Händel - Achterdenoten.nl

advertisement
Händel
feestelijk slotkoor der Barok
Blok I
Dia 1
 introductie
Dia 2
 indeling van de dag
1) inleiding tot de Barok
 filosofie, esthetiek en muzikale vormen
2) Georg Friedrich Händel
 jeugd, opleiding en verblijf in Italië
 de Italiaanse opera
 het Engelse oratorium
 instrumentale werken
3) Händel en zijn tijdgenoten
 ♫ Georg Friedrich Händel – Bourrée uit de Water Music Suite in D gr.t.
(HWV 349)
Dia 3
 Barok
 [afbeeldingen: Château de Versailles (gebouwd: 17e – 18e eeuw), interieur van
Schloss Schönbrunn in Wenen (gebouwd: 1692-1713) en Het Laatste Oordeel
(1617) van Peter Paul Rubens (1577-1640)]
 stijlperiode van ca. 1600 tot 1750
˗ benaming komt van barroco (Port.) = onregelmatig gevormde parel
o 1855: de Zwitserse kunsthistoricus Jacob Burckhardt (1818-1897)
gebruikte als eerste de term Barok om een bepaalde stijlperiode in de
kunst aan te duiden → gaf als eerste een positieve lading aan deze term
˗ 2e helft 16e eeuw: ontstaan in Italië en vervolgens verspreid over heel Europa
(+ de Spaanse koloniën in Latijns-Amerika) → weliswaar met sterke lokale
verschillen
˗ onder te verdelen in:
1) Vroegbarok (1585-1625)
2) Hoogbarok (1625-1675)
3) Laatbarok (1665-1720)
4) Rococo (1720-1775) → komt van met Franse woord rocaille
(asymmetrisch schelpmotief) wat tot uiting komt in de overdadige
ornamentatie
˗ de Barok ontwikkelde zich in alle belangrijke kunst- en cultuurstromingen
→ liepen echter niet synchroon
o architectuur
o binnenhuis- en tuinarchitectuur
F.P. Jansen – Händel: feestelijk slotkoor der Barok (2017)
1
o
o
o
o
schilderkunst
beeldhouwkunst
literatuur
muziek
Dia 4
 Barok
 2e helft 17e eeuw
˗ Frankrijk werd het belangrijkste, invloedrijkste en machtigste land van
Europa onder de heerschappij van de Zonnekoning Lodewijk XIV (16381715)
˗ andere grootmachten in Europa waren:
1) Engeland
2) Habsburgse dynastie [Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie] →
Oostenrijk, Centraal-Europa, Spanje en delen van Italië, waaronder
Napels en Sicilië
3) Rome → zetel van de R.K.-kerk
4) Venetië
5) Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
˗ toonaangevende centra van macht, handel, kunst en cultuur: Parijs, Londen,
Amsterdam, Wenen, Hamburg, Leipzig, Dresden e.a.
