wedergeboorte van het aards

advertisement
WEDERGEBOORTE VAN HET AARDS
PARADIJS
Wandelingen doorheen de Ziel van Maria,
de Lusttuin van de Heilige Geest
Onderrichtingen in de
VOLMAAKTE NAVOLGING VAN MARIA
en
HET GODDELIJK LEVEN
door
“Myriam van Nazareth”
(pseud.)
Deel 1
Opgedragen aan MARIA,
Parel van Gods Schepping en Paradijs van Heiligheid
24.11.2009
TOTUS TUUS, MARIA!
INLEIDING
Dit manifest kan het hele jaar door worden gebruikt, doch wordt in de
eerste plaats door de Allerheiligste Maagd aan de zielen geschonken
opdat zij zich er met een volkomen geopend hart in zouden verdiepen
gedurende de grote Mariamaanden: MEI (de traditionele “maand van
Maria”), AUGUSTUS (door Maria Zelf in Haar Openbaringen aan
“Myriam” aangeduid als Mariamaand, vanwege de opeenvolging van
grote Mariafeestdagen), en OKTOBER (de rozenkransmaand).
Dit geschrift heeft een bijzondere oorsprong. Het is de vrucht van
mystieke contactervaringen met de Allerheiligste Maagd zoals deze aan
“Myriam” zijn vergund. Bij herhaling reeds, drong Maria erop aan dat de
zielen zich zouden inspannen om Haar volkomen na te volgen. Op
smekingen vanwege Uw “Myriam” in dit verband, antwoordde de
Hemelse Koningin met de aankondiging dat Zij inzage zou vergunnen in
Haar eigen ziel, in Haar eigen gesteldheden. Dit is wat Zij constant doet
in het kader van de Hemelse Bruiloft die Zij tussen Haar en een ziel tot
stand kan brengen indien dit binnen de roeping van deze ziel wenselijk
is. Voor het eerst geeft Zij nu in dit verband concrete onderrichtingen, via
een overvloed van beelden die Haar laten zien tijdens Haar leven op
aarde, alsook via het intussen zo vertrouwde patroon van gelijkenissen
doorheen dewelke Maria Haar lessen zonder ophouden via Haar apostel
kenbaar maakt.
Waarom heet dit manifest Wedergeboorte van het Aards Paradijs?
Tijdens de uitwerking van het manifest Kruistocht naar de Ziel gaf Maria
mij de inspiratie dat Zijzelf “de Wedergeboorte is van het verloren Aards
Paradijs”. Het eerste mensenpaar werd door God in het Aards Paradijs
geplaatst. De bedoeling was deze, dat de zielen in dit oord een heilig
leven zouden leiden in een atmosfeer die rechtstreeks de
Tegenwoordigheid van God ademde. Door de zondeval (de erfzonde)
ging dit Paradijs verloren, want de zonde verdrijft God. De Schepper
heeft Zijn ideaal voor de mensheid nooit opgegeven: Hij heeft het Aards
Paradijs niet volledig verloren laten gaan, Hij heeft het vereeuwigd... in
Maria. In Haar leeft de Allerheiligste Drievuldigheid in de volheid van het
Goddelijk Leven: Zij bezit de volmaakte heiligheid. Maria’s ziel is daarom
als een volmaakte reproductie van het Aards Paradijs. De ziel die het
Aards Paradijs wil heroveren, kan dit bereiken door de volmaakte
navolging van Maria na te streven. Dit is slechts mogelijk voor de ziel
die zich totaal, onvoorwaardelijk en eeuwigdurend aan Maria toewijdt en
deze toewijding intens en nauwgezet in haar dagelijks leven in
toepassing zoekt te brengen. De wegen daartoe heeft Maria totnogtoe in
alle “Myriam van Nazareth”-geschriften aangeduid, in het bijzonder in De
Hemelse Bruiloft, Lentebloesems aan de Levensboom, De Tempel van
2
Maria en Kruistocht naar de Ziel. In Wedergeboorte van het Aards
Paradijs laat Zij dit doen vanuit een heel bijzondere invalshoek: door een
levende kijk te verlenen in de gesteldheden van Haar eigen onbevlekte
ziel, en van daaruit onderrichtingen te geven over de wegen die de
zielen kunnen volgen om naar dit ideaal toe te groeien. Op deze wijze
komen de onderrichtingen over de deugdzaamheid als bouwstenen voor
de ware heiligheid, zoals deze in Lentebloesems aan de Levensboom
reeds systematisch werden gegeven, op een ongewone wijze tot leven.
In deze nieuwe onderrichtingen wil Maria U laten delen in de
verrukkingen van het ware Goddelijk Leven.
In Wedergeboorte van het Aards Paradijs nodigt Maria U uit voor 31
wandelingen in de onmetelijke, paradijselijk prachtige Tuin van Haar ziel.
Elke dag van de maand opent de Hemelse Koningin een ander hoekje
van Haar heiligdom. Zij laat hierdoor de zielen zien hoe Zij Zelf was en
is, en welke gesteldheden steeds Haar doen en laten hebben bepaald.
De zielen worden ertoe uitgenodigd, op grond van die vaststellingen te
vragen om zelf bevrucht te worden: de zielen krijgen als het ware de
kans om in de Tuin van Maria zaad te verzamelen voor hun eigen tuin.
De werkelijke bevruchting van de eigen tuin zal afhankelijk zijn van de
maat van het verlangen van de ziel naar gelijkenis met Maria (en dus
van de diepgang van de liefde tot Maria), en van de mate waarin zij het
in Maria’s Tuin gewonnen zaad in zich tot rijping weet te brengen. De ziel
moet zich bij de wandelingen in Maria’s Tuin de vraag stellen, wat zij met
deze kennis van Maria’s gesteldheden concreet in zichzelf kan doen. Zo
kan Wedergeboorte van het Aards Paradijs worden tot een unieke
gids tot volkomen navolging van Maria. Nooit eerder heeft de
Meesteres van de zielen zozeer tastbare onderrichtingen hiertoe
gegeven.
De ziel moet zich er rekenschap van geven dat de ziel van Maria in
principe een gesloten Tuin is, voor niets anders voorbehouden dan voor
de uitwerkingen van Haar eeuwigdurende Bruiloft met de Drie-Ene God.
Mogen delen in de gesteldheden van de unieke ziel van Maria, is als een
Hemelse verrukking. Daarom mag dit geschenk dat Uw Meesteres U
geeft, worden beschouwd als Haar ultieme poging om Uw ziel zodanig
voor Zich te winnen dat deze uit zichzelf begint te smachten naar een
langdurig verblijf in deze Tuin van Goddelijke Mysteries. Het langste
verblijf in dit oord van verrukkingen kan de ziel ervaren wanneer zij zich
totaal aan Maria geeft, elk ogenblik van haar dagelijks leven.
Voor de Meesteres van de zielen,
Uw “Myriam” – Vasten- en Paastijd 2007
3
Voorbereiding op de intrede in de Onbevlekte Tuin van Maria:
De Aankondiging van de Eeuwige Lente voor de Zielen
De schepping van de Onbevlekte Tuin van Maria
Door de erfzonde heeft de mens Gods grootste geschenk, de heiligheid
in een leven van verrukkingen in het Aards Paradijs, verwaarloosd. In
Zijn onbegrensde, volmaakte en eeuwigdurende Liefde heeft de
Schepper het ideaalbeeld van Zijn bouwwerk niet losgelaten. Het Aards
Paradijs is verlaten en voor geen mensenziel nog toegankelijk. Gods
Hart is gewond doordat het meesterwerk van Zijn Schepping het
hoogheilig verbond met Hem verbroken heeft. De zielen hebben het
vermogen om in volmaakte eenheid met Gods Wet te leven, verloren
doordat de erfzonde de bodem van hun ziel heeft verwond. Zij verliezen
hierdoor hun vlekkeloze zuiverheid, want zij dragen nu het litteken van
de schending van hun volmaakte band met God, waardoor zij Zijn
Goddelijk Licht niet meer in vlekkeloze toestand kunnen weerspiegelen.
Voortaan zou de Schepper het Licht van Zijn Liefde niet meer in
volmaakte staat naar Hem teruggestraald zien. God wil het meesterwerk
van Zijn Schepping redden, Hij wil de mensenzielen opnieuw in Zijn Hart
trekken en hen de kans geven, het Hemels Paradijs te veroveren door
een leven in heiligheid. Daartoe zal Hij Zijn Zoon in de wereld zenden,
om in de zielen de sleutel tot het Paradijs te leggen, evenals de
gebruiksaanwijzing om zich deze sleutel tot nut te maken. Zijn Zoon,
Jezus Christus, zal ter wereld komen uit een mensenkind, de Vrouw, die
nu door God wordt verkondigd aan Lucifer, de bekoorder die de eerste
zielen heeft geïnspireerd tot het bedrijven van de erfzonde en dus het
schenden van het heilig verbond. De Vrouw zal de zondeval voor de hele
mensheid wreken. God wil in de Vrouw, Maria, de verrukkingen van het
Aards Paradijs opnieuw tot leven wekken. Zij zal de levende Draagster
zijn van alle Hemelse verrukkingen die een ziel gedurende haar leven in
een stoffelijk lichaam zal kunnen dragen. Zij zal hierdoor een levend
Teken worden tegen Lucifer, een levend Teken voor de almacht van God
en voor het feit dat niet alle zielen voor eeuwig geschonden zullen zijn.
De ziel van Maria wordt geschapen als de absolute uitdrukking van Gods
Glorie, Liefde, macht, en Zijn vastberadenheid om de mensenziel in ere
te herstellen. Maria is Gods weerwoord op de schending van het heilig
verbond op aanstichten van de grote vijand van God en de zielen. God
had de mens geschapen, en een heilig verbond met hem gesloten, doch
de mens bleef niet trouw. Nu schiep Hij Maria, sloot het verbond der
verbonden met Haar, en Zij zou voor eeuwig trouw blijven. De Schepping
kreeg haar Kroon, gemaakt uit goud dat nooit zijn schittering zou
verliezen. De mensheid zou het Aards Paradijs terugkrijgen, in een vorm
die eeuwigdurend zou zijn en die alle zielen van goede wil in hun weg
naar de vernieuwde heiligheid zou ondersteunen door Haar luister, Haar
glorie en Haar ongeëvenaarde macht. God verwezenlijkte hierdoor Zijn
4
aanvankelijk Decreet waardoor de mensenziel de ware heiligheid terug
zou krijgen. Hij sprak (ziehier de woorden van de Allerheiligste
Drievuldigheid bij de schepping van de ziel van Maria, zoals op 8
december 2006 aan “Myriam” geopenbaard in het kader van de
Openbaringen van de Meesteres van de Zielen):
“Ziehier de mensenziel, hersteld in haar oorspronkelijke staat van
heiligheid en bekroond met het vuur van Onze Godheid. De Vrouw
zal Zij zijn. Uit vuur van Ons vuur maken Wij Haar. Het diepe wezen
van alles wat Wij hebben gemaakt en nog zullen maken, zal in Haar
aanwezig zijn in de hoogste graad van volmaaktheid. Zij zal macht
hebben over al het geschapene, Zij zal de volheid van het Leven
dragen, Zij zal Onze Mysteries doorschouwen. Groot Teken zal Zij
zijn, aanstoot en vernedering voor de duisternis, want het Licht zal
in Haar wonen en aan Haar Hart ontvloeien. Al het bezielde zal
Haar voeten verheerlijken, want alle werken der duisternis zullen
onder Haar voeten vergaan tot stof. Leef en heers, vuur van Ons
vuur, want in U zal komen die IS. In U zal Hij zijn, en Gij in Hem.
Marjam zal Uw naam zijn: Oceaan van Goddelijke macht, rijkdom
en glorie”.
God schiep Maria’s ziel uit “grondstof” van Zijn eigen Godheid, en Hij zag
dat het goed was...
1e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
de zuiverheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
In Galilea bloeit een Bloem van nooit geziene schoonheid. Ondanks
Haar bevalligheid trekt Zij weinig aandacht, omdat Gods Geest de ware
diepgang van Haar schoonheden verborgen houdt voor harten die
versluierd zijn door zonde en ondeugd. In deze Bloem heeft God
ongekende schatten gelegd. God Zelf heeft Zich in de aanschouwing van
Haar schoonheid van eindeloze, eeuwigdurende verrukkingen verzekerd,
omdat Hij deze door de zondeval van het eerste mensenpaar op aarde
nooit meer zou vinden. Hij die alles maakt en alles kent, ervaart
niettemin in Haar Zijn opperste vreugde. Hij heeft Haar geschapen als
een Bloem die zich opent, laag na laag, in een eeuwigdurende
ontvouwing van schoonheden. Eén Bloem waarin eindeloze tuinen van
Mysteries tot rijping zijn gebracht in één scheppingsdaad. De pracht, de
geuren en de glorie van de Schepper Zelf stromen zonder ophouden uit
Haar als uit een nooit opdrogende bron. In Haar beleeft de Schepper de
diepste verrukkingen van Zijn eigen handen. In Haar heeft Hij de
onvergankelijkheid van oneindig bloeiende Goddelijke Mysteries gelegd,
in de stoffelijke mantel van een vrouw die de Moeder van Zijn
5
mensgeworden Zoon zal worden. Hij vervult Haar met Zijn Liefde, Zijn
macht, Zijn glorie, Zijn Wijsheid en Zijn Wil. Door de combinatie van deze
Goddelijke eigenschappen zal Zij de volmaakte Brug tussen de Bron van
Leven en de schepselen zijn. Zij is de Onbevlekte Ontvangenis, Haar ziel
draagt niet de wonde van de erfzonde, zodat Haar Tuin voor eeuwig
ongeschonden zal blijven: in Haar heerst de Eeuwige Lente, bloeien
onophoudelijk de bloesems van alle deugden en rijpen nooit geziene
vruchten van heiligheid. Elke ziel die van deze vruchten eet en zich met
Haar bloesems laat bekleden, zal delen in Haar verrukkingen, zo belooft
de Schepper van deze Onbevlekte Tuin, want Zij is bestemd om
volmaakte Spiegel voor het Goddelijk Licht te worden.
De Onbevlekte Tuin bloeit in al zijn pracht. Zijn grond is volmaakt
vruchtbaar en zal om deze reden het unieke voorrecht ontvangen, de
God-Mens te dragen. Alles wat uit deze grond opschiet, is volmaakt en
vlekkeloos. De Tuin is onmetelijk. God heeft hem zo voorzien, dat hij
voor alle eeuwigheid onophoudelijk zal blijven groeien, oneindig zoals
God Zelf, want de stroom der Genaden die vanuit Gods Hart in deze
Tuin vloeien, blijft voor eeuwig aanzwellen. Zo is deze Tuin reeds
volmaakt maar blijven zijn heerlijkheden zich niettemin eeuwigdurend
vermenigvuldigen. De ziel die de Onbevlekte Tuin betreedt, komt in de
ban van een betoverend parfum dat Gods Tegenwoordigheid en de
absolute afwezigheid van enige zondesmet verraadt. In het hart van
deze Tuin brandt het vuur van de Goddelijke Liefde, want de Onbevlekte
Tuin is gemaakt als een vuur uit Gods Vuur. Daardoor bloeien hier de
zuiverste bloesems van een rein gevoelsleven, emoties en verlangens
zoals deze uit het Hart van God Zelf over de schepping uitstromen. De
lucht in de Tuin is volkomen vervuld van de adem van de Heilige Geest,
zodat alle bomen der deugd uitgroeien tot dragers van Hemelse
vruchten, en geen onkruid van onreine gedachten een voedingsbodem
vindt. Gods Geest voedt zonder ophouden deze Tuin, houdt zijn
bladeren fris en groen, en bedekt zijn bloemen en vruchten met de dauw
van de Godheid, en op Zijn beurt voedt Hij Zich onophoudelijk aan de
verrukkingen van de Tuin die voor eeuwig de voltooiing van Gods
diepste verlangens zal zijn. God heeft Zijn Wil in deze Tuin laten
ontspringen als een bron die alles bevloeit en doordringt van de trekken
van Zijn eigen Wezen. Hierdoor is alles wat in de Tuin bloeit en rijpt, in
volmaakte overeenstemming met Gods Wetten, Plannen en Werken. In
de Onbevlekte Tuin is het beeld en gelijkenis van God tot voltooiing
gebracht. In Maria heeft Hij Zijn eigen Goddelijke eigenschappen in
aanraking gebracht met de schepping, in een Tuin die Draagster is van
Zijn Mysteries, die zich in Haar eeuwigdurend blijven vermenigvuldigen.
De ziel van deze Tuin is de Spiegel die God aan de zielen voorhoudt.
Onophoudelijk golven vanuit de Tuin de Woorden van de Allerhoogste
over de schepping heen. Tot de engelen zeggen zij: “Ziehier het Teken
6
van Mijn macht. Aanschouw en dien de Meesteres van alle zuiverheid”.
Tot de duivelen zeggen zij: “Ziehier het Teken van Mijn Zuiverheid en
Mijn Overwinning. Onder Haar voeten zal alle onreinheid verpletterd
worden”. Tot de mensenzielen zeggen zij: “Ziehier de in ere herstelde
mens, de eeuwig levende Reinheid. Volg Haar na, en vind Mij in Haar
terug. Zij zal voor u het Teken zijn van de Bron van dewelke gij zijt
uitgegaan, en de Poort door dewelke gij in het Eeuwig Rijk zult
binnentreden”.
Met deze eigenschappen bekleed, volbrengt Gods Onbevlekte Lusttuin
Haar levensweg op aarde. In Haar geest welt geen enkele negatieve
gedachte op. Zij ziet alle zonden, zwakheden en tekortkomingen, en is er
bedroefd over omdat deze de vervulling van Gods Plan vertragen.
Niettemin beschuldigt Zij niet en veroordeelt Zij niet. Zij kent slechts
medelijden met de zwakheden van Haar medemensen, en bidt, offert en
boet voor hun bekering en om kracht opdat zij hun zwakheden mogen
overwinnen. In Haar rechtstreekse ontmoetingen met Haar medemensen
tracht Zij deze te sterken in hun strijd door Haar uitstraling van Liefde,
zachtheid, blijmoedigheid, begrip en kracht. In Haar Hart welt geen enkel
negatief gevoel op, geen enkele gesteldheid die Gods Werken in Haar
zou kunnen verontreinigen of ontkrachten. In volkomen begrip voor Gods
Wijsheid en voor het feit dat Hij voor alles een tijd heeft voorzien, legt Zij
Zich neer bij alles wat in de ziel die wel door de erfzonde geschonden is,
wrevel zou kunnen verwekken. Zij neemt God niets kwalijk. Zij doet geen
enkele toegeving aan bekoringen tot bitterheid, wrevel, wrok, haat,
jaloersheid, twijfel, ontmoediging of wanhoop. Wanneer Zij door de
vrouwen van Nazareth betrokken wordt bij gesprekken over het dagelijks
leven, spreekt Zij geen enkel woord van roddel, achterklap, laster,
verdachtmaking of misprijzen. Zij spreekt weinig, want Zij begrijpt dat de
uitstraling, die de vrucht is van het innerlijk leven van de ziel, duizend
maal méér zegt dan woorden. Zij begrijpt ook dat woorden de
medemens eerder naar het wereldse toe trekken dan naar het
Goddelijke, en wat Zij wil, is precies alle zielen in contact brengen met de
Bron van Haar onbevlekte vrede: God. Wanneer Haar gesprekspartner
Haar door negatief geladen woorden tot een oordeel zoekt te verleiden
of in het negatieve zoekt mee te trekken, antwoordt Zij slechts door een
ontwapenende glimlach en een verwijzing naar de almacht van God, met
een uitnodiging om alles aan Hem toe te vertrouwen in een zuiver gebed
dat vrij is van oordeel of beschuldiging. Vele vrouwen worden afgeschrikt
door Haar onverleidbaarheid. Maria wordt spoedig beschouwd als een
“ongewone jonge vrouw” die “in een andere wereld lijkt te leven”.
Niettemin raakt Zij vele harten door het feit dat Haar “ongewone” reacties
heel consequent ondersteund worden door een onberispelijk, heilig
gedrag en een mysterieuze rustbrengende uitstraling vanuit Haar hele
wezen. Nooit ziet een ziel Maria anders dan als een burcht van
7
gelijkmoedig gedrag, die nooit zichtbaar ontdaan noch onbeheerst is. Zij
wenst niemand kwaad toe. Deze deugd treedt in haar volle kracht tot
uiting op Golgotha bij het Kruis van Jezus, waar de op dat ogenblik
nochtans reeds zeer ver uitgerijpte Maria Magdalena op zeker ogenblik
een schimprede afsteekt naar de joden toe, en aanstalten maakt om een
steen op te rapen om deze naar de rangen van de bespotters toe te
werpen. De Onbevlekte Tuin raakt even de arm van Maria Magdalena
aan, bekijkt haar met betraande ogen en fluistert “Laat God Rechter zijn,
Mijn zus”. Geen enkel negatief woord komt over Haar lippen, Zij kwetst
nooit, scheldt niemand uit, wenst niemand kwaad toe, zelfs niet de
Farizeeën wier huichelachtigheid alle verbeelding tart. Zij bezit de
zelfbeheersing van een ziel die inderdaad “in een andere wereld leeft”.
Haar ziel is Haar zo kostbaar dat Zij deze aan niets op de aarde of onder
de aarde zal uitleveren om verontreinigd te worden. Geen wereldse
invloed zal ooit Haar meester zijn, want Haar enige leven is het
Goddelijke. Na het kruiswoord van Jezus “Vrouw, ziedaar Uw zoon” zal
Zij zonder ophouden bidden en offeren opdat deze onschatbare erfenis
van een zuiver inwendig leven op Haar kinderen van alle eeuwen zou
mogen overgaan.
Aanschouw het verloren Aards Paradijs, opnieuw tot leven gekomen in
de Onbevlekte Tuin van de ziel van Maria. En zie Gods Verbond van de
laatste tijden:
Zie Maria, de Onbevlekte Tuin van Mijn welbehagen en Meesteres
van alle zielen. Tot Koningin over alles heb Ik Haar bestemd. Van
de vruchten uit deze Tuin zult gij eten in tijd en eeuwigheid, opdat
gij opnieuw zult worden tot Mijn beeld en gelijkenis.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de
Onbevlekte Tuin van Maria, die een paradijselijke zuiverheid uitstraalt.
Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar
opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de
Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer
verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van
Goddelijk Leven.
Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid.
Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en
ziel.
8
Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring
en zonde.
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel.
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met
U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en
gelijkenis van God”.
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag
ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel
nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek
U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
1. Meesteres van mijn ziel, Uw Tuin is volmaakt zuiver omdat U steeds
hebt gehandeld, gedacht, gesproken, gevoeld en verlangd in volkomen
overeenstemming met Gods verwachtingen. Ik smeek U, herschep de
tuin van mijn ziel, opdat ook ik volkomen in overeenstemming moge
zijn met alles wat God van mij verwacht.
2. Meesteres van mijn ziel, ik zie de prachtige heesters die Uw Tuin
omzomen omdat U niet wil dat enige invloed van buitenaf Uw innerlijke
gesteldheden zou verontreinigen. Ik smeek U, schenk mij het
vermogen om elke verontreiniging van mijn hart, geest en ziel
vanuit de buitenwereld, af te weren.
3. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U elk schepsel, mensen, dieren en
zelfs planten en bloemen, benadert met een zuiver en warm hart. Ik
smeek U, laat Uw louterend vuur in mijn hart branden wanneer ik
een medeschepsel begroet.
4. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U elke ziel die U nadeel berokkent,
zonder uitstel in Uw Hart opdraagt aan God opdat tussen deze ziel en
Uw Hart in de beide richtingen een golf van smetteloos reine
communicatie zou kunnen stromen. Ik smeek U, schenk mij het
vermogen om elke ziel die mij ongunstig gezind is, in zuiverheid
aan U toe te vertrouwen.
5. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U zich verheugt over elke goede
kwaliteit van een ziel, en hoe in Uw Hart geen afgunst, jaloersheid of nijd
enige kans krijgt. Elk sterk punt in een medemens wordt door U herkend
als een kracht die Gods Rijk over de wereld zal afroepen. Ik smeek U,
laat in mijn hart nooit meer enig spoor van nijd, afgunst of
jaloersheid wortel schieten.
9
6. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U elke medemens rein maakt in de
ogen van alle anderen. Ik smeek U, weerhoud mij van elk gevoel van
misprijzen of elke neiging tot bezoedeling van de naam of het beeld
van mijn medemens.
7. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U nooit enig medeschepsel slaat of
pijnigt in lichaam noch geest. In Uw Hart verbindt U het gedrag van
mensenzielen en dieren op zo liefdevolle wijze met Gods verwachtingen
dat deze door het licht van Uw ogen tot bezinning en inkeer worden
gebracht. Ik smeek U, weerhoud mij van elke neiging om een
medeschepsel te pijnigen in lichaam of geest.
8. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U Gods Voorzienigheid dankt voor
alles wat Uw levensweg kruist, want U weet dat Zijn Wijsheid al het
onaangename gebruikt als kansen voor de ziel om het maximum uit haar
leven te halen in dienst van Gods Plannen en Werken. Ik smeek U, leer
mij, geen situatie te vervloeken of geen ziel kwaad toe te wensen,
want alles wat mij overkomt, en elk contact, is een nieuwe kans die
God mij geeft om mee te werken aan Zijn Plan van Heil.
9. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U God dankt voor elk ogenblik van
Uw leven. Ik smeek U, ontneem mij elke neiging om stil te staan bij
mijn verleden, bij alles wat had kunnen zijn doch niet is geworden,
want zowel de regen als de zon op mijn weg hebben zin.
10. Meesteres van mijn ziel, ik zie U water halen bij de waterput en hoor
hoe vrouwen U betrekken bij hun gesprekken over een afwezige. U
glimlacht minzaam en spoort hen aan tot gebed, en tot geloof en
vertrouwen in Gods werking in alle zielen. Ik smeek U, leer mij alle
roddel en achterklap uit mijn leven te bannen en mijn roddelende
medemens aan te sporen tot overgave aan Gods Werken op Zijn
tijd.
11. Meesteres van mijn ziel, zelfs in de meest onaangename situatie met
een medemens komen U niets dan zalvende, bemoedigende woorden
over de lippen. Ik smeek U, weerhoud mij van elk kwetsend woord of
verwijt. Sta niet toe dat ik ooit een medemens zou uitschelden.
12. Meesteres van mijn ziel, ik ben getuige van Uw vurige samenspraken
met God. U smeekt Hem slechts om één gunst: steeds precies hetzelfde
te willen als Hij. Ik smeek U, breng toch mijn wil en al mijn verlangens
in volmaakte overeenstemming met de Uwe, opdat U totaal over
mijn wezen en mijn leven zou heersen.
13. Meesteres van mijn ziel, ik zie in Uw Tuin geen enkele
onvolkomenheid in bomen noch bloemen, in planten noch vruchten, in
bloesems noch bodem, omdat de zonde nooit Uw hoogheilige grond
heeft betreden en de slang nooit de grenzen van Uw Tuin heeft
overschreden. Ik smeek U, wil mij de genade bekomen, niet meer te
10
zondigen, en de genade van totale vergeving van alle zonden,
fouten, tekortkomingen, nalatigheden en elk ogenblik van zwakheid
van mijn hele leven.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
De volmaakte zuiverheid is het eerste kenmerk dat de ziel opvalt zodra
zij de toelating krijgt tot het betreden van de Onbevlekte Tuin van de ziel
van de Koningin van al wat leeft. Deze zuiverheid doordringt alles, alle
bomen, heesters, planten en bloemen van deze Tuin. Dat komt omdat de
hele begroeiing van de Tuin gevoed wordt uit de allerheiligste grond van
het Hart van de Vader, doordrongen wordt van de allerzuiverste lucht
van de Heilige Geest, en reeds bij de schepping ervan besproeid is met
het Bloed van de Zoon, dat alle onkruid en ongedierte van deze
hoogheilige grond weghoudt. Als Onbevlekte Ontvangenis en
Medeverlosseres naast de Messias genoot Maria het unieke voorrecht,
reeds bij de schepping van Haar ziel verlost te zijn. In Haar vond het
Bloed van Christus dus reeds de volle uitwerking nog vóór de
Menswording van Christus. Daarom is de vlekkeloze zuiverheid van
Maria in Haar Hart, geest en lichaam bij uitstek de eigenschap die Haar
tot volkomen Spiegel van Gods Licht maakt, een volle maan die in de
duistere nacht van de zondige mensheid herinnert aan Gods
Tegenwoordigheid in de schepping. De intrede in de zielentuin van Maria
is adembenemend: Maria’s adembenemende schoonheid is niets anders
dan Gods almacht die uit Haar straalt, want in Haar heeft Hij de
voleinding gelegd van alles wat een schepsel aan Goddelijke
eigenschappen in zich kan dragen.
God heeft de zielentuin van Maria voor Zich behouden opdat deze op
geen enkele wijze bevlekt zou worden en de zielen voor alle eeuwen
mogen weten dat deze Tuin de wedergeboorte is van het ongerepte
Paradijs. De Allerhoogste heeft Maria niet bedoeld als louter beeld voor
onze ogen, Hij heeft Haar zozeer één gemaakt met Zijn eigen
bestrevingen dat Zij de macht heeft geërfd om algemeen en
eeuwigdurend geldende beschikkingen te treffen. Zo heeft de Meesteres
Zelf in eenheid met Gods Wil besloten dat Haar tuin voor alle tijden tot
bron van bevruchting zou dienen voor alle zielen die zich totaal van Haar
afhankelijk zouden maken. Zo geeft Zij ons, erfgenamen van het Eeuwig
Rijk, de volgende onderrichting om Haar eigen lente in zich te helpen
voorbereiden:
1. Stel Maria als de Meesteres van de zielen aan tot de Tuinierster van
Uw ziel, met andere woorden: wijd U totaal, onvoorwaardelijk en voor
eeuwig toe aan Maria;
2. Stel Uw grond beschikbaar om omgeploegd te worden, met andere
woorden: aanvaard met liefde en vertrouwen, en zonder enig verzet,
alle lijden en beproevingen die Uw levenspad kruisen;
11
3. Wees bereid om Uw plantengroei volgens Haar wil en welbehagen en
op Haar tijd te laten snoeien, met andere woorden: bid om volledig
gereinigd te worden in woorden, handelingen, gedachten,
gevoelens en verlangens;
4. Laat de inrichting van Uw tuin volkomen aan Haar over, met andere
woorden: wees bereid om alle gewoonten, inzichten, herinneringen,
relaties, banden en gehechtheden die Uw groei kunnen hinderen,
prijs te geven om louter en alleen op Haar te gelijken;
5. Laat Haar heersen over alle weersomstandigheden die Uw tuin elk
ogenblik nodig heeft, met andere woorden: vertrouw blind op Haar
Liefde en macht om U volgens Haar inzichten te voorzien van de
zon en de regen van het leven, en geloof vast in het eindresultaat
zolang U bereid bent om onder Haar voeten te liggen.
