Quackgors

advertisement
Quackgors Rockanje
Verslag inventarisatie Libellen en Juffers.
Quackgors algemeen:
Het gors bestaat uit buitendijks gors, grenzend aan het Haringvliet, d.i. een afgesloten zeearmriviermonding van zoet rivierwater met een gering tijverschil.
Alleen onder extreme omstandigheden stroomt een laag gelegen deel van het gebied onder water, dit geschiedt meestal alleen in de winterperiode.
Juist dit “natte deel” is niet in trek bij libellen en juffers, doordat het weinig tot niet begroeid is en daardoor te weinig beschutting biedt voor deze insecten
en hun prooien. We troffen de meeste soorten en exemplaren aan langs de randen van het terrein waar door hoge kruiden nog enige beschutting was.
I.v.m. het grote oppervlak van het Quackgors hebben we het gebied in 2 delen opgesplitst, met de vrijwel Noord-Zuid lopende kreek met brede rietzones
als afscheiding tussen een Oostelijk- en een Westelijk deel. Op verzoek van de opdrachtgever zijn we niet op de (schier-)eilandjes geweest. Ook de brede
rietzone, op de scheiding van Oost en West, hebben we niet betreden, deze was niet of nauwelijks toegankelijk, ook een blik over deze zone leverde geen
waarnemingen van libellen op.
Hoewel we de opdracht hadden om alleen libellen & juffertjes te tellen, zijn ook in één moeite door de dagvlinders en opvliegende nachtvlindertjes
genoteerd. De laatste n zijn apart gedocumenteerd in dit verslag.
Om verstoring van nesten van grondbroeders tegen te gaan zijn we, mede op verzoek van NM, pas eind mei gestart met de inventarisaties.
Maand mei 2014:
Deel west:
Begroeiing is een ruigte terrein met diverse plantensoorten, zuring, brandnetels, distels, boeren-wormkruid, heelblaadjes, watermunt, etc.
Het middenterrein stroomt ’s winters gedeeltelijk onder en de Zuidrand wordt geflankeerd door lage duintjes met bomen en struiken.
De Noord- en Westzijde wordt begrensd door een sloot. Er loopt ook een kromme sloot, vanuit het Haringvliet en kreek, een stuk het terrein in.
Het gebied werd begraasd door een 12-tal zwartbonte pinken.
Vooral in het middenstuk is het slikachtig met weinig begroeiing, behalve lage planten zoals zuring, munt en heelblaadjes. Hier zijn ook permanent 10-tallen
brandganzen aan ’t grazen. Hierdoor is dit middendeel niet interessant voor onze doelsoorten.
Deel oost:
Dit deel van het gors onderscheidt zich op een aantal punten van het Westelijk deel, o.a.;

Er loopt geen sloot langs de Noordzijde (fietspad).

Vrijwel over de hele lengte smaller en aan de Zuidzijde drassig tot nat (laguneachting), met meer naar het Haringvliet (schier-)eilandjes.

Gradiënten lopen over kortere afstanden, met op de hogere delen manshoge begroeiing met zuring, brandnetels, distels, guldenroede en
kattenstaart. Hier is slecht door te komen en de te inventariseren insecten ontbraken vrijwel geheel.

