WEDERGEBOORTE VAN HET AARDS PARADIJS Wandelingen doorheen de Ziel van Maria, de Lusttuin van de Heilige Geest Onderrichtingen in de VOLMAAKTE NAVOLGING VAN MARIA en HET GODDELIJK LEVEN door “Myriam van Nazareth” (pseud.) Deel 1 Opgedragen aan MARIA, Parel van Gods Schepping en Paradijs van Heiligheid 24.11.2009 TOTUS TUUS, MARIA! INLEIDING Dit manifest kan het hele jaar door worden gebruikt, doch wordt in de eerste plaats door de Allerheiligste Maagd aan de zielen geschonken opdat zij zich er met een volkomen geopend hart in zouden verdiepen gedurende de grote Mariamaanden: MEI (de traditionele “maand van Maria”), AUGUSTUS (door Maria Zelf in Haar Openbaringen aan “Myriam” aangeduid als Mariamaand, vanwege de opeenvolging van grote Mariafeestdagen), en OKTOBER (de rozenkransmaand). Dit geschrift heeft een bijzondere oorsprong. Het is de vrucht van mystieke contactervaringen met de Allerheiligste Maagd zoals deze aan “Myriam” zijn vergund. Bij herhaling reeds, drong Maria erop aan dat de zielen zich zouden inspannen om Haar volkomen na te volgen. Op smekingen vanwege Uw “Myriam” in dit verband, antwoordde de Hemelse Koningin met de aankondiging dat Zij inzage zou vergunnen in Haar eigen ziel, in Haar eigen gesteldheden. Dit is wat Zij constant doet in het kader van de Hemelse Bruiloft die Zij tussen Haar en een ziel tot stand kan brengen indien dit binnen de roeping van deze ziel wenselijk is. Voor het eerst geeft Zij nu in dit verband concrete onderrichtingen, via een overvloed van beelden die Haar laten zien tijdens Haar leven op aarde, alsook via het intussen zo vertrouwde patroon van gelijkenissen doorheen dewelke Maria Haar lessen zonder ophouden via Haar apostel kenbaar maakt. Waarom heet dit manifest Wedergeboorte van het Aards Paradijs? Tijdens de uitwerking van het manifest Kruistocht naar de Ziel gaf Maria mij de inspiratie dat Zijzelf “de Wedergeboorte is van het verloren Aards Paradijs”. Het eerste mensenpaar werd door God in het Aards Paradijs geplaatst. De bedoeling was deze, dat de zielen in dit oord een heilig leven zouden leiden in een atmosfeer die rechtstreeks de Tegenwoordigheid van God ademde. Door de zondeval (de erfzonde) ging dit Paradijs verloren, want de zonde verdrijft God. De Schepper heeft Zijn ideaal voor de mensheid nooit opgegeven: Hij heeft het Aards Paradijs niet volledig verloren laten gaan, Hij heeft het vereeuwigd... in Maria. In Haar leeft de Allerheiligste Drievuldigheid in de volheid van het Goddelijk Leven: Zij bezit de volmaakte heiligheid. Maria’s ziel is daarom als een volmaakte reproductie van het Aards Paradijs. De ziel die het Aards Paradijs wil heroveren, kan dit bereiken door de volmaakte navolging van Maria na te streven. Dit is slechts mogelijk voor de ziel die zich totaal, onvoorwaardelijk en eeuwigdurend aan Maria toewijdt en deze toewijding intens en nauwgezet in haar dagelijks leven in toepassing zoekt te brengen. De wegen daartoe heeft Maria totnogtoe in alle “Myriam van Nazareth”-geschriften aangeduid, in het bijzonder in De Hemelse Bruiloft, Lentebloesems aan de Levensboom, De Tempel van 2 Maria en Kruistocht naar de Ziel. In Wedergeboorte van het Aards Paradijs laat Zij dit doen vanuit een heel bijzondere invalshoek: door een levende kijk te verlenen in de gesteldheden van Haar eigen onbevlekte ziel, en van daaruit onderrichtingen te geven over de wegen die de zielen kunnen volgen om naar dit ideaal toe te groeien. Op deze wijze komen de onderrichtingen over de deugdzaamheid als bouwstenen voor de ware heiligheid, zoals deze in Lentebloesems aan de Levensboom reeds systematisch werden gegeven, op een ongewone wijze tot leven. In deze nieuwe onderrichtingen wil Maria U laten delen in de verrukkingen van het ware Goddelijk Leven. In Wedergeboorte van het Aards Paradijs nodigt Maria U uit voor 31 wandelingen in de onmetelijke, paradijselijk prachtige Tuin van Haar ziel. Elke dag van de maand opent de Hemelse Koningin een ander hoekje van Haar heiligdom. Zij laat hierdoor de zielen zien hoe Zij Zelf was en is, en welke gesteldheden steeds Haar doen en laten hebben bepaald. De zielen worden ertoe uitgenodigd, op grond van die vaststellingen te vragen om zelf bevrucht te worden: de zielen krijgen als het ware de kans om in de Tuin van Maria zaad te verzamelen voor hun eigen tuin. De werkelijke bevruchting van de eigen tuin zal afhankelijk zijn van de maat van het verlangen van de ziel naar gelijkenis met Maria (en dus van de diepgang van de liefde tot Maria), en van de mate waarin zij het in Maria’s Tuin gewonnen zaad in zich tot rijping weet te brengen. De ziel moet zich bij de wandelingen in Maria’s Tuin de vraag stellen, wat zij met deze kennis van Maria’s gesteldheden concreet in zichzelf kan doen. Zo kan Wedergeboorte van het Aards Paradijs worden tot een unieke gids tot volkomen navolging van Maria. Nooit eerder heeft de Meesteres van de zielen zozeer tastbare onderrichtingen hiertoe gegeven. De ziel moet zich er rekenschap van geven dat de ziel van Maria in principe een gesloten Tuin is, voor niets anders voorbehouden dan voor de uitwerkingen van Haar eeuwigdurende Bruiloft met de Drie-Ene God. Mogen delen in de gesteldheden van de unieke ziel van Maria, is als een Hemelse verrukking. Daarom mag dit geschenk dat Uw Meesteres U geeft, worden beschouwd als Haar ultieme poging om Uw ziel zodanig voor Zich te winnen dat deze uit zichzelf begint te smachten naar een langdurig verblijf in deze Tuin van Goddelijke Mysteries. Het langste verblijf in dit oord van verrukkingen kan de ziel ervaren wanneer zij zich totaal aan Maria geeft, elk ogenblik van haar dagelijks leven. Voor de Meesteres van de zielen, Uw “Myriam” – Vasten- en Paastijd 2007 3 Voorbereiding op de intrede in de Onbevlekte Tuin van Maria: De Aankondiging van de Eeuwige Lente voor de Zielen De schepping van de Onbevlekte Tuin van Maria Door de erfzonde heeft de mens Gods grootste geschenk, de heiligheid in een leven van verrukkingen in het Aards Paradijs, verwaarloosd. In Zijn onbegrensde, volmaakte en eeuwigdurende Liefde heeft de Schepper het ideaalbeeld van Zijn bouwwerk niet losgelaten. Het Aards Paradijs is verlaten en voor geen mensenziel nog toegankelijk. Gods Hart is gewond doordat het meesterwerk van Zijn Schepping het hoogheilig verbond met Hem verbroken heeft. De zielen hebben het vermogen om in volmaakte eenheid met Gods Wet te leven, verloren doordat de erfzonde de bodem van hun ziel heeft verwond. Zij verliezen hierdoor hun vlekkeloze zuiverheid, want zij dragen nu het litteken van de schending van hun volmaakte band met God, waardoor zij Zijn Goddelijk Licht niet meer in vlekkeloze toestand kunnen weerspiegelen. Voortaan zou de Schepper het Licht van Zijn Liefde niet meer in volmaakte staat naar Hem teruggestraald zien. God wil het meesterwerk van Zijn Schepping redden, Hij wil de mensenzielen opnieuw in Zijn Hart trekken en hen de kans geven, het Hemels Paradijs te veroveren door een leven in heiligheid. Daartoe zal Hij Zijn Zoon in de wereld zenden, om in de zielen de sleutel tot het Paradijs te leggen, evenals de gebruiksaanwijzing om zich deze sleutel tot nut te maken. Zijn Zoon, Jezus Christus, zal ter wereld komen uit een mensenkind, de Vrouw, die nu door God wordt verkondigd aan Lucifer, de bekoorder die de eerste zielen heeft geïnspireerd tot het bedrijven van de erfzonde en dus het schenden van het heilig verbond. De Vrouw zal de zondeval voor de hele mensheid wreken. God wil in de Vrouw, Maria, de verrukkingen van het Aards Paradijs opnieuw tot leven wekken. Zij zal de levende Draagster zijn van alle Hemelse verrukkingen die een ziel gedurende haar leven in een stoffelijk lichaam zal kunnen dragen. Zij zal hierdoor een levend Teken worden tegen Lucifer, een levend Teken voor de almacht van God en voor het feit dat niet alle zielen voor eeuwig geschonden zullen zijn. De ziel van Maria wordt geschapen als de absolute uitdrukking van Gods Glorie, Liefde, macht, en Zijn vastberadenheid om de mensenziel in ere te herstellen. Maria is Gods weerwoord op de schending van het heilig verbond op aanstichten van de grote vijand van God en de zielen. God had de mens geschapen, en een heilig verbond met hem gesloten, doch de mens bleef niet trouw. Nu schiep Hij Maria, sloot het verbond der verbonden met Haar, en Zij zou voor eeuwig trouw blijven. De Schepping kreeg haar Kroon, gemaakt uit goud dat nooit zijn schittering zou verliezen. De mensheid zou het Aards Paradijs terugkrijgen, in een vorm die eeuwigdurend zou zijn en die alle zielen van goede wil in hun weg naar de vernieuwde heiligheid zou ondersteunen door Haar luister, Haar glorie en Haar ongeëvenaarde macht. God verwezenlijkte hierdoor Zijn 4 aanvankelijk Decreet waardoor de mensenziel de ware heiligheid terug zou krijgen. Hij sprak (ziehier de woorden van de Allerheiligste Drievuldigheid bij de schepping van de ziel van Maria, zoals op 8 december 2006 aan “Myriam” geopenbaard in het kader van de Openbaringen van de Meesteres van de Zielen): “Ziehier de mensenziel, hersteld in haar oorspronkelijke staat van heiligheid en bekroond met het vuur van Onze Godheid. De Vrouw zal Zij zijn. Uit vuur van Ons vuur maken Wij Haar. Het diepe wezen van alles wat Wij hebben gemaakt en nog zullen maken, zal in Haar aanwezig zijn in de hoogste graad van volmaaktheid. Zij zal macht hebben over al het geschapene, Zij zal de volheid van het Leven dragen, Zij zal Onze Mysteries doorschouwen. Groot Teken zal Zij zijn, aanstoot en vernedering voor de duisternis, want het Licht zal in Haar wonen en aan Haar Hart ontvloeien. Al het bezielde zal Haar voeten verheerlijken, want alle werken der duisternis zullen onder Haar voeten vergaan tot stof. Leef en heers, vuur van Ons vuur, want in U zal komen die IS. In U zal Hij zijn, en Gij in Hem. Marjam zal Uw naam zijn: Oceaan van Goddelijke macht, rijkdom en glorie”. God schiep Maria’s ziel uit “grondstof” van Zijn eigen Godheid, en Hij zag dat het goed was... 1e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de zuiverheid 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin In Galilea bloeit een Bloem van nooit geziene schoonheid. Ondanks Haar bevalligheid trekt Zij weinig aandacht, omdat Gods Geest de ware diepgang van Haar schoonheden verborgen houdt voor harten die versluierd zijn door zonde en ondeugd. In deze Bloem heeft God ongekende schatten gelegd. God Zelf heeft Zich in de aanschouwing van Haar schoonheid van eindeloze, eeuwigdurende verrukkingen verzekerd, omdat Hij deze door de zondeval van het eerste mensenpaar op aarde nooit meer zou vinden. Hij die alles maakt en alles kent, ervaart niettemin in Haar Zijn opperste vreugde. Hij heeft Haar geschapen als een Bloem die zich opent, laag na laag, in een eeuwigdurende ontvouwing van schoonheden. Eén Bloem waarin eindeloze tuinen van Mysteries tot rijping zijn gebracht in één scheppingsdaad. De pracht, de geuren en de glorie van de Schepper Zelf stromen zonder ophouden uit Haar als uit een nooit opdrogende bron. In Haar beleeft de Schepper de diepste verrukkingen van Zijn eigen handen. In Haar heeft Hij de onvergankelijkheid van oneindig bloeiende Goddelijke Mysteries gelegd, in de stoffelijke mantel van een vrouw die de Moeder van Zijn 5 mensgeworden Zoon zal worden. Hij vervult Haar met Zijn Liefde, Zijn macht, Zijn glorie, Zijn Wijsheid en Zijn Wil. Door de combinatie van deze Goddelijke eigenschappen zal Zij de volmaakte Brug tussen de Bron van Leven en de schepselen zijn. Zij is de Onbevlekte Ontvangenis, Haar ziel draagt niet de wonde van de erfzonde, zodat Haar Tuin voor eeuwig ongeschonden zal blijven: in Haar heerst de Eeuwige Lente, bloeien onophoudelijk de bloesems van alle deugden en rijpen nooit geziene vruchten van heiligheid. Elke ziel die van deze vruchten eet en zich met Haar bloesems laat bekleden, zal delen in Haar verrukkingen, zo belooft de Schepper van deze Onbevlekte Tuin, want Zij is bestemd om volmaakte Spiegel voor het Goddelijk Licht te worden. De Onbevlekte Tuin bloeit in al zijn pracht. Zijn grond is volmaakt vruchtbaar en zal om deze reden het unieke voorrecht ontvangen, de God-Mens te dragen. Alles wat uit deze grond opschiet, is volmaakt en vlekkeloos. De Tuin is onmetelijk. God heeft hem zo voorzien, dat hij voor alle eeuwigheid onophoudelijk zal blijven groeien, oneindig zoals God Zelf, want de stroom der Genaden die vanuit Gods Hart in deze Tuin vloeien, blijft voor eeuwig aanzwellen. Zo is deze Tuin reeds volmaakt maar blijven zijn heerlijkheden zich niettemin eeuwigdurend vermenigvuldigen. De ziel die de Onbevlekte Tuin betreedt, komt in de ban van een betoverend parfum dat Gods Tegenwoordigheid en de absolute afwezigheid van enige zondesmet verraadt. In het hart van deze Tuin brandt het vuur van de Goddelijke Liefde, want de Onbevlekte Tuin is gemaakt als een vuur uit Gods Vuur. Daardoor bloeien hier de zuiverste bloesems van een rein gevoelsleven, emoties en verlangens zoals deze uit het Hart van God Zelf over de schepping uitstromen. De lucht in de Tuin is volkomen vervuld van de adem van de Heilige Geest, zodat alle bomen der deugd uitgroeien tot dragers van Hemelse vruchten, en geen onkruid van onreine gedachten een voedingsbodem vindt. Gods Geest voedt zonder ophouden deze Tuin, houdt zijn bladeren fris en groen, en bedekt zijn bloemen en vruchten met de dauw van de Godheid, en op Zijn beurt voedt Hij Zich onophoudelijk aan de verrukkingen van de Tuin die voor eeuwig de voltooiing van Gods diepste verlangens zal zijn. God heeft Zijn Wil in deze Tuin laten ontspringen als een bron die alles bevloeit en doordringt van de trekken van Zijn eigen Wezen. Hierdoor is alles wat in de Tuin bloeit en rijpt, in volmaakte overeenstemming met Gods Wetten, Plannen en Werken. In de Onbevlekte Tuin is het beeld en gelijkenis van God tot voltooiing gebracht. In Maria heeft Hij Zijn eigen Goddelijke eigenschappen in aanraking gebracht met de schepping, in een Tuin die Draagster is van Zijn Mysteries, die zich in Haar eeuwigdurend blijven vermenigvuldigen. De ziel van deze Tuin is de Spiegel die God aan de zielen voorhoudt. Onophoudelijk golven vanuit de Tuin de Woorden van de Allerhoogste over de schepping heen. Tot de engelen zeggen zij: “Ziehier het Teken 6 van Mijn macht. Aanschouw en dien de Meesteres van alle zuiverheid”. Tot de duivelen zeggen zij: “Ziehier het Teken van Mijn Zuiverheid en Mijn Overwinning. Onder Haar voeten zal alle onreinheid verpletterd worden”. Tot de mensenzielen zeggen zij: “Ziehier de in ere herstelde mens, de eeuwig levende Reinheid. Volg Haar na, en vind Mij in Haar terug. Zij zal voor u het Teken zijn van de Bron van dewelke gij zijt uitgegaan, en de Poort door dewelke gij in het Eeuwig Rijk zult binnentreden”. Met deze eigenschappen bekleed, volbrengt Gods Onbevlekte Lusttuin Haar levensweg op aarde. In Haar geest welt geen enkele negatieve gedachte op. Zij ziet alle zonden, zwakheden en tekortkomingen, en is er bedroefd over omdat deze de vervulling van Gods Plan vertragen. Niettemin beschuldigt Zij niet en veroordeelt Zij niet. Zij kent slechts medelijden met de zwakheden van Haar medemensen, en bidt, offert en boet voor hun bekering en om kracht opdat zij hun zwakheden mogen overwinnen. In Haar rechtstreekse ontmoetingen met Haar medemensen tracht Zij deze te sterken in hun strijd door Haar uitstraling van Liefde, zachtheid, blijmoedigheid, begrip en kracht. In Haar Hart welt geen enkel negatief gevoel op, geen enkele gesteldheid die Gods Werken in Haar zou kunnen verontreinigen of ontkrachten. In volkomen begrip voor Gods Wijsheid en voor het feit dat Hij voor alles een tijd heeft voorzien, legt Zij Zich neer bij alles wat in de ziel die wel door de erfzonde geschonden is, wrevel zou kunnen verwekken. Zij neemt God niets kwalijk. Zij doet geen enkele toegeving aan bekoringen tot bitterheid, wrevel, wrok, haat, jaloersheid, twijfel, ontmoediging of wanhoop. Wanneer Zij door de vrouwen van Nazareth betrokken wordt bij gesprekken over het dagelijks leven, spreekt Zij geen enkel woord van roddel, achterklap, laster, verdachtmaking of misprijzen. Zij spreekt weinig, want Zij begrijpt dat de uitstraling, die de vrucht is van het innerlijk leven van de ziel, duizend maal méér zegt dan woorden. Zij begrijpt ook dat woorden de medemens eerder naar het wereldse toe trekken dan naar het Goddelijke, en wat Zij wil, is precies alle zielen in contact brengen met de Bron van Haar onbevlekte vrede: God. Wanneer Haar gesprekspartner Haar door negatief geladen woorden tot een oordeel zoekt te verleiden of in het negatieve zoekt mee te trekken, antwoordt Zij slechts door een ontwapenende glimlach en een verwijzing naar de almacht van God, met een uitnodiging om alles aan Hem toe te vertrouwen in een zuiver gebed dat vrij is van oordeel of beschuldiging. Vele vrouwen worden afgeschrikt door Haar onverleidbaarheid. Maria wordt spoedig beschouwd als een “ongewone jonge vrouw” die “in een andere wereld lijkt te leven”. Niettemin raakt Zij vele harten door het feit dat Haar “ongewone” reacties heel consequent ondersteund worden door een onberispelijk, heilig gedrag en een mysterieuze rustbrengende uitstraling vanuit Haar hele wezen. Nooit ziet een ziel Maria anders dan als een burcht van 7 gelijkmoedig gedrag, die nooit zichtbaar ontdaan noch onbeheerst is. Zij wenst niemand kwaad toe. Deze deugd treedt in haar volle kracht tot uiting op Golgotha bij het Kruis van Jezus, waar de op dat ogenblik nochtans reeds zeer ver uitgerijpte Maria Magdalena op zeker ogenblik een schimprede afsteekt naar de joden toe, en aanstalten maakt om een steen op te rapen om deze naar de rangen van de bespotters toe te werpen. De Onbevlekte Tuin raakt even de arm van Maria Magdalena aan, bekijkt haar met betraande ogen en fluistert “Laat God Rechter zijn, Mijn zus”. Geen enkel negatief woord komt over Haar lippen, Zij kwetst nooit, scheldt niemand uit, wenst niemand kwaad toe, zelfs niet de Farizeeën wier huichelachtigheid alle verbeelding tart. Zij bezit de zelfbeheersing van een ziel die inderdaad “in een andere wereld leeft”. Haar ziel is Haar zo kostbaar dat Zij deze aan niets op de aarde of onder de aarde zal uitleveren om verontreinigd te worden. Geen wereldse invloed zal ooit Haar meester zijn, want Haar enige leven is het Goddelijke. Na het kruiswoord van Jezus “Vrouw, ziedaar Uw zoon” zal Zij zonder ophouden bidden en offeren opdat deze onschatbare erfenis van een zuiver inwendig leven op Haar kinderen van alle eeuwen zou mogen overgaan. Aanschouw het verloren Aards Paradijs, opnieuw tot leven gekomen in de Onbevlekte Tuin van de ziel van Maria. En zie Gods Verbond van de laatste tijden: Zie Maria, de Onbevlekte Tuin van Mijn welbehagen en Meesteres van alle zielen. Tot Koningin over alles heb Ik Haar bestemd. Van de vruchten uit deze Tuin zult gij eten in tijd en eeuwigheid, opdat gij opnieuw zult worden tot Mijn beeld en gelijkenis. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een paradijselijke zuiverheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien. “O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. 8 Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 1. Meesteres van mijn ziel, Uw Tuin is volmaakt zuiver omdat U steeds hebt gehandeld, gedacht, gesproken, gevoeld en verlangd in volkomen overeenstemming met Gods verwachtingen. Ik smeek U, herschep de tuin van mijn ziel, opdat ook ik volkomen in overeenstemming moge zijn met alles wat God van mij verwacht. 2. Meesteres van mijn ziel, ik zie de prachtige heesters die Uw Tuin omzomen omdat U niet wil dat enige invloed van buitenaf Uw innerlijke gesteldheden zou verontreinigen. Ik smeek U, schenk mij het vermogen om elke verontreiniging van mijn hart, geest en ziel vanuit de buitenwereld, af te weren. 3. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U elk schepsel, mensen, dieren en zelfs planten en bloemen, benadert met een zuiver en warm hart. Ik smeek U, laat Uw louterend vuur in mijn hart branden wanneer ik een medeschepsel begroet. 4. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U elke ziel die U nadeel berokkent, zonder uitstel in Uw Hart opdraagt aan God opdat tussen deze ziel en Uw Hart in de beide richtingen een golf van smetteloos reine communicatie zou kunnen stromen. Ik smeek U, schenk mij het vermogen om elke ziel die mij ongunstig gezind is, in zuiverheid aan U toe te vertrouwen. 5. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U zich verheugt over elke goede kwaliteit van een ziel, en hoe in Uw Hart geen afgunst, jaloersheid of nijd enige kans krijgt. Elk sterk punt in een medemens wordt door U herkend als een kracht die Gods Rijk over de wereld zal afroepen. Ik smeek U, laat in mijn hart nooit meer enig spoor van nijd, afgunst of jaloersheid wortel schieten. 9 6. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U elke medemens rein maakt in de ogen van alle anderen. Ik smeek U, weerhoud mij van elk gevoel van misprijzen of elke neiging tot bezoedeling van de naam of het beeld van mijn medemens. 7. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U nooit enig medeschepsel slaat of pijnigt in lichaam noch geest. In Uw Hart verbindt U het gedrag van mensenzielen en dieren op zo liefdevolle wijze met Gods verwachtingen dat deze door het licht van Uw ogen tot bezinning en inkeer worden gebracht. Ik smeek U, weerhoud mij van elke neiging om een medeschepsel te pijnigen in lichaam of geest. 8. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U Gods Voorzienigheid dankt voor alles wat Uw levensweg kruist, want U weet dat Zijn Wijsheid al het onaangename gebruikt als kansen voor de ziel om het maximum uit haar leven te halen in dienst van Gods Plannen en Werken. Ik smeek U, leer mij, geen situatie te vervloeken of geen ziel kwaad toe te wensen, want alles wat mij overkomt, en elk contact, is een nieuwe kans die God mij geeft om mee te werken aan Zijn Plan van Heil. 9. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U God dankt voor elk ogenblik van Uw leven. Ik smeek U, ontneem mij elke neiging om stil te staan bij mijn verleden, bij alles wat had kunnen zijn doch niet is geworden, want zowel de regen als de zon op mijn weg hebben zin. 10. Meesteres van mijn ziel, ik zie U water halen bij de waterput en hoor hoe vrouwen U betrekken bij hun gesprekken over een afwezige. U glimlacht minzaam en spoort hen aan tot gebed, en tot geloof en vertrouwen in Gods werking in alle zielen. Ik smeek U, leer mij alle roddel en achterklap uit mijn leven te bannen en mijn roddelende medemens aan te sporen tot overgave aan Gods Werken op Zijn tijd. 11. Meesteres van mijn ziel, zelfs in de meest onaangename situatie met een medemens komen U niets dan zalvende, bemoedigende woorden over de lippen. Ik smeek U, weerhoud mij van elk kwetsend woord of verwijt. Sta niet toe dat ik ooit een medemens zou uitschelden. 12. Meesteres van mijn ziel, ik ben getuige van Uw vurige samenspraken met God. U smeekt Hem slechts om één gunst: steeds precies hetzelfde te willen als Hij. Ik smeek U, breng toch mijn wil en al mijn verlangens in volmaakte overeenstemming met de Uwe, opdat U totaal over mijn wezen en mijn leven zou heersen. 13. Meesteres van mijn ziel, ik zie in Uw Tuin geen enkele onvolkomenheid in bomen noch bloemen, in planten noch vruchten, in bloesems noch bodem, omdat de zonde nooit Uw hoogheilige grond heeft betreden en de slang nooit de grenzen van Uw Tuin heeft overschreden. Ik smeek U, wil mij de genade bekomen, niet meer te 10 zondigen, en de genade van totale vergeving van alle zonden, fouten, tekortkomingen, nalatigheden en elk ogenblik van zwakheid van mijn hele leven. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel De volmaakte zuiverheid is het eerste kenmerk dat de ziel opvalt zodra zij de toelating krijgt tot het betreden van de Onbevlekte Tuin van de ziel van de Koningin van al wat leeft. Deze zuiverheid doordringt alles, alle bomen, heesters, planten en bloemen van deze Tuin. Dat komt omdat de hele begroeiing van de Tuin gevoed wordt uit de allerheiligste grond van het Hart van de Vader, doordrongen wordt van de allerzuiverste lucht van de Heilige Geest, en reeds bij de schepping ervan besproeid is met het Bloed van de Zoon, dat alle onkruid en ongedierte van deze hoogheilige grond weghoudt. Als Onbevlekte Ontvangenis en Medeverlosseres naast de Messias genoot Maria het unieke voorrecht, reeds bij de schepping van Haar ziel verlost te zijn. In Haar vond het Bloed van Christus dus reeds de volle uitwerking nog vóór de Menswording van Christus. Daarom is de vlekkeloze zuiverheid van Maria in Haar Hart, geest en lichaam bij uitstek de eigenschap die Haar tot volkomen Spiegel van Gods Licht maakt, een volle maan die in de duistere nacht van de zondige mensheid herinnert aan Gods Tegenwoordigheid in de schepping. De intrede in de zielentuin van Maria is adembenemend: Maria’s adembenemende schoonheid is niets anders dan Gods almacht die uit Haar straalt, want in Haar heeft Hij de voleinding gelegd van alles wat een schepsel aan Goddelijke eigenschappen in zich kan dragen. God heeft de zielentuin van Maria voor Zich behouden opdat deze op geen enkele wijze bevlekt zou worden en de zielen voor alle eeuwen mogen weten dat deze Tuin de wedergeboorte is van het ongerepte Paradijs. De Allerhoogste heeft Maria niet bedoeld als louter beeld voor onze ogen, Hij heeft Haar zozeer één gemaakt met Zijn eigen bestrevingen dat Zij de macht heeft geërfd om algemeen en eeuwigdurend geldende beschikkingen te treffen. Zo heeft de Meesteres Zelf in eenheid met Gods Wil besloten dat Haar tuin voor alle tijden tot bron van bevruchting zou dienen voor alle zielen die zich totaal van Haar afhankelijk zouden maken. Zo geeft Zij ons, erfgenamen van het Eeuwig Rijk, de volgende onderrichting om Haar eigen lente in zich te helpen voorbereiden: 1. Stel Maria als de Meesteres van de zielen aan tot de Tuinierster van Uw ziel, met andere woorden: wijd U totaal, onvoorwaardelijk en voor eeuwig toe aan Maria; 2. Stel Uw grond beschikbaar om omgeploegd te worden, met andere woorden: aanvaard met liefde en vertrouwen, en zonder enig verzet, alle lijden en beproevingen die Uw levenspad kruisen; 11 3. Wees bereid om Uw plantengroei volgens Haar wil en welbehagen en op Haar tijd te laten snoeien, met andere woorden: bid om volledig gereinigd te worden in woorden, handelingen, gedachten, gevoelens en verlangens; 4. Laat de inrichting van Uw tuin volkomen aan Haar over, met andere woorden: wees bereid om alle gewoonten, inzichten, herinneringen, relaties, banden en gehechtheden die Uw groei kunnen hinderen, prijs te geven om louter en alleen op Haar te gelijken; 5. Laat Haar heersen over alle weersomstandigheden die Uw tuin elk ogenblik nodig heeft, met andere woorden: vertrouw blind op Haar Liefde en macht om U volgens Haar inzichten te voorzien van de zon en de regen van het leven, en geloof vast in het eindresultaat zolang U bereid bent om onder Haar voeten te liggen. Zodra U met Maria dit verbond hebt ondertekend, begint Haar naleving ervan, en verwacht Zij Uw naleving. Verheug U elk ogenblik van de dag en de nacht, want de lente van het wedergeboren Aards Paradijs is ook voor Uw tuin in aantocht. 