Zodra U met Maria dit verbond hebt ondertekend, begint Haar naleving
ervan, en verwacht Zij Uw naleving. Verheug U elk ogenblik van de dag
en de nacht, want de lente van het wedergeboren Aards Paradijs is ook
voor Uw tuin in aantocht.
2e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
de nederigheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
In het Aards Paradijs leeft het eerste mensenpaar in volkomen
overeenstemming met Gods Plannen. Adam en Eva staan niet stil bij de
bijzondere eigenschappen waarmee hun ziel is uitgerust, zij laten het
Goddelijk Leven in zich werken, zodat zij maximaal vanuit het hart leven.
Dan komt de grote bekoorder, die erin slaagt om hen te doen leven
vanuit de geest: zij beginnen te denken, te analyseren, te vergelijken. Er
wordt zodanig op hen ingepraat dat zij het spontane leven in God laten
varen en zich met God beginnen te vergelijken, zoals de bekoorder en
zijn gevolg dit zelf hebben gedaan toen de hoogmoed hen greep. De
mens valt dus ten prooi aan begeerte: “ik wil niet meer aanvaarden dat
God mij een grens stelt”, en aan zelfoverschatting: hij ziet zichzelf niet
meer als schepsel doch als een wezen dat het Goddelijke als een
verworven recht in zich mag dragen. Hij gehoorzaamt niet langer Gods
Wet. De eerste zielen vallen in zonde, en het Aards Paradijs verliest zijn
Goddelijke vruchtbaarheid. In Gods gedachten leeft de nieuwe Koningin
(Maria) die de onttroonde koning (Adam) en koningin (Eva) in luister en
heerlijkheid zelfs ver zal overtreffen. De Koningin van het laatste
Verbond tussen God en de mensenzielen zal niet in een aards paradijs
leven, Zij zal Zelf tot Aards Paradijs worden. Met andere woorden: Zij zal
niet louter Gods heerlijkheden eten, drinken en ademen, Zij zal deze
belichamen. Maria, de Wedergeboorte van het Aards Paradijs, zal Gods
Glorie voor de zielen herkenbaar maken.
12
De Koningin van Gods Glorie is Draagster van het volmaakte geluk,
omdat Zij in de beslotenheid van Haar Hart Gods Liefde in Zich laat
bloeien, en niet met Zichzelf begaan is. Zij leeft slechts voor de
verwezenlijking van Gods Plan van Verlossing en Heil voor alle zielen.
Dag en nacht is Zij inwendig met God verbonden, biddend, smekend,
verzuchtend. Zij acht Zichzelf onwaardig en onbenullig, omdat de
Schepper de volheid van de Eeuwige Waarheid in Haar Hart heeft
gestort en Zij aldus weet dat elke ziel niets anders is dan een klein
element in een groot systeem waarbinnen alles volkomen moet
samenwerken om de grote doelstelling te verwezenlijken. Zij weet hoe:
door Zich weg te cijferen, en door in alles een tegengewicht te vormen
voor de misstappen waardoor de oorspronkelijke koning en koningin de
teloorgang van het aards paradijs hadden bewerkt. De Koningin van de
Eindtijd leeft zo intens in eenheid met God dat in Haar geest geen
ogenblik de gedachte rijpt dat Zij buitengewoon en uniek is. Hierdoor
verwijlt Haar aandacht slechts heel zelden (uitsluitend wanneer dit
noodzakelijk is) bij het wereldse deel van Haar wezen. Eén van de
gevolgen hiervan is, dat eigendunk in Haar geen plaats krijgt. Ondanks
Haar volmaakte lichamelijke schoonheid, wijsheid, buitengewone
intelligentie en vele andere uitmuntende eigenschappen, gaven en
kwaliteiten bloeit in Haar geen spoor van hoogmoed. Zij spelt niemand
de les, doet niet uit de hoogte, stelt Zichzelf niet hoger dan Haar
medemens. Wanneer Zij een mens ontmoet die kleiner van gestalte is
dan Zijzelf, neigt Zij ertoe om te knielen zodat Haar ogen zeker niet
hoger komen dan deze van Haar medemens. Zij kleineert niemand.
Ondanks Haar op aarde ongeëvenaarde wijsheid en kennis laat Zij Haar
medemens steeds zijn verhaal doen. Zij luistert heel aandachtig naar de
predikingen van Jezus, hoewel Gods Geest Haar de Leer van de
Eeuwige Waarheid op volmaakte wijze heeft ingestort. In Haar rijpt geen
verwaandheid. Reeds tijdens Maria’s kinderjaren staan de rijpere en
wijzere vrouwen van Nazareth versteld over Haar intelligentie, doorzicht
en kennis van de profeten van Israël. Niettemin vlucht Zij alle eer, door
eerder te luisteren naar onderrichtingen dan te laten blijken dat Zij alles
beter kent dan de oudere medemens die de onderrichtingen geeft. Nooit
zoekt Zij de aandacht op Zich te trekken. Geregeld wordt Zij (of wordt
Haar moeder Anna) geprezen om Haar schoonheid, reeds als heel klein
meisje. Daarom gedraagt Zij Zich in de nabijheid van mensen van wie Zij
weet dat zij Haar schoonheid bewonderen, zo onopvallend mogelijk.
Reeds als heel klein meisje is Zij Zich ervan bewust dat Zij van God de
macht heeft gekregen om wonderen te verrichten zonder enige
beperking. Zij zal hiervan slechts enkele malen gebruik maken, en wel
wanneer drie voorwaarden vervuld zijn: dat het wonder Gods Plannen
dient, dat het wonder volledig in het verborgene kan gebeuren, en dat de
eventuele betrokkene Haar aandeel hierin niet over de daken zoekt te
schreeuwen. In ieder geval volbrengt Zij geen enkel wonder gedurende
13
het Openbaar Leven van Jezus, want alle aandacht moet naar de
Messias gaan. Daarom zal Zij in talloze situaties waarover Zij een
onbegrensde macht had, niet van deze macht gebruik maken doch een
voorbeeld stellen door voor een verandering van de situatie te bidden, te
boeten en te offeren. Eens, na de Hemelvaart van Jezus, wordt Maria
door Petrus opgezocht, die Haar een probleem voorlegt in verband met
de jonge Kerk. Zij verzekert de eerste paus dat Zij het probleem aan
Haar Zoon zal voorleggen. Dan wordt mij getoond hoe Zij tewerk gaat:
Zij meldt aan Johannes (die zowat de functie vervult van Haar
“engelbewaarder” in mensengestalte) dat Zij Zich negen dagen en
nachten lang wil terugtrekken uit het openbaar leven. Negen dagen lang
eet Zij slechts minimaal, en bidt met een intens vuur tot de Eeuwige
Vader en Jezus. De Vader zegt tot Haar “Mijn Dochter, heb Ik Jou niet
alle macht gegeven over alle zielen, dingen en gebeurtenissen?”. De
nederige Tuin antwoordt: “Mijn God, staat U Mij toe dat Ik de zielen, die
U aan Mijn zorgen hebt toevertrouwd, een nederig voorbeeld van
overgave aan Uw beschikkingen geef”. Hierop antwoordt de
Allerhoogste: “Dan zij het zo. Bid, en in het in Onze Wijsheid beschikte
uur zul Je verhoring vinden”. Ik zie Haar vasten, bidden, vele uren op de
knieën liggen, zelfs Zich op de knieën ter aarde werpen, en vele offers
brengen. Ik zie ook het resultaat: Maria komt na de negende dag uit
Haar kamer te voorschijn, en Petrus valt vóór Haar voeten neer, wenend
en dankend, met de woorden “Onze Moeder en Meesteres, U hebt de
Hemel bewogen en volbracht wat wij in onze onvolkomenheid niet
hebben gekund”. Zij spoort Petrus aan om overeind te komen, en zegt:
“Mijn zoon en plaatsvervanger van Mijn Schat en Mijn alles, de deur naar
deze genade was reeds geopend door jullie gebed, de Heer heeft
slechts behagen gesteld in de heerlijke bloem van jullie geduld”. Op de
achtergrond zie ik apostel Johannes, glimlachend. Hij is de enige die
begrijpt wat hier werkelijk is gebeurd. Zij die Haar reeds lange tijd
kennen, herkennen opnieuw de Vrouw die Zichzelf helemaal buiten het
decor zoekt te plaatsen. Zie de Hemelse Bloem in Haar dagelijks leven:
Buiten loopt Zij diep verzonken in Haar Hart, waar Zij voortdurend God
ontmoet in lofprijzing en dank. Van alles om Haar heen ziet Zij slechts
één ding: de nood van de zielen aan het terugvinden van het ware
contact met God, de herontdekking van het ware Goddelijk Leven.
Voortdurend herhaalt Zij inwendig “O Vader, vervul toch Uw belofte, laat
toch de Messias onder ons komen”. Daarbij ontvlamt Zij bij de inwendige
voorstelling van de Messias onder het uitverkoren volk van God, en
verlangt ernaar om de laagste dienares te zijn van de vrouw die de
Messias in haar schoot zou ontvangen. De nederigheid vervult de
mooiste Bloem uit Galilea op een heel natuurlijke en spontane wijze,
omdat Haar de immense kracht bekend is waarmee de nederigheid de
satan verplettert en eerherstel brengt voor de erfzonde. In Haar kleine
huis zinkt Zij regelmatig op de knieën, ook ’s nachts, om God aan Zijn
14
grote belofte te herinneren en Zijn Glorie te bezingen in talloze
zelfgemaakte gebeden en lofprijzingen. Om de zonde van de hoogmoed
te vergoeden, stelt Maria Zich het liefst ten dienste van de armen en van
hen die in de ogen van de mensheid van weinig of geen tel zijn. Enkele
malen in Haar leven ontmoet de hoogverheven Bloem een ziel die Haar
door een inspiratie van de Heilige Geest herkent zoals Zij werkelijk is.
Dat is het geval in Haar omgang met Haar aardse levensgezel, Jozef, de
heilige timmerman. Wanneer deze Haar tot bruidegom wordt gegeven,
zie ik hoe hij voor Haar neerknielt. Zij neemt zijn beide handen tussen de
Hare, nodigt hem uit om op te staan, en prijst met zachte stem God voor
de weldaden die Hij Zijn volk bewijst. Hoewel Zij ook jegens Jozef in alle
denkbare opzichten superieur is, stelt Zij Zich totaal onder zijn leiding en
bescherming. Hij beschouwt Haar als zijn Meesteres, doch Zij gedraagt
Zich jegens hem als zijn Dienares, tot en met het uur waarin hij na een
langdurige ziekte het aardse leven moet verlaten. Hoewel Jozef Haar
vereert als een Koningin en Haar in alles onderdanig poogt te zijn,
overtreft Zij hem heel spontaan in de nederigheid door hem vanuit de
diepste kern van Haar Hart ten dienste te staan in alles. Jaren later
ontmoet de jonge apostel Johannes Maria voor het eerst. Ook Jezus en
enkele andere apostelen zijn aanwezig. Johannes werpt zich vóór Haar
neer en kust Haar de voeten, brandend van liefde en volkomen
onderworpen. Zij herhaalt het gebaar van jaren terug: Zij neemt de
handen van de jongeman tussen de Hare, en helpt hem overeind, terwijl
Zij Haar Liefde in zijn hart brandt en heel teder naar Jezus kijkt alsof Zij
wil zeggen “Door deze akte van nederigheid zij God geprezen in Zijn
Messias, die deze jongeman klaar heeft gemaakt voor de Waarheid”.
Reeds vroeg tijdens Haar leven op aarde begrijpt Maria welke macht
Haar is geschonken. Zij ziet dit echter vooral concreet na de Hemelvaart
van Jezus, wanneer de jonge Kerk zich totaal aan Haar beschikkingen
wil overleveren. Niettemin blijft Zij een toonbeeld van nederigheid. Bij
herhaling vraagt Zij Petrus om de zegen van de Allerhoogste voor Haar.
De Eucharistie, die Zij vaak bijwoont onder aanvoering van Johannes of
Petrus, brengt Zij diep geknield door. Reeds tijdens het leven van Jezus
zijn velen er getuige van, hoe Zij tijdens de predikingen van Jezus plots
neerknielt omdat Gods Woord wordt verkondigd. Haar nederigheid
onttrekt Haar als het ware aan de ogen van zeer velen, zodat Zij
ondanks Haar prachtig uiterlijk voorkomen veelal onopvallend tussen de
mensen beweegt. Zo heeft God het gewild voor Zijn besloten Tuin. Ik zie
de Onbevlekte Lelie rustig in gesprek met een groepje andere vrouwen.
Het moet tijdens het Openbaar Leven van Jezus zijn. Er wordt mij
getoond hoe sommige (mannelijke) voorbijgangers even het hoofd naar
het groepje toe wenden, en hoe zij zonder uitzondering uiteindelijk de
ogen gevestigd houden op... Maria Magdalena. Dit illustreert precies wat
onze Meesteres mij wil aantonen: van de vrouwen (het zijn er zeven of
acht) zijn onze Meesteres en Maria Magdalena zonder vergelijking de
15
mooiste qua uiterlijke verschijning. Niettemin is er een verschil dat mij in
de diepte wordt getoond: Maria Magdalena is een schoonheid die
buitengewoon aantrekkelijk is voor de ogen van het lichaam. Zij is vrij
groot (ruim 1,70 m), slank, heeft prachtig lang haar (ten dele verscholen
onder een sluier), prachtige handen, en een algemeen voorkomen dat
indruk maakt. Zij lijkt heel zelfverzekerd. De Onbevlekte Meesteres is
iets kleiner (1,65 m) maar wel nog groter dan het gemiddelde van de
vrouwen die ik zie, ook slank, heeft eveneens prachtige handen en
prachtig lang haar (dat ook grotendeels verborgen is door de sluier),
maar uit Haar ogen straalt iets dat het hart in buitengewone mate in
verrukking brengt: een innemende zachtheid, die ik zou kunnen
omschrijven als een weemoedig en teder verlangen en een brandende
liefde. Haar schoonheid, die even buitengewoon is als deze van Maria
Magdalena, komt echter over als absoluut volmaakt, omdat Zij iets heeft
dat zelfs bij de opvallend elegante Maria Magdalena niet in dezelfde
mate aanwezig is. Dit “iets” is de volmaakte nederigheid, die Haar een
ongeëvenaarde zachtheid verschaft, waardoor Zij minder aandacht lijkt
te trekken dan Maria Magdalena. God bedient Zich van de nederigheid
als van een sluier die de ware schoonheid enigszins verbergt voor ogen
die niet door het vuur van de Heilige Geest worden gericht. De Schepper
heeft Maria uitgerust met vermogens zoals geen andere ziel deze ooit
heeft bezeten. Door Haar volmaakte eenheid met Gods Wil beschikt Zij
over de macht om wonderen te verrichten, doch maakt hiervan nooit
gebruik in het openbaar, teneinde niet de aandacht op Zich te vestigen.
In de Onbevlekte Tuin wordt dit alles mij getoond door zeeën van
meiklokjes, die bijdragen tot het bedwelmend, verrukkelijk parfum
waarvan dit Paradijs doordrongen is. Door hun kleinheid ontsnappen zij
gemakkelijk aan het oog dat oppervlakkig om zich heen kijkt, doch eens
het oog door hen is aangetrokken, zetten zij het hart in vuur en vlam. O
Goddelijke eigenschap, die mijn Meesteres zo mooi maakt en die Haar
de door Haar zo diep beminde mogelijkheid biedt om zich weinig
opvallend doorheen Gods schepping te bewegen: de Vrouw, op de
wereldbol een stipje, doch vervuld van oceanen van Goddelijke macht,
heiligheid en glorie. Zij is het mikpunt van oneindige pogingen vanwege
de satan om Haar van Haar grootheid, Haar unieke uitverkiezing, Haar
macht en Haar schoonheid bewust te maken, opdat Zij in hoogmoed en
verwaandheid zou vervallen en hierdoor Haar buitengewone roeping tot
Moeder van de Messias en Medeverlosseres niet in overeenstemming
met het grote Heilsplan van God zou kunnen volbrengen. Doch de slang
begint te huiveren voor de voeten waardoor de Vrouw hem naar
willekeur bedwingt. Zo heeft God het gewild: de belichaamde hoogmoed
wordt onder de voet van de belichaamde nederigheid neergedrukt ter
aarde, zijn rijk van stof, slijk en ondeugd.
16
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de
Onbevlekte Tuin van Maria, die een innemende nederigheid uitstraalt.
Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar
opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de
Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer
verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van
Goddelijk Leven.
Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid.
Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en
ziel.
Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring
en zonde.
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel.
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met
U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en
gelijkenis van God”.
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag
ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel
nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek
U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
1. Meesteres van mijn ziel, Ik zie hoe U elke verering vanwege een
medemens aan God opdraagt en compenseert door Uw eigen nederige
dienstbaarheid. Ik smeek U, houd mij voortdurend bewust van mijn
nietigheid, en doordring mij van het besef dat ik slechts nut kan
hebben voor Gods Werken in de mate waarin al mijn handelingen,
mijn woorden en mijn voorkomen vervuld zijn van Uw nederigheid.
2. Meesteres van mijn ziel, U kende het vernietigingswerk dat hoogmoed
en trots in de ziel kan aanrichten. Ik smeek U, maak mij steeds kleiner,
opdat alle plaats in mijn hart door U bezet mag worden, en geef mij
de kracht, mijn tekortkoming toe te geven bij elke fout die ik bega.
17
3. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U elke menigte ontvlucht en elke
aanleiding om door Uw medemens bewierookt te worden, de kop indrukt
door U in Uw Hart met God terug te trekken en onnodige contacten te
vermijden. Ik smeek U, vervul mij met afschuw voor de lofprijzingen
der mensen, en wek in mij het verlangen naar het verborgen leven
met U.
4. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe de kleinen, armen en
verstotelingen bij U een gevoel van waardering krijgen en door U in hun
hart opgetild worden. Ik smeek U, schenk mij het vermogen om de
mens van weinig aanzien met waardigheid te behandelen, opdat ik
zijn hart kan helpen genezen van de slagen en wonden van het
leven.
5. Meesteres van mijn ziel, geen enkel van Uw woorden is getekend
door opschepperij. Ik smeek U, laat uit mijn mond niets dan eenvoud
geboren worden, opdat geen ziel zich in mijn tegenwoordigheid
minderwaardig moge voelen.
6. Meesteres van mijn ziel, ondanks Uw Wijsheid en Uw volmaaktheid in
alle deugden luistert U naar alles wat Uw medemens te zeggen heeft, en
stelt U Uzelf niet boven hem. Ik smeek U, leer mij mijn medemens niet
steeds te corrigeren, doch in eenheid met hem de vervulling van
Gods Werken na te streven.
7. Meesteres van mijn ziel, al Uw doen en laten is gedreven door het
verlangen om elke streling van Uw zelfbeeld in de ogen der mensen te
verhinderen. Ik smeek U, geef mij de kracht om elke bestreving van
prestige voor mijzelf in het oog van mijn medemens te
verafschuwen.
8. Meesteres van mijn ziel, Uw unieke eigenschappen en schoonheid
kunnen U niet verleiden tot het verlangen naar macht over Uw
medemens. Ik smeek U, leer mij, mijn gaven en talenten niet te
gebruiken om macht te verwerven, doch voor de bevordering van
het heil van mijn ziel en van andere zielen.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Het zaad van de nederigheid is klein, doch buitengewoon vruchtbaar. In
Maria is het tot volle bloei gekomen en heeft het twee unieke vruchten
opgeleverd: Zij heeft het eenmalige voorrecht genoten, de Zoon van God
in Haar lichaam te dragen en in volmaakte eenheid van Hart en geest
met Hem Haar leven op aarde te voltooien, en Zij is verheven tot
Koningin en Meesteres over al het geschapene, met attributen van
macht waarmee geen ander schepsel ooit is bekleed: deze van
Middelares van alle Genaden, Voorspreekster bij de Troon van Gods
Gerechtigheid, en andere. Bij haar rondgang in de Onbevlekte Tuin
wordt de ziel niet alleen ondergedompeld in het betoverend parfum van
18
de ongeëvenaarde zuiverheid van het Meesterwerk van de Schepping,
zij komt er ook onder de indruk van de buitengewone macht van de
Koningin, een macht die de som van de macht van alle andere
schepselen samen ver overtreft. Deze macht is Gods antwoord op de
ongeëvenaarde nederigheid van Haar die Hij met deze macht heeft
bekleed.
Hoe kan de ziel het zaad van de volkomen nederigheid in zich tot volle
bloei brengen?
1. Door zichzelf te leren relativeren. Bekijk Uzelf eens “vanuit de Hemel”:
wat U ziet, is een onvoorstelbaar nietig stipje op een grote wereldbol,
tussen vele miljarden andere schepselen (mensen, dieren, planten).
2. Door zich bewust te maken van de beperkingen van de mens. Bestaat
er een mens die nieuw leven kan scheppen? (een kind verwekken, valt
hier niet onder, want een kind is het resultaat van de versmelting van
een zaadcel van een man met een eicel van een vrouw, doch het
levensprincipe (de ziel) wordt uitsluitend gemaakt en geleverd door
God). Bestaat er een mens die ALLES kan en weet, of die de VOLHEID
van de Wijsheid bezit? En bestaat er een mens die de lichamelijke dood
voor altijd kan tegenhouden?
3. Door zich bewust te maken van haar persoonlijke beperkingen. Bekijk
even Uzelf: een samenstelling van talenten, gaven, vermogens, en...
zwakheden en behoeften. Deze beide laatste eigenschappen maken U
onvolkomen, en afhankelijk van een hogere macht. Bestaat er een ziel
die de absolute volmaaktheid in alle deugden kan bereiken, die
volkomen op haar eigen krachten en vermogens kan leven, of die zelf
alles kan scheppen dat haar in staat stelt om in leven te blijven?
4. Door zich even te bezinnen over alles wat zij om zich heen ziet. Maak
een wandeling in de wijde natuur. Bekijk een boom, een bloem of een
dier, en ga in op zo veel mogelijk details (uitwendig en inwendig):
vormen, kleuren, aantal onderdelen, het geniale systeem volgens
hetwelk deze onderdelen samenwerken, de vele stoffen die elke plant
inwendig maakt tijdens haar stofwisseling (en die voor elke plantensoort
verschillend zijn, zodat de natuur in haar geheel in staat is om miljarden
verschillende stoffen te produceren). Bedenk nu even: Wie of wat heeft
dit alles bedacht, ontworpen, gemaakt, en kan het feilloos besturen? God
alleen. Kunt U Hem dit nadoen, zelfs voor één enkele bloem, plant,
boom of dier?
5. Door uit dit alles de algemene conclusie te trekken door deze ene
vraag te beantwoorden: hoeveel miljarden handelingen zijn eigenlijk
mogelijk, die God kan stellen (en dagelijks stelt), maar ik NOOIT zou
kunnen stellen? Hoe ziet dus mijn waarde eruit wanneer ik mijzelf
vergelijk met God?
19
Werp U nu, na deze beschouwing, op de knieën (daadwerkelijk of in Uw
hart) voor de Vertegenwoordigster van de Goddelijke macht, de
Meesteres van de zielen, en zeg met vuur: “Maria, machtige
Meesteres van al het geschapene, bevrucht mij met Uw geest
van nederigheid, opdat ik Gods Glorie moge verheerlijken in
mijn hele wezen, in al mijn doen en laten, in al mijn woorden en
gedachten”.
3e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
de stilte
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Bij het betreden van de Onbevlekte Tuin wordt de ziel betoverd door de
volmaakte stilte die eigen is aan het Goddelijke en alles wat rechtstreeks
uit Zijn hand komt. Deze Tuin ademt volmaakte rust, diepe vrede. De
enige beweging die er heerst, wordt veroorzaakt door de adem van de
Heilige Geest die als een zachte bries doorheen de bloemen van de
deugden en de fruitbomen van de medeverlossende verdiensten glijdt.
Zo worden Maria’s verdiensten en deugden eeuwigdurend
ononderbroken beademd met de volheid van de heiligheid. Doordat deze
heilige bries in het Hart van God Zelf ontspringt, is hij absoluut en
volkomen, en blokkeert hij alle stormwinden die vanuit de wereld deze
Tuin zoeken binnen te dringen. Alle indrukken die de Meesteres van de
zielen via Haar zintuigen ontvangt, lijken doorheen een Goddelijke filter
te worden geleid. Elke zielentuin is uitgerust met een dergelijk
filtersysteem, doch de bomen en heesters aan de grenzen van een tuin
die geschonden is door de erfzonde, zijn niet volmaakt gezond, zodat de
winden en geuren van de wereld in wisselende mate in de tuin kunnen
binnendringen. De Onbevlekte Tuin is in de diepste zin van het woord
een Hemels paradijs: zijn heilige geuren deinen zachtjes doorheen de
Tuin doch worden niet verwaaid. De Onbevlekte Koningin leeft in
Zichzelf gekeerd, ingetogen, zwijgzaam. Haar gedachten, gevoelens en
verlangen zijn volkomen gericht op het Goddelijke dat Zij in Zichzelf
draagt in de hoogste mate waarin dit voor een geschapen Tuin mogelijk
is.
Zie de verrukkelijkste der bloemen in Haar leven in Nazareth en tijdens
Haar voettochten wanneer Zij Jezus volgt gedurende bepaalde van Zijn
predikingsmissies. Zij spreekt zelden, en wanneer Zij spreekt, geven
Haar woorden slechts uitdrukking aan de diepe roerselen van Haar
prachtige Hart: Zij verkondigt Gods verlangens, zingt Zijn lof, onderricht
vrouwen en kinderen over Zijn Wet en Zijn Waarheid, en gebruikt elke
aanleiding uit het dagelijks leven om Haar medemens dichter bij Gods
Wil te brengen. Zij spreekt weinig omdat Zij totaal wil opgaan in Haar
innerlijk leven. Veel spreken, trekt de ziel telkens opnieuw in de wereld
van de zinnen en de uiterlijke waarneming. Slechts in de diepte van haar
20
wezen vindt de ziel aansluiting bij het ware Goddelijk Leven. Maria kent
dit volkomen, want Zij weet dat de ware communicatie niet deze is van
mond tot oor, doch van hart tot hart. Zo communiceren ook de engelen
onder elkaar, en zo communiceert de Schepper met Zijn schepselen.
Geen ogenblik gaat verloren in Maria’s leven: in de stilte van Haar Hart
spreekt Zij voortdurend tot God, niet steeds met woorden doch vaak in
beelden die uitdrukking geven aan de rijke gesteldheden van Haar Hart.
Wanneer Zij hoorbaar spreekt, is Haar stem altijd zacht en melodieus,
zodat zielen die Haar aanhoren, als betoverd naar Haar luisteren. Zij
verheft Haar stem niet, Zij roept nooit. Geregeld, wanneer Zij alleen thuis
is, zingt Zij zachtjes vóór Zich uit: hymnen, psalmen, en zelfgemaakte
(geïmproviseerde) lofprijzingen. Het is alsof Haar inspiratie op dit gebied
onuitputtelijk is. Dit alles gebeurt op een toon en met een zachtheid als
van een koor van engelen. Ook bidden, doet Zij op heel zachte toon, als
in verzuchtingen van diepe liefde. Heel vaak bidt Zij ook zonder enige
klank uit te brengen: heel diep, als in beschouwing verzonken. De zielen
die Haar beter kennen, weten dit en durven Haar in deze gesteldheid
nauwelijks te benaderen, zozeer straalt de heiligheid uit Haar terwijl Haar
hele wezen in stilte gedompeld is. Zij leeft zo stil dat Zij vrijwel geluidloos
door het dagelijks leven lijkt te “glijden”. Ik zie Haar bezig in Haar kleine
huis te Nazareth. Zij bereidt de maaltijden, veegt de vloer, verzorgt Haar
mooie tuin of voedert de duiven die Zij houdt, bedient Jozef of de nog
jongere Jezus aan tafel, maakt zelf kleren of herstelt ze, of onderhoudt
Zich met Jezus. Bij dat alles is Zij overwegend zwijgzaam, spreekt nu en
dan heel zacht. Hoewel het huis in Nazareth in de ware zin van het
woord slechts uit twee kamers bestaat, kan een ziel die in de ene kamer
aanwezig is, vrijwel niet horen dat Zij in de andere aan het werk is. Ook
op straat verplaatst Zij Zich vrijwel geruisloos, uit eerbied voor alle
schepselen en omdat Zij Zich klein, onwaardig en nietig voelt. Steeds zie
ik diezelfde zalige glans op Haar gelaat. Wanneer Zij buiten is, of bij een
raampje staat, lijken Haar ogen geregeld af te dwalen naar de hemel,
met een zachte en tedere blik. Wanneer Zij Zich verplaatst, lijkt Zij eerder
te “zweven” dan te stappen: Haar voeten lijken de grond te strelen. De
meeste mensen van Haar stadje krijgen Haar nauwelijks te zien. Zij heet
alle zielen van harte welkom, doch zoekt Zelf nooit iemand op tenzij het
dagelijks leven of (vooral) het zielenleven dit noodzakelijk of wenselijk
maakt, doch steeds vanuit deze ene drijfveer: openingen te zoeken voor
Gods intrede in de harten van Haar medemensen. Zij doet dit méér door
Haar wijze van zijn, Haar gedrag, de dingen die Zij doet of juist niet doet,
dan door woorden. In de besloten, verborgen diepte van Haar Hart is Zij
voortdurend ondergedompeld in de heiligste gevoelens, verlangens en
gedachten. Al Haar doen en laten, alles wat in Haar omgaat en alles wat
van Haar uitgaat in woorden, gedragingen en louter door Haar
verschijning, is totaal en restloos doordrongen van het verlangen om
volkomen in Gods Hart verzonken te blijven en de bewegingen van het
21
Goddelijk Hart naar de zielen toe te brengen. Alles in Haar, dorst en
hongert naar de vervulling van Gods Plan van Heil voor de mensheid.
