Autisme In het onderwijs Heb geduld: Alles is moeilijk , Voor dat ze gemakkelijk worden Jasmijn ter Meulen 500618227 VWPL 2 / Vakdidactiek I.O.V. mevr. van Kooten Inhoudsopgave INLEIDING 3 1. OPZET VAN HET ONDERZOEK 4 HOOFD EN DEELVRAGEN § 1.1 GEGEVENS VAN DE STAGESCHOOL § 1.2 PLANNING § 1.3 VERWACHTING VANUIT MIJN STAGESCHOOL EN DE HVA § 1.4 ONDERZOEKSPOPULATIE § 1.5 ONDERZOEKSDATA 4 4 4 5 5 5 2. HOE KRIJG IK MEER INZICHT IN LEERLINGEN MET AUTISME? 5 § 2.1 WAT IS AUTISME? § 2.2 HOE HERKEN JE AUTISTISCHE LEERLINGEN? § 2.3 WAT ZIJN DE POSITIEVE EN MINDER POSITIEVE KENMERKEN VAN LEERLINGEN MET AUTISME? § 2.4 ONDERZOEKSPOPULATIE LEERSTIJLENTEST EN ENQUÊTE § 2.5 UITSLAG VAN DE ENQUÊTE § 2.6 WAT VINDEN MIJN LEERLINGEN ( 14-18 JAAR)MET AUTISME LEUK OM TE DOEN? 3. HOE LEREN LEERLINGEN MET AUTISME? ERROR! BOOKMARK NOT DEFINED. § 3.1 UITSLAG VAN DE LEERSTIJLENTEST § 3.2 WELKE IDEEËN LEVEN ER BIJ DE MEERDERE DOCENTEN? 4. CONCLUSIES 5 5 6 7 7 8 9 9 9 § 4.1 ANTWOORDEN OP DE HOOFDVRAGEN 9 § 4.2 AANBEVELINGEN 9 § 4.3 HOE ‘ HAAK JE AAN’ BIJ DE KENMERKEN EN INTERESSES VAN DE LEERLINGEN? 10 § 4.4 WELKE DIDACTISCHE WERKVORMEN ZIJN GESCHIKT VOOR LEERLINGEN MET AUTISME? 10 § 4.5 WAAR MOET JE ALS DOCENT OPLETTEN BIJ HET GEVEN VAN INSTRUCTIES AAN AUTISTISCHE LEERLINGEN? 11 LITERATUURLIJST 13 BIJLAGEN 14 ENQUÊTE LEERSTIJLENTEST 14 16 2 Inleiding De aanleiding van dit verslag is dat ik vanuit mijn studie de opdracht heb gekregen om een doelgroeponderzoek te houden over de leerlingen van mijn stageschool. Ik loop stage op Pro Almere. Pro Almere is een praktijkschool en richt zich op leerlingen die moeite hebben met leren. De leerlingen zijn niet in staat om het regulier middelbaar onderwijs te volgen. De leerlingen op Pro Almere hebben een intelligentie quotiënt tussen de 60 - 80. Er is sprake van tenminste 3 jaar leerachterstand, gemeten vanaf groep 8 van de basisschool. Bij een aantal leerlingen is er sprake van een stoornis zoals: ADHD, ADD, OOD, CD of Autisme. Dit verslag gaat over de pervasieve ontwikkelingsstoornis : autisme. Mijn probleemsituatie is dat ik bijwijlen moeite heb om contact te leggen met leerlingen met een vorm van autisme. Pas als je contact maakt, dan kun je onderwijzen. Van contact wordt een leerling rustig. In contact voel je je veilig. En pas als je je veilig voelt, kun je leren en jezelf ontwikkelen. Door middel van dit onderzoek hoop ik meer inzicht te krijgen in zowel de denkwijze als leerwijze van autistische leerlingen. Door meer inzicht te hebben in zowel de denkwijze als leerwijze, kan ik beter inspelen op de wensen en behoeften van leerlingen met autisme. 3 1. Opzet van het onderzoek Hoofd en deelvragen Hoofdvraag Hoe krijg ik meer inzicht in leerlingen met autisme? Deelvragen Wat is autisme eigenlijk? Hoe herken je autisme bij leerlingen ? Wat zijn de positieve en minder positieve kenmerken van leerlingen met autisme? Wat vinden mijn leerlingen ( 14-18 jaar)met autisme leuk om te doen? Hoofdvraag Deelvragen Hoe leren leerlingen met autisme? Hoe ‘haak je aan’ bij kenmerken en interesses van leerlingen met autisme? Welke didactische werkvormen zijn geschikt voor leerlingen met autisme? Waar moet je als docent opletten bij het geven van instructies aan autistische leerlingen? De verlegenheidssituatie is dat is bijwijlen moeite heb om contact te leggen met autistische leerlingen. Ik begrijp de denk/zienswijze niet altijd en dit maakt soms het contact voor mijn gevoel erg lastig. Mijn doel van dit onderzoek is dat ik meer inzicht krijg in de denkwijze en leerwijze van autistische kinderen. Door de leerlingen beter te begrijpen kan ik meer inspelen op de wensen en