2e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de nederigheid 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin In het Aards Paradijs leeft het eerste mensenpaar in volkomen overeenstemming met Gods Plannen. Adam en Eva staan niet stil bij de bijzondere eigenschappen waarmee hun ziel is uitgerust, zij laten het Goddelijk Leven in zich werken, zodat zij maximaal vanuit het hart leven. Dan komt de grote bekoorder, die erin slaagt om hen te doen leven vanuit de geest: zij beginnen te denken, te analyseren, te vergelijken. Er wordt zodanig op hen ingepraat dat zij het spontane leven in God laten varen en zich met God beginnen te vergelijken, zoals de bekoorder en zijn gevolg dit zelf hebben gedaan toen de hoogmoed hen greep. De mens valt dus ten prooi aan begeerte: “ik wil niet meer aanvaarden dat God mij een grens stelt”, en aan zelfoverschatting: hij ziet zichzelf niet meer als schepsel doch als een wezen dat het Goddelijke als een verworven recht in zich mag dragen. Hij gehoorzaamt niet langer Gods Wet. De eerste zielen vallen in zonde, en het Aards Paradijs verliest zijn Goddelijke vruchtbaarheid. In Gods gedachten leeft de nieuwe Koningin (Maria) die de onttroonde koning (Adam) en koningin (Eva) in luister en heerlijkheid zelfs ver zal overtreffen. De Koningin van het laatste Verbond tussen God en de mensenzielen zal niet in een aards paradijs leven, Zij zal Zelf tot Aards Paradijs worden. Met andere woorden: Zij zal niet louter Gods heerlijkheden eten, drinken en ademen, Zij zal deze belichamen. Maria, de Wedergeboorte van het Aards Paradijs, zal Gods Glorie voor de zielen herkenbaar maken. 12 De Koningin van Gods Glorie is Draagster van het volmaakte geluk, omdat Zij in de beslotenheid van Haar Hart Gods Liefde in Zich laat bloeien, en niet met Zichzelf begaan is. Zij leeft slechts voor de verwezenlijking van Gods Plan van Verlossing en Heil voor alle zielen. Dag en nacht is Zij inwendig met God verbonden, biddend, smekend, verzuchtend. Zij acht Zichzelf onwaardig en onbenullig, omdat de Schepper de volheid van de Eeuwige Waarheid in Haar Hart heeft gestort en Zij aldus weet dat elke ziel niets anders is dan een klein element in een groot systeem waarbinnen alles volkomen moet samenwerken om de grote doelstelling te verwezenlijken. Zij weet hoe: door Zich weg te cijferen, en door in alles een tegengewicht te vormen voor de misstappen waardoor de oorspronkelijke koning en koningin de teloorgang van het aards paradijs hadden bewerkt. De Koningin van de Eindtijd leeft zo intens in eenheid met God dat in Haar geest geen ogenblik de gedachte rijpt dat Zij buitengewoon en uniek is. Hierdoor verwijlt Haar aandacht slechts heel zelden (uitsluitend wanneer dit noodzakelijk is) bij het wereldse deel van Haar wezen. Eén van de gevolgen hiervan is, dat eigendunk in Haar geen plaats krijgt. Ondanks Haar volmaakte lichamelijke schoonheid, wijsheid, buitengewone intelligentie en vele andere uitmuntende eigenschappen, gaven en kwaliteiten bloeit in Haar geen spoor van hoogmoed. Zij spelt niemand de les, doet niet uit de hoogte, stelt Zichzelf niet hoger dan Haar medemens. Wanneer Zij een mens ontmoet die kleiner van gestalte is dan Zijzelf, neigt Zij ertoe om te knielen zodat Haar ogen zeker niet hoger komen dan deze van Haar medemens. Zij kleineert niemand. Ondanks Haar op aarde ongeëvenaarde wijsheid en kennis laat Zij Haar medemens steeds zijn verhaal doen. Zij luistert heel aandachtig naar de predikingen van Jezus, hoewel Gods Geest Haar de Leer van de Eeuwige Waarheid op volmaakte wijze heeft ingestort. In Haar rijpt geen verwaandheid. Reeds tijdens Maria’s kinderjaren staan de rijpere en wijzere vrouwen van Nazareth versteld over Haar intelligentie, doorzicht en kennis van de profeten van Israël. Niettemin vlucht Zij alle eer, door eerder te luisteren naar onderrichtingen dan te laten blijken dat Zij alles beter kent dan de oudere medemens die de onderrichtingen geeft. Nooit zoekt Zij de aandacht op Zich te trekken. Geregeld wordt Zij (of wordt Haar moeder Anna) geprezen om Haar schoonheid, reeds als heel klein meisje. Daarom gedraagt Zij Zich in de nabijheid van mensen van wie Zij weet dat zij Haar schoonheid bewonderen, zo onopvallend mogelijk. Reeds als heel klein meisje is Zij Zich ervan bewust dat Zij van God de macht heeft gekregen om wonderen te verrichten zonder enige beperking. Zij zal hiervan slechts enkele malen gebruik maken, en wel wanneer drie voorwaarden vervuld zijn: dat het wonder Gods Plannen dient, dat het wonder volledig in het verborgene kan gebeuren, en dat de eventuele betrokkene Haar aandeel hierin niet over de daken zoekt te schreeuwen. In ieder geval volbrengt Zij geen enkel wonder gedurende 13 het Openbaar Leven van Jezus, want alle aandacht moet naar de Messias gaan. Daarom zal Zij in talloze situaties waarover Zij een onbegrensde macht had, niet van deze macht gebruik maken doch een voorbeeld stellen door voor een verandering van de situatie te bidden, te boeten en te offeren. Eens, na de Hemelvaart van Jezus, wordt Maria door Petrus opgezocht, die Haar een probleem voorlegt in verband met de jonge Kerk. Zij verzekert de eerste paus dat Zij het probleem aan Haar Zoon zal voorleggen. Dan wordt mij getoond hoe Zij tewerk gaat: Zij meldt aan Johannes (die zowat de functie vervult van Haar “engelbewaarder” in mensengestalte) dat Zij Zich negen dagen en nachten lang wil terugtrekken uit het openbaar leven. Negen dagen lang eet Zij slechts minimaal, en bidt met een intens vuur tot de Eeuwige Vader en Jezus. De Vader zegt tot Haar “Mijn Dochter, heb Ik Jou niet alle macht gegeven over alle zielen, dingen en gebeurtenissen?”. De nederige Tuin antwoordt: “Mijn God, staat U Mij toe dat Ik de zielen, die U aan Mijn zorgen hebt toevertrouwd, een nederig voorbeeld van overgave aan Uw beschikkingen geef”. Hierop antwoordt de Allerhoogste: “Dan zij het zo. Bid, en in het in Onze Wijsheid beschikte uur zul Je verhoring vinden”. Ik zie Haar vasten, bidden, vele uren op de knieën liggen, zelfs Zich op de knieën ter aarde werpen, en vele offers brengen. Ik zie ook het resultaat: Maria komt na de negende dag uit Haar kamer te voorschijn, en Petrus valt vóór Haar voeten neer, wenend en dankend, met de woorden “Onze Moeder en Meesteres, U hebt de Hemel bewogen en volbracht wat wij in onze onvolkomenheid niet hebben gekund”. Zij spoort Petrus aan om overeind te komen, en zegt: “Mijn zoon en plaatsvervanger van Mijn Schat en Mijn alles, de deur naar deze genade was reeds geopend door jullie gebed, de Heer heeft slechts behagen gesteld in de heerlijke bloem van jullie geduld”. Op de achtergrond zie ik apostel Johannes, glimlachend. Hij is de enige die begrijpt wat hier werkelijk is gebeurd. Zij die Haar reeds lange tijd kennen, herkennen opnieuw de Vrouw die Zichzelf helemaal buiten het decor zoekt te plaatsen. Zie de Hemelse Bloem in Haar dagelijks leven: Buiten loopt Zij diep verzonken in Haar Hart, waar Zij voortdurend God ontmoet in lofprijzing en dank. Van alles om Haar heen ziet Zij slechts één ding: de nood van de zielen aan het terugvinden van het ware contact met God, de herontdekking van het ware Goddelijk Leven. Voortdurend herhaalt Zij inwendig “O Vader, vervul toch Uw belofte, laat toch de Messias onder ons komen”. Daarbij ontvlamt Zij bij de inwendige voorstelling van de Messias onder het uitverkoren volk van God, en verlangt ernaar om de laagste dienares te zijn van de vrouw die de Messias in haar schoot zou ontvangen. De nederigheid vervult de mooiste Bloem uit Galilea op een heel natuurlijke en spontane wijze, omdat Haar de immense kracht bekend is waarmee de nederigheid de satan verplettert en eerherstel brengt voor de erfzonde. In Haar kleine huis zinkt Zij regelmatig op de knieën, ook ’s nachts, om God aan Zijn 14 grote belofte te herinneren en Zijn Glorie te bezingen in talloze zelfgemaakte gebeden en lofprijzingen. Om de zonde van de hoogmoed te vergoeden, stelt Maria Zich het liefst ten dienste van de armen en van hen die in de ogen van de mensheid van weinig of geen tel zijn. Enkele malen in Haar leven ontmoet de hoogverheven Bloem een ziel die Haar door een inspiratie van de Heilige Geest herkent zoals Zij werkelijk is. Dat is het geval in Haar omgang met Haar aardse levensgezel, Jozef, de heilige timmerman. Wanneer deze Haar tot bruidegom wordt gegeven, zie ik hoe hij voor Haar neerknielt. Zij neemt zijn beide handen tussen de Hare, nodigt hem uit om op te staan, en prijst met zachte stem God voor de weldaden die Hij Zijn volk bewijst. Hoewel Zij ook jegens Jozef in alle denkbare opzichten superieur is, stelt Zij Zich totaal onder zijn leiding en bescherming. Hij beschouwt Haar als zijn Meesteres, doch Zij gedraagt Zich jegens hem als zijn Dienares, tot en met het uur waarin hij na een langdurige ziekte het aardse leven moet verlaten. Hoewel Jozef Haar vereert als een Koningin en Haar in alles onderdanig poogt te zijn, overtreft Zij hem heel spontaan in de nederigheid door hem vanuit de diepste kern van Haar Hart ten dienste te staan in alles. Jaren later ontmoet de jonge apostel Johannes Maria voor het eerst. Ook Jezus en enkele andere apostelen zijn aanwezig. Johannes werpt zich vóór Haar neer en kust Haar de voeten, brandend van liefde en volkomen onderworpen. Zij herhaalt het gebaar van jaren terug: Zij neemt de handen van de jongeman tussen de Hare, en helpt hem overeind, terwijl Zij Haar Liefde in zijn hart brandt en heel teder naar Jezus kijkt alsof Zij wil zeggen “Door deze akte van nederigheid zij God geprezen in Zijn Messias, die deze jongeman klaar heeft gemaakt voor de Waarheid”. Reeds vroeg tijdens Haar leven op aarde begrijpt Maria welke macht Haar is geschonken. Zij ziet dit echter vooral concreet na de Hemelvaart van Jezus, wanneer de jonge Kerk zich totaal aan Haar beschikkingen wil overleveren. Niettemin blijft Zij een toonbeeld van nederigheid. Bij herhaling vraagt Zij Petrus om de zegen van de Allerhoogste voor Haar. De Eucharistie, die Zij vaak bijwoont onder aanvoering van Johannes of Petrus, brengt Zij diep geknield door. Reeds tijdens het leven van Jezus zijn velen er getuige van, hoe Zij tijdens de predikingen van Jezus plots neerknielt omdat Gods Woord wordt verkondigd. Haar nederigheid onttrekt Haar als het ware aan de ogen van zeer velen, zodat Zij ondanks Haar prachtig uiterlijk voorkomen veelal onopvallend tussen de mensen beweegt. Zo heeft God het gewild voor Zijn besloten Tuin. Ik zie de Onbevlekte Lelie rustig in gesprek met een groepje andere vrouwen. Het moet tijdens het Openbaar Leven van Jezus zijn. Er wordt mij getoond hoe sommige (mannelijke) voorbijgangers even het hoofd naar het groepje toe wenden, en hoe zij zonder uitzondering uiteindelijk de ogen gevestigd houden op... Maria Magdalena. Dit illustreert precies wat onze Meesteres mij wil aantonen: van de vrouwen (het zijn er zeven of acht) zijn onze Meesteres en Maria Magdalena zonder vergelijking de 15 mooiste qua uiterlijke verschijning. Niettemin is er een verschil dat mij in de diepte wordt getoond: Maria Magdalena is een schoonheid die buitengewoon aantrekkelijk is voor de ogen van het lichaam. Zij is vrij groot (ruim 1,70 m), slank, heeft prachtig lang haar (ten dele verscholen onder een sluier), prachtige handen, en een algemeen voorkomen dat indruk maakt. Zij lijkt heel zelfverzekerd. De Onbevlekte Meesteres is iets kleiner (1,65 m) maar wel nog groter dan het gemiddelde van de vrouwen die ik zie, ook slank, heeft eveneens prachtige handen en prachtig lang haar (dat ook grotendeels verborgen is door de sluier), maar uit Haar ogen straalt iets dat het hart in buitengewone mate in verrukking brengt: een innemende zachtheid, die ik zou kunnen omschrijven als een weemoedig en teder verlangen en een brandende liefde. Haar schoonheid, die even buitengewoon is als deze van Maria Magdalena, komt echter over als absoluut volmaakt, omdat Zij iets heeft dat zelfs bij de opvallend elegante Maria Magdalena niet in dezelfde mate aanwezig is. Dit “iets” is de volmaakte nederigheid, die Haar een ongeëvenaarde zachtheid verschaft, waardoor Zij minder aandacht lijkt te trekken dan Maria Magdalena. God bedient Zich van de nederigheid als van een sluier die de ware schoonheid enigszins verbergt voor ogen die niet door het vuur van de Heilige Geest worden gericht. De Schepper heeft Maria uitgerust met vermogens zoals geen andere ziel deze ooit heeft bezeten. Door Haar volmaakte eenheid met Gods Wil beschikt Zij over de macht om wonderen te verrichten, doch maakt hiervan nooit gebruik in het openbaar, teneinde niet de aandacht op Zich te vestigen. In de Onbevlekte Tuin wordt dit alles mij getoond door zeeën van meiklokjes, die bijdragen tot het bedwelmend, verrukkelijk parfum waarvan dit Paradijs doordrongen is. Door hun kleinheid ontsnappen zij gemakkelijk aan het oog dat oppervlakkig om zich heen kijkt, doch eens het oog door hen is aangetrokken, zetten zij het hart in vuur en vlam. O Goddelijke eigenschap, die mijn Meesteres zo mooi maakt en die Haar de door Haar zo diep beminde mogelijkheid biedt om zich weinig opvallend doorheen Gods schepping te bewegen: de Vrouw, op de wereldbol een stipje, doch vervuld van oceanen van Goddelijke macht, heiligheid en glorie. Zij is het mikpunt van oneindige pogingen vanwege de satan om Haar van Haar grootheid, Haar unieke uitverkiezing, Haar macht en Haar schoonheid bewust te maken, opdat Zij in hoogmoed en verwaandheid zou vervallen en hierdoor Haar buitengewone roeping tot Moeder van de Messias en Medeverlosseres niet in overeenstemming met het grote Heilsplan van God zou kunnen volbrengen. Doch de slang begint te huiveren voor de voeten waardoor de Vrouw hem naar willekeur bedwingt. Zo heeft God het gewild: de belichaamde hoogmoed wordt onder de voet van de belichaamde nederigheid neergedrukt ter aarde, zijn rijk van stof, slijk en ondeugd. 16 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een innemende nederigheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien. “O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 1. Meesteres van mijn ziel, Ik zie hoe U elke verering vanwege een medemens aan God opdraagt en compenseert door Uw eigen nederige dienstbaarheid. Ik smeek U, houd mij voortdurend bewust van mijn nietigheid, en doordring mij van het besef dat ik slechts nut kan hebben voor Gods Werken in de mate waarin al mijn handelingen, mijn woorden en mijn voorkomen vervuld zijn van Uw nederigheid. 2. Meesteres van mijn ziel, U kende het vernietigingswerk dat hoogmoed en trots in de ziel kan aanrichten. Ik smeek U, maak mij steeds kleiner, opdat alle plaats in mijn hart door U bezet mag worden, en geef mij de kracht, mijn tekortkoming toe te geven bij elke fout die ik bega. 17 3. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U elke menigte ontvlucht en elke aanleiding om door Uw medemens bewierookt te worden, de kop indrukt door U in Uw Hart met God terug te trekken en onnodige contacten te vermijden. Ik smeek U, vervul mij met afschuw voor de lofprijzingen der mensen, en wek in mij het verlangen naar het verborgen leven met U. 4. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe de kleinen, armen en verstotelingen bij U een gevoel van waardering krijgen en door U in hun hart opgetild worden. Ik smeek U, schenk mij het vermogen om de mens van weinig aanzien met waardigheid te behandelen, opdat ik zijn hart kan helpen genezen van de slagen en wonden van het leven. 5. Meesteres van mijn ziel, geen enkel van Uw woorden is getekend door opschepperij. Ik smeek U, laat uit mijn mond niets dan eenvoud geboren worden, opdat geen ziel zich in mijn tegenwoordigheid minderwaardig moge voelen. 6. Meesteres van mijn ziel, ondanks Uw Wijsheid en Uw volmaaktheid in alle deugden luistert U naar alles wat Uw medemens te zeggen heeft, en stelt U Uzelf niet boven hem. Ik smeek U, leer mij mijn medemens niet steeds te corrigeren, doch in eenheid met hem de vervulling van Gods Werken na te streven. 7. Meesteres van mijn ziel, al Uw doen en laten is gedreven door het verlangen om elke streling van Uw zelfbeeld in de ogen der mensen te verhinderen. Ik smeek U, geef mij de kracht om elke bestreving van prestige voor mijzelf in het oog van mijn medemens te verafschuwen. 8. Meesteres van mijn ziel, Uw unieke eigenschappen en schoonheid kunnen U niet verleiden tot het verlangen naar macht over Uw medemens. Ik smeek U, leer mij, mijn gaven en talenten niet te gebruiken om macht te verwerven, doch voor de bevordering van het heil van mijn ziel en van andere zielen. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel Het zaad van de nederigheid is klein, doch buitengewoon vruchtbaar. In Maria is het tot volle bloei gekomen en heeft het twee unieke vruchten opgeleverd: Zij heeft het eenmalige voorrecht genoten, de Zoon van God in Haar lichaam te dragen en in volmaakte eenheid van Hart en geest met Hem Haar leven op aarde te voltooien, en Zij is verheven tot Koningin en Meesteres over al het geschapene, met attributen van macht waarmee geen ander schepsel ooit is bekleed: deze van Middelares van alle Genaden, Voorspreekster bij de Troon van Gods Gerechtigheid, en andere. Bij haar rondgang in de Onbevlekte Tuin wordt de ziel niet alleen ondergedompeld in het betoverend parfum van 18 de ongeëvenaarde zuiverheid van het Meesterwerk van de Schepping, zij komt er ook onder de indruk van de buitengewone macht van de Koningin, een macht die de som van de macht van alle andere schepselen samen ver overtreft. Deze macht is Gods antwoord op de ongeëvenaarde nederigheid van Haar die Hij met deze macht heeft bekleed. Hoe kan de ziel het zaad van de volkomen nederigheid in zich tot volle bloei brengen? 1. Door zichzelf te leren relativeren. Bekijk Uzelf eens “vanuit de Hemel”: wat U ziet, is een onvoorstelbaar nietig stipje op een grote wereldbol, tussen vele miljarden andere schepselen (mensen, dieren, planten). 2. Door zich bewust te maken van de beperkingen van de mens. Bestaat er een mens die nieuw leven kan scheppen? (een kind verwekken, valt hier niet onder, want een kind is het resultaat van de versmelting van een zaadcel van een man met een eicel van een vrouw, doch het levensprincipe (de ziel) wordt uitsluitend gemaakt en geleverd door God). Bestaat er een mens die ALLES kan en weet, of die de VOLHEID van de Wijsheid bezit? En bestaat er een mens die de lichamelijke dood voor altijd kan tegenhouden? 3. Door zich bewust te maken van haar persoonlijke beperkingen. Bekijk even Uzelf: een samenstelling van talenten, gaven, vermogens, en... zwakheden en behoeften. Deze beide laatste eigenschappen maken U onvolkomen, en afhankelijk van een hogere macht. Bestaat er een ziel die de absolute volmaaktheid in alle deugden kan bereiken, die volkomen op haar eigen krachten en vermogens kan leven, of die zelf alles kan scheppen dat haar in staat stelt om in leven te blijven? 4. Door zich even te bezinnen over alles wat zij om zich heen ziet. Maak een wandeling in de wijde natuur. Bekijk een boom, een bloem of een dier, en ga in op zo veel mogelijk details (uitwendig en inwendig): vormen, kleuren, aantal onderdelen, het geniale systeem volgens hetwelk deze onderdelen samenwerken, de vele stoffen die elke plant inwendig maakt tijdens haar stofwisseling (en die voor elke plantensoort verschillend zijn, zodat de natuur in haar geheel in staat is om miljarden verschillende stoffen te produceren). Bedenk nu even: Wie of wat heeft dit alles bedacht, ontworpen, gemaakt, en kan het feilloos besturen? God alleen. Kunt U Hem dit nadoen, zelfs voor één enkele bloem, plant, boom of dier? 5. Door uit dit alles de algemene conclusie te trekken door deze ene vraag te beantwoorden: hoeveel miljarden handelingen zijn eigenlijk mogelijk, die God kan stellen (en dagelijks stelt), maar ik NOOIT zou kunnen stellen? Hoe ziet dus mijn waarde eruit wanneer ik mijzelf vergelijk met God? 19 Werp U nu, na deze beschouwing, op de knieën (daadwerkelijk of in Uw hart) voor de Vertegenwoordigster van de Goddelijke macht, de Meesteres van de zielen, en zeg met vuur: “Maria, machtige Meesteres van al het geschapene, bevrucht mij met Uw geest van nederigheid, opdat ik Gods Glorie moge verheerlijken in mijn hele wezen, in al mijn doen en laten, in al mijn woorden en gedachten”. 3e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de stilte 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin Bij het betreden van de Onbevlekte Tuin wordt de ziel betoverd door de volmaakte stilte die eigen is aan het Goddelijke en alles wat rechtstreeks uit Zijn hand komt. Deze Tuin ademt volmaakte rust, diepe vrede. De enige beweging die er heerst, wordt veroorzaakt door de adem van de Heilige Geest die als een zachte bries doorheen de bloemen van de deugden en de fruitbomen van de medeverlossende verdiensten glijdt. Zo worden Maria’s verdiensten en deugden eeuwigdurend ononderbroken beademd met de volheid van de heiligheid. Doordat deze heilige bries in het Hart van God Zelf ontspringt, is hij absoluut en volkomen, en blokkeert hij alle stormwinden die vanuit de wereld deze Tuin zoeken binnen te dringen. Alle indrukken die de Meesteres van de zielen via Haar zintuigen ontvangt, lijken doorheen een Goddelijke filter te worden geleid. Elke zielentuin is uitgerust met een dergelijk filtersysteem, doch de bomen en heesters aan de grenzen van een tuin die geschonden is door de erfzonde, zijn niet volmaakt gezond, zodat de winden en geuren van de wereld in wisselende mate in de tuin kunnen binnendringen. De Onbevlekte Tuin is in de diepste zin van het woord een Hemels paradijs: zijn heilige geuren deinen zachtjes doorheen de Tuin doch worden niet verwaaid. De Onbevlekte Koningin leeft in Zichzelf gekeerd, ingetogen, zwijgzaam. Haar gedachten, gevoelens en verlangen zijn volkomen gericht op het Goddelijke dat Zij in Zichzelf draagt in de hoogste mate waarin dit voor een geschapen Tuin mogelijk is. Zie de verrukkelijkste der bloemen in Haar leven in Nazareth en tijdens Haar voettochten wanneer Zij Jezus volgt gedurende bepaalde van Zijn predikingsmissies. Zij spreekt zelden, en wanneer Zij spreekt, geven Haar woorden slechts uitdrukking aan de diepe roerselen van Haar prachtige Hart: Zij verkondigt Gods verlangens, zingt Zijn lof, onderricht vrouwen en kinderen over Zijn Wet en Zijn Waarheid, en gebruikt elke aanleiding uit het dagelijks leven om Haar medemens dichter bij Gods Wil te brengen. Zij spreekt weinig omdat Zij totaal wil opgaan in Haar innerlijk leven. Veel spreken, trekt de ziel telkens opnieuw in de wereld van de zinnen en de uiterlijke waarneming. Slechts in de diepte van haar 20 wezen vindt de ziel aansluiting bij het ware Goddelijk Leven. Maria kent dit volkomen, want Zij weet dat de ware communicatie niet deze is van mond tot oor, doch van hart tot hart. Zo communiceren ook de engelen onder elkaar, en zo communiceert de Schepper met Zijn schepselen. Geen ogenblik gaat verloren in Maria’s leven: in de stilte van Haar Hart spreekt Zij voortdurend tot God, niet steeds met woorden doch vaak in beelden die uitdrukking geven aan de rijke gesteldheden van Haar Hart. Wanneer Zij hoorbaar spreekt, is Haar stem altijd zacht en melodieus, zodat zielen die Haar aanhoren, als betoverd naar Haar luisteren. Zij verheft Haar stem niet, Zij roept nooit. Geregeld, wanneer Zij alleen thuis is, zingt Zij zachtjes vóór Zich uit: hymnen, psalmen, en zelfgemaakte (geïmproviseerde) lofprijzingen. Het is alsof Haar inspiratie op dit gebied onuitputtelijk is. Dit alles gebeurt op een toon en met een zachtheid als van een koor van engelen. Ook bidden, doet Zij op heel zachte toon, als in verzuchtingen van diepe liefde. Heel vaak bidt Zij ook zonder enige klank uit te brengen: heel diep, als in beschouwing verzonken. De zielen die Haar beter kennen, weten dit en durven Haar in deze gesteldheid nauwelijks te benaderen, zozeer straalt de heiligheid uit Haar terwijl Haar hele wezen in stilte gedompeld is. Zij leeft zo stil dat Zij vrijwel geluidloos door het dagelijks leven lijkt te “glijden”. Ik zie Haar bezig in Haar kleine huis te Nazareth. Zij bereidt de maaltijden, veegt de vloer, verzorgt Haar mooie tuin of voedert de duiven die Zij houdt, bedient Jozef of de nog jongere Jezus aan tafel, maakt zelf kleren of herstelt ze, of onderhoudt Zich met Jezus. Bij dat alles is Zij overwegend zwijgzaam, spreekt nu en dan heel zacht. Hoewel het huis in Nazareth in de ware zin van het woord slechts uit twee kamers bestaat, kan een ziel die in de ene kamer aanwezig is, vrijwel niet horen dat Zij in de andere aan het werk is. Ook op straat verplaatst Zij Zich vrijwel geruisloos, uit eerbied voor alle schepselen en omdat Zij Zich klein, onwaardig en nietig voelt. Steeds zie ik diezelfde zalige glans op Haar gelaat. Wanneer Zij buiten is, of bij een raampje staat, lijken Haar ogen geregeld af te dwalen naar de hemel, met een zachte en tedere blik. Wanneer Zij Zich verplaatst, lijkt Zij eerder te “zweven” dan te stappen: Haar voeten lijken de grond te strelen. De meeste mensen van Haar stadje krijgen Haar nauwelijks te zien. Zij heet alle zielen van harte welkom, doch zoekt Zelf nooit iemand op tenzij het dagelijks leven of (vooral) het zielenleven dit noodzakelijk of wenselijk maakt, doch steeds vanuit deze ene drijfveer: openingen te zoeken voor Gods intrede in de harten van Haar medemensen. Zij doet dit méér door Haar wijze van zijn, Haar gedrag, de dingen die Zij doet of juist