1 Drachten, 27 september 2008 Studiedag: ‘Lakeland en haar invloeden, getoetst vanuit bijbels perspectief’ Toespraak Henk Bakker ‘Kern van de zaak is: over welke Jezus hebben we het?’ Voor mij een bijbelse en theologische benadering van het thema: kern van de zaak is over welke Jezus we het hebben. Ik kies voor deze titel omdat deze samenvat waar het bij een bijbelse en theologische toetsing op neer moet komen, namelijk: het gaat niet om ons, mijn geluk, toekomst of bediening, maar om Jezus. Bij onze doordenking van wat toetsing ten diepste is, gaat het ons om de persoon van Christus. Te snel en te gemakkelijk worden ontwikkelingen als in Lakeland, en ook elders, als een geestelijke opwekking (‘revival’) getypeerd. We worden opgeroepen om kritisch te toetsen en tóch daarbij de Geest van God niet uit te doven. Het gaat om de balans. Paulus schrijft: ‘Dooft de Geest niet uit, veracht de profetieën niet, maar toetst alles en behoudt het goede.1 Christenen zijn te vaak naïef en onkritisch. Johannes schrijft: ‘Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of ze uit God zijn.’2 Het gaat hier niet om kille achterdocht, maar om een geestelijke noodzakelijkheid. Leren ‘onderscheiden’ is waar de apostel Paulus voor bidt, en waar christenen die ‘volwassen worden’ zich naar uit mogen strekken.3 De Schrift laat evenwel zien, dat we voorzichtig moeten zijn met hen, die in de naam van Jezus krachten doen en ‘ons niet volgen’, de mond te snoeren. Johannes zegt op zeker moment tegen Jezus: ‘Meester, wij hebben iemand, die ons niet volgt, in uw naam boze geesten zien uitdrijven, en wij wilden het hem beletten, omdat hij ons niet volgde. Doch Jezus zei: Belet het hem niet; want er is niemand, die een kracht doen zal in mijn naam en kort daarna smadelijk van Mij zal kunnen spreken. Want wie niet tégen ons is, is vóór ons.’4 Paulus gaat nog verder, als hij aan de Filippenzen schrijft: ‘Sommigen prediken de Christus wel uit nijd en twist, maar anderen doen het met een goede bedoeling. Dezen verkondigen de Christus uit liefde …, maar genen uit eigenbelang, met de onzuivere bedoeling … Wat doet het ertoe? In elk geval, hetzij met een bijoogmerk, hetzij in oprechtheid, wordt Christus verkondigd; en daarin verblijd ik mij, en zal ik mij ook verblijden.’5 We leren uit Jezus’ en Paulus’ houding dat we bij kritische toetsing niet altijd hoeven ingrijpen. Dat neemt niet weg dat we scherp moeten blijven toetsen. In deze laatste voorbeelden ging het over verkondigen en krachten doen. Ernstiger wordt het als het beeld dat van Jezus geschilderd wordt niet met het door de apostelen verkondigde evangelie overeenkomt. Er bestaat zoiets als: ‘een andere Jezus prediken’, een ‘andere geest ontvangen, die je aanvankelijk niet hebt ontvangen’, schrijft Paulus.6 Let op de verontrustende woorden: ‘een andere Jezus prediken’ en ‘een andere geest ontvangen.’ De Korinthische gemeente heeft daar blijkbaar ‘geen enkel bezwaar tegen’.7 Hier gaan wij het over hebben. Geestelijke toetsing heeft veel met dit vers en de achterliggende omstandigheden te maken. Deze ‘Korinthische kwestie’ is daarom goed te betrekken bij ons thema ‘Lakeland en haar invloeden’. 1 1Th. 5:19-21. 1 Joh. 4:1. 3 Fil. 1:10; Hebr. 5:14: ‘Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad.’ 4 Mc. 9:38-39. 5 Fil. 1:17-18. 6 2 Kor. 11:4. 7 Zo vertaalt NBV. 2 2 Het vers uit 2 Kor. 11:4 is een sleutelvers voor het verstaan van de gespannen verhouding tussen de apostel en deze gemeente.8 Van essentieel belang is daarom de beantwoording van de vraag wie of wat met deze ‘andere Jezus’ wordt bedoeld. Onderzoek heeft uitgewezen dat zij die te Korinthe een ‘andere Jezus’ verkondigden Jezus’ persoonlijkheid en karakter verdraaiden, en van Hem een krachtsfiguur maakten die zij als bijzondere krachtschristenen mochten vertegenwoordigen9. Hun evangelie druisde tegen Paulus’ evangelie in omdat bij Paulus het kruis centraal stond.10 Jezus’ zwakke verschijning had een belangrijke plaats in Paulus’ verkondiging, en de apostel zelf stond als knecht niet boven zijn heer.11 Paulus had als apostel heel wat te lijden, en deze krachtschristenen vonden hem maar een zwakke verschijning, een slappe figuur, om niet te zeggen