuze van school Recht op studiebeurzen Recht op veilige en hygiënische arbeidsomstandigheden Recht op bescherming van kinderen tegen economische en sociale uitbuiting Recht op bescherming van kinderen tegen economische en sociale uitbuiting Recht op vermindering van het aantal dood-geborenen en van kindersterfte Recht op voorkoming, behandeling en bestrijding van ziekten Recht op goede materiële omstandigheden en goede leerkrachten 53│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid THEMA DE STANDEN TIJDENS DE FRANSE REVOLUTIE Sluit aan bij Mensenrechen of kinderrechten Doel De Franse revolutie Eenieder heeft het recht om vrij te zijn van discriminatie en op gelijkheid niveau Type De leerlingen begrijpen dat voor en tijdens de Franse revolutie niet iedereen tot dezelfde stand behoorde en dat niet iedereen hetzelfde verdiende. 4de jaar Rollenspel Duur Materiaal 50 min. - Fragment ‘De drie standen in Frankrijk http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20070618_franserevolutie01 11 - Computer met internetverbinding + beamer - Situatie voor het rollenspel - Werkblad - Bord Doelstellingen De leerlingen kunnen: - de verschillende standen tijdens de Franse Revolutie benoemen - de verschillen tussen de verschillende standen verwoorden. - uit het rollenspel afleiden welke mensenrechten geschonden worden. - het belang van de gelijkheid tussen mensen verwoorden. Kennis en inzicht - De leerlingen moeten per ontwikkelingsfase van de westerse samenleving een samenhangend beeld kunnen formuleren. Daarbij moeten ze aandacht hebben voor verbanden tussen en wisselwerkingen binnen maatschappelijke domeinen. - Daarnaast moeten de leerlingen mogelijke verklaringen voor een fundamenteel maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader kunnen formuleren - Ook moeten ze uit de bestudeerde samenlevingen enkele elementen kunnen toelichten die in latere samenlevingen of vandaag invloed uitoefenen Vakgebonden eindtermen Vaardigheden De leerlingen moeten met samenhangende argumenten hun eigen standpunt tegenover een historisch of actueel maatschappelijk probleem kunnen verdedigen. Attitudes De leerlingen moeten bereid zijn om waarden en normen uit het heden, het verleden en uit andere culturen vanuit de historische en actuele context te benaderen. 11 SCHOOLTV, de drie standen in Frankrijk, internet, 10-06- 2010, (http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20070618_franserevolutie01) 54│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid VOETEN De gemeenschappelijke stam Communicatief vermogen 1. brengen belangrijke elementen van communicatief handelen in praktijk. Empathie 5. houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van anderen. Exploreren 8. benutten leerkansen in diverse situaties. Flexibiliteit 9. zijn bereid zich aan te passen aan wisselende eisen en omstandigheden. Respect 18. gedragen zich respectvol. Verantwoordelijkheid 20. nemen verantwoordelijkheid op voor het eigen handelen, in relaties met anderen en in de samenleving. Context 2 Mentale gezondheid 2. gaan gepast om met vreugde, verdriet, angst, boosheid, verlies en rouw. Context 3 Sociorelationele ontwikkeling 2. erkennen het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van gelijkwaardigheid, afspraken en regels in relaties. 5. handelen discreet in situaties die dat vereisen. 6. doorprikken vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik. 9. zoeken naar constructieve oplossingen voor conflicten. Context 5 Politiek-juridische samenleving 3. tonen het belang en dynamisch karakter aan van mensen- en kinderrechten. 4. zetten zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen. Context 6 Socio-economische samenleving 8. geven kenmerken, mogelijke oorzaken en gevolgen van armoede aan. Instructies 1. Starterfase/ gespreksfase Leid de les over de standenmaatschappij in Frankrijk in de Nieuwe Tijd in. 1. Deel het werkblad uit en overloop de opdrachten klassikaal. Geef leerlingen de opdracht tijdens het bekijken van het filmpje over de verschillende standen in Frankrijk de eerste drie vragen te beantwoorden. 2. Toon het filmpje. Stel enkele algemene inhoudsvragen: - Wanneer speelt het filmpje zich af? - Wie was er toen koning van Frankrijk? - Wat waren de drie standen in Frankrijk? 55│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid - Wie behoorde tot de eerste stand? Wie tot de tweede? Wie tot de derde? - Wat moest de derde stand allemaal doen? - Wat moest de tweede stand allemaal doen? - Waarom was de derde stand niet tevreden? Vul het werkblad aan 2. Verwerkingsfase 1. Verdeel de verschillende rollen onder de leerlingen. De leerlingen behoren ofwel tot de clerus, adel of derde stand. Zorg dat maar een beperkt aantal tot de clerus of de adel hoort. Zorg dat de meeste leerlingen tot de derde stand horen. Zorg bij de derde stand dat je een onderscheid maakt tussen de boeren en de burgerij. 2. Deel daarna de situatie uit aan de leerlingen die ze moeten naspelen. Geef ze 10 minuten om deze situatie te lezen. Controleer daarna of de leerlingen alles begrepen hebben van de situatie. Laat de leerlingen na het lezen van de situatie de rest van de vragen invullen op het werkblad. 3. Laat leerlingen plaatsnemen in de U-vorm van banken en stoelen. Degene die tot de adel behoren zitten samen, degene die tot de clerus behoren zitten samen en degene die tot de derde stand behoren zitten samen. Laat dan de adel, clerus en derde stand hun eisen één voor één op tafel leggen. 4. Wanneer de verschillende standen hun eisen op tafel hebben gelegd, laat ze dan proberen tot een akkoord te komen. 5. Wanneer de leerlingen tot een akkoord zijn gekomen, vraag je wat hun akkoord is. Vraag ook waarom ze tot dit akkoord zijn gekomen. 6. Wanneer dit gedaan is, laat de leerlingen dan uit hun rol stappen en begin met de nabespreking. 2. Nabespreking van het rollenspel De leerkracht stelt verschillende vragen over het rollenspel. - Was het rollenspel moeilijk? Waarom wel/niet? - Welke verschillende standen waren er in dit rollenspel? Hoeveel standen waren er in de Franse samenleving? - Welke stand is het grootst? - Wie behoorde er tot de eerste stand? Wie behoorde er tot de tweede stand? behoorde er tot de derde stand? - Was het gemakkelijk om tot een akkoord te komen tussen de verschillende standen? Waarom wel/niet? - Vinden jullie het belangrijk dat er gelijkheid tussen de verschillende standen is? Waarom wel/ niet? - Zijn er nu nog altijd verschillende standen? Is iedereen nu gelijk voor de wet? Zo nee, wat is dan niet gelijk? - Welke mensenrechten worden er geschonden als er geen gelijkheid is tussen de verschillende standen? (zie informatiefiche) 56│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Informatiefiche: de standen tijdens de Franse Revolutie Historische informatie De standenmaatschappij in Frankrijk bestond uit drie standen. Deze standenmaatschappij bestond al vanaf de middeleeuwen. Je had de eerste stand die bestond uit de clerus. Ongeveer 140 000 van de 25 miljoen Fransen behoorden tot de clerus. De clerus mocht zelfs bijkomende belastingen innen bij de Franse bevolking. De leden van de eerste stand behoorden tot de minderheid van de bevolking. Zij waren de enigen die konden lezen en schrijven en daarom hielpen ze de koning in het bestuur. De tweede stand bestond uit de adel. Deze bestond uit ongeveer 400 000 Fransen. Aan het hoofd van de adel stond de koning, die in mateloze luxe met zijn familie in het paleis van Versailles verbleef. 