Alles wat Haar medezielen in Haar tegenwoordigheid opvangen, is een
uitstraling van diepe vrede en onverstoorbaarheid. Inwendig wordt Zij
bewogen door een smachtende hunkering die nooit ophoudt, een
schreeuwend verlangen naar de manifestaties van Gods Aanwezigheid
in de zielen en de grondvesting van Zijn Rijk op aarde. Hoe dieper Haar
innerlijke verzuchtingen, des te dieper wordt de stilte om Haar heen. Alle
zintuiglijke invloeden uit Haar omgeving worden in rust opgevangen en
verwerkt door hen op dat ene doel te richten: “Hoe kan dit gebruikt of
veranderd worden om Gods Plannen te dienen? Wat kan Mijn inbreng
daarin zijn?” Als enige richtlijn voor dit alles hanteert Zij Gods Wil, Zijn
Plannen die Haar door Haar volheid van Genade bekend zijn en
waarvan Zij Zich bedient als basis voor Haar onderrichtingen. Zij spreekt
zelden of nooit een man aan. Het onderricht aan de man acht Zij het
uitsluitende voorrecht van Jezus, en van de Heilige Jozef zolang deze in
leven is. In bepaalde omstandigheden wijkt Zij van deze regel af, indien
de wijsheid waarover Zij in buitengewone mate beschikt, Haar uitnodigt
om dit te doen, of de omstandigheden het noodzakelijk lijken te maken.
Zij doet dit wanneer Jezus afwezig is, indien de man een voldoende
graad van spirituele rijpheid blijkt te bezitten, indien Zij hiermee Gods
grootheid kan prijzen, of indien Zij het noodzakelijk oordeelt om de man
voor een zonde of ondeugd te bewaren. Zo zie ik Haar spreken met
apostel Johannes, met wie Zij de buitengewone liefde voor God (Jezus)
in een uitzonderlijke mate kan delen. Ik zie Haar ook spreken met
apostel Judas Iskarioth om diens gesteldheid jegens Jezus en jegens de
noden van Gods Werken te zuiveren. Ik zie Haar na Jezus’ Hemelvaart
ook spreken met Petrus als hoofd van de jonge Kerk, doch hoofdzakelijk
pas nadat deze Haar heeft verzocht om Haar adviezen. Voor het overige
spreekt Zij Zelf spontaan tot kinderen om in hen de kennis van, en de
liefde tot, God te vergroten. Ik zie Haar eveneens spreken tot vrouwen in
verband met sommige noden van het dagelijks leven en om hen te
onderrichten in hun plichten als huisvrouw, als moeder, of als
volgelingen van Christus. In het overgrote gedeelte van de gevallen
waarin Maria spreekt, doet Zij dit omdat Zij door anderen aangesproken
is. Zij gaat uiterst zelden op bezoek en nodigt ook zelden spontaan
anderen uit om Haar te bezoeken. Wel ontvangt Zij zonder aarzeling
zielen die Haar willen komen bezoeken. Haar uitstraling zelf, de wijze
waarop Zij naar buiten toe verschijnt, lijkt een filter te vormen voor de
mensen die met Haar contact zoeken: Haar heilige ingetogenheid, rust
en stilte trekken slechts zielen aan die diepe nood in hun hart ervaren,
zielen die werkelijk trachten naar inwendige groei, en zielen die zich
willen laten onderdompelen in Haar vrede en die geen behoefte hebben
aan overbodige woorden. Ik zie hoe vrouwen slechts enkele woorden
met Maria wisselen, Haar prachtige, rustige ogen ontmoeten, en gezalfd
22
en diep geraakt van Haar heengaan. Maria’s stilte oefent een
onvoorstelbare macht uit op Haar omgeving: Zij bezit het vermogen om
te genezen door wat Zij is, eerder dan door wat Zij zegt. Wanneer Zij
spreekt, doet Zij dit met een zachte, zalvende stem die vreugde brengt in
het hart van de toehoorder, hem diep raakt, en “iets achterlaat” in de
kern van de ziel, waardoor hij plots weer in staat blijkt om de
moeilijkheden van het leven aan te kunnen. Het lijkt alsof Maria’s liefde
en eerbied voor God en voor de onvergelijkbare geschenken die Zij in de
allerhoogst mogelijke mate van Hem heeft ontvangen, Haar ervan
weerhouden om de uitwerkingen van deze Goddelijke geschenken in
Zich te hinderen. Daarom verroert in Haar Tuin geen blad, geen
grashalm of geen bloempje tenzij door de bries van Gods Geest. Zij
bewaart Gods schatten in Haar Hart, laat ze daar tot het hoogste
rendement komen voor de zielen die aan Haar hoede zijn toevertrouwd
(“Vrouw, ziedaar Uw Zoon... en alle zielen die in Jezus Uw kinderen zijn
geworden”), en legt Haar eigen wezen verder het zwijgen op, opdat geen
enkele verzuchting vanwege Haar Hemelse Bruidegom Haar zou kunnen
ontgaan, want “Mij geschiede naar Uw woord... en daarom wil Ik al Uw
woorden kunnen horen”. Wanneer God grote dingen wil volbrengen, laat
Hij dit op Zijn tijd horen. Zolang Hij niet spreekt, hoort de ziel in zichzelf
te keren, in hoop en vreugde wachtend tot het uur is gekomen om deel
te krijgen aan Zijn grote dingen. De Tuin bereikt de volheid van zijn
schoonheid in de volmaakte stilte, want dan spreken zijn bloemen, en
doen zij dit in het hart (waar God woont) en niet in de oren (die gericht
zijn op de wereld).
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de
Onbevlekte Tuin van Maria, die een betoverende stilte uitstraalt. Ik bied
Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar
opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de
Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer
verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van
Goddelijk Leven.
Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid.
Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en
ziel.
Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring
en zonde.
23
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel.
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met
U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en
gelijkenis van God”.
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag
ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel
nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek
U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
1. Meesteres van mijn ziel, Ik zie in welke mate U Zich uit de
buitenwereld terugtrekt en de stilte om U heen koestert. Ik smeek U,
help mij, mijn zintuigen en mijn geest tot rust te brengen door de
stilte te zoeken, opdat mijn hart zich totaal kan openen voor Gods
Geest.
2. Meesteres van mijn ziel, U hebt God in Zijn volheid in Uzelf ontmoet,
elk ogenblik van elke dag en nacht. Ik smeek U, laat de heilige stilte
van Uw Hart in mijn hart neerdalen, opdat ik de diepe kern van mijn
wezen moge ontdekken en er de Goddelijke kiem van heiligheid
moge vinden.
3. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U opgaat in de innerlijke beleving
van Uw samenzijn met God. Ik smeek U, druk Uzelf zo totaal in mij,
dat mijn hart de stilte moge koesteren als de vervulling van het
verbond dat God met mijn ziel heeft gesloten.
4. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoezeer U de contacten met de wereld
beperkt. Ik smeek U, stort in mij de diepe liefde tot het inwendig
leven, opdat ik de wereld om mij heen moge leren zien als leeg en
ijdel, en als een bedreiging voor Gods Werken in mijn ziel.
5. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe Uw Hart gericht blijft op het
Hemelse leven. Ik smeek U, schep in mij Uw vermogen om het hart af
te sluiten voor alle onvrede en negatieve uitstraling vanuit mijn
omgeving.
6. Meesteres van mijn ziel, Uw betrachting om innerlijk in Gods Hart
geworteld te blijven, beschermt U tegen alle aantasting van Uw
gevoelsleven. Ik smeek U, neem zo totaal bezit van mij, dat mijn
gevoelsleven geen schade zou ondervinden van menselijke
contacten en indrukken uit mijn dagelijks leven.
7. Meesteres van mijn ziel, Uw aanwezigheid blijft vrijwel onopgemerkt
bij Uw medemens. Ik smeek U, leer mij de stilte en ingetogenheid
zozeer lief te hebben dat ik op geen enkele wijze mijn medemens
kan storen in zijn zoektocht naar de kern van zijn eigen ziel.
24
8. Meesteres van mijn ziel, nooit hebt U wereldse elementen in Uw leven
voorrang gegeven op de stille beleving van God in Uw Hart. Ik smeek U,
schep in mij het verlangen om niet de woordenvloed en de
luidruchtigheid der wereld doch het stil samenzijn met God en U in
de diepte van mijn hart te zoeken als de grootste schat, want
slechts de fluistering van Gods Geest kan in mijn hart de leegte
vullen die de wereld erin heeft geschapen.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Zodra de tuin van Uw eigen ziel bevrucht is met het zaad van de stilte uit
de Onbevlekte Tuin, en in U het verlangen groeit om deze rust, deze
windstilte, ook zelf te beleven, kan alle begroeiing in Uw tuin (al Uw
innerlijke gesteldheden, gewoonten, gedragspatronen, enzovoort) zich
waarlijk aan de Meesteres van de zielen aanbieden, zich als een tapijt
van bloemen en gras voor Haar voeten uitspreiden, om dit heilig zaad tot
rijping te brengen en Uw tuin te verrijken. In elke mensenziel kunnen de
rukwinden van het wereldse leven tot luwen gebracht worden teneinde
de verzuchtingen van de Heilige Geest te horen, want Gods Wijsheid
wordt slechts gefluisterd. De Meesteres van Uw ziel kan elke wind doen
bedaren zodra Haar voeten Uw tuin betreden. Het resultaat van deze
gunst zal echter niet volkomen blijven indien U Haar niet Uw tuin ter
beschikking stelt om deze te veranderen volgens Haar inzichten en
welbehagen. Dit vergt Uw openheid, bereidwilligheid en medewerking.
Hoe kan de ziel de rijping van het zaad van de stilte in zich
bespoedigen? Ziehier de aanbevelingen van haar Meesteres:
1. Beschouw Uw ziel als een bloem. Een bloem heeft nood aan tedere
invloeden. Zij schuwt schokkende ervaringen, sluit zich bij storm en
harde regen, en stopt doorgaans haar bloei bij koude. Zelf schept zij ook
geen “stormen”: zij groeit en bloeit geruisloos, en opent zich gretig onder
de stralen van een zachte zon. Evenzo wordt Uw ziel in haar groei en
bloei gehinderd door lawaai en allerlei onstuimige invloeden uit Uw
omgeving. Zodra U zich zo veel mogelijk begint af te sluiten voor deze
indrukken, zult U ervaren dat U gemakkelijker het contact vindt met Uw
diepere “ik”, de plaats waar God en Maria in U leven, werken, zaaien en
oogsten. Hetzelfde zal gebeuren naarmate U ook zelf stiller van aard
wordt: God zal de stilte beginnen te vullen met indrukken en
gewaarwordingen van een veel hoger niveau dan deze welke Uw
zintuigen U kunnen bieden.
2. Maak Uw hart klaar om op elk ogenblik God te ontvangen. Houd U
voor ogen dat Uw medemens met U geen zinnig gesprek kan voeren
wanneer U in een luidruchtige omgeving verkeert. Bedenk op gelijke
wijze dat God U elk ogenblik van de dag en de nacht wil verheffen naar
steeds hogere trappen van spirituele beleving, doch dat Hij daarvoor de
kans moet krijgen om in U te “spreken”. Het gesprek van God (of Maria)
25
tot het hart voltrekt zich gewoonlijk niet in woorden die hoorbaar zijn voor
Uw lichamelijke oren, wel in woorden die in Uw hart weerklinken “in de
taal van de ziel”. Dit kan veelvuldig gebeuren in een mystieke roeping,
doch komt ook daarbuiten wel voor: “bovennatuurlijke kennis” of
ingevingen worden in Uw inwendig wezen “gedrukt” als wegwijzers voor
de volgende meters van Uw levensweg. Tenzij in een ziel die “geoefend
is in het mystiek contact”, kunnen deze Hemelse richtlijnen niet
ontvangen worden. Zo komt het dat een ziel die hoofdzakelijk leeft in een
rumoerige omgeving en niet regelmatig de stilte zoekt, gemakkelijk het
gevoel krijgt dat God Zich in haar nooit bemerkbaar maakt. Leer de stilte
te waarderen en te koesteren als een schat, want zij trekt God en Maria
naar U toe. Zodra Zij merken dat U de stilte waarlijk bemint, zullen Zij
Hun troon in Uw hart vestigen en het vervullen met Zichzelf.
“Mijn Rijk is een Rijk van stilte, want in de volmaakte stilte spreekt
Gods Geest in woord en beeld” (de Meesteres van de zielen,
openbaring 28 mei 2006)
4e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
de zachtheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
In zijn eeuwige lente biedt de Onbevlekte Tuin een aanblik van
zachtheid: het hart wordt er geraakt door de zachte streling van waarlijk
Hemelse kleurschakeringen: een harmonie van deugden zoals deze
slechts door Gods hand tot stand kan worden gebracht en in stand kan
worden gehouden door een heldhaftige wil om niet te zondigen. Alle
bloemen en vruchten in deze Hemelse Tuin zijn bekleed met een glans
die de zielen naar zich toetrekt omdat deze hen in Gods Licht herkent als
draagsters van een genezende kracht die zij nergens ter wereld zullen
aantreffen. Maria, de onbevlekte Meesteres van de zielen, Bloem der
bloemen, oefent over de zielen een macht uit die hen bindt, die hen
betovert, die hen onderwerpt en hen op onweerstaanbare wijze ertoe
aanspoort om zich totaal aan deze Parel weg te geven. Zij oefent deze
macht uit door Haar lieftalligheid, Haar beminnelijkheid, Haar zachtheid
en zachtmoedigheid. In Maria’s gemoed schuilt geen spoor van
hardheid. Alle stenen die uit Haar omgeving op Haar Hart terechtkomen,
worden erin geborgen en omhuld met de mantel der zachtheid: Zij wordt
beschimpt omwille van Haar Zoon die “niet is zoals de anderen”, Zij
wordt overladen met de negatieve gesteldheden, zorgen en lasten en
zelfs de druk van de zonden van Haar medemens die Haar opzoekt om
genezing te vinden in de zachte uitstraling van Haar prachtige ogen en
Haar gelaat dat met een onwezenlijke, onwereldse gloed bedekt lijkt. Zij
voelt de prikken en het boren in Haar Hart bij elke oogopslag naar Haar
omgeving toe, want de ogen van Haar ziel zien ononderbroken alle
zonden, ondeugden en verborgen zwakheden van alle zielen, en Zij
26
wordt pijnlijk getroffen door alle zondige gesteldheden en ondeugden die
Zij bij al Haar medemensen aanvoelt. Ongemerkt streelt Zij dit alles met
de tedere golven van Liefde die voortdurend uit Haar Hart over Haar
omgeving stromen. Geen enkel negatief gevoel, geen enkele verkilling in
Haar Hart. De Onbevlekte Koningin van al wat leeft, is als een zacht
strelende lentezon voor alle lijdende en gekwelde zielen. Elke mens die
Haar bezig ziet, tot Haar spreekt, Haar zachte gelaat beschouwt of Haar
zachte melodieuze stem hoort, zie ik ontdooien als een winterse akker
onder een vroege lentezon. Op volmaakte wijze straalt Zij de warmte van
Gods Liefde in de harten. Ik zie Haar in het huis te Nazareth, biddend
terwijl Zij een kledingstuk van de kleine Jezus herstelt. Er wordt op de
deur geklopt. Zij kijkt naar de deur, staat onmiddellijk op, langzaam en
beheerst, en opent de deur met een gelaat waarop het contact met God
een stille vreugde heeft nagelaten. Bij het zien van Haar (opgewonden)
bezoekster verschijnt een tedere glimlach op Haar lippen. De vrouw is
Haar duidelijk niet bekend, doch wordt omhuld met warmte die haar
meteen tot rust brengt. Maria spreekt nauwelijks, doch nodigt door Haar
verwelkomende openheid uit tot het uitstorten van een bezwaard hart.
Haar bezoekster vertrekt met een hart vervuld van vreugde, moed en
hoop, duidelijk gesterkt en merkbaar lichter van gemoed. De deur van dit
beladen hart is geopend met de sleutel der zachtmoedigheid, en het hart
gevuld met een warmte en tederheid die geput zijn uit de bron der
Goddelijke Genade. Door de zachtheid van Haar blik, van Haar gebaren,
van Haar woorden en van Haar hele gedrag en gemoed, spreidt Maria
een zalving uit over elke ziel die Haar levenspad kruist, en zij die zich
werkelijk voor Haar openstellen, worden in de diepte genezen van de
effecten van wonden die hun hart voor God hadden afgesloten. In Haar
contacten met Haar medemens is Zij nooit opvliegend, onvriendelijk of
nors. Steeds lijkt Zij Zich te verplaatsen in een wolk van zacht stralende
warmte. Zij laat Zich niet verleiden tot woede of enige uiting van onvrede.
Wanneer Haar medemens Haar tart of Haar op één of andere wijze
vanuit een negatieve gevoelsatmosfeer benadert, glimlacht Zij slechts en
laat Zij Haar innemende zachtheid over het hart van Haar medemens
stralen. Haar grote wapen is het besef dat de mensenziel niet uit zichzelf
negatief gestemd is, doch door de satan verleid wordt tot allerlei
gesteldheden die de ziel van God en het Goddelijk Leven wegleidt. Om
deze reden voelt Zij jegens een medemens die onzuiver is in hart, geest
of mond, niets dan medelijden. Zij weet dat de zachtmoedigheid een
machtig geneesmiddel van Gods wege is. Zelfs dieren trekt Zij op een
heel opmerkelijke wijze aan: in Haar nabijheid gedragen zij zich als
buitengewoon tam, en zoeken zij door Haar aangeraakt te worden. Zelfs
als eerder onbetrouwbaar beschouwde dieren vleien zich aan Haar
voeten neer. Zelf behandelt Zij elk dier met een warme tederheid.
27
De zachtheid van het Onbevlekt Hart vloeit voort uit Haar onmetelijke
zuiverheid: Zij ontleent het vermogen van een volmaakte zachtheid uit de
onbegrensde mate waarin Zij Gods Licht en Zijn levenskracht in Zich
opneemt. Dit komt doordat Haar ziel onbevlekt ontvangen is en hierdoor
geen enkele belemmering ervaart in de communicatie met God: de ziel
van Maria is nooit gewond door de zonde, en laat daarom de Goddelijke
Liefde onbelemmerd stromen. Hierdoor is het alsof Zij Haar leefwereld
benadert doorheen een Goddelijke filter: alles wat Zij waarneemt en wat
niet in overeenstemming is met Gods Wet, wordt onmiddellijk “verzacht”
in Haar gemoed, en vanuit die zachte bedding reageert Zij naar Haar
medemens toe, totaal vervuld van tederheid, barmhartigheid en begrip
voor het feit dat de zielen van al Haar medemensen wèl gewond zijn
door de erfzonde, en hierdoor niet in alle omstandigheden volmaakt
handelen. Bovendien vloeit Haar zachtheid voort uit de betrachting om
alle zielen te redden. Zij ziet elke ziel als een broos en breekbaar
bloempje, dat Zij met zachtheid en tederheid moet behandelen opdat het
zou genezen. Dus neemt Zij het teder in Haar handen, zoekt zijn
levenskracht te verhogen, en tracht het met al Haar macht in verbinding
te brengen met God. Omdat Zij dit op grond van de Wet van de
Goddelijke Gerechtigheid slechts mag doen wanneer de ziel Haar dit
toestaat, tracht Zij de vrije wil van de ziel te winnen voor dit ideaal zodat
de ziel zelf bereid wordt om haar vrije wil aan Maria over te dragen.
Zodra de ziel heeft begrepen, en er ten volle op vertrouwt, dat Maria
haar naar het ware heil brengt, geeft zij zich aan Haar over en aanvaardt
zij Haar als haar Meesteres. Door deze overgave kan de zachtheid van
Maria haar ware macht ontplooien: zij brengt in de ziel de ervaring van
de ware Liefde, en de ziel begint haar ongeloof, haar twijfels, haar
geremdheden en haar ondeugden af te zweren. Zo leidt Maria’s
zachtheid zielen naar diepe bekering, door in hen het geloof in een God
van Liefde te herstellen. Dit is het effect van de wandeling in de
Onbevlekte Tuin. De ziel op verkenning in Maria’s wezen wordt geraakt
door de overvloedige tekenen van Gods Werken in deze Tuin, en wordt
voortaan gedragen door hoop, moed en vreugdevolle verwachting naar
haar eeuwige toekomst toe.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de
Onbevlekte Tuin van Maria, die een betoverende zachtheid uitstraalt. Ik
bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar
opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de
Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer
verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van
Goddelijk Leven.
28
Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid.
Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en
ziel.
Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring
en zonde.
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel.
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met
U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en
gelijkenis van God”.
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag
ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel
nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek
U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
1. Meesteres van mijn ziel, ik zie de onverstoorbare zachtmoedigheid in
Uw optreden jegens Uw medemens. Ik smeek U, druk in mijn hart Uw
eigen begrip en geduld ten aanzien van alle zielen, opdat ik hen
steeds zou benaderen met de zachtmoedigheid die gekwelde zielen
zalft met Hemelse balsem.
2. Meesteres van mijn ziel, ondanks alle lasten van Uw leven hebt U
nooit anders gesproken en gehandeld dan vanuit de diepste
zachtaardigheid. Ik smeek U, leef zo intens in mij dat ik de kracht
moge vinden om mij zelfs bij overbelasting nooit te bezondigen aan
enige overreactie, norsheid of opvliegendheid.
3. Meesteres van mijn ziel, nooit hebt U enige teleurstelling of
moeilijkheid op Uw medemens afgereageerd. Ik smeek U, ban uit de
kern van mijn wezen elke neiging tot woede of tot verlies van mijn
zelfbeheersing, want ook ik verlang ernaar, God en U in elke ziel te
dienen door een vlekkeloze naastenliefde.
4. Meesteres van mijn ziel, ik zie U leven alsof U nooit enige ballast uit
het verleden met U meedraagt. Ik smeek U, wil mijn hart en geest
zuiveren van elke onverwerkte teleurstelling of negatieve
herinnering, die in mij de onvrede kan laten sluimeren die mij van
alle ware zachtheid berooft.
29
5. Meesteres van mijn ziel, Uw hart verkeert in volkomen vrede, want U
bent vrij van elke ondeugd, zonde, tekortkoming of nalatigheid. Ik smeek
U, verander mij zo totaal volgens Uw eigen beeld dat ik niet langer
een hekel aan mijzelf zou krijgen, want ook ik ben een werk van
Gods handen, en elke onvrede over mijzelf verhindert mij om Uw
Liefde over mijn medemens uit te spreiden als een deken van
geborgenheid.
6. Meesteres van mijn ziel, ik zie Uw volmaakte openheid voor Gods
Liefde, en de onbevangen vrede waarmee U hierdoor Uw medemens
benadert. Ik smeek U, voltooi Uw werken in mij, zodat Uw
eigenschappen mijn hart en ziel zozeer vervullen en beheersen dat
ik niet langer mijn eigen grootste vijand zal zijn, want alle zachtheid
in woord en daad is de dochter uit het huwelijk tussen Gods Liefde
en het vertrouwen dat het goede ook in mijn eigen ziel wortel heeft
geschoten.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
De Onbevlekte Tuin van Maria’s ziel is een paradijs van Hemelse
vruchtbaarheid, een bron van rust, vrede, zaligheden en... geneeskracht
voor de zielen. De macht om zielen tot in hun diepste kern te genezen,
stroomt in hoge mate uit van Maria’s zachtheid, zachtaardigheid en
zachtmoedigheid. De ziel die hier werkelijk naar verlangt, kan in de
Onbevlekte Tuin zaad verzamelen waaruit ook in haar eigen bodem
geneeskrachtige bloemen kunnen opschieten. De zachtheid die van een
ziel uitstraalt, is wellicht de zuiverste getuige van de Tegenwoordigheid
van Maria Zelf in de kern van haar wezen. Een zachte uitstraling maakt
een ziel tot een spiegel van Maria en tot een “radiator” van de Centrale
Verwarming die God voor de hele schepping is.
Hoe kan de bodem van een ziel voorbereid worden op de zaaitijd voor
zachtmoedigheid? Laat de Meesteres van alle deugden en van alle zaad
uit Gods Hart U onderrichten:
1. Zorg ervoor, met Uzelf in het reine te komen. Zolang een ziel haar
verleden met zich meedraagt, er geregeld naar terugkijkt en zich laat
beïnvloeden door herinneringen, kan zij gehinderd worden om in het
heden haar levenstaken uit te voeren met een vrij hart. Zij verspilt een
groot gedeelte van haar energie, haar levenskracht, aan gepieker,
bitterheid, gevoelens van wrok, wrevel of teleurstelling, negatieve
gevoelens over andere zielen en vaak ook over zichzelf: “Waarom is dat
ooit gebeurd? Waarom heeft die dat gedaan? Hoe anders zou alles
geweest zijn indien dit of dat niet of anders was gebeurd! Kon ik dat
maar opnieuw doen!”. Vele zielen blokkeren zichzelf grotendeels door
denken, piekeren, overwegen, twistgesprekken in gedachten,
zelfverwijten... Zij worden bitter en ontevreden, en emotioneel
oververmoeid. De eerste deugd die hieraan opgeofferd wordt, is de
30
zachtmoedigheid: deze zielen worden gemakkelijk opvliegend,
lichtgeraakt, onvriendelijk, nors, kortaf, zelfs de aanblik van hun gelaat
wordt harder, alsof zij helemaal onder spanning staan en niet meer
loskomen. Zij moeten het ventiel openstellen en de inwendige spanning
loslaten, niet in de eerste plaats tegenover een medemens, maar
tegenover Maria, in een akte van totale toewijding, en in een
sacramentele Biecht bij een begripvolle en fijngevoelige priester.
Naarmate de ziel van al deze ballast geledigd raakt, zal zij inwendig
ontspannen, rust en vrede vinden in zichzelf, en zachter worden naar
buiten toe.
2. Zorg voor voldoende rust in geest en lichaam. Niet elke ziel kan even
goed overweg met overbelasting en oververmoeidheid. Maria bewaarde
ook in de talloze lasten van Haar aardse leven Haar zelfbeheersing en
Haar vermogen om Haar eigen noden en Haar eigen gevoelens zo totaal
terzijde te schuiven voor Haar medemens, dat Zij Haar zachtheid
volmaakt bewaarde. De ziel die volop gevormd wordt in haar spirituele
ontwikkeling, kan moeilijkheden ondervinden in deze constante strijd
met zichzelf en haar inwendige druk. Daarom is het belangrijk dat de ziel
in haar eigen leven een gulden middenweg zoekt om haar roeping
optimaal na te volgen doch eveneens tijdig inwendig tot rust te komen.
Het evenwicht tussen het werk in dienst van God enerzijds, en de rust
anderzijds, zal bij ieder op een verschillend punt liggen, en kan
verschuiven naargelang de ziel ontwikkelt in het loskomen van het
wereldse element van haar innerlijk leven. Bid veelvuldig tot Maria:
“Hemelse Meesteres, schenk mij het vermogen om Uw rust in mij te
bewaren. Laat mijn hart Uw vrede ervaren. Schenk mij kracht in
lichaam en ziel”.
3. Leef in het volle besef van het komend Eeuwig Leven. De ziel die zich
gedurende al haar levensuren volkomen bewust is van het feit dat zij niet
voor de wereldse dingen leeft doch voor de gelukzaligheid die erna kan
komen indien zij haar leven volkomen leidt volgens Gods Wetten, laat
zich voeden uit een Hemelse krachtbron: zij kan hierdoor een geleidelijk
groeiende bovenwereldse hoop ervaren die haar inwendig steeds dieper
zal vervullen met gevoelens van ware vrede, rust, geborgenheid, moed
en vreugde, en een diepe bevrijding doordat de ziel zich steeds minder
de gevangene van haar wereldse invloeden en gedachten voelt. Zij
begint steeds méér te leven alsof zij niet echt meer in de wereld hoort,
en niet echt meer door het wereldse geraakt kan worden. Deze ervaring
brengt een groeiende zachtheid in de ziel: zij laat zich zachtjes “in het
Hart van God wegglijden” en leeft nog slechts om het goede te doen
zolang zij dit nog kan, met andere woorden: zolang haar aardse leven
nog duurt (dit kan nog jaren zijn, doch ook nog slechts één dag).
31
De Meesteres van de zielen zegt op 6 januari 2007: “Zelden behangt
de mens zich met de drie ware sieraden, die niet de wereld doch de
Hemel
naar
hem
toetrekken:
de
blijmoedigheid,
de
zachtmoedigheid, en het protestloze lijden. Deze drie edelstenen
maken de ziel zo mooi dat zij de engelen aantrekken en betoveren.
Om die reden ervaart de ziel in de staat van blijmoedigheid,
zachtmoedigheid en protestloos lijden een ware Hemelse vrede,
een diep, stil en ingetogen geluk dat haar in staat stelt om de
stormen der wereld te trotseren. De ware schoonheid van de ziel
bloeit uit het zaad van de blijmoedigheid, de zachtmoedigheid en
de aanvaarding van al haar beproevingen. Een ziel in een
gesteldheid van ontevredenheid, matheid, opstandigheid en
norsheid stoot de engelen af, en maakt de duivelen nieuwsgierig als
wolven die een prooi hebben geroken”.