een mislukkeling.12 Paulus weigerde om zijn gezag en apostolaat te legitimeren door uit te pakken met imponerende verhalen, en als hij het doet, zegt hij voor de ironie maar mee te doen in het domme opbieden tegen deze superchristenen.13 Het dient weliswaar geen enkel doel, maar als er dan de eerste viool moet worden gespeeld, speelt Paulus zijn partij mee, en drukt hij zich in verhullende taal uit: ‘Ik weet van van een mens, veertien jaar is het geleden’.14 Paulus ontving buitengewone openbaringen van God, maar daar liet hij zich niet op voorstaan, en hij sprak er ook niet over.15 Pas na jaren doet hij daar een ‘boekje over open’, omdat de krachtschristenen hem daartoe dwingen. Zíj strooien met openbaringen. Dit is hun geestelijke legitimatie. Ze willen indruk maken. Hun Jezus is in eerste plaats een wonderdoener, een ziener, een krachtmens, die volgelingen maakt die datzelfde krachtswerk doen.16 Termen als navolging en kruisdragen17 komen in hun woordenboek niet echt voor. Kruisdragen is voor geestelijke ‘losers’, die geen rekening houden met Pasen, de dag van de opstanding. Paulus’ Korinthische tegenstanders predikten zichzelf als Here.18 Ze waanden zichzelf vol, verzadigd, rijk en koninklijk. Geheel in apostolische ironie schrijft Paulus hun ten antwoord: ‘Maar natuurlijk―u bent al helemaal verzadigd, u bent al rijk, bent al koningen geworden zonder ons. Was u maar koningen geworden, dan zouden wij het ook zijn. Maar volgens mij heeft God ons, apostelen, de laagste plaats toegewezen, alsof we ter dood veroordeeld zijn.’19 Paulus eist de positie van rijke koningszoon voor zichzelf niet op, integendeel. ‘Name it – claim it’ is er voor de apostel niet bij. Hij gaat zijn weg in zwakte. De weg naar de opstanding is door het kruis, ook door het kruisdragen. 8 Zie hierover Ralph P. Martin, 2 Corinthians (WBC 40; Waco, 1986) 334-342. Cf. Martin, 336: ‘The issue is basically a christological one … We shall argue that it is the character of Jesus as setting the norm for Christian existence that is at stake. They preached a lordly figure, with themselves as his powerful and “charismatic” exponents (a trait denied in 2 Kor. 4:5).’ Zie ook 1 Kor. 4:7-10 (ironie). 10 1 Kor. 2:2. 11 Matth. 10:24; Joh. 15:2 en 13:16. 12 2 Kor. 11:23-29; 10:1,10. 13 2 Kor. 11:16-19; 11:5; 12:11. 14 2 Kor. 12:2. 15 2 Kor. 12:6. 16 Martin, 341: ‘The “gospel” is branded as a false message since it contradicts Paul’s message of the cross and of the Christ who “did not please himself” … They glory in outward appearance .., because they have no place for the hiddenness of Christ’s weak demeanor …, ‘another Jesus’ for the opponents is the wonderworking Jesus, rather than Paul’s crucified and risen Lord. The alien “spirit” is the spirit of power and ecstacy which these messengers claimed to possess and embody in their ministry, rather than the Spirit of Christ which Paul exemplified. The “new gospel” is the message of power and present glory, based on demonstrable tokens of the divine and evidences of authority in their lives as Christ’s servants .., rather than Paul’s kerygma of the suffering Christ whose power is displayed incognito and in patient love.’ 17 Matth. 16:24. 18 2 Kor. 4:5. 19 1 Kor. 4:8-9a. 9 3 Daarbij komt dat de Korinthiërs té sterk op de geestesgaven gefixeerd waren. Die maakten immers de kracht en de koninklijke praal zichtbaar. Die bewezen het niveau van geestelijkheid dat hun voor ogen stond. Paulus corrigeert het streven naar dit soort van legitimatie haarfijn met een uitvoerige bespreking van de geestesgaven, en midden in deze hoofdstukken het zogenaamde ‘hooglied van de liefde’ aan te heffen. Niet de geestesgave is het hoogste dat een christen bereiken kan, maar de vrucht van de Geest, die met de liefde begint.20 Jezus zei niet: ‘Blijft in Mijn geestesgave’, maar ‘blijft in Mijn liefde’.21 De liefde groeit en blijft, en de geestesgaven zullen gaandeweg wegvallen. Paulus vergelijkt dit proces met het opgroeien van een kind: ‘Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, overlegde ik als een kind. Nu ik een man ben geworden, heb ik afgelegd wat kinderlijk was.’22 Met andere woorden: té grote concentratie op geestesgaven kan tot gevolg