behoeften van deze leerlingen. § 1.1 Gegevens van de stageschool Pro Almere, praktijkonderwijs Koningsbeltstraat 4 1329 AL Almere Telefoon: 036 - 533 61 94 Floris Harends, contactpersoon § 1.2 Planning Week Week 1 Activiteit Theoretisch onderzoek. Informatie zoeken over autisme ontwerpen van de leerstijlentest ontwerpen van de enquête Theoretisch kader schrijven. Week 2 Enquête afnemen Leerstijlentest afnemen In gesprek met docent/orthopedagoog over autisme in het onderwijs Week 3 Resultaten van de leerstijlentest en enquête verwerken Conclusies schrijven Complementeren van het onderzoek 4 § 1.3 Verwachting vanuit mijn stageschool en de HvA Vanuit mijn stageschool verwacht ik de medewerking voor het uitvoeren van de enquête en de leerstijlentest. Ik ben benieuwd naar hoe mijn collega’s van de horeca omgaan met autistische leerlingen, ik verwacht van mijn collega’s dat zij tijd voor mij hebben om mij te woord te staan over hun bevindingen. Vanuit de HvA verwacht ik de nodige feedback. § 1.4 Onderzoekspopulatie De onderzoekspopulatie zijn leerlingen van Pro Almere met autisme. De leeftijd is variërend van 14-18 jaar. De leerlingen van Pro Almere hebben een leerachterstand en volgen het praktijkonderwijs. § 1.5 Onderzoeksdata Zowel vanuit de boeken als vanuit stukken op internet wil ik inzicht krijgen in wat autisme is, hoe je leerlingen met autisme herkent , wat zijn de wensen en behoeften en hoe kan ik de leerling het beste begeleiden en lesgeven. Vanuit ervaringsverhalen van mijn collega’s op Pro hoop in meer inzicht te krijgen in ; hoe docenten het ervaren om les te geven aan autistische leerlingen. Ik hoop dat de enquête en de leerstijlentest van Kolb resultaten mij inzicht geeft in de wijze waarop leerlingen leren en wat de interesse zijn. De uitslag van zowel de enquête als de leerstijlentest zal ik verwerken in cirkeldiagrammen. Theoretisch Kader § 2.1 Wat is autisme? Uit onderzoek van psycholoog dhr. Kanner( 1943) is autisme is een neurologische stoornis in de informatieverwerking van de hersenen. Informatie die via de zintuigen binnenkomt wordt bij mensen met autisme anders verwerkt. Onderzoekers hebben ontdekt dat de hersenonderdelen die emoties moeten verwerken zich in autistische mensen niet normaal ontwikkelen. Verder onderzoek heeft uitgewezen dat sommige langeafstandscircuits die verschillende onderdelen van de hersenen met elkaar verbinden, niet goed functioneren. De een is bijvoorbeeld overgevoelig voor neonverlichting, de ander wordt ziek van sterke geuren. De een is wellicht meer sociaal en emotioneel bewogen dan de ander. Het hangt er maar van af welke circuits met elkaar verbinding maken. De ontwikkelingsstoornis wordt gekenmerkt door een kwalitatieve stoornis in de communicatie, de sociale omgang en de verbeelding. Ongeveer 70% van de mensen met autisme heeft ook een verstandelijke handicap. Autisme komt voor in elk land, in elke etnische groep en in elk milieu. Autisme wordt meestal pas geconstateerd tegen de tijd dat een kind al wat ouder is. In Nederland heeft ruim 1% van de bevolking een vorm van autisme, wat neerkomt op 190.00 mensen. Autisme komt over het algemeen meer voor bij jongens dan bij meisjes. Er zijn verschillende soorten vormen van autisme, de meest voorkomende zijn: klassieke autisme, stoornis van Asperger en PDD-NOS. Als gevolg van een andere manier van verwerken van informatie, hebben mensen met autisme moeite met : communicatie, sociale interactie en voorstellingsvermogen. § 2.2 Hoe herken je autistische leerlingen? Leerlingen met autisme hebben een andere manier van verwerken van informatie. Dit uit zich in een achterstand met