5e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
de blijmoedigheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Hoezeer toch is de Onbevlekte Tuin een spiegel van de Hemel. Het lijkt
wel of de Schepper van alles wat Hij ooit heeft gemaakt, de ware
levenskern, de diepe schoonheid, in Maria heeft samengebracht, alsof
het Hem behaagde om Zijn Schepping in één oogopslag te kunnen
bewonderen door Zijn ogen op Maria alleen te vestigen. De ziel die
Maria beschouwt, ziet en voelt alles wat ooit aan schoonheden en
zaligheden uit Gods Hart is opgeweld. De eindeloze buitenaardse
schoonheden, heerlijkheden en zaligheden die samen de Onbevlekte
Tuin vormen, baden in het zuiverste Goddelijk Licht: het Licht van de
volmaakte blijmoedigheid, die wordt gesymboliseerd door de wolkenloze
hemelsblauwe lucht boven de Tuin. De stralend blauwe lucht bekleedt de
Tuin met een deken van Hemels Licht. Zo wordt het Licht van God Zelf
tot mantel van deze volmaakt heilige ziel. Het stralende licht uit de
Hemel verleent de Tuin een buitengewone uitstraling. Elke ziel die deze
Tuin bekijkt, ervaart in het hart de uitwerkingen van Gods levenskracht.
Alles in deze Tuin is zo doordrenkt van het allerzuiverste Licht dat niet
het geringste spoor van duisternis er een plaats kan krijgen. Het Licht
dringt in alle eigenschappen en elementen van deze ziel zo diep door,
dat elk bloempje, elk blad, elke vrucht, met volle teugen van het Licht
drinkt.
Zie Maria in Haar huisje, op de wegen en in de velden van Israël. Het lijkt
alsof Zij licht uitstraalt. De tevredenheid met alles wat het lot Haar voor
de voeten legt, schenkt Haar het vermogen om alle somberheid, alle
duisternis in Haar omgeving te breken. Wanneer Zij een medemens
aankijkt, is het alsof Haar ogen dwars doorheen zijn wezen kijken tot in
32
de kern van zijn ziel. Het lijkt wel alsof Haar ogen bronnen zijn van
lichtstralen die Haar het vermogen schenken om zelfs de meest duistere
ziel totaal te doorgronden. De mens die in Haar ogen kijkt, ziet daarin de
Hemel zelf, want deze ogen zijn de spiegels van een ziel waarin alle
eigenschappen “vergoddelijkt” lijken: deze ziel is ver boven het gewone
menselijke verheven. Alle gedragingen van de onbevlekte Meesteres
van alle deugden worden geboren uit een inwendige vreugde die Haar in
alle omstandigheden voortdrijft. Deze vreugde vindt haar oorsprong in
Haar eenheid met God in denken en voelen. Zij richt al Haar doen en
laten op de verwezenlijking van Gods Plannen en Werken met de
mensheid, en haalt Haar enige inspiratie voor al Haar woorden en
gedragingen louter en alleen uit God en uit het feit dat Zij Zich goed
bewust is van Haar roeping en Haar levenstaak. Hierdoor wordt Zij niet
meer afgeleid door minder belangrijke dingen. De vrucht van dit alles is
blijheid, vreugde, door het besef dat alles wat op Haar levensweg komt,
nut heeft, van Gods Voorzienigheid afkomstig is, en Haar geschonken
wordt als steeds nieuwe kansen om het maximum uit Haar uren op
aarde te halen. Voortdurend verwondert Zij Zich met diepe maar
ingetogen vreugde over de volmaakte Wijsheid en Liefde van God die
alles in Haar leven zodanig regelt dat Zij een maximale vruchtbaarheid
aan Haar levensdagen kan geven. Maria’s blijmoedigheid en
onverstoorbaarheid van gemoed komt voort uit het gevoel dat Zij in feite
reeds volop boven de wereld leeft, doch nog steeds Haar lichaam leent
tot de volbrenging van Gods Werken op aarde. Maria’s inwendige
blijheid zorgt ervoor dat Zij lichtvoetig reist, zelfs op de meest doornige
meters van Haar levensweg. De meeste van Haar medemensen merken
niet eens wanneer Zij inwendig lijdt: Zij is niemand tot last, en Haar lijden
voltrekt zich zo onopvallend dat het lijkt of Zij zweeft en door engelen
gedragen wordt. Deze lichtheid komt uit de blijmoedigheid van Haar
Hart. Zij heeft volmaakt begrepen hoe relatief alles is, en hoe vlug het
voorbij gaat voor de ziel die er mee omgaat zoals God het verlangt: in
innige toewijding en aanvaarding. Elke beproeving die Haar pad kruist,
maakt Zij tot Haar slaaf door de wijze waarop Zij deze benadert: Zij
beschouwt de beproeving van meet af aan als overwonnen. Deze
ingesteldheid verleent Haar een onoverwinnelijke macht over alle
invloeden uit Haar omgeving en over alle omstandigheden van Haar
dagelijks leven. Haar onwankelbaar geloof en vertrouwen in Gods leiding
ontledigt ononderbroken Haar Hart van alle zaad van mogelijke
ontmoediging, twijfel of angst, waardoor Zij Zich vrij en blij voelt, en Zij
elke beproeving onder Haar voeten legt. Zo komt het dat Maria Zich op
Haar levensweg niet stoot aan de talloze stenen, doch ze stuk voor stuk
onder Haar voeten verpulvert tot stof dat de satan verblindt. Elke aanval
die de krachten der duisternis tegen Haar Hart richten, wordt erin
ontkracht, want de blijmoedigheid heeft in Haar Hart een fundering van
Goddelijk Licht opgetrokken, waarin alle duisternis verzinkt als in
33
drijfzand. Zo wordt elke duistere kracht tot Haar slaaf. De blijmoedigheid
bouwt rond het hart een vestingmuur waarop de pijlen van vele
bekoringen afketsen, want de blijmoedige ziel heeft haar vervulling
gevonden in de zekerheid dat alle lijden zinvol is en dat elke
omstandigheid van het leven de ziel ofwel tot slaaf ofwel tot meesteres
kan maken. Maria heeft alle menselijkheid in Haar gedrag aan Haar wil
onderworpen door Haar ogen niet meer te laten afleiden door de
schijnvertoningen van de wereldse gebeurtenissen, doch ze gevestigd te
houden op de blauwe hemel, waaruit Gods Licht in overvloed in Haar ziel
stroomt en er alle duisternis onwerkzaam maakt. Om deze reden voelt
elke ziel zich bij Maria op haar gemak: Zij straalt Gods
Tegenwoordigheid uit over Haar hele omgeving, en laat de zon opgaan
in vele verduisterde zielen, zodat ook deze opnieuw geloven in het
Goddelijk Licht, en op grond van een teruggevonden blijheid hun
levensopdracht vruchtbaar kunnen maken. Zo leert Zij de zielen dat een
blijmoedig mens kan worden tot een hand waarmee God Zijn Werken op
aarde voltooit. De Moeder van Smarten en blijmoedigheid: twee
schijnbaar niet met elkaar verenigbare gesteldheden versmelten in deze
volmaakte ziel tot een Tempel van zelfofferande en verheerlijking. Maria
lijdt vrijwel ononderbroken. Haar volkomen doorzicht in, en kennis van,
de zonde in alle zielen, maakt Haar levensweg tot een kruisweg van
doornen en hartenleed. Alle volkomen gelukzaligheden waarvan Zij weet
dat God ze over de zielen wil uitstrooien, worden door de zonde
tegengehouden. Het gevolg is een wereld die verzinkt in onnoemelijke
ellende, omdat de zielen steeds verder van Gods Plannen afdrijven.
Maria heeft Haar levensweg ter beschikking gesteld om deze muur
tussen God en de zielen te slopen door Haar eigen leed. Desondanks
zinkt Haar Hart nooit weg in echte droefgeestigheid noch in aanhoudend
sombere stemmingen. De blijmoedigheid blijft heersen, terwijl in de
diepste kern van Haar Hart de molen van de Liefde de effecten van de
zonden blijft vermalen, wat Haar Hart zonder ophouden laat bloeden.
Deze molen haalt zijn brandstof echter uit de blijmoedigheid, die wordt
gevoed door een waarlijk Hemelse hoop: Maria leeft vanuit de innerlijke
zekerheid dat alles vruchten draagt, en dat de duisternis nooit het laatste
woord heeft. Tussen de avond na de Kruisdood van Jezus en de
ochtend van Zijn Verrijzenis lijkt Zij Haar blijmoedigheid te verliezen en in
een depressieve stemming te vervallen. Haar gesteldheid heeft in zich
echter niets menselijks: Haar vreselijke kwelling is niets anders dan een
samenvloeiing van alle pijnen die Haar Hart reeds drieëndertig jaar lang
heeft verduurd naar aanleiding van de zondigheid en de verblinding der
zielen. Zij laat Zich door de Wet van Gods Gerechtigheid meedrijven
naar de absolute diepten van de uitboetende smart, en maakt hierdoor
mogelijk dat het zwaard van Smarten niet slechts Haar Hart doch
tegelijkertijd de uitzichtloosheid van de dwalende zielen verscheurt, want
Zij moet in alles één zijn met Haar Goddelijke Zoon, wiens Hart aan het
34
Kruis doorboord is. Anders zou de Verlossing niet volkomen zijn. Haar
Hart moet in die uren uitgeperst worden, opdat het onzichtbaar bloed van
Haar tranen nog vóór de Verrijzenis totaal met het Bloed van de
Gekruisigde vermengd kan worden. In dit verscheurde Hart straalt het
Goddelijk Licht in die uren in zijn grootste intensiteit. Zo leert de Moeder
van Smarten dat de droefheid om de slechte staat van genade der
zielen, de blijmoedigheid niet in de weg staat. Indien dit wel het geval is,
is de droefheid onvolkomen, dit wil zeggen verontreinigd: droefheid in het
hart die de ziel van de blijmoedigheid berooft, is een droefheid die wordt
gevoed door wereldse invloeden en wordt afgebogen door een gebrek
aan hoop en vertrouwen. Waar de invloeden der wereld hun weg kunnen
gaan, kan het Goddelijk Licht niet meer stralen en kan de ziel geen echte
blijmoedigheid meer ontwikkelen.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de
Onbevlekte Tuin van Maria, die een opwekkende blijheid uitstraalt. Ik
bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar
opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de
Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer
verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van
Goddelijk Leven.
Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid.
Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en
ziel.
Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring
en zonde.
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel.
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met
U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en
gelijkenis van God”.
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag
ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel
nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek
U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
35
1. Meesteres van mijn ziel, ik zie Uw volmaakte eenheid met Uw
Goddelijke Zoon, en Uw blijmoedig optreden naar Uw medemens toe. Ik
smeek U, richt mijn hart zo totaal en onverstoorbaar op God dat ik
steeds de ware Vrede van Christus in mij moge ervaren, opdat ik
mij over mijn hele levensweg zou kunnen verheugen.
2. Meesteres van mijn ziel, U had vrede met alle beproevingen en lasten
van het dagelijks leven. Ik smeek U, maak mij bewust van de
vruchtbaarheid van alle levenslasten voor mijn ziel, opdat ik de
doornen
moge
liefhebben
als
geschenken
van
Gods
Voorzienigheid.
3. Meesteres van mijn ziel, U hebt geleefd vanuit de zekerheid dat alles
goed is omdat God alles bestuurt indien de ziel vast in Hem gelooft. Ik
smeek U, versterk mijn geloof, opdat ik de vrijheid moge ervaren
van de ziel die weet dat in haar leven slechts gebeurt wat goed is
voor haar.
4. Meesteres van mijn ziel, ik zie U een leven leiden van innerlijke
vrijheid. Ik smeek U, help mij de lasten van het leven op de juiste
wijze te dragen, opdat ik niemand tot last zou zijn en niemand zou
bezwaren op zijn eigen zoektocht naar Gods Liefde.
5. Meesteres van mijn ziel, Uw lichtvolle aanwezigheid was steeds een
zalving voor Uw medemens. Ik smeek U, schenk mij het inwendig
Licht dat mij in staat zal stellen, door een standvastige
blijmoedigheid in deze duistere wereld een streling te zijn voor vele
harten die de zon in hun leven niet meer zien opgaan.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Echte totale toewijding aan Maria kan vergeleken worden met een
begrafenis van Uw ziel, Uw geest, Uw hart, Uw lichaam, Uw wil en Uw
hele levensweg van geboorte tot en met het laatste ogenblik, in de
allerheiligste grond van de Onbevlekte Tuin. Het is een proces waarbij U
Uzelf levend begraaft, want in feite sterft in U slechts al het wereldse, om
plaats te maken voor een ware verrijzenis van alle hogere niveaus van
Uw wezen. Tijdens dit proces (dat zich in een snel tempo kan voltrekken,
doch in bepaalde opzichten een leven lang duurt) stort Uw Hemelse
Meesteres handenvol zaad in U uit, opdat Uw zielentuin zo spoedig
mogelijk op de Hare moge beginnen te lijken: Zij wil er de bloemen
(deugden) en vruchten (verdiensten) in terugvinden die Haar het gevoel
geven, in U evenzeer “thuis te zijn” als in Haar eigen Tuin. Eén van de
zaden die Zij als eerste in U zal uitstrooien, is dat van de blijmoedigheid,
dat in U de ontvankelijkheid voor het Goddelijk Licht optimaal moet
maken, en U moet helpen om dit Licht volkomen te verwerken en het
over Uw omgeving uit te stralen om veel vrucht voort te brengen. Zaad in
Uw bodem gestort te krijgen, biedt geen garantie dat het ook werkelijk
zal ontkiemen. Of dit gebeurt, en hoe snel en hoe efficiënt, zal afhangen
36
van Uw eigen medewerking en Uw overgave aan Maria’s heerschappij
over U en Uw leven. Oprechte blijmoedigheid is daarom vaak één van de
meest opvallende tekenen van een gevorderde overgave aan Maria.
Laat de Meesteres van de zielen U onderrichten over de wijze waarop U
het zaad van de blijmoedigheid in Uw eigen ziel tot vrucht kunt brengen:
1. Leer anders te kijken naar de beproevingen en lasten op Uw
levensweg. Blijf Uzelf ervan overtuigen dat elke beproeving en last een
bloem plant in de tuin van Uw ziel, en dat U telkens U een beproeving of
last niet aanvaardt, ertegen protesteert of God kwalijk neemt dat U deze
ervaring moet doorstaan, onkruid laat opschieten in de tuin van Uw ziel.
2. Oefen U erin, niet lang stil te staan bij negatieve ervaringen. Zo leert U
alle gebeurtenissen van Uw aardse leven relativeren, begrijpen dat zij
vergankelijk zijn en geen belang hebben voor de eeuwigheid die na dit
leven komt. U zult uit deze ingesteldheid een gevoel van bevrijding
halen, dat U in staat zal stellen om blijmoediger te worden: waarom Uw
leven laten vergallen door gebeurtenissen die niet eens belangrijk zijn
voor de nooit eindigende eeuwigheid die komt na de korte tijd die U op
aarde doorbrengt?
3. Leer het zo te zien dat niet Uw leven U beheerst, maar dat U Uw leven
beheerst. Talloze zielen zien zichzelf als slachtoffer of speelbal van alles
wat in hun leven gebeurt. Dit geeft hen een gevoel van gevangenschap,
en maakt hen star en gespannen, ontevreden en zelfs angstig of
wantrouwend. Zodra de ziel zich TOTAAL weggeeft aan Maria, HAAR
laat beslissen welke wending hun leven elke dag neemt, en met die
volmaakte Hemelse beslissing akkoord gaat, kan zij zich vrij beginnen
voelen. Een VRIJE ziel is een BLIJE ziel.
4. Bedenk steeds: blijmoedigheid is een ononderbroken verheerlijking
aan God. Elke dag die volledig in blijmoedigheid wordt doorgebracht, is
als een rozentuin waaruit voortdurend lofzangen ten hemel opstijgen,
want blijmoedigheid is slechts mogelijk wanneer de ziel Gods
beschikkingen in haar leven aanvaardt. Deze aanvaarding is een akte
van liefde tot God en van vertrouwen in Zijn Wijsheid. Daarom is in Gods
ogen geen gebed groter dan een dag van blijmoedigheid. Wanneer
blijmoedigheid een heersende ingesteldheid van hart wordt, verandert de
ziel in een bron van rozen die omgezet worden in stortvloeden van
Genaden voor de hele mensheid. Elke christen is geroepen om een
dergelijke bron te worden. Door blijmoedigheid helpt U Uw medemens,
zijn dagelijks kruis te dragen. Dàt is de eerste levenstaak van elke ziel,
want in Uw lijdende medemens helpt U het Kruis van Jezus Zelf dragen.
37
6e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
de gehoorzaamheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
De Onbevlekte Tuin bevat een element dat volkomen uniek is in Gods
Schepping: de boom van de kennis van goed en kwaad. God had deze
boom in het midden van het Aards Paradijs geplaatst, en had aan het
eerste mensenpaar verboden om van de vruchten van deze boom te
eten. Lucifer fluisterde Eva in om dit toch te doen, en beloofde haar dat
zij hierdoor gelijk zou worden aan God in kennis, wijsheid en macht. De
eerste koningin van de schepping gaf gevolg aan deze bekoring, en
verleidde haar gezel (Adam) ertoe, haar voorbeeld te volgen. Deze
handeling werd de eerste zonde, waarvan de gevolgen voor eeuwig op
alle mensenzielen zouden overgaan. Daarom is sprake van de erfzonde:
de eerste zonde van ongehoorzaamheid aan Gods Wet. Door deze
zonde werd de teloorgang van het Aards Paradijs ingeleid. De
Allerhoogste liet Zijn oorspronkelijk Plan met de mensheid niet los, en in
Maria schiep Hij de ware en eeuwigdurende Koningin over de mensheid,
die in Zich alles zou dragen wat God in Zijn Scheppingsplan had
voorzien. In Haar prijkt ook de boom van de kennis van goed en kwaad.
Maria is onbevlekt ontvangen, wat betekent dat Haar ziel als enige niet
het litteken van de erfzonde draagt. In Haar staat de boom van de kennis
van goed en kwaad niet als een beproeving op Haar gehoorzaamheid
(ook al is Gods Wet nooit veranderd) , doch als een teken voor de
volmaakte bruiloft tussen Haar wil en Gods Wil. Deze volmaakte bruiloft
is bezegeld met de ring van de volmaakte gehoorzaamheid. Maria’s
liefde tot de Schepper is zo absoluut dat Zij nooit Zijn Wet zou
overtreden. Overigens zou Zij er op geen enkele wijze behoefte aan
hebben om van de vruchten van deze boom te eten, want Zij draagt de
boom in de Tuin van Haar ziel omdat Zij de Heilige Geest Zelf in Haar
draagt, en de boom van de kennis van goed en kwaad kan worden
beschouwd als een vast onderdeel van het Hart van Gods Geest. Vanuit
de wortels van deze boom wordt de Onbevlekte Tuin tot in zijn verste
uithoeken doordrongen van de essentie van het Goddelijk Leven. Maria
heeft met de Allerhoogste een eeuwigdurend verbond van eenheid van
Hart gesloten: een volkomen eenheid van wil die het Haar onmogelijk
maakt om ook maar in het geringste van Gods Plannen en bedoelingen
af te wijken. Daarom houdt de aanwezigheid van de boom in Haar ziel
voor Haar geen enkele bekoring in: Maria bezit deze boom, omdat Zij, in
de mystieke zin van het woord, de Heilige Geest bezit, en Zij op grond
van het eeuwigdurend verbond van eenheid van wil tussen God en Haar,
voor alle eeuwigheid deelt in de vruchten van de boom. Zij deelt erin, niet
door er uit eigen beweging van te eten, doch als een verworven recht: de
Allerhoogste Zelf voedt de bodem van Haar ziel ermee, want Maria bezit
het unieke voorrecht van de volheid van het Goddelijk Leven, en heeft dit
38
voorrecht ten volle gerechtvaardigd door een leven in volmaakte
gehoorzaamheid aan de Goddelijke Wetten, Plannen en Werken.
Zie de schepping vele eeuwen na de teloorgang van het Aards Paradijs.
De Schepper is vastberaden om de overgrote Liefde die Hij aan de mens
wilde geven, doch die vanwege de zondeval van het eerste mensenpaar,
de schending van het verbond tussen God en de zielen, niet is
beantwoord, op één of andere wijze in volkomen toestand in de zielen te
leggen. In volkomen toestand kan dit slechts gebeuren in een ziel die de
vreselijke wonde van de erfzonde niet in zich draagt. Dit zal de ziel zijn
die de nodige menselijke tussenkomst moet verzekeren om Gods Zoon
als Mens ter wereld te brengen: een volkomen geheiligde
Vertegenwoordigster van het menselijk geslacht. God smelt al Zijn Liefde
samen in de schepping van deze prachtigste en meest volmaakte van
alle zielen: Maria, die Hij reeds vóór Haar geboorte in het
mensenlichaam verheft tot Koningin en Meesteres van alle zielen van
alle tijden, en die Hij ook reeds vóór Haar geboorte in deze verheven
hoedanigheid voorstelt aan de engelen. Zij wordt begiftigd met de
volheid der Genade, wat betekent dat Zij een volrijp verstand, een
volkomen wijsheid en kennis en een voltooide heiligheid krijgt. Zij wordt
in het onbewuste van Haar geest geïnformeerd over de unieke
levensopdracht die Zij zal vervullen als Moeder van de God-Mens,
Medeverlosseres van de mensheid en Meesteres van alle zielen. Zij
spreekt (reeds vóór Haar geboorte in het vlees) Haar toestemming uit,
waardoor Zij dit uniek verbond met God ondertekent met Haar wil, die Zij
hierdoor volledig laat overvloeien in het verbond. Daarna verbergt de
Allerhoogste dit gebeuren in Maria’s onderbewustzijn en laat Haar ziel
geboren worden in een vrouwelijk lichaam. De Onbevlekte Ontvangenis
leidt een jeugd in een gesteldheid van opvallende inschikkelijkheid met
alles wat God voor Haar voorziet. Dan komt die lentedag waarop voor
God de volheid van de tijd is gekomen om het Plan van Verlossing van
de zielen in zijn laatste fase te brengen, en Hij stuurt de Aartsengel
Gabriël naar de jonge Maagd om het verbond van eenheid met Gods Wil
een tweede maal te ondertekenen: nu in Haar volle bewustzijn (want Hij
heeft Haar vrijwillige toestemming nodig). Door dit dubbel bekrachtigd
“fiat mihi secundum verbum Tuum” (Mij geschiede naar Uw woord)
verklaart Maria de absolute gehoorzaamheid, de totale eenheid met alle
Plannen die God tot in de eeuwigheid met Haar leven heeft, tot de
absolute spil van Haar bestaan. Zij zal deze gesteldheid in ware
heldhaftigheid beleven tot aan Haar Opneming ten Hemel. Op geen
enkel punt van Haar leven komt Zij in opstand, protest of verzet tegen de
beschikkingen van Gods Voorzienigheid, omdat Zij er volmaakt van
doordrongen is dat Gods Wijsheid alles ten beste regelt voor alle zielen
tegelijk. Geen enkel ogenblik van onwil ontsiert Haar volledige
instemming met de gebeurtenissen op Haar levensweg, zelfs (vooral) de
39
minder aangename, want Zij weet dat Haar roeping erin bestaat, Zich
restloos te offeren voor de voltooiing van Gods Heilsplan, als de grote
Medeverlosseres naast Jezus. Elke bepaling van overheidswege
aanvaardt Zij zonder morren, zelfs wanneer Zij in Haar wijsheid weet dat
deze onvolmaakt is, want Zij weet hoe onbelangrijk en onbenullig
wereldse bepalingen zijn op het vlak van de eeuwigheid: zij kunnen
slechts zorgen voor een ongemak van oneindig korte duur in vergelijking
met het eeuwig leven. Op geen enkel punt laat Zij Zich door uitspraken,
aandringen of invloeden van mensen afleiden van Haar levensdoel: niets
of niemand kan Haar ervan weerhouden om eerst en vooral Gods
verlangens te bevredigen, en pas dan, indien het geoorloofd is, de
verlangens van mensenzielen. Het leven spaart de Moeder van de
Verlosser niet. Zij verneemt de oproep van de keizer van Rome in
verband met de uitvoering van de volkstelling in de door Rome bezette
gebieden, en de wettelijke bepaling over de plaats van inschrijving
hiervoor, die Haar met Jozef naar Bethlehem zal voeren, en Zij
aanvaardt zonder morren, de lasten van deze moeilijke tocht in
hoogzwangere toestand. Zij wordt genoodzaakt, Haar Goddelijk Kind te
vrijwaren voor het gevaar, in Bethlehem te worden vermoord door
Herodes, en samen met de Heilige Jozef aanvaardt Zij de zeer weinig
bekende intense beproevingen van de vlucht naar Egypte en de
wederwaardigheden in dat heidense land. Wanneer Gods tijd is
gekomen om Haar levensgezel Jozef tot Zich terug te roepen, aanvaardt
Maria dit zonder protest doch in dankbaarheid voor de tijd die Zij samen
met deze heilige man heeft mogen doorbrengen en de ervaringen die Zij
met hem op hun gezamenlijke levensweg heeft mogen wisselen. Zij put
volle troost in de wetenschap dat Jozef zijn opdracht op aarde heeft
vervuld en dat Zij hem later zal weerzien in verheerlijkte staat. Wanneer
Jezus Haar aankondigt dat de Geest Hem roept om Zijn Openbaar
Leven te beginnen en dat Hij vanaf dat ogenblik soms lange tijd van
Haar verwijderd zal zijn, treft dit Haar met diepe pijn, hoewel Zij wist dat
het uur daartoe op komst was. Niettemin legt Zij Haar rechterhand op
Zijn voorhoofd en zegt tot Hem: “Ga, Mijn Zoon, om te vervullen waartoe
Je gekomen bent”. Gedurende het Openbaar Leven van de Messias
verduurt Zij onophoudelijk spot, beschimpingen en onbegrip over het
“ongewone gedrag” van Haar Zoon, en moet Zij meermaals horen hoe
mensen over Haar spreken als “de Moeder van deze gestoorde Man”.
Korte tijd vóór het einde van het derde jaar van het Openbaar Leven van
Haar Zoon vertelt Hij Haar dat “het uur nadert waarop alles voltooid zal
worden”. Het is Haar bekend dat Hij nog maar weinige dagen van de
Kruisdood verwijderd is, doch Zij geeft Haar zegen en sluit met Hem een
verbond van “samen-lijden” door samen met Hem de naderende Passie
aan de Eeuwige Vader toe te wijden. Zij omhelst Hem met een tedere
glimlach en sterkt Hem hierdoor mateloos voor Zijn laatste opdracht. Na
de Hemelvaart van Jezus valt Zij geleidelijk aan ten prooi aan een soort
40
nostalgisch verlangen naar het Hemelse Leven bij Haar Goddelijke
Zoon, niet omdat Zij in opstand zou verkeren tegen Gods beschikkingen,
doch integendeel omdat Zij ernaar verlangt, deze beschikkingen vanuit
de Hemel nog krachtiger te mogen helpen uitvoeren. In al deze fasen
van Haar leven op aarde is Maria een toonbeeld van berusting in Gods
Wil, in volle overgave aan datgene waarvan Zij overtuigd is dat het niets
dan goeds over de zielen zal brengen. Hoe méér Zij lijdt, des te meer is
Zij verheugd, want Zij beschouwt het lijden en de beproevingen als
bewijzen voor de heilbrengende opdracht waartoe Zij op aarde is
geroepen. Hoe “onmenselijk” ver Maria’s zelfbeheersing reikt, is
gebleken onder het Kruis, waar Zij elke mogelijke influistering tot verzet
tegen Gods Plan verbrijzelde tussen Haar machtige voeten en de stenen
van Golgotha.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de
Onbevlekte Tuin van Maria, die de glans van een blinde
gehoorzaamheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar
moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat
de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in
mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer
verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van
Goddelijk Leven.
Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid.
Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en
ziel.
Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring
en zonde.
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel.
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met
U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en
gelijkenis van God”.
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag
ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel
nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek
U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
41
1. Meesteres van mijn ziel, Uw hele leven was een voorbeeld van
aanvaarding. Ik smeek U, wil mij inspireren en leiden in al mijn
handelingen, woorden, gedachten en verlangens, opdat ik mijn
medemens niet bewust noch onbewust moge aansporen tot verzet
tegen de kruisen van zijn leven, noch tot het bedrijven van enig
kwaad.
2. Meesteres van mijn ziel, de Leer van Uw Zoon en de volmaakte
bezieling van Gods Geest hebben Uw hele leven richting gegeven. Ik
smeek U, behoed mij voor elk verzet of elke dwaling ten aanzien van
de oorspronkelijke Leer van Christus en Zijn Kerk, want slechts de
keuze voor Christus en Zijn Leer kan de mensheid redden van de
eeuwige dood.
3. Meesteres van mijn ziel, U hebt Uzelf in alles weggecijferd om slechts
Gods Werken te doen. Ik smeek U, geef mij de kracht en de liefde om
mijzelf totaal te verloochenen om Gods en Uw beschikkingen in
mijn leven strikt na te volgen, zelfs ten koste van grote inspanning.
Beziel mij met de moed om mijn eigen belangen niet vóór deze van
Gods Heilsplan te stellen.
4. Meesteres van mijn ziel, U herkende elk kruis als een geschenk van
Gods Voorzienigheid voor de Verlossing der zielen. Ik smeek U, behoed
mij ervoor, dat ik God verwijten zou maken voor onaangename
ervaringen in mijn leven.
5. Meesteres van mijn ziel, op onnavolgbare wijze hebt U berust in alle
beschikkingen van Gods Voorzienigheid, tot en met de zwaarste
beproevingen op Uw weg. Ik smeek U, schenk mij de kracht en het
geloof om in alle beproevingen en tegenslagen te berusten, in de
wetenschap dat zij zeeën van bloemen in vele zielen zaaien.