 maatschappij was onderverdeeld in drie standen (het zgn. Ancien Régime):
1) (absolutistische) koning en de adel
2) geestelijken (clerus)
3) burgers en boeren
 handhaving van de macht m.b.v. het leger → talloze (burger)oorlogen over
godsdienstige en etnische conflicten, grensgeschillen en expansieve ambities
˗ meest beruchte en bloedige oorlog van de 17e eeuw was de Dertigjarige
Oorlog in Duitsland (1618-1648)
o 1648: beëindigd met de Vrede van Westfalen in Münster
o was tevens het einde van de Tachtigjarige Oorlog in de Lage Landen
(1568-1648)
 opbloei van de handel → burgers werden in toenemende mate rijker, beter
opgeleid en mondiger
Dia 5
 Barok
 muziek
˗ voortgekomen uit de Renaissance (1400-1600) met een grote nadruk op de
polyfonie (= meerstemmigheid) door de Franco-Vlaamse componisten
afkomstig uit de zuidelijke Nederlanden en Noord-Frankrijk
o bekendste namen (selectie): Guillaume Dufay (1397?-1474), Johannes
Ockeghem (ca. 1420-1497), Josquin Desprez (1450-1521), Jacob
Obrecht (1457/1458-1505), Nicolas Gombert (1495-1560) en Orlando di
Lasso (1532-1594)
o Giovanni Pierluigi da Palestrina (ca. 1525-1594) was de laatste grote
polyfonist uit de Renaissance → de zgn. Palestrina-stijl (later ook wel de
stile antico genoemd)
F.P. Jansen – Händel: feestelijk slotkoor der Barok (2017)
2
˗
˗
tijdsafbakening van de Barokmuziek
o begin 1600 met de première van de oudste bewaard gebleven opera
Euridice van Jacopo Peri (1561-1633)
 viel gelijk met de komst van de vroegste opera’s met Claudio
Monteverdi (1567-1643) als belangrijkste vernieuwer
o eindigde (formeel) in 1750 met de dood van Johann Sebastian Bach als
vervolmaker van de Barok
ontstaan in Italië (Florence) en daarna verder verspreid over heel Europa
o vooral in Frankrijk, het Duitstalig gebied en Engeland
 minder toonaangevend in Spanje, Nederland, Scandinavië en OostEuropa
o markeerde de overgang naar een nieuw muzieksysteem (qua notatie en
structuur) dat 300 jaar stand heeft gehouden
 tot ca. 1910 met de komst van de atonale muziek
 beslaat het overgrote deel van de ‘standaard klassieke muziek’
Dia 6
 Barok
 (belangrijkste) verschillen tussen muziek uit de Renaissance en de Barok
1) karakteruitbeelding
˗ er kwam meer nadruk te liggen op contrast → dit was belangrijker dan de
eenheid
o zoals hard-zacht, langzaam-snel, solo-tutti
˗ de luisteraar moest bewogen of geroerd worden door de muziek → m.b.v.
affecten
˗ grote invloed vanuit de retorica op de muziek → vooral in Duitsland
2) maatsoort ritme i.p.v. mensuraal ritme (= ritme o.b.v. notenwaarden zonder
maatstreep, vooral in de Renaissance)
˗ taalritme werd heel belangrijk doordat de taal over de muziek ging
heersen
3) de melodische logica school in de akkoorden en niet meer in de individuele
lijnen (van het contrapunt)
4) de harmonie werd de belangrijkste organisatorische factor
˗ modaliteit (oude kerktoontoonladders, zoals Dorisch, Ionisch en
Mixolydisch) werd tonaliteit (majeur en mineur toonsysteem)
o hele en halve toonafstanden op een vaste plek binnen de ladder
5) de harmonie werd een zelfstandig expressiemiddel m.b.v. akkoorden in
verschillende samenstellingen
6) idiomatische schrijfwijze
˗ de muziek werd heel bewust voor het idioom (de nieuw ontwikkelde
mogelijkheden) van de stem of een bepaald instrument geschreven
7) de componist liet veel meer over aan de improvisatie van de uitvoerenden
˗ wat veel vrijheden verschafte
o de uitvoerenden werden bijna medecomponist
˗ zoals de becijferde bas en de rijke versieringstechniek → grote
verschillen per land / regio
8) de belangrijkste muziekcentra waren hof, kerk en theater
˗ de muziek ging een belangrijker plaats in het dagelijks leven innemen
˗ vooral op het gebied van toneel en opera
F.P. Jansen – Händel: feestelijk slotkoor der Barok (2017)
3
Dia 7
 Barok
 [1581: Dialogo della musica antica et della moderna was een belangrijk traktaat