betrekking tot communicatie, sociale interactie, voorstellingsvermogen en gedrag. Bij leerlingen met autisme zijn tenminste 6 symptomen aanwezig. Sociale interactie 5 De leerling is niet in staat om passende relaties aan de gaan met klas-leeftijdsgenoten. Er is een gebrek aan sociale en emotionele wederkerigheid. Non-verbaal gedrag niet begrijpen Weinig tot geen inlevingsvermogen in gedachten en bedoelingen van klasgenoten. Communicatie: Autistische leerlingen nemen informatie vaak te letterlijk. Leerlingen met autisme hebben problemen met het begrijpen van indirecte non-verbale communicatie zoals: gezegden, gebaren en gezichtsexpressie. Gebrek aan gespreksvaardigheden Herhaald taalgebruik Gebrek aan spontaniteit Gedrag: Beperkte interesse / interesse in fantasiewerelden Hardnekkig vasthouden aan rituelen Obsessie voor details Herhalende motoriek Volgens onderzoek van J. Goldberg (1979) gaat autisme veelvuldig gepaard met andere stoornissen( comorbide) zoals: verstandelijke beperkingen, ADHD, depressie of OCD. Als de leerlingen niet gediagnostiseerd is op autisme, maar het gedrag toch meerdere van bovenstaande symptomen bevat is het verstandig om dit kenbaar te maken bij de orthopedagoogschoolpsycholoog. De orthopedagoog of schoolpedagoog kan in gesprek gaan met de leerling om na te gaan en te diagnosticeren of er inderdaad sprake is van autisme. Niet herkend autisme kan leiden tot het gevoel van outsider, alsof de leerling op een andere planeet is geboren. § 2.3 Wat zijn de positieve en minder positieve kenmerken van leerlingen met autisme? Alle leerlingen hebben positieve en minder positieve kenmerken, dit is vaak persoonsgebonden met of zonder stoornis. Leerlingen zijn vaak wel onder te verdelen in een bepaalde groep. De onderverdeling kan bijv. plaatsvinden op basis van : leeftijd, geslacht, interesse etc. In dit onderzoek beschrijf ik de kenmerken van leerlingen met autisme. Onderstaande staan de kenmerken beschreven die kenmerkend zijn voor leerlingen met autisme in de leeftijd tussen de 12-18 jaar. De positieve kenmerken zijn: Oog voor detail Fotografisch geheugen Objectief, geen vooroordelen Perfectionistisch Eigen mening Berekenend Leven volgens de regels Eerlijk, gedreven en wilskrachtig De wat minder positieve kenmerken zijn: Problematische omgang met andere personen Gebrek aan empathie, autistische mensen komen hierdoor soms egoïstisch over. Toont sociaal ongewenst gedrag/ onverschillig Motorisch niet sterk Dwangmatig handelen, veel routine en structuur Prikkelgevoel voor geur, geluid of licht 6 Moeite om eigen gevoelens te benoemen Overbeleefd gedrag § 2.4 Onderzoekspopulatie leerstijlentest en enquête Zowel de leerstijlentest als de enquête zal ik afnemen op mijn stageschool Pro Almere. Ik heb de enquête afgenomen bij 8 leerlingen uit 4 verschillende klassen. Ik zal bij de docenten uit de horecasector en AVO vakken gaan informeren naar welke leerlingen autisme hebben. Of ik zelf de leerstijlentest en enquête afneem, of dat een docent dit doet. Is geheel afhankelijk van mijn stageschool. Ik geef les aan leerlingen in de leeftijd van 14-18 jaar. § 2.5 Uitslag van de enquête Geslacht leeftijd Vrouw 25% 14 < 15 25% 18 25% Man 75% afkomst Nederlands Surinaams Marokaans Turks 16 < 17 50% rustig of drukker type leerling Antiliaans rustig 25% 13% 13% drukker 37% 12% Omschrijving in 4 woorden van leerlingen: Aardig, eerlijk, grappig en shop aholic Rustig, fantasierijk, handig en koppig Zelfstandig, ongeduldig, rustig en in mezelf gekeerd Dromer, doorzetter, rustig en muziekverslaafd Broers en/of zussen vrolijk, lief, uniek en verlegen mooi, eigenwijs, rustig en snel