15 000 personen stonden in dienst van de koning, koningin, prinsen en prinsessen. De adel en hoge clerus hadden vele voorrechten. De adel bezette alle politieke en rechterlijke functies, leidde het leger en de vloot en 2/3 van Frankrijk was in haar bezit. Ze moesten ook geen belastingen betalen. 12 De edelen moesten de vorst wel dienen in tijden van oorlogen. De leden van de adel konden meestal ook lezen en schrijven, maar waren doorgaans niet heel geïnteresseerd in verdere scholing. De derde stand tenslotte bestond uit 24,5 miljoen Fransen. De leden van deze stand waren zowel geneesheren, juristen en ambtenaren als boeren, ambachtslui, handelaars en enige manufactuurarbeiders. De Franse boeren waren horigen en hadden zware financiële en materiële verplichtingen, zoals de tienden en de karwijen tegenover de adel en clerus. Vooral in tijden van misoogst en oorlog of epidemie heerste er vaak hongersnood. De derde stand had geen rechten, maar enkel plichten. Door de economische veranderingen in de 18 de eeuw en vooral door de toename van wereldhandel was er bovendien een burgerij ontstaan van handelaars, vrije beroepen en middenstanders. Zij waren soms zeer kapitaalkrachtig, goed opgeleid en beïnvloed door de ideeën van de Verlichting, maar behoorden tot de derde stand en waren uitgesloten van de politieke macht. Ze leden ook onder de mercantilistische handelsbeperkingen en de cesuur in drukpers en meningsuiting. Oorspronkelijk konden de rijksten onder hen dit omzeilen door adellijke titels op te kopen, maar onder druk van de edellieden, verhoogde de koning zijn prijs. De ontevredenheid groeide. 13 De situatie nu bij ons In de nieuwe tijd had niet iedereen stemrecht, nu heeft iedereen, mannen zowel als vrouwen opkomstplicht. We moeten naar het kiesbureau gaan, maar we kunnen wel blanco of ongeldig stemmen. Vreemdelingen mogen alleen stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen als ze hier al vijf jaar legaal wonen. Onze rechten en plichten staan opgeschreven in de grondwet. 12 ALAERTS, L., cursustekst de nieuwste tijd, KHL, Leuven, 2009 GRANDI OPERE (red.), wereldgeschiedenis 8, Van de moderne wereld tot het absolutisme en de verlichting, UTET Spa, 2007, p. 181 13 57│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Situatie14 Jullie leven in de Franse samenleving in 1789. Degenen die tot de adel behoren hebben veel privileges. Jullie bezetten alle politieke en rechterlijke functies, leiden het leger en de vloot en 2/3 van Frankrijk is in jullie bezit. Jullie hoeven ook geen belastingen te betalen. Degene die tot de clerus behoren, hoeven ook geen belastingen te betalen. Jullie hebben zelf het recht om bij de Franse bevolking belastingen te innen. De derde stand: jullie zijn horigen. Jullie hebben zware financiële en materiële verplichtingen, zoals de tienden en karwijen (vorm van belastingen) voor de adel en de clerus. Na een slechte oogst houden jullie nauwelijks of voldoende over om te overleven. De stedelijke werklieden leven ook in ongezonde en onveilige omstandigheden. Degenen die tot de burgerij behoren: jullie zijn zeer kapitaalkrachtig, goed opgeleid en beïnvloed door de ideeën van de Verlichting. Jullie behoren echter tot de derde stand en jullie hebben geen politieke macht. Oorspronkelijk konden de rijksten onder jullie wel adellijke titels opkopen, maar onder druk van de edellieden verhoogde de koning zijn prijs.. Het is duidelijk dat niet iedereen gelijk is. Hierdoor gaat de ontevredenheid groeien. Jullie, al de standen, gaan verschillende dingen eisen: 14 - eisen over de stemming: de adel en clerus eisten een stemming per stand (op deze manier zou het twee tegen één zijn). De derde stand wilde een hoofdelijke stemming ( dit zou de verhouding op 291- 270- 578 brengen) De derde stand wil deel uitmaken van de vergadering. Probeer in deze fase tot een akkoord te komen over de manier van stemmen. - Als tweede eiste de Derde stand dat iedereen belastingen zou betalen, want zoals jullie al hiervoor hebben gelezen, moest enkel de Derde Stand belastingen betalen. Probeer hier tot een akkoord te komen. - Als derde wil de Derde stand dat er grondwet komt. Hiervoor is er een grondwettelijk vergadering georganiseerd. In deze vergadering willen jullie tot een besluit komen over wie mag stemmen, welk bestuursapparaat er moet komen, ... probeer hier tot een grondwet te komen. ALAERTS, L., cursustekst de nieuwste tijd, KHL, Leuven, 2009 58│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Werkblad: de verschillende standen tijdens de Franse Revolutie 1. Schrijf hier de verschillende standen op en zeg wie ertoe behoort. Vul dit in tijdens het filmpje. Stand Wie behoorde tot deze stand? 2. Over welke periode gaat dit filmpje? .............................................................................................................................. 3. Wat is het verschil in macht tussen de verschillende standen? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. Vul deze vraag in na dat je de situatie van het rollenspel hebt gelezen. 4. Hoe is de macht verdeeld in de derde stand? Waaruit besluit je dit? .............................................................................................................................. ............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 5. Tot welke stand zou jij zeker niet willen horen? Waarom niet? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 59│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Ingevulde Revolutie versie Werkblad: de verschillende standen tijdens de Franse 1. Schrijf hier de verschillende standen op en zeg wie ertoe behoort. Stand Wie behoorde tot deze stand? Eerste stand - De hoge clerus - De lagere clerus Tweede stand - De hofadel en de ambtsadel in Parijs en provincies - De lagere adel Derde stand - De hogere burgerij - De ambtelijke burgerij - Handelaars/ winkeleigenaars - Boerenproletariaat - Stedelijke proletariaat 2. Over welke periode gaat dit filmpje? Dit speelt zich af ten tijde van de Franse Revolutie. Rond 1789. Vul deze vraag in na dat je de situatie van het rollenspel hebt gelezen. 3. Wat is het verschil in macht tussen de verschillende standen? De eerste en de tweede stand moeten geen directe belastingen betalen. De derde stand wel. Zo kan je al zeggen dat de derde stand het minste macht heeft. 4. Tot welke stand zou jij zeker niet willen horen? Waarom niet? Persoonlijk antwoord. 60│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid THEMA Sluit aan bij Mensenrechten of kinderrechten Doel Niveau Type Duur Materiaal Voorbereiding Doelstellingen Vakgebonden eindtermen KINDERARBEID TIJDENS DE INDUSTRIËLE REVOLUTIE Kinderarbeid tijdens de industriële revolutie. - Elk kind heeft recht op een eigen mening en op inspraak. - Elk kind heeft recht op veiligheid en bescherming - Elk kind heeft recht op onderwijs en informatie - Elk kind heeft recht op spel en vrije tijd - Elk kind heeft recht op bescherming tegen uitbuiting De leerlingen kunnen de kinderarbeid van vroeger en van nu met elkaar vergelijken. Leerlingen kunnen voor- en nadelen van kinderarbeid tegenover elkaar zetten. 