hebben dat men in de kinderjaren van het geloof blijft hangen. Sterker nog: geestesgaven kunnen een soort van ik-gericht speelgoed voor de christen worden. De geestesgaven werden in elk geval wel zo door de hoogdravende, maar van binnen kinderlijke Korinthiërs gebruikt. Bovendien droop de kinderachtigheid eraf. Er was gauw ruzie.23 Bij dit kinderlijke element hoort voor Paulus ook het raadplegen van engelen. Zelfs het spreken van engelentaal haalt het niet bij de rijpe liefde van Christus.24 Gerichtheid op engelen valt voor de apostel onder een leven met ‘de wereldgeesten’. Met de ‘wereldgeesten’ bedoelt de Schrift de godsdienstige tijdgeest van toen (en van nu).25 Het zijn bindende machten, die door het kruiswerk van Christus ontkracht zijn, maar ook christenen nog altijd in hun macht kunnen houden.26 Christenen die in de ban zijn van ‘wereldgeesten’ zoeken bijvoorbeeld het contact met engelen. Ze willen in een wereld ingewijd raken die hen mystieke informatie verschaft en die hen bijzonder maakt.27 Engelenverhalen doen het op de relimarkt daarom opvallend goed. In de Schrift worden christenen opgeroepen om verder te vragen dan de engelen, ja hóger, namelijk naar Christus.28 De Schrift waarschuwt voor een engelencultus. Voordat we deze uiteenzetting over de Korinthische correspondentie afronden, dient nog een laatste aspect van Paulus’ zorg te worden benadrukt. De Korinthiërs verdragen het niet alleen dat door de kracht-christenen een ‘andere Jezus’, een eenzijdige kracht-Jezus, wordt verkondigd, ze verdagen het óók als ze worden ‘gebruikt’ (NBV getiranniseerd), als ze worden ‘opgegeten’ (NBV uitgezogen), als ze worden ‘opgeëist’ (NBV onderworpen), als iemand ‘groot doet’, en als ze ‘in het gezicht worden geslagen’ (NBV beledigd – dit slaan kan ook letterlijk bedoeld zijn29 - dit gebeurt zelfs anno 21e eeuw nog).30 De Korinthiërs tolereerden dat zogenaamd geestelijke kracht-christenen hen manipuleerden, vernederden en leegzogen. Er werd op hen geparasiteerd, geestelijk, emotioneel en materieel.31 20 1 Kor. 12:31-13:13; Gal. 5:22. Joh. 15:9. 22 1 Kor. 13:11. 23 1 Kor. 3:1-3. Paulus spreekt van ‘kinderen’ die afgunstig zijn en nog maar van ‘melk’ leven, terwijl zij de wereld omdraaien: zij menen dat Paulus bij hen vergeleken nog maar een kleintje is. 24 1 Kor. 13:1. 25 Zie Gal. 4:3,9; Col. 2:8,20 (Gr. stoicheia). 26 Gal. 4:9: ‘Hoe is het dan toch mogelijk dat u … opnieuw tot die zwakke, armzalige wereldgeesten terugkeert?’ 27 Col. 2:18. 28 Hebr. 1:4,6-8,13-14; 2:5-9. Openb. 19:10. 29 P.E. Hughes, Paul’s Second Epistle to the Corinthians (NICNT; Grand Rapids, 1962) 400-401. Cf. Martin, 365: ‘A physical assault is almost certainly implied in this verb.’ 30 2 Kor. 11:20. 31 P.E. Hughes, Paul’s Second Epistle to the Corinthians (NICNT; Grand Rapids, 1962) 401: ‘The intruding “super-apostles” were living on them like parasites and growing fat at their expense.’ 21 4 De tijden van Paulus zijn ook de tijden van nu. En het onderscheiden van geesten is nog altijd een van de meest nodige gaven die de kerk zich vandaag de dag kan wensen. Hoe behoren christenen te toetsen? De Korinthische correspondentie leert ons dat christenen in de oerkerk voor geestelijke toetsing voornamelijk van twee bronnen gebruik maakten: (1) de Schrift, en de (2) mondelinge overlevering.32 We worden hierin bevestigd door de tweede brief van Paulus schrijft aan de Thessalonicenzen: ‘Zo dan broeders en zusters, staat vast en houdt u aan de overleveringen, die u door ons, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, geleerd zijn’.33 Het is duidelijk dat Schrift en traditie (mondelinge apostolische overlevering) kunnen behoeden voor dwaling. De Thessalonicenzen waren namelijk bijna op een zijspoor gezet door geestesuitingen en boodschappen van christenen die de gemeente op zijn kop wilden zetten. Paulus schrijft: ‘verlies niet meteen uw verstand en raak niet in paniek, hetzij door een profetie [NBG’51 ‘geestesuiting’], hetzij door een uitspraak of een brief die door ons zou zijn geschreven.’34 De schriftelijke en mondelinge woorden van de apostelen zijn ons dus tot richtsnoer gegeven, niet de schriftelijke en mondelinge boodschappen van hen die aan het gezag