geïrriteerd betrouwbaar, koppig, sportief en creatief eigenaardig, verlegen, eenzaam, ambitieus Gebruik computer huiswe voor: rk 12% overige 13% Nee 25% Ja 75% spelletj es 38% facebo ok 37% 7 overig 13% tennis 13% voetbal 12% fitness 12% Sport leukste vak op school geen sport 50% Handva ardighe id 25% Praktij k 50% Minder leuk schoolvak Praktij k 13% Rekene n 13% Taal 12% Rekene n 25% Favoriete muziekstijl Rock Pop Gym 62% Hip-Hop Rap Later willen de leerlingen de volgende beroepen beoefenen: Dierverzorger Iets met computers Kok 3x Brandweerman Kassière § 2.6 Wat vinden mijn leerlingen ( 14-18 jaar)met autisme leuk om te doen? Kinderen met autisme hebben vaak een obsessie voor fantasiewerelden of objecten. Ze hebben moeite om de fantasie wereld van de werkelijke wereld te scheiden. Het schakelen van het ene activiteit naar het andere activiteit zal moeten gaan volgens een bepaalde routine/ritueel. Autistische leerlingen hebben ook vaak tics zoals: wapperen met handen of op de tenen lopen. Autistische leerlingen voelen zich hier prettig en veilig bij. Uit de gesprekken die ik gevoerd heb met leerlingen en ook uit de enquête blijkt dat veel leerlingen met autisme interesses hebben in de volgende onderwerpen: 1. computeren 2. tv kijken 3. gamen 4. huisdieren verzorgen 5. muziek luisteren Wat mij opvalt is dat de leerlingen het vooral prettig vinden om individueel bezig te zijn. Geen van de ondervraagde leerlingen tussen de 16-18 jaar gaan bijv. in het weekend stappen. De 2 meisjes die ik geïnterviewd heb vinden het vooral leuk om hun dieren te verzorgen. De jongens zitten graag achter de Ipad en computer. 8 Een leerling met autisme in de klas vraagt om een aangepaste didactiek. Autistische leerlingen hebben net iets meer behoefte aan structuur dan de gemiddelde leerling. Het aanbieden van een spoorboekje kan bijv. structuur bieden. Leerlingen met autisme leren verschillend, er is een grote diversiteit aan leerstijlen. Er is echter één groot verschil tussen mensen met en zonder autisme: mensen met autisme zijn niet instaat om gebruik te maken van hun zwakkere zintuigen, dit in tegenstelling tot mensen zonder autisme. Belangrijk is om als docent je vooral te richten op het zintuigelijke leren. Belangrijk is ook om de moeilijkheidsgraad aan de passen aan de leerling. Autistische leerlingen zijn veelal visueel ingesteld. Door lesstof visueel te maken kan de autistische leerling een plaatje vormen in zijn hoofd. § 3.1 Uitslag van de leerstijlentest De leerstijlentest van Kolb. Is een test om te bekijken welke leerstijl het beste bij de persoon past. Door inzicht te hebben in de leerstijlen van de leerlingen kan je als docent rekening houden met hoe je het onderwijs aanbiedt, rekening houdend met de verschillende leerstijlen. Uit de afgenomen leerstijlentest blijkt dat 3 leerlingen dromers zijn, 2 leerlingen denkers, 2 leerlingen zijn doeners en 1 leerling is een beslisser. § 3.2 Welke ideeën leven er bij de meerdere docenten? Nog invullen. Conclusies § 4.1 Antwoorden op de hoofdvragen 1. Hoe krijg je meer inzicht in leerlingen met autisme? Het inzicht krijg je door de leerlingen te bestuderen maar ook door autisme te bestuderen. Wat is autisme? Wat zijn de positieve en minder positieve kenmerken van leerlingen met autisme Wat liggen de interesses van de leerlingen. ( wat vinden mijn leerlingen leuk om te doen) 2. Hoe leren leerlingen met autisme? Iedere autistische leerling leert anders, net als bij leerlingen zonder autistische stoornis leren de leerlingen met verschillende leerstijlen. Autistische leerlingen hebben wel meer structuur nodig. Mensen met autisme zijn niet instaat om gebruik te maken van hun zwakkere zintuigen, dit in tegenstelling tot mensen zonder autisme. Leerlingen met autisme leren vooral door verschillende zintuigen te prikkelen ( visueel maken van de lesstof, veel auditief maken en de gewenste structuur kan aangeboden worden door een spoorboekje, hier tussentijds even op terug komen en als docent niet te veel afwijken van de lesstof). § 4.2 Aanbevelingen 1. Verplicht leerlingen met autisme niet samen te werken als zij dit niet willen. 