Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008-2009 30881 Goedkeuring van het op 27 mei 2005 te Prüm totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie (Trb. 2005, 197) F BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN JUSTITIE Aan de commissie voor de JBZ-Raad Den Haag, 20 oktober 2008 Naar aanleiding van de toezegging tijdens de plenaire behandeling van het Verdrag van Prüm inzake intensivering van grensoverschrijdende samenwerking, inzake bestrijding terrorisme, grensoverschrijdende criminaliteit en illegale migratie (30.881) op 15 januari jl. doen wij u hierbij de matrix “Raakvlakken tussen de verschillende politiesamenwerkingregelingen” toekomen. In deze matrix wordt inzichtelijk gemaakt hoe het zit met de overlap en verschillen tussen de regelingen die in de verschillende verdragen zijn vastgelegd. Als uitgangspunt zijn hierbij de verdragen gebruikt, waar de Nederlandse agenten het meeste gebruik van maken. Te weten het Benelux verdrag, het Enschede verdrag met Duitsland en het verdrag van Prüm. Daarnaast is voor de volledigheid, de Schengen uitvoeringsovereenkomst toegevoegd. Omdat het verdrag van Prüm omgezet wordt in een Raadsbesluit is ook met het oog op de toekomst het Raadsbesluit inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (Prüm) in een overzicht opgenomen. Deze matrix1 is opgesteld in samenwerking met de Politieacademie en zal ook als bijlage opgenomen worden in het zakboekje dat in het kader van de opleiding over het verdrag van Prüm aan agenten zal worden uitgereikt. De matrix moet gezien worden als een startpunt; een meer uitgebreide analyse, waarin de consequenties voor de uitvoerende diensten beter zichtbaar worden gemaakt, zal de vervolgstap zijn, als onderdeel van het lopende implementatietraject. DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, Mevrouw dr. G. ter Horst DE MINISTER VAN JUSTITIE Dr. E.M.H. Hirsch Ballin 1 Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke Ondersteuning onder griffie nr. 139911.02 1