6. Meesteres van mijn ziel, Gods Wil was de enige Wet in Uw leven. Ik
smeek U, laat mijn wil onder Uw voeten sterven, opdat ik zou leven
en sterven in volmaakte onderwerping aan U, die door de
Allerhoogste bent verheven tot Uitvoerster van Zijn Wet op aarde.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Welk prachtig geschenk is toch het vermogen om in alles gehoorzaam te
zijn jegens God en jegens de Draagster van Zijn macht, Maria, die onze
Koningin en Meesteres is. Gehoorzaamheid is de deugd waarbij de ziel
zich één laat worden met Gods beschikkingen, en zij deze beschikkingen
spontaan en zonder verzet tot enige drijfveer en richtlijn van al haar doen
en laten maakt. Ongehoorzaamheid is elke neiging om Uw eigen zin te
doen wanneer deze afwijkt van de voorschriften en richtlijnen van de
oorspronkelijke Leer van Christus (het oorspronkelijk Evangelie, dus niet
aangetast door enig modernisme!) en van Maria (zoals deze onder meer
kenbaar worden gemaakt in Haar Openbaringen als de Meesteres van
42
de Zielen). Hieronder valt ook elk verzet tegen voorschriften, regels of
verlangens vanwege medemensen, voor zover deze voorschriften,
regels of verlangens niet duidelijk in strijd zijn met de voorschriften en
richtlijnen gegeven door Jezus en Maria. Elke daad van gehoorzaamheid
is een verheerlijking aan Gods Wil, en brengt de ziel méér in
overeenstemming met Gods Plannen en met Zijn “denkwijze”. Elke ziel is
uiteindelijk slechts met één doel op aarde: om volgens haar persoonlijke,
specifieke roeping haar bijdrage te leveren tot de voltooiing van de
verlossing en heiliging van alle zielen. De vruchtbaarheid van haar leven
wordt bepaald door de mate waarin zij deze bijdrage werkelijk brengt,
met de inzet van heel haar wezen en met de voortdurende betrachting,
haar eigen belangen achterop te stellen bij deze van God voor alle zielen
en voor alle eeuwen. Zo heeft Maria geleefd zoals het de Meesteres van
alle zielen betaamt: een leven in meesterlijke eenheid met Gods
Plannen. Het is van buitengewoon groot belang, te trachten, Maria in dit
opzicht zo getrouw mogelijk na te volgen. De waarde van een leven in
voorbeeldige gehoorzaamheid aan Gods Wet tot in de kleine
bijzonderheden van Uw dagelijks leven, kan nooit overschat worden,
want een dergelijk leven is een leven naar Gods Hart, en waarborgt
daarom aan vele zielen verlossing, en aan Uzelf een Eeuwig Leven in
gelukzaligheid. Laat Uw Meesteres U tot gids zijn:
1. Bedenk: elk gebrek aan gehoorzaamheid, aan aanvaarding van Gods
beschikkingen, staat Uw eigen geluk in de weg, want protest tegen Gods
Werken en Plannen, of nalatigheid in de uitvoering ervan op Uw
levensweg, brengt chaos in Uw leven: door elk protest maakt U het God
moeilijk om Uw leven in goede banen te leiden. Bedenk daarom dat Uw
geluk op aarde in belangrijke mate afhangt van Uw aanvaarding van
alles wat op Uw levensweg komt, ook het schijnbaar minder aangename.
Nog veel belangrijker echter, is de overweging dat elk protest tegen de
gebeurtenissen en omstandigheden die Gods Voorzienigheid op Uw
levensweg brengt, Uw eeuwige gelukzaligheid uitstelt of, in het ergste
geval, onmogelijk maakt. Ongehoorzaamheid stelt de poort open naar
vele ondeugden en zonden.
2. Smeek Uw Hemelse Meesteres dat Zij Uw hart moge veranderen
indien en in zoverre dit nodig is, opdat U niet meer zo gemakkelijk in
opstand of protest zou komen tegen vele dingen in Uw leven. Niet de
gebeurtenissen en omstandigheden zelf maken Uw leven moeilijk, doch
hoofdzakelijk Uw eigen reactie ertegen. Elke gebeurtenis en
omstandigheid van Uw leven is een kans om tot verlossing en heiliging
te komen. Uw geluk, Uw vrede van hart en de verlossing van vele zielen,
liggen grotendeels in Uw eigen handen.
43
3. Bid veelvuldig om standvastigheid opdat de beproevingen van het
leven U niet kunnen bekoren tot innerlijke wrevel, en van daaruit tot
onvrede en opstandigheid tegen Uw levenslot en de wendingen van Uw
levensweg.
4. Laat U motiveren door de bedenking dat niets U méér op de engelen
laat lijken dan een volkomen gehoorzaamheid. De engelen beschouwen
de dienst aan God en aan Maria als de enige zin van hun bestaan.
Hoeveel groter dan de verdienste der engelen is Uw verdienste als mens
wanneer U, die lichamelijke behoeften hebt en onder de lasten van een
leven op aarde gebukt kunt gaan, Uw hele leven opoffert aan de
verlangens van Uw Schepper en van Uw Meesteres. Volkomen
gehoorzaamheid, is een praktische uitdrukking van ware liefde. Onthoud
dat de liefde de gouden sleutel tot de poort des Hemels is.
5. Tracht Uzelf te bevrijden van de dwang en de schijnverplichtingen van
het werelds leven. Wie zich gevangen voelt in de noodzaak om het in het
werelds leven steeds volledig naar zijn eigen zin te hebben, zal geneigd
zijn tot opstandigheid en ongehoorzaamheid telkens het gehoorzamen
hem kan beletten om datgene te doen wat hijzelf zou willen doen. De
mens kan zichzelf ongewild regels opleggen door zich dingen voor te
nemen en dan geen rust meer te kennen vooraleer deze dingen gedaan
zijn. Wie dit alles weet los te laten, wordt vrijer, leeft meer volgens de
loop der omstandigheden dan volgens de zichzelf opgelegde regels, en
zal de gehoorzaamheid aan een macht buiten hem niet meer zo strikt
beschouwen als strijdig met zijn eigen verlangens. Om deze gesteldheid
te ontwikkelen, is een hoge mate van overgave en van nederigheid
nodig.
Overweeg tot slot deze uitspraak van de Meesteres van de zielen in
Haar Openbaring van 10 december 2006: “Naarmate de liefde groeit
naar volmaaktheid, worden gehoorzaamheid en onderwerping
grotere verrukkingen. Daarom beleven de engelen terwijl zij aan
Mijn voeten geknield liggen in lofprijzing of om Mijn bevelen te
ontvangen, de meest onvoorstelbare vervoeringen. Hun liefde voor
Mij is absoluut, volmaakt en vlekkeloos. Hun onderwerping jegens
Mij is eveneens absoluut, volmaakt en vlekkeloos”.
7e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
de totale zelfverloochening en offerbereidheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
De Onbevlekte Tuin baadt in de stralen van een eeuwige zon, die Gods
Licht en Levenskracht op volmaakte wijze overdraagt op alle elementen
waaruit de Tuin is opgebouwd, zodat geen enkel element ooit ondervoed
raakt. Dit is absolute en eeuwige vruchtbaarheid. De grootste, unieke
Vrucht die deze Tuin heeft voortgebracht en die voor eeuwig met de Tuin
44
verbonden blijft, is de Goddelijke Druivelaar, de Christus. Christus is de
Zoon van God, en moest Mens worden om de mensenzielen te kunnen
verlossen door lijden in Hart en Lichaam. De Goddelijke Druif moest tot
de laatste druppel uitgeperst worden, opdat het Offer tot heil van de
zielen volkomen zou zijn. Om als een volkomen vruchtbare Druif
geboren te kunnen worden, moest de God-Mens ingestort worden in een
Vrouw die met de Schepper het verbond had gesloten om ook Zichzelf
tot druif te laten maken. Zie dus de jonge Maria die spreekt tot de
Aartsengel: “Mij geschiede naar Uw woord”. Haar Hart spreekt oneindig
méér uit dan deze eenvoudige woorden. De diepe mystieke betekenis
van Haar uitspraak is niets minder dan “Ik verklaar Mij bereid om Mijn
leven totaal en onvoorwaardelijk ten dienste te stellen van Gods Plan
met Mij, ongeacht wat deze zelfofferande Mij moge kosten”. Vanuit Haar
Hart stromen naar de Aartsengel aan Haar voeten de onuitgesproken
woorden “Ga, en zeg de Heer van al wat leeft, dat Ik Mijzelf, met alles
wat Hij Mij heeft gegeven en nog zal geven, wil laten uitpersen tot de
laatste medeverlossende druppel, en dat Ik verzaak aan al Mijn eigen
behoeften als mens”. Gods antwoord op deze absoluut volmaakte
toewijding aan Zijn Plan van Heil is dit: in alle volmaaktheden die Hij in
deze Onbevlekte ziel heeft gelegd, ontsluit Hij nu op absolute wijze
Maria’s vermogen om Zichzelf volledig te verloochenen en een leven van
totale zelfslachtoffering te leiden. Hij maakt Haar tot “mystieke Druif”,
klaar om de “Goddelijke Druif” te ontvangen en volledig in deze laatste
over te vloeien. De Druivelaar die Christus heet, kan nu een Offer
brengen dat volmaakt beantwoordt aan Gods Verlossingsplan, want Hij
offert nu tegelijkertijd vanuit de Goddelijke en vanuit de menselijke
eigenschappen. In elke druppel die de Christus uit Zich laat persen,
vloeit nu automatisch ook het sap van de “mystieke Druif” waaruit Hij het
vlees heeft ontvangen.
De Onbevlekte Tuin betovert de bezoeker eveneens door de
korenbloemen als symbolen voor een totale, heldhaftige offerbereidheid.
De Meesteres van alle zielen toont mij de korenbloem als een symbool
voor Haar hoedanigheid als de Medeverlosseres. Deze prachtige
azuurblauwe bloemen nestelen zich tussen het koren, symbool voor de
Messias die komt om voor eeuwig Goddelijk Voedsel voor de zielen te
zijn. Zoals de blauwe korenbloem een verbond lijkt te sluiten met het
gouden koren, zo gaat de Medeverlosseres een Verbond aan met de
Verlosser: Zij zal evenals Hij, en in totale eenheid met Hem, Haar leven
prijsgeven voor het heil der zielen. Dit betekent dat Zij in zeer hoge mate
zal verzaken aan alles wat Haar leven in een stoffelijk lichaam
“aangenamer” zou kunnen maken. Haar vertrouwen op de onmetelijke
waarde van deze zelfofferande is even groot als dat van de korenbloem,
die samen met het koren afgemaaid kan worden. Zoals Christus verlangt
naar het Kruis omdat het Zijn ware bestemming als God-Mens is, zo
45
verlangt de Medeverlosseres naar een leven van maximale
vruchtbaarheid voor de zielen, terwijl Zij volmaakt weet dat maximale
vruchtbaarheid als ziel slechts geleverd kan worden door een restloze
offerande van het stoffelijk lichaam en het gevoelsleven. Daarom
verzaakt Zij bewust aan alle rijkdom, aan allerlei comfort (al is dit in het
Israël van Haar dagen een eerder relatief begrip, tenzij onder de
heersende klassen). Door Haar vermogens en Haar oneindige macht op
het Hart van de Schepper zou zij een leven kunnen leiden als een
koningin, temeer omdat Haar ouders welgesteld zijn en hun Dochter het
beste willen meegeven. In diepe overgave echter, verlangt Zij Haar
Goddelijke Zoon te volgen in een leven van offers en ontberingen. Hoe
méér Zij lijdt, des te meer “voelt Zij dat Zij werkelijk leeft”, want “goed
leven” is voor Haar “zaaien voor de zielen die arm zijn in hun innerlijk
leven”. Dit “zaaien” betekent concreet: de akkers van zielen omploegen
in de brandende zon, de stormen en de slagregens van allerlei
beproevingen en tegenkantingen.
Zie de eeuwige Maagd van Nazareth. Zij leidt een leven van Smarten,
die Haar reeds worden voorspeld wanneer Zij kort na de geboorte van
de God-Mens uit Haar schoot, dit Goddelijk Kind in de tempel te
Jeruzalem aan God opdraagt. Haar Smarten gaan onnoemelijk veel
verder dan de schaarse punten die hierover te boek zijn gesteld. De
Smarten situeren zich ook op een heel ander niveau dan de smart van
een “gewone” mensenziel: Maria’s Smarten zijn kwellingen en
hartenpijnen die ontspruiten aan een bovennatuurlijk aanvoelen van
verwondingen die toegebracht worden aan Gods Wet van Liefde. Zij lijdt
verscheurende pijnen om de zonde in al haar vreselijke uitingen,
waardoor alle zielen van alle eeuwen de noodzaak tot uitboeting steeds
groter maken. Zij ziet het volle effect van deze waarheid onder ogen
gedurende de uren van de Passie van Christus: Zijn Hart wordt
verscheurd in de emotionele kwellingen van Gethsemani vanwege de
onverschilligheid en blindheid der zielen ten aanzien van de zonde, Zijn
lichaam wordt aan flarden gescheurd tijdens de geseling vanwege het
materialisme en de ijdelheden der zielen, Zijn hoofd wordt met een kroon
van doornen opengereten vanwege de hoogmoed, trots en
verwaandheden der zielen, en Hij wordt aan het Kruis vastgenageld
omdat de zielen hun Schepper tot Gevangene van hun zelfaanbidding
hebben gemaakt. Na de Hemelvaart van Jezus begint voor Maria een tijd
van steeds dieper lijden onder de eenzaamheid van een leven van strijd
tegen de sporen der wereld in de kinderen van de jonge Kerk van
Christus, terwijl Haar ziel zo intens doordrongen is van het
bovennatuurlijke, bovenaardse leven. Gedurende Haar leven schuwt Zij
ondanks Haar immense hartenleed niet allerlei bijkomende offers. Ik zie
hoe Zij Zichzelf totaal wegcijfert in talloze situaties van het dagelijks
leven. Nooit begint Zij een maaltijd alvorens Zij ervan overtuigd is dat het
46
Haar levensgezel (de Heilige Jozef) of het Kind Jezus aan niets meer
ontbreekt.
Tijdens de apostolische tochten waarop Zij Jezus, de apostelen en de
vrome vrouwen vergezelt, zie ik Haar geregeld afgemat door de
krachtenslopende afstanden doorheen soms moeilijke landschappen
(bergop, bergaf, langs bospaden, door dorre steppe, soms wadend
doorheen rivieren, in zeer uiteenlopende weersomstandigheden).
Niettemin blijft Zij Zich tot het uiterste toe en met een bemoedigende
blijheid van hart inzetten voor de opvang van vrouwen, kinderen en, niet
zelden (al blijkt dit niet uit de Evangelies) de apostelen. Ondanks de
uitputting waaraan Zij regelmatig ten prooi is, zie ik hoe Zij blijft
inspringen bij de bereiding van maaltijden voor het gevolg van Jezus.
Ik zie Haar ook bij de waterput, die Zij dagelijks (soms meer dan eens
per dag) moet bezoeken na een tocht in vaak afmattende
weersgesteldheden: Zij geeft voorrang aan andere vrouwen, vaak zelfs
indien deze na Haar aankomen en zelfs al dreigt de put door langdurige
droogte onvoldoende water te zullen geven voor iedereen. Zij geeft Zich
in al deze omstandigheden zo totaal en zo vredig, dat velen zich de
vraag stellen, waar deze vrouw toch die kracht vandaan haalt. Het
antwoord is eenvoudig: Maria vertrouwt zo blind op Gods Voorzienigheid
voor Haar eigen noden, dat Zij geen ogenblik aarzelt om ook datgene te
geven waarvan Zij weldra Zelf niets meer zal hebben. Zo komt Zij tot
volmaakte zelfverloochening, en leeft Zij van de vreugde, te zien hoe
anderen gediend worden. Het verschaft Haar diepe vreugde, op deze
wijze telkens weer het voorrecht te mogen genieten, een concrete
bijdrage te kunnen leveren tot het welzijn van zielen, en hen in de
dagelijkse praktijk te bewijzen dat God waarlijk leeft en dat Zijn Wet van
Liefde, Zijn Verbond met de zielen, geen hol woord is. Niet alleen de
Smarten, pijnen, vermoeidheden, lasten en kwellingen in de meest
uiteenlopende vormen offert Maria dag en nacht op voor het heil van de
zielen en om hun verlossing door de Kruisdood van Jezus te helpen
ontsluiten; zij ontzegt Zich reeds als heel klein kind allerlei genoegens.
Zij verzaakt aan vele voedingsmiddelen die Haar een streling voor de
tong zijn: Zij legt de gelofte af, deze Haar leven lang niet meer aan te
raken. Aanvankelijk vertedert Zij het Hart van de Eeuwige Vader door
deze offers op te dragen “voor de spoedige komst van de Messias”.
Later, zodra de Heilige Geest de God-Mens in Haar heeft gestort, zal Zij
deze levenslange offeranden brengen “voor de verlossing van de arme
verblinde zielen”. Wanneer moeder Anna Haar zo vroegrijpe Dochtertje,
die Bloem van vroeg ontluikende schoonheid, wil sieren met een mooi
kleedje, pleit Zij zo lang tot Zij het van moeder gedaan krijgt dat Zij zo
onopzichtig mogelijke kleding mag dragen. Zij ontzegt Zich eveneens in
zeer verregaande mate het gezelschap van mensen die Haar dierbaar
zijn. Zij wil Haar Hart volmaakt beheersen, en Zij weet dat menselijke
47
verlangens nietig zijn in vergelijking met Gods noden. Gods noden in
verband met Haar, bestaan in Haar offers, want Haar uitverkiezing tot de
Moeder van de Messias maakt Haar automatisch tot de
Medeverlosseres, en verlossing wordt verwezenlijkt uit het zaad van
offers en boete. Maria volbrengt Haar offers zonder ooit het gevoel te
hebben dat in Haar leven iets ontbreekt: Haar kennis van Gods Heilsplan
en van de Goddelijke Wetten die alle leven regelen zonder bij de
grenzen van het vergankelijke te stoppen, laat in Haar het zalige gevoel
bloeien dat het enige ware en eeuwigdurende geluk slechts volmaakt
wordt in de mate waarin het leven vrijwillig gebaseerd wordt op volkomen
aanvaard lijden en met vreugde gebrachte offers. Zo heeft de Goddelijke
Wijsheid het Haar geleerd, en Haar eeuwigdurende eenheid met Haar
Goddelijke Bruidegom, de Heilige Geest, brandt deze gezindheid in Haar
Hart met onuitwisbare vlammen van liefdesvuur. Zo leeft Maria als de
volmaakte Koningin van de martelaren: Haar martelaarschap is vrijwillig,
grenzeloos en onvoorwaardelijk, niet opgelegd van buitenaf doch
bloeiend vanuit de diepste kern van een Hart dat verlangt om een
levende offerande aan God te zijn.
De Onbevlekte Tuin verbergt niet de korenbloemen noch de druiven:
deze worden in open handen getoond aan de God die offers nodig heeft,
tot Zijn verheerlijking en tot leniging en vreugde van de zielen, want de
Meesteres van alle heiligheid weet dat de korenbloem evenals de
druivelaar hun voortbestaan verzekeren nog vóór zij omgehakt of
afgesneden worden. Zij geloven in de Goddelijke Voorzienigheid, die het
uiteindelijk heil van alle zielen heeft beloofd. Daartoe is de Allerhoogste
het heilig Verbond met de zielen aangegaan, en daartoe heeft de
Meesteres Zich tot Brug tussen God en de zielen laten maken. Zij weet
dat de Brug nooit zal vergaan, want dat het Verbond eeuwigdurend is, en
dat de Brug zelf nu reeds in Gods Hart geborgen is.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de
Onbevlekte Tuin van Maria, die de moed van een totale
zelfverloochening en een heldhaftige offerbereidheid uitstraalt. Ik
bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar
opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de
Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer
verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van
Goddelijk Leven.
Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid.
Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
48
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en
ziel.
Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring
en zonde.
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel.
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met
U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en
gelijkenis van God”.
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag
ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel
nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek
U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
1. Meesteres van mijn ziel, U hebt volmondig “ja” gezegd tot een leven
waarvan U wist dat het U onnoemelijk leed zou brengen, dat echter
absoluut noodzakelijk was voor de verwezenlijking van Gods Plan. Ik
smeek U, leg in mijn hart het diepe verlangen om Jezus en U na te
volgen in het liefhebben van het kruis. Leer mij, alle lasten van mijn
levensweg te omhelzen als schatten voor het heil van de zielen.
2. Meesteres van mijn ziel, hoezeer verheugde zich Uw Hart bij elke
inspanning die het leven van U vroeg, want U wist hoezeer God Zich
over elk offer verheugt. Ik smeek U, zaai in mij de oprechte vreugde
bij elk offer dat ik kan brengen, en bij alles wat ik mij kan ontzeggen
uit liefde voor U.
3. Meesteres van mijn ziel, Uw Liefde was zo volmaakt dat Uw grote
vreugde erin bestond, de noden van Uw medemens te lenigen. Ik smeek
U, schep in mij het verlangen om mijzelf weg te cijferen voor de
belangen van mijn naaste. Wek in mij de liefde die mij in staat zal
stellen om ondanks eigen lasten mijn medemens in blijmoedigheid
te dienen.
4. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U bij het Kruis alle liefde en alle
hartenpijn in Gods Hart uitstort in de betrachting van het volmaakte Offer
met Christus. Ik smeek U, maak mij één met Uw Hart van Kalvarie, dat
zichzelf totaal heeft ontledigd voor de redding van velen.
5. Meesteres van mijn ziel, in U was de vrucht van het Lijden van
Christus reeds volgroeid, en toch heeft dit U niet verhinderd om een
leven van offers te omhelzen. Ik smeek U, laat mij delen in Uw
heldhaftige moed om een leven te leiden van voortdurende
zelfofferande voor de voltooiing van Gods Plan van Heil voor de
zielen, opdat de Goddelijke Graankorrel niet voor niets mag zijn
49
gestorven, want in mij moet het Kruisoffer van Christus vruchtbaar
worden.
6. Meesteres van mijn ziel, onmetelijk zijn Uw offers, Uw kruisen en Uw
leed, doch geen oor hoort enige klacht van Uw lippen. Ik smeek U, leer
mij, mijn kruisen en lasten te dragen in stilte en in het verborgene,
opdat zij hun volle vrucht mogen dragen en mij niet ten prooi
zouden geven aan de valstrik van het zelfbeklag die de ziel van alle
verdiensten berooft.
7. Meesteres van mijn ziel, het lijden en de offers waren voor U niets
anders dan parels en edelstenen. Ik smeek U, geef mij een grote
weerbaarheid tegen alle lichamelijk lijden, opdat het mij niet moge
ontmoedigen, afschrikken noch mij van alle blijmoedigheid en
zachtmoedigheid zou beroven.
8. Meesteres van mijn ziel, U hebt de onmetelijke grootheid van Gods
bedoelingen en de kleinheid van de menselijke belangen doorschouwd.
Ik smeek U, verrijk mij met de wijsheid dat ik Gods Werken en
Plannen oneindig belangrijker moge vinden dan mijn eigen persoon
en mijn werelds welbevinden, opdat ik nu met U het Verbond kan
sluiten om door U te worden opgedragen aan het Kruis van
Verlossing.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Gods Plan van Verlossing voor alle zielen zal pas eindigen wanneer de
laatste ziel op aarde de hemelpoort heeft gevonden. Jezus’ woorden
“Het is volbracht”, werden gesproken op het ogenblik waarop de bouw
van de tempel tot heiliging van de zielen voltooid was. Gods Plan is
echter niet voltooid met een leeg gebouw: de tempel moet bewoners
krijgen, verlosten. Daarom moeten alle zielen bijdragen tot de bewoning
van deze heilige erfenis. De zielen moeten in hun eigen leven door offers
het grote Offer van Christus en van de Medeverlosseres voortzetten. Het
Kruisoffer van de Christus is het zoveelste geschenk van God aan Zijn
volk. Dit onschatbaar geschenk moet geëerd worden door een
wedergeschenk. De zaden en pitten van de korenbloem en de druif
moeten in elke zielentuin een vruchtbare bodem vinden. Hoe groeit de
“gewone” ziel naar een totale zelfverloochening en een heldhaftige
offerbereidheid?
1. Betracht een ware liefdesrelatie tot Maria en Jezus. Ieder die ooit
verliefd is geweest, weet dat men bereid is om voor de geliefde ALLES
te doen. Wanneer het vuur van de liefde het hart werkelijk heeft
veroverd, bezielt het alle doen en laten, alle gedachten en emoties, alle
woorden en verlangens. Kijk uit hoe Uw leven zou veranderen zodra Uw
liefde tot Maria (Jezus) zo diep wordt dat U Uzelf tot alles kunt motiveren
door U zelfs nog maar voor te stellen dat Zij/Hij dit of dat van U verlangt,
50
of dat het Haar/ Hem veel vreugde zou bereiden indien U dit of dat zou
doen of juist NIET zou doen.
2. Breng deze liefdesrelatie over op Uw medemens. Houd U voor ogen
dat elke ziel iets van God in zich draagt. Zo kunt U Jezus en Maria in
elke medemens leren vinden. U zult hieruit een groter vermogen halen
om Uzelf te verloochenen voor Uw medemens. Deze gesteldheid heeft
nog een andere positieve bijwerking: U leert hierdoor, steeds
gemakkelijker “op een bovenwerelds niveau” te leven, want U wordt dan
niet meer afgeleid naar het menselijke in de dagelijkse handelingen,
doch leert in alles met Maria en Jezus verbonden te leven.
3. Onthoud dat Uw aardse behoeften vergankelijk zijn, doch dat de
bevrediging van de behoeften van de ZIEL haar staat van leven in de
eeuwigheid bepaalt. Stel U geregeld de vraag, of de bevrediging van een
stoffelijke behoefte werkelijk opweegt tegen de onschatbare waarde van
een offer voor de staat van genade van Uw ziel bij haar oordeel voor
God. Deze overwegingen zullen U in staat stellen om Uzelf en Uw
behoeften in steeds hogere mate te verloochenen en deze van Uw
medemens voorrang te geven, VOORAL wanneer de verloochening van
Uzelf ten opzichte van Uw medemens U echt een offer kost.
4. Beschouw elke daad van zelfverloochening of elk offer als een
bloeiende roos die U aan Maria (Jezus) geeft, en streef ernaar dat de
rozentuil zo spoedig mogelijk zo groot mogelijk zou worden. Dit beeld zal
U leren, een steeds diepere vreugde te ervaren in een leven van offers.
“Zelfverloochening van de ziel om Mijnentwil is als een zalige bries
die dichte nevelen verjaagt: hij doet de duisternis wijken en geeft de
zon de kans om haar licht in de harten te brengen. Evenzo, brengt
zelfverloochening warmte en licht over zielen. Onbaatzuchtige liefde
is daarom een sleutel tot bevrijding van de ziel zelf die haar bedrijft,
en voor vele andere”. (Openbaring van de Meesteres van de zielen, 18
december 2006).
8e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
de totale overgave en toewijding
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
In de Onbevlekte Tuin gaat de zon nooit onder. De Schepper onderhoudt
tot het Meesterwerk van Zijn handen een nooit geziene liefdesrelatie, en
laat Zijn Licht en Zijn levenskracht over dit uniek Paradijs stralen.
Weliswaar laat Hij elke tuin baden in de stralen van Zijn kracht, doch
geen enkele zielentuin neemt deze kracht zo volmaakt in zich op als het
Onbevlekt Paradijs. Het geheim ligt in de Tuin zelf: hij heeft zich totaal
ontvankelijk gemaakt voor het Goddelijke, door al het menselijke
voorgoed aan het Goddelijke af te staan in totale overgave en toewijding.
51
De Schepper heeft elke zielentuin ertoe voorbestemd om het paradijs te
zijn dat Hij Zich in den beginne voor de mens had gedroomd, en strooit
daarom onophoudelijk Zijn eigenschappen en gaven in alle tuinen als
zaad waaruit bloemen kunnen voortkomen die aan de volmaaktheid van
de Schepper herinneren. Weinige zielenakkers geven zich voldoende
over aan Gods Werken om werkelijk klaar te zijn om dit Goddelijk zaad
tot vrucht te laten brengen. Eén slechts beantwoordt totaal aan deze
Goddelijke geschenken, en wordt hierdoor “vergoddelijkt”: het Paradijs
van “de nieuwe Eva”. Zover het oog reikt in dit Oord van heerlijkheden:
verspreid bloeien trosjes vergeet-mij-nietjes, symbolen van diepe liefde
en vrede, en van volmaakte toewijding. Deze hemelsblauwe bloempjes
zingen onophoudelijk hymnen van liefde tot de Schepper, die het zaad
van deze bloempjes zo overvloedig heeft uitgestrooid terwijl Hij Zijn
Geest liet fluisteren: “denk aan Mij in alles wat het leven je zal bieden, in
goede en kwade dagen... Vergeet Mij nooit”. En het wedergeboren Aards
Paradijs beantwoordt deze verzuchting van de opperste Goddelijke
Liefde met een overvloed aan bloemen met als boodschap: “Zie toch hoe
klein ik ben, ik geef alle plaats aan U; hoe vredig ik ben (hemelsblauw
als symbool voor de totale vrede van hart en geest) omdat ik mij in Uw
handen weet; hoezeer ik U liefheb (het hartje in het midden van het
blauwe bloemkroontje) maar hoe klein mijn hartje wil zijn in de
onmetelijkheid van Uw Hart; en hoor ook mijn roep tot U: ‘vergeet mij
niet’.” Maria heeft Haar roeping binnen Gods Heilsplan in een nooit
eerder en ook nooit later geziene mate begrepen en aanvaard. Zij heeft
een leven geleid van totale toewijding en overgave aan Gods Plan van
Heil en Verlossing, en aan al Zijn Werken.