2. Geef tijdens de instructie duidelijk aan wat de opdracht is, hoelang de leerling hiervoor de tijd heeft. Geef ook aan wanneer de leerling klaar is en wat hij dan kan doen ( structuur). 3. Maak veel gebruik van media-educatie dit spreekt zowel leerlingen met als zonder autisme aan. De computer kan de concentratie van de leerlingen bevorderen. § 4.3 Hoe ‘haak je aan’ bij de positieve kenmerken en interesses van leerlingen? 9 § 4.3 Hoe ‘ haak je aan’ bij de kenmerken en interesses van de leerlingen? Lessen kan je aanbieden d.m.v. digitale media zoals computers, Ipads etc. dit spreekt de leerlingen aan. Tijdens de lessen kan je veel visueel maken ( tv ) filmpjes kijken. Veel structuur, weinig lezen, veel herhalen van de lesstof . § 4.4 Welke didactische werkvormen zijn geschikt voor leerlingen met autisme? Een leerling met autisme vraagt om een aangepaste manier van lesgeven. Leerlingen met autisme hebben nou eenmaal meer structuur nodig dan leerlingen zonder autisme. Qua leerstijl is elke leerling met autisme verschillend net zoals leerlingen zonder autisme. Er is echter één groot verschil tussen mensen met en zonder autisme: mensen met autisme zijn niet instaat om gebruik te maken van hun zwakkere zintuigen, dit in tegenstelling tot mensen zonder autisme. Belangrijk is om als docent je vooral te richten op het zintuigelijke leren. Autistische leerlingen zijn veelal visueel ingesteld. Door lesstof visueel te maken kan de autistische leerling een plaatje vormen in zijn hoofd. Bijv. noteren van het spoorboekje( zorgt ook voor structuur), posters etc. Didactische werkvormen gericht om visueel zintuig ( ogen) 1. Het maken van een collage. Fotocollage, beeldcollage 2. Cartoons cartoonanalyse : leerlingen krijgen cartoons over een bepaald onderwerp te zien. A.d.h.v. de cartoons krijgen de leerlingen vragen die zij moeten beantwoorden. ( blz. 260) 3. Filmvertoning Tast heeft ook een positieve uitwerking op autistisch leergedrag. Je kan de leerlingen bijv. objecten of producten laten betasten en vervolgens laten omschrijven wat zij of hij gevoelt heeft. De tastzin van autistische kinderen is vaak goed doorontwikkeld. Didactische werkvorm gericht op tast zintuig ( huid) 4- Zintuigspel - tastspel. Nadat de leerlingen verschillende beelden hebben gezien over verschillende soorten groenten, gaan ze het tastspel spelen. De leerlingen worden geblinktdoekt en a.d.h.v. het gevoel ( structuur en vorm) beschrijven ze welke groenten ze voelen. Auditief leren is ook een manier die vaak een positieve uitwerking heeft op de opname van de lesstof bij de leerlingen. Als docent zijnde kan je bepaalde geluiden maken ‘ met betrekking tot het onderwerp’ om het onderwerp te bekrachtigen. Geluid zorgt voor een aangename manier om te interacteren. Didactische werkvorm zintuig gericht op auditief ( oren) 5. Filmpjes laten zien en geluiden tonen die betrekking hebben tot het onderwerp. Tijdens bijv. een les Nederlands kan je leerlingen muziek laten zoeken met betrekking tot een bepaald onderwerp. Vervolgens kan je ze de songtekst laten opzoeken en de moeilijke worden laten uitzoeken. Reuk en smaak is ook een belangrijk onderdeel van het zintuigelijke leren. Door leerlingen dingen te laten proeven of te ruiken kunnen zij het project/ lesstof beter onthouden/ herinneren. 