van Vincenzo Galilei (ca. 1521-1591, vader van astronoom Galileo Galilei) →
hierin werden de grondbeginselen van de nieuwe muziekstijl beschreven]
 de feitelijke grondlegger van de nieuwe stijl was Claudio Monteverdi (15671643)
˗ formuleerde in het voorwoord van zijn 5e madrigaalboek (1605) het gebruik
van consonanten en dissonanten
o was in feite een aanval op de theorie van muziektheoreticus Gioseffo
Zarlino (1517-1590)
o tevens een reactie op de kritiek van componist / theoreticus Giovanni
Artusi (ca. 1540-1613) op zijn componeerstijl
 er ontstond een soort dialoog: de zgn. L’Artusi
 de nieuwe stijl werd nader uitgelegd in het voorwoord van de Scherzi musicali
(1607) door Giulio Cesare Monteverdi (1573-1630/31, broer van Claudio)
˗ er ontstonden 2 verschillende stijlvormen:
1) prima prattica (de oude stijl of stile antico / stylus gravis)
o vnl. in de kerkmuziek van de Renaissance
o de volkomenheid en de schoonheid van klank stonden centraal
o [zoals bij Ockeghem en Desprez]
2) seconda prattica (de nieuwe stijl of stile moderno / stylus luxurians)
o vinding van de Barok die lange tijd bepalend was voor de
muziekesthetiek
o de tekst die over de muziek heerste
 motto: Prima le parole, e poi la musica
o alle muzikale middelen werden ingezet om dit te verwezenlijken
o [basso contiuno, affectenleer en retorica]
Dia 8
 Barok
 ♫ Claudio Monteverdi – Laudate Dominum (Psalm 117) uit Selva Morale e
Spirituale
- Venetiaanse vespers uit 1640
- contrastrijk: hoge solostemmen vs. lage solostemmen, solo vs. tutti, vocaal
vs. instrumentaal
- tekstexpressie: chromatiek (= halve toonafstanden) op het woord
‘misericordia’
Dia 9
 Barok
 compositorische basis van Barokmuziek
˗ monodie
o solozang (m.b.v. begeleidende akkoorden) die op uiterst expressieve
wijze de (vaak syllabische) tekst declameert
o doel: het verhaal (de tekst) kwam op deze manier het duidelijkst tot haar
recht → verstaanbaar, dramatisch, expressief
 er werd definitief afgerekend met de gedateerde, onverstaanbare
polyfonie
F.P. Jansen – Händel: feestelijk slotkoor der Barok (2017)
4
˗
˗
˗
o eenvoudige begeleiding met akkoorden = de vroegste vorm van de basso
continuo
o dit was het begin van het recitatief
 deze vroege recitatiefvorm wordt ook wel de stile rappresentativo of
stile recitativo genoemd → representeerde een natuurlijke manier van
spreken d.m.v. zingen
o sommige woorden kregen extra accenten (versieringen, affecten e.d.)
wanneer de tekst daar om vroeg
basso continuo (b.c.)
o [één van de belangrijkste muzikale kenmerken van de Barok → verdween
eind 18e eeuw]
o vormt de basis voor de hele compositie → dus ook de aria’s en de
liederen (en later de koren en instrumentale composities)
 (uitgeschreven) doorlopende baslijn met daarboven (al dan niet
geïmproviseerde) akkoorden ter ondersteuning / begeleiding van de
monodische solomelodie om het geheel zo expressief mogelijk te
maken
o notatiepraktijk: zangstem en de baslijn werden uitgeschreven, de
akkoorden (type akkoord en de ligging) alleen genoteerd met cijfers en
tekens → daarom ook wel becijferde bas geheten
 de uitwerking van de akkoorden was wisselend (afhankelijk van de
vaardigheid van de speler) en voegde een extra (expressieve) dimensie
toe aan de zangmelodie
o akkoorden zorgden zowel voor zgn. harmonische opvulling als voor het
aanbrengen van extra accenten / affecten ter completering van de tekst
o rijke instrumentatie van de basso continuo: klavecimbel, orgel, luit en
theorbe, aangevuld met viola da gamba (later cello en fagot)
affectenleer
o muzikale middelen om affecten (= gemoedstoestanden) expressief weer
te geven
 zoals woede, opwinding, heroïek, vervoering m.b.v. schrille
contrasten
o dit moest het doel van de muziek zijn: het weergeven van de affecten
o er ontstonden een aantal standaard muzikale affecten → figuren,
bezetting, loopjes etc.