Reeds bij de schepping van Maria’s ziel voorziet God dat Haar
levensopdracht uniek zal zijn, want Zij moet de Moeder van de Messias
worden, een Tabernakel van heiligheid, ingebouwd in een Tempel van
offerande, boete en gebed. Hij schenkt Haar het unieke voorrecht van de
Onbevlekte Ontvangenis. Zij is buitengewoon vroeg rijp, uitzonderlijk
intelligent, en kent de openbaringen van de profeten reeds op een leeftijd
waarop de andere meisjes van Galilea nog niet eens kunnen lezen.
Wanneer Haar derde verjaardag nadert, melden Haar heilige ouders
Haar dat Zij zal worden afgestaan aan de tempel te Jeruzalem om een
leven in totale dienst van God te beginnen. Ondanks Haar prille leeftijd
begrijpt Zij volkomen welke offers dit van Haar zal vragen, doch verheugt
Zich op Haar intrede in de tempel als op het grootste feest. Zij wijdt Zich
met een brandend hart aan God toe, en begint een periode van twaalf
jaren van leven als uitsluitend bezit en eigendom van de Allerhoogste.
Onmiddellijk blijken al Haar handelingen, al Haar woorden en verlangens
intens en totaal gedreven te worden door een Hart dat ontembaar brandt
voor God, Zijn Werken en Zijn Plan van Heil en Verlossing voor de
zielen. Zij kent de woorden van de profeten van het Oud Verbond, die de
52
komst van de Messias in Israël voorspellen, en overweegt deze woorden
dag en nacht. Zij heeft geen andere liefde dan God, en betreurt slechts
één ding: dat Haar dagen slechts vierentwintig uren bevatten om Gods
Werken en Plannen te dienen. Zo gaan de jaren voorbij, doch Haar
Liefde voor God blijft groeien zoals een onblusbare, uitslaande brand.
Reeds bij Haar intrede in de tempel offert Zij in volle bewustzijn, uit vrije
wil en uit een onpeilbaar diep verlangen Haar eigen wil en verlangens
aan God op. Vanuit deze gesteldheid zal Zij blijven leven: Zij geeft Zich
volledig over aan Gods beschikkingen, en deze overgave strekt zich uit
tot in de allerkleinste details van Haar dagelijks leven. Zij stelt Zich
volmaakt ter beschikking van God, en leeft alsof Zij Zijn handen, Zijn
voeten, Zijn Hart, Zijn Geest, Zijn mond en Zijn zintuigen op aarde is:
niets van datgene wat Zij doet, zegt, voelt, denkt of verlangt, is gekleurd
door de noden van Haar stoffelijk leven; dit alles is louter uitvoering van
Gods Werken op aarde. Om deze reden leeft Zij van dag tot dag, van uur
tot uur, van seconde tot seconde. Zij maakt zo goed als geen plannen,
want Zij handelt op de ingevingen en impulsen van Gods Voorzienigheid.
Haar dagen krijgen vorm en gestalte volgens datgene wat God op elk
ogenblik van Haar verlangt. In Haar ontstaat geen enkele neiging om
Haar leven Zelf te regelen. Haar tijd is Gods tijd. Zij leeft niet voor
Zichzelf, doch louter en alleen voor God en voor de zielen. Hierbij laat Zij
Zich volmaakt leiden door datgene wat God van Haar verwacht, niet door
Haar eigen overwegingen. Maria denkt heel weinig, Zij voelt aan. Haar
enige drijfveer is de Liefde en het daaruit voortvloeiende verlangen om
zielen naar God te leiden. Om dit alles mogelijk te maken, opent Zij Haar
Hart zo maximaal dat het restloos overvloeit in het Hart van God: Haar
Hart verliest als het ware al zijn grenzen, en wordt één met Gods Hart
dat de hele Schepping overspant. Zo maakt Zij Zich klaar om op
mystieke wijze de Moeder van alle mensen te worden, een hoedanigheid
die Haar roeping als Meesteres van alle zielen afrondt: een Meesteres
met een alles omvattende macht kan al Haar onderdanen beheersen,
controleren en omvatten in al hun doen en laten, denken, voelen en
verlangen, doch slechts wanneer Zij ook Moeder is, kan Zij hen ook
daadwerkelijk totaal in Haar Hart sluiten. Maria’s maximale openheid van
Hart stelt Haar in staat om de totale, onvoorwaardelijke en
eeuwigdurende Hemelse Bruiloft te sluiten met God. Diezelfde openheid
stelt Haar eveneens in staat om Zich volmaakt in te leven in het leed en
de noden van alle zielen. Opdat deze Goddelijke gave in Haar niet
slechts een passieve verworvenheid zou blijven, wil Zij er actief toe
bijdragen door een totale luisterbereidheid: Maria’s omgeving weet hoe
open Zij staat voor alle zielen die hulp nodig hebben. De hulp die Zij zal
geven, overtreft in vrijwel alle gevallen in hoge mate de verwachtingen
en de oorspronkelijke bedoelingen van de ziel die bij Haar aanklopt, want
Zij richt al Haar inspanningen op de omvorming van de ziel en het hart
van Haar bezoekers: Zij verlangt slechts, de zielen zodanig te bewerken
53
dat deze uit zichzelf méér naar God en de kennis van de Waarheid
beginnen te verlangen. Zij zoekt dit te bereiken door in de zielen het
geloof, de hoop, het vertrouwen en de liefde te zuiveren en te bewerken
opdat de hoofddeugden in hen mogen opbloeien als paradijselijke
bloemen die God aantrekken en de vruchtbaarheid van Zijn Werken
bevorderen. Wat Zij wegens de ingeboren of verworven zwakheid van de
zielen niet onmiddellijk lijkt te bereiken door Haar woorden en Haar
immense uitstraling, bewerkt Zij in het verborgene verder door Haar
gebed, offers, lijden en boete. In alle zielen die God op Haar pad brengt,
zoekt Maria door Haar voorbeeld Haar eigen verlangen tot rijping te
brengen: dat zij zich méér uit de wereld zouden wegtrekken om méér het
zaad van het Goddelijk Leven in zichzelf te ontdekken en te leren
waarderen, en om méér gezuiverd te worden van alle invloeden die de
zielen voortdurend van God trachten weg te leiden. Zij zoekt hen
onvoorwaardelijk te leren kiezen voor het Goddelijke in hun leven, door
niet langer (zoals de wereld dit veroorzaakt) tot God te zeggen “Ja,
maar...” of “mij geschiede naar Uw woord wanneer het mij past...”, doch
volmondig en diep doorleefd “Ja, mij geschiede naar Uw woord”. Zie
aldus de Onbevlekte Tuin: Zij leeft niet meer, God leeft in en door Haar
heen; Haar wil heeft Zij ter dood gebracht en laten verrijzen in Gods Wil.
Maria is het volmaakte instrument van God, zo totaal en zo
onvoorwaardelijk dat geen ogen meer het verschil zien tussen Haar
handen en Gods handen, want in al Haar werken handelt God, in al Haar
woorden spreekt God, Haar Liefde is Zijn Liefde, Haar macht is Zijn
macht. Door Haar heen werkt al het Goddelijke dat Zij in de kern van
Haar ziel heeft ontvangen, en dat, zoals alles wat Goddelijk is, eeuwig
leeft en zich eeuwig blijft vermenigvuldigen.
De Onbevlekte Tuin is de volmaakte verlenging van het Paradijs van
Gods Hart op aarde. In Haar liggen alle zaden van Goddelijk Leven die
Hij ooit heeft gemaakt, en waarvan vele soorten nog onbekend zijn. Al
deze zaden stelt het wedergeboren Aards Paradijs ter beschikking van
hen die zich door totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding
klaarmaken voor de volmaakte versmelting van hun zielentuin met dit
Paradijs. Klaar zijn slechts zij die in Haar navolging zeggen “Totus Tuus”.
Het zaad van de totale overgave en de totale toewijding is zaad van
Eeuwig en Goddelijk Leven.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de
Onbevlekte Tuin van Maria, die een totale overgave en totale
toewijding uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn
om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de
heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij
kunnen overvloeien.
54
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer
verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van
Goddelijk Leven.
Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid.
Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en
ziel.
Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring
en zonde.
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel.
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met
U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en
gelijkenis van God”.
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag
ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel
nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek
U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
1. Meesteres van mijn ziel, U hebt Uw hele wezen en Uw hele leven
prijsgegeven aan Gods Werken en Plannen. Ik smeek U, leer mij
zodanig te leven dat al mijn doen en laten niet in de eerste plaats
mijn belangen zou dienen, doch deze van God.
2. Meesteres van mijn ziel, U hebt al Uw levenstaken volbracht in
uitsluitende dienst van God, in verloochening van Uw eigen belangen. Ik
smeek U, leer mij, alles in mijn leven te aanvaarden in volle
vertrouwen op Gods Liefde en Wijsheid.
3. Meesteres van mijn ziel, in Uw Hart voltrok zich de volmaakte
offerande tot redding van zielen. Ik smeek U, wek in mij het
allesverterende vuur en het allesbeheersend verlangen om mij
totaal, onvoorwaardelijk en voor eeuwig aan U weg te geven, opdat
alle vruchten van mijn leven Uw bezit en eigendom zouden zijn.
4. Meesteres van mijn ziel, U hebt alles aanvaard wat Gods
Voorzienigheid op Uw pad bracht. Ik smeek U, leid mij naar het
vermogen van een totale overgave en zelfgave, zonder enig verzet
of opstandigheid tegen de Werken der Voorzienigheid in mijn
dagelijks leven.
55
5. Meesteres van mijn ziel, Uw totale overgave aan God heeft U in staat
gesteld om elk detail van Uw leven volkomen aan Gods werking over te
laten. Ik smeek U, schenk mij het vermogen om het verloop van mijn
hele leven in alle bijzonderheden aan Uw macht en controle over te
dragen, en niet langer mijn eigen grootste vijand te zijn door alles
zelf te willen regelen.
6. Meesteres van mijn ziel, in Uw navolging geef ik U mijn ziel, mijn
denk en gevoelsleven, mijn verlangens en bestrevingen, mijn wil,
mijn lichaam met al zijn lasten, al mijn gesproken woorden, al mijn
handelingen, mijn verleden, heden en toekomst. Ik smeek U, reinig
mijn hele wezen en mijn hele verleden van alle ballast die mij kan
verhinderen om het Eeuwig Rijk binnen te gaan. Heers in mij, en
houd in mij niets anders over dan geest, Liefde en Goddelijk Leven.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
De definitieve vestiging van Gods Rijk op aarde is in wezen niets anders
dan de wedergeboorte van het Aards Paradijs, een wedergeboorte die
reeds in haar volheid voorafgespiegeld is in de Onbevlekte Tuin. Deze
wedergeboorte, de grondvesting van het Messiaanse tijdperk in zijn
volheid, is geen verschijnsel dat zich buiten ons zal afspelen, zij moet
zich voltrekken in de individuele zielen. Elke ziel moet zich voor deze
“spirituele revolutie” klaarmaken door een volkomen navolging van
Maria. Het zaad van de totale overgave en toewijding is in overvloed
voorhanden in de Onbevlekte Tuin. Totale, onvoorwaardelijke en
eeuwigdurende toewijding aan Maria ontsluit het Paradijs voor de ziel in
de mate waarin deze toewijding dag na dag werkelijk beleefd wordt, en
hoe meer zielen deze stap zetten, des te sneller zal het Paradijs zich
reeds in deze wereld grondvesten. Hoe kunt U het zaad voor totale
overgave en toewijding in U tot bloei brengen?
1. Leer Maria te beschouwen als Uw enige toevlucht in alle situaties van
Uw leven: Zij kan ALLES voor U zijn, zodra U bereid bent om alles voor
Haar te zijn en te doen. Zij heeft de macht om U het ware geluk te laten
vinden, en daarna de eeuwige gelukzaligheid van de Hemel. Zij kan de
tuin van Uw ziel herscheppen tot een paradijs, met Uw vrijwillige en volle
medewerking.
2. Begraaf Uw verleden met al zijn herinneringen in Maria’s Hart. Laat U
niet langer afleiden door gedachten over een tijd die definitief voorbij is.
De verlossing van Uw ziel en het daaruit voortvloeiende ware geluk
wordt bereid in het HEDEN, niet in het verleden.
3. Verminder zo veel mogelijk alle wereldse invloeden in Uw dagelijks
leven. Weliswaar kunt U niet vermijden om in de wereld te leven, maar U
kunt zich wel oefenen in het afschermen van Uw waarneming van alles
om U heen. Ga in Uw geest en hart zo weinig mogelijk in op de
56
onvermijdbare zintuiglijke prikkels (beelden, geluiden, geuren). Gebruik
Uw vrije wil op de juiste wijze, door Uzelf voor te houden dat U zoveel
mogelijk in Uzelf gekeerd moet blijven en Uw aandacht zo weinig
mogelijk naar Uw omgeving mag laten gaan. Vermijd bijvoorbeeld de
massamedia (televisie, radio, kranten, weekbladen, inhoudloze teksten,
reclamebeelden, niet-stichtende sites op het Internet...). Laat U ook niet
afleiden door allerlei gebeurtenissen op straat enz.
4. Onthecht U geleidelijk van stoffelijke behoeften. Uw lichamelijk leven,
en ook Uw gevoels- en intellectueel leven, hebben behoeften. Om Maria
en Jezus daadwerkelijk te kunnen volgen in alle bijzonderheden van Uw
leven, is het noodzakelijk om Uw gewoonten en levenspatronen
geleidelijk te veranderen. Het moderne leven schept voortdurend nieuwe
(schijn)behoeften. Tracht deze zoveel mogelijk uit Uw leven te bannen.
Streef ernaar, Uw behoeften niet ver meer boven het
levensnoodzakelijke te laten uitstijgen. Dit is bij uitstek de weg naar
algehele bevrijding van ziel, hart en geest, en leidt U naar de juiste basis,
een sterke fundering, voor totale toewijding. U kunt niet tegelijk Uw
behoeften en Maria dienen. Maak de eersten tot Uw dienaren, de tweede
tot Uw Meesteres.
5. Verdiep U in alle deugden en in de wegen naar de heiliging, teneinde
Uw zwakheden te overwinnen. Ik verwijs U naar de omvangrijke
richtlijnen die Maria in de loop der jaren reeds via Haar “Myriam” heeft
gegeven, in het bijzonder in de volgende boeken en teksten:
* De Hemelse Bruiloft
* Lentebloesems aan de Levensboom
* De Tempel van Maria
* Kruistocht naar de Ziel
* De Sleutels tot Ontsluiting van de Heiligheid in de Ziel (korte
tekst)
6. Verdiep U in de betekenis en het belang van Gods Heilsplan. De
kennis hiervan zal U motiveren in de dagelijks beleving van de totale
overgave en toewijding, want de ziel die de zin van Gods Heilsplan
begrijpt, weet waarvoor zij strijdt. Ook in dit verband verwijs ik U naar de
omvangrijke onderrichtingen die Maria in de loop der jaren reeds via
Haar “Myriam” heeft gegeven, in het bijzonder in de volgende boeken en
teksten:
* Testament van het Verbond
* Stormschriften
* Openbaringen van Maria, Meesteres van de Zielen
* Het Heilig Verbond van Liefde (korte tekst)
57
7. Oefen U in de navolging van Maria. Maria is het Tabernakel van de
volmaakte heiligheid. Haar navolgen, betekent automatisch een leven
van totale toewijding leiden. De Hemelse Koningin heeft Zichzelf reeds in
vele openbaringen kenbaar gemaakt. De grootste diepgang van deze
openbaringen wordt bereikt in het boek dat vóór U ligt: Wedergeboorte
van het Aards Paradijs. Maria laat Zichzelf in deze bladzijden helemaal
tot leven komen voor elke ziel die Haar werkelijk wil kennen zoals Zij
reeds als mens op aarde was.
Maria, mijn allermachtigste Meesteres,
ik behoor U en U alleen toe, als Uw bezit en eigendom.
Vorm en kneed mij tot Uw beeld en gelijkenis
9e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
de boetvaardigheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
De Onbevlekte Tuin heeft nooit de winter gekend: niets sterft er, want
waar God de enige plaats bekleedt, is het Eeuwig Leven. Nochtans is dit
Paradijs zo gemaakt dat het de winter of dreigende winter van oneindig
veel zielen in zijn eigen grond kan opnemen om daar in aanraking met
de grootste en heiligste vruchtbaarheid tot nieuw leven te worden
gewekt. Deze Tuin is drager van een grenzeloze herscheppende macht.
Hij is een transformator, een omzetter: alles wat verontreinigd of
verzwakt of zelfs stervende is, kan erin worden omgezet tot materiaal
voor een nieuwe bezieling, nieuw leven dat meer in overeenstemming is
met Gods Plannen. Verspreid over de Onbevlekte Tuin zien wij grote
perken paarse krokussen. Deze bloemen zijn bij uitstek de bloemen van
de Vastentijd, die hun paars boetekleed vertonen terwijl de lente nog in
ontwikkeling is. In deze heiligste der gronden staan deze krokussen
symbool voor de lente die in Maria’s Smartvol Hart voor de zielen wordt
voorbereid door Haar leven van boete. Zodra zij hun paarse mantel
openen en hun oranje meeldraden vertonen, weten de zielen dat de
uitboeting bezig is, hen de weg naar de zon te tonen. Deze meeldraden
met de kleur van de zon, het Licht van God, wijzen de zielen op de
oneindige vruchtbaarheid van een leven van boetedoening.
Zie de Allerheiligste Maagd tijdens Haar dagen in het prachtig stoffelijk
omhulsel van Haar even prachtige ziel. Door verregaande versterving
onderwerpt Zij Haar lichamelijke behoeften steeds sterker aan de Wet
van de Liefde, die Zij tot koningin over Haar hele doen en laten maakt.
Haar Hart kreunt onder de onafzienbare verwondingen die de zielen
dagelijks aan Gods Hart toebrengen, vanaf de erfzonde van Adam en
Eva en de broedermoord van Kaïn op Abel, via de godsmoord op Jezus
aan het Kruis, tot en met de ontelbare zonden van alle tijden. Zij omhelst
58
het zwaard van Smarten uit volmaakte Liefde tot God, en laat Haar Hart
steeds dieper doorboren naarmate Zij alle zielen met hun zonden en
zwakheden en hun nooit ophoudend verraad jegens Gods Verbond van
Liefde, intenser in Zich opneemt. Haar Liefde is onvoorwaardelijk en
onbegrensd. Hoe zou dit anders kunnen in een Hart dat door God is
bevrucht met de volheid der Genade en met Goddelijke Mysteries
waarvan de uitwerkingen zich eeuwigdurend blijven vermenigvuldigen.
Reeds bij Haar geboorte is de ware aard van Haar roeping Haar bekend:
Zij zal een leven van uitboeting en offers leiden. Haar bestemming tot
Moeder van de Verlosser en Medeverlosseres van de zielen heeft de
Schepper in Haar ziel gelegd, doch blijft voor Haar verborgen tot de
aankondiging van de Menswording door de engel Gabriël. Zij is in al
Haar doen en laten bezield door een vurig verlangen om de mensheid
opnieuw dichter bij God te brengen en de zielen meer voeling te geven
met een zuiver en heilig leven. Zij wil dit niet doen door het gesproken
woord tot de zielen, doch in rechtstreeks contact met Gods Hart: door
gebed, offers en boetedoening in het verborgene. Reeds op heel jonge
leeftijd, nog in Haar vroege kinderjaren, begint Zij Zichzelf speciale
praktijken op te leggen: Zij vast meermaals per week (waarbij Zij
maximum één maal per dag heel sober eet en verder slechts wat water
drinkt); Zij onderhoudt verscheidene gebedstijden per dag en leest
geregeld in de boekrollen van de profeten; ook buiten Haar vastendagen
ontzegt Zij Zich zoveel mogelijk voedingsmiddelen van dewelke Zij
nochtans bijzonder houdt; wanneer Zij ’s nachts ontwaakt, beschouwt Zij
dit als een oproep van God, en staat Zij op om geknield te bidden (ik zie
en hoor Haar ’s nachts hoofdzakelijk spontane aanroepingen verrichten
voor de komst van de Messias, na Jezus’ geboorte vooral voor de
bekering van dwalende zielen); in tijden waarin Zij hardnekkige of
netelige situaties op Haar levensweg vindt, zie ik Haar veelvuldig
knievallen verrichten onder de aanroeping van Gods heilige naam. Zij
leidt een grotendeels teruggetrokken leven, en geregeld komt het voor
dat Zij Zich een tijdlang nog intensiever uit het “normale“ leven terugtrekt:
vooral na de Hemelvaart van Jezus sluit Zij Zich af en toe (vaak
gedurende negen dagen en nachten) op in Haar bidkamer, waar Zij de
tijd doorbrengt in gebed, innerlijke beschouwing, vrijwel totaal vasten,
vrijwel totale versterving aan zintuiglijke indrukken, boeteknievallen, en
Zich overgeeft aan de diepste uitwerkingen van de mystieke weg
waartoe Zij geroepen is. Na dergelijke perioden van afzondering komt Zij
gewoonlijk bij zonsopgang opnieuw te voorschijn. Ik zie Haar dan als een
wereldvreemd wezen, duidelijk tot in de diepste kern van Haar ziel
getekend door het intens contact met God, als een geest die een
lichaam heeft gekregen doch werkelijk licht lijkt uit te stralen. Zij heeft
dan een buitengewone blik in Haar ogen, als een mengsel van diepe
vrede, weemoed, tederheid, gelukzaligheid en smart. Op zeker ogenblik
59
hoor ik Haar in een dergelijke fase in een kort gesprek met apostel
Johannes zeggen, wanneer deze Haar bezorgd en zacht aanspreekt:
- Johannes: “O Moeder en Meesteres, U hebt duidelijk niets gegeten!”
- Maria (met een mysterieuze blik in Haar ogen, die ten Hemel
opgeslagen zijn): “Mijn Johannes, de dingen zijn niet zoals ze lijken...
Neen, hoe anders is alles dan datgene wat zich openbaart aan
mensenogen”.
Het is merkbaar dat versterving en boetedoening Maria in Haar
onophoudelijke contacten met God naar ongekende hoogten voert. In de
diepte is boetedoening voor Haar de koninklijke weg naar eenwording
met Gods Hart, de beleving van de volmaakte Hemelse Bruiloft waartoe
Zij geroepen is. Maria beschouwt de boetedoening als de natuurlijke ruil
voor alle gaven die Zij van God heeft gekregen. Zeer veel heeft Zij
gekregen, zeer veel wil Zij teruggeven. De weg van het mystieke leven
met zijn zaligheden en vervoeringen betaalt Zij duur met de pijnen en
smarten van Haar lichaam en Haar Hart. Omdat Zij ten volle begrijpt dat
Haar uitzonderlijke beleving van het Goddelijk Leven Haar niet is
vergund voor Zichzelf doch als bagage waarmee Zij Zich totaal,
onvoorwaardelijk en levenslang moet inzetten voor het heil van de
zielen, richt Zij Haar hele leven tot in de kleinste dingen zo in, dat het de
volle ontplooiing van Haar buitengewone gaven en eigenschappen in
stand kan houden. Zij leeft uitsluitend door, voor, met en in God, versterft
totaal aan Zichzelf en legt de signalen van Haar door de vele offers en
boetedoening zo zwaar vermoeide lichaam onder Haar voeten. Hoe
meer Zij “sterft” in het lichaam en in alle zinnen, des te meer leven brengt
Zij voort in de zielen. Zij beschouwt dit als een wonderbare ruil, en dankt
God voor elke beproeving. Zij gaat zo totaal op in Haar leven van boete
en versterving, dat Haar gedachten, Haar gevoelsleven, Haar doen en
laten, Haar woorden en verlangens gedreven en gestuurd lijken te
worden vanuit Gods Hart, zozeer is Zij één met Hem en met Zijn Wil.
Wat Zij wil, is automatisch wat God wil. Om deze reden weigert God
Haar niets, doch bekleedt Haar integendeel met de volheid van Zijn
macht, waarvan Zij tijdens Haar aardse leven slechts sporadisch gebruik
zal maken. Het boeteleven oefent op Haar een immense
aantrekkingskracht uit, want het helpt Haar bij de vervulling van Haar
enige verlangen: zielen bij God te brengen. Alle wereldse invloeden bant
Zij zoveel mogelijk uit Haar wezen, en datgene wat Zij op grond van
Haar bijzondere roeping toch tot Haar Hart moet toelaten, wordt daar
onmiddellijk omgezet in Goddelijk kracht: Zij herschept het tot het in
overeenstemming is met Gods noden.
De krokussen blijven bloeien in de Onbevlekte Tuin. Zij zullen hun
paarse boetekleed pas toevertrouwen aan de allerzuiverste bodem van
het Paradijs wanneer de Lente overgaat in de Zomer, in het uur waarin
60
Gods Rijk niet langer beperkt blijft tot het wedergeboren Aards Paradijs,
doch afgekondigd wordt over de hele aarde.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de
Onbevlekte Tuin van Maria, die de bevrijdende macht van de
boetvaardigheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar
moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat
de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in
mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer
verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van
Goddelijk Leven.
Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid.
Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en
ziel.
Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring
en zonde.
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel.
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met
U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en
gelijkenis van God”.
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag
ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel
nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek
U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
1. Meesteres van mijn ziel, U hebt slechts geleefd voor de uitboeting van
de zondeschuld van alle eeuwen. Ik smeek U, wil in mij het heilig
verlangen baren om een leven te leiden van vergoeding van de
zondenlast der mensheid.
2. Meesteres van mijn ziel, de enige drijfveer voor al Uw doen en laten
was slechts het eeuwig welzijn van al Uw kinderen. Ik smeek U, stort in
mij de liefde voor de boetedoening, en het verlangen naar het
afkopen van gunsten van heil voor de zielen door eigen lijden of
lasten, uit liefde tot U.
61
3. Meesteres van mijn ziel, Uw geest was een paradijs van heilige
gedachten. Ik smeek U, wek in mij de liefde tot de versterving van de
geest, door het denken niet tot meester over mijn hart te laten
worden, en niets dan positieve gedachten te koesteren.
4. Meesteres van mijn ziel, in Uw Hart werd de eeuwige Bruiloft met de
Heilige Geest voltrokken, die de Goddelijke Liefde baarde als de vrucht
die Verlossing en heiliging over de zielen zou brengen. Ik smeek U, wek
in mij de liefde tot de versterving van het hart, door geen negatieve
gevoelens jegens mijn medemens meer toe te laten.
5. Meesteres van mijn ziel, uit Uw allerzuiverste mond welden slechts
woorden op die bouwstenen van heil in de zielen konden leggen en
verheerlijking aan God konden brengen. Ik smeek U, wek in mij de
liefde tot de versterving van de mond, door mijn woorden te
matigen en te zuiveren, en in mij het verlangen naar stilzwijgen te
vergroten.
6. Meesteres van mijn ziel, in U is niets tot leven gekomen dat niet
doordrongen was van Goddelijk leven. Ik smeek U, wek in mij de liefde
tot de versterving aan de zinnen. Waak over mij, beheers al mijn
waarnemingen, en bescherm mij tegen alle verontreiniging die uit
de wereld op mij afkomt, opdat in mij slechts moge leven wat ik
nodig heb om de heiliging van mijn ziel te voltooien.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Weinig zaad uit het wedergeboren Aards Paradijs wordt zo omzichtig
benaderd als dat van de bloemen der boetvaardigheid. Hun inzaaiing in
de bodem van de ziel, en hun rijpingsproces in deze bodem, vergen een
radicaal besluit: de ondertekening van het verbond met God met de
woorden “ik zal altijd dienen” (als absoluut tegendeel voor de leuze van
de vallende Lucifer: “non serviam” = “ik zal niet dienen”). De bodem moet
omgeploegd en van alle hindernissen gezuiverd worden, eer de ziel klaar
is voor deze grote beslissing. Hoe verrukkelijk zijn echter de paarse
krokussen met hun oranje meeldraden in Gods ogen...
Hoe kunt U komen tot de juiste gesteldheid om op een vruchtbare wijze
boetedoening en versterving in Uw leven in te bouwen?
1. Beschouw de wereld met al zijn ellende, verwarring, verblinding,
wantoestanden, oorlogen en ondeugden, en laat diep in U doordringen
dat dit alles gevolgen zijn van de verschrikkelijk zware zondeschuld die
de hele mensheid doorheen alle eeuwen op zich heeft geladen en
waardoor de schepping heel zwaar verstoord is geraakt en de satan het
toppunt van zijn macht heeft bereikt.
62
2. Beschouw daarna de ellende in de ziel: laat diep tot U doordringen
hoezeer alle zonden, fouten, tekortkomingen, nalatigheden, zwakheden,
ondeugden, dwalingen, misleidingen en verblindingen elke ziel in de loop
van haar leven tot onvrede en vage gevoelens van ontevredenheid
brengen, en in het hart bitterheid, teleurstelling, wrok en negatieve
gevoelens over zichzelf, over medemensen, over de wereld, over het
leven en over God kunnen opwekken, zodat de ziel uiteindelijk komt tot
gevoelens van een grote leegte, een gemis, mislukking, falen en
ongelukkig-zijn.
3. Bedenk vervolgens dat dit alles (de situaties uit punten 1 en 2)
veroorzaakt wordt doordat de mensheid meer invloed en macht verleent
aan de duisternis dan aan het Licht, zowel in de wereld als in het
individueel leven.
4. Als volgende overweging bedenkt U welke vrede en gelukzaligheid in
de wereld, in Uw eigen leven en in de diepste kern van Uw hart zou
kunnen komen zodra de zwaar gewonde Goddelijke Gerechtigheid
bevredigd zou zijn door een intense vergoeding van de zonden door
veelvuldige akten van deugdzaamheid, doorleefde toewijding en
opgeofferd lijden.
5. Laat de overwegingen 1 tot en met 4 U inspireren en motiveren tot de
gelofte jegens Maria om voortaan een leven te leiden van verstervingen,
offers en boetedoening, en vorm samen met gelijkgezinde zielen een
ketting van licht om meer Licht en Liefde over de mensheid af te
smeken.