Totaal geen beschutting van struiken, behalve langs de Oostgrens (Heliushavengebied).
Hier vond deze maand geen begrazing plaats.
Maand juni 2014:
Ook deze maand viel het met soorten en aantallen tegen. Alleen hadden we nu wel een paar libellen kunnen vinden. Daar waar rietsoorten niet de hele
sloot bedekken vlogen er een paar en merkwaar-dig genoeg vlogen de grote keizerlibellen hier ver van het
water.
Deel west:
Hier waren de sloten langs de Oost- en Noordrand totaal dichtgegroeid met rietsoorten en langs de oever
brede zones met distel en brandnetel. Begrazing met runderen.
Deel oost:
De kruiden op de hogere delen stonden nu manshoog, waardoor het looptraject bepaald werd door het
volgen van de randen van de vegetatie. Vooral de combinatie van zuring met brandnetel en distel
maakten er een schier ondoordringbare barrière van.
Geen begrazing in dit deel.
Maand juli 2014:
Na een warme en droge periode hoopten we op veel waarnemingen, nu ook heidelibellen van de partij zullen zijn, lopen de notitieblaadjes vast wel vol.
Kattenstaart, heelblaadje, watermunt, guldenroede en zuring kleurden het terrein bont, althans daar waar niet gemaaid was.
Deel west:
Op ca. één hectare na was het terrein tussen de 2 bezoeken in gemaaid. Hierdoor bleken de randen en het ongemaaide stuk interessant genoeg voor vooral
dagvlinders. Nieuw voor ons bleek de aanwezigheid van de zwarte heidelibel, die qua aantallen niet onderdeden voor de andere heidelibellen. De sloot
langs het fietspad was nu goed te herkennen, maar volkomen dichtgegroeid met hoog opgaand riet. De sloot die met een bochtje het terrein in loopt was
goed zichtbaar, maar de waterkwaliteit was niet best…stonk aardig.
Deel oost:
Gelukkig waren de velden met hoge zuringplanten gemaaid, maar ook de andere planten, zoals heelblaadje en kattenstaart maakten het doorkruisen niet
echt makkelijk. Hier wel veel dagvlinders, maar erg weinig libellen.
Maand augustus 2014:
Voor het gebied was er voor deze maand een verwachtingspatroon van flink wat heidelibellen.
Echter, na ons rondje, bij uitstekend weer, bleek dit vies tegen te vallen met de aantallen!?
Tussen de vorige inventarisatie ronde en deze is het relatief koud en nat weer geweest, wat mogelijk de geringe aantallen verklaart.
Bij informatie-uitwisseling met andere libellenkenners bleek dat ook in andere terreinen en provincies de zelfde ervaring wordt opgedaan, n.l. geringere
aantallen.
Al vóór het intreden van de natte en koude periode waren de aantallen hier al niet denderend.
Nieuwe soorten t.o.v. vorige ronde; bruine winterjuffer en paardenbijter. Ook de zwarte heidelibel werd nog gezien, in een paringswiel zelfs.
Deel west:
Nu meer water in greppels en de sloot die via de kreek in verbinding staat met open water.
Ook nu liep de kudde jonge koeien te grazen, waarbij ook veel riet en biezen ingekort werden.
De groepen grazende ganzen ontbraken nu geheel. Begroeiing is gelijk aan die van juli, echter, minder uitbundig, maar watermunt stond nu maximaal in
bloei (na al die regen).
Deel oost:
Er was duidelijk zichtbaar iets veranderd in het terrein, want hoewel ook hier de soorten planten onveranderd zijn net als in het westelijke deel, zag het er
uit alsof er een orkaan was overgetrokken. Oorzaak is het inbrengen van paarden (pony’s?), merries met veulens. Geheel over dit deel verspreid liggen
hopen paardenmest en heel veel platgetreden sporen of wissels. Sinds het vorige bezoek komen de aantallen hier weer laag, of misschien wel lager uit.
De waterstand in het Haringvliet was zeker 10 cm hoger dan vorige maand, waardoor het terrein zeker 25% natter was en het zuidoostelijke puntje zelfs
alleen voor laarzen begaanbaar was.
Samenvattend hebben we, gebruik makend van de juiste weersomstandigheden, het terrein doorkruist op een manier die voornamelijk aangestuurd werd
door begroeiing en deels door aard van het terrein. Hierbij hebben we alle keren zoveel mogelijk het zelfde traject aangehouden.
Gebruik makend van een kijkertje, vlindernet en kijkpotjes hebben we maar weinig libellen en juffers niet op naam kunnen brengen.
Het begrazen met grote grazers zal geheel in het beheerplan passen, maar we kregen de indruk dat paarden in het Oostelijke deel meer kwaad dan goed
doen, zeker gezien de grootte van de groep.
We kunnen stellen dat, gezien de geringe aantallen juffers en libellen, het gebied niet het uitgelezen terrein is voor grootschalige voortplanting. Het open of
half open wateroppervlak, omzoomd met riet en biezen voor beschutting, ontbreekt vrijwel. Libellen en juffers werden meestal aangetroffen langs de
Noordrand, grenzend aan het fietspad en gek genoeg niet langs de begroeiing van de Heliushaven.
Ten slotte danken wij Natuurmonumenten voor de ons geboden mogelijkheid om dit, voor publiek, afgesloten terrein te mogen inventariseren.
Joke, Peter en Wim.
Gebied en looproutes
Download