niet doet, dan door woorden. In de besloten, verborgen diepte van Haar Hart is Zij voortdurend ondergedompeld in de heiligste gevoelens, verlangens en gedachten. Al Haar doen en laten, alles wat in Haar omgaat en alles wat van Haar uitgaat in woorden, gedragingen en louter door Haar verschijning, is totaal en restloos doordrongen van het verlangen om volkomen in Gods Hart verzonken te blijven en de bewegingen van het 21 Goddelijk Hart naar de zielen toe te brengen. Alles in Haar, dorst en hongert naar de vervulling van Gods Plan van Heil voor de mensheid. Alles wat Haar medezielen in Haar tegenwoordigheid opvangen, is een uitstraling van diepe vrede en onverstoorbaarheid. Inwendig wordt Zij bewogen door een smachtende hunkering die nooit ophoudt, een schreeuwend verlangen naar de manifestaties van Gods Aanwezigheid in de zielen en de grondvesting van Zijn Rijk op aarde. Hoe dieper Haar innerlijke verzuchtingen, des te dieper wordt de stilte om Haar heen. Alle zintuiglijke invloeden uit Haar omgeving worden in rust opgevangen en verwerkt door hen op dat ene doel te richten: “Hoe kan dit gebruikt of veranderd worden om Gods Plannen te dienen? Wat kan Mijn inbreng daarin zijn?” Als enige richtlijn voor dit alles hanteert Zij Gods Wil, Zijn Plannen die Haar door Haar volheid van Genade bekend zijn en waarvan Zij Zich bedient als basis voor Haar onderrichtingen. Zij spreekt zelden of nooit een man aan. Het onderricht aan de man acht Zij het uitsluitende voorrecht van Jezus, en van de Heilige Jozef zolang deze in leven is. In bepaalde omstandigheden wijkt Zij van deze regel af, indien de wijsheid waarover Zij in buitengewone mate beschikt, Haar uitnodigt om dit te doen, of de omstandigheden het noodzakelijk lijken te maken. Zij doet dit wanneer Jezus afwezig is, indien de man een voldoende graad van spirituele rijpheid blijkt te bezitten, indien Zij hiermee Gods grootheid kan prijzen, of indien Zij het noodzakelijk oordeelt om de man voor een zonde of ondeugd te bewaren. Zo zie ik Haar spreken met apostel Johannes, met wie Zij de buitengewone liefde voor God (Jezus) in een uitzonderlijke mate kan delen. Ik zie Haar ook spreken met apostel Judas Iskarioth om diens gesteldheid jegens Jezus en jegens de noden van Gods Werken te zuiveren. Ik zie Haar na Jezus’ Hemelvaart ook spreken met Petrus als hoofd van de jonge Kerk, doch hoofdzakelijk pas nadat deze Haar heeft verzocht om Haar adviezen. Voor het overige spreekt Zij Zelf spontaan tot kinderen om in hen de kennis van, en de liefde tot, God te vergroten. Ik zie Haar eveneens spreken tot vrouwen in verband met sommige noden van het dagelijks leven en om hen te onderrichten in hun plichten als huisvrouw, als moeder, of als volgelingen van Christus. In het overgrote gedeelte van de gevallen waarin Maria spreekt, doet Zij dit omdat Zij door anderen aangesproken is. Zij gaat uiterst zelden op bezoek en nodigt ook zelden spontaan anderen uit om Haar te bezoeken. Wel ontvangt Zij zonder aarzeling zielen die Haar willen komen bezoeken. Haar uitstraling zelf, de wijze waarop Zij naar buiten toe verschijnt, lijkt een filter te vormen voor de mensen die met Haar contact zoeken: Haar heilige ingetogenheid, rust en stilte trekken slechts zielen aan die diepe nood in hun hart ervaren, zielen die werkelijk trachten naar inwendige groei, en zielen die zich willen laten onderdompelen in Haar vrede en die geen behoefte hebben aan overbodige woorden. Ik zie hoe vrouwen slechts enkele woorden met Maria wisselen, Haar prachtige, rustige ogen ontmoeten, en gezalfd 22 en diep geraakt van Haar heengaan. Maria’s stilte oefent een onvoorstelbare macht uit op Haar omgeving: Zij bezit het vermogen om te genezen door wat Zij is, eerder dan door wat Zij zegt. Wanneer Zij spreekt, doet Zij dit met een zachte, zalvende stem die vreugde brengt in het hart van de toehoorder, hem diep raakt, en “iets achterlaat” in de kern van de ziel, waardoor hij plots weer in staat blijkt om de moeilijkheden van het leven aan te kunnen. Het lijkt alsof Maria’s liefde en eerbied voor God en voor de onvergelijkbare geschenken die Zij in de allerhoogst mogelijke mate van Hem heeft ontvangen, Haar ervan weerhouden om de uitwerkingen van deze Goddelijke geschenken in Zich te hinderen. Daarom verroert in Haar Tuin geen blad, geen grashalm of geen bloempje tenzij door de bries van Gods Geest. Zij bewaart Gods schatten in Haar Hart, laat ze daar tot het hoogste rendement komen voor de zielen die aan Haar hoede zijn toevertrouwd (“Vrouw, ziedaar Uw Zoon... en alle zielen die in Jezus Uw kinderen zijn geworden”), en legt Haar eigen wezen verder het zwijgen op, opdat geen enkele verzuchting vanwege Haar Hemelse Bruidegom Haar zou kunnen ontgaan, want “Mij geschiede naar Uw woord... en daarom wil Ik al Uw woorden kunnen horen”. Wanneer God grote dingen wil volbrengen, laat Hij dit op Zijn tijd horen. Zolang Hij niet spreekt, hoort de ziel in zichzelf te keren, in hoop en vreugde wachtend tot het uur is gekomen om deel te krijgen aan Zijn grote dingen. De Tuin bereikt de volheid van zijn schoonheid in de volmaakte stilte, want dan spreken zijn bloemen, en doen zij dit in het hart (waar God woont) en niet in de oren (die gericht zijn op de wereld). 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een betoverende stilte uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien. “O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. 23 Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 1. Meesteres van mijn ziel, Ik zie in welke mate U Zich uit de buitenwereld terugtrekt en de stilte om U heen koestert. Ik smeek U, help mij, mijn zintuigen en mijn geest tot rust te brengen door de stilte te zoeken, opdat mijn hart zich totaal kan openen voor Gods Geest. 2. Meesteres van mijn ziel, U hebt God in Zijn volheid in Uzelf ontmoet, elk ogenblik van elke dag en nacht. Ik smeek U, laat de heilige stilte van Uw Hart in mijn hart neerdalen, opdat ik de diepe kern van mijn wezen moge ontdekken en er de Goddelijke kiem van heiligheid moge vinden. 3. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U opgaat in de innerlijke beleving van Uw samenzijn met God. Ik smeek U, druk Uzelf zo totaal in mij, dat mijn hart de stilte moge koesteren als de vervulling van het verbond dat God met mijn ziel heeft gesloten. 4. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoezeer U de contacten met de wereld beperkt. Ik smeek U, stort in mij de diepe liefde tot het inwendig leven, opdat ik de wereld om mij heen moge leren zien als leeg en ijdel, en als een bedreiging voor Gods Werken in mijn ziel. 5. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe Uw Hart gericht blijft op het Hemelse leven. Ik smeek U, schep in mij Uw vermogen om het hart af te sluiten voor alle onvrede en negatieve uitstraling vanuit mijn omgeving. 6. Meesteres van mijn ziel, Uw betrachting om innerlijk in Gods Hart geworteld te blijven, beschermt U tegen alle aantasting van Uw gevoelsleven. Ik smeek U, neem zo totaal bezit van mij, dat mijn gevoelsleven geen schade zou ondervinden van menselijke contacten en indrukken uit mijn dagelijks leven. 7. Meesteres van mijn ziel, Uw aanwezigheid blijft vrijwel onopgemerkt bij Uw medemens. Ik smeek U, leer mij de stilte en ingetogenheid zozeer lief te hebben dat ik op geen enkele wijze mijn medemens kan storen in zijn zoektocht naar de kern van zijn eigen ziel. 24 8. Meesteres van mijn ziel, nooit hebt U wereldse elementen in Uw leven voorrang gegeven op de stille beleving van God in Uw Hart. Ik smeek U, schep in mij het verlangen om niet de woordenvloed en de luidruchtigheid der wereld doch het stil samenzijn met God en U in de diepte van mijn hart te zoeken als de grootste schat, want slechts de fluistering van Gods Geest kan in mijn hart de leegte vullen die de wereld erin heeft geschapen. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel Zodra de tuin van Uw eigen ziel bevrucht is met het zaad van de stilte uit de Onbevlekte Tuin, en in U het verlangen groeit om deze rust, deze windstilte, ook zelf te beleven, kan alle begroeiing in Uw tuin (al Uw innerlijke gesteldheden, gewoonten, gedragspatronen, enzovoort) zich waarlijk aan de Meesteres van de zielen aanbieden, zich als een tapijt van bloemen en gras voor Haar voeten uitspreiden, om dit heilig zaad tot rijping te brengen en Uw tuin te verrijken. In elke mensenziel kunnen de rukwinden van het wereldse leven tot luwen gebracht worden teneinde de verzuchtingen van de Heilige Geest te horen, want Gods Wijsheid wordt slechts gefluisterd. De Meesteres van Uw ziel kan elke wind doen bedaren zodra Haar voeten Uw tuin betreden. Het resultaat van deze gunst zal echter niet volkomen blijven indien U Haar niet Uw tuin ter beschikking stelt om deze te veranderen volgens Haar inzichten en welbehagen. Dit vergt Uw openheid, bereidwilligheid en medewerking. Hoe kan de ziel de rijping van het zaad van de stilte in zich bespoedigen? Ziehier de aanbevelingen van haar Meesteres: 1. Beschouw Uw ziel als een bloem. Een bloem heeft nood aan tedere invloeden. Zij schuwt schokkende ervaringen, sluit zich bij storm en harde regen, en stopt doorgaans haar bloei bij koude. Zelf schept zij ook geen “stormen”: zij groeit en bloeit geruisloos, en opent zich gretig onder de stralen van een zachte zon. Evenzo wordt Uw ziel in haar groei en bloei gehinderd door lawaai en allerlei onstuimige invloeden uit Uw omgeving. Zodra U zich zo veel mogelijk begint af te sluiten voor deze indrukken, zult U ervaren dat U gemakkelijker het contact vindt met Uw diepere “ik”, de plaats waar God en Maria in U leven, werken, zaaien en oogsten. Hetzelfde zal gebeuren naarmate U ook zelf stiller van aard wordt: God zal de stilte beginnen te vullen met indrukken en gewaarwordingen van een veel hoger niveau dan deze welke Uw zintuigen U kunnen bieden. 2. Maak Uw hart klaar om op elk ogenblik God te ontvangen. Houd U voor ogen dat Uw medemens met U geen zinnig gesprek kan voeren wanneer U in een luidruchtige omgeving verkeert. Bedenk op gelijke wijze dat God U elk ogenblik van de dag en de nacht wil verheffen naar steeds hogere trappen van spirituele beleving, doch dat Hij daarvoor de kans moet krijgen om in U te “spreken”. Het gesprek van God (of Maria) 25 tot het hart voltrekt zich gewoonlijk niet in woorden die hoorbaar zijn voor Uw lichamelijke oren, wel in woorden die in Uw hart weerklinken “in de taal van de ziel”. Dit kan veelvuldig gebeuren in een mystieke roeping, doch komt ook daarbuiten wel voor: “bovennatuurlijke kennis” of ingevingen worden in Uw inwendig wezen “gedrukt” als wegwijzers voor de volgende meters van Uw levensweg. Tenzij in een ziel die “geoefend is in het mystiek contact”, kunnen deze Hemelse richtlijnen niet ontvangen worden. Zo komt het dat een ziel die hoofdzakelijk leeft in een rumoerige omgeving en niet regelmatig de stilte zoekt, gemakkelijk het gevoel krijgt dat God Zich in haar nooit bemerkbaar maakt. Leer de stilte te waarderen en te koesteren als een schat, want zij trekt God en Maria naar U toe. Zodra Zij merken dat U de stilte waarlijk bemint, zullen Zij Hun troon in Uw hart vestigen en het vervullen met Zichzelf. “Mijn Rijk is een Rijk van stilte, want in de volmaakte stilte spreekt Gods Geest in woord en beeld” (de Meesteres van de zielen, openbaring 28 mei 2006) 4e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de zachtheid 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin In zijn eeuwige lente biedt de Onbevlekte Tuin een aanblik van zachtheid: het hart wordt er geraakt door de zachte streling van waarlijk Hemelse kleurschakeringen: een harmonie van deugden zoals deze slechts door Gods hand tot stand kan worden gebracht en in stand kan worden gehouden door een heldhaftige wil om niet te zondigen. Alle bloemen en vruchten in deze Hemelse Tuin zijn bekleed met een glans die de zielen naar zich toetrekt omdat deze hen in Gods Licht herkent als draagsters van een genezende kracht die zij nergens ter wereld zullen aantreffen. Maria, de onbevlekte Meesteres van de zielen, Bloem der bloemen, oefent over de zielen een macht uit die hen bindt, die hen betovert, die hen onderwerpt en hen op onweerstaanbare wijze ertoe aanspoort om zich totaal aan deze Parel weg te geven. Zij oefent deze macht uit door Haar lieftalligheid, Haar beminnelijkheid, Haar zachtheid en zachtmoedigheid. In Maria’s gemoed schuilt geen spoor van hardheid. Alle stenen die uit Haar omgeving op Haar Hart terechtkomen, worden erin geborgen en omhuld met de mantel der zachtheid: Zij wordt beschimpt omwille van Haar Zoon die “niet is zoals de anderen”, Zij wordt overladen met de negatieve gesteldheden, zorgen en lasten en zelfs de druk van de zonden van Haar medemens die Haar opzoekt om genezing te vinden in de zachte uitstraling van Haar prachtige ogen en Haar gelaat dat met een onwezenlijke, onwereldse gloed bedekt lijkt. Zij voelt de prikken en het boren in Haar Hart bij elke oogopslag naar Haar omgeving toe, want de ogen van Haar ziel zien ononderbroken alle zonden, ondeugden en verborgen zwakheden van alle zielen, en Zij 26 wordt pijnlijk getroffen door alle zondige gesteldheden en ondeugden die Zij bij al Haar medemensen aanvoelt. Ongemerkt streelt Zij dit alles met de tedere golven van Liefde die voortdurend uit Haar Hart over Haar omgeving stromen. Geen enkel negatief gevoel, geen enkele verkilling in Haar Hart. De Onbevlekte Koningin van al wat leeft, is als een zacht strelende lentezon voor alle lijdende en gekwelde zielen. Elke mens die Haar bezig ziet, tot Haar spreekt, Haar zachte gelaat beschouwt of Haar zachte melodieuze stem hoort, zie ik ontdooien als een winterse akker onder een vroege lentezon. Op volmaakte wijze straalt Zij de warmte van Gods Liefde in de harten. Ik zie Haar in het huis te Nazareth, biddend terwijl Zij een kledingstuk van de kleine Jezus herstelt. Er wordt op de deur geklopt. Zij kijkt naar de deur, staat onmiddellijk op, langzaam en beheerst, en opent de deur met een gelaat waarop het contact met God een stille vreugde heeft nagelaten. Bij het zien van Haar (opgewonden) bezoekster verschijnt een tedere glimlach op Haar lippen. De vrouw is Haar duidelijk niet bekend, doch wordt omhuld met warmte die haar meteen tot rust brengt. Maria spreekt nauwelijks, doch nodigt door Haar verwelkomende openheid uit tot het uitstorten van een bezwaard hart. Haar bezoekster vertrekt met een hart vervuld van vreugde, moed en hoop, duidelijk gesterkt en merkbaar lichter van gemoed. De deur van dit beladen hart is geopend met de sleutel der zachtmoedigheid, en het hart gevuld met een warmte en tederheid die geput zijn uit de bron der Goddelijke Genade. Door de zachtheid van Haar blik, van Haar gebaren, van Haar woorden en van Haar hele gedrag en gemoed, spreidt Maria een zalving uit over elke ziel die Haar levenspad kruist, en zij die zich werkelijk voor Haar openstellen, worden in de diepte genezen van de effecten van wonden die hun hart voor God hadden afgesloten. In Haar contacten met Haar medemens is Zij nooit opvliegend, onvriendelijk of nors. Steeds lijkt Zij Zich te verplaatsen in een wolk van zacht stralende warmte. Zij laat Zich niet verleiden tot woede of enige uiting van onvrede. Wanneer Haar medemens Haar tart of Haar op één of andere wijze vanuit een negatieve gevoelsatmosfeer benadert, glimlacht Zij slechts en laat Zij Haar innemende zachtheid over het hart van Haar medemens stralen. Haar grote wapen is het besef dat de mensenziel niet uit zichzelf negatief gestemd is, doch door de satan verleid wordt tot allerlei gesteldheden die de ziel van God en het Goddelijk Leven wegleidt. Om deze reden voelt Zij jegens een medemens die onzuiver is in hart, geest of mond, niets dan medelijden. Zij weet dat de zachtmoedigheid een machtig geneesmiddel van Gods wege is. Zelfs dieren trekt Zij op een heel opmerkelijke wijze aan: in Haar nabijheid gedragen zij zich als buitengewoon tam, en zoeken zij door Haar aangeraakt te worden. Zelfs als eerder onbetrouwbaar beschouwde dieren vleien zich aan Haar voeten neer. Zelf behandelt Zij elk dier met een warme tederheid. 27 De zachtheid van het Onbevlekt Hart vloeit voort uit Haar onmetelijke zuiverheid: Zij ontleent het vermogen van een volmaakte zachtheid uit de onbegrensde mate waarin Zij Gods Licht en Zijn levenskracht in Zich opneemt. Dit komt doordat Haar ziel onbevlekt ontvangen is en hierdoor geen enkele belemmering ervaart in de communicatie met God: de ziel van Maria is nooit gewond door de zonde, en laat daarom de Goddelijke Liefde onbelemmerd stromen. Hierdoor is het alsof Zij Haar leefwereld benadert doorheen een Goddelijke filter: alles wat Zij waarneemt en wat niet in overeenstemming is met Gods Wet, wordt onmiddellijk “verzacht” in Haar gemoed, en vanuit die zachte bedding reageert Zij naar Haar medemens toe, totaal vervuld van tederheid, barmhartigheid en begrip voor het feit dat de zielen van al Haar medemensen wèl gewond zijn door de erfzonde, en hierdoor niet in alle omstandigheden volmaakt handelen. Bovendien vloeit Haar zachtheid voort uit de betrachting om alle zielen te redden. Zij ziet elke ziel als een broos en breekbaar bloempje, dat Zij met zachtheid en tederheid moet behandelen opdat het zou genezen. Dus neemt Zij het teder in Haar handen, zoekt zijn levenskracht te verhogen, en tracht het met al Haar macht in verbinding te brengen met God. Omdat Zij dit op grond van de Wet van de Goddelijke Gerechtigheid slechts mag doen wanneer de ziel Haar dit toestaat, tracht Zij de vrije wil van de ziel te winnen voor dit ideaal zodat de ziel zelf bereid wordt om haar vrije wil aan Maria over te dragen. Zodra de ziel heeft begrepen, en er ten volle op vertrouwt, dat Maria haar naar het ware heil brengt, geeft zij zich aan Haar over en aanvaardt zij Haar als haar Meesteres. Door deze overgave kan de zachtheid van Maria haar ware macht ontplooien: zij brengt in de ziel de ervaring van de ware Liefde, en de ziel begint haar ongeloof, haar twijfels, haar geremdheden en haar ondeugden af te zweren. Zo leidt Maria’s zachtheid zielen naar diepe bekering, door in hen het geloof in een God van Liefde te herstellen. Dit is het effect van de wandeling in de Onbevlekte Tuin. De ziel op verkenning in Maria’s wezen wordt geraakt door de overvloedige tekenen van Gods Werken in deze Tuin, en wordt voortaan gedragen door hoop, moed en vreugdevolle verwachting naar haar eeuwige toekomst toe. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een betoverende zachtheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien. “O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. 28 Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 1. Meesteres van mijn ziel, ik zie de onverstoorbare zachtmoedigheid in Uw optreden jegens Uw medemens. Ik smeek U, druk in mijn hart Uw eigen begrip en geduld ten aanzien van alle zielen, opdat ik hen steeds zou benaderen met de zachtmoedigheid die gekwelde zielen zalft met Hemelse balsem. 2. Meesteres van mijn ziel, ondanks alle lasten van Uw leven hebt U nooit anders gesproken en gehandeld dan vanuit de diepste zachtaardigheid. Ik smeek U, leef zo intens in mij dat ik de kracht moge vinden om mij zelfs bij overbelasting nooit te bezondigen aan enige overreactie, norsheid of opvliegendheid. 3. Meesteres van mijn ziel, nooit hebt U enige teleurstelling of moeilijkheid op Uw medemens afgereageerd. Ik smeek U, ban uit de kern van mijn wezen elke neiging tot woede of tot verlies van mijn zelfbeheersing, want ook ik verlang ernaar, God en U in elke ziel te dienen door een vlekkeloze naastenliefde. 4. Meesteres van mijn ziel, ik zie U leven alsof U nooit enige ballast uit het verleden met U meedraagt. Ik smeek U, wil mijn hart en geest zuiveren van elke onverwerkte teleurstelling of negatieve herinnering, die in mij de onvrede kan laten sluimeren die mij van alle ware zachtheid berooft. 29 5. Meesteres van mijn ziel, Uw hart verkeert in volkomen vrede, want U bent vrij van elke ondeugd, zonde, tekortkoming of nalatigheid. Ik smeek U, verander mij zo totaal volgens Uw eigen beeld dat ik niet langer een hekel aan mijzelf zou krijgen, want ook ik ben een werk van Gods handen, en elke onvrede over mijzelf verhindert mij om Uw Liefde over mijn medemens uit te spreiden als een deken van geborgenheid. 6. Meesteres van mijn ziel, ik zie Uw volmaakte openheid voor Gods Liefde, en de onbevangen vrede waarmee U hierdoor Uw medemens benadert. Ik smeek U, voltooi Uw werken in mij, zodat Uw eigenschappen mijn hart en ziel zozeer vervullen en beheersen dat ik niet langer mijn eigen grootste vijand zal zijn, want alle zachtheid in woord en daad is de dochter uit het huwelijk tussen Gods Liefde en het vertrouwen dat het goede ook in mijn eigen ziel wortel heeft geschoten. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel De Onbevlekte Tuin van Maria’s ziel is een paradijs van Hemelse vruchtbaarheid, een bron van rust, vrede, zaligheden en... geneeskracht voor de zielen. De macht om zielen tot in hun diepste kern te genezen, stroomt in hoge mate uit van Maria’s zachtheid, zachtaardigheid en zachtmoedigheid. De ziel die hier werkelijk naar verlangt, kan in de Onbevlekte Tuin zaad verzamelen waaruit ook in haar eigen bodem geneeskrachtige bloemen kunnen opschieten. De zachtheid die van een ziel uitstraalt, is wellicht de zuiverste getuige van de Tegenwoordigheid van Maria Zelf in de kern van haar wezen. Een zachte uitstraling maakt een ziel tot een spiegel van Maria en tot een “radiator” van de Centrale Verwarming die God voor de hele schepping is. Hoe kan de bodem van een ziel voorbereid worden op de zaaitijd voor zachtmoedigheid? Laat de Meesteres van alle deugden en van alle zaad uit Gods Hart U onderrichten: 1. Zorg ervoor, met Uzelf in het reine te komen. Zolang een ziel haar verleden met zich meedraagt, er geregeld naar terugkijkt en zich laat beïnvloeden door herinneringen, kan zij gehinderd worden om in het heden haar levenstaken uit te voeren met een vrij hart. Zij verspilt een groot gedeelte van haar energie, haar levenskracht, aan gepieker, bitterheid, gevoelens van wrok, wrevel of teleurstelling, negatieve gevoelens over andere zielen en vaak ook over zichzelf: “Waarom is dat ooit gebeurd? Waarom heeft die dat gedaan? Hoe anders zou alles geweest zijn indien dit of dat niet of anders was gebeurd! Kon ik dat maar opnieuw doen!”. Vele zielen blokkeren zichzelf grotendeels door denken, piekeren, overwegen, twistgesprekken in gedachten, zelfverwijten... Zij worden bitter en ontevreden, en emotioneel oververmoeid. De eerste deugd die hieraan opgeofferd wordt, is de 30 zachtmoedigheid: deze zielen worden gemakkelijk opvliegend, lichtgeraakt, onvriendelijk, nors, kortaf, zelfs de aanblik van hun gelaat wordt harder, alsof zij helemaal onder spanning staan en niet meer loskomen. Zij moeten het ventiel openstellen en de inwendige spanning loslaten, niet in de eerste plaats tegenover een medemens, maar tegenover Maria, in een akte van totale toewijding, en in een sacramentele Biecht bij een begripvolle en fijngevoelige priester. Naarmate de ziel van al deze ballast geledigd raakt, zal zij inwendig ontspannen, rust en vrede vinden in zichzelf, en zachter worden naar buiten toe. 2. Zorg voor voldoende rust in geest en lichaam. Niet elke ziel kan even goed overweg met overbelasting en oververmoeidheid. Maria bewaarde ook in de talloze lasten van Haar aardse leven Haar zelfbeheersing en Haar vermogen om Haar eigen noden en Haar eigen gevoelens zo totaal terzijde te schuiven voor Haar medemens, dat Zij Haar zachtheid volmaakt bewaarde. De ziel die volop gevormd wordt in haar spirituele ontwikkeling, kan moeilijkheden ondervinden in deze constante strijd met zichzelf en haar inwendige druk. Daarom is het belangrijk dat de ziel in haar eigen leven een gulden middenweg zoekt om haar roeping optimaal na te volgen doch eveneens tijdig inwendig tot rust te komen. Het evenwicht tussen het werk in dienst van God enerzijds, en de rust anderzijds, zal bij ieder op een verschillend punt liggen, en kan verschuiven naargelang de ziel ontwikkelt in het loskomen van het wereldse element van haar innerlijk leven. Bid veelvuldig tot Maria: “Hemelse Meesteres, schenk mij het vermogen om Uw rust in mij te bewaren. Laat mijn hart Uw vrede ervaren. Schenk mij kracht in lichaam en ziel”. 3. Leef in het volle besef van het komend Eeuwig Leven. De ziel die zich gedurende al haar levensuren volkomen bewust is van het feit dat zij niet voor de wereldse dingen leeft doch voor de gelukzaligheid die erna kan komen indien zij haar leven volkomen leidt volgens Gods Wetten, laat zich voeden uit een Hemelse krachtbron: zij kan hierdoor een geleidelijk groeiende bovenwereldse hoop ervaren die haar inwendig steeds dieper zal vervullen met gevoelens van ware vrede, rust, geborgenheid, moed en vreugde, en een diepe bevrijding doordat de ziel zich steeds minder de gevangene van haar wereldse invloeden en gedachten voelt. Zij begint steeds méér te leven alsof zij niet echt meer in de wereld hoort, en niet echt meer door het wereldse geraakt kan worden. Deze ervaring brengt een groeiende zachtheid in de ziel: zij laat zich zachtjes “in het Hart van God wegglijden” en leeft nog slechts om het goede te doen zolang zij dit nog kan, met andere woorden: zolang haar aardse leven nog duurt (dit kan nog jaren zijn, doch ook nog slechts één dag). 31 De Meesteres van de zielen zegt op 6 januari 2007: “Zelden behangt de mens zich met de drie ware sieraden, die niet de wereld doch de Hemel naar hem toetrekken: de blijmoedigheid, de zachtmoedigheid, en het protestloze lijden. Deze drie edelstenen maken de ziel zo mooi dat zij de engelen aantrekken en betoveren. Om die reden ervaart de ziel in de staat van blijmoedigheid, zachtmoedigheid en protestloos lijden een ware Hemelse vrede, een diep, stil en ingetogen geluk dat haar in staat stelt om de stormen der wereld te trotseren. De ware schoonheid van de ziel bloeit uit het zaad van de blijmoedigheid, de zachtmoedigheid en de aanvaarding van al haar beproevingen. Een ziel in een gesteldheid van ontevredenheid, matheid, opstandigheid en norsheid stoot de engelen af, en maakt de duivelen nieuwsgierig als wolven die een prooi hebben geroken”. 