10e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
geestdrift
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Hoe verstikkend is de zonde, die de adem van de satan in zich
meedraagt. Zij wurgt de ziel en drukt de adem des levens uit haar weg.
Hoe verkwikkend is echter de lucht in de Onbevlekte Tuin. Zoals Gods
Geest over de wateren van de prille schepping zweefde als Voorbode
voor de uitstorting van Gods Levenskracht, zo heeft de Heilige Geest het
Onbevlekte Paradijs tot Zijn Lusttuin gemaakt. Hij doordringt er alles met
de zuurstof uit Gods adem. Deze zuurstof van Eeuwig Leven verkwikt,
schenkt onbegrensde vruchtbaarheid en wekt op tot de bloei van een
lente die nooit meer voorbijgaat. De ziel van de Onbevlekte Tuin is de
kracht uit de Bron van het Leven Zelf. Vandaar dat alle bloemen,
heesters en bomen er bloeien en vrucht dragen in een nooit elders
geziene schoonheid en kracht.
Wie Maria bezig ziet tijdens Haar leven op aarde, wordt aangegrepen
door de vaststelling dat Zij geen kleine dingen kan doen. Zelfs in de
banale handelingen van het dagelijks leven beweegt Zij Zich als in een
63
wolk van licht. Al Haar handelingen voltrekken zich vloeiend en met een
ongewone gedrevenheid. Ik zie een beeldschone Vrouw, buitengewoon
elegant in al Haar bewegingen, met in Haar ogen een zachtheid, om
Haar mond een lichte glimlach alsof Zij voortdurend verzonken is in een
innerlijk visioen van onwereldse pracht en verrukkelijkheid. Elke mens
die in Haar nabijheid komt en de ogen naar Haar toewendt, wordt
geraakt door een innemende glimlach. Wanneer slechts mannen in zicht
zijn, neigt Zij ertoe, Haar prachtig gelaat zo veel mogelijk te sluieren.
Thuis legt Zij de sluier soms af. Al is Zij nog zo vermoeid, niets lijkt Haar
te veel. Onze Meesteres vergunt mij een blik in de diepere gesteldheid
van Haar ziel bij dit alles. Zij lijkt onvermoeibaar in alles, omdat Zij Zich
volmaakt bewust is van Haar levenstaak, Haar ware roeping. Zij heeft
constant het gevoel dat Zij nog zoveel voor de Hemel wil doen en de tijd
zo kort is. Precies dit gevoel maakt deel uit van de diepe weemoed
waarin Zij geleidelijk zal beginnen te verzinken na de Hemelvaart van
Jezus. Het gevolg van deze gesteldheid komt hierin tot uiting, dat Zij Zich
totaal geeft in alles (gebed, toewijding, offers, boetedoening,
lofprijzingen, dagelijkse handelingen, enzovoort. Bij alles “hoor“ ik Haar
inwendig vanuit Haar Hart tot God zeggen: “Voor U, Mijn Schepper.
Moge het de komst van de Messias bespoedigen”, en later, nadat Zij
reeds Moeder van Jezus is geworden: “Voor U, Mijn Schepper. Moge het
de werken van de Messias vruchtbaar maken in alle zielen en in alle
tijden”. Steeds weer pept Zij Zichzelf door deze inwendige zingeving aan
Haar kleine handelingen op. “Kleine”... bij wijze van spreken, want wie
deze ziel bezig ziet, begrijpt dat er voor God geen kleine handelingen
bestaan. Alles wat van Maria uitgaat, is zo waardig, zo majestatisch in
zijn eenvoud en toch verrukkelijke schoonheid, dat het Gods Hart
letterlijk laat ontvlammen. Deze ziel is zo totaal op God gericht, dat elke
beweging van Haar handen of voeten, elke blik uit Haar ogen, elke
glimlach op Haar lippen, elk streelzacht woord uit Haar mond, de macht
bezit om de Hemel te doen beven van vervoering en de hel te doen
beven van angst. Het lijkt alsof deze ziel leeft en handelt vanuit een
motor en een brandstof die niets werelds meer hebben: de motor is het
Hart van de Heilige Geest, de brandstof is Zijn Wijsheid en de gave van
een volmaakt doorzicht. Maria ziet oneindig veel verder dan de dingen,
situaties en gebeurtenissen zelf. In alles herkent Zij onmiddellijk het werk
van Gods Voorzienigheid, en Zij dankt en dankt, verheugt Zich oneindig,
en volbrengt datgene wat Zij als opdracht op Haar levensweg vindt, met
een innerlijke, volmaakt evenwichtige blijheid die Haar laat stralen met
licht en warmte. De zielen met weinig dieptezicht worden door Haar
verschijning en gedragswijze geraakt en enigszins verward, zonder te
ontdekken waarom Maria bij hen als zo mysterieus overkomt. De zielen
die verder uitgerijpt zijn, begrijpen dat hier de hand van God in werking
is. De rijpsten onder hen zijn door Haar zo aangedaan dat zij Haar te
voet vallen, wat ik heb gezien bij apostel Johannes, de Heilige Jozef,
64
Maria Magdalena na haar bekering, en de andere apostelen na de
Komst van de Heilige Geest op het eerste Pinksteren na de Hemelvaart
van Jezus. Haar gedrevenheid is zo groot, en de wijze waarop Zij alle
dingen volbrengt, is zo doorstraald van Goddelijk Licht, dat ik vele zielen
in de bloeitijd van de jonge Kerk op de knieën zie gaan wanneer Maria
tussen de apostelen in het publiek verschijnt. Het Mysterie van Maria kan
niet worden gevat door een Haar louter te beschouwen als een mens.
Zij is niet vergelijkbaar met een “gewone” vrouw: Zij is in alles tot het
uiterste gedreven door de Heilige Geest, die de mens tot ongeziene
hoogten boven zijn lichamelijke krachten kan doen uitstijgen. Om deze
reden menen velen, zelfs in Haar onmiddellijke omgeving, dat Maria
nooit moe is. In werkelijkheid zou Zij Haar lichaam doorheen de dagen
moeten slepen, indien Zij niet de sleutel bezat tot de Bron van alle
levenskracht: het Hart van de Heilige Geest. Zij leeft vanuit een zo
intense verbondenheid met Gods Geest dat Zij Haar bewustzijn zo ver
boven het lichamelijke weet uit te tillen dat Zij het wel voelt (Zij voelt de
honger, de dorst, de pijn, het “gebroken-zijn tot in de kern van Haar
vlees”), doch dat Zij deze gevoelens volmaakt weet om te zetten in een
geestdriftig offer. De ziel van Maria lijkt een transformator: zij registreert
pijn en lijden, voegt er Haar immense Liefde aan toe, en weet de pijn en
het lijden hierdoor op een “bovenwerelds” niveau te brengen: het niveau
van de Hemelse beleving, waarop Zij alles ononderbroken opdraagt aan
de God van Verlossing en Heil. Zo maakt Maria’s buitengewone
bezieling door Gods Geest Haar tot een levende Kelk of Tempel van
ononderbroken
zelfofferande.
Deze
volmaakte
bezieling
en
gedrevenheid door de Heilige Geest is tevens de bron van Maria’s
eeuwige jeugd, ook in Haar uiterlijke verschijning. Mijn Meesteres
vertoont Zich achtereenvolgens aan mij zoals Zij was als jong meisje, als
jonge vrouw, als vrouw van “middelbare leeftijd”, en in Haar laatste
levensdagen. Het effect is verbazingwekkend: ik zie telkens diezelfde
trekken, met slechts een nuanceverschil waarvan mij in de diepte wordt
getoond dat het louter te maken heeft met een voortschrijdend
bewustzijn (of ontsluiting) van Haar unieke vergoddelijkte gaven. In Haar
laatste levensdagen zie ik mijn Meesteres als een rijpe vrouw met een
buitengewoon zachte gloed over Haar hele wezen. Haar schoonheid is in
geen enkel opzicht verminderd tegenover de tijd van de Passie van
Jezus, of van de vlucht naar Egypte, of zelfs als tempelmaagd. Eigenlijk
zelfs integendeel. Dit is letterlijk een Bloem die nooit zal verwelken. Bijna
tien jaar geleden vertoonde Maria Zich aan mij in Haar laatste levensuur.
Ik was aangegrepen door deze aanblik: die vrede, die zachte gloed, die
betoverende schoonheid.
Weliswaar heeft Maria door het unieke voorrecht van de Onbevlekte
Ontvangenis de eigenschap ingestort gekregen dat Zij nooit het bederf
zal kennen, ook niet in het vlees, dat door de ziel wordt “gevoed” met
65
levenskracht. Niettemin is ook Haar eigen verdienste bij dit alles
oneindig: voortdurend weet Zij alle niveaus van Haar wezen (Hart, geest,
wil en lichaam) in het centrum van Gods Geest te houden, zodat al Haar
doen en laten geen ogenblik van Gods Plannen en Werken afdwaalt.
Daarbij moet Zij constant een strijd leveren die het bevattingsvermogen
van de zielen op Maria’s levensweg, en zeker hun waarneming, ver
overtreft: de strijd tegen verschrikkelijke aanvallen vanwege de
legioenen der hel, en de strijd tegen Zichzelf (lichamelijk en spiritueel
lijden). Inderdaad, het lijden poogt het middelpunt van Haar bewustzijn
voortdurend van het spirituele naar het lichamelijke te verleggen.
Intussen beuken de krachten der duisternis met een nooit geziene
woestheid tegen de poorten van deze Onbevlekte Burcht. De satan heeft
gemerkt dat deze Vrouw niet is zoals de anderen. Hij beproeft Haar door
zich van Haar eigen attributen te bedienen: Haar schoonheid, Haar
aanzien bij de spiritueel rijpere zielen, Haar grote verwezenlijkingen...
dus bekoort hij Haar op alle mogelijke deugden. Vaak doet hij dit bij Haar
zoals bij andere zielen: ongemerkt, verborgen. Soms echter vertoont hij
zich aan Haar. Enkele malen toont Maria mij hoe Zij de bekoorder
letterlijk voor Haar op de knieën dwingt. Ik zie Haar dit één maal doen als
jong meisje en nog een paar malen als rijpere vrouw. Telkens Zij hem dit
heeft bevolen, raakt hij vreselijk in de war doordat hij niet de kracht blijkt
te hebben om Haar niet te gehoorzamen, en zodra Zij hem uitdrukkelijk
toestaat om opnieuw overeind te komen, vlucht hij als een bliksem weg.
Haar macht is verschroeiend, en toch vraagt Zij God om de
toestemming, de satan te mogen bestrijden zoals andere zielen dit
moeten doen: door de kracht van liefde, vertrouwen, geloof, gebed,
offers en boete, in plaats van door gebruik te maken van Haar
onoverwinnelijke macht over hem. In deze strijd toont Maria Zich zo vurig
dat het mij toeschijnt alsof er vlammen uit Haar Hart ten Hemel schieten.
Maria haalt Haar kracht en gedrevenheid uit de combinatie van de
volgende gesteldheden:
- het feit dat Zij oneindig diep doordrongen is van Haar levensopdracht
en buitengewone roeping;
- Haar rotsvast geloof dat God en Zijn onovertroffen Voorzienigheid,
Wijsheid en Liefde alles regelen;
- Haar grote Liefde voor God en voor Zijn Plannen en Werken;
- Haar grote Liefde voor de zielen en verlangen naar hun eeuwig heil;
- het feit dat Zij voortdurend leeft met Haar blik op de eeuwigheid, zodat
Zij alles in Haar leven ervaart alsof Zij ernaar zou kijken vanaf het
bovenaards niveau (als het ware met de ogen van de Heilige Geest
Zelf): dit stelt Haar in staat om alles sterk te relativeren, en om aan alles
nut en zin te verlenen. Aanschouw de verrukkingen van de Lusttuin van
de Heilige Geest. In deze Tuin voltrekt Hij alles wat Hij van in den
66
beginne in alle zielen had willen voltrekken. In deze Tuin vinden alle
verrukkingen die Hij de ziel wil bereiden, hun weerklank, want doordat in
deze Tuin alle zaden van de Heilige Geest volkomen tot rijping, tot bloei
en tot vrucht komen, schept Maria op Haar beurt vervoeringen in het
Hart van God, de Bron van alles wat is. De ziel die zich “door de Geest
laat drijven”, laat op haar beurt Zijn Werken drijven als een stroom die
uiteindelijk alle zielen zal reinigen tot in alle uithoeken van de schepping.
In Haar zag God dat het goed is, en dat de cirkel zich zal sluiten,
wanneer de volheid van de tijd gekomen is.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de
Onbevlekte Tuin van Maria, die de heiligheid van de ware gedrevenheid
door Gods Geest uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar
moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat
de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in
mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer
verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van
Goddelijk Leven.
Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid.
Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en
ziel.
Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring
en zonde.
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel.
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met
U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en
gelijkenis van God”.
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag
ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel
nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek
U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
67
1. Meesteres van mijn ziel, vanaf Uw geboorte was Uw ziel zich
volkomen van Uw unieke levenstaak bewust. Ik smeek U, wil mij
bewust maken van mijn ware roeping in dit leven, de opdracht die ik
moet volbrengen binnen Gods Plan met de zielen.
2. Meesteres van mijn ziel, geen enkel ogenblik heeft de geestdrift U
verlaten, omdat U de zin doorschouwde van alles wat Gods
Voorzienigheid op Uw levenspad bracht. Ik smeek U, laat mij toch de
zin van elke meter van mijn levensweg herkennen, opdat ik
gevrijwaard moge worden van futloosheid, moedeloosheid en
doelloosheid.
3. Meesteres van mijn ziel, geen ogenblik zijn Uw ogen afgedwaald van
het Hemels doel waartoe U in de wereld was gekomen. Ik smeek U,
toon mij op welk doel ik mijn leven moet richten voor het heil van
mijn ziel, opdat ik de ware motivatie moge vinden voor al mijn doen
en laten.
4. Meesteres van mijn ziel, U hebt volmaakt begrepen dat God niets laat
gebeuren zonder bedoeling. Ik smeek U, laat mij het nut van alle
kleine dingen in mijn leven herkennen, opdat ik de ware
tevredenheid moge vinden en alle lauwheid, onverschilligheid en
gebrek aan levenslust uit mij verbannen mogen worden.
5. Meesteres van mijn ziel, de volmaakte Bruiloft met de Heilige Geest
heeft U in staat gesteld om oneindig verder te schouwen dan de
oppervlakte van alle dingen. Ik smeek U, verhoog mijn
ontvankelijkheid voor de inwerkingen van de Heilige Geest, opdat
alle dorheid en elk gevoel van zinloosheid uit mijn leven verwijderd
mogen worden.
6. Meesteres van mijn ziel, ook in alle smart bleef in Uw Hart de zon van
de Goddelijke bezieling schijnen. Ik smeek U, wil de instroming van
het Goddelijk Licht in mijn hart en geest levendig houden, opdat ik
niet ten prooi moge vallen aan enige droefgeestigheid,
neerslachtigheid of depressiviteit.
7. Meesteres van mijn ziel, U hebt geleefd vanuit het Hart van de Heilige
Geest, die Uw bewustzijn boven de dingen der wereld uittilde. Ik smeek
U, leer mij kijken met de ogen van de ziel, opdat ik alles wat mijn
levensweg kruist, moge kunnen relativeren.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Elke dag dat de ziel uitgenodigd wordt tot de Onbevlekte Tuin, gebeurt
dit niet louter om zich daar aan de onwerkelijke schoonheden te
verlustigen. Gods Heilsplan wordt niet volbracht door zich te verbazen
over de volmaaktheden van een andere ziel, en deze ziel daarom te
prijzen. Gods Voorzienigheid schept voorbeelden opdat zij tot navolging
mogen strekken. De wandelaar in de Onbevlekte Tuin krijgt van de
68
Opzichter van de Tuin (de Heilige Geest) de toelating om daar de zaden
mee te nemen die hij in de eigen ziel kan zaaien om de navolging stap
voor stap mogelijk te maken en vorm te geven. Het zaad van de
bloemen van Maria levert gelijkaardige bloemen op. Hoe meer zaad aan
de eigen zielenbodem wordt toevertrouwd, des te méér gaat de ziel op
Maria lijken. Daartoe moet de zielentuin zich door de Meesteres van de
zielen laten bewerken. De geestdrift laat geen zaad achter, zij wordt
gedragen door de zuurstof van de Goddelijke lucht in de Tuin. Daarom
zal de ziel vandaag in deze Tuin met verlangen de essentie van het
Goddelijk Leven inademen, en Haar eigen wereldse gesteldheden,
zwakheden, verleidbaarheden en duisternis uitademen. In de zuurstof
van Gods Geest wordt dit alles omgezet in adem van heiligheid. Opdat
de ziel door deze Goddelijke zuurstof niet zou “verbranden” door een
overmaat aan onverwerkbaar liefdesvuur en licht, moet de ziel de
bezieling laten voltrekken door de adem van Maria, die deze zuurstof zal
aanpassen bij de behoeften van de ziel en de opneembaarheid: wanneer
kan zij welke dosis verdragen en volkomen benutten? Laat de Meesteres
Uw tuin voorbereiden op het vermogen om een leven in geestdrift te
leiden, want de geestdrift is als een Hemelse wind die het kaf tussen Uw
koren wegblaast en ruimte schept voor verluchting en de bloei van het
ware geluk op
onderrichtingen:
elke meter van Uw levensweg.
Ziehier Haar
1. Bezin U over de zin van het leven. Telkens U de neiging hebt om U
vragen te stellen naar de zin of het nut van schijnbaar banale of zinloze
gebeurtenissen of toestanden, moet U Uzelf voor ogen houden dat
ALLES wat op Uw levenspad komt, geen DOEL op zich is, doch een
ononderbroken aaneenschakeling van MIDDELEN om het enige, hogere
doel te verwezenlijken: de volbrenging van datgene wat God van U
verwacht om Zijn Plannen en Werken te voltooien. Elke ziel is een
onderdeeltje in het geheel van de Schepping. Bedenk even hoe totaal
onzinnig het zou zijn indien Uw leven niets anders, niets méér, niets
hogers te bieden had dan eten – werken – ontspannen – slapen,
enzovoort, soms vele jaren na elkaar. Zou God in Zijn oneindige
Wijsheid OM DEZE REDENEN en MET DIT DOEL een ziel scheppen,
laat staan miljarden zielen? Bedenk steeds dat de enige bestaansreden
voor de hele Schepping deze is: Gods Plan van totale verlossing en
heiliging van de mensheid te voltooien. Kan dit gebeuren door miljarden
zielen te scheppen met als enige levensdoel een jarenlange ketting van
eten – werken – ontspannen – slapen, enzovoort?
2. Bezin U over Uw ware levensroeping. Elke ziel heeft in dit leven een
welbepaalde roeping, een levensopdracht die zij moet vervullen om haar
aandeel in het volbrengen van Gods Plan te verwezenlijken. Deze
levensroeping heeft niets te maken met het beroep dat de ziel hier op
aarde uitoefent voor haar financieel onderhoud. De roeping is de
69
specifieke taak waartoe de ziel (door God) geroepen wordt, de opdracht
die God haar meegeeft om binnen de haar op aarde toegemeten
levensduur te volbrengen. De ziel vindt deze roeping pas in de mate
waarin zij haar hart helemaal opent voor het bovennatuurlijke, het
Goddelijke, de dingen die niet met het vergankelijke (materiële,
stoffelijke) te maken hebben, doch met de behoeften van de ZIEL voor
het Eeuwig Leven en voor het eeuwig heil van alle zielen als geheel. Het
zijn de inspiraties van de Heilige Geest die de ziel via de gebeurtenissen
en ontwikkelingen op haar levensweg en via het geweten informeren
over wat God werkelijk van haar verwacht. Uw ware levensroeping met
zekerheid ontdekken, kunt U slechts door:
- Uw aandacht niet strak op de stoffelijke kant van Uw leven te richten,
doch voortdurend oog te hebben voor de diepere dingen van het leven,
de achtergronden die dieper liggen dan het oppervlakkige van al Uw
gevoelens, handelingen, gebeurtenissen, enzovoort;
- Uw eigen reacties en gevoelens ten aanzien van de gebeurtenissen
en omstandigheden in Uw leven te observeren: waarom heb ik een grote
voorkeur of afkeur voor dit of dat, welke dingen laten mij een grote
vreugde ervaren, of stoten mij eerder af? Bedenk wel dat “vreugde
ervaren” in iets, niet mag worden verward met de opwinding die
opgewekt kan worden door een zwakheid in de deugd, bijvoorbeeld:
bepaalde zielen ervaren het toppunt van opwinding telkens zij een
medemens kunnen verleiden via erotische handelingen of signalen.
Deze opwinding is geen teken van God voor het ontdekken van een
ware roeping, doch de kortstondige bevrediging van een vergankelijke
(lichamelijke en/of emotionele) behoefte die is ontaard tot een zwakheid.
De vreugde die kan wijzen op het ontdekken van de ware levensroeping,
is een vreugde van de ZIEL, die blijvend is en die een diepe vrede in het
hart brengt; opwinding is daarentegen een “vreugde” in het lichaam, die
vergankelijk is en innerlijke onrust en gevoelens van gevangenschap
brengt;
- het communicatiekanaal tussen Uw hart en God open te houden. Uw
roeping kan een leven lang voor U verborgen blijven wanneer U slechts
vanuit de GEEST leeft (denken, analyseren, piekeren, redeneren,
plannen, vergelijken, trachten alles met het verstand te begrijpen...).
Wanneer U God en de dingen der eeuwigheid uit Uw leven bant, zult U
evenmin Uw werkelijke roeping vinden, want dan gunt U Uw ziel niet het
ware Leven. Een stervende of kwijnende ziel kan geen ware geestdrift
ervaren, want zij snijdt zich af van de Bron van alle bezieling: God.
3. Leef in de rotsvaste overtuiging dat het ware leven pas na dit aardse
leven begint. Dit bewustzijn kan de ziel zodanig buiten zichzelf helpen
groeien dat zij vooruitgebrand wordt op elke meter van haar levensweg.
Zij leert dan alles relativeren (niets dat van de wereld is, opblazen; het
70
wereldse geen belang of betekenis toemeten die het helemaal niet
heeft). Zij leert als het ware naar zichzelf en haar levensweg kijken
“vanuit de Hemel”, zo ongeveer “zoals God ernaar zou kijken”. Hierin
schuilt de extra motivatie dat de ziel zichzelf leert te doordringen van de
waarheid dat aan alles een einde komt, en dat zij later, na haar
heengaan uit deze wereld, zeer vele dingen die zij nu buitengewoon
belangrijk acht, als totaal onbenullig zal beschouwen. Deze ingesteldheid
maakt vele dingen tijdens dit leven veel lichter om te dragen. Het kijken
naar het eigen leven “van bovenaf” geeft de ziel een zeker gevoel van
vrijheid of bevrijding: zij voelt zich op één of andere vreemde wijze niet
langer de gevangene van haar eigen leven.
4. Houd U steeds voor ogen dat AL Uw doen en laten, ELK woord en
ELK gevoel in de loop van Uw aardse leven, van groot belang kan zijn
voor het eeuwig heil van Uw ziel en van vele andere zielen, en Gods
Plan dichter bij zijn verwezenlijking kan brengen. Deze zingeving aan
elke schijnbare banaliteit in Uw leven kan de geestdrift in al Uw
handelingen aanwakkeren. Onderschat niet de waarde (in Gods ogen)
van een eenvoudige oprechte glimlach, een toegestoken hand, een
bemoedigend woord, enzovoort.
5. Wapen U tegen alle ontmoediging door U steeds voor ogen te houden
wat in het leven werkelijk van belang is om de eeuwige gelukzaligheid te
verwerven en bij te dragen tot de volbrenging van Gods Werken. U zult
merken dat onverwacht vele dingen die de wereld en werelds gezinde
mensen U willen voorspiegelen als essentieel, in werkelijkheid van geen
enkel belang zijn, bijvoorbeeld: leven volgens een strak schema dat men
zichzelf oplegt, een lichamelijk ongemak (weet dat God met alles een
bedoeling heeft, met het oog op Uw eeuwig welzijn) enzovoort.
11e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
de dankbaarheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
God is Liefde. Gods is daarom ook vreugde. Wie liefheeft, vindt zijn
grootste behagen in het vooruitzicht van de vreugde die hij de geliefde
zal bereiden met de geschenken die hij voor deze laatste in petto heeft,
en de vreugde die hierdoor in zijn eigen hart opgewekt zal worden: de
vreugde om de vreugde van de ander. God is niets dan Liefde, en Hij
verheugt Zich zonder ophouden om de vreugde die Hij Zijn schepselen
in het vooruitzicht wil stellen. Vele zielen blijven onverschillig voor Zijn
inspanningen. Welke verrukking voor het Hart van de hele Schepping, de
God van Liefde, wanneer Zijn Geest doorheen de Onbevlekte Tuin
zweeft en daar de tekenen van de grootste waardering en van de grootst
mogelijke eenheid van voelen met Zijn eigen Hart weerspiegeld ziet. Zo
ver het oog reikt: uitgestrekte zeeën van wiegend goud van
71
boterbloemen als symbolen voor Maria’s onovertroffen dankbaarheid. De
boterbloem wordt over de weiden uitgestrooid als goud uit Gods hand:
symbool voor al het waardevolle, liefdevolle en zuivere dat Hij in de
zielen wil zaaien. De bodem reageert op dit zaad met oneindige zeeën
van gouden kroontjes, zoals duizenden zonnetjes door dewelke de ziel
op haar beurt God toelacht. Maria dankt God voor alles, want Zij begrijpt
alles als het werk van Gods Voorzienigheid, die alles (ook het minder
aangename) laat gebeuren als een aaneenschakeling van kansen voor
de ziel om heil te verwerven voor zichzelf en voor anderen. Zie hoe diep
de Onbevlekte Tuin de bedoelingen en beweegredenen van de
Goddelijke Zaaier doorschouwt. Maria heeft begrepen dat de Goddelijke
Voorzienigheid de levensweg van elke ziel trekt doorheen een
niemandsland: het levenspad van elke ziel is verschillend van dat van
alle andere zielen van alle eeuwen. Geen twee zielen doorlopen een
identieke weg. Elke levensweg wordt specifiek voor die ene ziel
getrokken, helemaal in het niets, als een plan dat getekend wordt in
Gods Hart. Maria beschouwt dit als een overtuigend bewijs voor het feit
dat God buitengewoon veel aandacht heeft voor elke ziel afzonderlijk, en
dag en nacht met elke ziel afzonderlijk bezig is. Elke ziel gaat Hem ter
harte als een uniek bouwwerk, en elke levensweg als een uniek project.
Elke ziel en elke levensweg wil Hij optimaal tot ontwikkeling brengen,
want Zijn vreugde wordt pas verrukking wanneer de ziel alle Werken van
Zijn Voorzienigheid in positieve zin begint te beantwoorden, en slechts in
de mate waarin de zielen hun van God gekregen bagage benutten,
nadert het Goddelijk Heilsplan voor de hele mensheid tot zijn voltooiing:
Gods Rijk op aarde, en de wedergeboorte van het Aards Paradijs, dat Hij
voorlopig slechts in de Dochter van Zijn welbehagen terugvindt. De
Schepper, Verlosser en Heiligmaker stippelt niet bij voorbaat de hele
levensweg uit van geboorte tot dood, want in Zijn onmetelijke Liefde
houdt Hij zelfs rekening met datgene wat Zijn Liefde en Zijn Plannen en
Werken het meest in de weg staat: de vrije wil van de ziel, die op elk
ogenblik de weg een andere, niet door God bedoelde wending kan
trachten te geven. Elke meter weg die God trekt, is een geschenk, want
Hij bouwt aan de ideale weg, de weg die volledig in overeenstemming is
met Zijn onfeilbare Wijsheid, de weg die gegarandeerd leidt naar het
Eeuwig Rijk, het Hemels Paradijs. Maria heeft dit volmaakt begrepen. Zij
reageert op dit inzicht met een grenzeloze en onvoorwaardelijke
dankbaarheid. Hierdoor geeft Zij uiting aan Haar volmaakt vertrouwen op
Gods Werken in Haar leven. Zij twijfelt geen ogenblik aan de waarde van
alles, zelfs het banale en ook het (menselijk gesproken) onaangename.
Zij weet dat Gods Wijsheid en Liefde het onaangename niet zouden
toestaan indien het niet nodig zou zijn, hetzij voor de ziel zelf, hetzij voor
Gods Plan voor de zielen als geheel. Door een bovennatuurlijke kennis
verlicht, weet Maria reeds tijdens Haar leven in het land van Israël dat Zij
geen Verlossing behoeft, want dat het Bloed van Christus reeds vóór Zijn
72
Kruisdood Haar ziel heeft bevloeid, als een uniek voorrecht op grond van
Haar unieke rol binnen het menselijk geslacht. Dit maakt voor Haar geen
verschil uit, wel integendeel, Zij weet nu dat al Haar inspanningen op
Haar levensweg rechtstreeks voor de verlossing van andere zielen en
voor de bevordering van Gods Werken worden benut, en Zij is dankbaar
voor dit alles en wil het maximaal benutten. In het beslotene van Haar
Hart verlangt Zij naar de ontplooiing van het maximum van Haar gaven,
talenten, vermogens en van die hele volheid van genaden die Zij bezit.