5de jaar Beeldfragmenten, discussie Startfase + verwerkingsfase deel 1 in de eerste les+ thuis Verwerkingsfase deel 2+ nabespreking in de volgende les. - fragment uit Film: ‘Daens’ Vanaf minuut 43 tot 45 - afbeeldingen van de kinderrechten (http://www.vormen.org/educatie/illustraties.html) - Internetsites ( zie werkbladen) Zoek zelf eventueel nog enkele internetsites over kinderarbeid op, zodat de leerlingen dit als hulp kunnen gebruiken. Leerlingen kunnen: - in eigen woorden uitleggen waarom kinderarbeid ingaat tegen bepaalde kinderrechten. - voor- en nadelen geven van kinderarbeid door middel van internetsites. - discussiëren in groep over de voor- en nadelen van kinderarbeid. - uitleggen waarom de nadelen van kinderarbeid overheersen. - de rechten van anderen respecteren. Leerlingen willen: - beseffen dat kinderarbeid nog altijd een deel uitmaakt van onze maatschappij. - inzien welke gevolgen kinderarbeid heeft voor de kinderen. - respect opbrengen voor de mening van anderen. Kennis en inzicht - De leerlingen moeten per ontwikkelingsfase van de westerse samenleving een samenhangend beeld kunnen formuleren. Daarbij moeten ze aandacht hebben voor verbanden tussen en wisselwerkingen binnen maatschappelijke domeinen. - Daarnaast moeten de leerlingen mogelijke verklaringen voor een fundamenteel maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader kunnen formuleren - Ook moeten ze uit de bestudeerde samenlevingen enkele elementen kunnen toelichten die in latere samenlevingen of vandaag invloed uitoefenen Vaardigheden De leerlingen moeten met samenhangende argumenten hun eigen standpunt tegenover een historisch of actueel maatschappelijk probleem kunnen verdedigen. Attitudes De leerlingen moeten bereid zijn om waarden en normen uit het heden, het verleden en uit andere culturen vanuit de historische en 61│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid actuele context te benaderen. VOET De gemeenschappelijke stam: Communicatief vermogen 1. brengen belangrijke elementen van communicatief handelen in praktijk Doorzettingsvermogen 4. blijven, ondanks moeilijkheden, een doel nastreven. Empathie 5. houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van anderen. Kritisch denken 11. kunnen gegevens, handelwijzen en redeneringen ter discussie stellen a.d.h.v. relevante criteria. 12. zijn bekwaam om alternatieven af te wegen en een bewuste keuze te maken. 13. kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende invalshoeken. Respect 18. gedragen zich respectvol. Samenwerken 19. dragen actief bij tot het realiseren van gemeenschappelijke doelen. Verantwoordelijkheid 20. nemen verantwoordelijkheid op voor het eigen handelen, in relaties met anderen en in de samenleving. Zelfredzaamheid 24. maken gebruik van de gepaste kanalen om hun vragen, problemen, ideeën of meningen kenbaar te maken. Zorgvuldigheid 25. stellen kwaliteitseisen aan hun eigen werk en aan dat van anderen. Context 5 Politiek-juridische samenleving 3. tonen het belang en dynamisch karakter aan van mensen- en kinderrechten. 4. tonen het belang en dynamisch karakter aan van mensen- en kinderrechten. Instructies 1. Starter- gespreksfase 1. Inleiding fragment, situering in tijd. Toon een fragment uit Daens. Geef enkele kijkopdrachten mee: - Wie werkt er in de fabriek? - In welke omstandigheden werken deze mensen? - Welk werk moeten zij doen? -… Bespreek de opdrachten klassikaal. Verklaar ook waarom het juist vrouwen en kinderen zijn die in de fabrieken werkten. (zie informatiefiche) 2. Deel de afbeeldingen met onderaan de geschreven kinderrechten op uit aan de leerlingen. Bespreek kort welke kinderrechten worden voorgesteld en wat ze betekenen. Leg eventueel kort de historiek van het Kinderrechtenverdrag uit (goedgekeurd in 1989 en door bijna alle landen in de wereld ondertekend). 62│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Vraag aan de leerlingen welke kinderrechten er geschonden worden in het fragment uit Daens. 3. Vraag daarna of de leerlingen zelf werkervaringen hebben en stel volgende vragen: - Waar en wanneer werken jullie? - Wat doen jullie met het geld dat jullie verdienen? Wie moet dit thuis afgeven? - Hebben jullie voor jullie 15 de verjaardag al betaalde arbeid verricht? - Welke stappen zouden jullie ondernemen als jullie tijdens een vakantie uitgebuit zouden worden? Wie zouden jullie daarbij inschakelen? Kennen jullie voorbeelden van jongeren die in hun job werden uitgebuit? - Beschouwen jullie vakantie- en weekendwerk als kinderarbeid? - Is meehelpen thuis kinderarbeid? - Zijn jullie trots op het feit dat jullie arbeid verrichten en zelf geld verdienen? 2. Verwerkingsfase deel 1 (Dit hoort nog bij de eerste les en opdracht voor thuis) 1. Deel de leerlingen in twee groepen: een pro- en een contra groep. De ene groep vindt dat kinderarbeid mag en de andere groep vindt dat kinderarbeid verboden moet worden. De leerlingen die in de groep voor kinderarbeid zitten, moeten argumenten zoeken voor kinderarbeid. De leerlingen die in de groep tegen kinderarbeid zitten, moeten argumenten zoeken tegen kinderarbeid. Geef leerlingen enkele sites waarop zij meer informatie over kinderarbeid kunnen vinden. Geef leerlingen een blad met een duidelijke omschrijving van de opdracht en het precieze aantal voor- en nadelen dat ze moeten vinden. 2. Verwerkingsfase deel 2 ( Dit hoort bij de tweede les) Discussieforum Laat leerlingen aan de hand van enkele stellingen over kinderarbeid discussiëren over kinderarbeid. De leerlingen vertegenwoordigen in deze discussie het standpunt van de groep waartoe zij behoren (pro of contra) Voorbeeld van stellingen: - Wanneer ouders het moeilijk hebben om rond te komen, moeten/mogen kinderen mee uit werken gaan. - Kinderen moeten hun opleiding stopzetten als ze hiermee de economische situatie kunnen verbeteren. - Kinderen horen niet thuis op de werkvloer, zij moeten naar school gaan. - Sommige kinderen gaan liever uit werken dan naar school te gaan. Zij moeten die kans krijgen. - Soms moeten kinderen uit werken gaan om te overleven, ook al wordt hun fysieke of mentale gezondheid daardoor geschaad. - ... 3. Nabespreking van de discussie Enkele mogelijke vragen: - Welke moeilijkheden ondervonden jullie tijdens de discussie. - Was het moeilijk was om goede argumenten te vinden. - Was het moeilijk was om een stelling te ondersteunen waar je niet mee akkoord gaat? - Waarom wel/niet? - Ben je van gedachten veranderd door de argumenten van de tegenstanders? 63│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Informatiefiche: kinderarbeid tijdens de industriële revolutie Historische achtergrond We mogen er niet van uit gaan dat er voor de industriële revolutie geen kinderarbeid bestond. Ook toen bestond er al kinderarbeid, maar toen was dit huisnijverheid. Die gezinnen maakten bijvoorbeeld kleren of schoenen, maar er werden ook tapijten, manden, matten en nog veel meer andere dingen gemaakt waarmee je geld kon verdienen. Andere kinderen hielpen op het land mee met wieden, aardappelen rapen, bonen plukken of zaadjes in de grond stoppen. Met de industriële revolutie veranderen de productiemethodes. Van handmatig vervaardigde goederen gaan we over naar machinaal vervaardigde goederen. De ndustriële revolutie begon aan het einde van de 18 de eeuw in Engeland en breidde zich begin 19de eeuw uit over de rest van Europa. De ontwikkeling van de stoommachine gaf een enorme impuls aan de ontwikkeling van de vervaardiging van producten. Tijdens de industriële revolutie moesten de kinderen in de fabrieken gaan werken. Dit moesten ze doen zodat het gezin in hun levensonderhoud kon voorzien. De omstandigheden waaronder er gewerkt moest worden, waren bijzonder slecht. De fabrieken waren een onhygiënische en onveilige werkplek. Er gebeurden veel ongelukken, vaak met een dodelijke afloop. De arbeidstijden waren onmogelijk lang (tot 14 uur) en de lonen waren zeer laag (vaak slechts 1/3 van een mannenloon). Kinderarbeid was in die tijd heel normaal, maar het type arbeid, weg van de thuissituatie, maakte de situatie wraakroepend. Deze kinderarbeid had allerlei negatieve gevolgen voor het kind: zo kreeg het geen gepaste opleiding en de fysieke en mentale gezondheid werd bedreigd als gevolg van de arbeidsomstandigheden en het type werk dat zij moesten doen (in mijnschachten wagonnetjes voortduwen, machines onderhouden, levende schoorsteenveger). Kinderarbeid leidde dan ook vaak tot ernstige gezondheidsproblemen zoals skelet- of spiermisvorming, chemische vergiftiging, sneden en andere lichaamsverwondingen, ademhalingsmoeilijkheden, ernstige verbrandingen... Kinderarbeid kwam al voor vanaf zeer jonge leeftijd, soms vanaf 6, meestal vanaf 10 jaar. In de loop der jaren kwam het besef dat kinderarbeid aan banden moest worden gelegd en werden er maatregelen getroffen om kinderen te beschermen: - Kinderarbeid werd voor bepaalde sectoren afgeschaft in 1889 - Er kwamen loonsverhogingen waardoor ouders het zich konden veroorloven om hun kinderen naar school te sturen. - De technologieën werden verbeterd waardoor kinderen minder nodig waren; - Er kwamen wetten die leerplicht instelden en een minimumleeftijd om te mogen werken. 