5e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de blijmoedigheid 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin Hoezeer toch is de Onbevlekte Tuin een spiegel van de Hemel. Het lijkt wel of de Schepper van alles wat Hij ooit heeft gemaakt, de ware levenskern, de diepe schoonheid, in Maria heeft samengebracht, alsof het Hem behaagde om Zijn Schepping in één oogopslag te kunnen bewonderen door Zijn ogen op Maria alleen te vestigen. De ziel die Maria beschouwt, ziet en voelt alles wat ooit aan schoonheden en zaligheden uit Gods Hart is opgeweld. De eindeloze buitenaardse schoonheden, heerlijkheden en zaligheden die samen de Onbevlekte Tuin vormen, baden in het zuiverste Goddelijk Licht: het Licht van de volmaakte blijmoedigheid, die wordt gesymboliseerd door de wolkenloze hemelsblauwe lucht boven de Tuin. De stralend blauwe lucht bekleedt de Tuin met een deken van Hemels Licht. Zo wordt het Licht van God Zelf tot mantel van deze volmaakt heilige ziel. Het stralende licht uit de Hemel verleent de Tuin een buitengewone uitstraling. Elke ziel die deze Tuin bekijkt, ervaart in het hart de uitwerkingen van Gods levenskracht. Alles in deze Tuin is zo doordrenkt van het allerzuiverste Licht dat niet het geringste spoor van duisternis er een plaats kan krijgen. Het Licht dringt in alle eigenschappen en elementen van deze ziel zo diep door, dat elk bloempje, elk blad, elke vrucht, met volle teugen van het Licht drinkt. Zie Maria in Haar huisje, op de wegen en in de velden van Israël. Het lijkt alsof Zij licht uitstraalt. De tevredenheid met alles wat het lot Haar voor de voeten legt, schenkt Haar het vermogen om alle somberheid, alle duisternis in Haar omgeving te breken. Wanneer Zij een medemens aankijkt, is het alsof Haar ogen dwars doorheen zijn wezen kijken tot in 32 de kern van zijn ziel. Het lijkt wel alsof Haar ogen bronnen zijn van lichtstralen die Haar het vermogen schenken om zelfs de meest duistere ziel totaal te doorgronden. De mens die in Haar ogen kijkt, ziet daarin de Hemel zelf, want deze ogen zijn de spiegels van een ziel waarin alle eigenschappen “vergoddelijkt” lijken: deze ziel is ver boven het gewone menselijke verheven. Alle gedragingen van de onbevlekte Meesteres van alle deugden worden geboren uit een inwendige vreugde die Haar in alle omstandigheden voortdrijft. Deze vreugde vindt haar oorsprong in Haar eenheid met God in denken en voelen. Zij richt al Haar doen en laten op de verwezenlijking van Gods Plannen en Werken met de mensheid, en haalt Haar enige inspiratie voor al Haar woorden en gedragingen louter en alleen uit God en uit het feit dat Zij Zich goed bewust is van Haar roeping en Haar levenstaak. Hierdoor wordt Zij niet meer afgeleid door minder belangrijke dingen. De vrucht van dit alles is blijheid, vreugde, door het besef dat alles wat op Haar levensweg komt, nut heeft, van Gods Voorzienigheid afkomstig is, en Haar geschonken wordt als steeds nieuwe kansen om het maximum uit Haar uren op aarde te halen. Voortdurend verwondert Zij Zich met diepe maar ingetogen vreugde over de volmaakte Wijsheid en Liefde van God die alles in Haar leven zodanig regelt dat Zij een maximale vruchtbaarheid aan Haar levensdagen kan geven. Maria’s blijmoedigheid en onverstoorbaarheid van gemoed komt voort uit het gevoel dat Zij in feite reeds volop boven de wereld leeft, doch nog steeds Haar lichaam leent tot de volbrenging van Gods Werken op aarde. Maria’s inwendige blijheid zorgt ervoor dat Zij lichtvoetig reist, zelfs op de meest doornige meters van Haar levensweg. De meeste van Haar medemensen merken niet eens wanneer Zij inwendig lijdt: Zij is niemand tot last, en Haar lijden voltrekt zich zo onopvallend dat het lijkt of Zij zweeft en door engelen gedragen wordt. Deze lichtheid komt uit de blijmoedigheid van Haar Hart. Zij heeft volmaakt begrepen hoe relatief alles is, en hoe vlug het voorbij gaat voor de ziel die er mee omgaat zoals God het verlangt: in innige toewijding en aanvaarding. Elke beproeving die Haar pad kruist, maakt Zij tot Haar slaaf door de wijze waarop Zij deze benadert: Zij beschouwt de beproeving van meet af aan als overwonnen. Deze ingesteldheid verleent Haar een onoverwinnelijke macht over alle invloeden uit Haar omgeving en over alle omstandigheden van Haar dagelijks leven. Haar onwankelbaar geloof en vertrouwen in Gods leiding ontledigt ononderbroken Haar Hart van alle zaad van mogelijke ontmoediging, twijfel of angst, waardoor Zij Zich vrij en blij voelt, en Zij elke beproeving onder Haar voeten legt. Zo komt het dat Maria Zich op Haar levensweg niet stoot aan de talloze stenen, doch ze stuk voor stuk onder Haar voeten verpulvert tot stof dat de satan verblindt. Elke aanval die de krachten der duisternis tegen Haar Hart richten, wordt erin ontkracht, want de blijmoedigheid heeft in Haar Hart een fundering van Goddelijk Licht opgetrokken, waarin alle duisternis verzinkt als in 33 drijfzand. Zo wordt elke duistere kracht tot Haar slaaf. De blijmoedigheid bouwt rond het hart een vestingmuur waarop de pijlen van vele bekoringen afketsen, want de blijmoedige ziel heeft haar vervulling gevonden in de zekerheid dat alle lijden zinvol is en dat elke omstandigheid van het leven de ziel ofwel tot slaaf ofwel tot meesteres kan maken. Maria heeft alle menselijkheid in Haar gedrag aan Haar wil onderworpen door Haar ogen niet meer te laten afleiden door de schijnvertoningen van de wereldse gebeurtenissen, doch ze gevestigd te houden op de blauwe hemel, waaruit Gods Licht in overvloed in Haar ziel stroomt en er alle duisternis onwerkzaam maakt. Om deze reden voelt elke ziel zich bij Maria op haar gemak: Zij straalt Gods Tegenwoordigheid uit over Haar hele omgeving, en laat de zon opgaan in vele verduisterde zielen, zodat ook deze opnieuw geloven in het Goddelijk Licht, en op grond van een teruggevonden blijheid hun levensopdracht vruchtbaar kunnen maken. Zo leert Zij de zielen dat een blijmoedig mens kan worden tot een hand waarmee God Zijn Werken op aarde voltooit. De Moeder van Smarten en blijmoedigheid: twee schijnbaar niet met elkaar verenigbare gesteldheden versmelten in deze volmaakte ziel tot een Tempel van zelfofferande en verheerlijking. Maria lijdt vrijwel ononderbroken. Haar volkomen doorzicht in, en kennis van, de zonde in alle zielen, maakt Haar levensweg tot een kruisweg van doornen en hartenleed. Alle volkomen gelukzaligheden waarvan Zij weet dat God ze over de zielen wil uitstrooien, worden door de zonde tegengehouden. Het gevolg is een wereld die verzinkt in onnoemelijke ellende, omdat de zielen steeds verder van Gods Plannen afdrijven. Maria heeft Haar levensweg ter beschikking gesteld om deze muur tussen God en de zielen te slopen door Haar eigen leed. Desondanks zinkt Haar Hart nooit weg in echte droefgeestigheid noch in aanhoudend sombere stemmingen. De blijmoedigheid blijft heersen, terwijl in de diepste kern van Haar Hart de molen van de Liefde de effecten van de zonden blijft vermalen, wat Haar Hart zonder ophouden laat bloeden. Deze molen haalt zijn brandstof echter uit de blijmoedigheid, die wordt gevoed door een waarlijk Hemelse hoop: Maria leeft vanuit de innerlijke zekerheid dat alles vruchten draagt, en dat de duisternis nooit het laatste woord heeft. Tussen de avond na de Kruisdood van Jezus en de ochtend van Zijn Verrijzenis lijkt Zij Haar blijmoedigheid te verliezen en in een depressieve stemming te vervallen. Haar gesteldheid heeft in zich echter niets menselijks: Haar vreselijke kwelling is niets anders dan een samenvloeiing van alle pijnen die Haar Hart reeds drieëndertig jaar lang heeft verduurd naar aanleiding van de zondigheid en de verblinding der zielen. Zij laat Zich door de Wet van Gods Gerechtigheid meedrijven naar de absolute diepten van de uitboetende smart, en maakt hierdoor mogelijk dat het zwaard van Smarten niet slechts Haar Hart doch tegelijkertijd de uitzichtloosheid van de dwalende zielen verscheurt, want Zij moet in alles één zijn met Haar Goddelijke Zoon, wiens Hart aan het 34 Kruis doorboord is. Anders zou de Verlossing niet volkomen zijn. Haar Hart moet in die uren uitgeperst worden, opdat het onzichtbaar bloed van Haar tranen nog vóór de Verrijzenis totaal met het Bloed van de Gekruisigde vermengd kan worden. In dit verscheurde Hart straalt het Goddelijk Licht in die uren in zijn grootste intensiteit. Zo leert de Moeder van Smarten dat de droefheid om de slechte staat van genade der zielen, de blijmoedigheid niet in de weg staat. Indien dit wel het geval is, is de droefheid onvolkomen, dit wil zeggen verontreinigd: droefheid in het hart die de ziel van de blijmoedigheid berooft, is een droefheid die wordt gevoed door wereldse invloeden en wordt afgebogen door een gebrek aan hoop en vertrouwen. Waar de invloeden der wereld hun weg kunnen gaan, kan het Goddelijk Licht niet meer stralen en kan de ziel geen echte blijmoedigheid meer ontwikkelen. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een opwekkende blijheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien. “O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 35 1. Meesteres van mijn ziel, ik zie Uw volmaakte eenheid met Uw Goddelijke Zoon, en Uw blijmoedig optreden naar Uw medemens toe. Ik smeek U, richt mijn hart zo totaal en onverstoorbaar op God dat ik steeds de ware Vrede van Christus in mij moge ervaren, opdat ik mij over mijn hele levensweg zou kunnen verheugen. 2. Meesteres van mijn ziel, U had vrede met alle beproevingen en lasten van het dagelijks leven. Ik smeek U, maak mij bewust van de vruchtbaarheid van alle levenslasten voor mijn ziel, opdat ik de doornen moge liefhebben als geschenken van Gods Voorzienigheid. 3. Meesteres van mijn ziel, U hebt geleefd vanuit de zekerheid dat alles goed is omdat God alles bestuurt indien de ziel vast in Hem gelooft. Ik smeek U, versterk mijn geloof, opdat ik de vrijheid moge ervaren van de ziel die weet dat in haar leven slechts gebeurt wat goed is voor haar. 4. Meesteres van mijn ziel, ik zie U een leven leiden van innerlijke vrijheid. Ik smeek U, help mij de lasten van het leven op de juiste wijze te dragen, opdat ik niemand tot last zou zijn en niemand zou bezwaren op zijn eigen zoektocht naar Gods Liefde. 5. Meesteres van mijn ziel, Uw lichtvolle aanwezigheid was steeds een zalving voor Uw medemens. Ik smeek U, schenk mij het inwendig Licht dat mij in staat zal stellen, door een standvastige blijmoedigheid in deze duistere wereld een streling te zijn voor vele harten die de zon in hun leven niet meer zien opgaan. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel Echte totale toewijding aan Maria kan vergeleken worden met een begrafenis van Uw ziel, Uw geest, Uw hart, Uw lichaam, Uw wil en Uw hele levensweg van geboorte tot en met het laatste ogenblik, in de allerheiligste grond van de Onbevlekte Tuin. Het is een proces waarbij U Uzelf levend begraaft, want in feite sterft in U slechts al het wereldse, om plaats te maken voor een ware verrijzenis van alle hogere niveaus van Uw wezen. Tijdens dit proces (dat zich in een snel tempo kan voltrekken, doch in bepaalde opzichten een leven lang duurt) stort Uw Hemelse Meesteres handenvol zaad in U uit, opdat Uw zielentuin zo spoedig mogelijk op de Hare moge beginnen te lijken: Zij wil er de bloemen (deugden) en vruchten (verdiensten) in terugvinden die Haar het gevoel geven, in U evenzeer “thuis te zijn” als in Haar eigen Tuin. Eén van de zaden die Zij als eerste in U zal uitstrooien, is dat van de blijmoedigheid, dat in U de ontvankelijkheid voor het Goddelijk Licht optimaal moet maken, en U moet helpen om dit Licht volkomen te verwerken en het over Uw omgeving uit te stralen om veel vrucht voort te brengen. Zaad in Uw bodem gestort te krijgen, biedt geen garantie dat het ook werkelijk zal ontkiemen. Of dit gebeurt, en hoe snel en hoe efficiënt, zal afhangen 36 van Uw eigen medewerking en Uw overgave aan Maria’s heerschappij over U en Uw leven. Oprechte blijmoedigheid is daarom vaak één van de meest opvallende tekenen van een gevorderde overgave aan Maria. Laat de Meesteres van de zielen U onderrichten over de wijze waarop U het zaad van de blijmoedigheid in Uw eigen ziel tot vrucht kunt brengen: 1. Leer anders te kijken naar de beproevingen en lasten op Uw levensweg. Blijf Uzelf ervan overtuigen dat elke beproeving en last een bloem plant in de tuin van Uw ziel, en dat U telkens U een beproeving of last niet aanvaardt, ertegen protesteert of God kwalijk neemt dat U deze ervaring moet doorstaan, onkruid laat opschieten in de tuin van Uw ziel. 2. Oefen U erin, niet lang stil te staan bij negatieve ervaringen. Zo leert U alle gebeurtenissen van Uw aardse leven relativeren, begrijpen dat zij vergankelijk zijn en geen belang hebben voor de eeuwigheid die na dit leven komt. U zult uit deze ingesteldheid een gevoel van bevrijding halen, dat U in staat zal stellen om blijmoediger te worden: waarom Uw leven laten vergallen door gebeurtenissen die niet eens belangrijk zijn voor de nooit eindigende eeuwigheid die komt na de korte tijd die U op aarde doorbrengt? 3. Leer het zo te zien dat niet Uw leven U beheerst, maar dat U Uw leven beheerst. Talloze zielen zien zichzelf als slachtoffer of speelbal van alles wat in hun leven gebeurt. Dit geeft hen een gevoel van gevangenschap, en maakt hen star en gespannen, ontevreden en zelfs angstig of wantrouwend. Zodra de ziel zich TOTAAL weggeeft aan Maria, HAAR laat beslissen welke wending hun leven elke dag neemt, en met die volmaakte Hemelse beslissing akkoord gaat, kan zij zich vrij beginnen voelen. Een VRIJE ziel is een BLIJE ziel. 4. Bedenk steeds: blijmoedigheid is een ononderbroken verheerlijking aan God. Elke dag die volledig in blijmoedigheid wordt doorgebracht, is als een rozentuin waaruit voortdurend lofzangen ten hemel opstijgen, want blijmoedigheid is slechts mogelijk wanneer de ziel Gods beschikkingen in haar leven aanvaardt. Deze aanvaarding is een akte van liefde tot God en van vertrouwen in Zijn Wijsheid. Daarom is in Gods ogen geen gebed groter dan een dag van blijmoedigheid. Wanneer blijmoedigheid een heersende ingesteldheid van hart wordt, verandert de ziel in een bron van rozen die omgezet worden in stortvloeden van Genaden voor de hele mensheid. Elke christen is geroepen om een dergelijke bron te worden. Door blijmoedigheid helpt U Uw medemens, zijn dagelijks kruis te dragen. Dàt is de eerste levenstaak van elke ziel, want in Uw lijdende medemens helpt U het Kruis van Jezus Zelf dragen. 37 6e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de gehoorzaamheid 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin De Onbevlekte Tuin bevat een element dat volkomen uniek is in Gods Schepping: de boom van de kennis van goed en kwaad. God had deze boom in het midden van het Aards Paradijs geplaatst, en had aan het eerste mensenpaar verboden om van de vruchten van deze boom te eten. Lucifer fluisterde Eva in om dit toch te doen, en beloofde haar dat zij hierdoor gelijk zou worden aan God in kennis, wijsheid en macht. De eerste koningin van de schepping gaf gevolg aan deze bekoring, en verleidde haar gezel (Adam) ertoe, haar voorbeeld te volgen. Deze handeling werd de eerste zonde, waarvan de gevolgen voor eeuwig op alle mensenzielen zouden overgaan. Daarom is sprake van de erfzonde: de eerste zonde van ongehoorzaamheid aan Gods Wet. Door deze zonde werd de teloorgang van het Aards Paradijs ingeleid. De Allerhoogste liet Zijn oorspronkelijk Plan met de mensheid niet los, en in Maria schiep Hij de ware en eeuwigdurende Koningin over de mensheid, die in Zich alles zou dragen wat God in Zijn Scheppingsplan had voorzien. In Haar prijkt ook de boom van de kennis van goed en kwaad. Maria is onbevlekt ontvangen, wat betekent dat Haar ziel als enige niet het litteken van de erfzonde draagt. In Haar staat de boom van de kennis van goed en kwaad niet als een beproeving op Haar gehoorzaamheid (ook al is Gods Wet nooit veranderd) , doch als een teken voor de volmaakte bruiloft tussen Haar wil en Gods Wil. Deze volmaakte bruiloft is bezegeld met de ring van de volmaakte gehoorzaamheid. Maria’s liefde tot de Schepper is zo absoluut dat Zij nooit Zijn Wet zou overtreden. Overigens zou Zij er op geen enkele wijze behoefte aan hebben om van de vruchten van deze boom te eten, want Zij draagt de boom in de Tuin van Haar ziel omdat Zij de Heilige Geest Zelf in Haar draagt, en de boom van de kennis van goed en kwaad kan worden beschouwd als een vast onderdeel van het Hart van Gods Geest. Vanuit de wortels van deze boom wordt de Onbevlekte Tuin tot in zijn verste uithoeken doordrongen van de essentie van het Goddelijk Leven. Maria heeft met de Allerhoogste een eeuwigdurend verbond van eenheid van Hart gesloten: een volkomen eenheid van wil die het Haar onmogelijk maakt om ook maar in het geringste van Gods Plannen en bedoelingen af te wijken. Daarom houdt de aanwezigheid van de boom in Haar ziel voor Haar geen enkele bekoring in: Maria bezit deze boom, omdat Zij, in de mystieke zin van het woord, de Heilige Geest bezit, en Zij op grond van het eeuwigdurend verbond van eenheid van wil tussen God en Haar, voor alle eeuwigheid deelt in de vruchten van de boom. Zij deelt erin, niet door er uit eigen beweging van te eten, doch als een verworven recht: de Allerhoogste Zelf voedt de bodem van Haar ziel ermee, want Maria bezit het unieke voorrecht van de volheid van het Goddelijk Leven, en heeft dit 38 voorrecht ten volle gerechtvaardigd door een leven in volmaakte gehoorzaamheid aan de Goddelijke Wetten, Plannen en Werken. Zie de schepping vele eeuwen na de teloorgang van het Aards Paradijs. De Schepper is vastberaden om de overgrote Liefde die Hij aan de mens wilde geven, doch die vanwege de zondeval van het eerste mensenpaar, de schending van het verbond tussen God en de zielen, niet is beantwoord, op één of andere wijze in volkomen toestand in de zielen te leggen. In volkomen toestand kan dit slechts gebeuren in een ziel die de vreselijke wonde van de erfzonde niet in zich draagt. Dit zal de ziel zijn die de nodige menselijke tussenkomst moet verzekeren om Gods Zoon als Mens ter wereld te brengen: een volkomen geheiligde Vertegenwoordigster van het menselijk geslacht. God smelt al Zijn Liefde samen in de schepping van deze prachtigste en meest volmaakte van alle zielen: Maria, die Hij reeds vóór Haar geboorte in het mensenlichaam verheft tot Koningin en Meesteres van alle zielen van alle tijden, en die Hij ook reeds vóór Haar geboorte in deze verheven hoedanigheid voorstelt aan de engelen. Zij wordt begiftigd met de volheid der Genade, wat betekent dat Zij een volrijp verstand, een volkomen wijsheid en kennis en een voltooide heiligheid krijgt. Zij wordt in het onbewuste van Haar geest geïnformeerd over de unieke levensopdracht die Zij zal vervullen als Moeder van de God-Mens, Medeverlosseres van de mensheid en Meesteres van alle zielen. Zij spreekt (reeds vóór Haar geboorte in het vlees) Haar toestemming uit, waardoor Zij dit uniek verbond met God ondertekent met Haar wil, die Zij hierdoor volledig laat overvloeien in het verbond. Daarna verbergt de Allerhoogste dit gebeuren in Maria’s onderbewustzijn en laat Haar ziel geboren worden in een vrouwelijk lichaam. De Onbevlekte Ontvangenis leidt een jeugd in een gesteldheid van opvallende inschikkelijkheid met alles wat God voor Haar voorziet. Dan komt die lentedag waarop voor God de volheid van de tijd is gekomen om het Plan van Verlossing van de zielen in zijn laatste fase te brengen, en Hij stuurt de Aartsengel Gabriël naar de jonge Maagd om het verbond van eenheid met Gods Wil een tweede maal te ondertekenen: nu in Haar volle bewustzijn (want Hij heeft Haar vrijwillige toestemming nodig). Door dit dubbel bekrachtigd “fiat mihi secundum verbum Tuum” (Mij geschiede naar Uw woord) verklaart Maria de absolute gehoorzaamheid, de totale eenheid met alle Plannen die God tot in de eeuwigheid met Haar leven heeft, tot de absolute spil van Haar bestaan. Zij zal deze gesteldheid in ware heldhaftigheid beleven tot aan Haar Opneming ten Hemel. Op geen enkel punt van Haar leven komt Zij in opstand, protest of verzet tegen de beschikkingen van Gods Voorzienigheid, omdat Zij er volmaakt van doordrongen is dat Gods Wijsheid alles ten beste regelt voor alle zielen tegelijk. Geen enkel ogenblik van onwil ontsiert Haar volledige instemming met de gebeurtenissen op Haar levensweg, zelfs (vooral) de 39 minder aangename, want Zij weet dat Haar roeping erin bestaat, Zich restloos te offeren voor de voltooiing van Gods Heilsplan, als de grote Medeverlosseres naast Jezus. Elke bepaling van overheidswege aanvaardt Zij zonder morren, zelfs wanneer Zij in Haar wijsheid weet dat deze onvolmaakt is, want Zij weet hoe onbelangrijk en onbenullig wereldse bepalingen zijn op het vlak van de eeuwigheid: zij kunnen slechts zorgen voor een ongemak van oneindig korte duur in vergelijking met het eeuwig leven. Op geen enkel punt laat Zij Zich door uitspraken, aandringen of invloeden van mensen afleiden van Haar levensdoel: niets of niemand kan Haar ervan weerhouden om eerst en vooral Gods verlangens te bevredigen, en pas dan, indien het geoorloofd is, de verlangens van mensenzielen. Het leven spaart de Moeder van de Verlosser niet. Zij verneemt de oproep van de keizer van Rome in verband met de uitvoering van de volkstelling in de door Rome bezette gebieden, en de wettelijke bepaling over de plaats van inschrijving hiervoor, die Haar met Jozef naar Bethlehem zal voeren, en Zij aanvaardt zonder morren, de lasten van deze moeilijke tocht in hoogzwangere toestand. Zij wordt genoodzaakt, Haar Goddelijk Kind te vrijwaren voor het gevaar, in Bethlehem te worden vermoord door Herodes, en samen met de Heilige Jozef aanvaardt Zij de zeer weinig bekende intense beproevingen van de vlucht naar Egypte en de wederwaardigheden in dat heidense land. Wanneer Gods tijd is gekomen om Haar levensgezel Jozef tot Zich terug te roepen, aanvaardt Maria dit zonder protest doch in dankbaarheid voor de tijd die Zij samen met deze heilige man heeft mogen doorbrengen en de ervaringen die Zij met hem op hun gezamenlijke levensweg heeft mogen wisselen. Zij put volle troost in de wetenschap dat Jozef zijn opdracht op aarde heeft vervuld en dat Zij hem later zal weerzien in verheerlijkte staat. Wanneer Jezus Haar aankondigt dat de Geest Hem roept om Zijn Openbaar Leven te beginnen en dat Hij vanaf dat ogenblik soms lange tijd van Haar verwijderd zal zijn, treft dit Haar met diepe pijn, hoewel Zij wist dat het uur daartoe op komst was. Niettemin legt Zij Haar rechterhand op Zijn voorhoofd en zegt tot Hem: “Ga, Mijn Zoon, om te vervullen waartoe Je gekomen bent”. Gedurende het Openbaar Leven van de Messias verduurt Zij onophoudelijk spot, beschimpingen en onbegrip over het “ongewone gedrag” van Haar Zoon, en moet Zij meermaals horen hoe mensen over Haar spreken als “de Moeder van deze gestoorde Man”. Korte tijd vóór het einde van het derde jaar van het Openbaar Leven van Haar Zoon vertelt Hij Haar dat “het uur nadert waarop alles voltooid zal worden”. Het is Haar bekend dat Hij nog maar weinige dagen van de Kruisdood verwijderd is, doch Zij geeft Haar zegen en sluit met Hem een verbond van “samen-lijden” door samen met Hem de naderende Passie aan de Eeuwige Vader toe te wijden. Zij omhelst Hem met een tedere glimlach en sterkt Hem hierdoor mateloos voor Zijn laatste opdracht. Na de Hemelvaart van Jezus valt Zij geleidelijk aan ten prooi aan een soort 40 nostalgisch verlangen naar het Hemelse Leven bij Haar Goddelijke Zoon, niet omdat Zij in opstand zou verkeren tegen Gods beschikkingen, doch integendeel omdat Zij ernaar verlangt, deze beschikkingen vanuit de Hemel nog krachtiger te mogen helpen uitvoeren. In al deze fasen van Haar leven op aarde is Maria een toonbeeld van berusting in Gods Wil, in volle overgave aan datgene waarvan Zij overtuigd is dat het niets dan goeds over de zielen zal brengen. Hoe méér Zij lijdt, des te meer is Zij verheugd, want Zij beschouwt het lijden en de beproevingen als bewijzen voor de heilbrengende opdracht waartoe Zij op aarde is geroepen. Hoe “onmenselijk” ver Maria’s zelfbeheersing reikt, is gebleken onder het Kruis, waar Zij elke mogelijke influistering tot verzet tegen Gods Plan verbrijzelde tussen Haar machtige voeten en de stenen van Golgotha. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die de glans van een blinde gehoorzaamheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien. “O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 41 1. Meesteres van mijn ziel, Uw hele leven was een voorbeeld van aanvaarding. Ik smeek U, wil mij inspireren en leiden in al mijn handelingen, woorden, gedachten en verlangens, opdat ik mijn medemens niet bewust noch onbewust moge aansporen tot verzet tegen de kruisen van zijn leven, noch tot het bedrijven van enig kwaad. 2. Meesteres van mijn ziel, de Leer van Uw Zoon en de volmaakte bezieling van Gods Geest hebben Uw hele leven richting gegeven. Ik smeek U, behoed mij voor elk verzet of elke dwaling ten aanzien van de oorspronkelijke Leer van Christus en Zijn Kerk, want slechts de keuze voor Christus en Zijn Leer kan de mensheid redden van de eeuwige dood. 3. Meesteres van mijn ziel, U hebt Uzelf in alles weggecijferd om slechts Gods Werken te doen. Ik smeek U, geef mij de kracht en de liefde om mijzelf totaal te verloochenen om Gods en Uw beschikkingen in mijn leven strikt na te volgen, zelfs ten koste van grote inspanning. Beziel mij met de moed om mijn eigen belangen niet vóór deze van Gods Heilsplan te stellen. 4. Meesteres van mijn ziel, U herkende elk kruis als een geschenk van Gods Voorzienigheid voor de Verlossing der zielen. Ik smeek U, behoed mij ervoor, dat ik God verwijten zou maken voor onaangename ervaringen in mijn leven. 5. Meesteres van mijn ziel, op onnavolgbare wijze hebt U berust in alle beschikkingen van Gods Voorzienigheid, tot en met de zwaarste beproevingen op Uw weg. Ik smeek U, schenk mij de kracht en het geloof om in alle beproevingen en tegenslagen te berusten, in de wetenschap dat zij zeeën van bloemen in vele zielen zaaien. 6. Meesteres van mijn ziel, Gods Wil was de enige Wet in Uw leven. Ik smeek U, laat mijn wil onder Uw voeten sterven, opdat ik zou leven en sterven in volmaakte onderwerping aan U, die door de Allerhoogste bent verheven tot Uitvoerster van Zijn Wet op aarde. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel Welk prachtig geschenk is toch het vermogen om in alles gehoorzaam te zijn jegens God en jegens de Draagster van Zijn macht, Maria, die onze Koningin en Meesteres is. Gehoorzaamheid is de deugd waarbij de ziel zich één laat worden met Gods beschikkingen, en zij deze beschikkingen spontaan en zonder verzet tot enige drijfveer en richtlijn van al haar doen en laten maakt. Ongehoorzaamheid is elke neiging om Uw eigen zin te doen wanneer deze afwijkt van de voorschriften en richtlijnen van de oorspronkelijke Leer van Christus (het oorspronkelijk Evangelie, dus niet aangetast door enig modernisme!) en van Maria (zoals deze onder meer kenbaar worden gemaakt in Haar Openbaringen als de Meesteres van 42 de Zielen). Hieronder valt ook elk verzet tegen voorschriften, regels of verlangens vanwege medemensen, voor zover deze voorschriften, regels of verlangens niet duidelijk in strijd zijn met de voorschriften en richtlijnen gegeven door Jezus en Maria. Elke daad van gehoorzaamheid is een verheerlijking aan Gods Wil, en brengt de ziel méér in overeenstemming met Gods Plannen en met Zijn “denkwijze”. Elke ziel is uiteindelijk slechts met één doel op aarde: om volgens haar persoonlijke, specifieke roeping haar bijdrage te leveren tot de voltooiing van de verlossing en heiliging van alle zielen. De vruchtbaarheid van haar leven wordt bepaald door de mate waarin zij deze bijdrage werkelijk brengt, met de inzet van heel haar wezen en met de voortdurende betrachting, haar eigen belangen achterop te stellen bij deze van God voor alle zielen en voor alle eeuwen. Zo heeft Maria geleefd zoals het de Meesteres van alle zielen betaamt: een leven in meesterlijke eenheid met Gods Plannen. Het is van buitengewoon groot belang, te trachten, Maria in dit opzicht zo getrouw mogelijk na te volgen. De waarde van een leven in voorbeeldige gehoorzaamheid aan Gods Wet tot in de kleine bijzonderheden van Uw dagelijks leven, kan nooit overschat worden, want een dergelijk leven is een leven naar Gods Hart, en waarborgt daarom aan vele zielen verlossing, en aan Uzelf een Eeuwig Leven in gelukzaligheid. Laat Uw Meesteres U tot gids zijn: 1. Bedenk: elk gebrek aan gehoorzaamheid, aan aanvaarding van Gods beschikkingen, staat Uw eigen geluk in de weg, want protest tegen Gods Werken en Plannen, of nalatigheid in de uitvoering ervan op Uw levensweg, brengt chaos in Uw leven: door elk protest maakt U het God moeilijk om Uw leven in goede banen te leiden. Bedenk daarom dat Uw geluk op aarde in belangrijke mate afhangt van Uw aanvaarding van alles wat op Uw levensweg komt, ook het schijnbaar minder aangename. Nog veel belangrijker echter, is de overweging dat elk protest tegen de gebeurtenissen en omstandigheden die Gods Voorzienigheid op Uw levensweg brengt, Uw eeuwige gelukzaligheid uitstelt of, in het ergste geval, onmogelijk maakt. Ongehoorzaamheid stelt de poort open naar vele ondeugden en zonden. 2. Smeek Uw Hemelse Meesteres dat Zij Uw hart moge veranderen indien en in zoverre dit nodig is, opdat U niet meer zo gemakkelijk in opstand of protest zou komen tegen vele dingen in Uw leven. Niet de gebeurtenissen en omstandigheden zelf maken Uw leven moeilijk, doch hoofdzakelijk Uw eigen reactie ertegen. Elke gebeurtenis en omstandigheid van Uw leven is een kans om tot verlossing en heiliging te komen. Uw geluk, Uw vrede van hart en de verlossing van vele zielen, liggen grotendeels in Uw eigen handen. 43 3. Bid veelvuldig om standvastigheid opdat de beproevingen van het leven U niet kunnen bekoren tot innerlijke wrevel, en van daaruit tot onvrede en opstandigheid tegen Uw levenslot en de wendingen van Uw levensweg. 4. Laat U motiveren door de bedenking dat niets U méér op de engelen laat lijken dan een volkomen gehoorzaamheid. De engelen beschouwen de dienst aan God en aan Maria als de enige zin van hun bestaan. Hoeveel groter dan de verdienste der engelen is Uw verdienste als mens wanneer U, die lichamelijke behoeften hebt en onder de lasten van een leven op aarde gebukt kunt gaan, Uw hele leven opoffert aan de verlangens van Uw Schepper en van Uw Meesteres. Volkomen gehoorzaamheid, is een praktische uitdrukking van ware liefde. Onthoud dat de liefde de gouden sleutel tot de poort des Hemels is. 5. Tracht Uzelf te bevrijden van de dwang en de schijnverplichtingen van het werelds leven. Wie zich gevangen voelt in de noodzaak om het in het werelds leven steeds volledig naar zijn eigen zin te hebben, zal geneigd zijn tot opstandigheid en ongehoorzaamheid telkens het gehoorzamen hem kan beletten om datgene te doen wat hijzelf zou willen doen. De mens kan zichzelf ongewild regels opleggen door zich dingen voor te nemen en dan geen rust meer te kennen vooraleer deze dingen gedaan zijn. Wie dit alles weet los te laten, wordt vrijer, leeft meer volgens de loop der omstandigheden dan volgens de zichzelf opgelegde regels, en zal de gehoorzaamheid aan een macht buiten hem niet meer zo strikt beschouwen als strijdig met zijn eigen verlangens. Om deze gesteldheid te ontwikkelen, is een hoge mate van overgave en van nederigheid nodig. Overweeg tot slot deze uitspraak van de Meesteres van de zielen in Haar Openbaring van 10 december 2006: “Naarmate de liefde groeit naar volmaaktheid, worden gehoorzaamheid en onderwerping grotere verrukkingen. Daarom beleven de engelen terwijl zij aan Mijn voeten geknield liggen in lofprijzing of om Mijn bevelen te ontvangen, de meest onvoorstelbare vervoeringen. Hun liefde voor Mij is absoluut, volmaakt en vlekkeloos. Hun onderwerping jegens Mij is eveneens absoluut, volmaakt en vlekkeloos”. 7e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de totale zelfverloochening en offerbereidheid 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin De Onbevlekte Tuin baadt in de stralen van een eeuwige zon, die Gods Licht en Levenskracht op volmaakte wijze overdraagt op alle elementen waaruit de Tuin is opgebouwd, zodat geen enkel element ooit ondervoed raakt. Dit is absolute en eeuwige vruchtbaarheid. De grootste, unieke Vrucht die deze Tuin heeft voortgebracht en die voor eeuwig met de Tuin 44 verbonden blijft, is de Goddelijke Druivelaar, de Christus. Christus is de Zoon van God, en moest Mens worden om de mensenzielen te kunnen verlossen door lijden in Hart en Lichaam. De Goddelijke Druif moest tot de laatste druppel uitgeperst worden, opdat het Offer tot heil van de zielen volkomen zou zijn. Om als een volkomen vruchtbare Druif geboren te kunnen worden, moest de God-Mens ingestort worden in een Vrouw die met de Schepper het verbond had gesloten om ook Zichzelf tot druif te laten maken. Zie dus de jonge Maria die spreekt tot de Aartsengel: “Mij geschiede naar Uw woord”. Haar Hart spreekt oneindig méér uit dan deze eenvoudige woorden. De diepe mystieke betekenis van Haar uitspraak is niets minder dan “Ik verklaar Mij bereid om Mijn leven totaal en onvoorwaardelijk ten dienste te stellen van Gods Plan met Mij, ongeacht wat deze zelfofferande Mij moge kosten”. Vanuit Haar Hart stromen naar de Aartsengel aan Haar voeten de onuitgesproken woorden “Ga, en zeg de Heer van al wat leeft, dat Ik Mijzelf, met alles wat Hij Mij heeft gegeven en nog zal geven, wil laten uitpersen tot de laatste medeverlossende druppel, en dat Ik verzaak aan al Mijn eigen behoeften als mens”. Gods antwoord op deze absoluut volmaakte toewijding aan Zijn Plan van Heil is dit: in alle volmaaktheden die Hij in deze Onbevlekte ziel heeft gelegd, ontsluit Hij nu op absolute wijze Maria’s vermogen om Zichzelf volledig te verloochenen en een leven van totale zelfslachtoffering te leiden. Hij maakt Haar tot “mystieke Druif”, klaar om de “Goddelijke Druif” te ontvangen en volledig in deze laatste over te vloeien. De Druivelaar die Christus heet, kan nu een Offer brengen dat volmaakt beantwoordt aan Gods Verlossingsplan, want Hij offert nu tegelijkertijd vanuit de Goddelijke en vanuit de menselijke eigenschappen. In elke druppel die de Christus uit Zich laat persen, vloeit nu automatisch ook het sap van de “mystieke Druif” waaruit Hij het vlees heeft ontvangen. De Onbevlekte Tuin betovert de bezoeker eveneens door de korenbloemen als symbolen voor een totale, heldhaftige offerbereidheid. De Meesteres van alle zielen toont mij de korenbloem als een symbool voor Haar hoedanigheid als de Medeverlosseres. Deze prachtige azuurblauwe bloemen nestelen zich tussen het koren, symbool voor de Messias die komt om voor eeuwig Goddelijk Voedsel voor de zielen te zijn. Zoals de blauwe korenbloem een verbond lijkt te sluiten met het gouden koren, zo gaat de Medeverlosseres een Verbond aan met de Verlosser: Zij zal evenals Hij, en in totale eenheid met Hem, Haar leven prijsgeven voor het heil der zielen. Dit betekent dat Zij in zeer hoge mate zal verzaken aan alles wat Haar leven in een stoffelijk lichaam “aangenamer” zou kunnen maken. Haar vertrouwen op de onmetelijke waarde van deze zelfofferande is even groot als dat van de korenbloem, die samen met het koren afgemaaid kan worden. Zoals Christus verlangt naar het Kruis omdat het Zijn ware bestemming als God-Mens is, zo 45 verlangt de Medeverlosseres naar een leven van maximale vruchtbaarheid voor de zielen, terwijl Zij volmaakt weet dat maximale vruchtbaarheid als ziel slechts geleverd kan worden door een restloze offerande van het stoffelijk lichaam en het gevoelsleven. Daarom verzaakt Zij bewust aan alle rijkdom, aan allerlei comfort (al is dit in het Israël van Haar dagen een eerder relatief begrip, tenzij onder de heersende klassen). Door Haar vermogens en Haar oneindige macht op het Hart van de Schepper zou zij een leven kunnen leiden als een koningin, temeer omdat Haar ouders welgesteld zijn en hun Dochter het beste willen meegeven. In diepe overgave echter, verlangt Zij Haar Goddelijke Zoon te volgen in een leven van offers en ontberingen. Hoe méér Zij lijdt, des te meer “voelt Zij dat Zij werkelijk leeft”, want “goed leven” is voor Haar “zaaien voor de zielen die arm zijn in hun innerlijk leven”. Dit “zaaien” betekent concreet: de akkers van zielen omploegen in de brandende zon, de stormen en de slagregens van allerlei beproevingen en tegenkantingen. Zie de eeuwige Maagd van Nazareth. Zij leidt een leven van Smarten, die Haar reeds worden voorspeld wanneer Zij kort na de geboorte van de God-Mens uit Haar schoot, dit Goddelijk Kind in de tempel te Jeruzalem aan God opdraagt. Haar Smarten gaan onnoemelijk veel verder dan de schaarse punten die hierover te boek zijn gesteld. De Smarten situeren zich ook op een heel ander niveau dan de smart van een “gewone” mensenziel: Maria’s Smarten zijn kwellingen en hartenpijnen die ontspruiten aan een bovennatuurlijk aanvoelen van verwondingen die toegebracht worden aan Gods Wet van Liefde. Zij lijdt verscheurende pijnen om de zonde in al haar vreselijke uitingen, waardoor alle zielen van alle eeuwen de noodzaak tot uitboeting steeds groter maken. Zij ziet het volle effect van deze waarheid onder ogen gedurende de uren van de Passie van Christus: Zijn Hart wordt verscheurd in de emotionele kwellingen van Gethsemani vanwege de onverschilligheid en blindheid der zielen ten aanzien van de zonde, Zijn lichaam wordt aan flarden gescheurd tijdens de geseling vanwege het materialisme en de ijdelheden der zielen, Zijn hoofd wordt met een kroon van doornen opengereten vanwege de hoogmoed, trots en verwaandheden der zielen, en Hij wordt aan het Kruis vastgenageld omdat de zielen hun Schepper tot Gevangene van hun zelfaanbidding hebben gemaakt. Na de Hemelvaart van Jezus begint voor Maria een tijd van steeds dieper lijden onder de eenzaamheid van een leven van strijd tegen de sporen der wereld in de kinderen van de jonge Kerk van Christus, terwijl Haar ziel zo intens doordrongen is van het bovennatuurlijke, bovenaardse leven. Gedurende Haar leven schuwt Zij ondanks Haar immense hartenleed niet allerlei bijkomende offers. Ik zie hoe Zij Zichzelf totaal wegcijfert in talloze situaties van het dagelijks leven. Nooit begint Zij een maaltijd alvorens Zij ervan overtuigd is dat het 46 Haar levensgezel (de Heilige Jozef) of het Kind Jezus aan niets meer ontbreekt. Tijdens de apostolische tochten waarop Zij Jezus, de apostelen en de vrome vrouwen vergezelt, zie ik Haar geregeld afgemat door de krachtenslopende afstanden doorheen soms moeilijke landschappen (bergop, bergaf, langs bospaden, door dorre steppe, soms wadend doorheen rivieren, in zeer uiteenlopende weersomstandigheden). Niettemin blijft Zij Zich tot het uiterste toe en met een bemoedigende blijheid van hart inzetten voor de opvang van vrouwen, kinderen en, niet zelden (al blijkt dit niet uit de Evangelies) de apostelen. Ondanks de uitputting waaraan Zij regelmatig ten prooi is, zie ik hoe Zij blijft inspringen bij de bereiding van maaltijden voor het gevolg van Jezus. Ik zie Haar ook bij de waterput, die Zij dagelijks (soms meer dan eens per dag) moet bezoeken na een tocht in vaak afmattende weersgesteldheden: Zij geeft voorrang aan andere vrouwen, vaak zelfs indien deze na Haar aankomen en zelfs al dreigt de put door langdurige droogte onvoldoende water te zullen geven voor iedereen. Zij geeft Zich in al deze omstandigheden zo totaal en zo vredig, dat velen zich de vraag stellen, waar deze vrouw toch die kracht vandaan haalt. Het antwoord is eenvoudig: Maria vertrouwt zo blind op Gods Voorzienigheid voor Haar eigen noden, dat Zij geen ogenblik aarzelt om ook datgene te geven waarvan Zij weldra Zelf niets meer zal hebben. Zo komt Zij tot volmaakte zelfverloochening, en leeft Zij van de vreugde, te zien hoe anderen gediend worden. Het verschaft Haar diepe vreugde, op deze wijze telkens weer het voorrecht te mogen genieten, een concrete bijdrage te kunnen leveren tot het welzijn van zielen, en hen in de dagelijkse praktijk te bewijzen dat God waarlijk leeft en dat Zijn Wet van Liefde, Zijn Verbond met de zielen, geen hol woord is. Niet alleen de Smarten, pijnen, vermoeidheden, lasten en kwellingen in de meest uiteenlopende vormen offert Maria dag en nacht op voor het heil van de zielen en om hun verlossing door de Kruisdood van Jezus te helpen ontsluiten; zij ontzegt Zich reeds als heel klein kind allerlei genoegens. Zij verzaakt aan vele voedingsmiddelen die Haar een streling voor de tong zijn: Zij legt de gelofte af, deze Haar leven lang niet meer aan te raken. Aanvankelijk vertedert Zij het Hart van de Eeuwige Vader door deze offers op te dragen “voor de spoedige komst van de Messias”. Later, zodra de Heilige Geest de God-Mens in Haar heeft gestort, zal Zij deze levenslange offeranden brengen “voor de verlossing van de arme verblinde zielen”. Wanneer moeder Anna Haar zo vroegrijpe Dochtertje, die Bloem van vroeg ontluikende schoonheid, wil sieren met een mooi kleedje, pleit Zij zo lang tot Zij het van moeder gedaan krijgt dat Zij zo onopzichtig mogelijke kleding mag dragen. Zij ontzegt Zich eveneens in zeer verregaande mate het gezelschap van mensen die Haar dierbaar zijn. Zij wil Haar Hart volmaakt beheersen, en Zij weet dat menselijke 47 verlangens nietig zijn in vergelijking met Gods noden. Gods noden in verband met Haar, bestaan in Haar offers, want Haar uitverkiezing tot de Moeder van de Messias maakt Haar automatisch tot de Medeverlosseres, en verlossing wordt verwezenlijkt uit het zaad van offers en boete. Maria volbrengt Haar offers zonder ooit het gevoel te hebben dat in Haar leven iets ontbreekt: Haar kennis van Gods Heilsplan en van de Goddelijke Wetten die alle leven regelen zonder bij de grenzen van het vergankelijke te stoppen, laat in Haar het zalige gevoel bloeien dat het enige ware en eeuwigdurende geluk slechts volmaakt wordt in de mate waarin het leven vrijwillig gebaseerd wordt op volkomen aanvaard lijden en met vreugde gebrachte offers. Zo heeft de Goddelijke Wijsheid het Haar geleerd, en Haar eeuwigdurende eenheid met Haar Goddelijke Bruidegom, de Heilige Geest, brandt deze gezindheid in Haar Hart met onuitwisbare vlammen van liefdesvuur. Zo leeft Maria als de volmaakte Koningin van de martelaren: Haar martelaarschap is vrijwillig, grenzeloos en onvoorwaardelijk, niet opgelegd van buitenaf doch bloeiend vanuit de diepste kern van een Hart dat verlangt om een levende offerande aan God te zijn. De Onbevlekte Tuin verbergt niet de korenbloemen noch de druiven: deze worden in open handen getoond aan de God die offers nodig heeft, tot Zijn verheerlijking en tot leniging en vreugde van de zielen, want de Meesteres van alle heiligheid weet dat de korenbloem evenals de druivelaar hun voortbestaan verzekeren nog vóór zij omgehakt of afgesneden worden. Zij geloven in de Goddelijke Voorzienigheid, die het uiteindelijk heil van alle zielen heeft beloofd. Daartoe is de Allerhoogste het heilig Verbond met de zielen aangegaan, en daartoe heeft de Meesteres Zich tot Brug tussen God en de zielen laten maken. Zij weet dat de Brug nooit zal vergaan, want dat het Verbond eeuwigdurend is, en dat de Brug zelf nu reeds in Gods Hart geborgen is. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die de moed van een totale zelfverloochening en een heldhaftige offerbereidheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien. “O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. 48 Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 1. Meesteres van mijn ziel, U hebt volmondig “ja” gezegd tot een leven waarvan U wist dat het U onnoemelijk leed zou brengen, dat echter absoluut noodzakelijk was voor de verwezenlijking van Gods Plan. Ik smeek U, leg in mijn hart het diepe verlangen om Jezus en U na te volgen in het liefhebben van het kruis. Leer mij, alle lasten van mijn levensweg te omhelzen als schatten voor het heil van de zielen. 2. Meesteres van mijn ziel, hoezeer verheugde zich Uw Hart bij elke inspanning die het leven van U vroeg, want U wist hoezeer God Zich over elk offer verheugt. Ik smeek U, zaai in mij de oprechte vreugde bij elk offer dat ik kan brengen, en bij alles wat ik mij kan ontzeggen uit liefde voor U. 3. Meesteres van mijn ziel, Uw Liefde was zo volmaakt dat Uw grote vreugde erin bestond, de noden van Uw medemens te lenigen. Ik smeek U, schep in mij het verlangen om mijzelf weg te cijferen voor de belangen van mijn naaste. Wek in mij de liefde die mij in staat zal stellen om ondanks eigen lasten mijn medemens in blijmoedigheid te dienen. 4. Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U bij het Kruis alle liefde en alle hartenpijn in Gods Hart uitstort in de betrachting van het volmaakte Offer met Christus. Ik smeek U, maak mij één met Uw Hart van Kalvarie, dat zichzelf totaal heeft ontledigd voor de redding van velen. 5. Meesteres van mijn ziel, in U was de vrucht van het Lijden van Christus reeds volgroeid, en toch heeft dit U niet verhinderd om een leven van offers te omhelzen. Ik smeek U, laat mij delen in Uw heldhaftige moed om een leven te leiden van voortdurende zelfofferande voor de voltooiing van Gods Plan van Heil voor de zielen, opdat de Goddelijke Graankorrel niet voor niets mag zijn 49 gestorven, want in mij moet het Kruisoffer van Christus vruchtbaar worden. 6. Meesteres van mijn ziel, onmetelijk zijn Uw offers, Uw kruisen en Uw leed, doch geen oor hoort enige klacht van Uw lippen. Ik smeek U, leer mij, mijn kruisen en lasten te dragen in stilte en in het verborgene, opdat zij hun volle vrucht mogen dragen en mij niet ten prooi zouden geven aan de valstrik van het zelfbeklag die de ziel van alle verdiensten berooft. 7. Meesteres van mijn ziel, het lijden en de offers waren voor U niets anders dan parels en edelstenen. Ik smeek U, geef mij een grote weerbaarheid tegen alle lichamelijk lijden, opdat het mij niet moge ontmoedigen, afschrikken noch mij van alle blijmoedigheid en zachtmoedigheid zou beroven. 8. Meesteres van mijn ziel, U hebt de onmetelijke grootheid van Gods bedoelingen en de kleinheid van de menselijke belangen doorschouwd. Ik smeek U, verrijk mij met de wijsheid dat ik Gods Werken en Plannen oneindig belangrijker moge vinden dan mijn eigen persoon en mijn werelds welbevinden, opdat ik nu met U het Verbond kan sluiten om door U te worden opgedragen aan het Kruis van Verlossing. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel Gods Plan van Verlossing voor alle zielen zal pas eindigen wanneer de laatste ziel op aarde de hemelpoort heeft gevonden. Jezus’ woorden “Het is volbracht”, werden gesproken op het ogenblik waarop de bouw van de tempel tot heiliging van de zielen voltooid was. Gods Plan is echter niet voltooid met een leeg gebouw: de tempel moet bewoners krijgen, verlosten. Daarom moeten alle zielen bijdragen tot de bewoning van deze heilige erfenis. De zielen moeten in hun eigen leven door offers het grote Offer van Christus en van de Medeverlosseres voortzetten. Het Kruisoffer van de Christus is het zoveelste geschenk van God aan Zijn volk. Dit onschatbaar geschenk moet geëerd worden door een wedergeschenk. De zaden en pitten van de korenbloem en de druif moeten in elke zielentuin een vruchtbare bodem vinden. Hoe groeit de “gewone” ziel naar een totale zelfverloochening en een heldhaftige offerbereidheid? 1. Betracht een ware liefdesrelatie tot Maria en Jezus. Ieder die ooit verliefd is geweest, weet dat men bereid is om voor de geliefde ALLES te doen. Wanneer het vuur van de liefde het hart werkelijk heeft veroverd, bezielt het alle doen en laten, alle gedachten en emoties, alle woorden en verlangens. Kijk uit hoe Uw leven zou veranderen zodra Uw liefde tot Maria (Jezus) zo diep wordt dat U Uzelf tot alles kunt motiveren door U zelfs nog maar voor te stellen dat Zij/Hij dit of dat van U verlangt, 50 of dat het Haar/ Hem veel vreugde zou bereiden indien U dit of dat zou doen of juist NIET zou doen. 2. Breng deze liefdesrelatie over op Uw medemens. Houd U voor ogen dat elke ziel iets van God in zich draagt. Zo kunt U Jezus en Maria in elke medemens leren vinden. U zult hieruit een groter vermogen halen om Uzelf te verloochenen voor Uw medemens. Deze gesteldheid heeft nog een andere positieve bijwerking: U leert hierdoor, steeds gemakkelijker “op een bovenwerelds niveau” te leven, want U wordt dan niet meer afgeleid naar het menselijke in de dagelijkse handelingen, doch leert in alles met Maria en Jezus verbonden te leven. 3. Onthoud dat Uw aardse behoeften vergankelijk zijn, doch dat de bevrediging van de behoeften van de ZIEL haar staat van leven in de eeuwigheid bepaalt. Stel U geregeld de vraag, of de bevrediging van een stoffelijke behoefte werkelijk opweegt tegen de onschatbare waarde van een offer voor de staat van genade van Uw ziel bij haar oordeel voor God. Deze overwegingen zullen U in staat stellen om Uzelf en Uw behoeften in steeds hogere mate te verloochenen en deze van Uw medemens voorrang te geven, VOORAL wanneer de verloochening van Uzelf ten opzichte van Uw medemens U echt een offer kost. 4. Beschouw elke daad van zelfverloochening of elk offer als een bloeiende roos die U aan Maria (Jezus) geeft, en streef ernaar dat de rozentuil zo spoedig mogelijk zo groot mogelijk zou worden. Dit beeld zal U leren, een steeds diepere vreugde te ervaren in een leven van offers. “Zelfverloochening van de ziel om Mijnentwil is als een zalige bries die dichte nevelen verjaagt: hij doet de duisternis wijken en geeft de zon de kans om haar licht in de harten te brengen. Evenzo, brengt zelfverloochening warmte en licht over zielen. Onbaatzuchtige liefde is daarom een sleutel tot bevrijding van de ziel zelf die haar bedrijft, en voor vele andere”. (Openbaring van de Meesteres van de zielen, 18 december 2006). 8e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de totale overgave en toewijding 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin In de Onbevlekte Tuin gaat de zon nooit onder. De Schepper onderhoudt tot het Meesterwerk van Zijn handen een nooit geziene liefdesrelatie, en laat Zijn Licht en Zijn levenskracht over dit uniek Paradijs stralen. Weliswaar laat Hij elke tuin baden in de stralen van Zijn kracht, doch geen enkele zielentuin neemt deze kracht zo volmaakt in zich op als het Onbevlekt Paradijs. Het geheim ligt in de Tuin zelf: hij heeft zich totaal ontvankelijk gemaakt voor het Goddelijke, door al het menselijke voorgoed aan het Goddelijke af te staan in totale overgave en toewijding. 