Met het lenteakkoord van de Kunduz-coalitie is het

advertisement
Column voor Zeggenschap 23(2), 5
De grote uitruil
Paul de Beer
Met het lenteakkoord van de Kunduz-coalitie is het zwaar bevochten en heftig omstreden
pensioenakkoord plotseling van tafel. Het akkoord dat de FNV in een zware interne crisis heeft
gestort, maar mogelijk ook het startpunt vormt van een ingrijpende vernieuwing van de vakbeweging,
zal zelf een dode letter blijven. Maar daarmee is de pensioenkwestie zelf natuurlijk niet verdwenen.
Integendeel. Als de verhoging van de AOW-leeftijd eerder een aanvang neemt, is het des te harder
nodig om op korte termijn met een nieuw plan voor de toekomst van de pensioenen te komen. Een
beperkte aanpassing van het oude akkoord ligt het meest voor de hand. Voer een aantal voorgenomen
veranderingen wat eerder in, zodat er geen gat doordat de pensioenregeling nog niet is aangepast als de
AOW-leeftijd omhoog gaat.
Misschien doen we er echter verstandiger aan om het lenteakkoord aan te grijpen om het
pensioenakkoord nog eens grondig tegen het licht te houden. Op het gevaar af dat de hele discussie
over de pensioenen weer van voren af aan begint, wil ik er voor pleiten om de hervorming van het
pensioenstelsel in een nieuw, breder licht te bezien. Het lenteakkoord heeft immers weinig met de
pensioenproblematiek te maken, maar alles met de overheidsfinanciën. Die zijn sinds de start van de
financiële crisis in 2008 steeds meer uit het lood geslagen. Nederland voldoet nu al vier jaar niet meer
aan de EMU-normen van een begrotingstekort van maximaal drie procent van het bruto binnenlands
product (bbp) en een staatsschuld van maximaal zestig procent. De Nederlandse staatsschuld is
inmiddels opgelopen tot boven de 400 miljard euro.
Welbeschouwd is de belangrijkste reden dat we niet aan de EMU-normen voldoen juist ons
pensioenstelsel! Ga maar na. De Nederlandse bevolking stort jaarlijks 29 miljard euro aan premies in
de pensioenfondsen. Daardoor hebben de pensioenfondsen een belegd vermogen van 775 miljard euro
opgebouwd, zo’n 130 procent van het bbp. Daarmee heeft Nederland een uitzonderlijk grote
pensioenspaarpot. In de meeste landen wordt immers niets of nauwelijks voor het ouderdomspensioen
gespaard. Daar worden de meeste pensioenuitkeringen via het zogenaamde omslagstelsel uit de
lopende premies betaald. Zou Nederland hetzelfde omslagstelsel hebben gehad, dan hadden we het
geld dat we nu in pensioenfondsen hebben belegd, kunnen gebruiken om de staatsschuld af te lossen.
En dan hadden we nog 375 miljard euro overgehouden!
Dus waarom zouden we de pensioenbesparingen niet inzetten om de staatsschuld af te lossen, zodat de
overheid – en uiteindelijk zijn wij dat allemaal samen – weer met een schone lei kan beginnen?
Hoe moeten we ons dit concreet voorstellen? De pensioenfondsen zouden met hun belegde vermogen
de ruim 400 miljard euro aan uitstaande staatsobligaties moeten opkopen en deze vervolgens
kwijtschelden! In ruil daarvoor zou de overheid de plicht op zich moeten nemen om in de toekomst
1
een substantieel deel (ruwweg de helft) van de pensioenuitkeringen voor haar rekening te nemen.
Feitelijk zou dit betekenen dat het tweede pijler-pensioen sterk wordt verlaagd en de AOW evenredig
wordt verhoogd en deels afhankelijk wordt van eerder ingelegde pensioenpremies. Uiteraard nemen de
AOW-uitkeringen van de overheid dan sterk toe. Maar daarvoor ontstaat ook ruimte doordat de rente
over de staatsschuld van momenteel zo’n veertien miljard euro per jaar wegvalt. Dat is meer dan de
helft van het bedrag dat nu jaarlijks aan pensioenen wordt uitgekeerd (24 miljard euro). Bovendien
hoeft er minder aan pensioenpremies te worden afgedragen, doordat de pensioenen worden verlaagd.
Je kunt het ook zo zien: een deel van ons toekomstige pensioen hebben we nodig om belasting te
betalen om de rente over de staatsschuld te betalen. Als we die rente niet meer hoeven te betalen
kunnen we ook met een lager pensioen volstaan.
Verschuiven we hiermee de problemen echter niet naar de toekomst, als door de vergrijzing het aantal
pensioenuitkeringen oploopt? Dan hebben we immers een veel kleinere spaarpot om op terug te vallen.
Dit is waar. Maar Nederland staat daarin allerminst alleen, want hetzelfde probleem doet zich in de
meeste andere EU-landen voor. Bovendien hebben de problemen rond de te lage dekkingsgraad van
pensioenfondsen laten zien, dat een spaarpot voor je toekomstige pensioen ook maar beperkte
zekerheid biedt. Uiteindelijk moet dat toekomstige pensioen (of in ieder geval de consumptieve
uitgaven die we ermee willen doen) worden opgebracht uit het inkomen dat we in de toekomst
gezamenlijk verdienen. Dat is bij een kapitaaldekkingsstelsel niet wezenlijk anders dan bij een
omslagstelsel. Meer concreet: de zorg die je nodig hebt als je oud en behoeftig bent kan pas worden
geleverd als het eenmaal zover is; die zorg kun je niet nu alvast ‘sparen’. De beste garantie voor ons
toekomstige pensioen is niet een omvangrijke pensioenspaarpot, maar een florerende economie die het
financiële en economische draagvlak biedt voor een goede oudedagsvoorziening. Daarom kunnen we
ons geld beter investeren in een gezonde en duurzame economie dan in ons pensioen.
2
Download