15 15 (red.), Industriële revolutie, internet, 2006, (http://www.worldexplorer.be/industriele_revolutie_socialisme.htm); VORMEN VZW (red.), Kompas: kinderen, internet, 06-03-2010, (http://www.vormen.org/Kompas/PDFfiles/Kinderen.pdf); (red.), Kinderarbeid, internet, 05-06-2010, (http://www.pedagogiek.net/content/artikel.php? contentID=1514&name1=tweede&name2=derde&name3=vierde&sectieNR=&sectie=&haalsectie=&haalsectie2=&haalsectie3=&sectienam e=&headID1=1&rubriek=&rubriekname=&headID2=&rubriek2=&rubriek2name) 64│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Voor- en nadelen van kinderarbeid wereldwijd De ‘voordelen’ van kinderarbeid: - Het inkomen aangebracht door kinderen kan noodzakelijk zijn om te overleven en in hun levensonderhoud te voorzien. Zo worden toch verschillende rechten vervuld zoals het recht om te overleven en recht op gezondheid. Het kind als arbeidskracht is van grote waarde als de ouders arm zijn. - Kinderarbeid kan er voor zorgen dat kinderen zich financieel kunnen veroorloven om naar school te gaan. Zo wordt het recht op onderwijs niet geschonden. - Door kinderarbeid te verbieden kan er voor gezorgd worden dat de kinderarbeid in de illegaliteit verdwijnt en men er helemaal geen vat meer op heeft. Als dit wel het geval zou zijn dan zou het recht op bescherming geschonden worden. - Kinderen kunnen ook zelf vragen om te mogen werken. Zo wordt het recht op participatie niet geschonden. - De kinderen zijn heel goedkoop, waardoor het voor de werkgevers een groot voordeel is omdat ze deze arbeidskrachten minder moeten betalen. 16 De nadelen van kinderarbeid 17: - De werkende kinderen zitten niet op school en zo wordt het recht op onderwijs geschonden. - De werkende kinderen hebben minder tijd om te spelen en op deze manier wordt het recht op vrije tijd geschonden. - Het lichaam van een kind is nog niet voldoende ontwikkeld om fysieke arbeid te verrichten. Op deze manier wordt het recht op gezondheid geschonden. - De werkende kinderen worden vaak blootgesteld aan onveilige en/of kindonvriendelijke situaties. Zo wordt het recht op fysieke en morele bescherming geschonden. - Door het bijkomen van kinderen op de arbeidsmarkt gaan de lonen dalen en is het nog belangrijker dat de kinderen blijven werken. - Het land kan zich niet verder ontwikkelen, want door de kinderen werken krijgen ze geen onderwijs en krijgt het land geen meer ontwikkelde arbeiders. - Doordat kinderen goedkoop zijn, zich moeilijk kunnen organiseren, niet vechten voor hun rechten en gevaarlijk werk doen, ondermijnen ze het salaris en de werkomstandigheden van de volwassenen. 16 PLAN BELGIE (red.), Kinderarbeid, internet, 28-05-2010, (http://www.planbelgie.be/kinderarbeid/) 17 PLAN BELGIE (red.), Kinderarbeid, internet, 28-05-2010, (http://www.planbelgie.be/kinderarbeid/) 65│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Werkblad: kinderarbeid tijdens de industriële revolutie De Industriële Revolutie begon op het einde van de 18 de eeuw in Engeland. Begin 19 de eeuw breidde ze uit over de rest van West-Europa. De film ‘Daens’ speelt zich af begin 19 de eeuw in Vlaanderen. 1. Vragen bij het fragment uit Daens. - Wie werkt in de fabriek? - Wat moeten deze mensen doen in de fabriek? - In welke omstandigheden werken deze mensen? - Wat gebeurt er in dit fragment? - Welke kinderrechten worden niet gerespecteerd in dit fragment? (hiervoor krijgen jullie allemaal een afbeelding met een kinderrecht op) 2. Kinderarbeid: ja of nee? De klas wordt ingedeeld in 2 groepen: 1 pro en 1 contra kinderarbeid Opdracht 1: voorbereiding discussie Nu is het aan jullie. Los onderstaande opdrachten op afhankelijk van de groep waartoe je behoort. 1. Wat is kinderarbeid? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 2. Argumenten waarom kinderarbeid toegelaten zou mogen worden: - ........................................................................................................................... .............................................................................................................................. - ........................................................................................................................... .............................................................................................................................. - ........................................................................................................................... .............................................................................................................................. - ........................................................................................................................... .............................................................................................................................. 3. Argumenten waarom kinderarbeid verboden zou moeten worden: - ........................................................................................................................... 66│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid .............................................................................................................................. -............................................................................................................................ .............................................................................................................................. -............................................................................................................................ .............................................................................................................................. -............................................................................................................................ .............................................................................................................................. Enkele sites over het thema kinderarbeid: - http://www.vormen.org/Kompas/PDFfiles/Kinderen.pdf - http://www.vormen.org/Kinderarbeid/IVRKoverKinderarbeid.html - http://www.vormen.org/Kinderarbeid/Kundapur.html - http://www.vormen.org/Kompas/PDFfiles/Kinderen.pdf - http://nl.wikipedia.org/wiki/Kinderarbeid - http://www.indianet.nl/a9703.html - http://www.pedagogiek.net/content/artikel.php? contentID=1514&name1=tweede&name2=derde&name3=vierde&sectieNR=&sect ie=&haalsectie=&haalsectie2=&haalsectie3=&sectiename=&headID1=1&rubriek= &rubriekname=&headID2=&rubriek2=&rubriek2name= - http://www.planbelgie.be/kinderarbeid/ Uiteraard bestaan er nog andere sites over voor- en nadelen van kinderarbeid naar zoeken. Opdracht 2: na de discussie - Wat is jullie besluit na deze discussie? Wat is jouw mening over kinderarbeid? Staaf met argumenten. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 67│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Ingevulde versie werkblad: kinderarbeid tijdens de industriële revolutie De industriële revolutie begon op het einde van de 18 de eeuw in Engeland. In het begin van de 19de eeuw begon deze ook in de rest van West-Europa. De film Daens speelt zich in deze tijd af. Deze film speelt zich af in Vlaanderen. 1. Vragen bij het fragment uit Daens. - Wie werkt er in de fabriek? Vrouwen en kinderen. - Wat moeten deze mensen doen in de fabriek? De vrouwen en kinderen moeten aan de weefgetouwen werken. De kinderen moeten onder de weefgetouwen werken. Ze moeten de restjes van de touwen opruimen. - Wat gebeurt er tijdens dat deze mensen in de fabriek werken? Er sterft een kind terwijl het de restjes aan het opruimen is, want het was niet op tijd van onder het weefgetouw weg. - Welke kinderrechten worden niet gerespecteerd in dit fragment? ( hiervoor krijgen jullie allemaal een afbeelding met een kinderrecht op) - Elk kind heeft recht op een eigen mening en op inspraak. - Elk kind heeft recht op veiligheid en bescherming - Elk kind heeft recht op onderwijs en informatie - Elk kind heeft recht op spel en vrije tijd - Elk kind heeft recht op bescherming tegen uitbuiting 2. Voor of tegen kinderarbeid? De klas wordt ingedeeld in 2 groepen: 1 pro en 1 contra kinderarbeid Opdracht 1: voorbereiding discussie: Nu is het aan jullie. Tegen volgende les gaan jullie op zoek naar: - een juiste definitie van kinderarbeid - Zoveel mogelijk argumenten zoeken waarom kinderarbeid mag toegelaten worden of waarom niet, afhankelijk van de groep waartoe je behoort. Hier onder vind je enkele sites over het thema. - http://www.vormen.org/Kompas/PDFfiles/Kinderen.pdf - http://www.vormen.org/Kinderarbeid/IVRKoverKinderarbeid.html - http://www.vormen.org/Kinderarbeid/Kundapur.html - http://www.vormen.org/Kompas/PDFfiles/Kinderen.pdf - http://nl.wikipedia.org/wiki/Kinderarbeid 68│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid - http://www.indianet.nl/a9703.html - http://www.pedagogiek.net/content/artikel.php? contentID=1514&name1=tweede&name2=derde&name3=vierde&sectieNR=&sect ie=&haalsectie=&haalsectie2=&haalsectie3=&sectiename=&headID1=1&rubriek= &rubriekname=&headID2=&rubriek2=&rubriek2name= - http://www.planbelgie.be/kinderarbeid/ Je kan natuurlijk ook nog op andere sites over kinderarbeid naar voor- en nadelen zoeken. In de les vul je dan de andere argumenten aan. Wat is kinderarbeid? Kinderarbeid is werk dat voltijds wordt uitgevoerd door kinderen onder de 15 jaar. Dit werk verhindert de kinderen om naar school te gaan. Het werk dat ze moeten doen, is meestal gevaarlijk en vormt een bedreiging voor hun fysieke, mentale of emotionele gezondheid. Argumenten waarom kinderarbeid toegelaten zou mogen worden: - Het kind is een extra arbeidskracht in een gezin zodat ze iets meer geld kunnen verdienen. - Kinderen zijn goedkoop: de werkgever moet de kinderen minder betalen. - Ze kunnen zich niet zo gemakkelijk verzetten. - Kinderarbeid kan er ook voor zorgen dat kinderen het zich financieel kunnen veroorloven om naar school te gaan. - ….. Argumenten waarom kinderarbeid verboden zou moeten worden: - Doordat de kinderen moeten werken, krijgen ze geen gepaste opleiding. - De mentale en fysieke ontwikkeling wordt bedreigd. - Er kunnen ernstige gezondheidsproblemen ontstaan. - Door het bestaan van kinderarbeid kan het land zich niet verder ontwikkelen. -De werkloosheid wordt groter omdat de kinderarbeid het salaris en de werkomstandigheden van de volwassenen ondermijnen. Opdracht 2 ( na de discussie): - Wat is jullie besluit na deze discussie? Wat is jouw mening over kinderarbeid? Staaf met argumenten. Persoonlijk antwoord 69│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid THEMA SOCIALE (ON)RECHTVAARDIGHEID IN DE EIGEN TIJD Sluit aan bij Mensenrechten of kinderrechten Doel De sociale situatie in België in de eigen tijd. Artikels 1, 2, 3, 6, 7, 19, 20, 22, 23, niveau Type Duur Materiaal De leerlingen kunnen in eigen woorden uitleggen wat het belang is van overleg binnen een samenleving voor de realisatie van sociale en economische rechten. De leerlingen zien het belang in van een goed uitgebouwde sociale zekerheid 6e jaar Videofragment + overleg 50 min. - inleidend filmpje over sociale zekerheid http://www.youtube.com/watch?v=qkbvHgr20UY - fragment ‘De geschiedenis van de Belgische sociale zekerheid’ (http://www.youtube.com/watch?v=3ihIFYJkjKo) 18 - Computer met internetaansluiting en beamer. Voorbereiding Doelstellingen Vakgebonden eindtermen Leerlingen kunnen: - uit een fragment de belangrijkste informatie afleiden. - in eigen woorden verwoorden waarom de sociale zekerheid zo belangrijk is. - het tot stand komen van de sociale zekerheid in België situeren in de tijd. - uit de informatie die ze gekregen hebben voor de vergadering de belangrijkste feiten halen. - de rol van de vakbonden begrijpen. - vaardigheden ontwikkelen om in consensus tot beslissingen te komen. - participatie, verantwoordelijkheid en solidariteit promoten. 1. Kennis en inzicht en vaardigheden in verband met tijd, ruimte en socialiteit a) kennis, inzicht en vaardigheden in verband met het historisch referentiekader - vergelijken ontwikkelingsfasen van de westerse samenleving onderling op basis van een probleemstelling uit de Socialiteitdimensie b) Kennis, inzicht en vaardigheden in verband met de bestudeerde samenlevingen uit de 19 de en de 20ste eeuw - vergelijken ontwikkelingsfasen van de westerse samenleving onderling op basis van een probleemstelling uit de socialiteitdimensie c) Kennis, inzicht en vaardigheden in verband met de integratie tussen het historisch referentiekader en de bestudeerde samenlevingen uit de 19de en de 20ste eeuw 18 YOUTUBE, de geschiedenis van de Belgische sociale zekerheid, internet, 11-06-2010, (http://www.youtube.com/watch?v=3ihIFYJkjKo) 70│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid - tonen aan dat ideologieën, mentaliteiten, waardestelsels en wereldbeschouwingen invloed uitoefenen op samenlevingen, menselijke gedragingen en beeldvorming over het verleden. VOET Gemeenschappelijke stam Communicatief vermogen 1 brengen belangrijke elementen van communicatief handelen in praktijk. Creativiteit 2 kunnen originele ideeën en oplossingen ontwikkelen en uitvoeren. Doorzettingsvermogen 4. blijven, ondanks moeilijkheden, een doel nastreven. Empathie 5 houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van anderen. Flexibiliteit 9. zijn bereid zich aan te passen aan wisselende eisen en omstandigheden. Initiatief 10. engageren zich spontaan. Kritisch denken 11. kunnen gegevens, handelwijzen en redeneringen ter discussie stellen a.d.h.v. relevante criteria. 12. zijn bekwaam om alternatieven af te wegen en een bewuste keuze te maken. 13. kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende invalshoeken. Open en constructieve houding 16. houden rekening met ontwikkelingen bij zichzelf en bij anderen, in samenleving en wereld. 