Temperatuurfactoren

advertisement
Temperatuurfactoren
Basisboek nummers 33 t/m 39
De temperatuurfactoren
1.
2.
3.
4.
5.
Breedteligging en zonnestand
Hoogteligging
Land-zeeverdeling
Wind- en zeestromen
Ligging van gebergten
Breedteligging
• Hoe ver ligt een plaats
van de evenaar af?
• Plaatsen op lage breedte
hebben een hogere
temperatuur dan plaatsen
op hoge breedte.
Breedteligging en de
zonnestand
 Bij een loodrechte invalshoek moet de bundel
zonnestralen een klein oppervlak verwarmen,
waardoor er meer warmte op 1 plek terecht komt.
 Bij een schuine invalshoek
moet de bundel zonnestralen
een groot oppervlak
verwarmen en wordt het
minder warm
Zonnestand
• Hoe schuiner een invallende zonnestraal,
hoe groter het gebied dat verwarmd moet
worden.
Hoogteligging
• Des te hoger een
gebied ligt, des te
kouder.
• Lucht wordt van
onder af verwarmd
• Per 1000 meter
omhoog, gaat de
temperatuur met
6˚C omlaag.
Land-zee verdeling
• Land wordt snel warm en koelt snel af;
water wordt langzaam warm en koelt
langzaam af.
Windrichting
• Aanlandige wind komt vanaf zee en brengt
temperatuurmatiging met zich mee
• aflandige wind komt vanaf het land en
zorgt voor hele hoge of hele lage
temperaturen
Zeestromen
• in de oceanen zijn warme en koude
stromen, die de temperatuur bij het land
verhogen of verlagen.
Ligging van gebergten
• een gebergte kan (vochtige) lucht
tegenhouden, waardoor er aan elke kant
van het gebergte een ander klimaat kan
ontstaan.
• Bijvoorbeeld het Himalaya gebergte:
aan de zuidkant heel nat en warm; aan de
noordkant droog en kouder
Download