10 Didactische vorm gericht op verschillende zintuigelijke waarnemingen :Visueel, reuk, tast en smaak. Voor een horecapraktijkles zou ik als docent bijv. een proeverij kunnen organiseren bijv. over kruiden. D.m.v. een proeverij bereik je veel zintuigen. Visueel Wat zie je? Reuk Waar ruikt het kruid naar? Komt het je bekend voor? In bijv. een bepaald gerecht? Tast Wat voel je? Wat voor structuur heeft kruid? Smaak Wat proef je? Zout, zuur, bitter, zoet. Blijft de smaak lang in je mond of juist kort? § 4.5 Waar moet je als docent opletten bij het geven van instructies aan autistische leerlingen? Als docent is het belangrijk om structuur aan de bieden in de les. Maak voorafgaande aan de les een spoorboekje, dag planning etc. Kom tijdens de les even terug op het spoorboekje en geef duidelijk aan welke opdrachten de leerling gaat maken, hoelang de leerling hiervoor de tijd heeft en aangeven wanneer de leerling klaar is biedt ook structuur. Belangrijk is om de moeilijkheidsgraad aan te passen op de individuele leerling. Zorg voor een gestructureerde instructie en een voorspelbare manier van lesgeven. Belangrijk is om concrete termen te gebruiken tijdens de instructie, vooral niet te abstract. Maak als docent geen gebruik van spreekwoorden, dit begrijpen leerling met autisme niet, ze nemen dit te letterlijk. Bijv. ik zie door het bomen het boos niet meer ( ‘’juf waar zijn de bomen dan’’). Zorg dat de autistische leerling een vaste plek heeft in de klas. Zet de leerling niet naast ‘drukke leerlingen’ en liever ook niet bij een raam of in een hoek. Autistische leerlingen zijn snel afgeleid. Breng de instructie stapsgewijs, in kleine stapjes. Herhaal veel. Media-educatie slaat goed aan bij autistische leerlingen. De computer kan de concentratie bevorderen, als docent zijnde kan je hierop inspelen door bijv. instructies digitaal aan te leveren. Als docent kan je gebruik maken van het drie-fasen-model. Fase 1: De aanleertafel, één op één begeleiding, individuele aangepaste situatie. Fase 2: De zelfstandig leer/werktafel, ‘oefenfase’ in een aangepaste maar zelfstandige situatie en fase 3 is : de reële context, de aangeleerde vaardigheden worden zelfstandig toegepast in de werkelijke levensechte situaties. Het 3 fasen model Fase 1: De aanleertafel Er wordt een nieuwe vaardigheid aangeleerd in een aangepaste situatie. Het voordeel van een aanleertafel is dat een leerling met autisme in een prikkelarme omgeving leert, aangepaste communicatie op het desbetreffende begripsniveau en een constante begeleiding. Prikkelarme omgevingen zijn voor leerlingen met autisme fijn om te leren. Leerlingen met autisme zijn bij het minste en geringste afgeleid. Als docent zijnde is het ook belangrijk dat je de nodige hulp en interactie beperkt, wees als docent niet te verbaal. Om de concentratie van de leerling te verbeteren is het gunstig om het leeractiviteit zittend aan een tafel uit te voeren. Ga tijdens de instructie niet naast te leerling zitten maar tegenover de leerling, hierdoor kan je de leerling beter observeren en is het gemakkelijker om hulp te bieden. Naast de persoon zitten verhoogt de waarde van aanwezigheid, dit zorgt ook weer voor een extra prikkel. Tijdens de aangepaste communicatie geef je als docent aan wat je van de leerling verwacht, hoelang het activiteit duurt ( werkschema) , hoe je een bepaald activiteit het juist uitvoert en wat er tegenover staat. 