17. toetsen de eigen mening over maatschappelijke gebeurtenissen en trends aan verschillende standpunten. Respect 18. gedragen zich respectvol. Samenwerken 19 dragen actief bij tot het realiseren van gemeenschappelijke doelen. Verantwoordelijkheid 20. nemen verantwoordelijkheid op voor het eigen handelen, in relaties met anderen en in de samenleving. Zorgvuldigheid 25. stellen kwaliteitseisen aan hun eigen werk en aan dat van anderen. Context 2 Mentale gezondheid 2. gaan gepast om met vreugde, verdriet, angst, boosheid, verlies en rouw. 3. erkennen probleemsituaties en vragen, accepteren en bieden hulp. Context 3 Sociorelationele ontwikkeling 2. erkennen het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van gelijkwaardigheid, afspraken en regels in relaties. 4. kunnen ongelijk toegeven en zich verontschuldigen. 6. doorprikken vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik. 71│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid 9. zoeken naar constructieve oplossingen voor conflicten. Context 5 Politiek-juridische samenleving 3. tonen het belang en dynamisch karakter aan van mensen- en kinderrechten. 4. zetten zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen. 5. tonen aan dat het samenleven in een democratische rechtsstaat gebaseerd is op rechten en plichten die gelden voor burgers, organisaties en overheid. Context 6 Socio-economische samenleving 2. toetsen de eigen opvatting aan de verschillende opvattingen over welzijn en verdeling van welvaart. 5. geven voorbeelden van het veranderlijke karakter van arbeid en economische activiteiten. 9. lichten de rol toe van ondernemingen, werkgevers en werknemersorganisaties in een nationale en internationale context. Context 7 Socioculturele samenleving 3. illustreren het belang van sociale samenhang en solidariteit. Instructies Startfase/ gesprekfase 1.Toon leerlingen het inleidende filmpje over sociale zekerheid (zie link bij materiaal) en vraag hen wat ze weten over de sociale zekerheid in België. 2. Deel het werkblad met vragen bij het filmpje over de geschiedenis van de sociale zekerheid uit. Verdeel de vragen onder de leerlingen zodat ze niet alle vragen moeten oplossen. Geef elke leerling één thema zoals: - de situatie halverwege de 19de eeuw ( vraag 1-5) - De lijfrentekas (Vraag 6-7) - Het coalitieverbond ( Vraag 8-9) - De sociale maatregelen van eind 1886 (Vraag 10) - De wet rond arbeidsongevallen (Vraag 11- 12) - De werklozen ( Vraag 13- 15) - De mindervaliden en de kinderbijstand ( Vraag 16-18) - De besluitwet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. (Vraag 19-20) - Economische crisis van de jaren 1970 (Vraag 21-24) 3. Toon leerlingen het filmpje ‘De geschiedenis van de sociale zekerheid’ 19 (Zie link bij materiaal) en laat leerlingen de opdrachten oplossen. 3. Overloop mondeling alle vragen met de leerlingen en deel vervolgens een oplossingensleutel uit. 5. Geef alle leerlingen een blad met de 30 artikels van de mensenrechten. Laat leerlingen zelf een link leggen tussen de mensenrechten en het systeem van sociale zekerheid. Verwerkingsfase20 19 YOUTUBE, de geschiedenis van de Belgische sociale zekerheid, internet, 11-06-2010, (http://www.youtube.com/watch?v=3ihIFYJkjKo) 20 VORMEN VZW (red.), Kompas: Vakbondsvergadering, internet, 09-06-2010, (http://vormen.org/Kompas/Vakbondsvergadering.html) 72│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid 1. Leg nu uit dat vakbonden ijveren voor de rechten van de arbeiders. Stel hierover eerst een aantal vragen: - Bestaan vakbonden nog steeds? - Welke ken je? - Wat doen de vakbonden? - Ken je een recent voorbeeld van vakbondacties in een bepaald bedrijf? 2. Zeg dat niet alleen in bedrijven sociale onderhandelingen plaatsvinden die ervoor zorgen dat de mensenrechten gerespecteerd worden, maar dat ook in de school ‘sociale onderhandelingen’ plaatsvinden. Vraag leerlingen of zij hier zelf voorbeelden van kunnen geven? Leg uit dat je een rollenspel gaat spelen. 3. Deel de leerlingen in verschillende groepen op: directie, leerkrachten, leerling. Zorg dat de grootste groep uit de leerkrachten bestaat. Er zijn 1 of 2 directieleden, 2 ouders en 1 probleemleerling 4. Deel de situatie uit die de leerlingen gaan naspelen. Geef de leerlingen 10 minuten de tijd om de situatie door te lezen en controleer of zij alles begrijpen. 5. Vertel kort hoe de simulatie er zal uitzien. Voor sterke groepen die een meer inhoudelijke aanpak aankunnen is er ook de mogelijkheid om een echt vakbondsvergadering na te spelen. Alle info over deze werkvorm op http://www.vormen.org/Rechtvaardig/Vakbondsvergadering.html De directie riep op vraag van de leerkrachten de vergadering samen en zij zullen deze vergadering leiden. Zij zullen als eerste hun voorstel op tafel leggen. De ouders en Jan kunnen zich hier niet direct akkoord mee verklaren. Daarom zullen alle partijen onderhandelen om te proberen een akkoord te bereiken. 6. Zeg dat elke deelnemer maximum 2 minuten spreektijd krijgt. 7. Geef de leerlingen de tijd om de vergadering voor te bereiden in groep en zorg dat ze volgende dingen zeker doen: - nadenken met welk voorstel ze akkoord zullen gaan en met welk zeker niet. - Laat de leerlingen in de groep van de directie en leerkracht een directeur aanduiden en één leerkracht die de andere leerkrachten zal vertegenwoordigen. - De ouders en de ‘probleemleerling’ moeten sowieso ook aan de onderhandelingstafel zitten. 8. Als de groepen klaar zijn, vraag dan de vertegenwoordigers in de vijf stoelen in de binnenste kring plaats te nemen en de anderen achter hen. Vraag de directeur om de vergadering te openen. 9. Als de vergadering gedaan is, neem dan een korte pauze om de deelnemers toe te laten uit hun rol te stappen en ga dan over tot de nabespreking en de evaluatie. Nabespreking 1. Begin met een korte bespreking van wat ze van de activiteit vonden, wat zich precies heeft voorgedaan en wat ze hieruit geleerd hebben: - Hoe werkten de twee groepen samen om te komen tot hun eerste voorstellen? Was het gemakkelijk of juist moeilijk? - Als de groepen hun oorspronkelijke voorstellen opstelden, namen de groepen dan hun eigen belangen of de belangen van de hele school in beschouwing? - Hebben de groepen onderhandelingstactieken ontwikkeld? - Hoe verliep de vergadering? Kreeg iedereen die wilde spreken hiervoor de kans? - Konden de partijen tot een voor iedereen aanvaardbaar akkoord komen? - Het recht om vrij je mening te uiten is een erkend mensenrecht. Hoe belangrijk is dit recht? Wat zouden de gevolgen zijn als men dit recht niet zou hebben? 73│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid 2. Leg daarna nog eens de link met de vergaderingen die gevoerd werden voor de werkgevers en werknemers om tot akkoorden te komen. 74│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Informatiefiche: Sociale (on)rechtvaardigheid in de eigen tijd Historische informatie Tot ver in de 19de eeuw was de economische en de sociale positie van de meeste werknemers gekenmerkt door rechteloosheid en willekeur vanwege de werkgevers. Bij afwezigheid van enige sociale reglementering leidde de industrialisatie tot zware ellende: werkdagen van meer dan 14 uur, ongezonde werkplaatsen, vrouwen- en kinderarbeid in erbarmelijke omstandigheden, extreem lage lonen… Het ontbrak de werknemers, die vaak ongeletterd waren, aan probate middelen om hun recht op een menswaardig bestaan te laten respecteren. Hun meest evidente macht, die van het getal, werd politiek aan banden gelegd door het toenmalig kiesstelsel en sociaal door artikel 310 van het strafwetboek dat het samenspannen om het werk stop te zetten zondermeer verbood. Begin 1886 braken, in strijd met dit verbod, eerst in Luik en daarna in de rest van het land gewelddadige rellen uit. De regering reageerde bijzonder repressief. Tegelijkertijd richtte zij de zogenaamde commissie voor de nijverheidsarbeid op, belast met de studie van de sociale situatie in de nijverheid en het