en navolging van Jezus en de apostelen35 voorbijgaan,36 ook al dienen zij zich aan als ‘geestesuitingen’.37 Ook geestesuitingen waarvan vaststaat dat zij door trouwe christenen worden uitgesproken, met uitleg en goede bedoelingen, moeten nooit klakkeloos worden gehoorzaamd.38 Wat kunnen we in het licht van het toetsingskader dat we tot zover hebben behandeld over Todd Bentley en de opwekking te Lakeland (en de afspiegeling daarvan in Nederland) zeggen? Het beeld dat de Lakeland Revival en TRIN (‘Teach, reach, impact the nations’) geven is in de eerste plaats niet nieuw. Er is kerkhistorisch meestal niets nieuws onder de zon, ook nu niet, ofschoon situaties natuurlijk nooit één op één gelijk zijn.39 We komen hier nog op terug. Wat verder opvalt is de sterke vereenzijdiging (en daardoor scheefgroei) die optreedt in de zogenaamde opwekking. Er wordt een verkeerde concentratie bij de ‘bijzondere ervaringen’ gelegd, zoals genezingen en visioenen. Daarbij is de taal die wordt gebezigd sterk doortrokken van ‘het absolute’ (‘God liet me zien’, ‘God zei tegen me’, ‘God deed’, ‘God stuurde me’, zonder enige terughoudendheid40). We constateren in deze ‘opwekking’ een Zie 1 Kor. 11:23 en 15:3-6. Paulus was in de jaren van Jezus’ leven op aarde geen volgeling van Hem geweest. 2 Thes. 2:15. 34 2 Thes. 2:1-2. 35 Ook Paulus vroeg om navolging, zie 1 Kor. 4:16; 11:1; Fil. 3:17; 1 Thes. 1:6. 36 2Thes. 2:2 en 15 staan feitelijk antithetisch tegenover elkaar. Beide teksten hebben dezelfde bewoording (‘door een woord of door een brief’; Gr. eite dia logou eite di’ epistolēs hēmōn, en: mēte dia logou mēte di’ epistolēs hōs di’ hēmōn). Cf. F. Büchsel, TDNT II,172-3: ‘He [Paul] sees no antithesis between pneumatic piety and the high estimation of tradition. The essential poin for Paul is that it has been handed down (1 C. 15:3), and that it derives from the Lord (11:23).’ 37 Profetieën, krachten en bevrijdingen zijn nooit een bewijs van geestelijk leven van de spreker of bidder, zie Matth. 7:22-23; 1 Kor. 1:7,12; 3:1; Numeri 24:2. 38 Zelfs de profeten die wel te vertrouwen zijn, zitten er met hun uitleg en adviezen wel eens naast, zie Hand. 21:4-14. 39 Te denken valt bijv. aan de Montanistische beweging in de 2 e eeuw A.D. We zullen enkele teksten uit Eusebius’ beschrijving van het ontstaan van deze beweging gebruiken. Zie over diverse vernieuwingsbewegingen in de vroege kerk H. Bakker, Ze hebben lief maar worden vervolgd. Radicaal christendom in de tweede eeuw en nu (Zoetermeer: Boekencentrum, 3e druk 2007) 23-141. 40 Zelfs de Schrift is hierin voorzichtig, zie bijv. Hand. 16:10, ‘daar wij eruit opmaakten dat’. 32 33 5 sterke toenamen van het absolute en het apocalyptische. Zo kreeg Todd Bentley van God door (het apocalyptische) dat God hem opdroeg (het absolute) om een vrouw in haar gezicht te schoppen. Dit laatste is schokkend en werpt ons direct terug op de woorden van Paulus aan de Korinthiërs: ‘jullie verdragen het immers, als iemand je als slaven gebruikt …, als iemand groot doet, als iemand je in het gezicht slaat’.41 Bentley gaat verder dan deze krachtschristenen – hij ‘schopt’ het letterlijk en figuurlijk verder dan zij. Dit is wat de sfeer van het absolute met het hoofd en het hart van een christen doet, en vooral als die sfeer van het absolute ook nog gepaard gaat met een golf van apocalyptisering (beelden en woorden) die ‘over the top’ gaat.42 Mensen vliegen uit de bocht, en wat ooit goed begon kan in een drama eindigen.43 Bij Bentley ligt een té sterke nadruk op het apocalyptische element, het wonderelement, en het showelement. Paulus’ streven was zo nooit. Zijn oogmerk in het leven was om ‘al de raad Gods’ te verkondigen, en om Christus in het lijden na te volgen.44 Bentley, en door hem Lakeland, is op het spoor van een ‘andere Jezus’ gezet. Hij zou moeten weten dat het bezig zijn met de ‘wereldgeesten’, in de omgang met engelen, groot gevaar met zich meebrengt. Zelfs de duivel doet zich voor als een ‘engel van het licht’.45 Paulus waarschuwt duidelijk. Hij schrijft zelfs: ‘Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, [u] een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!’46 Pas dus op, experimenteer nooit met ‘andere