Vakdidactiek Aardrijkskunde Week3 Inhoud Theorie opdrachten week 3 .................................................................................................................... 2 Praktijkopdracht week 3.......................................................................................................................... 4 1. Leerstofanalyse ........................................................................................................................... 4 2. Bepaling beginsituatie ................................................................................................................. 6 3. Geformuleerde doelstellingen .................................................................................................... 6 Jan Willem van der Werf & Saliha Aygün zondag 12 februari 2012 1 Vakdidactiek Aardrijkskunde Week3 Theorie opdrachten week 3 1. Bij het plannen van een les is het noodzakelijk om je af te vragen wat de leerlingen al weten en kunnen. Dit betekent dat de docent overzicht moet hebben van wat er in de voorafgaande jaren is gebeurd. Er dient te worden voortgeborduurd op de lessen die al gegeven zijn. Tevens moet er worden ingeschat waar de leerlingen van die leeftijd/schoolniveau aan toe zijn (woordgebruik, mate van abstractie, ontwikkelingspsychologisch). 2. Als hier geen of te weinig aandacht aan wordt besteed, ontstaat er een situatie waarbij grote delen van de les over de hoofden heen gaan omdat het te moeilijk is of de leerlingen op een kinderachtige manier worden benaderd. De les schiet dan z’n doel voorbij. Een nog belangrijkere reden is dat onderzoek heeft uitgewezen dat voor opname van kennis in het lange termijn geheugen integratie nodig is. Integratie is het koppelen van nieuwe kennis aan al bestaande kennis. Daarvoor dient de bestaande kennis allereerst geactiveerd te worden zodat de nieuwe kennis daarbij kan aansluiten. 3. Bij het analyseren van de leerstof is het daarom van belang om in te schatten welke delen van de stof: a. bekend mogen worden verondersteld; b. bekend zijn maar moeten worden opgefrist; c. geheel nieuw zijn; d. moeilijk gevonden zullen worden; e. vervelend gevonden zullen worden; f. moeilijk voorstelbaar zijn voor leerlingen; g. de leerlingen zelfstandig kunnen bestuderen; h. klassikaal moeten worden uitgelegd. 4. Dit houdt in dat voor een hoog leerrendement de voorkennis opgehaald moet worden. Het kan zijn dat voorkennis even vergeten is. Op het moment dat je het ophaalt dan weet de leerling weer hoe en wat over een bepaald onderwerp. Op dat moment is de voorkennis geactiveerd en kan je de les uitbouwen met nieuwe kennis. Op moment dat dit gebeurd is er sprake van integratie tussen voorkennis en nieuwe kennis en is een hoog leerrendement mogelijk. 5. A. Met lesdoelen geef je precies aan wat de leerlingen dienen te leren. Een hoofdstuk of paragraaf bevat vaak vele feiten, diverse begrippen en soms ook generalisaties. Het is noodzakelijk daarvan te bepalen wat onthouden of begrepen moet worden. B. Lesdoelen bepalen voor een belangrijk deel de didactiek die wordt gebruikt. Leerdoelen gaan immers niet alleen over het ‘wat’, maar ook iets over het ‘hoe’. Hierbij wordt bepaald welk leerproces een leerling dient te doorlopen. Daarbij worden kennis van hoe een leerling iets leert en creativiteit gekoppeld: welke werkvormen, welke leermiddelen te gebruiken? C. Heldere lesdoelen zijn onmisbaar bij het evalueren van het leerproces. Als het goed is sluiten toetsvragen zo nauw mogelijk aan op de leerdoelen. Jan Willem van der Werf & Saliha Aygün zondag 12 februari 2012 2 Vakdidactiek Aardrijkskunde Week3 6. Een les moet voor de leerling motiverend zijn. De kern ofwel de leerstof dat aangeleerd wordt moet door hen als uitdagend worden beschouwd. Het is voor leerlingen uitdagend als de stof leuk en nuttig is. Daarnaast moet het ook als een soort hapklare hondenbrokken worden verorbert. Daarom moet de les ook leuk en op een nuttige manier worden gebracht. Kinderen die gemotiveerd zijn kunnen zich namelijk beter concentreren en het mogelijk beter leren. Met een leuke nuttige les kan je een leerling stimuleren de kennis beter tot zich te nemen. 