 voorbeeld: de stile concitato = geagiteerde, heftige stijl [drukt woede
uit] door snelle herhalingen van noten (tremolo), snel ritme, snel
gezongen tekst
retorica
o met name in Duitsland tot ontwikkeling gekomen als gevolg van de
affectenleer
o men beschouwde een compositie als een rede (retorica) → opgebouwd
volgens een bepaalde standaard
o 17e eeuw: hierdoor verschoof de muziek van het quadrivium (exacte
vakken) naar het trivium (alfa vakken)
o componist Christoph Bernhard (1628-1692, leerling van Heinrich Schütz)
schreef belangrijke werken over tekstexpressie gekoppeld aan de
retorische begrippen
 zoals het Tractatus compositionis augmentatis (ca. 1648)
F.P. Jansen – Händel: feestelijk slotkoor der Barok (2017)
5
o veelgebruikte begrippen uit de (muzikale) retorica:
 inventio = de basis: het formuleren van het thema
 dispositio = ordening van de compositie
 elaboratio = de verdere uitwerking van de compositie
o bekende retorische figuren om bepaalde zaken duidelijk uit te beelden:
 passus duriusculus (= chromatisch dalende melodie [halve of hele
octaaf]: drukt verdriet uit)
 saltus duriusculus (= groot interval naar beneden)
 exclamatio (= uitroep, vaak als slotakkoord)
 ascensus of canabasis (= stijgende lijn)
 descensus of katabasis (= dalende lijn)
o Musica poetica (1599/1606)
 belangrijk traktaat van theoreticus Joachim Burmeister (ca. 15661629) → werd het standaardwerk van de retorische figurenleer
 geeft hierin een systematisch overzicht van muzikale figuren, die hij
vergelijkt met en benoemt naar figuren uit de redekunst
 doel van de muziek diende te zijn: “… de harten en zielen ontroert en
in de verschillende stemmingen brengt.“
 vond veel navolging in de Lutherse orthodoxie in Duitsland bij o.a.
Schütz en Bernard)
Dia 10
 Barok
 ♫ Henry Purcell – ‘When I am laid in earth’ uit Dido and Aeneas (Z.626)
- lamento (= klaaglied) en komt oorspronkelijk uit de Italiaanse opera
- één van de beroemdste aria’s uit de Barok = geen echte aria (song)
- vorm: passacaglia → oude dansvorm in een ¾ maat met een herhalend
basthema (ostinato-bas)
- thema is een chromatisch dalende kwint = de zogeheten ‘lamento-bas’
- toonsoort is g kl.t. → in de Engelse traditie het muzikale symbool voor de dood
en wat het klaagliedeffect enorm versterkt
Dia 11
 Barok
 belangrijkste muziekgenres van de Barok → grotendeels ontstaan in de 17e eeuw
en in de 18e eeuw nog zeer gangbaar
˗ vocaal
o opera
o cantate
o oratorium
o motet
o [lied]
˗ instrumentaal
o concerto grosso
o suite [partita] (incl. dansvormen)
o soloconcert
o sonate
F.P. Jansen – Händel: feestelijk slotkoor der Barok (2017)
6
Dia 12
 Barok
 belangrijkste Barokcomponisten (per land / regio)
˗ Italië
o Claudio Monteverdi → belangrijkste componist van de vroege Barok
(ontwerper van de nieuwe stijl), werkzaam te Mantova en Venetië; schreef
veel kerkmuziek, madrigalen, opera's etc.