Jezussen’ en ‘ander evangeliën’, en blijf uit de christelijke sferen van ‘het absolute’, en uit de sfeer van de toenemende apocalyptisering. Het absolute is vergif voor de menselijke ziel. In de Vroege Kerk was men dankbaar voor de vele gaven van de Geest die God aan Zijn kerk had gegeven. Maar er waren altijd christenen die hier geen genoegen mee namen en ‘verder’ wilden. Regelmatig liep dit op confrontaties uit, ook rond de tweede helft van de tweede eeuw. Een zekere Montanus geraakte toen in Geestvervoering. Natuurlijk hoeft daar op niets mis mee te zijn, maar men ‘beluisterde’ in de uitingen waar die vervoering mee gepaard ging een geluid dat tegen de overgeleverde tradities inging. Laten we even naar Eusebius luisteren (zo’n 150 jaar na het gebeuren), die hier, Apollinarius citerend, bericht van doet. ‘Er ligt in Mysië in Frygië een dorpje met de naam Ardabau. Daar leefde ene Montanus, iemand die zich pas bekeerd had, volgens zeggen in de tijd toen Cratus proconsul van Klein-Azië was (…) Hij geraakte in geestvervoering en kwam in een soort extatische bezieling terecht; hij begon klanken uit te stoten en vreemde dingen te zeggen; als een soort profeet verkondigde hij zaken, die tegenovergesteld waren aan de overlevering die tot dan toe in de kerk van generatie op generatie bewaard waren.’47 41 1 Kor. 11:20. Let wel: ik heb niets tegen ‘beelden en woorden’, integendeel (Hand. 2:17 is duidelijk). Mijn eigen leven is sterk door Gods begeleidende profetische spreken gestuurd en gevormd. Apocalyptisering van het geloofsleven, en ook nog in de sfeer van ‘het absolute’, gaat daar evenwel ver bovenuit. 43 Dit is vaak gebeurd, ook ttv. De opwekkingen in Northampon (1734-1735, 1740-1742). Zie over de opwekking in Northampton tijdens het predikantschap van Jonathan Edwards, H. Bakker, Draads en tegendraads. Leren van de puriteinen (Zoetermeer: Boekencentrum, 2006) 16-56. Edwards schreef later een boek over het religieuze gevoel van mensen en hoe die getoetst moet worden, Religious Affections. How Man’s Will Affects His Character Before God [1746] (Classics of Faith & Devotion; Portland: Multnomah Press, 1984). Ook in de vroege geschiedenis van het baptisme en het doperdom kwamen dit soort ontsporingen voor, zie Zie H. Bakker, De weg van het wassende water. Op zoek naar de wortels van het baptisme (Zoetermeer: Boekencentrum, 2008) 40-100. 44 Hand. 20:26-27; Col. 1:24; 2 Kor. 4:10. Cf. 1 Petr. 4:13. 45 2 Kor. 11:14-15. 46 Ga. 1:8. 47 Eusebius, Historia ecclesiastica 5,16,7 (vert. C. Fahner, 229). 42 6 Zoals Paulus opdroeg, hield men zich sterk aan de ‘overleveringen’ (mondeling en schriftelijk). Het extatische ‘vreemde’ werd als duister en demonisch afgewezen. Dit kon niet over de Jezus van de Schrift gaan. Hier werd een ‘andere Jezus’ met een ‘ander evangelie’ gepresenteerd. Extatische vreemde klanken waren in die tijd sowieso verdacht. Zo schrijft de kerkvader Hiëronymus in een biografisch boekje over een zekere Paula, met wie hij een reis door Palestina had gemaakt: ‘Toen ze daarvandaan wegging, zag zij de graven van de twaalf aartsvaders, verder Sebaste, dat is Samaria, … Daar liggen … Elisa en Obadja … en ook … Johannes de Doper. Hier is zij tot bevens toe geschrokken van de vele wonderbaarlijke dingen die zij meemaakte: ze hoorde demonen brullen onder allerlei kwellingen, voor de graven der heiligen zag zij mensen huilen als wolven, blaffen als honden, brullen als leeuwen, sissen als slangen, loeien als stieren; weer anderen zag zij ronddraaien met hun hoofd of achterovergebogen met hun kruin de grond raken; ook zag zij vrouwen die aan hun voeten waren opgehangen zonder dat hun kleren voor hun gezicht vielen.’48 Hiëronymus en Paula bezochten hier een oord voor psychisch zwaar gestoorden, die heil zochten bij graf van heiligen zoals de profeet Elisa.49 Wat te denken van christenen die allerlei geluiden, zoals het ‘huilen als wolven, blaffen als honden, brullen als leeuwen, sissen als slangen, loeien als stieren’ voortbrengen, en menen dat dit van de Heilige Geest is? Jonathan Edwards waarschuwt er ernstig voor om dit soort uitingen zomaar als van de Heer te zien. Vaak hebben we te maken met afleidingsmanoeuvres, rookgordijnen, van