7. A. Hiermee wordt bedoelt dat je bepaald op welke manier en niveau een leerling de leerstof moet beheersen. Betreft het reproductieve kennis van feiten? Betreft het inzicht/begrip? Wil je dat leerlingen iets kunnen toepassen? Een oordeel kunnen geven en onderbouwen? Met één en hetzelfde leerstofelement kun je namelijk verschillende dingen doen. B. Je kunt bepalen dat leerlingen: a. De betekenis van bijvoorbeeld het woord ‘bodemerosie’ letterlijk moeten kennen. b. Je kunt ook bepalen dat ze het moeten kunnen uitleggen en er voorbeelden bij kunnen geven. Dat de leerling een begrip in een andere situatie kan toepassen. 8. Een goede doelstelling kent de volgende elementen: a. Leerling b. Handelingswerkwoord c. Leerstofelement Jan Willem van der Werf & Saliha Aygün zondag 12 februari 2012 3 Vakdidactiek Aardrijkskunde Week3 Praktijkopdracht week 3 1. Leerstofanalyse a. Leerstofelementen i. Feiten 1. Gebergte ** 2. Aardplaten ** 3. Gletsjer * 4. Rivier * 5. Grind*** 6. Grof zand*** 7. Klei*** 8. Riviervlakte * 9. Kustvlakte ** 10. Duinen ** 11. Delta ** 12. Zee * ii. Begrippen 1. Verweringsmateriaal 2. Erosie ** 3. Landschap * 4. Bovenloop ** 5. Middenloop ** 6. Benedenloop ** 7. Oud gebergte *** 8. Jong gebergte*** 9. Sedimentatie*** 10. Sediment(en) *** iii. Gebieden * 1. Himalaya 2. Jungfrau 3. Alpen 4. Mount everest 5. Rijn 6. Noord Zee 7. Nederland 8. Zwitserland 9. Eifel 10. Ardennen Jan Willem van der Werf & Saliha Aygün zondag 12 februari 2012 4 Vakdidactiek Aardrijkskunde Week3 iv. Regels 1. Van bovenloop naar benedenloop ** 2. Hoog in de gebergte wordt veel gesteente afgebroken *** 3. In de bovenloop van een rivier is de stroomsnelheid groot en worden er diepe dalen uitgeschuurd *** 4. Bij de overgang van de gebergte naar het laagland stroomt de rivier minder snel, omdat de hoogteverschillen kleiner zijn *** 5. Omdat de rivier minder hard stroomt , neemt de kracht van het water af *** 6. Het zwaarste materiaal zinkt het eerst *** 7. Bij de benedenloop van een rivier van een rivier stroomt deze door een vlak gebied *** 8. Het duurt miljoenen jaren voordat bergen ontstaan en weer zijn afgesleten *** 9. Bergen ontstaan door botsing van 2 platen ** 10. In een oud gebergte is er al heel lang sprake van verwering en erosie. Daardoor zijn de toppen laag en afgesleten en de dalen minder diep *** 11. Een jong gebergte heeft nog hoge toppen en steile, diepe dalen *** b. Ordening leerstof elementen i. Ontstaan gebergte *** ii. Regen>Glestsjer>Rivier>Bovenloop>Middenloop>Benedenloop ** iii. verwering>Erosie>sedimenten>Sedimentatie *** iv. Jonge gebergte>Oude gebergte c. Structuur leerstofelementen i. Gebergte 1. Ontstaan ** ii. Rivier 1. Ontstaan ** 2. Bovenloop ** 3. Middenloop ** 4. Benedenloop ** iii. Verwering en sedimentatie *** 1. Ontstaan verwering 2. Transport sedimenten 3. Afzet sedimenten iv. Gebergte 1. Opbouw *** 2. Levensloop *** Jan Willem van der Werf & Saliha Aygün zondag 12 februari 2012 5 Vakdidactiek Aardrijkskunde Week3 2. Bepaling beginsituatie a. De leerstofelementen die bekend zouden moeten zijn i. Deze zijn bij de leerstofelementen (zie 1) gemerkt met * b. De leerstofelementen die bekend zijn maar opgefrist moeten worden i. Deze zijn bij de leerstofelementen (zie 1) gemerkt met ** c. De leerstofelementen die geheel nieuw zijn i. Deze zijn bij de leerstofelementen (zie 1) gemerkt met *** d. De leerstofelementen die als moeilijk ervaren kunnen worden i. Ontstaan, opbouw en levensloop van gebergten ii. Erosie e. De leerstofelementen die als vervelend ervaren kunnen worden i. De loop van een rivier (van bovenloop naar benedenloop) f. De leerstofelementen die moeilijk voorstelbaar kunnen zijn voor leerlingen i. Ontstaan, opbouw en levensloop van gebergten 3. Geformuleerde doelstellingen a. Kennis i. Aan het eind van de les kan de leerling het verschil benoemen tussen bovenloop, middenloop en benedenloop. ii. Aan het eind van de les kan de leerling 3 soorten sedimenten benoemen iii. Aan het eind van de les kan de leerling een definitie geven van wat erosie is iv. Aan het eind van de les kan de leerling een definitie geven van een jong gebergte b. Begrip i. Aan het eind van de les kan de leerling verklaren waardoor verweringsmateriaal ontstaat ii. Aan het eind van de les kan de leerling verklaren hoe sedimentatie tot stand komt c. Vaardigheid i. Aan het eind van de les kan de leerling beschrijven hoe de sedimentatie ontstaat in Zwitserland en deze via de Rijn in Nederland wordt afgezet. Jan Willem van der Werf & Saliha Aygün zondag 12 februari 2012 6