Prof. mr. C.J. Loonstra www.sociaalrecht.noordhoff.nl isbn 978 90 01 83398 5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv Actuele rechtspraak Hoofdstuk 5 Werkloosheid en ziekte Bekorting tijdvak loonsanctie In art. 25 lid 14 WIA heeft de wetgever onder meer tot uitdrukking gebracht dat de werkgever – geconfronteerd met een loonsanctie van het UWV – niet de dupe wordt van een te late beslissing van het UWV op een melding van de werkgever dat hij (nu wel) aan zijn reïntegratieverplichtingen heeft voldaan en dat zijns inziens de loonsanctie dient te worden beëindigd. Het UWV moet binnen drie weken een beschikking afgeven op de melding van de werkgever. Drie weken daarna eindigt de sanctie, indien het standpunt van de werkgever correct is. Indien het UWV later beslist op de melding van de werkgever dan binnen de voorgeschreven termijn, wordt het aantal weken dat later is beslist in mindering gebracht op de uitlooptermijn van zes weken. Een voorbeeld waarin deze regel is toegepast, blijkt hieronder. Werkgever Goedhals wordt op 24 augustus 2010 een loonsanctie met betrekking tot een van zijn werknemers opgelegd: het loon moet worden doorbetaald tot 3 oktober 2011. Gedurende de periode daarna schrijft Goedhals het UWV vier keer een brief waarin gemotiveerd wordt gesteld dat hij zijn verplichtingen thans is nagekomen en verzoekt om stopzetting van de loonsanctie. Alleen op de eerste brief (van 10 september 2010) reageert het UW dat Goedhals zijn tekortkomingen nog niet heeft hersteld. Op twee van de drie brieven daarna volgt geen reactie van de kant van het UWV. Op grond daarvan trekt de kantonrechter 195 dagen van de loonsanctieperiode af. In beginsel is Goedhals verplicht het loon tot en met 21 maart 2011 door te betalen. Ktr. Amersfoort 22 juli 2011, JAR 2011/229. Ziekte, re- integratie en loondoorbetaling Een werknemer die ziek is, is verplicht passende arbeid te verrichten waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt (zie art. 7:658a lid 1 en 4 BW jo. art. 7:660a sub c BW). In de rechtspraak en de literatuur is men verdeeld over de beantwoording van de vraag, hoeveel de werkgever mag korten op het loon, ingeval de werknemer weigert passende arbeid te verrichten. Is dat het gehele loon of slechts het loon over de uren dat de werknemer geschikt is verklaard voor passende arbeid? Onderstaand vonnis met annotatie van W.A. Zondag, vormt een illustratie van de verdeelde antwoorden die op de gestelde vraag worden gegeven. Groenwoud is op 17 juli 2008 voor de periode van een half jaar als servicemedewerker in dienst getreden bij een benzinestation. Deze arbeidsovereenkomst is nadien stilzwijgend voor een half jaar verlengd. Op 22 januari 2009 heeft de werknemer zich bij zijn werkgever ziek gemeld wegens psychische klachten. Op 16 maart 2009 is Groenwoud door de bedrijfsarts Hoofdstukken Sociaal Recht | 1 Prof. mr. C.J. Loonstra www.sociaalrecht.noordhoff.nl isbn 978 90 01 83398 5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv gezien. De bedrijfsarts heeft de werknemer mondeling meegedeeld dat deze met ingang van 16 april 2009 weer voor twee uur per dag aan de slag kan. Daarbij zou het dan om werk moeten gaan dat zonder stress kan worden verricht. Wel zou de bedrijfsarts nog voordat het definitieve advies wordt opgesteld, de huisarts van Groenwoud raadplegen. Op 18 maart stelt de bedrijfsarts de werkgever van zijn definitieve advies in kennis. De werknemer hoort niets meer (noch mondeling noch schriftelijk) en meldt zich dan ook niet op 16 april 2009. Uiteindelijk ontvangt Groenwoud het schriftelijke advies op 21 april 2009. De werkgever heeft Groenwoud vanaf 16 april 2009 geen loon betaald en baseert zich daarbij op art. 7:629 lid 3 sub c BW. De werknemer meent dat hij vanaf 16 april 2009 recht heeft op het volle loon. De kantonrechter oordeelt dat Groenwoud pas op 21 april 2009 schriftelijk op de hoogte was gesteld van het (definitieve) advies van de bedrijfsarts, zodat het loon in ieder geval tot die datum moet worden doorbetaald. Vanaf deze datum had Groenwoud zich echter beschikbaar moeten stellen tot het verrichten van twee uur werk per dag. Gedurende deze twee uur per dag heeft Groenwoud geen recht op loon. De kantonrechter voert onder meer aan als argument dat korting van het volle loon een disproportionele sanctie is (zie ook Hof Amsterdam 7 april 2005, JAR 2005/111). Zondag bestrijdt de mening van de kantonrechter. Hij is de mening toegedaan dat de sanctie op het niet meewerken aan de reintegratie effectief moet zijn. Bij een geringe loonkorting kan een zieke werknemer besluiten ‘gewoon niet te komen werken’, omdat hij de reintegratieverplichting meer belastend vindt dan de loonkorting. Dit moet niet kunnen, aldus Zondag. Kantonrechter Amersfoort 22 juli 2009, JIN 2009/752, m.nt. Zondag Hoofdstukken Sociaal Recht | 2