het vlees die de aandacht van het werkelijke proces van bekering en heiliging willen aftrekken, of anders met psychische zwakten. Val niet in deze valkuil. Laten we nu een Nederlandse, met Lakeland verwante vernieuwingsbeweging bekijken: TRIN. Mattheus van der Steen heeft een uitgesproken mening over Christus en het christelijke leven. Ik verschil op enkele essentiële punten met hem van mening en zal aangeven welke. Van der Steens boek Durf te dromen is een soort van beginselverklaring van de beweging, en ik richt me nu daarop. Eerst enkele citaten. -‘Het is Game Over voor religieuze systemen en structuren.’50 -‘Bejaardentehuizen zitten vol met mensen die nog steeds wachten op een roeping van God.’51 -‘In dit boek zal ik diverse sleutels tot succes behandelen.’52 -‘Maar hoeveel mensen je ook vertellen dat het je niet zal lukken, als jij in een houding van geloof blijft, als je niet opgeeft en aanspraak blijft maken op Gods gunst en zegeningen op je leven dan zal God deuren voor je openen en je omstandigheden veranderen!’53 -‘Het feit is dat jij deel wordt van hun oogst en dat God je onmiddellijk zal zegenen en je gebied zal vergroten.’54 -‘Als je dit principe van gelijke behandeling en van zaaien en oogsten niet begrijpt en het is geen deel van je christelijke leven, dan geloof ik dat je nooit volledig Gods zegen zult kunnen ervaren.’55 -‘Op een keer gaf ik mijn laatste 100 euro weg en drie maanden later vond ik een enveloppe in mijn brievenbus met 250 euro erin.’56 48 Hiëronymus, Ep. 108, Epitaphium sanctae Paulae 13,4. De reis vond in AD 385/6 plaats. Het graf van Elisa had immers voor een wonder gezorgd, zie 2Kon. 13:21. 50 Mattheus van der Steen, Durf te dromen. Wandel in je bestemming (Rock Publications, 2008) 10. 51 Van der Steen, Durf te dromen, 18 (2x herhaald op 39 en 54). 52 Van der Steen, Durf te dromen, 39. 53 Van der Steen, Durf te dromen, 40. 54 Van der Steen, Durf te dromen, 41. 55 Van der Steen, Durf te dromen, 42. 56 Van der Steen, Durf te dromen, 44. 49 7 -‘Gods wil voor je leven is dat je succesvol wordt, gelukkig bent.57 -‘Alles wat ik onderneem, zal gelukken. (Psalm 1).’58 -‘Wanneer jij het onzichtbare ziet, zal God het onmogelijke doen!’59 -‘Als jij je droom uitleeft en de wil van God doet, betekent dit dat je succesvol zult zijn. Het woord succes klinkt je misschien werelds in de oren, maar nee, het is een Bijbels principe. Een ander woord voor succes is voorspoed. God wil dat je vorspoedig bent. Hoe word je voorspoedig? Hoe kun je een leven leiden dat succesvol is? We leven tenslotte maar één keer op deze aarde voordat we worden opgenomen om voor eeuwig bij God te mogen wonen. We moeten er hier het beste van maken. God wil het beste voor iedereen.’60 -‘God wil niets liever dan ons mensen zegenen. Hij wil dat het ons goed gaat in alle aspecten van ons leven, zowel geestelijk als materieel. Hij wil ons Zijn rijkdommen geven om Zijn Koninkrijk te bouwen en uit te breiden. Dus rijkdom hoort bij God en Vader God wil die rijkdommen aan Zijn kinderen geven om Hem daarmee te eren.’61 -‘In de rechterhand van Wijsheid (dat is Jezus Christus ..) is een lang leven, met andere woorden gezondheid en lichamelijke kracht.’62 -‘In Nederland heerst onder christenen nog zo vaak de geest van armoede. Er zijn christenen die alleen maar tweedehands spullen hebben, alles ziet er goedkoop en sober uit. En zeker bij zendelingen zie je deze geest van armoede; zij lopen soms rond in tweedehands vodden, rijden in oude autootjes, zitten op doorgezakte banken en verplaatsen zich op doorgeroeste fietsen. Ik geloof dat God betere plannen heeft voor Zijn zonen en dochters’.63 Mijn keuze van citaten spreekt voor zich. De strekking van de rest van het boek is op de kern van deze citaten aangelegd. Die kern is: God wil je tot geestelijk succes leiden, en daarom moet je je droom kennen en volgen. Dit succes is bovendien ook materieel van aard. De beweringen zijn absoluut gesteld, namelijk dit is wat Gód wil, en wat Jezus van je vraagt. Hier zitten vanzelfsprekend een Godsbeeld en een voorstelling van Christus achter. Het zogenaamde succeschristendom is goed te vergelijken met het evangelie van de krachtschristenen van Korinthe. Paulus was