Opdracht 3 adoptieterrein Hoekenbrink Margreet van der Valk Inventarisatie Insecten. Libellen: Noordse Witsnuit( mei 2003) , Steenrode heidelibel(september 2003) Paardenbijter(september 2003) Vlinders: Heideblauwtje (juni 2003) kleine vuurvlinder ( september 2003) Bijzondere waarneming september 2003: de moerassprinkhaan Hommels: aardhommel( september2003) Mieren: rode bosmieren inclusief mierenhoop en mierenstraat Inventarisatie bomen Vliegden( grove den) Douglasspar Zomereik Lariks Ruwe Berken Uitwerking van soorten insecten: Libellen zijn insecten en zijn geleedpotigen ( de stam), dit wil zeggen poten bestaan vaak uit verschillende stukjes.( de leedjes) De insectenorde : Odonata Familie: glazenmaker Behoren ook tot de hemirnetabola: insectenordes zonder een volledige gedaantewisseling Libelles warden onderverdeeld in twee groepen: Juffer ( Zygoptera) en echte libellen Juffers zijn slank, die vrij langzaam vliegen Voor- en achtervleugels zijn even groot;in rust vleugels tegen elkaar boven het lichaam Echte libellen zijn groter en breder gebouwd.Achtervleugels iets breder als voorvleugels en houden de vleugels in rust gespreid. Om libellen goed te observeren moet je stil in het veld zitten , vliegen gelijk op bij beweging. Het weer moet liefst zonnig en windstil zijn. Voorkomen van waargenomen libellen in het adoptieterrein: In het oostelijk gedeelte van de Hoekenbrink is een groot ven, ontstaan door afgraven veen( turf). De waterkwaliteit van het ven is het juiste biotoop voor deze libellenlarven. Het water in de ven blijft altijd staan( ondergrond keileemlaag) De zuurgraad is laag( PH 4) en het water is voedselarm.Vissen kunnen hier niet leven. Libellenlarven zijn voedsel voor vissen) Libellenlarven brengen afhankelijk van de soort enkele maanden tot enkele jaren in het water door. Leven van watervlooien. Uiteindelijk kruipt de larve uit het water en scheurt uit zijn vel en komt een libel te voorschijn. Uitwerking heideblauwtje. Heideblauwtje behoort tot de soort dagvlinders. Orde: schubvleugelen( Lepidoptera)Familie Lycaenidae( blauwtjes) Behoren tot de holometabola: insectenorde met een volledige gadaantewisseling Kenmerken: grote ondoorzichtige vleugels, vaak mooie kleuren, een slank lijfje en een roltong ;antennes met een klein knopje aan het uiteinden Voorkomen van waargenomen heideblauwtje in het adoptieterrein Het oostelijk gedeelte van de Hoekenbrink is een nat heidegebied Hier komt veel dopheide voor. Dopheide is de wa2rdplant ( biotoop) voor het heideblauwtje. Het heideblauwtje drinkt de nectar en zet de eitjes af op de dopheide. Uitwerking moerassprinkhaan. Bijzondere ontdekking in de Hoekenbrink! Bijzondere kenmerken:rode schenen Geluid: ritmisch tikken als van een stroomklok Deze sprinkhaan is elders in Nederland zeldzaam, maar is hier nog te vinden. Stam: geleedpotigen Orde:Orthoptera: rechtvleugelen Combinatie droog en vochtig heide gebied ideaal sprinkhanenbiotoop. Uitwerking aardhommel Stam: geleedpotigen Orde: Hymenoptera: vliesvleugelen 4 vleugels Hommels zijn bijen, alleen dikker en behaarder Uitwerking rode bosmieren Mieren zijn verwant aan hommels. Orde Hymenoptera: vliesvleugelen Groep: Aculeata: angeldragers Angel wordt niet gebruikt als legboor,maar gebruikt om te steken. Uitwerking grove den( vliegden) Soort: naaldboom Substam: naaktzadigen: zaadjes zijn zichtbaar tussen de schubben van kegel( ronde vorm) Kenmerk: duplonaalden----naalden( 3-7 cm lang) paarsgewijs bijeen Naalden zijn opgerolde bladeren Verliest naalden niet in de winter. Voorkomen in het adoptieterrein:aan de ingang forse vliegdennen uit het tijdperk ( eind 1800) van het stuifzand,ontstaan door overbegrazing. Om onderstuiven essen en dorpen te voorkomen werden grove dennen aangeplant. Momenteel warden veel grove dennen gekapt., ten bate ven natuurontwikkeling. Beleid is natter heideterrein en herstel heidecultuurlandschap. Grove dennen gebruiken veel vocht. De onderbegroeiing van de grove den in het adoptieterrein is met name kraaiheide. Uitwerking zomereik. Soort: loofboom Substam: bedekzadigen( zaadjes zitten in de eikel) Kenmerken: ongesteelde hartvormige bladeren. Aan de steel 1-5 eikels Verliest bladeren in de herfst gebruikt minder vocht Voorkomen in het adoptieterrein: bij ingang Hoekenbrink 2 eiken van 200 jaar oud. Ouderdom herkenbaar aan stamaanzet, zware hoofdtakken en zeer brede kroon. Ontstaan door successie op zandgrond Aan de rand Hoekenbrink eiken-berkenbos climaxvegetatie Eiken dragen bij aan een hoge biodiversiteit in het bos.In de gegroefde stammen huizen veel kevertjes en mieren deze lokken weer vogels. Uitwerking Douglasspar. Soort naaldboom. Substam: naaktzadigen: Kenmerken:kegel langwerpig; drietandige slippen op de schubben zichtbaar Uitwerking Lariks Soort: Naaldboom Substam: naaktzadigen Kenmerken: korte naaldjes( > 3cm) in groepjes van 5 of meer gebundeld Larix is enige naaldboom welke de naalden in de winter verliest. Uitwerking ruwe berk Soort: Loofboom Substam: bedekzadigen Kenmerk: zilverwitte, bladderende bast Wat heb ik van deze opdracht geleerd. Op deze manier ga je zelf de boeken bestuderen, om meer te weten over de waarnemingen daardoor ontstaan veel leermomenten. Met name de hele samenhang in de natuur komt in dit proces naar voren. Nu worden theorie( cursusavonden) en praktijk( adoptieterrein) geïntegreerd. Wel vind ik het een groot gemis, dat mijn waarnemingen niet door een deskundige worden gecheckt.