o Giulio Caccini (1551-1618)
o Gregorio Allegri (1582-1652) → meest bekende werk is het Miserere
(Psalm 51) 1638 dat hij exclusief voor de Sixtijnse Kapel componeerde
o Girolamo Frescobaldi (1583-1643) → Fiori Musicali (1635), een
verzameling orgelcomposities voor het opdragen van de Mis
o Francesco Cavalli (1602-1676) → groot religieus oeuvre en ca. 27 opera's
(waaronder Ercole amante voor het huwelijk van Lodewijk XIV)
o Giacomo Carissimi (1605-1674) → vertegenwoordiger van de vroege
oratoria, waaronder Jephte (ca. 1648)
o Arcangelo Corelli (1653-1713) → vermaard vanwege zijn concerti grossi
en kamermuziek (vioolsonates)
o Alessandro Scarlatti (1660-1725) → ca. 40 opera's en 38 oratoria (van
grote invloed op Händel)
Dia 13
 Barok
 ♫ Giulio Caccini – Amarilli
- emotioneel en geladen lied uit de vroege Barok → vanwege de expressiviteit
uitgegroeid tot één van de bekendste werken uit deze periode
Dia 14
 Barok
 belangrijkste Barokcomponisten (per land / regio)
- Frankrijk
o Louis Couperin (ca. 1626-1661) → orgel- en klavecimbelwerken
(danssuites met veel contrapunt)
o Jean-Baptiste Lully (1632-1687) → van origine Italiaanse componist,
hofcomponist van Lodewijk XIV, die de opera in Frankrijk groot maakte en
lang bleef domineren (zogeheten tragédie lyrique, incl. veel balletmuziek)
o Marc-Antoine Charpentier (1643-1704) → beroemd vanwege de vele
kerkmuziek (o.a. het bekende Te Deum = 'Eurovisie-tune’)
o François Couperin (1668-1733, ‘Le Grand’) → vooral klavecimbelwerken
die het instrument maximaal tot zijn recht laten komen
o Jean-Philippe Rameau (1683-1764) → ‘grondlegger’ van de
harmonieleer, laatste grote Barokcomponist van de tragédie lyrique
Dia 15
 Barok
 ♫ Jean-Philippe Rameau – Orage uit Platée
- uitbeelding van een storm in de vorm van een ballet (= slot 1ste akte)
- afkomstig uit de semi-komische opera van Rameau uit 1745
- voorbeeld van de ballettraditie sedert de Barok in de Franse opera
F.P. Jansen – Händel: feestelijk slotkoor der Barok (2017)
7
Dia 16
 Barok
 belangrijkste Barokcomponisten (per land / regio)
˗ Engeland
o Matthew Locke (1621/22-1677) → toneel- en theatermuziek (Cupid and
Death) en orkest- en kamermuziek
o John Blow (1649-1708) → veel kerkmuziek (anthems) en beroemd
theaterwerk Venus and Adonis
o Henry Purcell (1659-1695) → belangrijkste Britse (hof)componist van
kerkmuziek, toneelmuziek, semiopera's en liederen
Dia 17
 Barok
 belangrijkste Barokcomponisten (per land / regio)
˗ Duitsland
o Heinrich Schütz (1585-1672)
 belangrijkste Duitse componist van de vroege Barok
 maakte tweemaal een reis naar Italië om les te krijgen van resp.
Giovanni Gabrieli (ca. 1555-1612) [compositie en orgel] en
Monteverdi
 was de stimulator van de nieuwe Duitse stijl in de 17e eeuw o.i.v. de
heersende Italiaanse stijl
 werd zeer beïnvloed door de Italiaanse stijl in zijn motetten
 maakte gebruik van het übersetzen van de muziek (= Bijbelteksten op
muziek zetten) → zag muziek als een taal voor de expressie
 schreef veel Geistliche Konzerte
 religieuze muziek, voortgekomen uit het monodische motet met
concerterende elementen (groepen tegenover elkaar)
 vooral in het protestants Lutherse Noord-Duitsland → was de
tegenhanger van de madrigalen van Monteverdi
 doel: uitleg van de evangelietekst
 bevatte vernieuwende contrastrijke elementen → polyfonie /
homofonie, vocaal / instrumentaal, solo / koor
 belangrijkste werken: Symphoniae sacrae I-III, (3 bundels met
concerten), Psalmen Davids (psalmen in rijke koor-, solisten- en
orkestbezetting; combinatie van de Duitse en Italiaanse stijl), Cantiones
sacrae (Latijnse motetten met madrigaalachtige tekstexpressie)
o Samuel Scheidt (1587-1654) → toonaangevend orgelcomponist
o Johann Crüger (1598-1662) → veel muziek voor de Lutherse liturgie
(orgelwerken en koralen)
o Heinrich Ignaz Franz Biber (1644-1704) → Oostenrijkse componist van
veel instrumentale werken (sonates) en kerkmuziek (missen en cantates)
o Johann Pachelbel (1653-1706) → componist en organist, instrumentale
ensemblewerken, cantates en orgelwerken (beroemde Canon in d gr.t.)