als lijdende en arme apostel maar een ‘kleintje’ vergeleken bij de grootheid van Paulus’ concurrenten. We zien diezelfde denigrerende neerbuigendheid in de verwoording van Van der Steen. Zeker in het laatste citaat. Het gaat om een evangelie van welzijn en welvaart (‘Health and Wealth), en ieder die als christen de eindjes niet aan elkaar kan knopen en op tweedehandsjes zit, leeft armzaliger dan God nodig vindt. Wie de Heer liefheeft en in het bejaardenhuis woont, en heel zijn leven hard heeft gewerkt en voor zijn kinderen en kleinkinderen heeft gezorgd, is mislukt en heeft zijn grotere roeping niet gezien. Het gaat bij TRIN om geestelijke en materiële invloed en gebiedsuitbreiding, een vorm van imperialistisch denken dat de Schrift niet kent. En hier is dan ook de eenzijdigheid aanwijsbaar. De Schrift leert ons om in ‘eenvoud’ te leven, dat wil zeggen: je niet zinnen op ‘meer’ en ‘hoger’.64 Christenen mogen daarom tevreden zijn als ze onderhoud en onderdak hebben.65 Dat is hun genoeg. Wie hier geen genoegen mee neemt, loopt het risico niet meer ‘eenvoudig van hart’ te zijn. Hebzucht en geldzucht dringen zich op de plaats van God, en van ‘eenvoud’ 57 Van der Steen, Durf te dromen, 53. Van der Steen, Durf te dromen, 57. 59 Van der Steen, Durf te dromen, 57. 60 Van der Steen, Durf te dromen, 59. 61 Van der Steen, Durf te dromen, 95. 62 Van der Steen, Durf te dromen, 95. 63 Van der Steen, Durf te dromen, 96. 64 Hand. 2:46; Rom. 12:8 en 16. 65 1 Tim. 6:6-8. 58 8 (God is mijn doel) komt men tot ‘tweevoud’ (God én de Mammon zijn mijn doel66). Paulus zegt met klem: ‘Ontvlucht deze dingen.’67 Van der Steen wekt de indruk dat wie van zijn rijkdom of armoede wegschenkt, vroeg of laat méér in materiële zin van God terugontvangt. De christelijke traditie laat anders zien, en ook de Schrift. We lezen nergens dat de arme vrouw die haar laatste centen aan de tempel gaf, méér terugkreeg of méér terug zou krijgen.68 Jezus roept ons op om schatten in de hemel te vergaren, niet hier op aarde.69 De christenen te Filippi hadden dit begrepen en ondersteunden Paulus met materiële goederen. De apostel schrijft vervolgens in zijn brief dat de ondersteuning op de rekening van de gemeente als een ‘tegoed’ aangroeit. Dit ‘tegoed’ is te zien als een ‘surplus’ aan geestelijke rijkdom in Christus.70 De rijkdom is in de hemelse gewesten71 en laat zich niet nu al op aarde materialiseren. Toen Jezus’ leerlingen Hem benaderden met de woorden: ‘Zie, wij hebben alles prijsgegeven en zijn U gevolgd’, antwoordde Jezus met: ‘Voorwaar, Ik zeg je, er is niemand, die huis of broeders of zusters of moeder of vader of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om Mij en om het evangelie, of hij ontvangt honderdvoudig terug: nu, in deze tijd, huizen en broeders en zusters en moeders en kinderen en akkers, met vervolgingen, en in de toekomst het eeuwige leven.’72 Wat volgelingen van Jezus nú terugkrijgen bestaat uit huizen, broeders, zusters, moeders en akkers, met vervolgingen. Wat wordt bedoeld? In Marcus 3:31-35 staat dat zíj de ware moeders, vaders, broers en zussen zijn, die de wil van God doen. Kortom: de gemeente van Christus zit vol met vaders en moeders, broers en zussen. Wie alles loslaat krijgt deze gemeenschap van God ervoor in de plaats. De huizen en de akkers die men krijgt zijn de huizen en akkers die men samen deelt als er vervolgingen en plunderingen zijn.73 Niemand krijgt er eigen huizen en akkers bij, maar mag delen in die van anderen. Zo leefde de vroege kerk.74 Nergens stelt Jezus dat christen-zijn tot zakelijke successen leidt, integendeel, want kort voor deze discussie met de leerlingen vond er een incident met een rijke jongeman plaats. Jezus zei hem al zijn bezit aan de armen te geven en navolger te worden. Als deze jongen het laat afweten zegt Jezus: ‘Hoe moeilijk zullen zij, die geld hebben, het Koninkrijk van God binnengaan.’75 Christenen horen ‘materieel rijk zijn’ niet hoog op hun prioriteitenlijst te hebben staan. Dat wil niet zeggen dat ze niet financieel rijk mógen zijn. Dat bedoel ik niet, maar zulke rijken zijn niet te benijden. De wortel van het kwaad is de geldzucht, en zie maar eens veel geld binnen te krijgen zonder aan de geldzucht toe te geven.76 Het welvaartsevangelie leidt gelovigen op een dwaalspoor, omdat christenen een succes-Jezus, dus een ‘andere Jezus’ moeten volgen die niet bestaat en nooit heeft bestaan. Bovendien moet niemand zijn ‘droom’ navolgen, maar Jezus, en Jezus is geen droom. Dromen bestaan meestal uit geestelijke idealen en wereldse wensen, waaronder succesvol en 66 Matth. 