formuleren van voorstellen ter verbetering. In 1887 legde de commissie haar rapport neer en nog hetzelfde jaar werden de eerste sociale wetten gestemd. De verdere uitbouw van het sociaalrechtelijk systeem, tot aan de Tweede Wereldoorlog, verliep nog uiterst moeizaam. Tijdens de tweede wereldoorlog ontstonden er officiële en minder officiële comités die, meestal clandestien, samenkwamen om de naoorlogse (re)constructie van het sociale systeem voor te bereiden. Op 24 april 1944 nam het met eenparigheid van stemmen een tekst aan van 56 paragrafen met als titel 'ontwerp van akkoord van sociale solidariteit'. Het is uit dit sociale pact dat ons systeem van sociale zekerheid en collectieve arbeidsbetrekkingen is gegroeid. Het sociaal pact dat de fundamenten legt van onze moderne welvaartsstaat, wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog voorbereid in clandestiene gesprekken tussen vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers. Met het Sociaal Pact, gegoten in een besluitwet van 28 december 1944, wordt een nieuw tijdperk ingeluid. Zo krijgen alle werknemers recht op gezinsvergoeding, vakantiegeld en een vervangingsinkomen in geval van ziekte, invaliditeit, ouderdom en werkloosheid. Als tweede krijgen ze toezicht op prijzen en lonen. Als laatste komt er de uitbouw van de socio-economische overlegorganen. 21 Achtergrondinformatie De geschiedenis van de vakbonden gaat zeer ver terug (eind 19 de eeuw socialistische vakbond, begin 20ste eeuw christelijke). De rechten van de werknemers zijn verbeterd en de vakbonden hebben in dit proces een cruciale rol gespeeld. De dag van de Arbeid herdenkt de historische strijd van de socialistische arbeiders wereldwijd, Rerum novarum op 13 mei herdenkt de christelijke strijd. Vakverenigingen zijn organisaties van werknemers. Hun belangrijkste doel is de belangen van de werknemers tegenover de werkgevers de vertegenwoordigen. Het recht om een vakbond op te richten en er zich bij aan te sluiten is een fundamenteel mensenrecht. De vakverenigingen streven naar betere arbeidsvoorwaarden.22 21 (red.), De sociale zekerheid, internet, 11-06-2010, (http://scratchpad.wikia.com/wiki/Historiek_van_de_sociale_zekerheid); GORIS. G., e.a., Storia 6, Van In, Wommelgem, 2006, p. 64 22 VORMEN VZW (red.) Sociale rechten, internet, 16-02-2010, (http://www.vormen.org/Kompas/PDFfiles/SocialeRechten.pdf) 75│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Werkblad: de geschiedenis van de sociale zekerheid De situatie halverwege de 19 de eeuw 1. Hoe was de situatie van de arbeiders halverwege de 19 de eeuw? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 2. Waarom kunnen de arbeiders niet reageren op deze situatie? .............................................................................................................................. 3. Wie komt er toch in opstand tegen deze situatie? .............................................................................................................................. 4. Wat hield de maatschappij voor de onderlinge bijstand in? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 5. Wat richtten de werkgevers toen op? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. De lijfrentekas 6. In 1848 werd de lijfrentekas opgericht. Wat hield deze kas in? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 7. Had de lijfrentekas succes? Waarom wel/niet? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. Het coalitieverbond 8. Welke belangrijke beslissing wordt er in 1866 genomen? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 9. Wat is het gevolg van deze beslissing? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. De sociale maatregelen van eind 1886 10. Welke sociale maatregelen worden er eind 1886 door de overheid genomen? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 76│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid De wet rond arbeidsongevallen 11. Welke wet wordt er in 1903 goedgekeurd? Waarom is deze wet er gekomen? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 12. Wat hield de wet van 1903 in? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. De werklozen 13. Wat doen de jonge vakbonden om de werklozen te helpen? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 14. Toch hebben ze nog geen geld genoeg. Wat vragen de vakbonden aan de gemeenteraden? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 15. Wie kan hier genieten van deze uitkeringen? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. De mindervaliden en kinderbijstand 16. Welke wet wordt er in 1928 goedgekeurd? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 17. Welke wet wordt er in 1930 goedgekeurd? Wat houdt deze wet in? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 18. Wat is het resultaat van de staking in de Antwerpse haven van 1936? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. De besluitwet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders 19. Wat houdt de besluitwet in? Wat wordt er verplicht? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 77│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid .............................................................................................................................. 20. Wat wordt er in 1963 gedaan? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. Economische crisis van de jaren 1970 21. Wat is het gevolg van de economische crisis van 1970? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 22. Hoe wil men de werkloosheid bestrijden? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 23. Welke wet wordt er in 1974 goedgekeurd? .............................................................................................................................. 24. Wat houdt de wet van het bestaansminimum in? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. 78│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) (vereenvoudigde versie) Artikel 1 Alle mensen worden vrij geboren en moeten op dezelfde manier worden behandeld. Artikel 2 Ieder heeft recht op alle rechten, ongeacht of je jong of oud, man of vrouw bent, welke huidskleur je hebt, welke godsdienst je belijdt of welke taal je spreekt. Artikel 3 Je hebt recht op leven in vrijheid en in veiligheid. Artikel 4 Slavernij is verboden. Artikel 5 Je mag niemand martelen. Artikel 6 Je hebt recht op dezelfde bescherming als iedereen. Artikel 7 De wet moet voor iedereen hetzelfde zijn; iedereen moet volgens de wet op dezelfde manier behandeld worden. Artikel 8 Je hebt recht om hulp van een rechter te vragen, als je vindt dat je volgens de wetten van je land niet goed wordt behandeld. Artikel 9 Niemand heeft het recht je zonder goede reden gevangen te zetten of het land uit te sturen. Artikel 10 Als je terecht moet staan, moet dat in het openbaar gebeuren. De mensen die je berechten, mogen zich niet door anderen laten beïnvloeden. Artikel 11 Je bent onschuldig tot je schuld bewezen is; je hebt het recht je te verdedigen tegen beschuldigingen. Artikel 12 Je hebt het recht op privacy: op bescherming als iemand je lastig valt, je brieven opent of kwaad van je spreekt. Artikel 13 Je hebt het recht om te gaan en te staan waar je wilt, in eigen land en in het buitenland. Artikel 14 Als je slachtoffer wordt van mensenrechtenschendingen, heb je het recht om naar een ander land te gaan en dat land te vragen om jou te beschermen. Artikel 15 Je hebt het recht een eigen nationaliteit te hebben. Artikel 16 Je hebt het recht te trouwen en een gezin te stichten. Artikel 17 Je hebt het recht op eigendom en niemand mag je bezittingen zonder goede redenen afnemen. Artikel 18 Je hebt het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Artikel 19 Je hebt het recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Artikel 20 Je hebt het recht om te vergaderen als je dat wilt. Artikel 21 Je hebt het recht om deel te nemen aan de politiek van je land. Artikel 22 Je hebt het recht op maatschappelijke zekerheid en om jezelf te ontwikkelen. Artikel 23 Je hebt het recht op werk in het beroep dat je zelf kiest. Je hebt ook recht op een rechtvaardig loon voor je werk. Mannen en vrouwen moeten voor hetzelfde werk evenveel betaald krijgen. Artikel 24 Je hebt het recht op vrije tijd en vakantie. Artikel 25 Je hebt het recht op alles wat nodig is om ervoor te zorgen dat je niet ziek wordt, geen honger hebt en een dak boven je hoofd hebt. Moeder en kind hebben recht op bijzondere zorg en bijstand. 