Geen ogenblik staart Zij Zich blind op de minder aangename dingen,
noch komt het in Haar op om hierdoor te gaan twijfelen aan Gods
almacht en Liefde, noch om Hem enig verwijt te maken. Onmiddellijk ziet
Zij in alles het goede, het positieve, de kans om iets concreets te doen
voor de zielen en iets concreets terug te geven aan God, die Haar het
leven heeft geschonken. Zij weet dat het leven het begin en het einde
van alle heilsmogelijkheden is, want het is het enige dat de ziel heeft om
in de diepte te doorleven wat de essentie van God Zelf is: de Liefde, die
het best tot uitdrukking wordt gebracht door de totale offerande van wat
het schepsel heeft: ziel, hart, geest, wil en lichaam, en de hele
levensweg vanaf het uur waarin de zon boven hem opgaat tot het uur
waarin de zon aan zijn einder ondergaat om de ziel tot bij de poort van
het oordeel te brengen. Met pijn beseft Zij dat talloze zielen nooit het
goede zien in de beproevingen, omdat hun gehechtheid aan het
wereldse hen verblindt, en dat God hierdoor in miljarden levens geen
waardering ontvangt voor al Zijn weldaden, die zo vaak verscholen zitten
onder de distels van het noodzakelijk lijden. Elke ochtend begroet Maria
de nieuwe dag als een verzameling van nieuwe kansen om te werken
voor Gods Heilsplan. Zij dankt voor de zon die leven geeft. Zij dankt voor
de regen die het voedsel voor het lichaam op de velden laat rijpen en die
zorgt voor de instandhouding van de schoonheden en verrukkingen van
de bloemen. Zij dankt voor het voedsel dat Zij eet en dat Zij niet
beoordeelt op zijn smaak maar als een geschenk van voeding. Zij dankt
voor het lijden, dat Haar kansen geeft om Gods Liefde te beantwoorden
door de offerande van datgene wat de gemiddelde mens beschouwt als
zijn grootste goed: het lichaam en zijn gezondheid. Maria’s dankbaarheid
bloeit in haar volle pracht op de bedding van Haar nederigheid. Danken,
doet slechts de ziel die nederig is en hierdoor erkent dat diegene die zij
dankt, iets had dat zij nodig had. Danken is dus ook: erkennen dat men
de ander nodig heeft (gehad). Maria erkent God in de positie die Hem
toekomt: deze van Bron van ALLES. Dus dankt Zij voor alles, want alles
komt uit Zijn hand, en heeft slechts één doel en zin: de eeuwige
gelukzaligheid van de ziel, en van de hele mensheid. Maria kent alles
zijn juiste waarde toe. Zo doorgrondt Zij de waarde, de zin en de
betekenis van elke gebeurtenis, van elk mensenleven en van de
passage van elke ziel op aarde. Ik zie hoe Zij God dankt bij het overlijden
van elke ziel die op Haar levenspad is geweest. Zij dankt omdat Zij deze
73
ziel heeft mogen kennen (zelfs wanneer het een ziel betreft die Haar
minder gunstig gezind was of die Haar leed heeft bezorgd), en voor elke
handeling die deze ziel jegens Haar heeft gesteld en elk woord dat deze
ziel tot Haar heeft gesproken, want Zij beschouwt al deze dingen (ook de
negatief gekleurde) als kansen die God Haar op Haar levensweg heeft
geschonken om heil te verwerven voor de verwezenlijking van Zijn Plan
van Heil. Zo leert Zij Haar omgeving een ongewone kijk op leven en
dood.
Op de vruchtbare weidegronden van de Onbevlekte Tuin verwelken de
boterbloemen nooit, want de dankbaarheid welt uit de bodem van
Maria’s ziel als ontelbare gouden kroontjes die mede vorm geven aan de
eeuwige lente. Haar eenheid met Gods Hart is zo volkomen dat Zij niet
anders kan, dan Zijn ononderbroken geschenken beantwoorden met
goud uit Zijn eigen zaad. Voor Haar is dit een noodzaak van leven.
Zonder dankbaarheid zou het Hart van Maria zichzelf onherstelbaar
verwonden, want indien het uur zou komen waarin Zij Haar Liefde voor
God niet meer tot uitdrukking zou kunnen brengen, zou de Onbevlekte
Tuin de ware zin van zijn bestaan verliezen.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de
Onbevlekte Tuin van Maria, die de volmaakte dankbaarheid uitstraalt.
Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar
opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de
Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer
verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van
Goddelijk Leven.
Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid.
Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en
ziel.
Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring
en zonde.
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel.
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met
U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en
gelijkenis van God”.
74
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag
ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel
nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek
U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
1. Meesteres van mijn ziel, Uw hele wezen is zo volmaakt één met Gods
Hart dat U de diepe zin van Zijn Plannen en Werken doorschouwt. Ik
smeek U, leer mij begrijpen dat elke gebeurtenis, elke situatie op
mijn levensweg, een werk van Gods handen is, dat mij naar Zijn
Paradijs wil leiden. Wek in mij de dankbaarheid voor deze
onophoudelijke blijken van Gods Liefde die samen mijn leven
vormen.
2. Meesteres van mijn ziel, alle beproevingen op Uw levensweg zijn U tot
bronnen van vreugde geworden, want zij gaven U de kans om God de
diepgang van Uw Liefde te bewijzen. Ik smeek U, leer mij het
onaangename in mijn leven te beschouwen als heel belangrijke
dingen die binnen Gods Plan passen en waaraan ik het voorrecht
krijg, te mogen meewerken door mijn liefdevolle en vertrouwvolle
aanvaarding.
3. Meesteres van mijn ziel, U weet dat God geen onbenullige dingen
doet, en dat al Zijn voorzieningen de ziel dichter bij de Hemel brengen. Ik
smeek U, leer mij, niets in mijn leven als vanzelfsprekend aan te
nemen, doch alles te beschouwen als het werk van Gods Liefde en
van Uw bemiddeling.
4. Meesteres van mijn ziel, in Uw Hart kwam nooit enig verzet op tegen
Gods beschikkingen. Ik smeek U, leer mij, het onaangename niet
langer te zien als punten waarop God jegens mij tekortschiet.
5. Meesteres van mijn ziel, U hebt gezien hoe God geen ogenblik
onverschillig blijft voor een ziel. Ik smeek U, open de ogen van mijn ziel
voor de onzichtbare handen van God die mij dragen wanneer mijn
weg moeilijk wordt en ik mij door Hem in de steek gelaten voel.
Open mij voor de fluisteringen van Gods Liefde in mijn hart en in de
verborgen weldaden op mijn levensweg.
6. Meesteres van mijn ziel, Uw dankbaarheid heeft God verheerlijkt in al
Uw doen en laten. Ik smeek U, leef in mij, opdat ik U en God moge
verheerlijken door elke klop van Uw eigen Hart in mij, dat elk
ogenblik van Uw leven op aarde heeft beleefd als een volkomen en
onvoorwaardelijke zelfofferande, en daardoor God zonder
ophouden heeft gedankt voor de rijke en onuitsprekelijke gave van
het leven.
75
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Slechts een verwaarloosbaar klein gedeelte van Gods weldaden vindt
zijn weerklank in dankbaarheid vanuit de zielen. Nochtans werkt de
dankbaarheid als een sleutel voor een open communicatie tussen God
en de zielen. Gods handelingen, die tot uitdrukking komen in alle werken
van Zijn Voorzienigheid, kunnen worden beschouwd als radiosignalen
die vanuit Gods Hart uitgezonden worden naar elk van Zijn schepselen.
Zodra de ziel dankt, krijgt de Goddelijke radiozender een signaal van
ontvangst: Hij weet dan dat de ziel op de radiosignalen “reageert”. Terwijl
de aarde baadt in een oceaan van Goddelijke radiosignalen, blijft het in
de Hemel opvallend stil aan wederberichten van de zielen uit. Het zaad
van het “meigoud”, de boterbloemen, wordt weliswaar in de
zielenbodems opgenomen (anders zou geen ziel in leven blijven), doch
het lijkt over het algemeen niet uit te rijpen tot kroontjes van goud: God
ziet weinig rendement voor Zijn gaven. De ziel die al haar gaven,
talenten, genaden, vermogens en tussenkomsten van de Goddelijke
Voorzienigheid laat renderen (tot vrucht of in bloei brengt), brengt
hierdoor de grootste dankzegging. De zeeën van boterbloemen vormen
het signaal van de weiden die God dank zeggen voor de nieuwe lente,
met een passend geschenk: gouden kroontjes. Vele zielentuinen
vertonen zelden boterbloemen. Zij bereiden zich dan ook niet voor op
een nieuwe lente, een wedergeboorte voor het Goddelijk Leven. Laat de
Meesteres van de zielen Uw grond bewerken voor een oogst van
gouden dankbaarheid:
1. Volg Maria na, die bij elke minder aangename situatie in Haar leven
tot God zei: “Dank, Mijn God, want Ik weet dat dit Mij en andere
zielen een stap dichter bij onze eeuwige bestemming brengt ”. U zult
merken dat U het minder aangename spoedig anders zult bekijken. Dat
komt doordat Uw geest en hart door deze dankzegging
“geherprogrammeerd worden” om volkomen over te vloeien in Gods Wil
en in Zijn Werken en Plannen, en ook doordat dankzegging God
aanspoort om U op een bijzondere wijze te begeleiden en te
beschermen.
2. Prent Uzelf voortdurend in het hart dat U slechts op de wereld bent
gekomen als een onderdeeltje van het systeem dat “Schepping” heet, en
dat de enige zin en bedoeling van Uw leven ligt in de volbrenging van
Uw persoonlijk aandeel in Gods Heilsplan. Zo zult U leren beseffen dat
ALLES zin heeft, en dat ALLES in Uw leven Gods aandeel vormt in het
uitbouwen van een afgerond geheel: de vervulling van Uw
levensopdracht, die U de verdiensten moet brengen waarmee U de
eeuwige gelukzaligheid in de Hemel betaalt. U zult dan begrijpen dat alle
leed, beproevingen en lasten in Uw leven slechts enkele stenen in dit
bouwwerk vormen, maar dat God vrijwel alle muren plus het dak voor
76
Zijn eigen rekening neemt. Een dagelijks “Dank U, mijn Schepper,
Verlosser en Heiligmaker” is een heel kleine prijs voor dit eeuwig
geschenk.
3. Vergeet geen ogenblik dat God met Uw leven slechts één ding
beoogt: Hij verlangt, U na dit leven in Zijn eeuwig Paradijs te kunnen
huisvesten. Hij vraagt daartoe de inspanning van een levenslang offer op
vele wijzen, maar Hij geeft U twee onbetaalbare dingen in de plaats:
- gaven, talenten, vermogens, genaden en tussenkomsten van Zijn
Voorzienigheid, vanaf Uw geboorte tot in het uur van Uw lichamelijke
dood;
- het vooruitzicht van een eeuwigdurend, nooit eindigend geluk en
ongekende heerlijkheden die alle verbeelding en voorstelling oneindig
overtreffen.
12e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
de vurigheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Alle leven is beweging. Wanneer de ziel het ware Goddelijk Leven in zich
draagt, sterft alle onderkoeldheid, alle lauwheid en alle kilte een stille
dood. Zij krijgt deel aan de eenheid met de Bron van het Goddelijk
Liefdesvuur. Aanschouw de talloze verrukkingen van de Onbevlekte
Tuin, volmaakte Spiegel van Gods Plannen en Werken zoals deze voor
alle eeuwen zijn beschikt. Boven de Onbevlekte Tuin hoor ik de
volgende woorden uit Gods Hart weerklinken:
“In U zal de schepping een venster op Onze Godheid vinden. Zij zal
U eren, aan Uw macht onderworpen zijn, en in U Onze Glorie
aanschouwen en verheerlijken tot ontsluiting van stromen van vuur
voor de zielen. In U zal zij het vuur in Uw Hart leren liefhebben als
het grootste geschenk van Ons Goddelijk Leven”
In de Onbevlekte Tuin heerst een zalige warmte. De Zon van de
Goddelijke Liefde dompelt er alles restloos onder in de volmaakte
levenskracht. Hoewel deze zon de ontzagwekkende kracht van God Zelf
belichaamt, verbrandt zij niets, tenzij de grond en de planten die niet
naar haar verlangen. In de Onbevlekte Tuin smacht alles naar de
volkomen eenheid met de Goddelijke Zon. Bovendien deint over deze
hoogheilige grond onophoudelijk de zuurstofrijke bries van de Heilige
Geest, die de Tuin het absolute maximum aan levenskracht biedt: de
volheid van het Goddelijk Leven. Deze zuurstofrijke bries houdt de volle
levenskracht, de volle vruchtbaarheid van de Onbevlekte Tuin in stand,
wat tot uiting komt in de geestdrift, de bezieling waarmee in dit Paradijs
alle processen zich voltrekken. En de bodem legt getuigenis af van de
ongeremde tegenwoordigheid en uitwerking van Gods Levenskracht,
77
door de goudsbloem, de bloem die lijkt te stralen als een diep-oranje
zon. Ooit toonde de Meesteres van mijn ziel mij de laagstaande zon
boven een landschap in de wijde natuur op een zwoele, stille
zomeravond als een symbool voor de heiligheid: heiligheid door
vurigheid, en vurigheid door heiligheid. Deze zon is als een diep-oranje
bol die stromen van Hemels goud over het landschap lijkt uit te gieten,
terwijl dat landschap er op een zwoele, stille zomeravond zo intens
vredig bij ligt, als symbool voor diepe innerlijke rust en vrede, stilte en
overgave, vurige liefde en een onverstoord gemoed. Dit alles schetst ook
de atmosfeer die op de ziel inwerkt wanneer zij het voorrecht krijgt om
zich één te laten maken met de Onbevlekte Tuin. In de goudsbloemen
lijkt de bodem er iets te weerspiegelen van het goud dat hij zonder
onderbreking uit de Goddelijke Zon opdrinkt. Maria is zodanig ontvlamd
door de Liefde en het innerlijk contact met God dat Haar wezen inwendig
in brand lijkt te staan. De ziel wordt in deze Tuin diep geraakt door een
atmosfeer van een zo ongenaakbare heiligheid dat zij in de ban komt
van een macht die haar op de knieën dwingt. Hier vat de ziel de
Waarheid over Maria als Draagster van Goddelijke macht. Maria bezit de
macht om Gods Hart in vuur en vlam te zetten door de woorden die Zij
spreekt in gebed, lofprijzing en onderrichting aan de zielen, woorden die
in volmaakte overeenstemming zijn met datgene wat God wil horen om
Zijn behoefte aan wederliefde te laten bevredigen. Elk woord dat een ziel
spreekt, wekt welbepaalde krachten op. De woorden die Maria spreekt,
de toon waarop Zij deze uitspreekt, de mantel van zachtheid en
tederheid waarin zij deze hult, en de vlammen van Liefde die intussen uit
Haar Hart schieten, verlenen Haar een macht die zelfs God in Haar ban
brengt. Voel de macht die van Maria uitgaat op grond van Haar
vurigheid:
- Haar vurigheid is een kracht die God herinnert aan de kern, de
essentie, het diepe wezen van Zijn Hart, dat de Bron is van Zijn
scheppende, verlossende en heiligende kracht. Door Haar
onvergelijkbare en constante vurigheid belichaamt Maria op deze wijze
alle wezenstrekken van de Goddelijke macht;
- Haar vurigheid is voor Haar een onuitputtelijke bron van kracht en
volharding in alle lijden en beproevingen, en daardoor bron van een
verlossende macht die, tenzij in Jezus Christus, op aarde nooit is gezien;
hierdoor heeft Maria onmetelijke verdiensten van Medeverlossing
verzameld, die Haar een zodanige macht op Gods Hart hebben
verschaft dat elke verzuchting van Haar Hart voor Hem als het ware als
een bevel is;
- Haar vurigheid is voor Haar een bron van bezieling naar andere zielen
toe. Dit verleent Haar een onuitsprekelijke rechtstreekse macht over de
zielen die in staat zijn om Haar heiligheid enigszins te herkennen, en een
even onuitsprekelijke onrechtstreekse macht over de andere zielen
78
doordat Zij Gods gunsten zo onbeperkt heeft opgewekt dat Zij bij Haar
kroning in de Hemel bekrachtigd zou worden in de onaantastbare en
onbereikbare positie die de Allerhoogste reeds vóór Haar Ontvangenis
voor Haar had voorzien: deze van Meesteres van alle zielen.
De Onbevlekte Meesteres van alle zielen beweegt Zich door Israël als
een weinig opvallende ziel. Zeer weinige ogen zien Haar zoals Zij is, in
Haar boven alles verheven grootheid en macht. Slechts de meest
uitgerijpte zielen herkennen in Haar de unieke sporen van een constante
eenheid met de Heilige Geest. Bij duizenden lopen de joden en de
heidenen onachtzaam voorbij aan de Koningin van de Schepping. Zij
heeft niet gewild dat Haar grootheid bekend zou worden vóór Gods tijd
daartoe zou aanbreken. De onvolkomen mensenziel zou Haar op grond
van die kennis aanbidden als een godin, terwijl Zij slechts God wil
verheerlijken in al Haar doen en laten. Wat de rijpere zielen opvalt, is dat
Maria niets “zomaar” kan doen: zelfs Haar meest onbenullig lijkende
handelingen worden volbracht met een gedrevenheid en een vuur die de
toeschouwer laten vermoeden dat Maria elke handeling op zich
beschouwt als een afgeronde, totale daad, een geheel of een wereld op
zich, zodanig dat Zij in elke daad een totale en absolute verheerlijking
aan God wil leggen. Ik zie Haar samen met verscheidene andere
vrouwen over een stofferige weg kuieren, enkele tientallen meter achter
enkele groepjes apostelen aan. Ik vermoed dat Jezus vóór hen allen uit
gaat, doch Hem zie ik niet. Ik zie een kind uit een nabij liggende tuin naar
het groepje vrome vrouwen lopen, en vallen. Wenend blijft het liggen.
Maria, die gesluierd en met neergebogen hoofd had gelopen, met naast
Haar Maria Magdalena, kijkt op, stapt met enkele snelle passen op het
kind toe, slaat met een verzekerde, bevallige beweging Haar sluier ten
dele weg, en ik zie een prachtig gelaat met buitengewoon zachte ogen.
Zij streelt het kind even over de wang, gaat op Haar rechterknie zitten,
buigt voorover en kust de bezeerde knie van het gevallen meisje, dat
naar deze mooie Dame kijkt met verbazing, als betoverd, en in enkele
ogenblikken tijds naar Haar glimlacht. Maria opent een kleine stoffen
buidel die Zij had gedragen, haalt een vrucht te voorschijn, geeft deze
aan het meisje, en ik hoor Haar zeggen: “Dank de Heer voor je pijn. Kijk
eens wat Hij je teruggeeft, Hij heeft de boom geschapen waaraan deze
vrucht is gerijpt, en die de hele tijd op jou heeft gewacht”. Het meisje
straalt, geeft geen kik meer, staat op en wandelt met de vrucht naar huis
terug, terwijl zij blijft achterom kijken naar deze wonderlijke Dame. Het
lijkt alsof zij bijna gelukkig is dat zij hier en nu heeft mogen vallen. Ziehier
een halve minuut uit het leven van Maria: één gestroomlijnde handeling,
met alle bestanddelen die Gods Hart in vuur en vlam zetten: Zij heeft
Hem en Zijn Voorzienigheid geprezen, Zij heeft Zichzelf klein gemaakt
door naast het meisje neer te knielen, Zij heeft een daad van
naastenliefde gesteld, en Zij heeft het meisje alsook de toeschouwende
79
vrome vrouwen een grote levensles gegeven. Ik zie Haar opstaan, Haar
sluier opnieuw neerlaten en biddend Haar weg vervolgen. Een klein
gebeuren, doch brandend van heilig vuur. Ik zie Maria ook bidden.
Wanneer Zij alleen is, verricht Zij vele gebeden geknield, met dien
verstande dat Zij ook onophoudelijk bidt terwijl Zij dagelijkse werken
verricht, en in dit laatste geval niet kan neerknielen. Doch de constante
factor is de vurigheid. Niettemin waakt Maria er nauwgezet over, dat Zij
geen medemens in verlegenheid brengt. Zo zie ik Haar bidden samen
met andere mensen, en in deze gevallen doet Zij dit zoals de joden dit
blijkbaar plegen te doen: staande, en soms voorover wiegend of
buigend. Doch er wordt mij een uitzondering op deze regel getoond: in
gezelschap van de Heilige Jozef zie ik Haar als heel jonge vrouw in
gebed. Zij staan beiden rechtop, met het aangezicht naar elkaar toe
gewend. Zij spreken beurtelings hardop (doch met heel zachte stem). Op
zeker ogenblik heft Maria een lezing aan uit de profeet Jesaja, en Zij
knielt neer. Meteen blijkt de reden: de tekst gaat over de komst van de
Messias. Wat een vuur. Wanneer Maria bidt, gebeurt dit zoals een
verliefde die verzuchtingen van ontembare en diep verlangende Liefde
als vlammen uit Haar Hart naar Haar Goddelijke Geliefde stoot. Zo geeft
Maria aan al Haar daden, aan al Haar woorden, zelfs aan Haar diepste
en meest verborgen gedachten en gevoelens een meerwaarde door het
vuur van waaruit dit alles van Haar Hart uitstroomt. Niets doet of zegt Zij
“zomaar”, alles wordt doorheen Haar Hart geleid, daar in brand gestoken
aan het Goddelijk vuur dat Haar volkomen beheerst, en dan pas over de
wereld losgelaten. Zo wordt mij de diepgang getoond van de aard van
Maria als “Transformator van Liefde”: alles wat aan Haar wordt
toegewijd, wordt in Haar duizendvoudig versterkt, vervolmaakt, en dan in
de Schatkamer van het Heil gelegd om als Genaden naar de zielen terug
te keren. Reeds tijdens Haar leven op aarde gebeurde dit precies zo,
met alles wat Haar werd toevertrouwd, en met alles wat in Haar eigen
Hart ontsproot.
De goudsbloemen in de Onbevlekte Tuin bloeien weelderig. Zij schieten
op uit het zaad van Gods Liefdesvuur, dat tot rijping komt door Maria’s
geestdriftig verlangen om de zielen te overstelpen met weldaden, om
hen het bewijs te leveren van Gods Liefde en Zijn heilzame Werken in
hun eigen leven. God vereeuwigt Haar onbegrensde verdiensten in deze
diepgouden zonnen die in indrukwekkende perken Haar zielengrond
sieren. En God ziet dat Zijn vuur beantwoord wordt, en houdt de kanalen
van Zijn Barmhartigheid voor de zielen open, mede door de grenzeloze
macht van hun Meesteres.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de
Onbevlekte Tuin van Maria, die een serafijnse vurigheid uitstraalt. Ik
bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar
80
opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de
Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer
verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van
Goddelijk Leven.
Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid.
Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en
ziel.
Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring
en zonde.
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel.
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met
U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en
gelijkenis van God”.
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag
ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel
nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek
U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
1. Meesteres van mijn ziel, Uw vurigheid kende geen grenzen, en
doordrong al Uw werken. Ik smeek U, wil mij zodanig vervullen met
Uzelf dat ik mij met hart en ziel moge inzetten voor alle taken die ik
op mijn levensweg vind.
2. Meesteres van mijn ziel, U hebt geen inspanning geschuwd in de
offerande van Uzelf voor Gods Heilsplan. Ik smeek U, bevrijd mij van
alle lauwheid in mijn werken voor God, voor U en voor de zielen.
Beziel mij, opdat ik in alles het beste van mijzelf moge geven.
3. Meesteres van mijn ziel, U hebt de diepe betekenis doorschouwd van
elk detail op Uw levensweg en van elk woord en elke handeling die van
elke ziel uitgaat. Ik smeek U, bevrijd mij van alle onverschilligheid.
Laat mij werkelijk begrijpen dat elke handeling, elk woord, elke
gedachte en elk gevoel een verschil kan maken voor de
verwezenlijking van Gods Plan met de zielen.
81
4. Meesteres van mijn ziel, U hebt Uzelf restloos aan God gegeven
opdat geen detail van Uw leven onbenut zou blijven voor Zijn Plannen. Ik
smeek U, wek in mij het vuur voor een diep doorleefde, totale en
vurige toewijding aan U, opdat ik mijzelf op elk ogenblik van mijn
leven zonder aarzelen volledig aan U moge geven.
5. Meesteres van mijn ziel, in U brandde het vuur van Gods Geest tot
bezieling van het Goddelijk Leven dat in U de volheid had bereikt. Ik
smeek U, wil mij bevrijden van elke neiging om mijn gebed en mijn
contacten met God en met U te verrichten zonder gevoel, vanuit een
dor en onbezield hart.
6. Meesteres van mijn ziel, al Uw doen en laten was gedreven door een
brandend verlangen om een verschil te maken voor het heil van de
zielen. Ik smeek U, wek in mij de koorts van de ziel die geen rust
kent eer zij God en haar Meesteres in alles heeft behaagd, gedreven
door het ware vuur dat in eeuwigheid niet meer dooft.
7. Meesteres van mijn ziel, in het Goddelijk vuur in Uw Hart kon geen
kilte noch enig werk van de duisternis in leven blijven. Ik smeek U, wil al
mijn handelingen, al mijn woorden, al mijn gevoelens en
bestrevingen ontsteken aan het allerzuiverste vuur van Uw Hart,
opdat zij al mijn tekortkomingen en zwakheden mogen verbranden,
en het vuur van Gods Geest naar de aarde toe mogen trekken.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
O wonderbare ruil waardoor de Schepper heeft voorzien dat de ziel door
de wijze waarop zij haar vrije wil gebruikt, zelf kan bepalen in welke mate
zij het ware geluk ervaart. Diegene die Hij heeft verheven tot
onbetwistbare Meesteres over alles, almachtig in de orde der Genade,
prijkt als een ontzagwekkend Teken boven elke levensweg. Zij die Haar
liefhebben, delen in Haar vuur, worden erdoor verwarmd en gevoed, en
ervaren Haar strelende weldaden als de kussen van een bijna vloeibaargouden zon op een zalige, rustige, vredige zomeravond. Zij die
onachtzaam aan Haar voorbijlopen, voelen in hun hart geen enkel
verschil, en blijven ten prooi aan de willekeurige grillen van de
zwiepende golven der wereldse stormen. Zij, ten slotte, die de duisternis
beminnen, huiveren bij Haar aanblik, en worden door Haar macht op de
knieën gedwongen en door Haar vurige stralen verschroeid, omdat Zij
God Zelf, de Zon van Licht en Liefde, tegenwoordig stelt. Opdat het Licht
in de duisternis zou stralen, wil Zij het zaad van Haar goudsbloemen met
U delen.
1. Stel U voor dat U alle ellende van Uw aardse leven in verleden en
heden, alle negatieve en onaangename herinneringen, alle hartenpijn en
al Uw zwakheden samen op een hoop gooit, en zeg dan met alle
krachten van Uw hele wezen: “Maria, Meesteres van mijn hele wezen
82
en van mijn levensweg, Koningin van de vurigheid, wil nu in mijn
hart het vuur van Uw eigen Hart aansteken, opdat daarin alles
verbrand moge worden dat mij hindert om te zijn wie ik echt wil zijn ”.
Stel U voor hoe dit alles verteert in het vuur, en hoe rondom Uw ziel een
ketting van vlammen ontstaat, die alle bekoring tot lauwheid,
onverschilligheid, gebrek aan belangstelling voor de behoeften van de
ZIEL en gebrek aan liefde, verhindert om nog langer Uw ziel aan te
tasten. Stel U levendig voor, hoe dit vuur al Uw handelingen en woorden
bezielt, en hoe een baan van vuur ontstaat tussen Uw hart en het Hart
van Maria, en hoe dit vuur en zijn schitterend licht alle duistere invloeden
uit Uw leven verbant. Bid intussen tot Maria dat Zij dit alles werkelijk in U
laat gebeuren.
2. Houd U voor ogen dat elk gebrek aan vuur in Uw handelingen,
woorden en verlangens naar het Goddelijke, Uw ziel laat bevriezen zoals
een grond in de winter. Verlang intens naar de lentezon, en roep tot de
Heilige Geest: “O Geest van God, allerheiligste Vuur dat harten en
zielen doet ontvlammen, stort in mij de bezieling van het ware
Goddelijk Leven, opdat in mij alles moge verteren wat niet bij U
past, en mijn hart moge branden voor de vervulling van Gods
Plannen en Werken. Wil mij begenadigen met de vurigheid die de
winter van de zonde, van de onverschilligheid en van de verloren
tijd uit het land van mijn ziel zal verdrijven”.
3. Houd U voor ogen dat de absolute bekroning van het aardse leven
van een ziel hieruit bestaat, dat zij wordt tot beeld en gelijkenis van God.
Beeld en gelijkenis van God kan slechts een ziel zijn, die Haar
levenstaken met vuur verricht, want de vurigheid is een uiting van ware
bezieling door de Heilige Geest met het vuur van de ware Goddelijke
Liefde, een vuur dat verlossing en heiliging brengt over zielen, en dat in
de ziel de vatbaarheid voor alle bekoring geleidelijk uitroeit en verbrandt.
Het is op de as van deze brand dat de ziel wedergeboren wordt.
INHOUD
Inleiding - 2
Voorbereiding op de intrede in de Onbevlekte Tuin van Maria:
de aankondiging van de eeuwige lente voor de zielen, de schepping van
de Onbevlekte Tuin van Maria
1e wandeling: de zuiverheid
2e wandeling: de nederigheid
3e wandeling: de stilte
4e wandeling: de zachtheid
83
5e wandeling: de blijmoedigheid
6e wandeling: de gehoorzaamheid
7e wandeling: de totale zelfverloochening en offerbereidheid
8e wandeling: de totale overgave en toewijding
9e wandeling: de boetvaardigheid
10e wandeling: de geestdrift
11e wandeling: de dankbaarheid
12e wandeling: de vurigheid
© Copyright 2008: Deze heilige boodschappen zijn een vrije publicatie.
Daarom werd door Myriam van Nazareth toegestaan, kopieën te maken
onder voorwaarde dat de tekst op geen enkele manier wordt veranderd
en alleen mag doorgeven worden zonder financieel gewin.
Apostolaat „Myriam van Nazareth“
Postbus 50 15 59,
D-50975 Keulen
Duitsland
Verdere teksten
www.myriam-van-nazareth.net
e-mail: [email protected]
giften voor het apostolaat „Myriam van Nazareth“:
Apostolat • Deutsche Bank • BLZ 37070060 • Konto-Nr. 3646445
Für Überweisungen aus dem Ausland: BIC: DEUTDEDKXXX , IBAN:
DE66370700600364644500
84
Download