6:24. 1 Tim. 6:11. 68 Marc. 21:1-4; Luc. 21:1-4. 69 Matth. 6:19-21. 70 Cf. Fil. 4:19. Zie Peter O’Brien, Commentary on Philippians (NIGTC; Grand Rapids: Eerdmans, 1991) 538539. 71 Ef. 1:3. 72 Marc. 10:28-31. 73 Joachim Gnilka, Das Evangelium nach Markus, 2. Teilband: Mk 8,27-16,20 (EKK II/2; Zürich: Benzinger Verlag, 1979) 92-93. 74 Hand. 2:41-47; 4:32-37. 75 Marc. 10:23. 76 1 Tim. 6:9-10; Jak. 5:1-6. 67 9 rijk zijn. Het evangelie van Christus is hier geen middel of springplank toe. Wie dat gelooft, zit ernaast. Voor de apostel Paulus, die ook om navolging vraagt (omdat hij Jezus navolgt), betekende het evangelie dat hij verkondigde in de eerste plaats een geestelijke zegen. Soms verrichtte God opzienbarende wonderen, maar het lijden in het spoor van Christus bleef. Nogmaals: een slaaf staat niet boven zijn heer. De apostel kreeg nota bene zelfs een ‘doorn in het vlees’ die niet voor gebed week. God had een demon bij de apostel laten stationeren die hem klein, nederig en afhankelijk hield.77 Gods genade moest de apostel genoeg zijn. Dat is Jezus volgen, en een wereldse succes-Jezus is anti-christelijk, omdat het dan niet meer gaat over de Jezus die werkelijk mens is geweest, zoáls Hij mens wás. Er wordt een ándere Jezus voor ogen geschilderd78 Het gaat ons om de historische Jezus die leefde en leerde (zie thema en titel), die voor ons mensen stierf en opstond uit de dood. Dit is de Jezus van de Schriften79, en niet de Jezus die een verlengstuk is van onze dromen en vleselijke verlangens. Vraag je dus altijd af: gaat het hier over de Jezus van de Schrift, of gaat het over een imaginaire Jezus, een eigengemaakte constructie? Als dit laatste het geval is, zal men de dwaling moeten inzien en tot bekering moeten komen. Valse Jezusbeelden zijn niet zomaar weg. Daar is een weg van vernieuwing en genezing voor nodig. Het is nogal een verschil of je over Jezus denkt als een succesvolle wonderdoener en Heer die na de opstanding bezig is om zijn volgelingen in de vaart der volken naar boven toe op te stoten, en ze van alle gerief en gemakken te voorzien―die hemel en aarde beweegt om jouw individuele droom waar te maken―of dat je over Jezus denkt als de Heer die kwam en leefde om het kruis te dragen, die daarmee een einde maakte aan alle menselijke dromen, omdat het niet gaat om mijn geluk, mijn ‘buisje, droompje, feestje’ (itt. huisje, boompje, beestje). Waar staat in het Nieuwe Testament dat je je droom moet navolgen? Waar zegt Jezus dit? Over welke Jezus hebben we het dan? Ik denk: over een 20e/21e eeuwse WestersAmerikaanse Jezus. Of je nu ‘Jesus Christ Superstar’ in de lucht brengt of een succes-Jezus, beide zijn een verdraaiing van de feiten en beide zijn vrijzinnig. In die zin zijn Bentley en TRIN als liberale apocalyptische bewegingen te zien. Apocalyptisering van de evangelische beweging leidt meestal ook tot liberalisering.80 De Jezus van de Schrift is anders. Hem volgen houdt in dat je je eigen dromen opgeeft en ondergeschikt maakt aan een in wereldse ogen onzekere weg met God. Jezus’ leven op aarde was geen droom, en het kruis was niet een stuk speelgoed. Dat was het niet voor God, en dat is het ook niet voor ons. Wij hebben van God niet de opdracht gekregen om uit de dood op te staan. De opdracht die wel wél hebben is navolging en kruisdragen, dat wil zeggen: onszelf in dit leven te verloochenen en te sterven aan onszelf, ook al lijkt het ons in dít leven volstrekt niets te brengen, geen succes en geen behaaglijkheid, geen invloed en geen macht, geen vrienden en geen bekeerlingen, geen engelen en geen dromen, geen heden en geen verleden. 77 2 Kor. 12:7-9. 1 Joh. 2:22; 4:1-3. 79 1 Tim. 2:5. 80 Ik bedoel: vrij omgaan met de Schrift (en je niets aantrekken van wat de gebruikelijke en traditionele lezing is) en het hebben (en construeren) van een ‘eigen’ Jezus. 78