11 Fase 2: De zelfstandig leer/werktafel Nadat de leerling fase 1 heeft volbracht aan de aanleertafel is het belangrijk om de leerling aan te leren om het in een andere context te zien. De zelfstandig leer tafel is een oefentafel voor aangeleerde activiteiten. De leerling krijgt niet meer de constante begeleiding maar gaat zelfstandig aan het werk. De zelfstandig leer tafel dient om vaardigheden te oefenen. Fase 2 heeft ook als doel dat leerlingen in staat zijn om een bepaalde tijd alleen bezig te zijn, dit is ook belangrijk voor de vrijetijdssituatie, de leerling kan zichzelf vermaken. Aan het einde van de sessie kan je als docent een evaluatiemoment inlassen om het werk te controleren en om feedback te geven. Fase 3: De reëel context Na fase twee waarbij de leerling heeft kunnen ‘oefenen’ gaat het er ook om dat de leerling het aangeleerde werkelijk kan toepassen in de reële context. In deze fase voert de leerling het activiteit uit, zonder individuele begeleiding en prikkelarme omgeving. Bij het driefasen model is het belangrijkste dat je als docent individualiseert. Denk na of de stof haalbaar is voor de leerling en denk er ook over na hoe je de stof gaat aanbieden. Voor elk persoon met autisme is de concrete toepassing anders. 12 Literatuurlijst - Personen Wout van den Schootbrugge, Docent Pro Almere Anke Nieuwenhuizen, Orthopedagoog Pro Almere - Internet klimaatbuffers.kennisnet.nl/.../Leerstijlentest_v1.31.pdf http://nl.wikipedia.org/wiki/Autisme www.autisme.nl www.leraar24.nl/video/3307 http://www.neuroimmunedr.com/present1/index.htm - Literatuur Peeters, T (2003) Autisme Medisch & Educatief, Antwerpen: Opleidingscentrum Autisme Delfos, M(2008) Autisme op school deel 2, Esch: Uitgeverij Quirijn Degrieck, S ( 2001) Denk & Doe , Berchem: Uitgeverij EPO Shore, S & Rastelli, L (2009) Autisme voor Dummies, Amsterdam: Pearson Education Benelux bv 13 Bijlagen Enquête Vragen Antwoorden Personalia 1 Ben je een jongen of meisje? ☐ ☐ Jongen Meisje 2 Hoe oud ben je? ☐ ☐ ☐ 14 < 15 16 < 17 18 3 Wat is je afkomst? 4 Omschrijf jezelf eens in 4 woorden. 5 Ben je een rustig of juist een wat ☐ drukker type? ☐ rustig drukker 6 Heb je broers en/of zussen? Interesses & Hobby’s 7 8 ☐ ☐ o o o o o Als je op de computer zit, wat doe je dan vooral? Doe je aan sport? Zo ja welke? Ja Nee ☐ ☐ Nee Ja o o o o o 9 Wat zou je later willen worden? 10 Wat vind je het leukste Informatie Huiswerk Skypen You tube Spelletjes Fitness Voetbal Hockey Tennis Anders, namelijk………………………….. o Handvaardigheid 14 schoolvak op school? 11 Welk schoolvak vind je minder leuk. 12 Wat is je favoriete muziekstijl? o Rekenen o Taal o Praktijk o Gym o Handvaardigheid o Rekenen o Taal o Praktijk o Gym o Rock o Pop o Hiphop o Rap o Hardcore o Blues en Jazz o Klassiek Anders, namelijk: 15 Leerstijlentest Naam: Klas: Datum Instructie. De test bestaat uit 9 vragen. Er zijn 9 vragen. Vraag 1: ‘’ Jij wilt leren koken. Hoe pak je dat aan? Je hebt keuze uit 4 antwoorden. Het antwoord dat het beste bij jou past geef je 4 punten. Het antwoord dat het minst bij je past krijgt 1 punt. De andere antwoorden krijgen 2 of 3 punten. Elk antwoord krijgt dus 1,2,3 of 4 punten. Per vraag kan je maar 1x 1,2,3 of 4 gebruiken. Je kan dus niet hetzelfde cijfer plaatsen bij verschillende antwoorden. De punten die je geeft schrijf je in de grijze vakjes links naast de vragen. 