o Friedrich Wilhelm Zachau (1663-1712) → organist te Halle en docent
van Händel
F.P. Jansen – Händel: feestelijk slotkoor der Barok (2017)
8
Dia 18 & 19
 Barok
 Antonio Vivaldi (1678-1741, bijgenaamd ‘De rode priester’)
- [1ste helft 18e eeuw: samen met Händel en Telemann de beroemdste
componist van zijn tijd]
- gewijd priester uit Venetië (in de San Marco) maar wijdde zich vanaf 1704
volledig aan het componeren → kon het priesterambt vanwege een slechte
gezondheid niet uitoefenen
- werd violist in het Venetiaanse meisjesweeshuis Pio Ospedale della Pietà
o omdat meisjes eigenlijk geen muziek mochten spelen gaven zij concerten
van achter een doek
o voor hen schreef Vivaldi de meeste van zijn concerten, cantates en
religieuze muziek
o in 1713 kreeg hij de verantwoordelijkheid voor alle muzikale activiteiten
in het instituut
- is vooral bekend geworden door zijn instrumentale muziek
o schreef > 500 soloconcerten → grote virtuositeit voor het soloinstrument
 wereldberoemd werden zijn de Quattro Stagione (opus 8, nr. 1-4)
- daarnaast ook > 40 opera’s en 10-tallen religieuze composities
o stralen de zwierige, vaak virtuoze stijl van de Italiaanse opera van
de 18e eeuw uit
o voor die tijd vooruitstrevende harmonische en dynamische
contrasten
o alsmede gewaagde chromatiek en intervallen
o geven zijn kerkmuziek een seculiere allure
- ♫ Antonio Vivaldi – begin van het Gloria (RV 589)
o 12-delige zetting van het 2e deel uit het ordinarium
o voor 2 sopranen, alt, gemengd koor en trompet, hobo, strijkers en
b.c.
o gecomponeerd in 1713 → 1ste uitvoering in 1715
o 1716: onderdeel van een grootse, feestelijke mis t.g.v. de overwinning
op het Ottomaanse Rijk door de Republiek Venetië
Dia 20
 Barok
 Georg Philipp Telemann (1681-1767)
- in de 18e eeuw de grootste componist in Duitsland
- belangrijkste posten in Eisenach, Leipzig, Frankfurt en Hamburg
o leidde in Hamburg zowel de opera als de kerkmuziek in de belangrijkste
kerken van de stad → was daarmee ongekend succesvol en populair
o echter na zijn dood snel vergeten en pas in de 2e helft van de 20e eeuw
herontdekt
F.P. Jansen – Händel: feestelijk slotkoor der Barok (2017)
9
-
-
zeer invloedrijk en (groot) gevarieerd oeuvre
o schreef in alle gangbare genres
 [componeerde meer dan Bach en Händel sámen!]
o schreef (met een aantal onderbrekingen) bijna zijn hele leven cantates
 meer dan 1500 cantates (geestelijk en wereldlijk) en andere
kerkmuziek→ van grote invloed op het genre in Duitsland
o talloze opera’s → voor de opera in Hamburg
o veel orkest- en kamermuziek
♫ Georg Philipp Telemann – Conclusion in Bes gr.t. (furioso) uit Musique
de Table (3. Produktion)
F.P. Jansen – Händel: feestelijk slotkoor der Barok (2017)
10
Download