15 augustus 2012, Augustinuskerk, OLVrouw ten hemelopneming (Lc 1,39-56). Dierbare broeders en zusters. het feest dat we vandaag in de Kerk vieren, betreft de Moeder Gods, de heilige maagd Maria. In het evangelie hoorden we, hoe Maria van de engel een belangrijke boodschap krijgt en daar positief op reageert. Ze wijst Gods toezegging niet af; integendeel, ze beaamt die. Op haar eigen menselijke manier werkt ze dus mee aan de verheldering van onze wereld. Ze beaamt immers het Leven zelf, ten einde met haar Amen het Leven zelf open te baren. En het Leven is het Licht der mensen. Maar over de dood van Maria horen we in het evangelie niets. Bij de dood van haar Zóón staat de moeder onder het kruis. Het laatst wordt er over haar gesproken in Handelingen (1,14). Daar wijdt zij zich, samen met de andere vrouwen en de apostelen, aan het gebed, in blijde verwachting van de komst van de Heilige Geest. Maar over het sterven en de dood van Maria spreken de Schriften niet. En dat is de reden waarom de christenen uit de Reformatie een feest als dat van vandaag, niet met ons meevieren. Waarom vieren katholieken het dan wel? Omdat wij met behulp van de Schriftteksten verder durven nadenken en mediteren over de geheimen van het geloof. Samen met de Oosterse Kerk vinden wij namelijk dat Maria wezenlijk in het geheim van ons geloof thuis hoort. Dat ze niet is weg te denken uit het verhaal van de redding van de wereld. Dat zonder haar het reddingsverhaal niet af is. Zonder haar zou het niet eens verteld kunnen worden. Er zijn feesten in het kerkelijk jaar die bij ons wat gemakkelijker vallen: Kerstmis bijvoorbeeld, en met een beetje goede wil, Pasen ook nog wel. Met Drievuldigheidszondag ligt het al wat moeilijker. Ook dat is een geloofsgeheim. Maar zelfs de meest goedwillende gelovige loopt er het liefst met een boog omheen, omdat men dat grote geheim niet binnen durft te gaan. En dat lijkt ook wel het geval te zijn met de ten hemel opneming van Maria. Wat kun je daar nu over zeggen? Of sterker nog: wat willen mensen daar nu van weten? Toch wordt Maria’s tenhemelopneming al eeuwenlang gevierd, zowel in de Kerk van het Oosten als in de Kerk van het Westen. En ofschoon haar tenhemelopneming niet in de Schrift wordt vermeld, behoort de ten hemelopneming wel tot de gelovige traditie. Want het is typisch katholiek om niet alleen de woorden van de Schrift, maar ook de gelovige traditie serieus te nemen. Deze traditie werd zelfs zo serieus genomen, dat, paus Pius XII, na vele eeuwen van steeds sterker aandringen, het in 1950 tot een dogma verklaarde. Een dogma is een samenvattende tekst. Het spreekt een bepaald geheim van het geloof in compacte termen uit. Het dient als een leuning. Je hebt er houvast aan om je te behoeden voor struikelen en om in de goede richting te gaan. Als je op eigen houtje een heel andere richting in wilt slaan, dan dreig je gemakkelijk de verkéérde kant op te gaan.’ Vandaag luidt dus het dogma: Maria is met ziel en lichaam ten hemel opgenomen. Wat wil de Kerk daar nu mee zeggen? Wat staat er eigenlijk op het spel? Het eeuwige Woord van God is volledig aanwezig in de persoon van Jesus. Als christenen geloven we dat. De Kerk belijdt in Jesus Christus zowel zijn God-zijn als zijn mens-zijn. Liefst zo duidelijk mogelijk. De Kerk meent dat daarom niet beter te kunnen doen, dan in die belijdenis ook Jesus’ moeder te betrekken. We noemen Maria de Moeder van God. Dwz: als moeder van Jesus Christus heeft zij een bijzonder Kind gebaard. In dat Kind heeft het Woord van God het lichaam van een mens aangenomen en is het mens geworden. Het goddelijk Woord kon dat natuurlijk niet buiten zijn moeder om doen. Niemand kan echt mens worden zonder moeder, ook God niet. Maria’s onvoorwaardelijke medewerking aan Gods plan met de wereld, was dus niet zonder belang. Het werd niet opgelegd. Het werd niet geëist. Maar het werd door God aan haar gevráágd. Wil je meewerken? Zoals God ook aan ons steeds vraagt of we met Hem willen meedoen. Meedoen, door in onszelf en in onze wereld Zijn Woord vlees en bloed te laten worden. Dat wereldwijde proces is in, en met, en door Maria begonnen. Het is de menselijke kant van een heilzaam genezingsproces. Het laat zien hoe God de oorspronkelijke statuur van de mens wil erkennen. Hij ziet ons staan. Wij zijn in zijn ogen zijn bijzonder schepsel. Aan ons wil Hij iets groots toevertrouwen. Dat zit allemaal besloten in het dogma van Maria’s tenhemelopneming met ziel en lichaam. Niet alleen de ziel maar ook het lichaam geeft de bijzondere waardigheid van de mens aan. Gods verlossingsplan is geen zielig plan. Het gaat ook om het lichaam, niet alleen om de ziel, en zeker niet om zielige zielen. Door haar Amen en met haar lichaam heeft Maria Jesus gebaard. Uit haar lichaam is Hij geboren. In haar lichaam werd zij dan ook gevrijwaard van de doem die over de wereld was gekomen. Na haar leven van opperste dienstbaarheid, toen Maria dit dienstbare en vruchtbare leven afsloot, en ontsliep, toen heeft God haar in diezelfde toegewijde ongeschondenheid tot zich willen nemen. God heeft haar met lichaam en ziel naar zich toegehaald. Zo’n groot geheim kun je niet met zelf uitgedachte biologische of medische termen uitdrukken. Je hebt er andere woorden voor nodig, woorden die ons in de gelovige traditie worden aangereikt. Amen.