1 2 Kolom A Kolom B Jij wilt leren koken. Hoe pak je dat aan? Kolom C Kolom D Ik probeer gewoon wat uit. Ik bekijk eerst een kookboek waarin staat hoe ik moet koken Ik vraag iemand om me te laten zien hoe het moet en dan probeer ik het na te doen. Ik lees eerst de gebruiksaanwijzing. Ik probeer meteen uit hoe alles werkt. Ik kijk eerst waar ik het werkstuk voor kan gebruiken. Ik begin meteen te werken. Jij krijgt een nieuwe smart Phone. Wat doe je? Je bedenkt eerst wat je ermee wilt gaan doen. 3 Je wilt eerst precies weten wat de smart Phone allemaal kan en vervolgens denk je na over wat je er allemaal mee kan doen. Je moet een werkstuk maken over groenten. Wat doe je? Ik denk eerst erover na wat de bedoeling is en hoe ik het werkstuk ga aanpakken ( plan van aanpak) 4 Ik kijk eerst goed hoe een ander kookt. Ik lees eerst de opdracht goed door en ga dan bedenken wat ik allemaal in het werkstuk zou kunnen verwerken. Je hoort een spannend verhaal, je moet het straks navertellen. Wat doe je? Ik vertel alsof ik het verhaal zelf meegemaakt heb en alsof het net gebeurd is. Ik vind het verhaal geweldig en wil het zelf ook meteen doen. Ik wil eerst weten of het verhaal wel klopt. Ik vertel het verhaal precies zo, zoals het mij ook verteld is. 16 5 Je gaat op vakantie en mag kiezen uit 2 landen. Wat doe je? Ik bedenk mij wat je allemaal in de landen kan doen. Ik vind het lastig om te kiezen. 6 Ik wil eerst weten welke messen er in het messenset zitten. Welk messenset het beste is en wat de kosten zijn. Ik wil direct weten hoe de messen snijden. . Ik kijk welke messenset het meest geschikt voor mij is. Ik probeer de leerstof in het boek echt te begrijpen. Ik schrijf de belangrijkste punten op. Ik leer omdat het moet. Je kan een leuk baantje krijgen in een restaurant. Wat doe je ? Ik probeer te bedenken hoe het voor mij zal zijn om dat werk te doen. 9 Ik kijk wat voor mij het meest interessant is. Ik kan makkelijk keuzes maken. Je krijgt een toets over koken, wat doe je? Ik leer alleen wat ik voor de toets moet leren. 8 Ik haal boekjes over de twee landen. Na het lezen van de boekjes maak ik een keuze. Je mag een messenset uitkiezen. wat doe je? Ik denk na waar ik allemaal het messenset voor wil gaan gebruiken en wat ik er voor plezier aan zal hebben. 7 Ik denk er niet zolang over na. Je moet er gewoon het beste van maken. Ik wil eerst weten hoe hoog de fooien zijn, wat ik ga verdienen en hoe hard ik moet werken. Ik wil eerst precies weten wat ik allemaal voor taken krijg en hoe het bedrijf werkt. Ik begin gewoon met werken en ik zie wel of ik het leuk vind. Je mag zelf kiezen hoe je les krijgt in koken. Wat doe je ? Ik wil graag dat de leraar dingen voordoet en verteld. Ik wil graag werkstukken maken over producten die in de keuken gebruikt worden. Ik wil duidelijke stapsgewijze opdrachten krijgen. Ik wil graag weten waarom ik bepaalde opdrachten moet doen. 17 Kolom A 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Totaal Score Kolom B Kolom C 0 Kolom D 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Voelen Bekijken Denken Neem uit de test ( vragen) de kolommen over. De getallen van 1 t/m 9 staan voor de vragen die jij beantwoord hebt. De kolommen A, B, C en D zijn de keuze antwoorden( de antwoorden die jij kon kiezen op de vragen). Ondernemen Neem uit de test ( vragen) de kolommen over. De getallen van 1 t/m 9 staan voor de vragen die jij beantwoord hebt. De kolommen A, B, C en D zijn de keuze antwoorden( de antwoorden die jij kon kiezen op de vragen). Heb je bij vraag 1: 4 punten ingevuld bij kolom b vul dan bij bovenstaande tabel bij 1 kolom B 4 punten in. Vul ook kolom A, C en D in. In sommige kolommen staat een O. Deze mag je gewoon laten staan. De overige vakjes vul je dus in. Heb je bij vraag 1: 4 punten ingevuld bij kolom b vul dan bij bovenstaande tabel bij 1 kolom B 4 punten in. Vul ook kolom A, C en D in. In sommige kolommen staat een O. Deze mag je gewoon laten staan. De overige vakjes vul je dus in. 18 19