51 De Schepper heeft elke zielentuin ertoe voorbestemd om het paradijs te zijn dat Hij Zich in den beginne voor de mens had gedroomd, en strooit daarom onophoudelijk Zijn eigenschappen en gaven in alle tuinen als zaad waaruit bloemen kunnen voortkomen die aan de volmaaktheid van de Schepper herinneren. Weinige zielenakkers geven zich voldoende over aan Gods Werken om werkelijk klaar te zijn om dit Goddelijk zaad tot vrucht te laten brengen. Eén slechts beantwoordt totaal aan deze Goddelijke geschenken, en wordt hierdoor “vergoddelijkt”: het Paradijs van “de nieuwe Eva”. Zover het oog reikt in dit Oord van heerlijkheden: verspreid bloeien trosjes vergeet-mij-nietjes, symbolen van diepe liefde en vrede, en van volmaakte toewijding. Deze hemelsblauwe bloempjes zingen onophoudelijk hymnen van liefde tot de Schepper, die het zaad van deze bloempjes zo overvloedig heeft uitgestrooid terwijl Hij Zijn Geest liet fluisteren: “denk aan Mij in alles wat het leven je zal bieden, in goede en kwade dagen... Vergeet Mij nooit”. En het wedergeboren Aards Paradijs beantwoordt deze verzuchting van de opperste Goddelijke Liefde met een overvloed aan bloemen met als boodschap: “Zie toch hoe klein ik ben, ik geef alle plaats aan U; hoe vredig ik ben (hemelsblauw als symbool voor de totale vrede van hart en geest) omdat ik mij in Uw handen weet; hoezeer ik U liefheb (het hartje in het midden van het blauwe bloemkroontje) maar hoe klein mijn hartje wil zijn in de onmetelijkheid van Uw Hart; en hoor ook mijn roep tot U: ‘vergeet mij niet’.” Maria heeft Haar roeping binnen Gods Heilsplan in een nooit eerder en ook nooit later geziene mate begrepen en aanvaard. Zij heeft een leven geleid van totale toewijding en overgave aan Gods Plan van Heil en Verlossing, en aan al Zijn Werken. Reeds bij de schepping van Maria’s ziel voorziet God dat Haar levensopdracht uniek zal zijn, want Zij moet de Moeder van de Messias worden, een Tabernakel van heiligheid, ingebouwd in een Tempel van offerande, boete en gebed. Hij schenkt Haar het unieke voorrecht van de Onbevlekte Ontvangenis. Zij is buitengewoon vroeg rijp, uitzonderlijk intelligent, en kent de openbaringen van de profeten reeds op een leeftijd waarop de andere meisjes van Galilea nog niet eens kunnen lezen. Wanneer Haar derde verjaardag nadert, melden Haar heilige ouders Haar dat Zij zal worden afgestaan aan de tempel te Jeruzalem om een leven in totale dienst van God te beginnen. Ondanks Haar prille leeftijd begrijpt Zij volkomen welke offers dit van Haar zal vragen, doch verheugt Zich op Haar intrede in de tempel als op het grootste feest. Zij wijdt Zich met een brandend hart aan God toe, en begint een periode van twaalf jaren van leven als uitsluitend bezit en eigendom van de Allerhoogste. Onmiddellijk blijken al Haar handelingen, al Haar woorden en verlangens intens en totaal gedreven te worden door een Hart dat ontembaar brandt voor God, Zijn Werken en Zijn Plan van Heil en Verlossing voor de zielen. Zij kent de woorden van de profeten van het Oud Verbond, die de 52 komst van de Messias in Israël voorspellen, en overweegt deze woorden dag en nacht. Zij heeft geen andere liefde dan God, en betreurt slechts één ding: dat Haar dagen slechts vierentwintig uren bevatten om Gods Werken en Plannen te dienen. Zo gaan de jaren voorbij, doch Haar Liefde voor God blijft groeien zoals een onblusbare, uitslaande brand. Reeds bij Haar intrede in de tempel offert Zij in volle bewustzijn, uit vrije wil en uit een onpeilbaar diep verlangen Haar eigen wil en verlangens aan God op. Vanuit deze gesteldheid zal Zij blijven leven: Zij geeft Zich volledig over aan Gods beschikkingen, en deze overgave strekt zich uit tot in de allerkleinste details van Haar dagelijks leven. Zij stelt Zich volmaakt ter beschikking van God, en leeft alsof Zij Zijn handen, Zijn voeten, Zijn Hart, Zijn Geest, Zijn mond en Zijn zintuigen op aarde is: niets van datgene wat Zij doet, zegt, voelt, denkt of verlangt, is gekleurd door de noden van Haar stoffelijk leven; dit alles is louter uitvoering van Gods Werken op aarde. Om deze reden leeft Zij van dag tot dag, van uur tot uur, van seconde tot seconde. Zij maakt zo goed als geen plannen, want Zij handelt op de ingevingen en impulsen van Gods Voorzienigheid. Haar dagen krijgen vorm en gestalte volgens datgene wat God op elk ogenblik van Haar verlangt. In Haar ontstaat geen enkele neiging om Haar leven Zelf te regelen. Haar tijd is Gods tijd. Zij leeft niet voor Zichzelf, doch louter en alleen voor God en voor de zielen. Hierbij laat Zij Zich volmaakt leiden door datgene wat God van Haar verwacht, niet door Haar eigen overwegingen. Maria denkt heel weinig, Zij voelt aan. Haar enige drijfveer is de Liefde en het daaruit voortvloeiende verlangen om zielen naar God te leiden. Om dit alles mogelijk te maken, opent Zij Haar Hart zo maximaal dat het restloos overvloeit in het Hart van God: Haar Hart verliest als het ware al zijn grenzen, en wordt één met Gods Hart dat de hele Schepping overspant. Zo maakt Zij Zich klaar om op mystieke wijze de Moeder van alle mensen te worden, een hoedanigheid die Haar roeping als Meesteres van alle zielen afrondt: een Meesteres met een alles omvattende macht kan al Haar onderdanen beheersen, controleren en omvatten in al hun doen en laten, denken, voelen en verlangen, doch slechts wanneer Zij ook Moeder is, kan Zij hen ook daadwerkelijk totaal in Haar Hart sluiten. Maria’s maximale openheid van Hart stelt Haar in staat om de totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende Hemelse Bruiloft te sluiten met God. Diezelfde openheid stelt Haar eveneens in staat om Zich volmaakt in te leven in het leed en de noden van alle zielen. Opdat deze Goddelijke gave in Haar niet slechts een passieve verworvenheid zou blijven, wil Zij er actief toe bijdragen door een totale luisterbereidheid: Maria’s omgeving weet hoe open Zij staat voor alle zielen die hulp nodig hebben. De hulp die Zij zal geven, overtreft in vrijwel alle gevallen in hoge mate de verwachtingen en de oorspronkelijke bedoelingen van de ziel die bij Haar aanklopt, want Zij richt al Haar inspanningen op de omvorming van de ziel en het hart van Haar bezoekers: Zij verlangt slechts, de zielen zodanig te bewerken 53 dat deze uit zichzelf méér naar God en de kennis van de Waarheid beginnen te verlangen. Zij zoekt dit te bereiken door in de zielen het geloof, de hoop, het vertrouwen en de liefde te zuiveren en te bewerken opdat de hoofddeugden in hen mogen opbloeien als paradijselijke bloemen die God aantrekken en de vruchtbaarheid van Zijn Werken bevorderen. Wat Zij wegens de ingeboren of verworven zwakheid van de zielen niet onmiddellijk lijkt te bereiken door Haar woorden en Haar immense uitstraling, bewerkt Zij in het verborgene verder door Haar gebed, offers, lijden en boete. In alle zielen die God op Haar pad brengt, zoekt Maria door Haar voorbeeld Haar eigen verlangen tot rijping te brengen: dat zij zich méér uit de wereld zouden wegtrekken om méér het zaad van het Goddelijk Leven in zichzelf te ontdekken en te leren waarderen, en om méér gezuiverd te worden van alle invloeden die de zielen voortdurend van God trachten weg te leiden. Zij zoekt hen onvoorwaardelijk te leren kiezen voor het Goddelijke in hun leven, door niet langer (zoals de wereld dit veroorzaakt) tot God te zeggen “Ja, maar...” of “mij geschiede naar Uw woord wanneer het mij past...”, doch volmondig en diep doorleefd “Ja, mij geschiede naar Uw woord”. Zie aldus de Onbevlekte Tuin: Zij leeft niet meer, God leeft in en door Haar heen; Haar wil heeft Zij ter dood gebracht en laten verrijzen in Gods Wil. Maria is het volmaakte instrument van God, zo totaal en zo onvoorwaardelijk dat geen ogen meer het verschil zien tussen Haar handen en Gods handen, want in al Haar werken handelt God, in al Haar woorden spreekt God, Haar Liefde is Zijn Liefde, Haar macht is Zijn macht. Door Haar heen werkt al het Goddelijke dat Zij in de kern van Haar ziel heeft ontvangen, en dat, zoals alles wat Goddelijk is, eeuwig leeft en zich eeuwig blijft vermenigvuldigen. De Onbevlekte Tuin is de volmaakte verlenging van het Paradijs van Gods Hart op aarde. In Haar liggen alle zaden van Goddelijk Leven die Hij ooit heeft gemaakt, en waarvan vele soorten nog onbekend zijn. Al deze zaden stelt het wedergeboren Aards Paradijs ter beschikking van hen die zich door totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding klaarmaken voor de volmaakte versmelting van hun zielentuin met dit Paradijs. Klaar zijn slechts zij die in Haar navolging zeggen “Totus Tuus”. Het zaad van de totale overgave en de totale toewijding is zaad van Eeuwig en Goddelijk Leven. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een totale overgave en totale toewijding uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien. 54 “O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 1. Meesteres van mijn ziel, U hebt Uw hele wezen en Uw hele leven prijsgegeven aan Gods Werken en Plannen. Ik smeek U, leer mij zodanig te leven dat al mijn doen en laten niet in de eerste plaats mijn belangen zou dienen, doch deze van God. 2. Meesteres van mijn ziel, U hebt al Uw levenstaken volbracht in uitsluitende dienst van God, in verloochening van Uw eigen belangen. Ik smeek U, leer mij, alles in mijn leven te aanvaarden in volle vertrouwen op Gods Liefde en Wijsheid. 3. Meesteres van mijn ziel, in Uw Hart voltrok zich de volmaakte offerande tot redding van zielen. Ik smeek U, wek in mij het allesverterende vuur en het allesbeheersend verlangen om mij totaal, onvoorwaardelijk en voor eeuwig aan U weg te geven, opdat alle vruchten van mijn leven Uw bezit en eigendom zouden zijn. 4. Meesteres van mijn ziel, U hebt alles aanvaard wat Gods Voorzienigheid op Uw pad bracht. Ik smeek U, leid mij naar het vermogen van een totale overgave en zelfgave, zonder enig verzet of opstandigheid tegen de Werken der Voorzienigheid in mijn dagelijks leven. 55 5. Meesteres van mijn ziel, Uw totale overgave aan God heeft U in staat gesteld om elk detail van Uw leven volkomen aan Gods werking over te laten. Ik smeek U, schenk mij het vermogen om het verloop van mijn hele leven in alle bijzonderheden aan Uw macht en controle over te dragen, en niet langer mijn eigen grootste vijand te zijn door alles zelf te willen regelen. 6. Meesteres van mijn ziel, in Uw navolging geef ik U mijn ziel, mijn denk en gevoelsleven, mijn verlangens en bestrevingen, mijn wil, mijn lichaam met al zijn lasten, al mijn gesproken woorden, al mijn handelingen, mijn verleden, heden en toekomst. Ik smeek U, reinig mijn hele wezen en mijn hele verleden van alle ballast die mij kan verhinderen om het Eeuwig Rijk binnen te gaan. Heers in mij, en houd in mij niets anders over dan geest, Liefde en Goddelijk Leven. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel De definitieve vestiging van Gods Rijk op aarde is in wezen niets anders dan de wedergeboorte van het Aards Paradijs, een wedergeboorte die reeds in haar volheid voorafgespiegeld is in de Onbevlekte Tuin. Deze wedergeboorte, de grondvesting van het Messiaanse tijdperk in zijn volheid, is geen verschijnsel dat zich buiten ons zal afspelen, zij moet zich voltrekken in de individuele zielen. Elke ziel moet zich voor deze “spirituele revolutie” klaarmaken door een volkomen navolging van Maria. Het zaad van de totale overgave en toewijding is in overvloed voorhanden in de Onbevlekte Tuin. Totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding aan Maria ontsluit het Paradijs voor de ziel in de mate waarin deze toewijding dag na dag werkelijk beleefd wordt, en hoe meer zielen deze stap zetten, des te sneller zal het Paradijs zich reeds in deze wereld grondvesten. Hoe kunt U het zaad voor totale overgave en toewijding in U tot bloei brengen? 1. Leer Maria te beschouwen als Uw enige toevlucht in alle situaties van Uw leven: Zij kan ALLES voor U zijn, zodra U bereid bent om alles voor Haar te zijn en te doen. Zij heeft de macht om U het ware geluk te laten vinden, en daarna de eeuwige gelukzaligheid van de Hemel. Zij kan de tuin van Uw ziel herscheppen tot een paradijs, met Uw vrijwillige en volle medewerking. 2. Begraaf Uw verleden met al zijn herinneringen in Maria’s Hart. Laat U niet langer afleiden door gedachten over een tijd die definitief voorbij is. De verlossing van Uw ziel en het daaruit voortvloeiende ware geluk wordt bereid in het HEDEN, niet in het verleden. 3. Verminder zo veel mogelijk alle wereldse invloeden in Uw dagelijks leven. Weliswaar kunt U niet vermijden om in de wereld te leven, maar U kunt zich wel oefenen in het afschermen van Uw waarneming van alles om U heen. Ga in Uw geest en hart zo weinig mogelijk in op de 56 onvermijdbare zintuiglijke prikkels (beelden, geluiden, geuren). Gebruik Uw vrije wil op de juiste wijze, door Uzelf voor te houden dat U zoveel mogelijk in Uzelf gekeerd moet blijven en Uw aandacht zo weinig mogelijk naar Uw omgeving mag laten gaan. Vermijd bijvoorbeeld de massamedia (televisie, radio, kranten, weekbladen, inhoudloze teksten, reclamebeelden, niet-stichtende sites op het Internet...). Laat U ook niet afleiden door allerlei gebeurtenissen op straat enz. 4. Onthecht U geleidelijk van stoffelijke behoeften. Uw lichamelijk leven, en ook Uw gevoels- en intellectueel leven, hebben behoeften. Om Maria en Jezus daadwerkelijk te kunnen volgen in alle bijzonderheden van Uw leven, is het noodzakelijk om Uw gewoonten en levenspatronen geleidelijk te veranderen. Het moderne leven schept voortdurend nieuwe (schijn)behoeften. Tracht deze zoveel mogelijk uit Uw leven te bannen. Streef ernaar, Uw behoeften niet ver meer boven het levensnoodzakelijke te laten uitstijgen. Dit is bij uitstek de weg naar algehele bevrijding van ziel, hart en geest, en leidt U naar de juiste basis, een sterke fundering, voor totale toewijding. U kunt niet tegelijk Uw behoeften en Maria dienen. Maak de eersten tot Uw dienaren, de tweede tot Uw Meesteres. 5. Verdiep U in alle deugden en in de wegen naar de heiliging, teneinde Uw zwakheden te overwinnen. Ik verwijs U naar de omvangrijke richtlijnen die Maria in de loop der jaren reeds via Haar “Myriam” heeft gegeven, in het bijzonder in de volgende boeken en teksten: * De Hemelse Bruiloft * Lentebloesems aan de Levensboom * De Tempel van Maria * Kruistocht naar de Ziel * De Sleutels tot Ontsluiting van de Heiligheid in de Ziel (korte tekst) 6. Verdiep U in de betekenis en het belang van Gods Heilsplan. De kennis hiervan zal U motiveren in de dagelijks beleving van de totale overgave en toewijding, want de ziel die de zin van Gods Heilsplan begrijpt, weet waarvoor zij strijdt. Ook in dit verband verwijs ik U naar de omvangrijke onderrichtingen die Maria in de loop der jaren reeds via Haar “Myriam” heeft gegeven, in het bijzonder in de volgende boeken en teksten: * Testament van het Verbond * Stormschriften * Openbaringen van Maria, Meesteres van de Zielen * Het Heilig Verbond van Liefde (korte tekst) 57 7. Oefen U in de navolging van Maria. Maria is het Tabernakel van de volmaakte heiligheid. Haar navolgen, betekent automatisch een leven van totale toewijding leiden. De Hemelse Koningin heeft Zichzelf reeds in vele openbaringen kenbaar gemaakt. De grootste diepgang van deze openbaringen wordt bereikt in het boek dat vóór U ligt: Wedergeboorte van het Aards Paradijs. Maria laat Zichzelf in deze bladzijden helemaal tot leven komen voor elke ziel die Haar werkelijk wil kennen zoals Zij reeds als mens op aarde was. Maria, mijn allermachtigste Meesteres, ik behoor U en U alleen toe, als Uw bezit en eigendom. Vorm en kneed mij tot Uw beeld en gelijkenis 9e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de boetvaardigheid 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin De Onbevlekte Tuin heeft nooit de winter gekend: niets sterft er, want waar God de enige plaats bekleedt, is het Eeuwig Leven. Nochtans is dit Paradijs zo gemaakt dat het de winter of dreigende winter van oneindig veel zielen in zijn eigen grond kan opnemen om daar in aanraking met de grootste en heiligste vruchtbaarheid tot nieuw leven te worden gewekt. Deze Tuin is drager van een grenzeloze herscheppende macht. Hij is een transformator, een omzetter: alles wat verontreinigd of verzwakt of zelfs stervende is, kan erin worden omgezet tot materiaal voor een nieuwe bezieling, nieuw leven dat meer in overeenstemming is met Gods Plannen. Verspreid over de Onbevlekte Tuin zien wij grote perken paarse krokussen. Deze bloemen zijn bij uitstek de bloemen van de Vastentijd, die hun paars boetekleed vertonen terwijl de lente nog in ontwikkeling is. In deze heiligste der gronden staan deze krokussen symbool voor de lente die in Maria’s Smartvol Hart voor de zielen wordt voorbereid door Haar leven van boete. Zodra zij hun paarse mantel openen en hun oranje meeldraden vertonen, weten de zielen dat de uitboeting bezig is, hen de weg naar de zon te tonen. Deze meeldraden met de kleur van de zon, het Licht van God, wijzen de zielen op de oneindige vruchtbaarheid van een leven van boetedoening. Zie de Allerheiligste Maagd tijdens Haar dagen in het prachtig stoffelijk omhulsel van Haar even prachtige ziel. Door verregaande versterving onderwerpt Zij Haar lichamelijke behoeften steeds sterker aan de Wet van de Liefde, die Zij tot koningin over Haar hele doen en laten maakt. Haar Hart kreunt onder de onafzienbare verwondingen die de zielen dagelijks aan Gods Hart toebrengen, vanaf de erfzonde van Adam en Eva en de broedermoord van Kaïn op Abel, via de godsmoord op Jezus aan het Kruis, tot en met de ontelbare zonden van alle tijden. Zij omhelst 58 het zwaard van Smarten uit volmaakte Liefde tot God, en laat Haar Hart steeds dieper doorboren naarmate Zij alle zielen met hun zonden en zwakheden en hun nooit ophoudend verraad jegens Gods Verbond van Liefde, intenser in Zich opneemt. Haar Liefde is onvoorwaardelijk en onbegrensd. Hoe zou dit anders kunnen in een Hart dat door God is bevrucht met de volheid der Genade en met Goddelijke Mysteries waarvan de uitwerkingen zich eeuwigdurend blijven vermenigvuldigen. Reeds bij Haar geboorte is de ware aard van Haar roeping Haar bekend: Zij zal een leven van uitboeting en offers leiden. Haar bestemming tot Moeder van de Verlosser en Medeverlosseres van de zielen heeft de Schepper in Haar ziel gelegd, doch blijft voor Haar verborgen tot de aankondiging van de Menswording door de engel Gabriël. Zij is in al Haar doen en laten bezield door een vurig verlangen om de mensheid opnieuw dichter bij God te brengen en de zielen meer voeling te geven met een zuiver en heilig leven. Zij wil dit niet doen door het gesproken woord tot de zielen, doch in rechtstreeks contact met Gods Hart: door gebed, offers en boetedoening in het verborgene. Reeds op heel jonge leeftijd, nog in Haar vroege kinderjaren, begint Zij Zichzelf speciale praktijken op te leggen: Zij vast meermaals per week (waarbij Zij maximum één maal per dag heel sober eet en verder slechts wat water drinkt); Zij onderhoudt verscheidene gebedstijden per dag en leest geregeld in de boekrollen van de profeten; ook buiten Haar vastendagen ontzegt Zij Zich zoveel mogelijk voedingsmiddelen van dewelke Zij nochtans bijzonder houdt; wanneer Zij ’s nachts ontwaakt, beschouwt Zij dit als een oproep van God, en staat Zij op om geknield te bidden (ik zie en hoor Haar ’s nachts hoofdzakelijk spontane aanroepingen verrichten voor de komst van de Messias, na Jezus’ geboorte vooral voor de bekering van dwalende zielen); in tijden waarin Zij hardnekkige of netelige situaties op Haar levensweg vindt, zie ik Haar veelvuldig knievallen verrichten onder de aanroeping van Gods heilige naam. Zij leidt een grotendeels teruggetrokken leven, en geregeld komt het voor dat Zij Zich een tijdlang nog intensiever uit het “normale“ leven terugtrekt: vooral na de Hemelvaart van Jezus sluit Zij Zich af en toe (vaak gedurende negen dagen en nachten) op in Haar bidkamer, waar Zij de tijd doorbrengt in gebed, innerlijke beschouwing, vrijwel totaal vasten, vrijwel totale versterving aan zintuiglijke indrukken, boeteknievallen, en Zich overgeeft aan de diepste uitwerkingen van de mystieke weg waartoe Zij geroepen is. Na dergelijke perioden van afzondering komt Zij gewoonlijk bij zonsopgang opnieuw te voorschijn. Ik zie Haar dan als een wereldvreemd wezen, duidelijk tot in de diepste kern van Haar ziel getekend door het intens contact met God, als een geest die een lichaam heeft gekregen doch werkelijk licht lijkt uit te stralen. Zij heeft dan een buitengewone blik in Haar ogen, als een mengsel van diepe vrede, weemoed, tederheid, gelukzaligheid en smart. Op zeker ogenblik 59 hoor ik Haar in een dergelijke fase in een kort gesprek met apostel Johannes zeggen, wanneer deze Haar bezorgd en zacht aanspreekt: - Johannes: “O Moeder en Meesteres, U hebt duidelijk niets gegeten!” - Maria (met een mysterieuze blik in Haar ogen, die ten Hemel opgeslagen zijn): “Mijn Johannes, de dingen zijn niet zoals ze lijken... Neen, hoe anders is alles dan datgene wat zich openbaart aan mensenogen”. Het is merkbaar dat versterving en boetedoening Maria in Haar onophoudelijke contacten met God naar ongekende hoogten voert. In de diepte is boetedoening voor Haar de koninklijke weg naar eenwording met Gods Hart, de beleving van de volmaakte Hemelse Bruiloft waartoe Zij geroepen is. Maria beschouwt de boetedoening als de natuurlijke ruil voor alle gaven die Zij van God heeft gekregen. Zeer veel heeft Zij gekregen, zeer veel wil Zij teruggeven. De weg van het mystieke leven met zijn zaligheden en vervoeringen betaalt Zij duur met de pijnen en smarten van Haar lichaam en Haar Hart. Omdat Zij ten volle begrijpt dat Haar uitzonderlijke beleving van het Goddelijk Leven Haar niet is vergund voor Zichzelf doch als bagage waarmee Zij Zich totaal, onvoorwaardelijk en levenslang moet inzetten voor het heil van de zielen, richt Zij Haar hele leven tot in de kleinste dingen zo in, dat het de volle ontplooiing van Haar buitengewone gaven en eigenschappen in stand kan houden. Zij leeft uitsluitend door, voor, met en in God, versterft totaal aan Zichzelf en legt de signalen van Haar door de vele offers en boetedoening zo zwaar vermoeide lichaam onder Haar voeten. Hoe meer Zij “sterft” in het lichaam en in alle zinnen, des te meer leven brengt Zij voort in de zielen. Zij beschouwt dit als een wonderbare ruil, en dankt God voor elke beproeving. Zij gaat zo totaal op in Haar leven van boete en versterving, dat Haar gedachten, Haar gevoelsleven, Haar doen en laten, Haar woorden en verlangens gedreven en gestuurd lijken te worden vanuit Gods Hart, zozeer is Zij één met Hem en met Zijn Wil. Wat Zij wil, is automatisch wat God wil. Om deze reden weigert God Haar niets, doch bekleedt Haar integendeel met de volheid van Zijn macht, waarvan Zij tijdens Haar aardse leven slechts sporadisch gebruik zal maken. Het boeteleven oefent op Haar een immense aantrekkingskracht uit, want het helpt Haar bij de vervulling van Haar enige verlangen: zielen bij God te brengen. Alle wereldse invloeden bant Zij zoveel mogelijk uit Haar wezen, en datgene wat Zij op grond van Haar bijzondere roeping toch tot Haar Hart moet toelaten, wordt daar onmiddellijk omgezet in Goddelijk kracht: Zij herschept het tot het in overeenstemming is met Gods noden. De krokussen blijven bloeien in de Onbevlekte Tuin. Zij zullen hun paarse boetekleed pas toevertrouwen aan de allerzuiverste bodem van het Paradijs wanneer de Lente overgaat in de Zomer, in het uur waarin 60 Gods Rijk niet langer beperkt blijft tot het wedergeboren Aards Paradijs, doch afgekondigd wordt over de hele aarde. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die de bevrijdende macht van de boetvaardigheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien. “O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 1. Meesteres van mijn ziel, U hebt slechts geleefd voor de uitboeting van de zondeschuld van alle eeuwen. Ik smeek U, wil in mij het heilig verlangen baren om een leven te leiden van vergoeding van de zondenlast der mensheid. 2. Meesteres van mijn ziel, de enige drijfveer voor al Uw doen en laten was slechts het eeuwig welzijn van al Uw kinderen. Ik smeek U, stort in mij de liefde voor de boetedoening, en het verlangen naar het afkopen van gunsten van heil voor de zielen door eigen lijden of lasten, uit liefde tot U. 61 3. Meesteres van mijn ziel, Uw geest was een paradijs van heilige gedachten. Ik smeek U, wek in mij de liefde tot de versterving van de geest, door het denken niet tot meester over mijn hart te laten worden, en niets dan positieve gedachten te koesteren. 4. Meesteres van mijn ziel, in Uw Hart werd de eeuwige Bruiloft met de Heilige Geest voltrokken, die de Goddelijke Liefde baarde als de vrucht die Verlossing en heiliging over de zielen zou brengen. Ik smeek U, wek in mij de liefde tot de versterving van het hart, door geen negatieve gevoelens jegens mijn medemens meer toe te laten. 5. Meesteres van mijn ziel, uit Uw allerzuiverste mond welden slechts woorden op die bouwstenen van heil in de zielen konden leggen en verheerlijking aan God konden brengen. Ik smeek U, wek in mij de liefde tot de versterving van de mond, door mijn woorden te matigen en te zuiveren, en in mij het verlangen naar stilzwijgen te vergroten. 6. Meesteres van mijn ziel, in U is niets tot leven gekomen dat niet doordrongen was van Goddelijk leven. Ik smeek U, wek in mij de liefde tot de versterving aan de zinnen. Waak over mij, beheers al mijn waarnemingen, en bescherm mij tegen alle verontreiniging die uit de wereld op mij afkomt, opdat in mij slechts moge leven wat ik nodig heb om de heiliging van mijn ziel te voltooien. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel Weinig zaad uit het wedergeboren Aards Paradijs wordt zo omzichtig benaderd als dat van de bloemen der boetvaardigheid. Hun inzaaiing in de bodem van de ziel, en hun rijpingsproces in deze bodem, vergen een radicaal besluit: de ondertekening van het verbond met God met de woorden “ik zal altijd dienen” (als absoluut tegendeel voor de leuze van de vallende Lucifer: “non serviam” = “ik zal niet dienen”). De bodem moet omgeploegd en van alle hindernissen gezuiverd worden, eer de ziel klaar is voor deze grote beslissing. Hoe verrukkelijk zijn echter de paarse krokussen met hun oranje meeldraden in Gods ogen... Hoe kunt U komen tot de juiste gesteldheid om op een vruchtbare wijze boetedoening en versterving in Uw leven in te bouwen? 1. Beschouw de wereld met al zijn ellende, verwarring, verblinding, wantoestanden, oorlogen en ondeugden, en laat diep in U doordringen dat dit alles gevolgen zijn van de verschrikkelijk zware zondeschuld die de hele mensheid doorheen alle eeuwen op zich heeft geladen en waardoor de schepping heel zwaar verstoord is geraakt en de satan het toppunt van zijn macht heeft bereikt. 62 2. Beschouw daarna de ellende in de ziel: laat diep tot U doordringen hoezeer alle zonden, fouten, tekortkomingen, nalatigheden, zwakheden, ondeugden, dwalingen, misleidingen en verblindingen elke ziel in de loop van haar leven tot onvrede en vage gevoelens van ontevredenheid brengen, en in het hart bitterheid, teleurstelling, wrok en negatieve gevoelens over zichzelf, over medemensen, over de wereld, over het leven en over God kunnen opwekken, zodat de ziel uiteindelijk komt tot gevoelens van een grote leegte, een gemis, mislukking, falen en ongelukkig-zijn. 3. Bedenk vervolgens dat dit alles (de situaties uit punten 1 en 2) veroorzaakt wordt doordat de mensheid meer invloed en macht verleent aan de duisternis dan aan het Licht, zowel in de wereld als in het individueel leven. 4. Als volgende overweging bedenkt U welke vrede en gelukzaligheid in de wereld, in Uw eigen leven en in de diepste kern van Uw hart zou kunnen komen zodra de zwaar gewonde Goddelijke Gerechtigheid bevredigd zou zijn door een intense vergoeding van de zonden door veelvuldige akten van deugdzaamheid, doorleefde toewijding en opgeofferd lijden. 5. Laat de overwegingen 1 tot en met 4 U inspireren en motiveren tot de gelofte jegens Maria om voortaan een leven te leiden van verstervingen, offers en boetedoening, en vorm samen met gelijkgezinde zielen een ketting van licht om meer Licht en Liefde over de mensheid af te smeken. 