79│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Artikel 26 Je hebt het recht op onderwijs dat gericht is op de volle ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid en op de versterking van de eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Artikel 27 Je hebt het recht om te genieten van wat kunst en wetenschappen voortbrengen. Artikel 28 De overheid moet ervoor zorgen dat er een "orde" is die al deze rechten beschermt. Artikel 29 Je hebt ook plichten tegenover de mensen om je heen, zodat ook hun mensenrechten kunnen worden beschermd. De wetten in je land mogen niet ingaan tegen deze mensenrechten. Artikel 30 Geen enkel land en geen enkel mens mag proberen om de rechten te vernietigen die in deze Verklaring staan. 80│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid De situatie Wat ging vooraf: Jan zit in het derde middelbaar en is 15 jaar. Jan is een leerling die veel spijbelt en vaak te laat komt. Tijdens de lessen stoort hij de rest van de klas door veel te praten. Hij maakt regelmatig botte opmerkingen tegen medeleerlingen of leerkrachten en heeft onlangs op school gevochten met een mede- leerling. Er werden al verschillende malen maatregelen getroffen door leerkrachten en directie. Toch blijft Jan zich misdragen. De directie heeft in samenspraak met de leerkrachten beslist jan van school te sturen. Ze beleggen een vergadering om dit samen met jans ouders te bespreken. Tijdens dit overleg vragen de ouders van Jan om hem nog een kans te geven. Deze situatie kan best aangepast, aangevuld worden met concrete maatregelen die binnen de eigen school genomen worden in gelijkaardige situaties:bv. begeleidingsrapporten- contracten-… Verloop van het overleg: Rond de tafel zitten enkele vertegenwoordigers van de leerkrachten, de directie, de ouders en Jan De leerkrachten leggen hun beslissing voor aan de ouders en leggen uit waarom zij tot dit besluit gekomen zijn. De ouders leggen hun voorstel op tafel en geven argumenten om de leerkrachten en de directie van hun gelijk te overtuigen. Doel van het overleg: Besluit over de te nemen maatregelen waarin alle betrokken partijen zich kunnen vinden. 81│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid Oplossingensleutel werkblad: de geschiedenis van de sociale zekerheid De situatie halverwege de 19 de eeuw 1. Hoe was de situatie van de arbeiders halverwege de 19 de eeuw? Ze waren van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat aan het werken voor een laag loon. Kinderen en vrouwen werken ook om het gezinsinkomen te verhogen. 2. Waarom kunnen de arbeiders niet reageren op deze situatie? Ze kunnen niet reageren omdat arbeidersbonden verboden zijn. 3. Wie komt er toch in opstand tegen deze situatie? De geschoolde arbeiders en de zelfstandige arbeidslieden. 4. Wat hield de maatschappij voor de onderlinge bijstand in? Dit is een soort van ziekenfonds. Wie een bijdrage betaalt, krijgt een kleine vergoeding bij ziekte of ongeval. 5. Wat richtten de werkgevers toen op? Deze richtten de voorzorgskassen op. Ze bepalen hoeveel de werknemers moeten betalen. De werkgevers houden deel van het loon van de arbeiders af en dan krijgen arbeiders een uitkering als ze ziek, invalide of oud worden. De lijfrentekas 6. In 1848 werd de lijfrentekas opgericht. Wat hield deze kas in? Men mag hier geld op storten en de staat waarborgt dan de pensioenen. 7. Had de lijrentekas succes? Waarom wel/niet? Nee, omdat de fabrieksarbeider te weinig verdiende om deel van zijn inkomen af te staan. Het coalitieverbond 8. Welke belangrijke beslissing wordt er in 1866 genomen? Het coalitieverbond wordt opgeheven. 9. Wat is het gevolg van de beslissing die in 1866 werd genomen? De arbeiders krijgen nu officieel de kans om zich te organiseren. Ze wettelijk toegelaten en er komen dan ook nieuwe ziekenfondsen. Er volgt een stijging van het aantal leden. De sociale maatregelen van eind 1886 10. Welke sociale maatregelen worden er eind 1886 door de overheid genomen? - Werkgevers moeten arbeiders met waar geld betalen en niet met levensmiddelen. - Er komen geleidelijk wetten om de vrouwen- en kinderarbeid te beperken. 82│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid De wet rond arbeidsongevallen 11. Welke wet wordt er in 1903 goedgekeurd? Waarom is deze wet er gekomen? De eerste wet op arbeidsongevallen is er dan gekomen. Deze kwam er doordat de toename van het aantal grotere en gevaarlijkere machines het arbeidsongevallen deed stijgen. 12. Wat hield de wet van 1903 in? De slachtoffers kregen een uitkering, maar deze bedroeg maar de helft van hun loon. De werklozen 13. Wat doen de jonge vakbonden om de werklozen te helpen? Deze richtten werklozenkassen. Deze komen er eerst in het Gentse, later over het hele land. 14. Toch hebben ze nog geen geld genoeg. Wat vragen de vakbonden aan de gemeenteraden? Ze vragen subsidies. 15. Wie kan hier genieten van deze uitkeringen? Alleen de werknemers die door allerlei omstandigheden geen inkomen meer hebben. De mindervaliden kunnen op geen enkele tussenkomst rekenen. De mindervaliden en kinderbijstand 16. Welke wet wordt er in 1928 goedgekeurd? Een wet die sommige categorieën van gebrekkigen en vernekten een financiële tegemoetkoming doet. 17. Welke wet wordt er in 1930 goedgekeurd? Wat houdt deze wet in? De wet op de kinderbijslag. Deze zorgt ervoor dat alle werkgevers een bijdrage moeten betalen aan het kinderbijslagfonds en dat stort een bijdrage op de rekening van werknemers die kinderen hebben. 18. Wat is het resultaat van de staking in de Antwerpse haven van 1936? De leden krijgen 6 dagen betaalde vakantie. De besluitwet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders 19. Wat houdt de besluitwet in? Wat wordt er verplicht? Alle sociale verzekeringen worden verplicht: - Ziekte- en invaliditeitsverzekering - pensioenen - kinderbijslagregeling - werkloosheidsverzekering 83│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid - en voor arbeiders: jaarlijkse vakantie. 20. Wat wordt er in 1963 gedaan? Alle tegemoetkomingen worden verhoogd én uitkeringsvoorwaarden worden versoepeld. Economische crisis van de jaren 1970 21. Wat is het gevolg van de economische crisis van 1970? Er is een stijging van het aantal werklozen. 22. Hoe wil men de werkloosheid bestrijden? Men gaat het brugpensioen invoeren. Zo kunnen mannen vanaf 60 jaar en vrouwen vanaf 55 jaar met pensioen en maken ze plaats voor jonge werknemers. 23. Welke wet wordt er in 1974 goedgekeurd? De wet op het bestaansminimum. 24. Wat houdt de wet van het bestaansminimum in? Wie ondanks de sociale zekerheid door de mazen van het sociale vangnet valt, krijgt een tegemoetkoming van de staat. 84│Mensenrechten in geschiedenis│ sociale onrechtvaardigheid