10e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria geestdrift 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin Hoe verstikkend is de zonde, die de adem van de satan in zich meedraagt. Zij wurgt de ziel en drukt de adem des levens uit haar weg. Hoe verkwikkend is echter de lucht in de Onbevlekte Tuin. Zoals Gods Geest over de wateren van de prille schepping zweefde als Voorbode voor de uitstorting van Gods Levenskracht, zo heeft de Heilige Geest het Onbevlekte Paradijs tot Zijn Lusttuin gemaakt. Hij doordringt er alles met de zuurstof uit Gods adem. Deze zuurstof van Eeuwig Leven verkwikt, schenkt onbegrensde vruchtbaarheid en wekt op tot de bloei van een lente die nooit meer voorbijgaat. De ziel van de Onbevlekte Tuin is de kracht uit de Bron van het Leven Zelf. Vandaar dat alle bloemen, heesters en bomen er bloeien en vrucht dragen in een nooit elders geziene schoonheid en kracht. Wie Maria bezig ziet tijdens Haar leven op aarde, wordt aangegrepen door de vaststelling dat Zij geen kleine dingen kan doen. Zelfs in de banale handelingen van het dagelijks leven beweegt Zij Zich als in een 63 wolk van licht. Al Haar handelingen voltrekken zich vloeiend en met een ongewone gedrevenheid. Ik zie een beeldschone Vrouw, buitengewoon elegant in al Haar bewegingen, met in Haar ogen een zachtheid, om Haar mond een lichte glimlach alsof Zij voortdurend verzonken is in een innerlijk visioen van onwereldse pracht en verrukkelijkheid. Elke mens die in Haar nabijheid komt en de ogen naar Haar toewendt, wordt geraakt door een innemende glimlach. Wanneer slechts mannen in zicht zijn, neigt Zij ertoe, Haar prachtig gelaat zo veel mogelijk te sluieren. Thuis legt Zij de sluier soms af. Al is Zij nog zo vermoeid, niets lijkt Haar te veel. Onze Meesteres vergunt mij een blik in de diepere gesteldheid van Haar ziel bij dit alles. Zij lijkt onvermoeibaar in alles, omdat Zij Zich volmaakt bewust is van Haar levenstaak, Haar ware roeping. Zij heeft constant het gevoel dat Zij nog zoveel voor de Hemel wil doen en de tijd zo kort is. Precies dit gevoel maakt deel uit van de diepe weemoed waarin Zij geleidelijk zal beginnen te verzinken na de Hemelvaart van Jezus. Het gevolg van deze gesteldheid komt hierin tot uiting, dat Zij Zich totaal geeft in alles (gebed, toewijding, offers, boetedoening, lofprijzingen, dagelijkse handelingen, enzovoort. Bij alles “hoor“ ik Haar inwendig vanuit Haar Hart tot God zeggen: “Voor U, Mijn Schepper. Moge het de komst van de Messias bespoedigen”, en later, nadat Zij reeds Moeder van Jezus is geworden: “Voor U, Mijn Schepper. Moge het de werken van de Messias vruchtbaar maken in alle zielen en in alle tijden”. Steeds weer pept Zij Zichzelf door deze inwendige zingeving aan Haar kleine handelingen op. “Kleine”... bij wijze van spreken, want wie deze ziel bezig ziet, begrijpt dat er voor God geen kleine handelingen bestaan. Alles wat van Maria uitgaat, is zo waardig, zo majestatisch in zijn eenvoud en toch verrukkelijke schoonheid, dat het Gods Hart letterlijk laat ontvlammen. Deze ziel is zo totaal op God gericht, dat elke beweging van Haar handen of voeten, elke blik uit Haar ogen, elke glimlach op Haar lippen, elk streelzacht woord uit Haar mond, de macht bezit om de Hemel te doen beven van vervoering en de hel te doen beven van angst. Het lijkt alsof deze ziel leeft en handelt vanuit een motor en een brandstof die niets werelds meer hebben: de motor is het Hart van de Heilige Geest, de brandstof is Zijn Wijsheid en de gave van een volmaakt doorzicht. Maria ziet oneindig veel verder dan de dingen, situaties en gebeurtenissen zelf. In alles herkent Zij onmiddellijk het werk van Gods Voorzienigheid, en Zij dankt en dankt, verheugt Zich oneindig, en volbrengt datgene wat Zij als opdracht op Haar levensweg vindt, met een innerlijke, volmaakt evenwichtige blijheid die Haar laat stralen met licht en warmte. De zielen met weinig dieptezicht worden door Haar verschijning en gedragswijze geraakt en enigszins verward, zonder te ontdekken waarom Maria bij hen als zo mysterieus overkomt. De zielen die verder uitgerijpt zijn, begrijpen dat hier de hand van God in werking is. De rijpsten onder hen zijn door Haar zo aangedaan dat zij Haar te voet vallen, wat ik heb gezien bij apostel Johannes, de Heilige Jozef, 64 Maria Magdalena na haar bekering, en de andere apostelen na de Komst van de Heilige Geest op het eerste Pinksteren na de Hemelvaart van Jezus. Haar gedrevenheid is zo groot, en de wijze waarop Zij alle dingen volbrengt, is zo doorstraald van Goddelijk Licht, dat ik vele zielen in de bloeitijd van de jonge Kerk op de knieën zie gaan wanneer Maria tussen de apostelen in het publiek verschijnt. Het Mysterie van Maria kan niet worden gevat door een Haar louter te beschouwen als een mens. Zij is niet vergelijkbaar met een “gewone” vrouw: Zij is in alles tot het uiterste gedreven door de Heilige Geest, die de mens tot ongeziene hoogten boven zijn lichamelijke krachten kan doen uitstijgen. Om deze reden menen velen, zelfs in Haar onmiddellijke omgeving, dat Maria nooit moe is. In werkelijkheid zou Zij Haar lichaam doorheen de dagen moeten slepen, indien Zij niet de sleutel bezat tot de Bron van alle levenskracht: het Hart van de Heilige Geest. Zij leeft vanuit een zo intense verbondenheid met Gods Geest dat Zij Haar bewustzijn zo ver boven het lichamelijke weet uit te tillen dat Zij het wel voelt (Zij voelt de honger, de dorst, de pijn, het “gebroken-zijn tot in de kern van Haar vlees”), doch dat Zij deze gevoelens volmaakt weet om te zetten in een geestdriftig offer. De ziel van Maria lijkt een transformator: zij registreert pijn en lijden, voegt er Haar immense Liefde aan toe, en weet de pijn en het lijden hierdoor op een “bovenwerelds” niveau te brengen: het niveau van de Hemelse beleving, waarop Zij alles ononderbroken opdraagt aan de God van Verlossing en Heil. Zo maakt Maria’s buitengewone bezieling door Gods Geest Haar tot een levende Kelk of Tempel van ononderbroken zelfofferande. Deze volmaakte bezieling en gedrevenheid door de Heilige Geest is tevens de bron van Maria’s eeuwige jeugd, ook in Haar uiterlijke verschijning. Mijn Meesteres vertoont Zich achtereenvolgens aan mij zoals Zij was als jong meisje, als jonge vrouw, als vrouw van “middelbare leeftijd”, en in Haar laatste levensdagen. Het effect is verbazingwekkend: ik zie telkens diezelfde trekken, met slechts een nuanceverschil waarvan mij in de diepte wordt getoond dat het louter te maken heeft met een voortschrijdend bewustzijn (of ontsluiting) van Haar unieke vergoddelijkte gaven. In Haar laatste levensdagen zie ik mijn Meesteres als een rijpe vrouw met een buitengewoon zachte gloed over Haar hele wezen. Haar schoonheid is in geen enkel opzicht verminderd tegenover de tijd van de Passie van Jezus, of van de vlucht naar Egypte, of zelfs als tempelmaagd. Eigenlijk zelfs integendeel. Dit is letterlijk een Bloem die nooit zal verwelken. Bijna tien jaar geleden vertoonde Maria Zich aan mij in Haar laatste levensuur. Ik was aangegrepen door deze aanblik: die vrede, die zachte gloed, die betoverende schoonheid. Weliswaar heeft Maria door het unieke voorrecht van de Onbevlekte Ontvangenis de eigenschap ingestort gekregen dat Zij nooit het bederf zal kennen, ook niet in het vlees, dat door de ziel wordt “gevoed” met 65 levenskracht. Niettemin is ook Haar eigen verdienste bij dit alles oneindig: voortdurend weet Zij alle niveaus van Haar wezen (Hart, geest, wil en lichaam) in het centrum van Gods Geest te houden, zodat al Haar doen en laten geen ogenblik van Gods Plannen en Werken afdwaalt. Daarbij moet Zij constant een strijd leveren die het bevattingsvermogen van de zielen op Maria’s levensweg, en zeker hun waarneming, ver overtreft: de strijd tegen verschrikkelijke aanvallen vanwege de legioenen der hel, en de strijd tegen Zichzelf (lichamelijk en spiritueel lijden). Inderdaad, het lijden poogt het middelpunt van Haar bewustzijn voortdurend van het spirituele naar het lichamelijke te verleggen. Intussen beuken de krachten der duisternis met een nooit geziene woestheid tegen de poorten van deze Onbevlekte Burcht. De satan heeft gemerkt dat deze Vrouw niet is zoals de anderen. Hij beproeft Haar door zich van Haar eigen attributen te bedienen: Haar schoonheid, Haar aanzien bij de spiritueel rijpere zielen, Haar grote verwezenlijkingen... dus bekoort hij Haar op alle mogelijke deugden. Vaak doet hij dit bij Haar zoals bij andere zielen: ongemerkt, verborgen. Soms echter vertoont hij zich aan Haar. Enkele malen toont Maria mij hoe Zij de bekoorder letterlijk voor Haar op de knieën dwingt. Ik zie Haar dit één maal doen als jong meisje en nog een paar malen als rijpere vrouw. Telkens Zij hem dit heeft bevolen, raakt hij vreselijk in de war doordat hij niet de kracht blijkt te hebben om Haar niet te gehoorzamen, en zodra Zij hem uitdrukkelijk toestaat om opnieuw overeind te komen, vlucht hij als een bliksem weg. Haar macht is verschroeiend, en toch vraagt Zij God om de toestemming, de satan te mogen bestrijden zoals andere zielen dit moeten doen: door de kracht van liefde, vertrouwen, geloof, gebed, offers en boete, in plaats van door gebruik te maken van Haar onoverwinnelijke macht over hem. In deze strijd toont Maria Zich zo vurig dat het mij toeschijnt alsof er vlammen uit Haar Hart ten Hemel schieten. Maria haalt Haar kracht en gedrevenheid uit de combinatie van de volgende gesteldheden: - het feit dat Zij oneindig diep doordrongen is van Haar levensopdracht en buitengewone roeping; - Haar rotsvast geloof dat God en Zijn onovertroffen Voorzienigheid, Wijsheid en Liefde alles regelen; - Haar grote Liefde voor God en voor Zijn Plannen en Werken; - Haar grote Liefde voor de zielen en verlangen naar hun eeuwig heil; - het feit dat Zij voortdurend leeft met Haar blik op de eeuwigheid, zodat Zij alles in Haar leven ervaart alsof Zij ernaar zou kijken vanaf het bovenaards niveau (als het ware met de ogen van de Heilige Geest Zelf): dit stelt Haar in staat om alles sterk te relativeren, en om aan alles nut en zin te verlenen. Aanschouw de verrukkingen van de Lusttuin van de Heilige Geest. In deze Tuin voltrekt Hij alles wat Hij van in den 66 beginne in alle zielen had willen voltrekken. In deze Tuin vinden alle verrukkingen die Hij de ziel wil bereiden, hun weerklank, want doordat in deze Tuin alle zaden van de Heilige Geest volkomen tot rijping, tot bloei en tot vrucht komen, schept Maria op Haar beurt vervoeringen in het Hart van God, de Bron van alles wat is. De ziel die zich “door de Geest laat drijven”, laat op haar beurt Zijn Werken drijven als een stroom die uiteindelijk alle zielen zal reinigen tot in alle uithoeken van de schepping. In Haar zag God dat het goed is, en dat de cirkel zich zal sluiten, wanneer de volheid van de tijd gekomen is. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die de heiligheid van de ware gedrevenheid door Gods Geest uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien. “O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 67 1. Meesteres van mijn ziel, vanaf Uw geboorte was Uw ziel zich volkomen van Uw unieke levenstaak bewust. Ik smeek U, wil mij bewust maken van mijn ware roeping in dit leven, de opdracht die ik moet volbrengen binnen Gods Plan met de zielen. 2. Meesteres van mijn ziel, geen enkel ogenblik heeft de geestdrift U verlaten, omdat U de zin doorschouwde van alles wat Gods Voorzienigheid op Uw levenspad bracht. Ik smeek U, laat mij toch de zin van elke meter van mijn levensweg herkennen, opdat ik gevrijwaard moge worden van futloosheid, moedeloosheid en doelloosheid. 3. Meesteres van mijn ziel, geen ogenblik zijn Uw ogen afgedwaald van het Hemels doel waartoe U in de wereld was gekomen. Ik smeek U, toon mij op welk doel ik mijn leven moet richten voor het heil van mijn ziel, opdat ik de ware motivatie moge vinden voor al mijn doen en laten. 4. Meesteres van mijn ziel, U hebt volmaakt begrepen dat God niets laat gebeuren zonder bedoeling. Ik smeek U, laat mij het nut van alle kleine dingen in mijn leven herkennen, opdat ik de ware tevredenheid moge vinden en alle lauwheid, onverschilligheid en gebrek aan levenslust uit mij verbannen mogen worden. 5. Meesteres van mijn ziel, de volmaakte Bruiloft met de Heilige Geest heeft U in staat gesteld om oneindig verder te schouwen dan de oppervlakte van alle dingen. Ik smeek U, verhoog mijn ontvankelijkheid voor de inwerkingen van de Heilige Geest, opdat alle dorheid en elk gevoel van zinloosheid uit mijn leven verwijderd mogen worden. 6. Meesteres van mijn ziel, ook in alle smart bleef in Uw Hart de zon van de Goddelijke bezieling schijnen. Ik smeek U, wil de instroming van het Goddelijk Licht in mijn hart en geest levendig houden, opdat ik niet ten prooi moge vallen aan enige droefgeestigheid, neerslachtigheid of depressiviteit. 7. Meesteres van mijn ziel, U hebt geleefd vanuit het Hart van de Heilige Geest, die Uw bewustzijn boven de dingen der wereld uittilde. Ik smeek U, leer mij kijken met de ogen van de ziel, opdat ik alles wat mijn levensweg kruist, moge kunnen relativeren. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel Elke dag dat de ziel uitgenodigd wordt tot de Onbevlekte Tuin, gebeurt dit niet louter om zich daar aan de onwerkelijke schoonheden te verlustigen. Gods Heilsplan wordt niet volbracht door zich te verbazen over de volmaaktheden van een andere ziel, en deze ziel daarom te prijzen. Gods Voorzienigheid schept voorbeelden opdat zij tot navolging mogen strekken. De wandelaar in de Onbevlekte Tuin krijgt van de 68 Opzichter van de Tuin (de Heilige Geest) de toelating om daar de zaden mee te nemen die hij in de eigen ziel kan zaaien om de navolging stap voor stap mogelijk te maken en vorm te geven. Het zaad van de bloemen van Maria levert gelijkaardige bloemen op. Hoe meer zaad aan de eigen zielenbodem wordt toevertrouwd, des te méér gaat de ziel op Maria lijken. Daartoe moet de zielentuin zich door de Meesteres van de zielen laten bewerken. De geestdrift laat geen zaad achter, zij wordt gedragen door de zuurstof van de Goddelijke lucht in de Tuin. Daarom zal de ziel vandaag in deze Tuin met verlangen de essentie van het Goddelijk Leven inademen, en Haar eigen wereldse gesteldheden, zwakheden, verleidbaarheden en duisternis uitademen. In de zuurstof van Gods Geest wordt dit alles omgezet in adem van heiligheid. Opdat de ziel door deze Goddelijke zuurstof niet zou “verbranden” door een overmaat aan onverwerkbaar liefdesvuur en licht, moet de ziel de bezieling laten voltrekken door de adem van Maria, die deze zuurstof zal aanpassen bij de behoeften van de ziel en de opneembaarheid: wanneer kan zij welke dosis verdragen en volkomen benutten? Laat de Meesteres Uw tuin voorbereiden op het vermogen om een leven in geestdrift te leiden, want de geestdrift is als een Hemelse wind die het kaf tussen Uw koren wegblaast en ruimte schept voor verluchting en de bloei van het ware geluk op onderrichtingen: elke meter van Uw levensweg. Ziehier Haar 1. Bezin U over de zin van het leven. Telkens U de neiging hebt om U vragen te stellen naar de zin of het nut van schijnbaar banale of zinloze gebeurtenissen of toestanden, moet U Uzelf voor ogen houden dat ALLES wat op Uw levenspad komt, geen DOEL op zich is, doch een ononderbroken aaneenschakeling van MIDDELEN om het enige, hogere doel te verwezenlijken: de volbrenging van datgene wat God van U verwacht om Zijn Plannen en Werken te voltooien. Elke ziel is een onderdeeltje in het geheel van de Schepping. Bedenk even hoe totaal onzinnig het zou zijn indien Uw leven niets anders, niets méér, niets hogers te bieden had dan eten – werken – ontspannen – slapen, enzovoort, soms vele jaren na elkaar. Zou God in Zijn oneindige Wijsheid OM DEZE REDENEN en MET DIT DOEL een ziel scheppen, laat staan miljarden zielen? Bedenk steeds dat de enige bestaansreden voor de hele Schepping deze is: Gods Plan van totale verlossing en heiliging van de mensheid te voltooien. Kan dit gebeuren door miljarden zielen te scheppen met als enige levensdoel een jarenlange ketting van eten – werken – ontspannen – slapen, enzovoort? 2. Bezin U over Uw ware levensroeping. Elke ziel heeft in dit leven een welbepaalde roeping, een levensopdracht die zij moet vervullen om haar aandeel in het volbrengen van Gods Plan te verwezenlijken. Deze levensroeping heeft niets te maken met het beroep dat de ziel hier op aarde uitoefent voor haar financieel onderhoud. De roeping is de 69 specifieke taak waartoe de ziel (door God) geroepen wordt, de opdracht die God haar meegeeft om binnen de haar op aarde toegemeten levensduur te volbrengen. De ziel vindt deze roeping pas in de mate waarin zij haar hart helemaal opent voor het bovennatuurlijke, het Goddelijke, de dingen die niet met het vergankelijke (materiële, stoffelijke) te maken hebben, doch met de behoeften van de ZIEL voor het Eeuwig Leven en voor het eeuwig heil van alle zielen als geheel. Het zijn de inspiraties van de Heilige Geest die de ziel via de gebeurtenissen en ontwikkelingen op haar levensweg en via het geweten informeren over wat God werkelijk van haar verwacht. Uw ware levensroeping met zekerheid ontdekken, kunt U slechts door: - Uw aandacht niet strak op de stoffelijke kant van Uw leven te richten, doch voortdurend oog te hebben voor de diepere dingen van het leven, de achtergronden die dieper liggen dan het oppervlakkige van al Uw gevoelens, handelingen, gebeurtenissen, enzovoort; - Uw eigen reacties en gevoelens ten aanzien van de gebeurtenissen en omstandigheden in Uw leven te observeren: waarom heb ik een grote voorkeur of afkeur voor dit of dat, welke dingen laten mij een grote vreugde ervaren, of stoten mij eerder af? Bedenk wel dat “vreugde ervaren” in iets, niet mag worden verward met de opwinding die opgewekt kan worden door een zwakheid in de deugd, bijvoorbeeld: bepaalde zielen ervaren het toppunt van opwinding telkens zij een medemens kunnen verleiden via erotische handelingen of signalen. Deze opwinding is geen teken van God voor het ontdekken van een ware roeping, doch de kortstondige bevrediging van een vergankelijke (lichamelijke en/of emotionele) behoefte die is ontaard tot een zwakheid. De vreugde die kan wijzen op het ontdekken van de ware levensroeping, is een vreugde van de ZIEL, die blijvend is en die een diepe vrede in het hart brengt; opwinding is daarentegen een “vreugde” in het lichaam, die vergankelijk is en innerlijke onrust en gevoelens van gevangenschap brengt; - het communicatiekanaal tussen Uw hart en God open te houden. Uw roeping kan een leven lang voor U verborgen blijven wanneer U slechts vanuit de GEEST leeft (denken, analyseren, piekeren, redeneren, plannen, vergelijken, trachten alles met het verstand te begrijpen...). Wanneer U God en de dingen der eeuwigheid uit Uw leven bant, zult U evenmin Uw werkelijke roeping vinden, want dan gunt U Uw ziel niet het ware Leven. Een stervende of kwijnende ziel kan geen ware geestdrift ervaren, want zij snijdt zich af van de Bron van alle bezieling: God. 3. Leef in de rotsvaste overtuiging dat het ware leven pas na dit aardse leven begint. Dit bewustzijn kan de ziel zodanig buiten zichzelf helpen groeien dat zij vooruitgebrand wordt op elke meter van haar levensweg. Zij leert dan alles relativeren (niets dat van de wereld is, opblazen; het 70 wereldse geen belang of betekenis toemeten die het helemaal niet heeft). Zij leert als het ware naar zichzelf en haar levensweg kijken “vanuit de Hemel”, zo ongeveer “zoals God ernaar zou kijken”. Hierin schuilt de extra motivatie dat de ziel zichzelf leert te doordringen van de waarheid dat aan alles een einde komt, en dat zij later, na haar heengaan uit deze wereld, zeer vele dingen die zij nu buitengewoon belangrijk acht, als totaal onbenullig zal beschouwen. Deze ingesteldheid maakt vele dingen tijdens dit leven veel lichter om te dragen. Het kijken naar het eigen leven “van bovenaf” geeft de ziel een zeker gevoel van vrijheid of bevrijding: zij voelt zich op één of andere vreemde wijze niet langer de gevangene van haar eigen leven. 4. Houd U steeds voor ogen dat AL Uw doen en laten, ELK woord en ELK gevoel in de loop van Uw aardse leven, van groot belang kan zijn voor het eeuwig heil van Uw ziel en van vele andere zielen, en Gods Plan dichter bij zijn verwezenlijking kan brengen. Deze zingeving aan elke schijnbare banaliteit in Uw leven kan de geestdrift in al Uw handelingen aanwakkeren. Onderschat niet de waarde (in Gods ogen) van een eenvoudige oprechte glimlach, een toegestoken hand, een bemoedigend woord, enzovoort. 5. Wapen U tegen alle ontmoediging door U steeds voor ogen te houden wat in het leven werkelijk van belang is om de eeuwige gelukzaligheid te verwerven en bij te dragen tot de volbrenging van Gods Werken. U zult merken dat onverwacht vele dingen die de wereld en werelds gezinde mensen U willen voorspiegelen als essentieel, in werkelijkheid van geen enkel belang zijn, bijvoorbeeld: leven volgens een strak schema dat men zichzelf oplegt, een lichamelijk ongemak (weet dat God met alles een bedoeling heeft, met het oog op Uw eeuwig welzijn) enzovoort. 11e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de dankbaarheid 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin God is Liefde. Gods is daarom ook vreugde. Wie liefheeft, vindt zijn grootste behagen in het vooruitzicht van de vreugde die hij de geliefde zal bereiden met de geschenken die hij voor deze laatste in petto heeft, en de vreugde die hierdoor in zijn eigen hart opgewekt zal worden: de vreugde om de vreugde van de ander. God is niets dan Liefde, en Hij verheugt Zich zonder ophouden om de vreugde die Hij Zijn schepselen in het vooruitzicht wil stellen. Vele zielen blijven onverschillig voor Zijn inspanningen. Welke verrukking voor het Hart van de hele Schepping, de God van Liefde, wanneer Zijn Geest doorheen de Onbevlekte Tuin zweeft en daar de tekenen van de grootste waardering en van de grootst mogelijke eenheid van voelen met Zijn eigen Hart weerspiegeld ziet. Zo ver het oog reikt: uitgestrekte zeeën van wiegend goud van 71 boterbloemen als symbolen voor Maria’s onovertroffen dankbaarheid. De boterbloem wordt over de weiden uitgestrooid als goud uit Gods hand: symbool voor al het waardevolle, liefdevolle en zuivere dat Hij in de zielen wil zaaien. De bodem reageert op dit zaad met oneindige zeeën van gouden kroontjes, zoals duizenden zonnetjes door dewelke de ziel op haar beurt God toelacht. Maria dankt God voor alles, want Zij begrijpt alles als het werk van Gods Voorzienigheid, die alles (ook het minder aangename) laat gebeuren als een aaneenschakeling van kansen voor de ziel om heil te verwerven voor zichzelf en voor anderen. Zie hoe diep de Onbevlekte Tuin de bedoelingen en beweegredenen van de Goddelijke Zaaier doorschouwt. Maria heeft begrepen dat de Goddelijke Voorzienigheid de levensweg van elke ziel trekt doorheen een niemandsland: het levenspad van elke ziel is verschillend van dat van alle andere zielen van alle eeuwen. Geen twee zielen doorlopen een identieke weg. Elke levensweg wordt specifiek voor die ene ziel getrokken, helemaal in het niets, als een plan dat getekend wordt in Gods Hart. Maria beschouwt dit als een overtuigend bewijs voor het feit dat God buitengewoon veel aandacht heeft voor elke ziel afzonderlijk, en dag en nacht met elke ziel afzonderlijk bezig is. Elke ziel gaat Hem ter harte als een uniek bouwwerk, en elke levensweg als een uniek project. Elke ziel en elke levensweg wil Hij optimaal tot ontwikkeling brengen, want Zijn vreugde wordt pas verrukking wanneer de ziel alle Werken van Zijn Voorzienigheid in positieve zin begint te beantwoorden, en slechts in de mate waarin de zielen hun van God gekregen bagage benutten, nadert het Goddelijk Heilsplan voor de hele mensheid tot zijn voltooiing: Gods Rijk op aarde, en de wedergeboorte van het Aards Paradijs, dat Hij voorlopig slechts in de Dochter van Zijn welbehagen terugvindt. De Schepper, Verlosser en Heiligmaker stippelt niet bij voorbaat de hele levensweg uit van geboorte tot dood, want in Zijn onmetelijke Liefde houdt Hij zelfs rekening met datgene wat Zijn Liefde en Zijn Plannen en Werken het meest in de weg staat: de vrije wil van de ziel, die op elk ogenblik de weg een andere, niet door God bedoelde wending kan trachten te geven. Elke meter weg die God trekt, is een geschenk, want Hij bouwt aan de ideale weg, de weg die volledig in overeenstemming is met Zijn onfeilbare Wijsheid, de weg die gegarandeerd leidt naar het Eeuwig Rijk, het Hemels Paradijs. Maria heeft dit volmaakt begrepen. Zij reageert op dit inzicht met een grenzeloze en onvoorwaardelijke dankbaarheid. Hierdoor geeft Zij uiting aan Haar volmaakt vertrouwen op Gods Werken in Haar leven. Zij twijfelt geen ogenblik aan de waarde van alles, zelfs het banale en ook het (menselijk gesproken) onaangename. Zij weet dat Gods Wijsheid en Liefde het onaangename niet zouden toestaan indien het niet nodig zou zijn, hetzij voor de ziel zelf, hetzij voor Gods Plan voor de zielen als geheel. Door een bovennatuurlijke kennis verlicht, weet Maria reeds tijdens Haar leven in het land van Israël dat Zij geen Verlossing behoeft, want dat het Bloed van Christus reeds vóór Zijn 72 Kruisdood Haar ziel heeft bevloeid, als een uniek voorrecht op grond van Haar unieke rol binnen het menselijk geslacht. Dit maakt voor Haar geen verschil uit, wel integendeel, Zij weet nu dat al Haar inspanningen op Haar levensweg rechtstreeks voor de verlossing van andere zielen en voor de bevordering van Gods Werken worden benut, en Zij is dankbaar voor dit alles en wil het maximaal benutten. In het beslotene van Haar Hart verlangt Zij naar de ontplooiing van het maximum van Haar gaven, talenten, vermogens en van die hele volheid van genaden die Zij bezit. Geen ogenblik staart Zij Zich blind op de minder aangename dingen, noch komt het in Haar op om hierdoor te gaan twijfelen aan Gods almacht en Liefde, noch om Hem enig verwijt te maken. Onmiddellijk ziet Zij in alles het goede, het positieve, de kans om iets concreets te doen voor de zielen en iets concreets terug te geven aan God, die Haar het leven heeft geschonken. Zij weet dat het leven het begin en het einde van alle heilsmogelijkheden is, want het is het enige dat de ziel heeft om in de diepte te doorleven wat de essentie van God Zelf is: de Liefde, die het best tot uitdrukking wordt gebracht door de totale offerande van wat het schepsel heeft: ziel, hart, geest, wil en lichaam, en de hele levensweg vanaf het uur waarin de zon boven hem opgaat tot het uur waarin de zon aan zijn einder ondergaat om de ziel tot bij de poort van het oordeel te brengen. Met pijn beseft Zij dat talloze zielen nooit het goede zien in de beproevingen, omdat hun gehechtheid aan het wereldse hen verblindt, en dat God hierdoor in miljarden levens geen waardering ontvangt voor al Zijn weldaden, die zo vaak verscholen zitten onder de distels van het noodzakelijk lijden. Elke ochtend begroet Maria de nieuwe dag als een verzameling van nieuwe kansen om te werken voor Gods Heilsplan. Zij dankt voor de zon die leven geeft. Zij dankt voor de regen die het voedsel voor het lichaam op de velden laat rijpen en die zorgt voor de instandhouding van de schoonheden en verrukkingen van de bloemen. Zij dankt voor het voedsel dat Zij eet en dat Zij niet beoordeelt op zijn smaak maar als een geschenk van voeding. Zij dankt voor het lijden, dat Haar kansen geeft om Gods Liefde te beantwoorden door de offerande van datgene wat de gemiddelde mens beschouwt als zijn grootste goed: het lichaam en zijn gezondheid. Maria’s dankbaarheid bloeit in haar volle pracht op de bedding van Haar nederigheid. Danken, doet slechts de ziel die nederig is en hierdoor erkent dat diegene die zij dankt, iets had dat zij nodig had. Danken is dus ook: erkennen dat men de ander nodig heeft (gehad). Maria erkent God in de positie die Hem toekomt: deze van Bron van ALLES. Dus dankt Zij voor alles, want alles komt uit Zijn hand, en heeft slechts één doel en zin: de eeuwige gelukzaligheid van de ziel, en van de hele mensheid. Maria kent alles zijn juiste waarde toe. Zo doorgrondt Zij de waarde, de zin en de betekenis van elke gebeurtenis, van elk mensenleven en van de passage van elke ziel op aarde. Ik zie hoe Zij God dankt bij het overlijden van elke ziel die op Haar levenspad is geweest. Zij dankt omdat Zij deze 73 ziel heeft mogen kennen (zelfs wanneer het een ziel betreft die Haar minder gunstig gezind was of die Haar leed heeft bezorgd), en voor elke handeling die deze ziel jegens Haar heeft gesteld en elk woord dat deze ziel tot Haar heeft gesproken, want Zij beschouwt al deze dingen (ook de negatief gekleurde) als kansen die God Haar op Haar levensweg heeft geschonken om heil te verwerven voor de verwezenlijking van Zijn Plan van Heil. Zo leert Zij Haar omgeving een ongewone kijk op leven en dood. Op de vruchtbare weidegronden van de Onbevlekte Tuin verwelken de boterbloemen nooit, want de dankbaarheid welt uit de bodem van Maria’s ziel als ontelbare gouden kroontjes die mede vorm geven aan de eeuwige lente. Haar eenheid met Gods Hart is zo volkomen dat Zij niet anders kan, dan Zijn ononderbroken geschenken beantwoorden met goud uit Zijn eigen zaad. Voor Haar is dit een noodzaak van leven. Zonder dankbaarheid zou het Hart van Maria zichzelf onherstelbaar verwonden, want indien het uur zou komen waarin Zij Haar Liefde voor God niet meer tot uitdrukking zou kunnen brengen, zou de Onbevlekte Tuin de ware zin van zijn bestaan verliezen. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die de volmaakte dankbaarheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien. “O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. 74 O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 1. Meesteres van mijn ziel, Uw hele wezen is zo volmaakt één met Gods Hart dat U de diepe zin van Zijn Plannen en Werken doorschouwt. Ik smeek U, leer mij begrijpen dat elke gebeurtenis, elke situatie op mijn levensweg, een werk van Gods handen is, dat mij naar Zijn Paradijs wil leiden. Wek in mij de dankbaarheid voor deze onophoudelijke blijken van Gods Liefde die samen mijn leven vormen. 2. Meesteres van mijn ziel, alle beproevingen op Uw levensweg zijn U tot bronnen van vreugde geworden, want zij gaven U de kans om God de diepgang van Uw Liefde te bewijzen. Ik smeek U, leer mij het onaangename in mijn leven te beschouwen als heel belangrijke dingen die binnen Gods Plan passen en waaraan ik het voorrecht krijg, te mogen meewerken door mijn liefdevolle en vertrouwvolle aanvaarding. 3. Meesteres van mijn ziel, U weet dat God geen onbenullige dingen doet, en dat al Zijn voorzieningen de ziel dichter bij de Hemel brengen. Ik smeek U, leer mij, niets in mijn leven als vanzelfsprekend aan te nemen, doch alles te beschouwen als het werk van Gods Liefde en van Uw bemiddeling. 4. Meesteres van mijn ziel, in Uw Hart kwam nooit enig verzet op tegen Gods beschikkingen. Ik smeek U, leer mij, het onaangename niet langer te zien als punten waarop God jegens mij tekortschiet. 5. Meesteres van mijn ziel, U hebt gezien hoe God geen ogenblik onverschillig blijft voor een ziel. Ik smeek U, open de ogen van mijn ziel voor de onzichtbare handen van God die mij dragen wanneer mijn weg moeilijk wordt en ik mij door Hem in de steek gelaten voel. Open mij voor de fluisteringen van Gods Liefde in mijn hart en in de verborgen weldaden op mijn levensweg. 6. Meesteres van mijn ziel, Uw dankbaarheid heeft God verheerlijkt in al Uw doen en laten. Ik smeek U, leef in mij, opdat ik U en God moge verheerlijken door elke klop van Uw eigen Hart in mij, dat elk ogenblik van Uw leven op aarde heeft beleefd als een volkomen en onvoorwaardelijke zelfofferande, en daardoor God zonder ophouden heeft gedankt voor de rijke en onuitsprekelijke gave van het leven. 75 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel Slechts een verwaarloosbaar klein gedeelte van Gods weldaden vindt zijn weerklank in dankbaarheid vanuit de zielen. Nochtans werkt de dankbaarheid als een sleutel voor een open communicatie tussen God en de zielen. Gods handelingen, die tot uitdrukking komen in alle werken van Zijn Voorzienigheid, kunnen worden beschouwd als radiosignalen die vanuit Gods Hart uitgezonden worden naar elk van Zijn schepselen. Zodra de ziel dankt, krijgt de Goddelijke radiozender een signaal van ontvangst: Hij weet dan dat de ziel op de radiosignalen “reageert”. Terwijl de aarde baadt in een oceaan van Goddelijke radiosignalen, blijft het in de Hemel opvallend stil aan wederberichten van de zielen uit. Het zaad van het “meigoud”, de boterbloemen, wordt weliswaar in de zielenbodems opgenomen (anders zou geen ziel in leven blijven), doch het lijkt over het algemeen niet uit te rijpen tot kroontjes van goud: God ziet weinig rendement voor Zijn gaven. De ziel die al haar gaven, talenten, genaden, vermogens en tussenkomsten van de Goddelijke Voorzienigheid laat renderen (tot vrucht of in bloei brengt), brengt hierdoor de grootste dankzegging. De zeeën van boterbloemen vormen het signaal van de weiden die God dank zeggen voor de nieuwe lente, met een passend geschenk: gouden kroontjes. Vele zielentuinen vertonen zelden boterbloemen. Zij bereiden zich dan ook niet voor op een nieuwe lente, een wedergeboorte voor het Goddelijk Leven. Laat de Meesteres van de zielen Uw grond bewerken voor een oogst van gouden dankbaarheid: 1. Volg Maria na, die bij elke minder aangename situatie in Haar leven tot God zei: “Dank, Mijn God, want Ik weet dat dit Mij en andere zielen een stap dichter bij onze eeuwige bestemming brengt ”. U zult merken dat U het minder aangename spoedig anders zult bekijken. Dat komt doordat Uw geest en hart door deze dankzegging “geherprogrammeerd worden” om volkomen over te vloeien in Gods Wil en in Zijn Werken en Plannen, en ook doordat dankzegging God aanspoort om U op een bijzondere wijze te begeleiden en te beschermen. 2. Prent Uzelf voortdurend in het hart dat U slechts op de wereld bent gekomen als een onderdeeltje van het systeem dat “Schepping” heet, en dat de enige zin en bedoeling van Uw leven ligt in de volbrenging van Uw persoonlijk aandeel in Gods Heilsplan. Zo zult U leren beseffen dat ALLES zin heeft, en dat ALLES in Uw leven Gods aandeel vormt in het uitbouwen van een afgerond geheel: de vervulling van Uw levensopdracht, die U de verdiensten moet brengen waarmee U de eeuwige gelukzaligheid in de Hemel betaalt. U zult dan begrijpen dat alle leed, beproevingen en lasten in Uw leven slechts enkele stenen in dit bouwwerk vormen, maar dat God vrijwel alle muren plus het dak voor 76 Zijn eigen rekening neemt. Een dagelijks “Dank U, mijn Schepper, Verlosser en Heiligmaker” is een heel kleine prijs voor dit eeuwig geschenk. 3. Vergeet geen ogenblik dat God met Uw leven slechts één ding beoogt: Hij verlangt, U na dit leven in Zijn eeuwig Paradijs te kunnen huisvesten. Hij vraagt daartoe de inspanning van een levenslang offer op vele wijzen, maar Hij geeft U twee onbetaalbare dingen in de plaats: - gaven, talenten, vermogens, genaden en tussenkomsten van Zijn Voorzienigheid, vanaf Uw geboorte tot in het uur van Uw lichamelijke dood; - het vooruitzicht van een eeuwigdurend, nooit eindigend geluk en ongekende heerlijkheden die alle verbeelding en voorstelling oneindig overtreffen. 12e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de vurigheid 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin Alle leven is beweging. Wanneer de ziel het ware Goddelijk Leven in zich draagt, sterft alle onderkoeldheid, alle lauwheid en alle kilte een stille dood. Zij krijgt deel aan de eenheid met de Bron van het Goddelijk Liefdesvuur. Aanschouw de talloze verrukkingen van de Onbevlekte Tuin, volmaakte Spiegel van Gods Plannen en Werken zoals deze voor alle eeuwen zijn beschikt. Boven de Onbevlekte Tuin hoor ik de volgende woorden uit Gods Hart weerklinken: “In U zal de schepping een venster op Onze Godheid vinden. Zij zal U eren, aan Uw macht onderworpen zijn, en in U Onze Glorie aanschouwen en verheerlijken tot ontsluiting van stromen van vuur voor de zielen. In U zal zij het vuur in Uw Hart leren liefhebben als het grootste geschenk van Ons Goddelijk Leven” In de Onbevlekte Tuin heerst een zalige warmte. De Zon van de Goddelijke Liefde dompelt er alles restloos onder in de volmaakte levenskracht. Hoewel deze zon de ontzagwekkende kracht van God Zelf belichaamt, verbrandt zij niets, tenzij de grond en de planten die niet naar haar verlangen. In de Onbevlekte Tuin smacht alles naar de volkomen eenheid met de Goddelijke Zon. Bovendien deint over deze hoogheilige grond onophoudelijk de zuurstofrijke bries van de Heilige Geest, die de Tuin het absolute maximum aan levenskracht biedt: de volheid van het Goddelijk Leven. Deze zuurstofrijke bries houdt de volle levenskracht, de volle vruchtbaarheid van de Onbevlekte Tuin in stand, wat tot uiting komt in de geestdrift, de bezieling waarmee in dit Paradijs alle processen zich voltrekken. En de bodem legt getuigenis af van de ongeremde tegenwoordigheid en uitwerking van Gods Levenskracht, 77 door de goudsbloem, de bloem die lijkt te stralen als een diep-oranje zon. Ooit toonde de Meesteres van mijn ziel mij de laagstaande zon boven een landschap in de wijde natuur op een zwoele, stille zomeravond als een symbool voor de heiligheid: heiligheid door vurigheid, en vurigheid door heiligheid. Deze zon is als een diep-oranje bol die stromen van Hemels goud over het landschap lijkt uit te gieten, terwijl dat landschap er op een zwoele, stille zomeravond zo intens vredig bij ligt, als symbool voor diepe innerlijke rust en vrede, stilte en overgave, vurige liefde en een onverstoord gemoed. Dit alles schetst ook de atmosfeer die op de ziel inwerkt wanneer zij het voorrecht krijgt om zich één te laten maken met de Onbevlekte Tuin. In de goudsbloemen lijkt de bodem er iets te weerspiegelen van het goud dat hij zonder onderbreking uit de Goddelijke Zon opdrinkt. Maria is zodanig ontvlamd door de Liefde en het innerlijk contact met God dat Haar wezen inwendig in brand lijkt te staan. De ziel wordt in deze Tuin diep geraakt door een atmosfeer van een zo ongenaakbare heiligheid dat zij in de ban komt van een macht die haar op de knieën dwingt. Hier vat de ziel de Waarheid over Maria als Draagster van Goddelijke macht. Maria bezit de macht om Gods Hart in vuur en vlam te zetten door de woorden die Zij spreekt in gebed, lofprijzing en onderrichting aan de zielen, woorden die in volmaakte overeenstemming zijn met datgene wat God wil horen om Zijn behoefte aan wederliefde te laten bevredigen. Elk woord dat een ziel spreekt, wekt welbepaalde krachten op. De woorden die Maria spreekt, de toon waarop Zij deze uitspreekt, de mantel van zachtheid en tederheid waarin zij deze hult, en de vlammen van Liefde die intussen uit Haar Hart schieten, verlenen Haar een macht die zelfs God in Haar ban brengt. Voel de macht die van Maria uitgaat op grond van Haar vurigheid: - Haar vurigheid is een kracht die God herinnert aan de kern, de essentie, het diepe wezen van Zijn Hart, dat de Bron is van Zijn scheppende, verlossende en heiligende kracht. Door Haar onvergelijkbare en constante vurigheid belichaamt Maria op deze wijze alle wezenstrekken van de Goddelijke macht; - Haar vurigheid is voor Haar een onuitputtelijke bron van kracht en volharding in alle lijden en beproevingen, en daardoor bron van een verlossende macht die, tenzij in Jezus Christus, op aarde nooit is gezien; hierdoor heeft Maria onmetelijke verdiensten van Medeverlossing verzameld, die Haar een zodanige macht op Gods Hart hebben verschaft dat elke verzuchting van Haar Hart voor Hem als het ware als een bevel is; - Haar vurigheid is voor Haar een bron van bezieling naar andere zielen toe. Dit verleent Haar een onuitsprekelijke rechtstreekse macht over de zielen die in staat zijn om Haar heiligheid enigszins te herkennen, en een even onuitsprekelijke onrechtstreekse macht over de andere zielen 78 doordat Zij Gods gunsten zo onbeperkt heeft opgewekt dat Zij bij Haar kroning in de Hemel bekrachtigd zou worden in de onaantastbare en onbereikbare positie die de Allerhoogste reeds vóór Haar Ontvangenis voor Haar had voorzien: deze van Meesteres van alle zielen. De Onbevlekte Meesteres van alle zielen beweegt Zich door Israël als een weinig opvallende ziel. Zeer weinige ogen zien Haar zoals Zij is, in Haar boven alles verheven grootheid en macht. Slechts de meest uitgerijpte zielen herkennen in Haar de unieke sporen van een constante eenheid met de Heilige Geest. Bij duizenden lopen de joden en de heidenen onachtzaam voorbij aan de Koningin van de Schepping. Zij heeft niet gewild dat Haar grootheid bekend zou worden vóór Gods tijd daartoe zou aanbreken. De onvolkomen mensenziel zou Haar op grond van die kennis aanbidden als een godin, terwijl Zij slechts God wil verheerlijken in al Haar doen en laten. Wat de rijpere zielen opvalt, is dat Maria niets “zomaar” kan doen: zelfs Haar meest onbenullig lijkende handelingen worden volbracht met een gedrevenheid en een vuur die de toeschouwer laten vermoeden dat Maria elke handeling op zich beschouwt als een afgeronde, totale daad, een geheel of een wereld op zich, zodanig dat Zij in elke daad een totale en absolute verheerlijking aan God wil leggen. Ik zie Haar samen met verscheidene andere vrouwen over een stofferige weg kuieren, enkele tientallen meter achter enkele groepjes apostelen aan. Ik vermoed dat Jezus vóór hen allen uit gaat, doch Hem zie ik niet. Ik zie een kind uit een nabij liggende tuin naar het groepje vrome vrouwen lopen, en vallen. Wenend blijft het liggen. Maria, die gesluierd en met neergebogen hoofd had gelopen, met naast Haar Maria Magdalena, kijkt op, stapt met enkele snelle passen op het kind toe, slaat met een verzekerde, bevallige beweging Haar sluier ten dele weg, en ik zie een prachtig gelaat met buitengewoon zachte ogen. Zij streelt het kind even over de wang, gaat op Haar rechterknie zitten, buigt voorover en kust de bezeerde knie van het gevallen meisje, dat naar deze mooie Dame kijkt met verbazing, als betoverd, en in enkele ogenblikken tijds naar Haar glimlacht. Maria opent een kleine stoffen buidel die Zij had gedragen, haalt een vrucht te voorschijn, geeft deze aan het meisje, en ik hoor Haar zeggen: “Dank de Heer voor je pijn. Kijk eens wat Hij je teruggeeft, Hij heeft de boom geschapen waaraan deze vrucht is gerijpt, en die de hele tijd op jou heeft gewacht”. Het meisje straalt, geeft geen kik meer, staat op en wandelt met de vrucht naar huis terug, terwijl zij blijft achterom kijken naar deze wonderlijke Dame. Het lijkt alsof zij bijna gelukkig is dat zij hier en nu heeft mogen vallen. Ziehier een halve minuut uit het leven van Maria: één gestroomlijnde handeling, met alle bestanddelen die Gods Hart in vuur en vlam zetten: Zij heeft Hem en Zijn Voorzienigheid geprezen, Zij heeft Zichzelf klein gemaakt door naast het meisje neer te knielen, Zij heeft een daad van naastenliefde gesteld, en Zij heeft het meisje alsook de toeschouwende 79 vrome vrouwen een grote levensles gegeven. Ik zie Haar opstaan, Haar sluier opnieuw neerlaten en biddend Haar weg vervolgen. Een klein gebeuren, doch brandend van heilig vuur. Ik zie Maria ook bidden. Wanneer Zij alleen is, verricht Zij vele gebeden geknield, met dien verstande dat Zij ook onophoudelijk bidt terwijl Zij dagelijkse werken verricht, en in dit laatste geval niet kan neerknielen. Doch de constante factor is de vurigheid. Niettemin waakt Maria er nauwgezet over, dat Zij geen medemens in verlegenheid brengt. Zo zie ik Haar bidden samen met andere mensen, en in deze gevallen doet Zij dit zoals de joden dit blijkbaar plegen te doen: staande, en soms voorover wiegend of buigend. Doch er wordt mij een uitzondering op deze regel getoond: in gezelschap van de Heilige Jozef zie ik Haar als heel jonge vrouw in gebed. Zij staan beiden rechtop, met het aangezicht naar elkaar toe gewend. Zij spreken beurtelings hardop (doch met heel zachte stem). Op zeker ogenblik heft Maria een lezing aan uit de profeet Jesaja, en Zij knielt neer. Meteen blijkt de reden: de tekst gaat over de komst van de Messias. Wat een vuur. Wanneer Maria bidt, gebeurt dit zoals een verliefde die verzuchtingen van ontembare en diep verlangende Liefde als vlammen uit Haar Hart naar Haar Goddelijke Geliefde stoot. Zo geeft Maria aan al Haar daden, aan al Haar woorden, zelfs aan Haar diepste en meest verborgen gedachten en gevoelens een meerwaarde door het vuur van waaruit dit alles van Haar Hart uitstroomt. Niets doet of zegt Zij “zomaar”, alles wordt doorheen Haar Hart geleid, daar in brand gestoken aan het Goddelijk vuur dat Haar volkomen beheerst, en dan pas over de wereld losgelaten. Zo wordt mij de diepgang getoond van de aard van Maria als “Transformator van Liefde”: alles wat aan Haar wordt toegewijd, wordt in Haar duizendvoudig versterkt, vervolmaakt, en dan in de Schatkamer van het Heil gelegd om als Genaden naar de zielen terug te keren. Reeds tijdens Haar leven op aarde gebeurde dit precies zo, met alles wat Haar werd toevertrouwd, en met alles wat in Haar eigen Hart ontsproot. De goudsbloemen in de Onbevlekte Tuin bloeien weelderig. Zij schieten op uit het zaad van Gods Liefdesvuur, dat tot rijping komt door Maria’s geestdriftig verlangen om de zielen te overstelpen met weldaden, om hen het bewijs te leveren van Gods Liefde en Zijn heilzame Werken in hun eigen leven. God vereeuwigt Haar onbegrensde verdiensten in deze diepgouden zonnen die in indrukwekkende perken Haar zielengrond sieren. En God ziet dat Zijn vuur beantwoord wordt, en houdt de kanalen van Zijn Barmhartigheid voor de zielen open, mede door de grenzeloze macht van hun Meesteres. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een serafijnse vurigheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar 80 opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien. “O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 1. Meesteres van mijn ziel, Uw vurigheid kende geen grenzen, en doordrong al Uw werken. Ik smeek U, wil mij zodanig vervullen met Uzelf dat ik mij met hart en ziel moge inzetten voor alle taken die ik op mijn levensweg vind. 2. Meesteres van mijn ziel, U hebt geen inspanning geschuwd in de offerande van Uzelf voor Gods Heilsplan. Ik smeek U, bevrijd mij van alle lauwheid in mijn werken voor God, voor U en voor de zielen. Beziel mij, opdat ik in alles het beste van mijzelf moge geven. 3. Meesteres van mijn ziel, U hebt de diepe betekenis doorschouwd van elk detail op Uw levensweg en van elk woord en elke handeling die van elke ziel uitgaat. Ik smeek U, bevrijd mij van alle onverschilligheid. Laat mij werkelijk begrijpen dat elke handeling, elk woord, elke gedachte en elk gevoel een verschil kan maken voor de verwezenlijking van Gods Plan met de zielen. 81 4. Meesteres van mijn ziel, U hebt Uzelf restloos aan God gegeven opdat geen detail van Uw leven onbenut zou blijven voor Zijn Plannen. Ik smeek U, wek in mij het vuur voor een diep doorleefde, totale en vurige toewijding aan U, opdat ik mijzelf op elk ogenblik van mijn leven zonder aarzelen volledig aan U moge geven. 5. Meesteres van mijn ziel, in U brandde het vuur van Gods Geest tot bezieling van het Goddelijk Leven dat in U de volheid had bereikt. Ik smeek U, wil mij bevrijden van elke neiging om mijn gebed en mijn contacten met God en met U te verrichten zonder gevoel, vanuit een dor en onbezield hart. 6. Meesteres van mijn ziel, al Uw doen en laten was gedreven door een brandend verlangen om een verschil te maken voor het heil van de zielen. Ik smeek U, wek in mij de koorts van de ziel die geen rust kent eer zij God en haar Meesteres in alles heeft behaagd, gedreven door het ware vuur dat in eeuwigheid niet meer dooft. 7. Meesteres van mijn ziel, in het Goddelijk vuur in Uw Hart kon geen kilte noch enig werk van de duisternis in leven blijven. Ik smeek U, wil al mijn handelingen, al mijn woorden, al mijn gevoelens en bestrevingen ontsteken aan het allerzuiverste vuur van Uw Hart, opdat zij al mijn tekortkomingen en zwakheden mogen verbranden, en het vuur van Gods Geest naar de aarde toe mogen trekken. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel O wonderbare ruil waardoor de Schepper heeft voorzien dat de ziel door de wijze waarop zij haar vrije wil gebruikt, zelf kan bepalen in welke mate zij het ware geluk ervaart. Diegene die Hij heeft verheven tot onbetwistbare Meesteres over alles, almachtig in de orde der Genade, prijkt als een ontzagwekkend Teken boven elke levensweg. Zij die Haar liefhebben, delen in Haar vuur, worden erdoor verwarmd en gevoed, en ervaren Haar strelende weldaden als de kussen van een bijna vloeibaargouden zon op een zalige, rustige, vredige zomeravond. Zij die onachtzaam aan Haar voorbijlopen, voelen in hun hart geen enkel verschil, en blijven ten prooi aan de willekeurige grillen van de zwiepende golven der wereldse stormen. Zij, ten slotte, die de duisternis beminnen, huiveren bij Haar aanblik, en worden door Haar macht op de knieën gedwongen en door Haar vurige stralen verschroeid, omdat Zij God Zelf, de Zon van Licht en Liefde, tegenwoordig stelt. Opdat het Licht in de duisternis zou stralen, wil Zij het zaad van Haar goudsbloemen met U delen. 1. Stel U voor dat U alle ellende van Uw aardse leven in verleden en heden, alle negatieve en onaangename herinneringen, alle hartenpijn en al Uw zwakheden samen op een hoop gooit, en zeg dan met alle krachten van Uw hele wezen: “Maria, Meesteres van mijn hele wezen 82 en van mijn levensweg, Koningin van de vurigheid, wil nu in mijn hart het vuur van Uw eigen Hart aansteken, opdat daarin alles verbrand moge worden dat mij hindert om te zijn wie ik echt wil zijn ”. Stel U voor hoe dit alles verteert in het vuur, en hoe rondom Uw ziel een ketting van vlammen ontstaat, die alle bekoring tot lauwheid, onverschilligheid, gebrek aan belangstelling voor de behoeften van de ZIEL en gebrek aan liefde, verhindert om nog langer Uw ziel aan te tasten. Stel U levendig voor, hoe dit vuur al Uw handelingen en woorden bezielt, en hoe een baan van vuur ontstaat tussen Uw hart en het Hart van Maria, en hoe dit vuur en zijn schitterend licht alle duistere invloeden uit Uw leven verbant. Bid intussen tot Maria dat Zij dit alles werkelijk in U laat gebeuren. 2. Houd U voor ogen dat elk gebrek aan vuur in Uw handelingen, woorden en verlangens naar het Goddelijke, Uw ziel laat bevriezen zoals een grond in de winter. Verlang intens naar de lentezon, en roep tot de Heilige Geest: “O Geest van God, allerheiligste Vuur dat harten en zielen doet ontvlammen, stort in mij de bezieling van het ware Goddelijk Leven, opdat in mij alles moge verteren wat niet bij U past, en mijn hart moge branden voor de vervulling van Gods Plannen en Werken. Wil mij begenadigen met de vurigheid die de winter van de zonde, van de onverschilligheid en van de verloren tijd uit het land van mijn ziel zal verdrijven”. 3. Houd U voor ogen dat de absolute bekroning van het aardse leven van een ziel hieruit bestaat, dat zij wordt tot beeld en gelijkenis van God. Beeld en gelijkenis van God kan slechts een ziel zijn, die Haar levenstaken met vuur verricht, want de vurigheid is een uiting van ware bezieling door de Heilige Geest met het vuur van de ware Goddelijke Liefde, een vuur dat verlossing en heiliging brengt over zielen, en dat in de ziel de vatbaarheid voor alle bekoring geleidelijk uitroeit en verbrandt. Het is op de as van deze brand dat de ziel wedergeboren wordt. INHOUD Inleiding - 2 Voorbereiding op de intrede in de Onbevlekte Tuin van Maria: de aankondiging van de eeuwige lente voor de zielen, de schepping van de Onbevlekte Tuin van Maria 1e wandeling: de zuiverheid 2e wandeling: de nederigheid 3e wandeling: de stilte 4e wandeling: de zachtheid 83 5e wandeling: de blijmoedigheid 6e wandeling: de gehoorzaamheid 7e wandeling: de totale zelfverloochening en offerbereidheid 8e wandeling: de totale overgave en toewijding 9e wandeling: de boetvaardigheid 10e wandeling: de geestdrift 11e wandeling: de dankbaarheid 12e wandeling: de vurigheid © Copyright 2008: Deze heilige boodschappen zijn een vrije publicatie. Daarom werd door Myriam van Nazareth toegestaan, kopieën te maken onder voorwaarde dat de tekst op geen enkele manier wordt veranderd en alleen mag doorgeven worden zonder financieel gewin. Apostolaat „Myriam van Nazareth“ Postbus 50 15 59, D-50975 Keulen Duitsland Verdere teksten www.myriam-van-nazareth.net e-mail: [email protected] giften voor het apostolaat „Myriam van Nazareth“: Apostolat • Deutsche Bank • BLZ 37070060 • Konto-Nr. 3646445 Für Überweisungen aus dem Ausland: BIC: DEUTDEDKXXX , IBAN: DE66370700600364644500 84